8 Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2023

Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2023

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2023 ( 36200-XVII ).

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. We zijn inmiddels toe aan de tweede termijn van de minister, waarin zij de 31 moties die zijn ingediend, gaat appreciëren. We hebben ook nog zes amendementen en een paar resterende vragen. Gelet op de tijd wil ik voorstellen om het zo kort mogelijk te houden. Een interruptie sta ik alleen maar toe als het een verduidelijkingsvraag is over een motie en als die niet is bedoeld om het debat te heropenen. Ik heet uiteraard de minister, de leden en de volle publieke tribune weer welkom.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Dat gezegd hebbende zou ik graag de minister het woord willen geven.

Minister Schreinemacher:

Dank u wel, voorzitter. Dank u wel voor het debat in de eerste termijn en de gestelde vragen in de tweede termijn. Ik zal eerst de vragen doen, dan de moties en daarna behandel ik de amendementen.

Ik begin met een vraag van de heer Van Dijk over de enorme bedragen — de heer Eppink noemde die — die weg worden gesluisd door corrupte leiders in Afrika. We herkennen die cijfers, en die zijn inderdaad enorm. De jaarlijkse uitstroom van onwettige geldstromen en belastingontwijking uit Afrikaanse landen wordt door de VN geschat op 88,6 miljard dollar. Daarom voegt het kabinet het tegengaan van onwettige geldstromen toe aan het actieplan beleidscoherentie voor ontwikkeling. We willen voorkomen dat Nederland wordt gebruikt als doorsluisland voor dergelijke stromen. Dit kabinet werkt verder aan het terugdringen van het gebruik van Nederland als doorstroomland. Nederland heeft de afgelopen jaren verschillende maatregelen genomen om belastingontwijking tegen te gaan, waaronder de invoering van conditionele bronbelastingen op rentes en royalty's naar laagbelaste jurisdicties en in misbruiksituaties. Dat zeg ik in antwoord op de vraag van de heer Van Dijk.

Mevrouw Kuik vroeg of wij met EU-partners aan tafel gaan met vier grote handelaren. We hebben hier al eerder navraag over gedaan bij de Commissie. Er zijn geen signalen dat er sprake is van kartelafspraken of van misbruik van de machtspositie. Die handelsketens zijn complex. Het is ook moeilijk vast te stellen wie op dit moment eigenaar is van het graan, wie dat op welk moment is. Volgens de Commissie zijn er goede verklaringen voor de hoge graanprijzen, zoals exportbeperkingen, hoge transportkosten en de hoge prijs van kunstmest, die samenhangt met de hoge gasprijzen. Dit wil ik echt blijven volgen. Ik wil hier met de Commissie en samen met mijn EU-partners stevig aandacht voor houden. Ik wil er bij de Commissie op aandringen om dat te doen. Ik hou de signalen van het Wereldvoedselprogramma in de gaten. Als er aanleiding voor is, ben ik natuurlijk absoluut bereid om dat verder op te brengen en verder vorm te geven in EU-verband.

Dan vroeg de heer Hammelburg nog: hoe materialiseert Nederland de steun voor de winter aan Oekraïne? Ik deel de zorg die de heer Hammelburg uitsprak over de noden in Oekraïne voor deze winter. Ik heb aangegeven dat het kabinet heeft besloten de hulp te verhogen. Wij gaan u daar nader over berichten in de Najaarsnota. Maar het is in ieder geval al belangrijk om aan te geven dat Nederland echt zijn fair share neemt als het gaat om de winterization. Ik heb het over Oekraïne klaarmaken voor de zware winter die gaat komen. We weten al, zeker na alle aanvallen door Rusland op Oekraïne, dat daar echt behoefte aan is, grote behoefte.

Dan vroeg de heer Hammelburg ook nog naar de internationale conferentie over imvo die wij organiseren: nodigen we daarvoor ook sociale partners uit? Ik vind het absoluut belangrijk om alle gezichtspunten bij zo'n conferentie mee te nemen. Zeker het Nederlands maatschappelijk middenveld en de sociale partners zullen allemaal uitgenodigd worden. Ook ga ik mijn collega's uit de omringende landen betrekken. Ik moet even kijken of ik dan ook weer vakbonden uitnodig. Ik weet niet wat voor hal we moeten huren om iedereen onder te kunnen brengen, maar ik begrijp de kreet van de heer Hammelburg heel goed. We zullen dus kijken hoe we zo veel mogelijk gezichtspunten, ook uit andere lidstaten, mee kunnen nemen.

Dan vroeg de heer Van der Lee nog naar de convenanten. Daar kom ik zo op bij de moties.

Dan vroeg mevrouw Koekkoek van Volt nog naar de gegevensuitwisseling tussen de VS en de EU. De executive order van de VS wordt momenteel nader bestudeerd in aanloop naar de publicatie van een conceptadequaatheidsbesluit door de Commissie. Uw Kamer wordt daar t.z.t. over geïnformeerd. Daarbij wordt vanzelfsprekend ook de blik van het kabinet op de executive order meegenomen. Voor het kabinet is het essentieel dat een nieuw adequaatheidsbesluit alleen tot stand mag komen als ten volle aan de uitspraken van het EU-Hof tegemoet wordt gekomen.

Met de heer Stoffer en de heer Van Dijk had ik het ook even over het tegengaan van drang en dwang en hoe we dat nu gaan evalueren. Ik denk dat het belangrijkste is dat ik hier nogmaals benadruk dat de keuzevrijheid van een vrouw het aller-, allerbelangrijkste is bij abortus. Het tegengaan van drang en dwang is ook voor Nederland heel erg belangrijk bij de keuze voor en toegang tot abortus. Die neem ik dus ook mee in de beleidsdialoog met de partners. Keuzevrijheid staat hierbij centraal, maar het gaat er dus om of er drang en dwang is bij de abortus en ook bij het voldragen van een kind. Die nemen we beide mee in onze beleidsdialoog met de partners.

De heer Klink refereerde nog even aan het aanstellen van een gezant. Ik heb hem in de eerste termijn toegezegd dat ik zal kijken hoe we daar invulling aan gaan geven. U zei meteen: ik verwelkom het besluit dat er een gezant komt. We gaan even kijken hoe we dat gaan doen, maar het belang daarvan begrijp ik. Ik begrijp ook dat we moeten bekijken hoe we ons Nederlandse bedrijfsleven zo goed mogelijk kunnen positioneren. Het doel begrijp ik dus helemaal en onderschrijf ik ook. Ik kom er eind van de maand op terug of dat met een gezant is of op een andere manier. Dat heb ik toegezegd.

Ik zal heel snel door de moties heen gaan. Ik begin bij de motie op stuk nr. 12 van de heer Hammelburg. Ik wil eigenlijk vragen of de heer Hammelburg die motie wil aanhouden. Het kabinet voelt ook echt het ongemak en de urgentie die de Kamer voelt op dit onderwerp. Binnenkort komt er een brief over open strategische autonomie. Die zal naar uw Kamer worden gestuurd. Daarin wordt daar dan nader op ingegaan. Het bedrijfsleven wordt al proactief betrokken via beleidsconsultaties. Maar ik denk dat de heer Hammelburg met betrekking tot zijn vraag al zeer tegemoet wordt gekomen met de brief over onafhankelijke strategische autonomie.

De voorzitter:

Meneer Hammelburg, bent u voornemens om de motie aan te houden na dit betoog?

De heer Hammelburg (D66):

Ja, voorzitter. Ik houd de motie aan tot we die brief hebben. We gaan die brief lezen en dan kijken we alsnog.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Hammelburg stel ik voor zijn motie (36200-XVII, nr. 12) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Dan de motie op stuk nr. 13.

Minister Schreinemacher:

Ik wil vragen of hij de motie op stuk nr. 13 ook aan wil houden. Die gaat over SRGR en wat Roe versus Wade betekent voor de financiering van SRGR-projecten in ontwikkelingslanden. Ik heb het daar ook met Samantha Power van USAID over gehad toen ik onlangs in Washington was. Zij heeft mij ervan verzekerd dat de VS echt vasthouden aan hun inzet op het gebied van SRGR. Ik vind de motie nu prematuur. Wij hebben namelijk nog geen signalen dat de VS de financiering terugtrekken. Daarom zou ik zeggen: aanhouden. Anders moet ik de motie ontraden.

De voorzitter:

De heer Hammelburg geeft aan dat hij hierover gaat nadenken, dus we noteren het verzoek tot aanhouden en dat die anders ontraden wordt.

Minister Schreinemacher:

Dank u wel.

Dan de motie op stuk nr. 14 van de heer Hammelburg over noodhulp en het daarbij altijd betrekken van seksuele gezondheidszorg en abortuszorg. Die motie wil ik graag oordeel Kamer geven, mits deze seksuele gezondheidszorg en abortuszorg verleend wordt binnen de juridische kaders van het land waar de noodhulp wordt geboden. Mag ik dat zo interpreteren?

De voorzitter:

Ik zie de heer Hammelburg knikken: oordeel Kamer.

Minister Schreinemacher:

Dat is heel goed. Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 15 van de heer Hammelburg. Die is ontraden. Dat komt omdat ik zelf ook geen voorstander ben van aparte humanitaire financiering voor specifieke groepen. We steken echt onze energie in een humanitair systeem dat in z'n geheel snel, effectief en inclusieve noodhulp moet bieden. In het zeker stellen van toegang tot reguliere humanitaire fondsen voor gediscrimineerde groepen, zoals lhbtiq+, is dat ook een vast onderdeel. Dus het is niet zo dat we in de projecten die we doen niet op specifieke doelgroepen inzetten, maar we turven alleen niet achteraf hoeveel van die mensen we hebben bereikt. Dat heb ik vandaag ook al eerder in het debat gezegd.

De heer Hammelburg (D66):

Dit gaat toch wel een beetje over interpretatie. Ik verwacht ook niet dat er targets of KPI's op komen. Wat ik wel verwacht, is dat we een beeld hebben van hoe toegankelijk het nou is. Het is een onderzoeksmotie. Het is geen verzoek aan de minister om er nu voor te zorgen dat 30% aan een bepaalde doelgroep wordt gekoppeld. Ik vraag de minister dus om dat met deze uitleg van de motie toch nog een keer te heroverwegen.

Minister Schreinemacher:

Als ik die zo mag interpreteren dat we onderzoek doen naar hoe we bepaalde doelgroepen kunnen betrekken bij de projecten die we doen, zonder dat we achteraf verantwoording afleggen over de aantallen die we hebben bereikt, maar dat we wel de organisaties oproepen om oog te hebben voor die bepaalde doelgroepen, dan kan ik die oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Ik zie de heer Hammelburg knikken. Hij kan instemmen met deze interpretatie. Dan is die dus oordeel Kamer.

Minister Schreinemacher:

De motie op stuk nr. 16 van de heer Hammelburg ontraad ik. In het debat heb ik eigenlijk al uitgelegd waarom ik dat doe. Ik heb de drempel al verlaagd van €250.000 naar €100.000 en ik heb de bestedingstermijn ook verlengd. Ik vind het echt belangrijk dat we dit eerst afwachten om te bekijken of lokale organisaties nu voldoende toegang hebben. Ik heb gezegd dat ik wil kijken naar de regeldruk en naar de manier waarop organisaties moeten rapporteren, maar ik vind het ook belangrijk om hier te zeggen dat de Algemene Rekenkamer ook heeft gezegd: we moeten waken voor fragmentatie en het moet ook voor onze organisatie uitvoerbaar zijn. Ik vrees echt dat een lager bestedingsbedrag te laag is.

De heer Hammelburg (D66):

Dat laatste is ook mijn zorg, dus die deel ik met de minister. Zou ik het voorstel mogen doen om de motie aan te houden totdat de minister iets meer inzicht geeft in datgene wat zij heeft aangekondigd? Dan is mijn vraag aan de minister wel wanneer we dat mogen verwachten.

Minister Schreinemacher:

We hebben gezegd: tot en met 2023. Dat aanhouden begrijp ik, maar die bestedingstermijn hebben we best wel verlengd. Ik zou dus zeggen: tot eind 2023. We kunnen ook zeggen dat we het bij de volgende begrotingsbehandeling bekijken.

De voorzitter:

De heer Hammelburg gaat erover nadenken, maar de motie is dus vooralsnog ontraden, als die in stemming wordt gebracht.

Dan zijn we bij de motie op stuk nr. 17.

Minister Schreinemacher:

De motie op stuk nr. 17 is ontraden. Daar hebben we het al uitgebreid over gehad.

De motie op stuk nr. 18 is ook ontraden. Ik heb in mijn nota over BHOS duidelijk uiteengezet wat het nut en de noodzaak is van ontwikkelingssamenwerking voor Nederland.

De motie op stuk nr. 19 is ook ontraden. Daar heb ik in de eerste termijn argumenten voor gegeven. We steunen Nederlandse ondernemers met vele instrumenten in de huidige crisis. Ik heb ook al gesproken over verzekeringen die ondernemers eventueel kunnen afsluiten.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 20. Dat is de vierde motie van mevrouw Van Weerdenburg, over de tweederdemeerderheid voor goedkeuring van het Mercosur-verdrag. Die is ook ontraden. Dat heb ik in mijn eerste termijn ook al aangegeven.

De voorzitter:

Dan zijn we bij de motie op stuk nr. 21.

Minister Schreinemacher:

Oordeel Kamer. Die is van de heer Klink. De motie gaat over onderzoek naar de mogelijkheden en effecten van een directe koppeling. Ik heb ook goed geluisterd naar de interventie van de heer Hammelburg hierbij. Ik benadruk dat dit onderzoek wel over alle facetten zal gaan, dus zowel de voor- als nadelen van zo'n koppeling. Het wordt een breed onderzoek als de motie zou worden aangenomen.

De voorzitter:

Oké. De motie op stuk nr. 21 krijgt oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 22.

Minister Schreinemacher:

De motie op stuk nr. 22 krijgt oordeel Kamer. Die gaat over de brede consultaties. Ik laat het oordeel over deze motie graag aan de Kamer. Ik begrijp deze wens heel goed.

De voorzitter:

Dit roept toch een vraag op bij de heer Van der Lee van GroenLinks.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ja, omdat ik mijn fractie en die van de PvdA moet adviseren. Ik snap namelijk niet dat deze motie oordeel Kamer krijgt. Het probleem is dat hier niet als ondergrens wordt geformuleerd dat het moet voldoen aan de OESO-richtlijnen. Het gaat dan om zowel de Europese als de nationale wet. Hier lijkt vooral het speelveld voorop te staan. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat alleen een gelijk speelveld maatgevend is?

Minister Schreinemacher:

Ik heb mij vooral gericht op het verzoek aan de regering. Ik denk dat een gelijk speelveld bij imvo-wetgeving ook heel relevant is. Dat hebben we namelijk ook opgenomen in het coalitieakkoord.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dat ontken ik ook niet. Mijn punt is dat in deze motie op geen enkele manier wordt uitgesproken dat de wetgeving die er komt, zowel Europees als nationaal, moet voldoen aan de OESO-richtlijnen. Dat is wat de minister al vaker aan de Kamer heeft laten weten. Deze motie lijkt te suggereren dat het gelijke speelveld leidend is. Dat lijkt mij de omgekeerde volgorde. Ik ontken niet dat het speelveld relevant is. Daar hebben we ook rekening mee gehouden in de initiatiefwet. Het is echter niet zo dat dat als enige kan bepalen wat de inhoud van de wet wordt.

Minister Schreinemacher:

Als enige niet, nee. Dat ben ik met de heer Van der Lee eens.

De voorzitter:

Ik kijk heel even naar de heer Van der Lee. Waar leest hij dat dat het enige punt is? Volgens mij staat dat er namelijk niet.

Minister Schreinemacher:

Kan de heer Klink hier misschien op reageren? Ik spreek nu namelijk voor hem over zijn motie, en dat lijkt me niet juist.

De voorzitter:

Ik zou de heer Klink graag het woord willen geven, want dan kan hij het uitleggen.

De heer Klink (VVD):

De heer Van der Lee wijst op de OESO-richtlijnen. Daar kan nu geen discussie over bestaan, want die staan er gewoon niet in. Als ik in deze motie opgenomen zou hebben dat de OESO-richtlijnen ter discussie zouden staan, dan heb je een nieuwe realiteit, en dan is het ook legitiem wat de heer Van der Lee hier ten gehore brengt. Dat is hier echter niet aan de orde. Het gaat hier juist om wat ook in de constateringen van het coalitieakkoord staat.

De voorzitter:

Dan heeft u de zorg van de heer Van der Lee weggenomen. De intentie van de motie is niet om de OESO-normen aan de kant te zetten, lees ik.

De heer Klink (VVD):

Er staat niet in de motie dat de OESO-normen weggehaald moeten worden. Er staat überhaupt niets over de OESO-richtlijnen in deze motie, dus die staan verder niet ter discussie.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan hebben we dat verduidelijkt.

De heer Hammelburg (D66):

Ik vrees dat we dat niet hebben verduidelijkt. Er staat namelijk "in ieder geval". Er zijn andere landen die zich niet aan de OESO-richtlijnen houden. Ik verwacht niet dat dat zo is, hoor, maar dan is het wel in strijd met de inzet van de minister, de inzet van de Kamer en de uitspraken van de minister in eerdere debatten. Bovendien hebben we in het coalitieakkoord afgesproken "rekening houdend met" en niet "in ieder geval". Er is dus wel degelijk een heel belangrijk verschil tussen deze motie en het coalitieakkoord. Dan kan deze motie, naar mijn mening, ook geen oordeel Kamer krijgen.

De voorzitter:

Volgens mij heeft u uw punt gemaakt. Ik kijk naar de minister. Blijft zij na deze toelichting en attendering bij haar oordeel? O, ik zie dat mevrouw Van der Graaf nog een suggestie heeft.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik heb inderdaad nog een suggestie om hier misschien uit te komen. Als de heer Van der Lee …

De voorzitter:

De heer Klink.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Als meneer Klink, de hoofdindiener van de motie, bereid zou zijn om in die motie op te nemen dat het wetgeving zou moeten zijn die in lijn is met de OESO-richtlijnen, dan heb je elkaar gevonden.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de heer Klink. Is hij daartoe bereid?

De heer Klink (VVD):

Er wordt nu een tegenstelling gecreëerd die er niet is. Volgens mij heeft de minister daar een heel duidelijk antwoord op gegeven. De OESO-richtlijnen staan niet ter discussie. Het punt is nu — dat is ook een belangrijk deel van mijn bijdrage geweest — het rekening houden met een gelijk speelveld met de omringende landen. Dat is waartoe verzocht wordt. De OESO-richtlijnen staan niet ter discussie. Het is niet zo dat de OESO-richtlijnen ineens niet meer aan de orde zijn. Ik kan me juist heel goed vinden in de appreciatie van de minister. Ik zie dus ook echt niet in waarom de motie nu ineens aangepast zou moeten worden.

De voorzitter:

Oké. Volgens mij hebben we nu best lang over dit punt gesproken. De motie is ingediend. Toen hebben we ook alle gelegenheid gehad om te vragen wat de heer Klink precies met die motie bedoelde. Dat is nu vanuit meerdere kanten verduidelijkt. Ik kijk naar de minister. Doet deze discussie nog wat af aan haar oordeel? Volgens mij kunt u er daarna allemaal over stemmen. Op dat moment kunt u een uitspraak doen over de motie.

Minister Schreinemacher:

Als ik de laatste zin zo mag interpreteren dat er in ieder geval sprake is van zowel een gelijk speelveld met de ons omringende landen als dat er rekening wordt gehouden met de ons omringende landen, dan geef ik oordeel Kamer.

De voorzitter:

Tot slot geef ik mevrouw Teunissen het woord, omdat zij het woord nog niet heeft gehad. Daarna sluit ik het af. Dan is het aan het oordeel van de minister en kunt u daar allemaal over stemmen op dinsdag.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik vraag aan de minister toch opheldering over haar oordeel. Iedereen moet er namelijk straks over stemmen. De mvo-wetgeving heeft heel helder de OESO-richtlijnen als ondergrens, als voorwaarde. Hier staat dat er een gelijk speelveld moet worden geborgd, dat dat dus als voorwaarde geldt. Het kan niet per se alle twee waar zijn. Ik wil dus graag opheldering van de minister over waarom ze het dan toch oordeel Kamer geeft. Het gelijke speelveld is namelijk niet per se een ondergrens van de mvo-wetgeving. Nee, dat zijn de OESO-richtlijnen. Klopt dat?

Minister Schreinemacher:

Ik ben het toch eens met wat de heer Klink zei. U creëert nu ook een tegenstelling die er niet is. Wij hebben wel gezegd dat we rekening houden met een gelijk speelveld. We hebben dat afgesproken in het coalitieakkoord.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Waar is deze motie dan voor nodig?

Minister Schreinemacher:

Deze motie gaat over brede consultaties, niet over de OESO-richtlijnen. Ik hoef het niet uit te leggen voor de heer Klink. Ik zeg alleen: oordeel Kamer. Volgens mij heb ik dat …

De voorzitter:

Ik wil het hierbij houden, want we hebben het er volgens mij nu lang genoeg over gehad. We hebben ook in het debat erover gesproken. Het oordeel Kamer is gegeven. U kunt zich daar dinsdag allemaal over uitspreken, of u voor of tegen deze motie bent. Dan nu de motie op stuk nr. 23.

Minister Schreinemacher:

Die motie geef ik oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 24 is van mevrouw Van der Graaf en de heer Klink, over de methode Farmer Managed Natural Regeneration. Die zou ik oordeel Kamer willen geven. We hebben geen aparte speerpunten in het BHOS-beleid. Als ik dus "speerpunten" mag lezen als onderdelen van het beleid, zie ik de motie als ondersteuning van mijn beleid. Die methode werkt in droge gebieden en is een local practice.

De voorzitter:

Met deze lezing kijk ik even naar de indieners. Die zijn akkoord. De motie krijgt dus oordeel Kamer.

Minister Schreinemacher:

De motie op stuk nr. 25 geef ik ook oordeel Kamer. Daarbij heb ik de volgende interpretatie. Zoals ik ook al zei, hebben we nu een pilot lopen met Invest International. Het is volgens mij heel belangrijk dat we die resultaten afwachten. Daaraan wil ik toevoegen dat het doel van de pilot is om met financiering meer impact te genereren met het bedrijfsleven in combinatielanden. De motie vraagt om een nieuwe faciliteit, maar als we die gaan inrichten, zou ik het graag op basis van die pilot doen. Volgens mij is de pilot dan die nieuwe faciliteit. Mag ik dat zo interpreteren?

De voorzitter:

De heer Amhaouch, de indiener, knikt, dus de motie op stuk nr. 25 krijgt oordeel Kamer.

Minister Schreinemacher:

De motie-Kuik c.s. op stuk nr. 26 gaat over de graandeal. Die krijgt oordeel Kamer. Ik wil daar wel bij gezegd hebben dat de percentages in de overwegingen niet kloppen. Daar heb ik net ook al wat over gezegd. Er gaat niet 4% naar de armste landen. Er gaat 20% naar de armste landen en 50% naar de middeninkomenslanden. Met die overweging ben ik het dus niet eens, maar verder krijgt de motie oordeel Kamer

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Kuik knikken. De motie krijgt oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 27.

Minister Schreinemacher:

Die is van mevrouw Kuik en mevrouw Van der Graaf, en gaat over een evenredige verdeling. Ik heb in mijn eerste termijn aangegeven dat er nu een IOB-evaluatie loopt en dat die in december wordt gepubliceerd. Op basis daarvan wil ik kijken naar een verdeling. Hier staat "evenredige verdeling", dus ik moet de motie in de huidige versie ontraden. Als het woord "evenredig" uit het dictum gehaald zou kunnen worden, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Ik kijk even naar mevrouw Kuik. Zij schudt nee, dus dan wordt de motie ontraden.

Minister Schreinemacher:

Ja.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 28.

Minister Schreinemacher:

Die is van de heer Van der Lee en gaat over de subsidieregeling imvo. Die motie wil ik op dit moment ontraden. Ik begrijp uw zorgen, zoals ik in de eerste termijn heb gezegd, en ik ga daar serieus naar kijken. Het opschorten van de subsidieregeling betekent echter dat er op dit moment geen financiering zal zijn voor het vervolg van het kleding- en textielconvenant en dat er geen financiering voor de maatschappelijke organisaties zal zijn om de huidige convenanten uit te voeren. Ik ga dus liever aan de slag met de rol die wij als overheid kunnen spelen, zoals ik al zei in mijn eerste termijn. We gaan echt actiever aan tafel zitten. Ik zou daar graag met uw Kamer op een later moment over spreken. Maar de motie vraagt om het subsidiekader aan te houden, dus daarom moet ik haar helaas ontraden.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de motie op stuk nr. 29.

Minister Schreinemacher:

De motie op stuk nr. 29 van de heren Van der Lee en Thijssen ontraad ik. Ik heb dat eigenlijk ook al uitgelegd in mijn eerste termijn. Wij hanteren de systematiek van asieltoerekening zoals het kabinet dat al jaren doet en wij blijven dat zo doen.

Dan de motie van mevrouw Van der Graaf op stuk nr. 30 over het opnemen van online seksuele uitbuiting van kinderen in SRGR, in samenwerking met Justitie en Veiligheid. Ik wil ook die motie oordeel Kamer geven. Ik interpreteer deze wel als volgt. De bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen heeft op dit moment ook een nadrukkelijke plek gekregen in ons SRGR-beleid. Binnen het hiervoor opgezette beleidskader is er ruimte om ook de bestrijding van online-uitbuiting in te zetten. Zoals ik in mijn brief van 18 mei heb aangegeven, zoeken wij daarbij op de relevante momenten ook aansluiting met Justitie en Veiligheid. Er is op dit moment dus al ruimte daarvoor in het beleidskader.

De voorzitter:

Dus de motie op stuk nr. 30 krijgt oordeel Kamer?

Minister Schreinemacher:

Ja, oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 31: oordeel Kamer. Het afleggen van veldonderzoek in het kader van MOPAN is nog geen vast onderdeel, maar we kunnen zeker kijken waarmee — ook afhankelijk van andere donoren — we MOPAN veldonderzoeken kunnen laten uitvoeren. Oordeel Kamer dus.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 32.

Minister Schreinemacher:

Deze motie gaat over de doelmatigheid en de doeltreffendheid. Ik ben daar in mijn beantwoording ook op ingegaan. Met de huidige systematiek kunnen we de fluctuaties opvangen en kunnen we ook echt doelmatig en doeltreffend langetermijnbeleid voeren. Ik ontraad die dus.

De motie op stuk nr. 33 gaat over de modernisering van de Energy Charter Treaty. Ik heb daarover uitgebreid met mevrouw Teunissen van gedachten gewisseld: die is ook ontraden.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat: ik vermoed dat mevrouw Van der Graaf nog een vraag heeft over de motie op stuk nr. 32.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik vraag me af waarom die nou precies wordt ontraden. Het is namelijk een onderzoeksmotie. De zorg zit 'm erin dat het op een soort interpretatiekwestie aankomt. Wij vinden het niet doeltreffend als je pas helemaal aan het eind van het jaar weet of je überhaupt nog op de inhoud je geld aan beleidsprioriteiten zou kunnen besteden. Dat is de zorg die wij hebben, maar je zou ook kunnen redeneren dat het juist superdoeltreffend is dat we heel veel geld in een bufferartikel stoppen, met de gedachte: you never know. Wij zouden hier gewoon heel graag eens naar willen kijken. Is de minister daartoe bereid? Het is gewoon een onderzoeksmotie en wij zouden graag antwoord krijgen op die vraag. Het is een bescheiden vraag, waar volgens mij een relevante zorg onder ligt. Zou de minister daartoe niet genegen zijn?

Minister Schreinemacher:

Volgens mij hebben we hier in de eerste termijn ook over van gedachten gewisseld. Toen heeft mevrouw Van der Graaf ook haar zorgen geuit. Ik heb gezegd dat we wel doelmatig en doeltreffend langetermijnbeleid voeren. Helaas heb ik uw zorgen niet kunnen wegnemen, maar ik zeg het zoals het is: we kunnen dat beleid wel uitvoeren met de fluctuaties in het systeem. Daarom ontraad ik de motie dus.

De voorzitter:

Oké. Dank u wel. En de motie op stuk nr. 33 was ook ontraden?

Minister Schreinemacher:

Ja, die was ontraden.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 34.

Minister Schreinemacher:

De motie op stuk nr. 34 verzoekt de regering een onderzoek in te stellen. Op dit moment worden er al heel veel onderzoeken gedaan. Een voorbeeld daarvan is dat bij verdragen standaard impactassessments worden gedaan door de Commissie. Ook doet de Commissie met enige regelmaat onderzoek naar cumulatieve effecten van handelsverdragen op de landbouwsector. Ook kijken we bij ieder handelsverdrag naar de effecten van de handelsverdragen op alle sectoren waarop zo'n verdrag betrekking heeft. Dus ja, die onderzoeken bestaan al. Ik ben even zoekende … Ja, ik zou de motie daarom willen ontraden.

De voorzitter:

Oké.

Minister Schreinemacher:

Dan de motie op stuk nr. 35, die gaat over het afschaffen van het Landbouw Attaché Netwerk. Ik ontraad deze motie, want dit ligt echt bij de LNV-begroting. Ook lijkt het me onverstandig om het Landbouw Attaché Netwerk af te schaffen.

Dan de motie van de heren Eppink en Van Dijk.

De voorzitter:

Dat is de motie op stuk nr. 36.

Minister Schreinemacher:

Ja, de motie op stuk nr. 36. Deze gaat over het in kaart brengen van de geldstromen. Deze motie wil ik ook ontraden. Er is al inzicht, zoals bij UNCTAD, een UN-organisatie. Dat is niet landenspecifiek. Het is ook niet echt onze verantwoordelijkheid om voor andere landen te controleren waar geldstromen precies naartoe gaan. Het is ook een beetje eendimensionaal om de voortzetting van een OS-relatie nu helemaal daaraan op te hangen.

De voorzitter:

Voor u verdergaat, u heeft een interruptie van de heer Eppink, JA21.

De heer Eppink (JA21):

De motie beperkt zich eigenlijk tot ontwikkelingslanden waarmee Nederland een ontwikkelingsrelatie heeft. Het is wel relevant voor ons om te weten in welke mate uit die landen, waarmee we dus een ontwikkelingsrelatie hebben, geld wordt doorgesluisd, temeer omdat we in eigen land te maken krijgen met smallere beurzen en meer mensen die in armoede terechtkomen.

De voorzitter:

Verandert deze inbreng nog iets aan uw oordeel, minister?

Minister Schreinemacher:

Nee. Ik heb het nu eigenlijk wel uitgelegd. Nee.

De voorzitter:

Oké. Dan blijft het ontraden.

De heer Eppink (JA21):

Ik hoop dat de Kamer het anders ziet.

De voorzitter:

Dank voor deze toevoeging. We zullen dat dinsdag zien bij de stemmingen. Dan gaan we door naar de motie op stuk nr. 37.

Minister Schreinemacher:

Die gaat eigenlijk over iets waar ik het net ook al met de heer Hammelburg over had, namelijk speciaal doelgroepenbeleid. We doen dat al. Alleen, we doen het per project. We bekijken per project hoe we op bepaalde doelgroepen in kunnen zetten. Nederland spant zich internationaal dus in voor mensen met een beperking. Dat gaan we ook doen. Samen met de partners waar we programma's mee uitvoeren, hebben we daar ook oog voor en gaan we die dialoog aan. Maar we gaan dus niet turven hoeveel mensen met een beperking zijn geholpen, hoeveel ouderen zijn geholpen en hoeveel lhbtiq+-mensen uit die gemeenschap zijn geholpen. Daarom ga ik de motie toch ontraden. We schrijven wel jaarlijks een brief aan de Kamer waarin staat hoe mensen met een beperking geholpen zijn met onze programma's. Daar kunnen we uiteraard over discussiëren.

Dan de motie op stuk nr. 38 van mevrouw Koekkoek en mevrouw Teunissen. Die vraagt om de ontbossingsverordening ook te laten gelden voor financiële instellingen. Ik ben daar in de schriftelijke vragen ook op ingegaan. Ik ontraad de motie, omdat de ontbossingsverordening die nu voorligt is ontworpen om de import en export van producten die leiden tot ontbossing of bosdegradatie te weren op de EU-markt. Financiële instellingen vallen onder de dienstensector, waarvoor in EU-verband andere regels gelden. Het opnemen van financiële instellingen in dit voorstel zou de verordening zeer compliceren en daarmee ook flink vertragen. Er is verder ook geen draagvlak voor binnen de EU.

De voorzitter:

Dan zijn we bij de motie op stuk nr. 39.

Minister Schreinemacher:

Ja. Die gaat over het verlagen van toegangsbarrières voor fondsen en over vaste quotapercentages voor het lokale mkb en lokale ngo's. Ik ben op dit moment bezig met onderzoek naar verbetering van de toegang van lokale organisaties, maar ik wil me niet vastleggen op een vast percentage voor lokale organisaties en lokaal mkb, want we plannen eigenlijk niet op de kanalen. Dat is een beetje een OS-term. Dat vaste percentage zou het ingewikkeld maken. Als u alleen maar vraagt hoe ik de toegang tot financiering onderzoek, kan ik de motie omarmen of overnemen, maar dat vaste percentage moet ik ontraden.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Ik had inderdaad in het antwoord op de schriftelijke vragen gelezen dat het al onderzocht wordt. Dit was dus meer bedoeld als een voorschot. Ik hang niet zo aan dat vaste percentage; dat kan er op zich uit. Maar het is wel de bedoeling ... We doen nu onderzoek. Wat kunnen we dan al wél doen? Daar streeft die motie naar.

De voorzitter:

Is het voorstel dan dat u bereid bent om dat vaste percentage eruit te halen, mevrouw Koekkoek?

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Ja, als de minister de motie inderdaad interpreteert als "welke stappen kunnen we dan wél nemen?", als we dus geen vast percentage noemen, maar wel kijken of we al kunnen inzetten op het stimuleren van toegang tot die fondsen.

Minister Schreinemacher:

Dan zou mijn vraag zijn om haar aan te houden, want ik ben nu dus onderzoek aan het doen. Naar aanleiding van de resultaten van dat onderzoek moeten we dit gesprek weer voeren, denk ik.

De voorzitter:

Mevrouw Koekkoek, bent u bereid om de motie aan te houden?

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Ik ga daar heel even over nadenken. Is dat goed?

De voorzitter:

Dan toch even de check: anders is het ontraden?

Minister Schreinemacher:

Ja.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 40.

Minister Schreinemacher:

Die is van de heer Van Haga. Ook die motie ontraad ik. Het maatschappelijk middenveld is echt essentieel voor een gezonde democratie, niet alleen in ontwikkelingslanden, maar ook in Nederland. Daar blijf ik op inzetten.

Dan de motie op stuk nr. 41. Die krijgt oordeel Kamer. Die gaat over het voorkomen van oneerlijke concurrentie van China en Chinese bedrijven. Binnenkort zult u ook een brief ontvangen over open strategische autonomie. Daarin zal hier ook op worden ingegaan. We hebben in de EU natuurlijk al handelsdefensieve instrumenten, maar wat mij betreft krijgt deze oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dan zijn we bij de motie op stuk nr. 42.

Minister Schreinemacher:

Dat is de laatste. Die moet ik ook ontraden. Ik verzoek u die bij de begrotingsbehandeling van EZK in te dienen, want daar ligt die. Dat is niet mijn beleidsterrein.

De voorzitter:

Ik zie de heer Van Haga knikken. Die gaat dat ongetwijfeld overwegen. Als hij hem indient bij deze begrotingsbehandeling, krijgt die dus als oordeel ontraden.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Dat begrijp ik niet helemaal. Want er wordt gewoon gevraagd naar een onderzoek om te kijken of dat mogelijk is.

Minister Schreinemacher:

Ja, maar moet ik dat onderzoek dan doen?

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Nee, daar heeft de minister natuurlijk een punt. Ik trek de motie in. Dan dien ik die opnieuw in bij EZK.

Minister Schreinemacher:

Dank u wel.

De voorzitter:

Voor de mensen die dat niet hebben kunnen volgen omdat de microfoons niet aan stonden: in onderlinge interactie is besloten dat het bij een andere begroting beter past. De motie wordt nu dus ingetrokken.

Aangezien de motie-Van Haga/Eppink (36200-XVII, nr. 42) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De voorzitter:

Dan hebben we de moties gehad. We hebben nog zes amendementen waar we nog een appreciatie op verwachten van de minister.

Minister Schreinemacher:

Ja. Dan begin ik met het amendement op stuk nr. 5 over belastingontwijking. Dit amendement moet ik ontraden. Deze subsidie is verstrekt op basis van een tenderprocedure. Inbreken in de uitkomst daarvan zou onwettig zijn. Alle verstrekte subsidies binnen zo'n procedure moeten gelijk behandeld worden. Verhoging van 1 van de 22 verstrekte subsidies is daarom niet mogelijk. Dus ontraden.

Dan was er een motie over the Global Fund, de motie op stuk nr. 6.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 6.

Minister Schreinemacher:

Sorry, ja. Neem me niet kwalijk. Dit amendement moet ik ontraden, omdat ik de bijdrage aan het Global Fund al met 15% zal verhogen. Dat combineer ik met een soortgelijke verhoging voor de Nederlandse bijdrage aan UNAIDS en de Wereldgezondheidsorganisatie. Ook zij zijn cruciaal voor de uitvoering van de programma's van het Global Fund. Gezamenlijk is dit dus een voorziene verhoging van 16 miljoen euro per jaar voor de financiering van het tegengaan van hiv, tuberculose en malaria. Dat komt dus wel overeen met 30%.

Dan het amendement op stuk nr. 7. Dat gaat over klimaatschade. Dit amendement moet ik ontraden. Het kabinet investeert in 2023 al voor ruim 100 miljoen extra in klimaat, oplopend naar 265 miljoen extra in 2026. Samen met private financieringen verwacht het kabinet in 2025 hiermee meer dan 1,8 miljard bij te dragen aan klimaatfinanciering.

Tot slot. De dekking valt op verdeelartikel 5.4. Zoals we al eerder bespraken, is dat nu wel echt nodig voor asieltegenvallers.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ik snap toch iets niet. Die klimaatfinanciering zie ik, maar die is echt gericht op mitigatie en adaptatie in dat bestaande klimaatfonds, terwijl dit gaat over herstel. Dat is ook de actuele discussie op de klimaattop de komende weken. Moet ik dan concluderen dat als daar iets uit voortkomt en Nederland financieel commitment aangaat, dat binnen de begroting kan worden gevonden? Of moet er dan eerst extra geld worden gezocht?

Minister Schreinemacher:

Ik denk dat het belangrijk is dat we eerst dat gesprek voeren en naar aanleiding daarvan kijken wat we daar eventueel voor financiële gevolgen aan zouden willen verbinden, en dat we dan kijken of dat binnen ODA moet of daarbuiten. Ik blijf het dus ontraden.

Dan het amendement op stuk nr. 8 over lhbtiq+ in Oost-Europa. In mijn antwoorden ben ik daar ook echt al op ingegaan. Ik heb gezegd: op dit moment is er voldoende budget. Daarom ontraad ik dit amendement. Ik ben wel absoluut bereid — dat zeg ik ook richting de heer Hammelburg — om te onderzoeken hoe deze financiering beter toegankelijk kan worden gemaakt.

De voorzitter:

Oké, dank u wel.

Minister Schreinemacher:

Dan het amendement op stuk nr. 9. Dat gaat over de sociale dialoog. Dit amendement ontraad ik. Wij hebben nog steeds niet duidelijk wat dan de lokale behoefte is. Dat is ook de reden waarom ik u nog niet schriftelijk heb geïnformeerd over de motie van de heer Amhaouch, want dit amendement ziet daar ook op. Maar als die lokale behoefte er blijkt te zijn, dan verzeker ik u dat we die middelen er dan wel voor zullen vrijmaken om die sociale dialoog in combinatielanden op peil te houden en te kunnen versterken, en zo nodig door de organisaties die hiervoor zorgen, meer budget te geven. Dus nu ontraad ik het. Als later blijkt dat de lokale behoefte toch groter is dan waarvoor we nu geld hebben vrijgemaakt, dan ben ik bereid daar geld voor vrij te maken.

De heer Amhaouch (CDA):

Wij krijgen hierover nog een brief van de minister. Als die brief voor de stemmingen over de amendementen komt, dan hou ik het nog even aan, want dan wil ik duidelijkheid hebben over bij wie en waar die behoefte ligt en hoeveel boter wij bij de vis gaan doen.

Minister Schreinemacher:

Die brief komt zeker voor de stemmingen, ja.

De voorzitter:

Oké, dank u wel. Dan zijn we bij het laatste amendement.

Minister Schreinemacher:

Dat is een amendement over mental health support in Rwanda. Ik sta wel echt sympathiek tegenover de inhoud van het amendement. We gaan de komende jaren ook inzetten op traumaverwerking en MHPSS in de Grote Merenregio, inclusief Rwanda. We gaan daarbij ook samenwerken met de organisatie Community Based Sociotherapy, dus we gaan hier echt al wel dingen op doen. Ik zie het belang daar namelijk wel van in, zeg ik tegen mevrouw Van der Graaf. Maar dit amendement ontraad ik dus, want we doen daar al dingen op.

De voorzitter:

U heeft een interruptie van de heer Van Haga van Groep Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Toch nog even over mijn motie op stuk nr. 42, over de verlaging van de invoerrechten onder de €150. Ik vraag me af waarom de minister niet gewoon even de minister van EZK om een appreciatie kan vragen. Dat lijkt me toch prima; dat hebben we wel vaker gedaan. Dus ik handhaaf de motie gewoon.

De voorzitter:

De minister, tot slot.

Minister Schreinemacher:

Nou, dat laat ik aan de heer Van Haga.

De voorzitter:

De heer Van Haga handhaaft de motie, maar uw oordeel blijft hetzelfde.

Minister Schreinemacher:

Ja.

De voorzitter:

Het oordeel blijft "ontraden". Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van deze beraadslaging. Ik dank de minister. Ik zie dat de minister nog een laatste woord wil. De minister.

Minister Schreinemacher:

Ik wil de leden nog bedanken voor de goede vragen en voor de goede en open discussies die we vandaag hebben kunnen voeren. Ik kijk uit naar de gesprekken met de initiatiefnemers van de imvo-wet. Ik wil ook heel graag alle ambtenaren, voor en achter de schermen, bedanken voor hun inzet voor de begroting en deze begrotingsbehandeling.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat is altijd goed om te zeggen. Dan wil ik u bedanken voor uw aanwezigheid, de leden uiteraard ook, en dan zijn we alsnog aan het einde gekomen van deze beraadslaging.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen zijn dinsdag. Ik schors de vergadering voor een enkel moment, zodat we snel door kunnen met het volgende debat. Dat gaat over het advies van de heer Remkes naar aanleiding van de gesprekken over de aanpak van het stikstofprobleem.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven