Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | nr. 9, item 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | nr. 9, item 5 |
Aan de orde is de voortzetting van het debat over de algemene financiële beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota 2012 (33000),
en de behandeling van:
- het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2012 (33000-IXA);
- het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2012 (33000-IXB);
- het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2011 (Incidentele suppletoire begroting EFSF) (33029).
De (algemene) beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
Wij gaan luisteren naar het vervolg van het antwoord in eerste termijn van de minister van Financiën. Hij begint aan het onderdeel begroting.
Minister De Jager:
Voorzitter. Begrotingen, hervormingen, stimuleringen, bezuinigingen, tegenbegrotingen, koopkracht en woningmarkt, dat zijn de onderdelen van dit kopje.
De heer Koolmees heeft gevraagd of het kabinet wel haast maakt met de noodzakelijke hervormingen en heeft ook gevraagd om een inhoudelijke reactie op de tegenbegroting van zijn partij. In mijn inleidende tekst heb ik al het belang van de hervormingen genoemd. Het kabinet doet veel aan hervormingen, nog meer dan ik net al heb gezegd. Bijvoorbeeld minder ministeries, minder ambtenaren en minder regels. Verder noem ik de aanpak van de onderkant van de arbeidsmarkt. Op de arbeidsmarkt in Nederland zagen we onevenwichtigheid ontstaan. Ik noem de WSW en de Wajong. Ten aanzien van de huurmarkt is sprake van de grootste hervorming ooit sinds 1950 toen bij wet het nieuwe huursysteem werd geïntroduceerd. Het scheefwonen wordt aangepakt. Verder noem ik de investeringen die het kabinet pleegt in innovatie. Ook op het gebied van openbaar bestuur wordt heel veel hervormd, terwijl het onderwijs juist wordt ontzien bij de bezuinigingen. Verder noem ik de houdbaarheid van de overheidsfinanciën in relatie tot het bedrag van 24 mld. Er zijn hier ook al debatten geweest met de minister-president naar aanleiding van een verzoek van de heer Pechtold om een brief over de voortgang over de hervormingen.
Overigens aanvaard ik in dank dat veel tegenbegrotingen het kabinetsbeleid overeind houden. Het is goed dat steeds breder de noodzaak tot het op orde brengen van het huishoudboekje van de overheid wordt gedeeld. Overigens heb ik vandaag wel de illusie laten varen dat we het in deze Kamer over de hypotheekrenteaftrek unaniem eens gaan worden. De verkiezingsprogramma's bevatten daarover duidelijke stellingen.
De heer Koolmees gaf in zijn termijn heel eerlijk en terecht toe dat D66 heel veel van de ombuigingen die dit kabinet pleegt, in stand laat. Ik vond dat ook fair. Het lijkt mij goed dat ook andere partijen met tegenbegrotingen diezelfde eerlijkheid betrachten. Ik heb hier voor mij een overzicht per begroting waarin alle regeerakkoordmaatregelen zijn opgenomen die in 2012 tot een bezuiniging leiden en waarin is aangegeven welke maatregelen wel, welke maatregelen niet en welke maatregelen deels worden teruggedraaid door de tegenbegrotingen van de verschillende partijen, daar waar deze partijen wel het saldopad van het kabinet claimen. Als men én het saldopad van het kabinet claimt én bepaalde maatregelen wel ombuigt en bepaalde niet, dan gaat men er in principe dus van uit dat men de rest wel steunt. Ik meen dat de heer Dijkgraaf daarover terecht een vraag heeft gesteld. Er zijn veel maatregelen die bij mij expliciet op "niet" staan. Dat zijn overigens de meeste bezuinigingsmaatregelen. Ik heb hier een heel uitvoerig overzicht voor me. Ik ga niet alles ervan opnoemen, want het zijn heel veel hoofdstukken uit de begroting. Aangegeven wordt daarin per tegenbegroting welke maatregel wel of niet wordt teruggedraaid en wat daarmee door de andere partijen dus wel overgenomen wordt.
De heer Plasterk (PvdA):
Dit is een geval van uitdagen van de zijde van de minister. Gesuggereerd wordt nu namelijk dat sommigen niet oprecht zijn in hoe ze hun plannen hier presenteren. Laat ik van mijn kant duidelijk zijn: ik accepteer niet het saldopad van het kabinet, zeker niet gegeven de manier waarop het bedrag van 18 mld. is ingevuld, waardoor de mensen met de middeninkomens en lage inkomens dat bedrag moeten opbrengen in plaats van de mensen die het zouden kunnen dragen. Ik neem dat dus niet over en wat ons betreft is dat ook niet het uitgangspunt van het beleid. Onze tegenbegroting bestaat uit een pakket dekkende maatregelen, zaken die volgend jaar zouden kunnen worden veranderd. Als het aan ons lag, werd de hypotheekrenteaftrek veranderd, naast een aantal andere dingen. Daarmee zou je een essentieel andere begroting krijgen.
Minister De Jager:
Bij de algemene politieke beschouwingen is er een ander beeld ontstaan en het is misschien goed om dat dan nu weg te nemen. De PvdA neemt dus niet, in tegenstelling tot bijvoorbeeld D66, het ombuigen van de overheidsfinanciën voor 18 mld. over; een aantal maatregelen wordt gewoon minder. In uw tegenbegroting bent u over een aantal maatregelen concreet, die draait u terug, en een aantal maatregelen draait u niet terug. Er is een beetje mist ontstaan over het verschil tussen een maatregel in het regeerakkoord die u wel terugdraait en een maatregel die u in uw tegenbegroting niet terugdraait, maar wel al in 2012 ingaat. Wat is het verschil daartussen?
De heer Plasterk (PvdA):
In de eerste termijn van de Kamer zat de minister erbij, dus mocht hij op dat moment even geestelijk afwezig zijn geweest, dan verwijs ik hem graag naar de Handelingen. Ook omdat ik daartoe door de collega's werd uitgedaagd, ben ik hierop namelijk heel expliciet ingegaan. Daarover heeft dus een uitgebreid gesprek plaatsgevonden. Nogmaals, wat wij als tegenbegroting hebben overlegd, is naar goed gebruik in deze Kamer een dekkende set met voorstellen om bepaalde zaken te verschuiven die het kabinet doet. Maar als u mij vraagt hoe ik de totale begroting zou willen inrichten, antwoord ik dat je daarvoor meerjarig heel andere keuzen zou moeten maken dan dit kabinet. De villabewoners kunnen dan bijvoorbeeld niet buiten schot blijven. Maar zelfs als ik nu zou voorstellen om de hypotheekrenteaftrek voor de hoogste inkomens te veranderen, dan kan het Centraal Planbureau dat volgend jaar niet als dekking gebruiken. Zoiets brengt ons in een situatie waarin we niet anders kunnen. Nogmaals, ons verkiezingsprogramma is het uitgangspunt voor hoe we het zouden willen inrichten.
Minister De Jager:
Over de 18 mld. is de heer Plasterk wel duidelijk: dat neemt de PvdA dus niet over. Het programma leidt dus niet tot dezelfde besparing op de overheidsfinanciën. Ik begrijp het verschil nog steeds niet. Het is geen kritiek hoor, maar de PvdA draait onder andere de voorstellen met betrekking tot de griffierechten expliciet terug. Bij ontwikkelingssamenwerking, waarop in 2012 ook wordt bezuinigd, wordt niets teruggedraaid. Wat is het verschil tussen deze posten? Het gaat zo namelijk verder bij alle begrotingen: sommige dingen wel, andere dingen niet.
De heer Plasterk (PvdA):
De minister vraagt nu voor de derde keer hetzelfde en ik heb hem zonet antwoord gegeven. Als wij meerjarig een andere begroting gaan inrichten, zorgen we voor een dekking waarmee al deze punten kunnen worden gerealiseerd. Maar in dat geval moet je ook over de hypotheekrenteaftrek en de kilometerheffing en een aantal andere onderwerpen kunnen praten. Je kunt al die zaken niet nu invoeren. Maar zelfs als we nu unaniem zouden besluiten om eindelijk eens die hypotheekrenteaftrek te veranderen – ik kijk nu even naar de coalitiepartners die daaraan vasthouden – kan dat volgend jaar geen significante dekking opleveren, omdat het Centraal Planbureau dan – overigens terecht – constateert dat daarvoor een wetgevingstraject nodig is, waardoor dit volgend jaar nog geen dekking kan opleveren.
Minister De Jager:
Ik had het niet over meerjarig, ik had het alleen over 2012. Op ontwikkelingssamenwerking is er dan al een bezuiniging. D66, de SP en ChristenUnie draaien die bezuiniging deels terug, de PvdA niet. In datzelfde jaar draait ze wel die verhoging van de griffierechten terug. Mijn beleid heeft hetzelfde uitgangspunt. Maar goed, ik moest de vraag van de heer Koolmees over de tegenbegrotingen beantwoorden en dat probeer ik te doen, zo goed en zo kwaad ik kan.
De heer Irrgang (SP):
Voorzitter. Ik geloof dat de traditie voorbij is dat de minister van Financiën de financiële woordvoerders complimenteerde met het feit dat zij een tegenbegroting hadden ingediend. O, ik hoor van de minister dat dit nog komt. Maar hij begint ons nu een beetje de maat te nemen. Misschien mag ik hem erop wijzen dat het normaal is dat het tegenbegrotingen zijn ten opzichte van de Miljoenennota; dat kan dus niet vreemd zijn. Het is een tegenbegroting voor volgend jaar, dus 2012, en de minister mag niet aannemen dat daarvoor het saldopad tot 2015 wordt overgenomen, zelfs niet als men een tegenbegroting maakt voor hetzelfde saldo. Mijn partij, de SP, heeft dat in ieder geval niet gedaan, want wij vinden dat de economie moet worden gestimuleerd. Er is hierin dus wel degelijk verschil tussen de partijen. De minister noemde het voorbeeld van ontwikkelingssamenwerking. Ik laat me zijn opmerking over ons echt niet aanleunen. Hij zei dat de SP die bezuiniging maar deels ongedaan maakt, maar dat is niet waar. Dit is een tegenbegroting voor 2012 en wij hebben de oploop van de bezuinigingen van 2011 naar 2012 ongedaan gemaakt, want wij zijn daartegen. Het klopt dat wij ook tegen de bezuinigingen voor 2011 waren, maar wat deze en voorgaande regeringen in de afgelopen jaren verkeerd hebben gedaan, kunnen wij natuurlijk niet in één jaar, het volgende jaar 2012, allemaal goedmaken. Dat is de overweging daarachter. Ik laat mij dus niet aanleunen dat wij de bezuiniging op ontwikkelingsamenwerking goed vinden.
Minister De Jager:
Met het eerste punt van de heer Irrgang ben ik het helemaal eens. Met het saldopad bedoelde ik alleen 2012. Ik spreek alleen over maatregelen voor volgend jaar. Voor 2012 heb ik bij OS 0,84 mld. staan. Het is mogelijk dat dit cumulatief is. Bij het bedrag van de GroenLinks-fractie staat wel "volledig". Die is kennelijk van het cumulatieve bedrag uitgegaan. Bij de fracties van D66, SP en ChristenUnie staat "deels" – ik weet niet precies wat de bedragen zijn – en bij de PvdA-fractie niet. De heer Irrgang zegt terecht dat zijn fractie ombuigt en intensiveert ten opzichte van de Miljoenennota. Zijn fractie blijkt minder te bezuinigen dan het totaal. Dat heeft de SP-fractie duidelijk aangegeven. Dat is geen probleem.
De verwarring die in de eerste termijn onderling en ook bij mij was ontstaan, betrof alleen de PvdA-fractie. De D66-fractie zegt namelijk dat ze wel alle bezuinigingen voor 2012 hanteert: sommige niet en sommige wel, maar ze rekent vanaf het kabinetsstandpunt voor 2012. Bij OS gaf de heer Koolmees bijvoorbeeld aan dat de bezuiniging voor een deel was teruggedraaid en dat dit beter dan niets was. De SP-fractie zegt: wij doen het ook voor een deel, maar wij accepteren het saldoverlies in 2012. Dat is ook een compleet verhaal. Volgens mij klopt het allebei. Mijn vraag was echter meer bedoeld voor de PvdA-fractie omdat het daar onduidelijk was.
Ik ga er niet te veel op in, want ik vind het heel goed dat al die fracties tegenbegrotingen inleveren. Ik weet hoeveel werk dat is. Het betekent heel veel inspanning. Daarvoor heb ik alle bewondering. In 2012 wordt een aantal maatregelen ten opzichte van de Miljoenennota teruggedraaid en een aantal niet. Als je dit doet ten opzichte van de Miljoenennota 2012, moet je weten of dit al dan niet ten koste gaat van het saldo in 2012. Het is van tweeën één. De SP-fractie is duidelijk geweest in haar standpunt dat de rest ten koste van het saldo gaat. De D66-fractie accepteert zelfs een aantal maatregelen die ze liever niet had genomen, maar zegt dat ze anders niet aan dat bedrag komt. Daarin vond ik de heer Koolmees heel eerlijk. Dat kan ook. Het standpunt van de PvdA-fractie is mij nog niet helemaal duidelijk. Ik laat dit aan de Kamer.
De heer Irrgang (SP):
Ik dank de minister voor deze verduidelijkende opmerkingen. Ik wacht nog de complimenten af voor de financiële woordvoerders die een tegenbegroting hebben gemaakt, zelfs van de PvdA-fractie.
Minister De Jager:
Die heb ik net gemaakt.
De heer Irrgang (SP):
O, dat is al gebeurd. Over ontwikkelingssamenwerking merk ik mede namens onze woordvoerder voor ontwikkelingssamenwerking op dat wij in onze tegenbegroting geen aanvullende bezuinigingen voorstellen, omdat wij de oploop van de bezuinigingen in 2012 terugdraaien. De fractie van GroenLinks heeft inderdaad ook de bezuiniging van 2011 goedgemaakt, waarvoor hulde.
Minister De Jager:
Nogmaals de complimenten voor het maken van de tegenbegrotingen. Dat meen ik serieus, want het is veel werk hoor ik ook de voormalige financieel woordvoerder van de VVD-fractie zeggen, die nu in mijn vak aanwezig is.
De heer Plasterk heeft om een reactie gevraagd op het tienpuntenplan. Ik dank de heer Plasterk voor zijn tienpuntenplan. Op alle punten ben ik schriftelijk al uitvoeriger ingegaan. Ik neem nog enkele punten mee. De staatssecretaris zal de fiscale punten meenemen waarop mondeling zal worden ingegaan. Vanuit mijn budgettaire verantwoordelijkheid zeg ik wel dat hogere tarieven niet per se leiden tot hogere belastingopbrengsten, zeker als die de inmiddels toch al hoge inkomstenbelasting in Nederland betreffen. Sterker nog, ze kunnen in totaal de belastingopbrengsten onder druk zetten. In de korte tijd dat wij dit hebben kunnen navragen bij het Centraal Planbureau, heb ik begrepen, dat de korte tijd die het Centraal Planbureau heeft gekregen erin heeft geresulteerd dat het geen uitverdieneffect heeft meegenomen en alleen lineair heeft gerekend. Als wij een begroting opstellen, neemt het Centraal Planbureau wel die uitverdieneffecten mee. Je ziet dan ook een behoorlijk verlies bij zo'n toptarief, omdat wij daar al heel dicht bij en misschien zelfs boven het optimum zitten qua belastingopbrengst. De staatssecretaris zal meer op de inhoudelijke kant ingaan.
De heer Plasterk (PvdA):
Voorzitter. Dit voorbeeld stond ook in onze begroting bij het verkiezingsprogramma en is toen door het CPB wel voor de lange termijn doorgerekend. Als wij mensen die meer dan € 150.000 verdienen, iets meer belasting laten betalen, levert dat deze opbrengst op.
Minister De Jager:
Ik dacht dat het CPB toen een afslag van 50% heeft genomen en wel met uitverdieneffecten rekening heeft gehouden. Ik begrijp dat dit voor de korte termijn even niet gedaan is. Op het ministerie van Financiën zetten wij zelfs daar vraagtekens bij. Je weet het nooit zeker, dat is natuurlijk duidelijk. Er ontstaan allerlei verplaatseffecten. Het crisistarief in Frakrijk ligt zelfs nog onder ons toptarief. In Amerika is het percentage belasting op de zeer rijken met kapitaalsvermeerdering heel laag: 20% – 25%. Bij ons zijn de belastingen over het algemeen veel hoger. Onze economie is ook heel erg open. Vanuit mijn budgettaire verantwoordelijkheid als minister zou ik als deze staatssecretaris met een verhoging van het toptarief komt, niet direct het lineair boeken van de opbrengst daarvan accepteren. Dat is namelijk uiterst risicovol en onzeker en heeft ook negatieve belastingopbrengsten op andere terreinen. Ik verwacht ook niet dat hij dat met zo'n voorstel komt.
De heer Plasterk (PvdA):
Het krijgt nu echt het karakter van een smoesje. Als je mensen met hoge inkomens een hoger marginaal tarief vraagt, gaat er door gedragseffecten misschien iets van die opbrengst verloren. Natuurlijk kan men er op Financiën anders over denken. Ik houd mij vast aan de constatering van het CPB, dat je honderden miljoenen kunt binnenhalen door mensen met een echt hoog inkomen iets meer belasting te laten betalen. Dat kun je dan gebruiken om mensen aan de onderkant iets minder hard te pakken in de portemonnee.
Minister De Jager:
Voorzitter. De kwalificaties neem ik even niet over. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal nog debatteren met de fractie van de Partij van de Arbeid over de evenwichtigheid van het inkomensbeleid. Daar meng ik mij niet in.
Destijds bij de Keuzes in Kaart heeft het CPB over de opbrengst opgemerkt dat daarin een risico zit. Dat heb ik gemarkeerd. Het is wel fair om te bevestigen dat in ieder geval die lineaire opbrengst niet zo maar geldt. Het is niet zo dat er een procent bijkomt als je een procent meer heft. Dat is jezelf rijk rekenen en dat lijkt mij niet verstandig in deze tijden.
De heer Plasterk sprak ook over mobiliteit. Het kabinet kiest niet voor een kilometerheffing om de filedruk te bestrijden, maar voor gericht investeren in de knelpunten op wegen en spoor. Dat is reeds uiteengezet in de investeringsbrief van de minister van Infrastructuur en Milieu. D66 doet bij hoofdstuk XII op A.22 bewust de ombuiging teniet bij het niet invoeren van de kilometerheffing. De Partij van de Arbeid niet. Ik was ervan uitgegaan dat de PvdA in dezen het kabinetsstandpunt volgde. Invoering van de kilometerheffing kost geld en daarvoor is geen dekking voorzien. Om inhoudelijke redenen zijn wij voorstander van het beleid zoals dat in het regeerakkoord is opgenomen. Ik verwijs nogmaals naar de brief van de minister van I en M. Wij investeren ook in het hoogfrequent spoor, een beetje het spoorboekloze spoor met heel veel treinen. Daarin blijven wij de komende jaren miljarden investeren. In de tegenbegroting van de PvdA heb ik geen extra investeringen voor het openbaar vervoer gezien.
De heer Plasterk (PvdA):
Ik laat mij niet op alle punten uitdagen door de overigens in dank ontvangen reactie van de minister van Financiën. Over de kilometerheffing wil ik nog wel iets zeggen en dat is dan in principe mijn laatste reactie op de tien punten. Wat daarover in het verkiezingsprogramma van het CDA stond, sprak mij zeer aan. Wat door minister Camiel Eurlings is gedaan in het vorige kabinet, sprak mij zeer aan. Het waren allemaal pogingen om via een kilometerheffing ervoor zorgen dat er minder files komen in dit land. Het moge zo wezen dat de minister van Financiën zich op dit punt niks gelegen laat aan het beleid van Camiel Eurlings en aan de standpunten van zijn partij het CDA. Ik vond het buitengewoon verstandige standpunten en dat wil ik hier nog even markeren.
Minister De Jager:
Over uitlokking gesproken! Laat ik mij maar niet laten uitlokken. Ik ben het niet eens met de weergave door de heer Plasterk. Ik sta hier als dienaar van de Kroon en niet als lid van een partij, maar ik dacht dat het CDA …
De voorzitter:
U was zo lekker op weg met u niet te laten uitdagen!
Minister De Jager:
Zullen wij het daar dan maar gewoon bij houden?
De voorzitter:
Ja, ik zou het maar doen!
Minister De Jager:
Voorzitter. Zoals altijd volg ik uw wijsheid.
De voorzitter:
Deed iedereen dat maar!
Minister De Jager:
Ik kan alleen voor mezelf spreken.
De heer Irrgang heeft gevraagd om een reactie op de adviezen van het IMF en het Centraal Planbureau over stimuleren en een vergelijking met de jaren dertig. In de schriftelijke set antwoorden van verleden week zijn wij al vrij uitgebreid ingegaan op de aanbevelingen van het IMF. Het IMF zegt overigens niet: je moet extra gaan stimuleren in de zin van extra uitgeven, maar: laat die automatische stabilisatoren ook werken. Dat is ook staand kabinetsbeleid. Dus wij zien een verslechtering van het saldo, dat overigens te wijten is aan deze crisis. In onze analyses hebben wij gekeken naar ervaringen uit eerdere crises. Ik heb daarover ook recent een evaluatie naar de Kamer gestuurd. Je ziet dat er ook juist diverse positieve ervaringen zijn met fiscale considatie na een financiële crisis. Want de zorgen over de houdbaarheid van de overheidsfinanciën zijn thans de belangrijkste reden voor de onrust op de financiële markten. Die onrust veroorzaakt via vertrouwenseffecten dan weer mogelijk een economische crisis of althans, een slechtere economische groei. Dus het bestrijden van het wantrouwen en het vergroten van de geloofwaardigheid van de overheden op de financiële markten is belangrijker dan het kortstondige bestedingseffect van bestedingen van overheden.
De heer Irrgang (SP):
Volgens mij had ik ook in mijn termijn al aangegeven dat het IMF hier wel twee verschillende dingen zegt. Lagarde zegt: stimuleren van de economie van de Noord-Europese landen, dus Duitsland, maar dat geldt ook voor Nederland. De Nederlandse rente is namelijk alleen maar lager geworden, dus dat speelt bij Nederland helemaal niet. Het speelt natuurlijk wel in Zuid-Europa.
In de tweede plaats zegt u: automatische stabilisatoren alleen. Dat is een artikel 4-consulatie. Inderdaad wordt daarover gesproken en niet over stimuleren ten opzichte van de miljoenennota. Maar daar wordt expliciet gewezen op de signaalmarge dat er nog maar 0,3 procentpunt bbp extra tegenvallers is terwijl u alweer extra gaat bezuinigen. Dat gaat misschien in maart gebeuren, met 5 mld. Dat is toch expliciet iets waarvan het IMF in de artikel 4-consultatie zegt dat je dat niet moet doen en dat je de automatische stabilisatoren wel moet laten werken? Dus u krijgt dan toch van twee kanten kritiek van het IMF?
Minister De Jager:
Dan is het ook goed dat de heer Irrgang het hele IMF-document aanhaalt. Het IMF roemt Nederland vanwege zijn degelijke overheidsfinanciën en zijn goede strategie met de automatische stabilisatoren, de scheiding van inkomsten en uitgaven et cetera. Het hele meerjarige begrotingsbeleid wordt geroemd. Wij worden daarvoor inderdaad ook beloond door de financiële markten, zoals de heer Irrgang ook zegt, met historisch lage rentes. Dat wil ik niet wijzigen in die zin dat wij dan maar heel veel gaan uitgeven en aan de slechte kant van de balans komen. Het feit dat het nu met ons wat beter gaat, wil niet zeggen dat je de situatie dan maar kunt laten verslechteren, want dan komen wij in een verkeerde situatie. De kracht van het Nederlandse trendmatige begrotingsbeleid zit inderdaad in die automatische stabilisatoren, maar wel altijd met een koppeling aan een bepaalde signaalwaarde, zoals in het vorige kabinet, of een signaalmarge, zoals wij dat nu hebben gedaan. Dat is een redelijke balans tussen enerzijds de wens om die automatische stabilisatie te laten werken en anderzijds toch ook om de overheidsfinanciën wel in het gareel te blijven houden, ook als het wat tegenvalt. Dat is net zo belangrijk of misschien juist belangrijker om als het om een overheidsschuldencrisis gaat de boel op orde te blijven houden en koersvast te blijven.
De heer Irrgang (SP):
Ik denk niet dat wij het met elkaar eens worden. De minister herhaalt eigenlijk zijn standpunt, terwijl Lagarde echt heeft gezegd: nu stimuleren, dus ten opzichte van de miljoenennota. De artikel 4-consulatie waarschuwt dat de automatische stabilisatoren moeten kunnen werken. Dat kunnen zij niet omdat de signaalmarge al bijna is bereikt. Daar zit nog maar een klein beetje tussen. Dus ik snap dat de minister het oneens is met beide uitlatingen van het IMF, maar dat is iets anders dan dat het IMF alleen maar complimenten heeft voor Nederland. Die staan er ook in; ik heb het hele stuk gelezen. De minister kan echter niet zeggen dat er alleen maar complimenten zijn voor de automatische stabilisatoren, want er wordt juist gewaarschuwd voor het gevaar dat er dadelijk extra moet worden bezuinigd.
Minister De Jager:
Wij worden daarop inderdaad attent gemaakt. Ik begrijp wat de heer Irrgang zegt. Tegelijkertijd ben ik zelf in Washington geweest en heb ik met alle ministers overleg gehad. De vertegenwoordiging van alle landen in het IMF heeft in een plenaire zitting een verklaring aangenomen. De zinsneden die daar eerst in stonden over het stimuleren van de economie, hebben wij met ons allen veranderd omdat wij hebben geconstateerd dat er een overheidsschuldencrisis is die wij niet kunnen oplossen door extra overheidsschulden te maken. Daarmee herwin je immers nooit het vertrouwen van de financiële markten. Bovendien krijgen wij nu ook een structureel lagere groei. Bij structurele tegenvallers kun je geen conjuncturele maatregelen treffen. Bij structurele tegenvallers passen structurele maatregelen, geen keynesiaans beleid. Bij puur conjuncturele tegenvallers kon je – als er geen overheidsschulden waren – nog wel eens nadenken over keynesiaanse maatregelen. Bij structurele tegenvallers zoals we die nu zien, is dat heel erg risicovol. Dat is in de IMF-verklaring uiteindelijk heel goed gecorrigeerd. Naar mijn mening hebben wij nu een betere balans.
De heer Koolmees (D66):
Gisteren heb ik gevraagd om een reactie op de kritiek van de Raad van State, die eigenlijk constateert dat er onvoldoende gebeurt. Ik heb nog een tweede vraag. Wij hebben allemaal de Macro Economische Verkenning gelezen. Daarin staat dat de onzekerheid heel groot is. Dat deed mij denken aan de algemene financiële beschouwingen van 2008, toen er ook heel veel onduidelijkheid was. Lehman was net omgevallen en er was veel onduidelijkheid over het economisch beeld. Om de vinger aan de pols te kunnen houden over de economische ontwikkeling heeft de Kamer toen gevraagd om een uitgebreide analyse bij de decemberraming van het Centraal Planbureau, en wel meerjarig, namelijk over 2009 en 2010. Zo'n zelfde verzoek heb ik nu ook, namelijk om in december het Centraal Planbureau te vragen een brede analyse te maken van de economische ontwikkeling en de economische onzekerheden, opdat wij op tijd kunnen ingrijpen als daartoe aanleiding is.
Minister De Jager:
De heer Irrgang en de heer Plasterk verwijzen naar het IMF, dat op een aantal punten zegt: let even op die bezuinigingen. De Raad van State gaat de andere kant op. De heer Koolmees haalt deze bron dankbaar aan en vraagt zich af of wij nu geen maatregelen moeten nemen om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Als minister van Financiën heb ik dit zo-even een steun in de rug genoemd. Voor mij is zo'n opmerking immers heel prettig. Daar komt nog bij dat het ook de balans herstelt. Zoals de voormalige minister-president zei: wij krijgen kritiek aan deze kant en wij krijgen kritiek aan die kant, dus het kabinet koerst precies goed in het midden. Dat kun je in dit geval ook zeggen.
Tot zover de Raad van State. Wat het andere punt betreft: met die signaalmarge hebben wij iets andere afspraken. In het voorjaar kijken wij in het Centraal Economisch Plan een jaar verder, inclusief het saldopad. Vervolgens nemen wij maatregelen om in 2015 de saldodoelstelling in het zicht te krijgen. Zo luiden de nieuwe regels. Ik vind dat op zichzelf heel verstandige regels. Ik denk dat ik er voorlopig nog even aan vasthoud. Mocht er aanleiding zijn om een meerjarig inzicht te krijgen, ook al zijn er veel onzekerheden, dan kom ik daarop terug.
De heer Koolmees (D66):
Ik wil twee opmerkingen maken. Gisteren heb ik in mijn inbreng gezegd dat ik niet uitsluit dat er extra maatregelen genomen moeten worden. Ik heb gevraagd of dit geen hervormingen moeten zijn in plaats van bezuinigingen. Dit is mijn eerste opmerking. Dan mijn tweede opmerking, over de signaalwaarde. De vorige periode hadden wij ook een signaalwaarde, namelijk een tekort van 2%. In die zin is er geen groot verschil, het is alleen iets aangescherpt. Het punt is dat de onzekerheid in de ramingen heel groot is. De vorige keer, in 2008/2009, hebben wij gezien dat het beeld heel snel kan verslechteren. Toen ging het van een groeiraming van +2% naar -4,5% in drie tot vier maanden tijd. Ik denk dat het heel verstandig is om een vinger aan de pols te houden en het Centraal Planbureau te vragen om de raming van december uit te breiden met nieuwe informatie, voor zover deze er is, en een doorkijkje te bieden naar de situatie een jaar later. Je kunt dan op tijd maatregelen nemen en de gewenste hervormingen in gang zetten. Die kun je namelijk niet van de ene op de andere dag nemen. Je hebt daar wetgeving en voorbereiding voor nodig. Dat is de achtergrond van het verzoek dat ik nu nog eens doe.
Minister De Jager:
Ik begrijp het goed. Tegelijkertijd weet ook de heer Koolmees hoe verschrikkelijk moeilijk het is voor het Centraal Planbureau om dat soort onzekerheden te ramen. Er is net een Macro Economische Verkenning verschenen, met alle onzekerheden van dien, waarbij wij een meerjarig saldopaddoorkijkje hebben gegeven. Daar zitten allerlei onzekerheden aan. Het hangt er inderdaad precies van af welke kant deze eurocrisis opgaat. Er had zich voor de verkenning een heel duidelijke gebeurtenis voorgedaan op basis waarvan kon worden geraamd. Als het opportuun is, wil ik best aan het verzoek van de heer Koolmees voldoen. Maar dan moet er wel duidelijkheid zijn. Dan moet er iets zijn gebeurd waarmee wij nog geen rekening hadden gehouden. Ik houd dit even in de binnenzak, zodat ik deze kaart eventueel kan trekken als dit opportuun is.
De heer Koolmees (D66):
Ik vraag dit ook met klem omdat ik van de situatie in 2008 en 2009 heb geleerd. In maart of april 2009 kwam er een aanvullend beleidsakkoord, dat het ons mogelijk maakte om snel in te grijpen. Omdat het zo snel kan gaan en omdat de economische groei zo snel kan tegenvallen, vraag ik de minister om hiermee echt rekening te houden, het alvast neer te leggen bij het Centraal Planbureau en hierop voorbereid te zijn.
Minister De Jager:
Het Centraal Planbureau kan snel schakelen op het moment dat zich zo'n situatie voordoet. Ik houd het in mijn achterhoofd en blijf de vinger aan de pols houden. Als het nodig is, zullen wij om zo'n doorkijk vragen.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):
Ik wil de minister even helpen. Naar aanleiding van de commissie-De Wit en de evaluatie van wat er in 2008 en 2009 allemaal is misgegaan, hebben wij met name gekeken naar de positie van het Centraal Planbureau en de Nederlandsche Bank. Er ligt nog een motie van de Kamer die aan het Centraal Planbureau en de Nederlandsche Bank de rol geeft om in gezamenlijkheid een doorkijk te geven en de Kamer mee te nemen in economisch onzekere tijden. Wij hebben daarvoor een afspraak gemaakt. Ik zou dit willen koppelen. Wij zijn niet gebaat bij nog meer informatie, maar wel bij betere informatie in tijden van economische onzekerheden. Ik sluit dus aan bij wat er al ligt met betrekking tot de doorkijkjes van de Nederlandsche Bank en het Centraal Planbureau.
Minister De Jager:
Mevrouw Blanksma verwijst nu naar de motie-Blanksma c.s. Tussen de Kamer en beide instituten vindt overleg plaats. Over het onderdeel van de Nederlandsche Bank word ik op de hoogte gehouden; over het onderdeel Centraal Planbureau wordt de minister van EL&I op de hoogte gehouden. Ik begrijp ook dat er aan een soort werkafspraak wordt gewerkt, zodat zij beide een rapportage kunnen laten uitgaan en op een gezamenlijke hoorzitting de Kamer daarover kunnen briefen. Het zijn onafhankelijke instituten, maar ik begrijp dat daar werkafspraken over worden gemaakt. Daarin kan dit heel duidelijk worden meegenomen.
Mevrouw Blanksma vraagt verder of de signaalmarge wettelijk wordt verankerd. Zoals bekend, wordt op dit moment gewerkt aan een wetsvoorstel over houdbare overheidsfinanciën. Een onderdeel van dit wetsvoorstel is dat conform de door de Kamer aangenomen motie de uitgangspunten van het trendmatig begrotingsbeleid wettelijk worden verankerd. Bij het uitwerken van dit wetsvoorstel zal ook rekening worden gehouden met het verzoek van mevrouw Blanksma ten aanzien van de signaalmarge. We moeten even bekijken hoe we dit precies in de wet kunnen opnemen. De begrotingsregel laat namelijk enige discretionaire ruimte. We zullen dit verzoek meenemen bij de uitwerking van de wet.
De heer Dijkgraaf heeft gevraagd naar het risico van nieuwe bezuinigingen. Hij vraagt of het kabinet wel voldoende is voorbereid. De belangrijkste voorbereiding is dat het kabinet vasthoudt aan de begrotingsregels en aan de kadersturing. Op dit moment is er geen sprake van noodzaak tot aanvullende bezuinigingen, maar de economische ontwikkelingen zijn natuurlijk wel zeer onzeker. Als de economische ontwikkelingen verder verslechteren, kunnen aanvullende maatregelen eventueel noodzakelijk zijn om het saldo niet al te veel uit de pas te laten lopen. Er zijn nu minder buffers dan in 2008 om de automatische stabilisatoren ongehinderd hun werk te kunnen laten doen. Het kabinet is er voldoende op voorbereid. De bezuinigingsopties zijn redelijk recent, een jaar geleden, in kaart gebracht met de achttien heroverwegingsrapporten.
We hebben daarvan een belangrijk deel gebruikt voor het coalitieakkoord en voor de budgettaire paragraaf van het regeerakkoord en van het gedoogakkoord. Daar staan nog veel mogelijkheden in. Iedere situatie is anders en vereist dus ook een andere wijze van ingrijpen. Als het bijvoorbeeld banken betreft, vereist dat een andere manier van ingrijpen dan wanneer het puur een saldo betreft. Zolang dit nog niet opportuun is, wil ik hier nog niet te veel op vooruitlopen. Het kabinet voelt zich hier echter voldoende op voorbereid.
De Partij van de Arbeid vraagt of de conclusie van de Rekenkamer dat veel innovatiebeleid geen effecten heeft, zorgwekkend is. De Rekenkamer concludeert, voor zover ik het begrepen heb, niet dat er geen effecten zijn, maar dat de effecten niet zijn vast te stellen. Dat is een belangrijk verschil. Het betekent echter dat het beter kan en beter moet. Daarom gaat het roer om met een nieuw bedrijfslevenbeleid. De minister van EL&I heeft hier recent een brief over gestuurd. Hij zal hier in een debat met de Kamer nader op ingaan. Ook zal hij op de analyse van de Rekenkamer ingaan. Ik heb bovendien begrepen dat hij conform de wens van de Rekenkamer probeert zo veel mogelijk van het beleid afrekenbaar te maken. Dat zal hier apart of bij de begrotingsbehandeling van het ministerie van EL&I in het debat terugkomen.
De heer Dijkgraaf vraagt of ik kan aangeven wanneer ondernemers de vruchten plukken van het beleid om de prioriteit te leggen bij de versteviging van hun concurrentiepositie. Onder leiding van de minister van EL&I zet het kabinet in op een nieuw bedrijfslevenbeleid. Zoals ik net al zei, is er onlangs een brief verzonden aan de Kamer. Hierin worden heel veel maatregelen genoemd die de positie van Nederlandse ondernemers moeten verbeteren. Dit moet inderdaad nog daadwerkelijk zijn beslag krijgen, waarna het pas merkbaar wordt. Dat ben ik met de heer Dijkgraaf eens. Ik noem bijvoorbeeld de nieuwe RDA-faciliteit voor ondernemers, oplopend van 250 mln. in 2012 tot 500 mln. in 2015. De staatssecretaris van Financiën heeft zich hier hard voor gemaakt. Ondernemers profiteren echter ook van een grote verlichting in de administratieve lasten op bijvoorbeeld het innovatiefonds MKB+, dat wordt vormgegeven. Het is heel belangrijk dat ondernemers allereerst profiteren van een gezond macro-economisch en financieel klimaat. Dat zeg ik erbij tegen de heer Dijkgraaf. Daarom is het zo ontzettend belangrijk om de financiële stabiliteit te waarborgen. De heer Dijkgraaf steunt dit ook heel trouw. Daar dank ik hem voor net zoals ik de andere leden daarvoor heb bedankt. Alle maatregelen zouden namelijk zo verdampen als het macro-economisch echt helemaal misgaat in Europa door een escalatie van de schuldencrisis. Het is daarom belangrijk om zowel in Nederland de overheidsfinanciën op orde te brengen met de hiervoor bestemde maatregelen, als in het buitenland de financiële stabiliteit te waarborgen.
Mevrouw Blanksma vraagt om maatregelen om landen in Europa concurrerend te maken. Zij verwijst ook naar plannen die in het Europees Parlement door mevrouw Wortmann zijn gelanceerd. Ik kan mevrouw Blanksma bevestigen dat ik me sterk zal maken voor onze eigen positie. Achterblijvende concurrentiekracht is een structureel probleem in het eurogebied, niet zozeer voor Nederland, maar wel voor een aantal landen in Zuid-Europa. Ook wij moeten echter blijven inzetten op versterking van concurrentiekracht. Daarom brengt het kabinet niet alleen de overheidshuishouding op orde, maar zet het ook in op een scala aan groeimaatregelen om de economische groeimotor aan te zetten.
De heer Braakhuis vraagt waarom het kabinet – hij zegt "het grijze kabinet", maar die woorden laat ik geheel voor zijn rekening! – kiest voor bezuinigingen op natuur en openbaar vervoer en investeert in asfalt. Bij het invullen van een ombuigingstaakstelling van 18 mld. moet het kabinet keuzes maken, soms ook pijnlijke keuzes. Die heb ik ook nooit uitgesloten; wij zijn daar altijd eerlijk in. Naast de ombuigingen, zoals bezuinigingen op natuur en de brede doeluitkering, investeren wij echter ook in goede infrastructuur. Daarom trekken wij structureel 500 mln. extra uit voor investeringen in wegen en spoor. Ook blijft het kabinet onverminderd werken aan het Programma Hoogfrequent Spoor, dat in totaliteit enkele miljarden euro's kost.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Dat er keuzes nodig zijn, zullen we niet ontkennen. Het gaat erom welke keuzes worden gemaakt. Dan is de vraag waarom je juist de kwetsbare natuur pakt, die voor iedereen is. Waarom je niet investeert in openbaar vervoer, waarmee ook de lagere inkomens geholpen zijn, maar alleen in asfalt om de files niet te verminderen maar te verbreden. En waarom er ook nog eens wordt geïnvesteerd, en nog wel 1,1 mld., in slurpende auto's. Het gaat er niet om of er pijnlijke keuzes moeten worden gemaakt, maar waarom nu juist deze keuzes?
Minister De Jager:
Ik kan de weergave van de heer Braakhuis niet overnemen, omdat die op een aantal punten onvolledig of niet juist is. Ten eerste heb ik net aangegeven dat er wel gericht wordt geïnvesteerd in openbaar vervoer. Ik heb twee voorbeelden daarvan genoemd: 500 mln. extra in het regeerakkoord voor wegen en spoor en bovendien het doorzetten van het Programma Hoogfrequent Spoor. Ten tweede levert ook de natuur een bijdrage aan de bezuinigingen, voor een deel door temporisering. Wij moeten voldoen aan bepaalde eisen in de ecologische hoofdstructuur. Als wij enkele jaren extra nemen om de internationale eisen te bereiken, levert dit al bezuinigingen op. Je realiseert dan nog wel de extra natuurgebieden. Het gaat namelijk niet om het vernietigen van natuurgebieden, maar om het creëren van extra natuurgebieden. Als je daar wat meer tijd voor neemt, bezuinig je daarop. Dat is een keuze. Ik ben het met de heer Braakhuis eens dat je ook andere keuzes kunt maken. Als je op zo veel terreinen bezuinigt, vinden wij het echter redelijk dat ook op het vlak van de natuur een bijdrage moet worden geleverd, bijvoorbeeld middels het temporiseren van de ecologische hoofdstructuur. Sommige natuurinvesteringen zullen dus wat later worden gedaan dan eerder voorgenomen en dat levert geld op.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Als dit hand in hand zou zijn gegaan met bezuinigingen op asfalt, zou dit prima zijn. Daar wordt echter juist zwaar in geïnvesteerd. Intussen ontbreekt het in dit metropoolachtige land nog steeds aan een heldere visie op openbaar vervoer tussen de grote steden. Vanuit de steden zelf is het platteland slecht bereikbaar. Waarom heeft de minister niet juist geïnvesteerd in het openbaar vervoer? Dat helpt ook tegen filebestrijding. Daarmee wordt er toegang voor iedereen gecreëerd. Waarom investeert de minister in de auto en dan nog vooral voor de rijkeren in dit land?
Minister De Jager:
Op het tweede punt zal de staatssecretaris zo dadelijk ingaan. De vergroening door de omzetting van de bpm in een uitstootbelasting – destijds is die ook door GroenLinks gesteund – wordt gewoon voortgezet. De staatssecretaris zal daar straks meer over zeggen.
Ik kom nu terug op het eerste punt van de bezuinigingen. Het kabinet vindt natuur heel belangrijk. De heer Braakhuis heeft nu echter tot drie keer toe gesteld dat het kabinet alleen maar bezuinigt op openbaar vervoer en dat het alleen meer asfalt aanlegt. Ik verwerp die stellingen. Het kabinet investeert 500 mln. in wegen én spoor. Over de precieze verdeling van dit heel grote infrafonds moet een discussie plaatsvinden met de minister van I en M, waaraan ook de fractie van GroenLinks kan deelnemen. Ik heb een heel ander beeld voor ogen dan het beeld dat de heer Braakhuis schetst. Het Programma Hoogfrequent Spoor kost heel veel geld. Dit kabinet neemt dat programma echter ter hand, waardoor er spoorboekloze treinen gaan rijden. Het kabinet maakt dus werk hiervan.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Ik had het niet over openbaar vervoer, maar over natuur; dat ter zijde. Ik constateer dat het kabinet in die zin met zijn rug naar de toekomst staat, dat er geen visie is op basis waarvan dit soort keuzes wordt gemaakt. Ik mis een visie op openbaar vervoer. Ik mis een visie op de bereikbaarheid van de Randstad en het bereikbaar maken van het openbaar vervoer in de buitengebieden. Dat verwijt ik dit kabinet.
Minister De Jager:
De minister van I en M heeft in dit verband een investeringsbrief naar de Kamer gestuurd. Daar is het nu ook het goede moment voor. De visie van het kabinet wordt in die brief heel duidelijk naar voren gebracht. Nogmaals, het kabinet zet niet alleen in op wegen. Het doet beide. Het investeert in zowel het openbaar vervoer – treinen, openbaar vervoer – als de wegen. Er zijn inderdaad bezuinigingen op natuur. Het kabinet heeft die keuze gemaakt. Het heeft ook gekozen voor het enigszins vertragen van de extra investeringen in en de extra uitgaven voor de natuur. De minister van I en M heeft uiteengezet waarom wij die keuzes maken en heeft de visie daarachter ook vermeld.
De heer Braakhuis vraagt verder of wij de bezuiniging op de kinderopvang ongedaan kunnen maken en dit alles kunnen dekken door de kinderbijslag inkomensafhankelijk te maken. Hij vraagt dus om een bezuiniging op de kinderbijslag. De kinderbijslag is een inkomensonafhankelijke tegemoetkoming. Daarmee komt de waardering voor het hebben van kinderen en de kosten die dit met zich brengt tot uitdrukking. Bovendien wordt hiermee solidariteit uitgedrukt tussen mensen met en mensen zonder kinderen. Wij kunnen het voorstel van GroenLinks dus niet opnemen. Ik neem aan dat beide maatregelen bij de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken – zij horen namelijk bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid thuis – ter hand kunnen worden genomen.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Het gaat me erom dat dit kabinet wel zegt te kiezen voor de zelfstandigheid en de individuele verantwoordelijkheid van mensen, maar toch dergelijke keuzes maakt. Dit kabinet kost al 110.000 banen en ik vraag me af waarom het nog meer moet kosten. Waarom worden vooral vrouwen van de arbeidsmarkt geweerd? ING-onderzoek toont aan dat drie op de tien werkende ouders alleen hierdoor minder gaat werken. Dat is een verlies aan vaak hoogopgeleide arbeidsproductiviteit. Dit is dus een desinvestering. Daarom vraag ik me af waarom het kabinet niet bereid is om de sterkste schouders de zwaarste lasten te laten dragen via de inkomensafhankelijke kinderbijslag en waarom voor veel mensen toch een slot op de arbeidsmarkt wordt gezet.
Minister De Jager:
Hier zitten heel veel waardeoordelen in waar ik heel kort op zal reageren. Ik ben het niet eens met de vraagstelling omdat daarin bepaalde dingen als feiten worden gepresenteerd. Wij zetten geen slot op de arbeidsmarkt. Dit kabinet zet juist in op de doorstroom van de onderkant van de arbeidsmarkt. Nederland heeft overigens een heel lage werkloosheid, ook internationaal gezien en ook historisch in Nederland zelf gezien. Wij vinden dat de kosten van de kinderopvangtoeslag enorm uit de hand zijn gelopen. De heer Braakhuis vergeet erbij te zeggen dat deze bezuiniging niet eens minder geld betekent, maar minder meer geld. In de laatste jaren zijn de kosten namelijk enorm opgelopen. Een deel van die zeer hoge oploop van de kinderopvangkosten draaien we terug. In sommige gevallen werd meer dan 90% van de kosten van de kinderopvang vergoed, afhankelijk van de situatie van de moeder. Wat de overheid kan betalen, heeft zijn grenzen. De sterkste schouders dragen in Nederland de zwaarste lasten. Ons belastingstelsel zorgt ervoor dat aan de inkomenskant de rijke mensen het meeste bijdragen; het is ook relatief veel meer. Bij de inkomensoverdrachten, de subsidies, profiteren juist de mensen aan de onderkant het meest en niet de rijkere mensen.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
De minister mist mijn punt. Hij kan ook besluiten dat iemand vanaf anderhalf à twee ton geen recht meer heeft op kinderbijslag. Daarmee kan hij de arbeidsmarkt verder open houden. Bij deze maatregel wordt alleen naar de kostenkant gekeken en niet naar wat het oplevert. De kinderopvang is ook een investering in de economie omdat we daarmee mensen aan het werk zetten en het onderste uit de kan van hun opleiding haalt. Als het wel werkt in Scandinavische landen, waarom zou het hier dan niet werken?
Minister De Jager:
Nogmaals, de kosten voor de kinderopvangtoeslag zijn enorm opgelopen. Door het CPB – vandaag vaak geciteerd, ook door partijen aan de linkerzijde – is uitgerekend dat de kinderopvangtoeslag inmiddels heel ineffectief is geworden doordat een extra fte bijna een ton aan subsidie ging kosten. Heel effectief is het extra geld niet geweest. Het eerste deel van het budget was misschien wel effectief, maar de oploop is steeds minder effectief geworden. Als een subsidie zo veel geld gaat kosten, moet je die aan banden durven leggen. Verder kiest het kabinet ervoor om een schuifje tussen kinderbijslag en kindgebonden budget te doen; dat gaat enigszins de kant op die de heer Braakhuis wil.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Ik constateer dat het kabinet er bijna voor kiest om heel veel vrouwen het recht op werk te ontzeggen. Daarmee doet het kabinet niet alleen een desinvestering in de opleiding van deze mensen, maar doet het ook de economie tekort.
Minister De Jager:
Ik ga niet alle argumenten herhalen. Subsidie geven die niet effectief is, heeft niets te maken met het recht op werk. Dit kabinet blijft inzetten op de participatie van iedereen, ook van vrouwen. Gelukkig groeit de participatie de afgelopen jaren, maar het is duidelijk gebleken dat de kinderopvangtoeslag daar niet het meest effectief aan heeft bijgedragen, zeker niet de laatste honderden miljoenen die erbij zijn gekomen. De afbouw van de zogenoemde aanrechtsubsidie, waar dit kabinet versneld op inzet, levert ook een bijdrage aan de participatie van vrouwen. Wij hebben die afbouw opgenomen in het regeerakkoord.
Dan kom ik bij de vraag van de heer Dijkgraaf of gemeenten maatwerk kunnen leveren bij de bijzondere bijstand. De verantwoordelijkheid voor de bijzondere bijstand ligt uiteraard bij de gemeenten zelf. De middelen voor de bijzondere bijstand zitten in het Gemeentefonds. Het kabinet heeft besloten om 90 mln. extra beschikbaar te stellen aan bijzondere bijstand voor kwetsbare groepen zoals chronisch zieken, gehandicapten en ouderen. Daarbovenop wordt circa 10 mln. ingezet om uitgaven aan kinderopvang mee te nemen bij de inkomenstoets voor onder meer kwijtschelding van gemeentelijke lasten.
De heer Plasterk heeft vragen gesteld over vier koopkrachtvoorbeelden van gezinnen. De heer Irrgang heeft gevraagd naar het beleid van het kabinet inzake lage inkomens. In de schriftelijke beantwoording ben ik al ingegaan op de tien punten van de heer Plasterk. Binnen het kabinet is natuurlijk allereerst de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het koopkrachtbeleid verantwoordelijk. Daar verwijs ik ook naar. Hij zal ook het koopkrachtbeeld en de evenwichtigheid daarvan in de Kamer verdedigen, als later in het jaar de begroting van SZW wordt behandeld.
Ik kan daar het volgende over zeggen. In 2012 gaan de huishoudens er volgens de cijfers van het Centraal Planbureau gemiddeld 1% in koopkracht op achteruit. Voor de meeste huishoudens ligt de koopkrachtontwikkeling rond dit gemiddelde. Gelet op het feit dat we uit een heel grote financiële en economische crisis komen waarin de koopkracht zich in het eerste jaar zelfs nog positief heeft ontwikkeld voor burgers maar waarin de overheid wel een enorm tekort heeft gekregen, is dat nog heel evenwichtig. Dat tekort moet op een gegeven moment worden gecompenseerd en daar gaat uiteindelijk iedereen de gevolgen van ondervinden. Nogmaals, over de onderlinge verdeling gaat de minister van Sociale Zaken. Aan lage inkomens is het kabinet binnen de bestaande mogelijkheden voor een belangrijk deel tegemoetgekomen, door bijvoorbeeld maatregelen voor de kinderbijslag en het kindgebonden budget, de lagere Zvw-premie en de bijzondere bijstand.
Ik ga niet op de voorbeelden in. Het Nederlandse koopkrachtbeeld met die standaard koopkrachttabellen en die puntenwolken levert misschien wel het meest verfijnde beeld van de hele wereld op. De heer Plasterk stelt vragen over vier anekdotische voorbeelden waarin een aantal individuele maatregelen van het kabinetsbeleid cumuleren. Het kabinet heeft voor de laagste inkomens en voor de mensen bij wie allerlei effecten cumuleren, 90 mln. extra voor de bijzondere bijstand uitgetrokken. De SP noemt nog de griffierechten. Gemeenten hebben ook de mogelijkheid om in individuele gevallen bijzondere bijstand te verlenen voor het voldoen van griffierechten. Op het individuele niveau finetunen is op rijksniveau gewoon onmogelijk. Het kabinet legt aan de hand van de meest uitgebreide koopkrachtplaatjes die er te maken zijn in de begroting van SWZ en gelet op de omvang van de crisis, een evenwichtig koopkrachtbeeld neer. Ook kan de bijzondere bijstand worden uitgebreid voor de mensen met de laagste inkomens die in de knel zouden kunnen komen door een cumulatie van al die maatregelen.
Mevrouw Blanksma en de heer Van Dijck hebben gevraagd naar de gedragscode voor de NHG …
De voorzitter:
Bent u klaar met de koopkracht?
Minister De Jager:
Ja.
De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer Plasterk.
De heer Plasterk (PvdA):
Ik heb twee opmerkingen over het vorige punt. De minister wuift dat nu zo weg door te zeggen dat je niet met individuele gevallen moet komen. Ik heb de minister nu juist een voorbeeld gegeven van exact dezelfde gezinnen in dezelfde situatie, met als enige verschil dat het ene gezin een inkomen van twee ton heeft en het andere gezin, een lerarenechtpaar met kinderen, een modaal inkomen. De mensen met twee ton gaan er volgend jaar 2,5% op achteruit en het gezin met het modale inkomen gaat er 7,5% op achteruit. Dat kun je niet wegwuiven door te zeggen dat dit verschillende situaties zijn. Het enige verschil is dat de hoge inkomens er bij dit kabinet beter van af komen. In het vorige kabinet heeft staatssecretaris De Jager, een geweldige kerel, het niet-indexeren van de grens van de villabelasting ingevoerd. Ik wil de minister met de volgende tekst graag helpen herinneren aan de manier waarop staatssecretaris De Jager dat toen motiveerde: "Op die manier krijg je ook een bijdrage van hogere inkomens, c.q. meervermogenden". Wat schrijft minister De Jager nu? Hij is daartegen, want het leidt tot een sluipende lastenverzwaring. Ik krijg de indruk dat de heer De Jager in een kabinet met de PvdA een heel ander toontje zingt dan wanneer hij onder een VVD-regime dient.
Minister De Jager:
Ik ben in ieder geval blij met de vraag van de heer Plasterk op een punt. Voor het eerst in de discussie – ik heb hem op tv dit voorbeeld al een aantal keren zien gebruiken – heeft hij het wel juist gezegd. De villabelasting gaat gewoon door en het tarief ervan blijft de komende jaren stijgen. Nu heeft hij toegegeven dat het niet te doen was om wat dit kabinet nu doet, maar om het bevriezen van de grens voor de villabelasting zodat op termijn ook veel goedkopere woningen, eengezinswoningen, onder dat sterk verhoogde tarief zouden vallen. Dat is natuurlijk een heel groot verschil. Het ene is een villabelasting en die blijft gewoon bestaan voor woningen boven de 1 mln. in huidige euro's. Sterker nog, dat tarief loopt verder op; het is een heel fors tarief. Dus die villabelasting is er. Maar de heer Plasterk kan huizen die nu drie of vier ton kosten in Amsterdam toch moeilijk een villa noemen? Hij noemt ze wel een villa, als hij de grens voor decennialang wil bevriezen en ook die huizen op termijn onder die belasting wil laten vallen. Als de grens wordt bevroren, vallen op termijn ook huizen van drie of vier ton onder die zeer hoge villabelasting. Voor woningen boven de 1 mln. vind ik dat heel terecht. Dat noemen wij dan maar even villa's en dus de villabelasting. Maar daaronder vinden wij het niet noodzakelijk. Dit kabinet neemt nieuwe maatregelen voor een evenwichtig koopkrachtbeleid voor degenen tussen die drie ton en die 1 mln. Daarvoor neemt het kabinet ook andere maatregelen. Zo hebben wij gezien dat bijvoorbeeld twee keer modaal ook bij dit kabinetsbeleid inlevert en niet alleen mensen wat meer aan de onderkant, zoals bij een bezuiniging vaak het geval zal zijn.
De heer Plasterk (PvdA):
Dit zijn echt slimmigheidjes. Als je de grens voor de villabelasting tien jaar lang bevriest, bereikt een huis dat nu 7,5 ton waard is over tien jaar die grens. Het is dus onzin om over portiekwoningen of over huizen van drie ton te beginnen en dat weet deze minister heel goed. Bovendien was dat in het vorige kabinet voor staatssecretaris De Jager, die naar ik aanneem ook goed geïnformeerd was over de bedragen, geen reden om opeens die grens weer variabel te maken. Ik constateer dat de minister nu een andere motivatie heeft, omdat hij zich voor huiseigenaren net onder de 1 mln. opeens heel sterk wil maken terwijl hij in een vorige periode zei dat van die mensen op den duur best een bijdrage mocht worden verwacht.
Minister De Jager:
Tien jaar bevriezen? Dat stelt de heer Plasterk niet voor. Het levert ook niet zo heel veel op.
De heer Plasterk (PvdA):
Laten wij het eerst eens tien jaar doen.
Minister De Jager:
Oké, maar dat levert niet die 0,2% houdbaarheid op. Die zit er nu juist in dat over 40 jaar de grote bulk van woningen eronder valt. Daar zit het houdbaarheidseffect in. Ik ben het met de heer Plasterk eens dat ik in het vorige kabinet die maatregel heb voorgesteld als houdbaarheidsmaatregel, voor 0,2% houdbaarheid. In het vorige kabinet dekten wij bij lange na niet zelfs een derde van het stukje van het houdbaarheidsgat. Dit kabinet dekt niet 0,2% van het bbp; dit kabinet dekt 80% van het totale houdbaarheidsgat zonder die grens te bevriezen, zonder dat al die woningen boven de drie ton eronder gaan vallen. Als je het maar tien jaar doet, levert het heel weinig op. Als je het heel lang doet, levert dat meer houdbaarheid op. Maar dit kabinet heeft nu andere maatregelen daarvoor voorgesteld.
De heer Plasterk (PvdA):
Ik vind het allemaal wel goed met het houdbaarheidsgat. Ik concludeer dat de heer De Jager in de context van een kabinet met de PvdA heel anders aankijkt tegen mensen met een huis tussen de 7,5 ton en de 1 mln. dan hij nu opeens doet. Maar de huurders en de mensen met de lage inkomens worden nu wel zwaar in de portemonnee gepakt. Daar maak ik groot bezwaar tegen en dat stelt mij zeer teleur.
Minister De Jager:
Het lukte mij in het vorige kabinet niet om het scheefwonen aan te pakken en nog een aantal andere bezuinigingen door te voeren om het houdbaarheidsgat te kunnen dichten. Toen moesten wij dit doen. Nu dichten wij het houdbaarheidsgat voor 80%, dus zie ik geen aanleiding om die grens zo lang, 40 jaar, te bevriezen om op die manier heel veel woningen eraan te laten bijdragen. Ik vind het wel belangrijk – ik zeg dit ook voor de mensen die thuis meekijken – om vast te stellen dat dit kabinet de villabelasting onverminderd voortzet.
De heer Van Dijck en mevrouw Blanksma hebben gesproken over de NHG. De nieuwe gedragscode en de NHG beschouw ik als een goede invulling van de open norm. De gedragscode is tot stand gekomen in nauw overleg met de bankensector en de AFM. In september heeft aanvullend overleg plaatsgehad tussen Financiën, de sector en de AFM om onduidelijkheden weg te nemen. De AFM blijft hypotheken van 108% toestaan bij de NHG. Wij zitten in een markteconomie en ik kan banken dus niet dwingen om hypotheken af te sluiten. Het staat banken vrij om een lager percentage te hanteren. De code is er om overkreditering te voorkomen en niet om een minimumgrens neer te leggen. De code beschermt de consument tegen overkreditering en is belangrijk voor de financiële stabiliteit. De teksten van de gedragscode gaan wij ook niet meer wijzigen. Wel blijft maatwerk mogelijk. De code bevat verschillende uitzonderingsmogelijkheden. Over de gedragscode heeft op 22 mei overleg plaatsgehad met de Kamer. Daarna heeft het ministerie overlegd met de AFM en de banken. Onduidelijkheden zijn weggenomen, ook als het gaat om het maatwerk. Maatwerk blijft mogelijk. Zoals DNB al in het rondetafelgesprek heeft toegezegd, is het een belangrijke stap waar niet mee gewacht kon worden. Nogmaals, het is geen inbreuk op het NHG-regime, maar ik ga banken niet verplichten om bepaalde hypotheken af te sluiten. Als zij vinden dat het in het belang van de klant of van de financiële stabiliteit niet handig is om een hypotheek af te sluiten, dan zijn ze niet verplicht om dat wél te doen.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):
De minister roept de banken gelukkig wel op om de NHG-norm te accepteren die ook door de AFM geaccepteerd wordt. De banken die meeluisteren weten bij dezen dat die ruimte er is. Er is een gesprek geweest tussen het ministerie, de AFM en de banken om het maatwerk goed handen en voeten te geven. Banken springen nu in een kramp, omdat zij niet weten waar zij bij de AFM aan toe zijn. Wat is er uit het gesprek gekomen waardoor de minister nu zegt dat er alle ruimte is om maatwerk te verlenen? Banken hoeven niet bang te zijn om in een kramp te springen. Zij moeten doen wat zij moeten doen: financieren.
Minister De Jager:
Uit het overleg is mij medegedeeld dat de onduidelijkheden zijn weggenomen. Er was veel vrees, soms koudwatervrees. Soms was dat terecht, want structurele overkreditering willen wij voorkomen. Overkreditering in het belang van de consument moeten wij eveneens voorkomen. Als er echt ruimte moet zijn, ruimte die door de drie partijen werd gezien, kan die via maatwerk ingenomen worden.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):
Ik geef een voorbeeld, zodat het voor iedereen wat duidelijker wordt: een jonge academicus, net op de arbeidsmarkt, wil een huis gaan kopen. Hij valt onder maatwerk, hij heeft nog geen lang arbeidsverleden, maar hij heeft wel perspectief. Zo iemand kan gewoon een hypotheek aanvragen en goedkeuring krijgen bij een bank in Nederland.
Minister De Jager:
Maatwerk is maatwerk, dus ik kan daar niet in algemene zin op antwoorden. Ik ben blij dat de onduidelijkheden zijn weggenomen. Ik zal de vinger aan de pols houden of het goed blijft lopen tussen AFM en banken. Ook die onduidelijkheden moeten zijn weggenomen. Er moet zich een praktijk uitkristalliseren waarin banken maatwerk kunnen bieden daar waar dat wenselijk wordt geacht, zonder dat zij bang zijn door de AFM beboet te worden. Dat uitkristalliseren kost even tijd, maar ik zal de vinger aan de pols houden.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):
In een eerder algemeen overleg hebben wij opgeroepen om dat gesprek te voeren. De minister heeft gezegd dat hij dat zou gaan doen en dat hij de Kamer daarover zou rapporteren. Nu krijg ik een redelijk vaag antwoord op mijn vraag wat daar echt uitgekomen is. Ik zou het op prijs stellen dat wij teruggerapporteerd krijgen hoe die onduidelijkheden weggenomen zijn en op welke wijze daarop gemonitord wordt.
Minister De Jager:
Ik zal de Kamer daarover berichten.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik zei het al in mijn eerste termijn: het is natuurlijk heel frappant dat we voor de zomer de overdrachtsbelasting met 4% verlagen, welk grapje 1,2 mld. heeft gekost, waaraan wij als gedoogpartner graag hebben meegewerkt. In juli zag je ook gelijk effect: de woningmarkt bloeide op, wat bleek uit 15% meer verkopen ten opzichte van een jaar eerder. In augustus klapte de markt echter weer helemaal in elkaar, dankzij de strengere hypotheekregels. De PVV heeft altijd gezegd dat je die hypotheekregels zeker nu niet moet willen. Überhaupt zagen wij nut en noodzaak daarvan niet in. Is de minister bereid om het middel dat we niet geschuwd hebben, namelijk het verlagen van de overdrachtsbelasting, toch effectief te laten zijn en te voorkomen dat het weggegooid geld wordt? Is hij bereid die strengere hypotheekregeltjes even te laten vieren, in ieder geval zodanig dat de woningmarkt weer uit het slob raakt, en er weer woningen worden verkocht in Nederland?
Minister De Jager:
Nee. Ten eerste ben ik het niet eens met uw analyse: er zijn heel andere redenen voor de problemen op de arbeidsmarkt. Overigens hangen die problemen voor een heel groot deel samen met de vertrouwenseffecten die naar ons toe komen vanuit bijvoorbeeld de eurocrisis. Daarom blijft het belangrijk dat ook die bestreden wordt. Ik hoop nog steeds op de steun van de PVV, als die de woningmarkt zo belangrijk vindt. Ten tweede hebben we hierover op 22 mei uitvoerig gediscussieerd. Die regels waren allang bekend, ook voor de verlaging van de overdrachtsbelasting, die pas daarna is gekomen. Zij beschermen de consument tegen overcreditering. De heer Van Dijck doet alsof dat geen probleem is, maar deze Kamer ziet heel breed overcreditering als een probleem. Dat is ook een probleem, dat je niet onder het tapijt moet vegen. We hebben met z'n allen afgesproken dat we dat doen, en dan moeten we niet halverwege van dat pad gaan afwijken.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Het probleem is 2000 woningen per jaar. We hoorden gisteren dat het gaat om 2000 woningen vanuit de NHG die moeten worden verkocht, en waar de Stichting WEW moet bijspringen. Het merendeel wordt veroorzaakt door scheidingen en verlies van banen, en niets door overcreditering. Met andere woorden: ik heb in het AO keihard met cijfers duidelijk gemaakt dat het een heel klein probleem is. Wat u nu doet, is een probleem dat we eigenlijk in juli hadden opgelost, weer introduceren in augustus. Natuurlijk, het vertrouwen in de euro speelt mee. Daar draagt u overigens aan bij, want als u naar ons had geluisterd, was het vertrouwen allang teruggeweest. De door u nu gevolgde oplossingsroute schaadt het vertrouwen bij de burgers, en de groei. Maar goed, even los daarvan: we hadden een oplossing van 1,2 mld. Ik vind dat nu weggegooid geld, want door de strengere regels, de houding van de banken en de strenge AFM hijgend in de nek van de banken, draaien we de woningmarkt weer op slot. Dat is doodzonde. Ik vraag u nogmaals om daar iets aan te doen. Gooi die regels voor mijn part een jaar in de ijskast, gooi die woningmarkt weer los.
Minister De Jager:
Nog steeds kan onder de nieuwe regels 100% plus kosten worden gefinancierd door de koper van een woning. Als ik kom met een rapport van de DNB – mocht dat mogelijk zijn – dat de vertrouwenseffecten van de eurocrisis een veel groter effect hebben dan de aangescherpte hypotheekregels, die overigens zijn gebaseerd op een bestaande gedragsnorm in de Wft, gaat de heer Van Dijck dan wel het beleid ter bestrijding van de eurocrisis steunen?
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik doe niet mee aan flauwe spelletjes, ik wil graag een serieus antwoord. Een feit is dat in augustus het aantal hypotheekaanvragen halveerde ten opzichte van juli. Er zit een duidelijke trendbreuk van juli naar augustus. De prijzen van de huizen daalden in augustus met 2,9%, en in september daalden de hypotheekaanvragen met 2400. Met andere woorden: los van de crisis, die al erg genoeg is, van 31 juli op 1 augustus zie je in alle statistieken een trendbreuk in hypotheekaanvragen en afgesloten hypotheken. De interesse is er nog wel maar mensen krijgen gewoon keihard de deur in hun gezicht gegooid op het moment dat ze een hypotheek aanvragen. Daar hebben de banken schuld aan maar met de banken de AFM, want die controleert de banken op het handhaven van de strenge regels. Natuurlijk ben ik tegen overkreditering, maar ik wil niet dat de woningmarkt verder op slot gaat ten koste van de middenstand en van de Nederlandse economie. En dat bent u nu aan het regelen.
Minister De Jager:
Nogmaals, het kan niet wat de heer Van Dijck zegt. De aangescherpte norm is overigens een gedragscode die de banken zelf hebben afgesproken. De AFM wil natuurlijk wel dat er sprake is van een redelijke financiering. Onder die norm, die gedragscode, kan je al 100% van de aankoopprijs plus de kosten koper financieren in je hypotheek. Dus hoe kan dat dan voorkomen dat mensen een huis kopen? Sterker nog, wij zo'n beetje het enige land in de hele wereld waar je de hoogste hypotheek kunt krijgen, ook ten opzichte van landen waar het heel anders gaat met de woningmarkt. Ik zie het probleem wel dat de heer Van Dijck schetst, maar hij suggereert alsof dit komt door iets, waar het echter niet door kan komen. Naar mijn stellige overtuiging heeft het vertrouwen in de economie een veel groter effect op de verslechterde doorstroming op de woningmarkt waarvan op dit moment sprake is. Dat kun je niet goed managen, want dat heeft te maken met de internationale situatie. Het is niet zo dat de aanscherping van de hypotheekregels ervoor zorgt dat ineens mensen geen huis meer kunnen kopen. Volgens die regels kunnen ze een huis kopen met daarbovenop de 6% of 8%, waarmee ruimschoots de kosten koper gefinancierd kunnen worden.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Misschien is het goed als de minister zich wat meer met de binnenlandse aangelegenheden bezighoudt dan met de Europese, want er is een duidelijke trendbreuk van 31 juli naar 1 augustus. Daar kan hij dan wel voor wegkijken door te zeggen dat het ligt aan het vertrouwen en dat daar niets aan gedaan kan worden, maar feit is dat die trendbreuk er is. Kijk naar de statistieken. Praat eens met binnenlandse mensen zoals makelaars en de Vereniging Eigen Huis. Dan zal de minister horen dat ze allemaal zeggen: het is met name vanwege die strengere regels. Het enige wat ik de minister vraag, is om te kijken naar die strengere regels. Hij kan dan wel zeggen dat het een gedragscode is van de banken zelf, maar de AFM controleert erop en de minister kan wel degelijk zeggen: AFM kijk niet meer naar die gedragscode want die strengere regels kunnen we nu effe niet hebben.
Minister De Jager:
Dat laatste ook niet, want de Kamer heeft er in de wetgeving voor gezorgd – dat respecteren we uiteraard als regering – dat de toezichthouder hierin onafhankelijk is. Nogmaals, ik deel de zorgen van de heer Van Dijck over de woningmarkt, maar bij zijn analyse en zijn oplossingen loopt het mank. Volgens de gedragscode blijft volledige financiering van de aankoopprijs plus de kosten koper – bij de NHG wat mij betreft zelfs tot 8%, hetgeen meer is dan kosten koper door verlaging van de overdrachtsbelasting – mogelijk, zoals ik reeds heb aangegeven.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Wat zich hier afspeelde, was in mijn ogen een volkomen kolderiek gesprek tussen beide heren. Een minister die zegt dat we hier zo'n beetje de hoogste hypotheken ter wereld verstrekken. Een minister die geen overkreditering wil, en terecht. Een PVV die zegt: laten we de regels wat loslaten, laten we de mensen nog maar wat meer geven, ook al komen ze daarmee in de problemen. Dit terwijl we weten wat de oplossing is; die zit namelijk in het afschaffen van de hypotheekrenteaftrek. Allebei de partijen dragen mij helemaal gratis de argumenten aan om het te doen. Dank, dank, dank! De minister kan toch veel beter met zijn gedoogpartner en met ons opschieten als we de hypotheekrente aan gaan pakken?
Minister De Jager:
Ondanks dat hij dat misschien niet zou willen, zit de heer Braakhuis een beetje in hetzelfde kamp als de heer Van Dijck. Ook in de analyse gaat het een beetje mank. Wel zijn we het eens over de overkreditering. Dat is ook reden waarom we maatregelen met de sector en de AFM hebben genomen. Dat heeft de heer Braakhuis ook gesteund, dus dank daarvoor. Maar de hypotheekrenteaftrek als zodanig zorgt niet voor overcreditering. In vele landen die een hypotheekrenteaftrek hebben, zijn er geen overcrediteringsproblemen. Daar kun je bijvoorbeeld maar 70% of 80% van de waarde lenen. Vroeger, ook toen aflossingsvrij al lang fiscaal mogelijk was, kenden we annuïteithypotheken of gewone lineaire renteberekeningen en in de periode van de hypotheekrenteaftrek duurde die situatie nog lang. Enige causaliteit tussen een fiscale hypotheekrenteaftrek en overcreditering is noch empirisch, noch theoretisch aan te tonen.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Laat ik de minister helpen. Het gaat niet om overcreditering as such, het gaat erom dat de hypotheekrenteaftrek een prijsopdrijvend effect heeft en een luchtbel creëert. Ook instituten als het IMF zeggen dit. En als de lucht uit de luchtbel stroomt, zitten mensen met een restschuld. Op dat moment ben je sowieso overgecrediteerd, ook al had je dat bij aanvang niet. Kortom, de hypotheekrenteaftrek zorgt ervoor dat huizen te duur zijn, dat mensen hogere leningen moeten aangaan, dat er in Nederland een grote schuldenberg is. Minister, de oplossing ligt voor het oprapen. Waarom pakt hij die handschoen niet een keer op? Iedereen vraagt erom: de banken, de politieke partijen, instituten. De minister droeg zelf argumenten ervoor aan. De minister weet dondersgoed dat de huizenprijzen daarmee onnodig oplopen en dat we een luchtbel voor onszelf creëren. Wanneer wordt die handschoen opgepakt?
Minister De Jager:
Misschien is de heer Braakhuis de afgelopen twee jaar op een andere aardbol geweest, maar van opdrijven van de huizenprijzen is geen sprake meer; die dalen inmiddels al een tijdje. Het prijsopdrijvend effect van de hypotheekrenteaftrek als zodanig hangt trouwens samen met een steile aanbodcurve; die twee zorgen daar dus samen voor. Ik heb al aangegeven dat in het verleden Nederland al heel lang een hypotheekrenteaftrek had, en dat onze huizen in het grensgebied met Duitsland, ondanks onze hypotheekrenteaftrek, op een gegeven moment zo goedkoop waren dat Duitsers in Nederland kwamen wonen. Alleen hypotheekrenteaftrek in combinatie met een beperkt aanbod, een bijna steile aanbodcurve, kan leiden tot hogere prijzen. Het afschaffen van de hypotheekrenteaftrek in de huidige situatie met het huidige aanbod, zou juist leiden tot een opdrijvend effect op de woonlasten voor woningbezitters, omdat zij geen hypotheekrente meer zouden kunnen aftrekken. In plaats van een oplossing bieden, zou dit het probleem dus slechts verergeren. Ik begrijp het politieke punt van de heer Braakhuis wel, want bij iedere algemene financiële beschouwing, bijna in ieder debat, wordt de hypotheekrenteaftrek wel genoemd. Laten we nu gewoon concluderen dat we het, net zoals in de andere jaren, niet helemaal eens zijn.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Dat is ook een vaststelling, maar ik herinner de minister eraan dat de huizenprijzenstijging met 6% jarenlang boven de inflatie is geweest en dat daardoor sprake was van een enorme belvorming. Ik herinner de minister er ook aan dat instituten als het IMF dit tegen Nederland zeggen, ons daar zelfs voor waarschuwen. Door de crisis en een daardoor stagnerende huizenmarkt dalen de prijzen de laatste tijd iets, met 7%, maar dat weegt echt niet op tegen tientallen jaren met meer dan 6% stijging. We zitten dus met veel te hoge huizenprijzen en daardoor moeten mensen zwaar in het krediet. De minister kan dit niet wegnemen. Inderdaad zeg ik het hem elke keer weer: pak op die handschoen, doe er wat aan! Overigens wil ik de minister er ook aan herinneren dat in het voorstel van GroenLinks gewoon wordt begonnen met huizen boven 1 mln.; dat betreft namelijk de mensen die dit kunnen dragen. Mensen die het wat minder goed kunnen betalen, brengen we echt niet in de problemen.
Minister De Jager:
Huizen boven het miljoen laat dit kabinet al meebetalen door de villabelasting door te zetten, zoals ik destijds als staatssecretaris heb aangegeven. De huizenprijzen dalen op dit moment, ondanks de hypotheekrenteaftrek. Als je daar iets aan zou doen, zouden de huizenprijzen verder dalen; dat weten we allemaal. Het is zeer de vraag of dit wenselijk moet worden geacht, gelet op de huidige financiële stabiliteit in Nederland. Ik vind van niet.
Mevrouw Blanksma stelde vragen over de NHG en het herstellen van de grens van vóór de tijdelijke verhoging. Ik heb begrip voor de moeilijke situatie op de woningmarkt en ook het kabinet heeft dit meermalen tot uiting gebracht. Minister Donner heeft zijn Woonvisie uitgebracht. Het kabinet heeft de overdrachtsbelasting verlaagd naar 2%. Ik kan mij niet herinneren wanneer de overdrachtsbelasting zo laag is geweest. Ze is met vier procentpunten verlaagd tot 2%.
De NHG is een zeer grote garantie. Diverse Kamerleden hebben terecht gewezen op risico's van de garantie. De overheid garandeert met de huidige grens van de nieuwe hypotheken zo'n 80% van de hypotheekmarkt. De garantie verstoort de marktwerking. Ze levert dus een heel groot risico op. Het is de grootste garantie. De NHG betreft overigens geen gratis geld. Het is in omvang de grootste garantie van de overheid. Formeel is het overigens een achterborgstelling. Ik noem het een garantie, want economisch komt dat een beetje op hetzelfde neer. Het is een achterborgstelling, maar ik noem het even, naar het spraakgebruik dat ook door de Kamerleden is gebezigd, een garantie. Het uitstaande bedrag is inmiddels opgelopen tot 132 mld. Dat betekent dat de schatkist voor zeer grote bedragen kan worden aangesproken. Dat is een belangrijk risico. Ik hecht aan gezonde overheidsfinanciën, aan financiële stabiliteit en aan vertrouwen in de financiële markten. Ik ben het met mevrouw Blanksma en andere sprekers eens, die hebben gewezen op het risico van garanties. Met de verhoogde kostengrens garandeer je voor nieuwe hypotheken bijna 80% van de huidige hypotheekmarkt. Wij zien geen noodzaak voor zo'n grote overheidsrol op de private markt. Diverse onderzoeken laten zien dat het afwentelen van risico's op de schatkist leidt tot marktverstoringen. Dit betreft het nemen van meer risico's door private partijen.
Mevrouw Blanksma vraagt niet om een verhoging maar of daarvoor aandacht is en of ik de voor- en nadelen op een rij wil zetten. Daartoe ben ik altijd bereid, want deze tijdelijke garantie duurt nog tot 31 december van dit jaar. Ik ben best bereid om voor- en nadelen van deze tijdelijke verhoging van de NHG op een rij te zetten, met de kanttekening die ik nu al maak. Ik heb er echter geen probleem mee om daarnaar te kijken.
Een ander aspect is premiestelling. Het verschil tussen de premiestelling en wat de markt daarvoor extra vraagt is heel groot. Dit suggereert een heel grote marktverstoring. Dit suggereert ook dat onze premiestelling nu veel te laag is. Het lijkt mij dan ook goed om de premiestelling voor zowel de normale NHG als het plusje dat erbovenop is gezet in het onderzoek mee te nemen.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):
Ik dank de minister voor de toezegging. Als hij spreekt over voor- en nadelen, dan gaat dit wat ons betreft om nut en noodzaak. De verhoging moet een toegevoegde waarde hebben voor de huizenmarkt. Dat moet vaststaan. In die zin hebben wij de intentie om de hoogte van het garantiebedrag op € 350.000 te laten staan wanneer nut en noodzaak bekend zijn. Is de minister bereid om niet alleen het ministerie van Financiën, maar ook het Waarborgfonds en andere betrokken partijen die daarop echt zicht hebben, te betrekken bij het vaststellen van nut en noodzaak?
Minister De Jager:
Dat zal ik zeker doen. Ik denk dat wij voor het maken van zo'n overzicht ook de Nederlandsche Bank en mogelijk het Centraal Planbureau nodig hebben. Wij hebben sowieso een aantal instellingen nodig. Mevrouw Blanksma doelt op de actoren die erbij betrokken zijn. Die zal ik daarbij ook betrekken.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):
Ik dank de minister voor deze toezegging. Voor het onderstrepen van het belang van de huizenmarkt zal ik in de tweede termijn toch een motie indienen, maar die zal geheel in lijn zijn met de toestemming die wij vandaag hebben ontvangen van de minister.
Minister De Jager:
Voor alle duidelijkheid: ik spreek inderdaad over nut en noodzaak. Ik vind het prima om daarnaar te kijken. Ik vind dat je bij de garanties altijd moet kijken naar nut en noodzaak. Je moet ook kijken naar de marktverstoring, de vraag of een rol van de overheid noodzakelijk is of dat de markt dit kan oplossen, en naar de risico's die ermee gepaard gaan. Het gaat dus om nut, noodzaak en risico's.
De heer Irrgang (SP):
Ik wacht dit met belangstelling af. Is de minister wel van plan om dan ook echt te kijken naar de kostendekkendheid van de premie? Zo begreep ik dat. Die zou mogelijk wel eens wat hoger kunnen liggen. Ik kan mij ook voorstellen dat in dat hogere segment het risico wat hoger is dan in de rest van de bestaande, de gebruikelijke, hypotheekgarantie. Wij vinden dat je alleen onder die voorwaarde aan een blijvend hoge hypotheekgarantie moet werken.
Minister De Jager:
Ik heb zojuist tegen mevrouw Blanksma gezegd dat ik absoluut bereid ben om te bekijken of de premiestelling voldoende kostendekkend is, ook voor het risico. Nu is het via het waarborgfonds wel kostendekkend, maar er is een achterborgstelling bij de rijksoverheid die nog niet is opgevraagd. Daar is nog geen premie voor gevraagd. Dat is ook risico. Daar moet je dus ook naar kijken.
De heer Harbers (VVD):
Ik had dezelfde vraag als de heer Irrgang plus nog een andere vraag. In de schokproeven staat een aantal zaken over de NHG en wanneer het kan ontsporen in de beschreven scenario's. Kan de minister in dat onderzoek ook ingaan op wat die scenario's betekenen voor de premie die eigenlijk wenselijk geacht wordt voor de NHG?
Minister De Jager:
Ja. In bepaalde scenario's leidt het tot een uitvraag op de overheidsfinanciën. Ik begrijp dat de heer Harbers voor dat risico eigenlijk een vergoeding wil. Ik zal dat meenemen.
Voorzitter. Ik ben hiermee gekomen aan het einde van mijn betoog.
De voorzitter:
Dan gaan wij luisteren naar het antwoord in eerste termijn van de staatssecretaris.
Staatssecretaris Weekers:
Mevrouw de voorzitter. Dit zijn mijn eerste algemene financiële beschouwingen aan deze kant van de tafel. Ik kijk ernaar uit om vandaag met u van gedachten te wisselen over de fiscale ambities van het kabinet. Deze zijn gericht op vereenvoudiging, fraudebestendigheid en, aansluitend op het betoog van de minister, natuurlijk ook op een solide belastingopbrengst. Het huishoudboekje van de Staat moet op orde worden gebracht.
Veel van deze speerpunten komen terug in de antwoorden op de fiscale vragen die gisteren hier zijn gesteld. Het meeste komt echter aan bod wanneer het Belastingplan 2012 in twee wetgevingsoverleggen plus een plenaire afronding wordt behandeld.
Bij mijn beantwoording ga ik uit van vier blokken. Eerst ga ik in op de commissie belastingsstelsel en de vragen die de heer Dijkgraaf en anderen daarover hebben gesteld. Daarna ga ik in op vergroening en dan de bankenbelasting. Vervolgens sta ik kort stil bij het woondossier. De minister is daarop zojuist al dermate uitvoering ingegaan. Ik zal niet in herhaling vervallen. Ten slotte ga ik nog even in op de vragen van de heer Plasterk over mijn uitspraken van anderhalf jaar geleden over Griekenland.
Ook gisteren is weer gebleken dat de visies over de toekomst van het belastingsstelsel in Nederland fors uiteenlopen. Concreet is aan de kant van Kamer waar de heer Plasterk zich bevindt, gevraagd om nieuwe toptarieven. Tegelijkertijd is aan de kant van de Kamer waar de heer Dijkgraaf zit, gevraagd om verlaging van de belastingdruk op arbeid. Ook is gevraagd om meer vergroening. In de tegenbegrotingen tel ik echter twintig nieuwe belastingen. De ChristenUnie spant de kroon met tien nieuwe belastingen. De PvdA en SP steken daarbij bescheiden af met zes nieuwe belastingen. Om over eenvoud en rondpompen van geld te spreken! Ik kom er zo meteen nog op terug.
Het meest uitgesproken was in elk geval de heer Dijkgraaf. Daarom begin ik met zijn vragen over het instellen van een commissie belastingsstelsel. Het spreekt mij aan in het betoog van de heer Dijkgraaf dat hij de concurrentiekracht van Nederland centraal stelt en ingaat op het verlagen van belasting op arbeid. Als je de belasting op arbeid kunt verlagen, kun je daarmee de concurrentiekracht van Nederland vergroten. Ook zijn opmerkingen over vereenvoudiging spreken mij aan. Door verschuiven zou je de koek groter kunnen maken, onder meer door te stoppen met het rondpompen van geld. Deze onderdelen van zijn pleidooi sluiten grotendeels zo niet naadloos aan bij de lijn van de fiscale agenda.
In het Belastingplan 2012 zetten wij al heel wat stappen in het kader van de fiscale agenda, zoals het afschaffen van zeven kleine belastingen, grondslagverbredende maatregelen, waarvoor ik maar hoef te verwijzen naar de vennootschapsbelasting, en maatregelen, gericht op het bestrijden van fraude. Verder ben ik, zoals u al lang hebt kunnen lezen, bezig met een onderzoek naar de loonsomheffing en de winstbox.
De SGP gaat een stap verder en wil eigenlijk een concrete stip op de horizon, en tegelijkertijd ook het pad daar naartoe, want de SGP beseft dat het niet zo eenvoudig is om die stip op de horizon in één klap ook daadwerkelijk te bereiken.
Wanneer een meerderheid van de Kamer mij daarom vraagt, ben ik graag bereid tot het instellen van een dergelijke commissie. Ik zou dan ook tegen het eind van het jaar een brief kunnen sturen over de taakopdracht en de samenstelling van deze commissie. Dat zouden wij dan kunnen bespreken tijdens het debat over de fiscale agenda dat uw Kamer inmiddels op 23 januari van het volgende jaar heeft gepland.
De heer Dijkgraaf noemde alleen de inkomstenbelasting, maar uit zijn rekenvoorbeeld blijkt ook dat toeslagen een belangrijke rol spelen, ook in verband met de discussie over de draagkracht van het gezin. De commissie zou ook kunnen kijken naar het samenspel tussen de toeslagen en de fiscale kortingen. Hierover zal ik natuurlijk wel overleg moeten voeren met mijn collega's van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, VWS en BZK, die zowel budgettair alsook beleidmatig eigenaar zijn van de toeslagen. De Belastingdienst/Toeslagen, die valt onder mijn verantwoordelijkheid, is slechts uitvoerder.
Wel wil ik vast een paar piketpaaltjes slaan. Vooralsnog zullen wij moeten uitgaan van een budgettair neutrale schuif, want er is vooralsnog geen geld voor lastenverlichting. Daarnaast wijs ik erop dat wij in de inkomstenbelasting al vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw bezig zijn met een individualisering. Daarbij hoort ook de afbouw van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting, waar dit kabinet ook nog eens de uitzonderingen van beperkt. Dat is ingezet met steun van het parlement. Dat zou ik in elk geval niet willen terugdraaien. Ik vraag de heer Dijkgraaf om daarvoor ook begrip te tonen. Wij komen er niet alleen binnen de inkomstenbelasting en toeslagen. Er is ook een schuif nodig van directe naar indirecte belastingen.
Verder denk ik dat het van belang is om met elkaar af te spreken dat het aantal scenario's beperkt blijft. Wij moeten wel een paar scenario's schetsen waar je naartoe zou kunnen gaan en waaraan je zou kunnen denken: welke bouwstenen zouden kunnen bijdragen aan die stip op de horizon? Maar zo goed als mogelijk bieden deze scenario's dan ook voor elk wat wils. Tegelijkertijd, als het een budgettair neutrale operatie moet worden, is het niet alleen voor elk wat wils, maar zal ook iedereen pijn moeten lijden.
Van belang is het in elk geval ook – maar ik neem aan dat dat niet wordt tegengesproken – dat er sprake is van een vereenvoudiging voor de uitvoering, want de Belastingdienst zit met een fikse taakstelling. In die zin is het ook van belang dat eenvoud van de uitvoering ook een randvoorwaarde is.
Ik zeg erbij dat het betere niet de vijand moet worden van het goede. Wat mij betreft gaan wij wel door met het pad zoals geschetst in de fiscale agenda. Daarop zetten wij een aantal betekenisvolle stappen in het Belastingplan 2012. Zoals zojuist gezegd in januari ga ik de discussie aan met de Kamer om te bekijken welke vervolgstappen wij zouden kunnen zetten. Ik wijs erop dat als wij een dergelijke commissie instellen wij niet moeten verwachten dat zo'n commissie binnen een paar maanden een compleet plan klaar heeft liggen, dus dat dat ook de nodige tijd zal kosten. Het zou jammer zijn dat wij op het fiscale terrein niets zouden kunnen doen in een tijd dat een commissie bezig is, want ik denk dat de richting er wel een is die is geschetst in de fiscale agenda.
Het verzoek van de heer Dijkgraaf kan wat mij betreft dus een heel zinvolle en welkome aanvulling zijn op die fiscale agenda. Ik heb zojuist al gezegd dat ik bezig ben met een onderzoek naar een loonsomheffing. Ik heb gelezen dat heer Dijkgraaf zelf een voorstander is van een sociale vlaktaks. Hij heeft dat een keer in een column van NRC Handelsblad geschreven. Een vlaktaks wordt wel vaker bepleit, maar de invoering ervan leidt natuurlijk wel tot grote koopkrachteffecten. Een vlaktaks, sociaal in de vorm van een tweetaks of een echte vlaktaks, zal onvermijdelijk leiden tot negatieve koopkrachteffecten voor mensen met een kleine portemonnee en tot positieve koopkrachteffecten voor mensen een grote portemonnee. Wat dat betreft is het wel raadzaam dat de Kamer hetzij nu, hetzij in het kader van de behandeling van het Belastingplan, dan wel als wij de formulering van de taakopdracht van de commissie bespreken, aangeeft wat de marges zijn waarbinnen zo'n commissie kan werken. Wij kunnen immers wel prachtige vergezichten schetsen, maar als dat bij voorbaat leidt tot onoverkomelijke bezwaren, kan de commissie beter niet aan de slag gaan. Dat wil ik de Kamer voorhouden. Een dergelijke verkenning is een arbeidsintensieve klus. Daar moet genoeg tijd voor worden uitgetrokken. Ik sta daarvoor open, maar natuurlijk alleen als de Kamer vervolgens binnen de genoemde uitgangspunten, de randvoorwaarden en de taakopdracht die wij verder nog met elkaar gaan bespreken, daarover een serieus debat wil en kan voeren, zonder dat wie dan ook zich bij voorbaat bij de uitkomsten neerlegt. Het moet een open discussie zijn. Onder deze voorwaarden kan ik het voorstel van de heer Dijkgraaf steunen.
De heer Irrgang (SP):
De heer Weekers loopt al wat langer mee en kan zich ongetwijfeld de discussies herinneren met de heer Vendrik, voormalig Kamerlid, over de vlaktaks. Als je het toptarief gaat verlagen, want het is tenslotte een vlaktaks, zit daar natuurlijk een enorm voordeel in. Als je dat budgettair neutraal wilt houden, kun je wel een vrijstelling geven aan de onderkant om de lagere inkomens te ontzien, maar dan betalen de middeninkomens bij budgettaire neutraliteit het gelag. Zo werkt het ongeveer. Zou de staatssecretaris dat niet explicieter moeten zeggen tegen de Kamer? Als je de Kamer de middeninkomens een enorme rekening wilt sturen, moet je dit verder laten onderzoeken.
Staatssecretaris Weekers:
Ik ben zelf nooit met een voorstel voor een vlaktaks gekomen, simpelweg vanwege het feit dat ik de puntenwolk wel kan uittekenen. Tegelijkertijd komen hiertoe verzoeken uit de Kamer en zijn er wetenschappelijke bureaus van partijen, bijvoorbeeld van het CDA, die dit bepleiten. Dan vind ik het de moeite waard om dat als van de scenario's in kaart te laten brengen. Ik zeg niet dat ik daar zelf een voorstander van ben, zeker gezien de inkomenseffecten. Wij zouden het echter wel in kaart moeten brengen. Als je een behoorlijke hervorming budgettair neutraal moet doorvoeren, kan dat niet in één klap. De heer Dijkgraaf zei het gisteren al. De vraag is welk pad wij moeten bewandelen. Ik kan mij ook voorstellen dat over een van de scenario's wordt gezegd: dit zou heel mooi zijn in het kader van de concurrentiekracht of in het kader van de arbeidsparticipatie, maar gelet op de koopkrachteffecten heb je ten minste een x-aantal euro's nodig aan lastenverlichting om het zaakje budgettair te begeleiden. Zolang je dat geld niet hebt, is dat scenario niet realistisch. Nogmaals, het is terecht dat de heer Irrgang dit punt naar voren brengt. Ik heb gezegd dat de Kamer mij wel moet aangeven met welke uitgangspunten deze commissie aan het werk moet willen wij uiteindelijk ook een serieus debat kunnen voeren.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Dank voor de beantwoording van mijn vraag. De discussie gaat natuurlijk heel snel over de specifieke invulling, over de instrumenten, over dingen die in het verleden zijn begonnen. Mijn doel is nu juist om aan de andere kant te beginnen, bij de uitdagingen waar wij met elkaar voor staan en vervolgens te bezien welke oplossingen daar bij horen. Ik heb dan liever dat eerst deskundigen aan de gang gaan die de feiten op een rij zetten en dat wij dan vervolgens het politieke debat met elkaar voeren. Tegelijkertijd moet de commissie natuurlijk een aantal uitgangspunten meekrijgen. Ik zal in tweede termijn een motie indienen om een aantal uitgangspunten op een rijtje te zetten. Een aantal dingen moeten we later invullen. Die gaan onder andere over de koopkracht. Het lijkt mij goed als de staatssecretaris met een brief komt, zodat we bij de fiscale agenda met elkaar kunnen uitdiscussiëren wat grosso modo de uitgangspunten zijn. Ik denk dat we dat op dit moment niet hoeven te doen.
Gezien ons verleden snap ik heel goed dat de staatssecretaris zijn opmerking maakte ten aanzien van de overdraagbaarheid van de heffingskorting, maar ook daarbij moet wat mij betreft het doel vooropstaan. Het doel van het afschaffen van de overdraagbaarheid was de bevordering van de arbeidsparticipatie. Dat doel moet ook bij het nieuwe stelsel vooropstaan. Als je daarop gaat inleveren, komen we natuurlijk in de problemen. Ook op dat punt zou ik nu geen discussie willen over de instrumenten. Ik wil de commissie vooral meegeven dat zij voor een stelsel moet zorgen dat toekomstgericht is. Ik dank de staatssecretaris en kondig aan dat wij straks, in de tweede termijn, een uitspraak van de Kamer zullen vragen.
Staatssecretaris Weekers:
Ik sta er ook heel open en constructief tegenover. Het gaat mij nooit om het middel; het gaat uiteindelijk om het doel. Als we dat doel met elkaar weten te formuleren, kunnen we er in de komende tijd wel wat creativiteit op loslaten. Dan kunnen wij een goed debat aangaan op basis van een aantal feiten en een aantal door de Kamer en de regering van tevoren aangedragen uitgangspunten.
Voorzitter. In lijn met de doelstellingen van de door de SGP beoogde commissie ben ik geen voorstander van het extra toptarief, zoals de heren Plasterk en Irrgang suggereren. Met een tarief van 60%, wat de Partij van de Arbeid wil, of 65%, wat de Socialistische Partij wil, zou het Nederlandse toptarief onbetwist het hoogste van de Europese Unie worden. Zelfs met een tijdelijke belasting voor de rijken haalt een land als Frankrijk het huidige Nederlandse toptarief van 52% niet. Het tijdelijke toptarief voor rijken in Frankrijk grijpt in de eerste plaats pas aan bij een inkomen dat tien keer zo hoog is als waar het Nederlandse toptarief aangrijpt. Bovendien blijft dat toptarief dan nog eens onder de 50%. Over de Verenigde Staten hoef ik het niet eens te hebben, waar een inkomstenbelasting bestaat met een toptarief van 35%. Het inkomen van veel rijken valt in de Verenigde Staten onder de vermogenswinstbelasting, met een tarief van 15%. Het zijn dus totaal onvergelijkbare grootheden.
Een hoog toptarief belemmert de groei. Daarin verschilt een toptarief niet van andere tarieven. Betrokkenen zullen deels minder hard gaan werken of belasting gaan ontwijken. Eigenlijk begrijp ik de Partij van de Arbeid niet helemaal. Onder het ministerschap van voormalig partijleider Wim Kok is in twee belastingherzieningen het Nederlandse toptarief van 72% teruggebracht naar 52%. De eerste stap, van 72% naar 60%, werd gezet toen Wim Kok minister van Financiën was. De verdere verlaging, van 60% naar 52%, is gezet toen Wim Kok minister-president was. Hij heeft overigens een jaar of acht geleden van Nyenrode nog een eredoctoraat gekregen vanwege zijn sociaaleconomisch beleid. Deze laatste stap werd overigens uitgevoerd door een staatssecretaris van sociaaldemocratische huize. De heer Plasterk zou dit willen terugdraaien. Misschien heeft dat iets te maken met het weer opsteken van de ideologische veren. Economisch gezien is deze keuze van de Partij van de Arbeid echter niet zeer verstandig. Het zou misschien goed zijn als de heer Plasterk zich ook eens zou verstaan met PvdA-economen als Bas Jacobs, die dit ook helemaal geen goed idee vindt. Ook kan hij met zijn fractiegenoot de heer Groot spreken. Ook hij heeft nog niet zo lang geleden, anderhalf jaar ongeveer, gezegd dat een toptarief van 60% op zich geen ramp is, maar dat het ook geen goed idee is.
De voorzitter:
Ik wil u best het woord geven, mijnheer Plasterk, maar we moeten wel proberen om dit debat te houden als controle op het regeringsbeleid.
De heer Plasterk (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Dat is ook de reden dat ik aarzelde om überhaupt te bijten op dit uitgeworpen visje. Gezien de klok en de grote hoeveelheid ijs die de staatssecretaris neemt voor de slagen die hij maakt, dacht ik dit maar even te laten lopen. Ik heb twee korte punten. Ten eerste. We hebben een toptarief gehad van 72%. Toen groeide de economie fantastisch, dus het is totale onzin om te zeggen dat er grote rampen zullen gebeuren als je het nu verhoogt naar 60%. Ten tweede. Inderdaad is het toptarief de afgelopen decennia verlaagd, maar we zitten nu in een crisissituatie, waardoor gewone mensen aan het einde van de maand hun winkelwagentje niet meer vol krijgen. Dan is het redelijk om van mensen die meer dan anderhalve ton verdienen te vragen, een paar procent meer inkomstenbelasting te betalen.
De voorzitter:
Volgens mij hebt u dit punt al een keer gemaakt.
De heer Plasterk (PvdA):
Ja, maar ik werd zo uitgedaagd dat ik dacht dat het een teleurstelling zou zijn als ik bleef zitten.
De voorzitter:
Ik begrijp u allemaal best.
Staatssecretaris Weekers:
Ik zal niet al te veel woorden meer wijden aan het toptarief, maar in ieder geval heeft het Kamerlid Groot, die ik er overigens hoog op heb staan, het toptarief van 60% vooral bestempeld als symboolpolitiek, omdat het budgettair nauwelijks bijdraagt. Hij sloot zijn bijdrage op dit vlak af met – ik citeer zijn laatste zin in zijn geheel – "Een toptarief van 60% is niet motiverend voor een land dat zich wil onderscheiden met innovatief ondernemerschap". Juist daaraan moeten we de komende jaren werken om zo het groeivermogen van Nederland weer op peil te brengen en te zorgen dat de koek voor ons allemaal weer groter wordt. Daar heeft iedereen in Nederland immers iets aan.
De voorzitter:
Het woord is aan de minister ... de staatssecretaris … de heer Plasterk. Als iedereen zo in verwarring raakt over de rollen … Ik weet niet meer wie nu de campagnevoerder en de … Nou goed, het woord is aan de heer Plasterk.
De heer Plasterk (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik had niet zo'n breedsprakig betoog over dit toptarief verwacht. Het verbaast mij helemaal niet dat de VVD tegen verhoging is. Die partij heeft heel andere prioriteiten en beschermt de mensen die door zo'n verhoging misschien ietsje meer zouden moeten betalen. Dank voor het breedsprakige antwoord. Het was voorspelbaar. Ik reageer slechts op het punt dat het Kamerlid Groot hierover iets geschreven zou hebben. Dat is feitelijk onjuist en ik hoop dat de staatssecretaris dit wil corrigeren.
Staatssecretaris Weekers:
De heer Groot heeft anderhalf jaar geleden hierover geschreven. Precies anderhalf jaar geleden, dus dat was nog voor de verkiezingen. Hij heeft het dus niet in de hoedanigheid van Kamerlid geschreven. Ik heb hem dan ook geprezen als econoom.
De voorzitter:
Nu bent u dienaar van de Kroon en gaat u verder met het bespreken van uw begroting.
Staatssecretaris Weekers:
Zo is het maar net.
Voorzitter. In lijn met de doelstellingen van de door de SGP, mevrouw Schouten, die ik bij deze gelegenheid … Oh, sorry, mevrouw Schouten! In lijn met de doelstellingen van de door de SGP beoogde commissie, vraagt mevrouw Schouten, die ik overigens wil feliciteren met haar verjaardag, mij om in te gaan op de voordelen van het verlagen van de lasten op arbeid en daartoe voorstellen te formuleren. Het kabinet is in algemene zin voorstander van een kleine overheid en een bijbehorend laag lastenniveau. Dat lage lastenniveau stimuleert natuurlijk ook de economische groei. Een laag lastenniveau op arbeid heb ik al eerder gepredikt, in mijn fiscale agenda. Daarin heb ik aangegeven dat het verstandig zou zijn om de belasting op consumptie te verhogen en de belasting op arbeid te verlagen. Afhankelijk van de modaliteit die je kiest en hoeveel extra je ophaalt in de belasting op consumptie, zou je belasting op arbeid met enkele procenten kunnen verlagen. Deze discussie over dit onderwerp heb ik nog niet met de Kamer kunnen voeren, want de behandeling van de fiscale agenda is tot driemaal toe uitgesteld. Ik begrijp dat van de Kamer. Daardoor spreken we nu eerst over het Belastingplan. We zullen de discussie in januari verder voeren met elkaar. Ik constateer overigens wel dat het concrete voorstel uit de motie-Slob om verlaging van de lasten op arbeid te financieren uit een verdere vergroening, in de Kamer geen steun heeft gekregen.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dat laatste klopt, maar het staat het kabinet natuurlijk altijd vrij om een eigen voorstel te doen als het een heel groot voorstander van dat punt is. Ik daag de staatssecretaris dus uit om zelf met een voorstel op dit punt te komen.
Staatssecretaris Weekers:
Ik heb ook in de fiscale agenda gemeld dat ik het een goed idee vind om de belasting op arbeid te verlagen, simpelweg omdat je daar zo mogelijk enkele tienduizenden banen mee kunt scheppen, en dat je dit idealiter doet door de belasting op consumptie te verhogen. Vooralsnog zie ik echter weinig ruimte om heel erg veel geld op te halen in extra vergroening, omdat dit negatieve gevolgen heeft voor de concurrentiekracht van Nederland, met name in een aantal sectoren die met andere landen moeten concurreren. Nederland zit wat betreft vergroening op dit moment zo ongeveer aan zijn taks als je naar het level playing field in Europa kijkt. Ik heb in de fiscale agenda gemeld dat ik niet principieel tegen een verdere vergroening ben, maar dat ik dan wel naar de landen om ons heen moet kijken en naar wat vergroening doet met de concurrentiekracht van bepaalde sectoren. Als men in Europa verdergaat en als ik elders meer beweging naar vergroening zie, dan zie ik ook ruimte ontstaan voor Nederland, maar die is er op dit moment nog niet.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik probeer te achterhalen wat de staatssecretaris nu precies zegt. Hij zegt: verstoring van de concurrentiekracht is voor mij het belangrijkste motief om nu niet bijvoorbeeld meer stappen naar vergroening te zetten. Maar het plan van de staatssecretaris om de btw te verhogen voor bepaalde zaken, zal ook in bepaalde omstandigheden de concurrentiekracht raken. Wil dat dan zeggen dat de staatssecretaris op dit punt zijn eigen voorstellen omlaag praat?
Staatssecretaris Weekers:
Nee hoor, ik heb in de fiscale agenda gemeld dat je natuurlijk van alles de economische effecten moet bekijken. Daarom heb ik in de fiscale agenda bij het punt van het verhogen van de lasten op consumptie, ook een drietal opties geschetst. Bij één optie, namelijk de belasting op boodschappen verhogen, heb ik zelf de kanttekening geplaatst dat dit nog weleens gepaard zou kunnen gaan met grenseffecten. Die zul je eerst in kaart moeten brengen. Maar er zijn ook nog andere opties, bijvoorbeeld de btw op arbeidsintensieve diensten. Er is ook nog de optie dat je het onderscheid tussen hoog en laag dat we nu kennen, laat bestaan en dat je beide tarieven ietsje optrekt. Je kunt er ook voor kiezen om stapsgewijs het lage tarief op te trekken. Ik heb diverse opties geschetst. Daar wil ik de economische effecten van in beeld hebben, maar eerst wil ik met de Kamer het debat aangaan over de vraag of daar überhaupt een meerderheid voor te vinden is.
De voorzitter:
Mevrouw Schouten, tot slot.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dan kan ik niet anders dan concluderen dat de staatssecretaris plannetjes lanceert en zegt dat hij heel graag de lasten op arbeid wil verlagen, maar dat hij terugkrabbelt als het concreet tot een uitwerking komt.
Staatssecretaris Weekers:
Dat is niet het geval. Ik bevind mij in de positie dat ik lid ben van een minderheidskabinet. Het kabinet kan wel van alles vinden en dat opschrijven in de fiscale agenda, maar het heeft ook een meerderheid in de Kamer te organiseren. Die meerderheid heb ik op dit punt nog niet gezien. Maar ik ga daar graag de discussie met de Kamer over aan.
De voorzitter:
Kunt u proberen enig tempo te maken?
Staatssecretaris Weekers:
Voorzitter, maar natuurlijk. Als u dat vraagt, doe ik dat graag.
Ik kom op het blokje vergroening. De heer Braakhuis heeft mij gevraagd waarom ik de fiscale vergroening van mijn voorganger zou terugdraaien. De primaire doelstelling van belastingheffing is het vullen van de schatkist. Nevendoelen kunnen nuttig zijn, maar daar moet wel terughoudend mee worden omgesprongen. Ik ga zeker niet "ontgroenen" ten opzichte van mijn illustere voorganger. Maar er zijn wel grenzen aan vergroening. Eén van die grenzen heb ik zojuist aangegeven. Daar waar vergroening niet of nauwelijks effectief is, is opschonen op zijn plaats en kan het belastingstelsel eenvoudiger. De milieueffecten van de zeven kleine belastingen die ik voorstel af te schaffen, zijn verwaarloosbaar, maar het belastingstelsel wordt door het afschaffen wel eenvoudiger. Daarom is dat ook verstandig, zo zeg ik mede tegen de heer Plasterk. De kosten van de afschaffing vallen binnen het inkomstenkader die bij de Miljoenennota is vastgesteld en waar de minister net al op is ingegaan. De kosten worden namelijk gedekt door onder meer aanpassingen in de vennootschapsbelasting, zoals de overnameholding, en de compensatie voor hogere kosten van zorg en werkloosheid. Er is geen sprake van minder belastingopbrengsten.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Juist deze eenzijdige opvatting over milieu en klimaat van het kabinet baart mij zorgen. Je kunt vergroening namelijk ook zien als een stimulans voor innovatie in Nederland, zoals ook veel economen zeggen. Je kunt haar ook zien als een manier om dingen voor onze kinderen voor de toekomst te consolideren. Of het nu gaat om de uitgaven van de minister of de fiscale maatregelen van de staatssecretaris, waarom wordt steeds gekozen tegen de natuur? Waarom worden de uitdaging ervan en de kansen voor de toekomst niet gepakt? Waarom wordt vergroening gezien als een kostenpost?
Staatssecretaris Weekers:
Wij doen absoluut geen dingen tegen de natuur. Ik spreek voor het hele kabinet als ik zeg dat wij een groot liefhebber van de natuur zijn. Ik hoef maar te verwijzen naar de green deals die collega Verhagen allemaal heeft gesloten, waarin hij nog verder gaat. Het gaat om een groot aantal maatregelen om te komen tot vergroening. Daar hoef je niet altijd noodzakelijkerwijs fiscale instrumenten voor in te zetten. Die zeven kleine belastingen dragen niets bij aan een beter milieu, maar kosten de Belastingdienst wel een hoop geld voor de uitvoering, zo'n 15 mln. en niet de 2 mln. die de heer Plasterk noemde. Ook leiden ze tot een bureaucratie die het bedrijfsleven 24 mln. kost. Daar zet ik graag een streep door. Misschien nog wel belangrijker dan dat soort cijfers is de irritatie die dit soort belastingen met zich meebrengt.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Ik kan u verzekeren dat ook ik enige irritatie heb over het afschaffen ervan. Een verpakkingsbelasting zoals in Denemarken, vijf keer zo hoog, blijkt wel effectief. Daarmee had de schatkist verder gevuld kunnen worden en waren de opbrengsten veel hoger geweest dan de kosten. Tegelijkertijd gaat de staatssecretaris door met 5,8 mld. aan jaarlijkse subsidies op fossiele energie. Op dat punt wordt niet ingegrepen. Die disbalans zit mij dwars. De staatssecretaris had ook wel wat keutelbelastinkjes op fossiele energie kunnen terugtrekken. Waarom heeft hij dat niet gedaan?
Staatssecretaris Weekers:
Ik stel voor dat wij die discussie verder voeren in het kader van de fiscale agenda. Wij zetten nu een behoorlijke eerste stap. Dit lijkt mij typisch een discussie voor de fiscale agenda.
De heer Plasterk (PvdA):
Ik begin mij toch een beetje te ergeren. De beantwoording van de staatssecretaris is wel erg breedsprakig. Bovendien heb ik een enkele keer een verkeerde weergave van feiten laten passeren. De staatssecretaris zei namelijk dat collega Groot zou hebben gezegd dat hij tegen het toptarief is. Hij heeft echter gezegd dat het effect ervan vooral symbolisch is, maar dat symbolen belangrijk zijn en dat hij liever de hypotheekrenteaftrek zou aanpassen. Dus dat was een foute weergave van de staatssecretaris. En zojuist corrigeerde de staatssecretaris mij, omdat ik zou hebben gezegd dat de uitvoeringskosten van de belasting 2 mln. zouden bedragen, terwijl het feitelijk 15 mln. is. De staatssecretaris heeft echter zitten slapen, want ik heb gezegd: het is 15 mln., en dat is 2% van de totale opbrengst. Als hij zich nu beperkt tot de feiten en vervolgens even vaart maakt, kunnen wij zakelijk blijven.
Staatssecretaris Weekers:
Als ik de heer Plasterk verkeerd heb verstaan met die 2%, dan wil ik hem dat graag nageven. Als de heer Plasterk echter opmerkt dat ik de heer Groot niet goed heb geciteerd, moet hij mij goed parafraseren. Ik heb gezegd dat de heer Groot heeft gezegd dat een toptarief van 60% geen ramp, maar ook geen goed idee is. Daar kan de heer Plasterk niet voor weglopen.
De voorzitter:
Nee, maar wij gaan niet terug in het debat.
Staatssecretaris Weekers:
De heer Braakhuis heeft in het kader van de vergroening iets gezegd over de bpm. Deze wordt stapsgewijs omgebouwd naar een CO2-gerichte belasting. Het komend jaar wordt de derde stap in de ombouw gezet. Bij deze ombouw blijft de vrijstelling van de bpm voor zeer zuinige auto’s bestaan. Alleen wordt de CO2-grens voor de vrijstelling aangescherpt, om alleen de meest zuinige auto’s te stimuleren. Zodoende blijft de prikkel in stand, tegen aanzienlijk lagere kosten. Daar bovenop komt nog een vierde schijf voor zogenoemde slurpers. Ik kan dus tegen de heer Braakhuis zeggen – ik hoop dat dit hem deugd doet – dat deze blauwe staatssecretaris zelfs nog meer progressie in het bpm-schijvensysteem brengt dan zijn groene voorganger, zij het dat deze progressie niet gerelateerd is aan luxe, maar aan de milieu-uitstoot. Dit moet de heer Braakhuis toch aanspreken; dit zou tot synthese tussen ons kunnen leiden.
Het kabinet is het niet eens met de GroenLinks-fractie om de automobilist zwaarder te belasten dan op dit moment het geval is. Ik zie in de tegenbegroting van de GroenLinks-fractie dat zij ruim 2 mld. extra wil ophalen bij de automobilist, maar het kabinet kiest daar niet voor. Afgezet tegen de 7,6 miljoen voertuigen in Nederland, zouden wij elke automobilist straks opzadelen met een lastenverzwaring van € 250. Daar kiest het kabinet niet voor.
Voorts heeft de heer Braakhuis gevraagd waarom de subsidies voor fossiele brandstoffen in stand blijven. Zoals gezegd is de stellingname van de heer Braakhuis niet nieuw. Gedifferentieerde tarieven in de energiebelasting en accijnzen kunnen niet meteen gezien worden als subsidie. Een aantal van de vrijstellingen en lage tarieven voor fossiele brandstoffen is bovendien een rechtstreeks gevolg van communautair recht, waar de heer Braakhuis in het algemeen een groot voorstander van is. Een voorbeeld is de accijnsvrijstelling voor de lucht- en scheepvaart. Het kabinet kan alleen op Europees of internationaal niveau aandringen op afschaffing daarvan.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Hier en daar zal de staatssecretaris mogelijk gelijk hebben, hoewel ik dat eigenlijk ook niet vind, maar een rode diesel voor boeren? Met alle respect, daar kan toch echt wel een keer een streep door worden getrokken. Ik begrijp natuurlijk wel dat het de traditionele achterban is van het CDA, maar desalniettemin vraag ik de staatssecretaris waarom er wel een streep wordt gezet door allerlei groene maatregelen, en dit soort belastingen ongemoeid blijven.
Staatssecretaris Weekers:
Er is een bepaalde keuze gemaakt. Ik wil best bezien of we van rode diesel groene diesel kunnen maken; ik zal daar eens over gaan nadenken. In het kader van de onderhandelingen over het richtlijnenvoorstel van de Europese Commissie tot herziening van de energiebelastingrichtlijn, zal ik ook bekijken welke ruimte er is voor verdere vergroening van de belasting op energieproducten en elektriciteit. Ik kan daar nu niet op vooruitlopen. Zoals ik zojuist in de richting van mevrouw Schouten heb aangegeven, liggen daar bij mij geen principiële bezwaren, maar ik wil wel dat het Nederlandse bedrijfsleven een goed level playing field heeft.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Dan vat ik dit op als een toezegging van de staatssecretaris. Eerdaags zullen wij het met elkaar gaan hebben over dit soort fossiele subsidiëring – ik noem het namelijk wel subsidiëring – waaronder de rode diesel.
Staatssecretaris Weekers:
Wij kunnen het daar zeker over gaan hebben, maar ik heb niet toegezegd dat ik de rode diesel zal afschaffen. Dat heb ik niet gedaan. Ik wil de discussie wel verder voeren met de heer Braakhuis, want op zich is het een zinvolle discussie.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Het lijkt mij goed om die discussie te voeren in het kader van een nieuwe commissie die gaat over de periode na dit kabinetsbeleid. Volgens mij staat in het regeerakkoord heel hard dat de rode diesel, een zwaarbevochten punt destijds, overeind blijft gedurende deze kabinetsperiode.
Staatssecretaris Weekers:
Ik heb het regeerakkoord niet paraat, maar er zijn binnen deze regering partijen die er nogal aan hechten. Je kunt altijd kijken of je binnen bepaalde regelingen zaken wellicht zodanig kunt aanpassen dat daar een stimulans van uitgaat. Ik heb zojuist aangegeven dat ik niet met voorstellen kom om de rode diesel af te schaffen. Misschien dat dat de heer Dijkgraaf gerust zal stellen.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Niet alleen de heer Dijkgraaf, maar zeker ook het CDA. Ik herinner mij nog zeer goed de onderhandelingen over het regeerakkoord.
Staatssecretaris Weekers:
Zat u daarbij?
De heer Dijkgraaf (SGP):
Nee. Maar dat jullie dat allemaal al weer vergeten zijn, dat kon je dagelijks lezen in de krant! In die krant stond dat het CDA er in de onderhandelingen een hard punt van heeft gemaakt.
De voorzitter: Voor ik het woord geef aan de staatssecretaris wordt er nog een antwoord rondgedeeld van de minister op een vraag van de heer Van Dijck over de berekening van het onderpand. Dat laat ik rondgaan en ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.
(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)
Staatssecretaris Weekers:
De heer Harbers en mevrouw Blanksma hebben een vraag gesteld over de bankenbelasting. Voor de nieuwe bankenbelasting lijkt bij de meeste partijen in deze Kamer steun te bestaan. Aangezien de bankenbelasting voor 300 mln. bijdraagt aan de financiering van de tijdelijke verlaging van de overdrachtsbelasting, gaat het kabinet uit van inwerkingtreding van de bankenbelasting per medio 2012. Om die reden streef ik ernaar dat het wetsvoorstel nog dit kwartaal naar de Tweede Kamer wordt verstuurd, bij voorkeur nog voor de stemmingen in de Tweede Kamer over het belastingplan 2012. Dan kan de Kamer volledig kennis nemen van het wetsvoorstel.
Bij de behandeling van het wetsvoorstel kunnen wij er meer in detail op ingaan, ik zal me nu beperken tot de hoofdlijnen. Overigens zal ik mij natuurlijk niet blind tonen voor de ontwikkelingen op de financiële markten. Laat dat duidelijk zijn. Daar waren ook nog vragen over gesteld gezien de situatie in de financiële markten. Als de situatie daarom vraagt, zullen wij ernaar handelen.
Bij de vormgeving van het wetsvoorstel spelen drie randvoorwaarden die steeds met de Kamer gewisseld zijn, een grote rol. Het gaat dan om het level playing field, geen onnodige stapeling en geen substantieel effect op de kredietverlening.
Ten aanzien van het level playing field, kijken wij natuurlijk wat landen om ons heen doen. De systematiek van de bankenbelasting die het kabinet voorstelt, lijkt op die van de bank levy in het Verenigd Koninkrijk. Die systematiek wordt ook gevolgd in bankenbelastingen of resolutiefondsheffingen in Cyprus, Duitsland, Hongarije, Oostenrijk, Portugal en Zweden. Alleen Frankrijk kent een wat afwijkende vormgeving. Voorts moet overigens wel bedacht worden dat Nederlandse banken niet primair te vergelijken zijn met banken in het Verenigd Koninkrijk, maar meer met banken op het Europese vasteland, in het bijzonder Duitsland en Frankrijk. Bij de vaststelling van het tarief zal natuurlijk ook worden gekeken naar de belastingdruk die Franse en Duitse banken ervaren.
Dan kom ik bij het aspect van geen onnodige stapeling. Het uitgangspunt van de heffingsgrondslag is het totaal van de passiva op de balans. De passivazijde ziet er grosso modo als volgt uit: eigen vermogen, tier-1-kapitaal, deposito's en ongedekte schulden. Op het eigen vermogen ziet Basel III al. Op de deposito's ziet het ex ante depositogarantiestelsel, waarmee de minister bezig is. De bankenbelasting die ik op dit moment uitwerk, ziet op de ongedekte passiva. Daarmee wordt stapeling voorkomen. Het ene deel wordt door Basel III geraakt, het andere deel door het depositogarantiestelsel en het tussenliggende deel door de bankenbelasting. Een en ander sluit dus goed op elkaar aan.
Dan ga ik over naar de kredietverlening. De heer Van Dijck en mevrouw Blanksma merkten in reactie op de heer Harbers al op dat het onmogelijk is om het geïsoleerde effect van bankenbelasting op de kredietverlening te kwantificeren. In een eerder stadium is van kabinetszijde aangegeven dat de bankenbelasting mogelijk een effect zou hebben op de kredietverlening, maar de minister heeft in het algemeen overleg van 16 maart 2011 gezegd dat de bankenbelasting geen substantieel negatief effect zou moeten hebben. Dat is uiteindelijk vooral een kwestie van maatvoering. Potentiële effecten op de kredietverlening zullen groter zijn naarmate het tarief hoger is en hangen ook samen met het tempo waarin banken aan Basel III moeten voldoen en het tempo waarin naar de maximale ex ante financiering van het depositogarantiestelsel wordt toegewerkt. Ik zie deze voorwaarde als een belangrijk ijkpunt voor de tariefstelling. Ik heb de Nederlandsche Bank om input gevraagd en zal ervoor zorgen dat in de memorie van toelichting aandacht aan het aspect kredietverlening wordt besteed.
De heer Koolmees (D66):
Voorzitter. In Engeland is ook een bankenbelasting ingevoerd. Onder druk van de Engelse banken wordt nu de invoering van Basel III uitgesteld. Dat is een gevaar waarvoor ik altijd al heb gewaarschuwd. Als je nu gaat stapelen en verschillende bankenbelastingen tegelijk invoert, bestaat de kans dat je het kind met het badwater weggooit. Basel III, het opbouwen van buffers om te voorkomen dat je weer in een crisis komt, kan dan op de lange baan worden geschoven. Dat zou ik heel onwenselijk vinden.
In Europa wordt ook gediscussieerd over de financial transaction tax. Duitsland en Frankrijk zijn daarvan groot voorstander. De VVD-fractie in dit parlement is ertegen. Stel nu dat die ftt er toch komt, houdt het kabinet dan vast aan een bankenbelasting of gaat het dan voor de ftt?
Staatssecretaris Weekers:
Op de ftt zal ik straks ingaan. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat er bovenop Basel III, een ex ante financiering van het depositogarantiestelsel en een bankenbelasting ook nog een financial transaction tax of iets anders komt. Als wij gedwongen zouden worden om iets in te voeren wat de facto neerkomt op een bankenbelasting, zal die er komen in plaats van deze bankenbelasting. Er moet niet nog meer worden gestapeld.
Dan het antwoord op de eerste vraag van de heer Koolmees. Het opbouwen van buffers op grond van Basel III, is voor banken het allerbelangrijkste. Het fundament van de banken moet buitengewoon stevig zijn. Misschien dat je met de ex ante financiering van het depositogarantiestelsel kunt bekijken of er nog marges zijn. Dan kun je een ietwat langere periode voor de opbouw nemen, maar Basel III moet uiteindelijk goed en stevig gerealiseerd worden.
De heer Koolmees (D66):
Heeft de staatssecretaris met de Nederlandsche Bank contact over deze bankenbelasting, juist in relatie met Basel III? Hoe kijkt de Nederlandsche Bank ertegenaan?
Staatssecretaris Weekers:
Wij hebben hierover zeker contact met de Nederlandsche Bank. Zoals gezegd, heb ik de Nederlandsche Bank ook gevraagd om de gevolgen voor de kredietverlening in kaart te brengen. Er wordt ook binnen het ministerie buitengewoon goed samengewerkt met de sector financiële markten, om ervoor te zorgen dat de diverse maatregelen voor banken elkaar niet tegenwerken. Die maatregelen moeten elkaar namelijk juist aanvullen. Dat is de bedoeling van het kabinet.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):
De staatssecretaris laat op dit moment enige ruimte op het punt van de financial transaction tax. Hij zegt namelijk: als die er komt, komt die in de plaats van onze eigen bankenbelasting. Ik heb heel duidelijk gehoord wat de staatssecretaris daarover zei. Blijkbaar is er ruimte. In een vorig overleg hebben wij echter vastgesteld dat er wat ons betreft geen steun voor is. Wij zien het helemaal niet als een vervanger voor onze bankenbelasting. Laat duidelijk zijn dat de financial transaction tax een Europese belasting zou zijn, maar dat de bankenbelasting juist voor onze eigen belastingbetaler is.
Staatssecretaris Weekers:
Laat er geen misverstand over bestaan: de Nederlandse regering is net als de fractie van het CDA, die van de VVD en enkele andere fracties in de Kamer, fel tegenstander van de financial transaction tax. Het is namelijk simpelweg een buitengewoon slecht idee als je het niet mondiaal invoert. Er is niets op tegen als het mondiaal wordt ingevoerd, want dan heb je mondiaal een level playing field. Als je zo'n tax echter in een deel van de wereld invoert, zullen alle transacties zich verplaatsen naar financiële centra binnen een jurisdictie waar zo'n belasting niet bestaat.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):
De staatssecretaris liet net wel ruimte bestaan, maar hoe groot schat hij de kans in dat de financial transaction tax überhaupt mondiaal ingevoerd wordt?
Staatssecretaris Weekers:
Die kans acht ik verwaarloosbaar klein.
De heer Harbers (VVD):
Zojuist zei de staatssecretaris dat hij bij het aankomende voorstel voor een bankenbelasting vanzelfsprekend de gevolgen voor de kredietverlening meeneemt. Daar gaat hij in de memorie van toelichting op in. Breder dan dat heb ik het kabinet ook om een visie gevraagd over de kredietbehoefte in Nederland in de toekomst. Dat betreft ook publieke voorzieningen. Ik hoor namelijk in toenemende mate dat ook ziekenhuizen in de knel komen, omdat er niet genoeg banken zijn waar zij kunnen aankloppen voor grote hoeveelheden krediet. Het hoeft niet gelijk in de memorie van toelichting te worden opgenomen, maar ik wil graag de toezegging van het kabinet dat er wel een keer naar wordt gekeken. Het mag ook medio volgend jaar. Misschien wil de minister er in tweede termijn nog iets over zeggen.
Staatssecretaris Weekers:
Ik focus nu alleen op de bankenbelasting. Ik heb al aangegeven dat het geïsoleerd beschouwen van de invloed van de bankenbelasting op de kredietverlening lastig is. Dat is buitengewoon moeilijk in kaart te brengen. Desalniettemin heb ik de Nederlandsche Bank gevraagd om daarover het nodige te zeggen. Ik zal daar ook een beschouwing aan wijden. De heer Harbers spreekt eigenlijk over de kredietverlening in z'n algemeenheid, maar dat onderwerp valt meer onder de verantwoordelijkheid van de minister. Ik neem aan dat de minister er hetzij in tweede termijn, hetzij op een ander moment bij de Kamer op terugkomt.
De voorzitter:
Mijnheer Plasterk, ik zie dat u een vraag wilt stellen. Wij moeten het nu echt kort houden. Dat geldt ook voor de staatssecretaris.
De heer Plasterk (PvdA):
Aan mij zal het niet liggen. Ik had me eigenlijk voorgenomen om de staatssecretaris verder maar niet meer te interrumperen.
De voorzitter:
Dat vind ik fantastisch.
De heer Plasterk (PvdA):
Ja, maar omdat de financial transaction tax naar de staatssecretaris is verschoven, moet ik nu toch interrumperen. Hij wijst erop dat hij op dit punt de volle steun heeft van het CDA en de VVD. Dat moge zo wezen, maar voor ons is de financial transaction tax, net als in Europa, een integraal onderdeel van het pakket om orde op zaken te stellen voor de euro. Ik geloof zelfs dat mijn partijgenoten in Duitsland de steun voor de ftt voorwaarde hebben gemaakt voor hun steun aan het europakket. Door dit nu al te fel te bestrijden speelt de regering volgens mij wel met vuur. Ik vind de financial transaction tax een goed instrument om flitsinteracties af te dempen. Ik ben daar een duidelijke voorstander van.
Staatssecretaris Weekers:
Voor de helderheid, de vraag is op welke schaal je zo'n financial transaction tax invoert. Ik heb gezegd dat er niets op tegen is, als je het mondiaal kunt invoeren. Dan kan ook de Nederlandse regering voor zijn. Zou je het alleen in het eurogebied invoeren, dan is dat buitengewoon slecht nieuws voor Nederland als financieel centrum. Dat betekent simpelweg dat heel veel activiteiten die thans in Nederland plaatsvinden, zullen verdwijnen uit Nederland. Mag ik een voorbeeld geven?
De voorzitter:
Eigenlijk liever niet.
Staatssecretaris Weekers:
Hierover zijn wel vragen aan mij gesteld. In de jaren tachtig van de vorige eeuw heeft Zweden twee soorten financial transaction tax ingevoerd. De ene was een ftt op aandelen, met een tarief van 0,5%. Deze is ingevoerd in 1986 en afgeschaft in 1991. Toen verdween 50% van de markt. De ftt op vastrentende waarden met een tarief van 0,002% werd ingevoerd in 1989. Deze had tot gevolg dat de obligatiemarkt 85% aan handelsvolume verloor, de futuremarkt met 98% terugviel en de optiemarkt helemaal verdween. In 1990 heeft Zweden dan ook die ftt op vastrentende waarden weer afgeschaft. In datzelfde jaar herstelde de markt weer. Met dit in het achterhoofd voel ik er niets voor om deze in Nederland te gaan invoeren, met een financieel centrum op heel korte afstand, waarvan de regering vorige week heeft aangegeven dat ze deze absoluut niet gaat invoeren. Dat zou ertoe leiden dat je een van de pijlers van onze welvaart aan Nederland ontneemt. De invoering van de ftt zou volgens het impact assessment van de Europese Unie leiden tot een verlies aan economische groei van 0,5% tot 1,76% bbp. Ik denk dat we onze aandacht juist moeten richten op die dingen die de economische groei van Europa kunnen verbeteren in plaats van te focussen op iets wat leidt tot economische krimp. Dat laatste lijkt mij niet verstandig.
Over de woningmarkt heeft de minister al het nodige gezegd, dus ik beperk mij tot de vraag van mevrouw Schouten waarom de tijdelijke maatregel verlaging van btw bij renovatie niet wordt verlengd. Ik heb al eerder in antwoord op vragen van mevrouw Schouten gesteld dat deze maatregel is genomen als onderdeel van het crisispakket van vorig jaar. Deze crisismaatregelen hebben als kenmerk: tijdigheid en tijdelijkheid, zoals vorig jaar door mijn ambtsvoorganger is aangegeven. De regeling heeft volgens de sector goed gewerkt. Het dieptepunt in de bouwsector is volgens het Centraal Planbureau gepasseerd. Het is dan ook als crisismaatregel niet meer nodig. Nogmaals, het is nooit structureel bedoeld. Ik heb de maatregel al met enkele maanden verlengd zodat alles wat voor 1 juli was aangevangen en wat voor 1 oktober zou worden afgerond, in elk geval nog onder deze maatregel zou vallen. Als ik de zaak nu nog zou verlengen, los van het feit dat ik er geen budgettaire middelen voor heb, zou dat ook wel heel erg lijken op jojobeleid en daar voel ik niet voor.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dat jojobeleid ligt dan meer aan het kabinet zelf, want dat wil het niet verlengen tot het eind van het jaar, zoals wij al eerder hebben gevraagd. Een van onze schriftelijke vragen was of de minister kan aangeven wat het werkgelegenheidseffect is van het afschaffen van deze regel, maar daar is hij in het geheel niet op ingegaan. Kan hij aangeven of naar zijn oordeel de cijfers kloppen die uit de branche zelf komen, namelijk dat het een behoorlijke impact kan hebben op de werkgelegenheid?
Staatssecretaris Weekers:
Dat heb ik op dit moment niet paraat. Ik zal kijken of ik dat voor de tweede termijn wel paraat kan krijgen. Indien en voor zover dat niet mocht lukken, zeg ik mevrouw Schouten graag toe dat ik daar op een nader moment op reflecteer, zodat we de discussie hierover kunnen voortzetten.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Misschien kan ik de staatssecretaris even een handje helpen door te vragen om dat zo snel mogelijk te doen, en anders voor de stemming van dinsdag, zodat het meegenomen kan worden. Ik ga hier waarschijnlijk wel een motie over indienen.
Staatssecretaris Weekers:
Voorzitter. Ik zeg dat graag toe.
Ik ga ten slotte in op de vragen van de heer Plasterk over mijn uitspraken van anderhalf jaar geleden over Griekenland. Hij was toen nog minister, ik was toen de financieel woordvoerder van de VVD. Die uitspraken laten zich het beste samenvatten in de motie van mijn hand die indertijd ook in stemming is gebracht. Die motie was erop gericht dat Griekenland zich primair tot het IMF zou moeten richten. Nederland heeft daarop ingezet en het resultaat is bekend: het IMF is betrokken.
Gebleken is echter dat het IMF het hele Griekenland-pakket niet alleen kon financieren. Dat was uiteindelijk, gelet op de omvang, ook niet verenigbaar met de interne bepalingen van het IMF die grenzen stellen aan de mate waarin het IMF exposure mag aangaan op een land. Dat is de hele quotadiscussie. Ik zal die motie van 11 februari hier niet citeren, maar die is destijds met algemene stemmen aanvaard. Dat was dus ook met de stemmen van de Partij van de Arbeid. De toenmalige minister Bos heeft het oordeel aan de Kamer gelaten. Hij heeft vervolgens aangegeven dat Nederland daarmee op dat moment wel alleen stond, omdat de rest van de Europese Unie het IMF er niet bij wilde betrekken. Hij heeft het uiteindelijk toch als steuntje in de rug ervaren. Uiteindelijk is ingezet op betrokkenheid van het IMF. In dat spoor zitten wij nu dan ook.
Als de heer Plasterk vraagt wat ik nu als staatssecretaris van die motie vind, kan ik zeggen dat ik het een verstandige motie van dat toenmalige Kamerlid vind. Voor het overige verwijs ik naar de minister die hier al het nodige over gezegd heeft.
De heer Plasterk (PvdA):
Dat is een antwoord op een niet gestelde vraag. Ik heb de regering niet gevraagd wat de staatssecretaris van die motie vindt. Ik heb gevraagd: wat vindt staatssecretaris Weekers van de uitspraak: als een euroland jarenlang de EU voorliegt, dan moet het niet uiteindelijk zijn hand bij diezelfde EU op komen houden? Dat was de uitspraak waarvan ik wilde weten of staatssecretaris Weekers die nog steeds zou doen.
Staatssecretaris Weekers:
Voorzitter. Het zou de heer Plasterk sieren als hij volledig citeert. Hij moet het verhaal volledig vertellen. Als hij als wetenschapper halve citaten zou gebruiken, zou hij geen wetenschapper meer zijn. De heer Plasterk heeft het stuk waaruit hij citeerde, in zijn hand. De zin die volgt op het door hem gebezigde citaat luidt: de regering kan nog altijd bevorderen dat Griekenland zo nodig de aangewezen weg van het IMF bewandelt. Dat is exact hetzelfde als wat in de motie stond. Aldus heeft de Kamer voormalig minister van Financiën Bos op pad gestuurd naar Brussel. Zo heeft minister Bos vervolgens gehandeld. En uiteindelijk weten we met z'n allen hoe het hele Griekenland-dossier is verlopen.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik wil eigenlijk een punt achter deze discussie zetten.
De heer Plasterk (PvdA):
Laten we dat maar doen. Op de website van de VVD staat: nu geen Nederlands belastinggeld naar Griekenland. De heer Weekers heeft hier een gigantische draai gemaakt. Weliswaar de goede kant op, maar laat hij dat gewoon toegeven!
Staatssecretaris Weekers:
Nogmaals, laat de heer Plasterk dan ook volledig citeren! Dat zou hem sieren.
De voorzitter:
Ik constateer dat de staatssecretaris klaar is met zijn betoog. Wij gaan meteen door met de tweede termijn. Ik neem aan dat de woordvoerders zich hebben vergewist van het aantal minuten spreektijd dat resteert.
Het woord is aan de heer Plasterk.
De heer Plasterk (PvdA):
Voorzitter. Ter geruststelling, ik zal mijn spreektijd naar verwachting niet helemaal vullen.
Ik dank de regering voor de beantwoording. Ik dank ook de minister voor de uitgebreide schriftelijke bespreking van mijn tienpuntenplan. Ik ben er niet verbaasd over dat hij de opvattingen die daarin staan, niet integraal overneemt. Dat komt ook omdat de politieke richting van deze regering in de verste verte niet de richting is die ik verstandig vind en die de Partij van de Arbeid in dit tienpuntenplan zou voorstaan.
Ik heb eerder in een interruptiedebat met de minister gewisseld dat de grens in de villabelasting door het vorige kabinet, door de staatssecretaris, is ingevoerd met de argumentatie dat het een terechte bijdrage van de hogere inkomens zou vragen en dat het nu door het kabinet als een sluipende lastenverzwaring wordt afgeschilderd. Dat kenschetst de verandering in de politieke richting, doordat er nu echt duidelijk een rechts kabinet zit. Ik heb de regering gevraagd om de getallen te checken van het voorbeeld van vier gezinnen dat ik heb overgelegd. Ik constateer dat de minister er een hoop over heeft gezegd, maar niet dat de getallen niet kloppen. Dat kan ook niet, en daarmee blijft de conclusie staan dat gezinnen in exact dezelfde situatie van dit kabinet een veel gunstiger behandeling krijgen wanneer zij twee ton verdienen dan wanneer zij modaal verdienen. Dat is een keuze, maar het is niet onze keuze.
De minister reageerde op het punt van de villabelasting met de woorden dat er ongewenste effecten zouden optreden als wij dit veertig jaar volhielden. Ik denk dat wij niet veertig jaar hoeven te wachten en ook niet tien jaar, voordat er op het gebied van de woningmarkt sowieso een aantal wijzigingen zullen optreden. Ik wil op deze plaats wel voorspellen dat dit het laatste kabinet is geweest waarvoor het bespreken van de hypotheekrenteaftrek taboe was. Dit kabinet zit vooruitgang op dit gebied in de weg. Het is een kwestie van wachten totdat dit kabinet weg is, zodat de woningmarkt eindelijk weer kan worden geactiveerd. Daar vragen de banken om en daar vraagt de bouwsector om. Tegenwoordig vraagt zelfs de makelaardij daar om. Wat dat betreft zit dit kabinet echt de vooruitgang in de weg. Het is niet anders. Inhoudelijke argumenten zijn er niet gewisseld, anders dan: het stond in ons verkiezingsprogramma. Ik had gehoopt dat eenieder nu over zijn schaduw zou willen heen springen om te bezien of er een meerjarig akkoord kan worden gesloten op het terrein van wonen, zodat er weer activering optreedt. Dit geldt zowel voor het huren als voor de woningmarkt. De Partij van de Arbeid is daartoe bereid. Ik blijf optimistisch en ik hoop dat na de toch wat botte afwijzing van vandaag wellicht de fracties van het CDA en de VVD en misschien ook leden van dit kabinet er nog eens opnieuw over zullen nadenken. Het is echt slecht voor Nederland dat nu zo'n rust heerst op de woningmarkt, namelijk de rust van de absolute stilte, van de dood. Op deze manier gaat het niet goed.
Ik dank de minister ook voor de beantwoording op het punt van Europa. Allereerst dank voor het uitvoeren van wat door de Kamer is gevraagd, namelijk ervoor te zorgen dat het probleem van de Finse garantstelling is gereduceerd tot iets waarvan je zegt: feitelijk heeft het niet meer zo veel om het lijf. Als de Finnen er gelukkig mee zijn; het zij zo. Dat hoeft niet de steun aan het europakket in de weg te staan. Dat is een verstandige aanpak geweest van de minister. Mijn complimenten en mijn dank daarvoor.
Dank ook voor het nadrukkelijk openhouden van de mogelijkheid dat het Eurofonds sterker wordt gemaakt, als het nodig is en als er aan randvoorwaarden wordt voldaan, waaronder natuurlijk een streng toezicht op het niet overschrijden van de begrotingsruimte. Ik zou wat dat betreft de vergelijking willen trekken met de mobiele eenheid bij een voetbalrel. Als er een paar politieagenten staan, heb je kans dat er een vechtpartij ontstaat, maar als er genoeg mobiele eenheid staat, zal niemand het in zijn hoofd halen om een vechtpartij te beginnen. Dan heb je de mobiele eenheid dus in feite niet nodig. Zo hoop ik ook dat voor het Eurofonds-steunpakket geldt dat, als het maar groot genoeg is, er geen aanspraak op gemaakt hoeft te worden, waardoor het in feite iedereen minder geld kost. Steun dus voor de aanpak en dank voor de beantwoording.
Ik denk dat wij allen ons er grote zorgen over maken hoe het met de euro gaat. Ik heb soms het gevoel dat wij wandelen op de rand van een vulkaan en dat wij tegen elkaar zeggen: zal ik mij nu insmeren met zonnebrand factor 2 of factor 8, want ik wil niet verbranden? En dat terwijl wij niet weten of wij straks wellicht op een heel andere manier akelige brandwonden zullen oplopen. Ik ondersteun de pogingen om te proberen het overslaan van de brand zoveel mogelijk te voorkomen en zelfs het ontstaan van de brand zoveel mogelijk te beperken.
Het is een lange dag geweest, dus ik ga snel door naar de indiening van een aantal moties. Door verschillende partijen uit de oppositie worden moties ingediend die betrekking hebben op door ons voorgestane verschuivingen in de begroting. Ik dien als eerste de volgende motie in, maar anderen zullen ook volgen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Nederland voor zijn welvaart sterk afhankelijk is van een uitstekend opgeleide bevolking op alle niveaus;
overwegende dat onze jongeren daarom allemaal zo veel mogelijk kansen moeten krijgen in het onderwijs, zeker als binnen enkele jaren in grote delen van de arbeidsmarkt geschikte arbeidskrachten schaars zullen worden;
overwegende dat dit vraagt om voldoende, goed geschoolde en sterk gemotiveerde leerkrachten;
verzoekt de regering, voorstellen te maken voor de inzet van 100 mln. meer budget voor opleiding en bijscholing van vakleerkrachten in het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs, het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs, te dekken uit besparingen door eenvoudiger vast te stellen en beter te innen alimentatie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Plasterk, Braakhuis, Koolmees, Irrgang en Ouwehand.
Zij krijgt nr. 37 (33000).
De heer Plasterk (PvdA):
Mijn tweede motie betreft de financiële transactietaks. Ik wil nogmaals benadrukken wat ik net bij interruptie al zei. Ik weet namelijk niet of de bewindslieden dat helemaal tot zich lieten doordringen. Mijn partijgenoten in Duitsland hebben hun steun aan het hele europakket afhankelijk gemaakt van de inspanningen van hun regering ter ondersteuning van de financiëletransactietaks. Barroso is er voor en Duitsland is er voor. Ik ga niet zo ver om onze steun daarvan afhankelijk te maken, maar ik verwacht van de regering wel grote inspanningen op het gebied van de financiëletransactietaks. Als de staatssecretaris zegt: CDA en VVD zijn tegen, dan gaat mij dat iets te gemakkelijk. Die waarschuwing wil ik hier wel plaatsen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in Europees verband gesproken wordt over invoering van een financiële transactietaks;
spreekt zich uit voor een financiële transactietaks, waarvan het minimumtarief wordt vastgesteld in Europees verband,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Plasterk en Braakhuis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 38 (33000).
De heer Irrgang (SP):
Voorzitter. De heer Plasterk verwijst naar zijn collega's in het Duitse parlement, die het als voorwaarde hebben gesteld. Waarom doet de PvdA dat niet ook? Dat gebeurt kennelijk in Duitsland ook. Dan is het toch een uitstekende voorwaarde voor de PvdA-fractie om te stellen aan steun voor dit pakket?
De heer Plasterk (PvdA):
Er zijn gradaties van escalatie. Ik doe nu niets anders dan de regering waarschuwend toespreken dat ik een botte afwijzing hiervan niet op prijs stel. Er zijn gelukkig nog meer verstandige landen in Europa. Mijn partij is voorstander van de financiële transactietaks, omdat die taks een manier is om het flitskapitaal te beperken. Daar beperk ik mij toe.
De heer Irrgang (SP):
Wij zijn daar ook voorstander van, dus dat delen we dan. Misschien is het goed om toch iets scherper te zijn aan het adres van de staatssecretaris. Anders krijgt u zo meteen een beleefde reactie, maar blijft het bij een afwijzing.
De heer Plasterk (PvdA):
Dank voor deze ondersteuning, zeker van de heer Irrgang, die het hele europakket niet steunt. In die zin zitten we niet helemaal op dezelfde lijn. Laat ik hier serieus op ingaan. We zitten nu op de rand van een vulkaan. Ik vind dat we over allerlei schaduwen heen moeten springen om ervoor te zorgen dat we in de komende weken een ramp in de eurozone kunnen voorkomen. Dat is ook de reden dat ik erg terughoudend ben met het stellen van voorwaarden aan mijn steun aan het pakket. Ik heb de afwijzing van de financiëletransactietaks niet op prijs gesteld en dat wilde ik hier nog een keer nadrukkelijk aanmerken.
Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering de komende jaren ingrijpende wijzigingen voorstelt in de persoonsgebonden budgetten, de maatschappelijke begeleiding voor mensen met een licht verstandelijke beperking (de zogenaamde IQ-maatregel), de jeugdzorg, passend onderwijs, het speciaal onderwijs, de Wajong en de sociale werkvoorziening;
overwegende dat deze stapeling van ingrepen de komende jaren gevolgen kan hebben voor het inkomen en de participatie van individuele mensen;
verzoekt de regering, als doelstelling de verbetering van de kans op participatie centraal te stellen bij de invoering en uitwerking van alle grote wijzigingen in de ondersteuningsmaatregelen op het gebied van zorg, onderwijs en werk,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Plasterk en Blanksma-van den Heuvel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 39 (33000).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in verschillende ontwikkelde economieën een solidariteitsheffing gevraagd wordt van de allerhoogste inkomens;
overwegende dat in deze tijden gewerkt moet worden aan de toekomst en het groeipotentieel van onze economie en onze inwoners;
verzoekt de regering, een solidariteitsheffing in te voeren voor inkomens boven de € 150.000 en de opbrengst te gebruiken voor investeringen in onderwijs en onderzoek,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Plasterk, Irrgang en Braakhuis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 40 (33000).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering de bijdrage van ondernemers aan de Kamer van Koophandel per 1 januari 2013 afschaft;
constaterende dat dit in deze tijden van bezuinigingen een onevenredige lastenverlichting voor bedrijven is;
verzoekt de regering, de afschaffing van de bijdragen aan de KvK's niet door te laten gaan en deze middelen in te zetten om de bezuiniging op cultuur voor driekwart terug te draaien en de verhoging van het btw-tarief volledig terug te draaien,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Plasterk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 41 (33000).
De heer Plasterk (PvdA):
Ik voeg daar als toelichting aan toe dat ik dit vanuit de filosofie van het kabinet niet begrijp. Het kabinet vindt dat maatschappelijke organisaties meer hun eigen verantwoordelijkheid moeten nemen. Ik begrijp dan niet dat het de contributie van de Kamers van Koophandel, die nu door bedrijven wordt betaald, ineens bij de belastingbetaler gaat leggen. Daarmee wordt elke prikkel voor de leden van de Kamer van Koophandel weggenomen om zich bijvoorbeeld even uit te schrijven als het bedrijf wordt opgeheven of om ervoor te zorgen dat die Kamers van Koophandel werkelijk doen wat in het belang van die bedrijven zou moeten gebeuren.
Mijn laatste motie dien ik in om nog eens nadrukkelijk duidelijk te maken dat ook ik van mening ben dat de overheidsfinanciën op orde moeten komen en dat zij dus moeten voldoen aan de eisen van het Europese Stabiliteits- en Groeipact, maar dat ik vind dat de regering daarbij de verkeerde keuzes maakt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat onder meer het Internationaal Monetair Fonds, het Centraal Planbureau, de SER en de Nederlandse werkgeversorganisatie VNO/NCW waarschuwen tegen snelle additionele bezuinigingen in tijden van recessie;
van mening dat Nederland dient te voldoen aan de eisen van het Europese Stabiliteits- en Groeipact;
van mening dat structurele hervormingen nodig zijn om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te garanderen, en ons land werkelijk klaar te maken voor de toekomst, onder andere op het gebied van de woningmarkt, de arbeidsmarkt, de mobiliteit en het onderwijs;
spreekt uit dat additionele bezuinigingen niet acceptabel zijn zolang de begroting van het regeer- en gedoogakkoord uitgangspunt blijft en zolang structurele hervormingen worden uitgesloten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Plasterk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 42 (33000).
De heer Koolmees (D66):
Gisteren heb ik een interruptiedebatje gevoerd met de heer Plasterk over de vraag wat nu de ambitie van de PvdA is en of de PvdA hervormingen steunt als het noodzakelijk is om aanvullende maatregelen te nemen. Toen was zijn houding terughoudend. Nu dient de hij een motie in die juist de andere kant opgaat. Wat is het verschil ten opzichte van gisteren?
De heer Plasterk (PvdA):
Ik denk dat de perceptie bij de heer Koolmees dat mijn houding terughoudend was op een misverstand berust. Ik heb altijd, ook gisteren, gezegd dat ik vind dat de overheidsfinanciën op orde moeten zijn. Ik heb volgens mij Lieftink, Drees, Kok en Bos genoemd als sociaaldemocratische ministers van Financiën die er altijd voor zorgden dat er op de penningen werd gepast. Als je waarde hecht aan een goede collectieve sector, moet je ook waarde hechten aan de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Dat doen wij dus. Ik heb er wel bij gezegd dat dit kabinet de verkeerde keuzes maakt en dat wij onder de huidige voorwaarden additionele bezuinigingen niet zullen steunen. Dat is nog eens nadrukkelijk opgenomen.
De heer Koolmees (D66):
Even voor de volledigheid en duidelijkheid: betekent dit dat de PvdA uitgaat van de kaders van dit kabinet, dus 18 mld.? Of gaat zij uit van een kleiner bedrag aan bezuinigingen?
De heer Plasterk (PvdA):
Ik heb daar in de motie twee dingen over opgenomen. Ik heb verwezen naar de waarschuwingen van diverse organisaties dat je moet oppassen dat je niet midden in de crisistijd door additionele bezuinigingen de economie kapot maakt. Daarnaast heb ik in de motie opgenomen dat ik vind dat de grenzen van het Europese Stabiliteits- en Groeipact, die kaders stellen aan de overheidsfinanciën, moeten worden gerespecteerd.
De heer Koolmees (D66):
Dat is niet helemaal een antwoord op mijn vraag. Dit is wel belangrijk. Het kabinet heeft zijn kaders neergelegd. Dat bedrag van 18 mld. is het vertrekpunt van het beleid, ook van de bezuinigingen. De heer Plasterk verwijst naar de kaders van het Stabiliteits- en Groeipact. Gaat hij akkoord met 18 mld. of vindt hij eigenlijk dat er minder moet worden bezuinigd?
De heer Plasterk (PvdA):
Dat hangt sterk af – de heer Koolmees heeft dat de regering bij eerdere gelegenheid uitgebreid ingewreven – van de manier waarop zo'n pakket is samengesteld. Ik neem niet automatisch de kaders van het kabinet over. Wij hebben ons eigen verkiezingsprogramma. Wanneer de economische situatie ons er echter toe dwingt om dat te actualiseren om binnen de Europese afspraken wat betreft het begrotingstekort te blijven, zullen wij dat doen.
De heer Koolmees (D66):
Dat is geen antwoord op mijn vraag, maar ik neem hier genoegen mee. Blijkbaar wil de PvdA zich niet uitspreken voor zo'n pakket van 18 mld. en maakt zij dat afhankelijk van de ontwikkeling van de economie en van het Stabiliteits- en Groeipact. Daar moet ik het maar mee doen.
De heer Harbers (VVD):
Ik doe het er nog niet mee, dus ik probeer het nog een keer. De heer Plasterk zegt dat wij moeten voldoen aan die kaders. Is hij het met mij eens dat die kaders zeggen dat je echt niet minder kunt doen dan 18 mld.? Hij kent het staatje waarin wij bijna de signaalmarge raken. Hij weet dat wij in de buitensporigtekortprocedure zitten. Wij hebben dus hooguit een jaar om weer binnenboord te komen. Dan kun je toch niet minder doen dan 18 mld.? Eigenlijk heb ik een heel andere vraag, al mag de heer Plasterk reageren op wat ik net zei. Wanneer wil de PvdA dan wel bezuinigen? Hij noemde zojuist een heel rijtje illustere PvdA-ministers. Eén ervan was minister Bos. In 2006, toen er sprake was van een situatie van hoogconjunctuur en het fantastisch ging, heeft hij een aantal elementaire begrotingsregels losgelaten om meer geld uit te kunnen geven. Op z'n minst op dat moment had er toch moeten worden bespaard?
De heer Plasterk (PvdA):
Minister van Financiën Kok heeft 18 mld. bezuinigd in de tussenbalansoperatie. Er hoeft op geen enkele manier te worden getwijfeld aan de bereidheid van de Partij van de Arbeid om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Ik stel echter aan de kaak dat op dit moment de last wordt gedragen door mensen die in een huurwoning wonen, door mensen die zorg nodig hebben, door chronisch zieken en door gehandicapten. Mensen in de villa's en mensen die twee ton verdienen gaan er het minst op achteruit, vergeleken met mensen met een middeninkomen. Ik heb voorbeelden en getallen genoemd. Die zijn niet weersproken door het kabinet. Dat de verdeling zo ligt, vindt mijn fractie totaal fout. Daarom weiger ik mij precies aan de kaders van het kabinet te verbinden. Wij maken onze eigen kaders. Ik wil hier echter nog eens nadrukkelijk zeggen dat ook mijn fractie vindt dat de overheidsfinanciën op de lange termijn houdbaar moeten zijn en moeten voldoen aan de eisen van het Stabiliteitspact.
De heer Harbers (VVD):
Volgens mij zijn de voorbeelden aan alle kanten weersproken door het kabinet. Bij mij blijft echter vooral de echo hangen van iets wat ik nu al drie jaar hoor. Men roept: het is crisis, dus we mogen niet te veel bezuinigen. Het eerlijke verhaal daarbij is, dat op die manier de rekening opnieuw wordt neergelegd bij de volgende generatie. Die kan op een gegeven moment die rekening echt niet meer betalen. De enorme kosten van de vergrijzing komen daarbij ook nog eens op ons af. De PvdA had een fantastisch trackrecord gehad als zij in 2006 echt de hand op de knip had gehouden. Dan was er op z'n minst al wat buffer opgebouwd om de klap van 2008 en 2009 op te vangen.
De heer Plasterk (PvdA):
De voorbeelden zijn totaal niet weersproken. Ik heb het kabinet uitgedaagd. Ik heb de bewindslieden de voorbeelden overhandigd. Ik heb die ook aan mijn collega's in de Kamer overhandigd. Ik heb gezegd: kijk nou, gezinnen die twee ton verdienen gaan er 2,5% op achteruit, terwijl een echtpaar van twee leraren met een modaal inkomen er 7,5% op achteruit gaat. Ik heb gevraagd of die getallen kloppen. De minister heeft 24 uur de gelegenheid gehad om aan te tonen dat ik dat helemaal verkeerd heb gezien, maar hij heeft deze cijfers op geen enkele manier weersproken. Ze kunnen ook niet worden weersproken. Dat is precies mijn punt.
Verder wordt gesuggereerd dat de Partij van de Arbeid niet wil bezuinigen. Ik heb in de motie geschreven dat er moet worden bezuinigd om de overheidsfinanciën op orde te brengen. De hele Kamer kan dus voor de motie stemmen, ook de heer Harbers. Wij zijn ten volle bereid om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Dat moet echter wel op een eerlijke manier gebeuren.
De heer Harbers (VVD):
Eén ding stoort me echt. Iedere keer is men erop gericht om de leraar het meest zielig te laten zijn. Laat de heer Plasterk daarbij erkennen dat de beroepsgroep van docenten een van de weinige beroepsgroepen was die er in 2009 nog volop op vooruit ging. Er zijn ook voorbeelden genoemd van mensen die toentertijd in het bedrijfsleven werkten, misschien ook van mensen die meer dan € 150.000 verdienden, en die toentertijd inkomen hebben ingeleverd, die hebben moeten knokken voor hun baan, die inkomen hebben moeten inleveren om de baan te behouden of die twee keer een nieuwe baan hebben moeten zoeken. Dat is ook het eerlijke verhaal. Uiteraard moet de leraar nu iets inleveren. Als hij goed is, kan hij overigens prestatieloon krijgen. Er zijn andere groepen die in de afgelopen jaren veel harder zijn geraakt dan de leraar. Dat is ook het eerlijke verhaal.
De heer Plasterk (PvdA):
Ik heb ook het voorbeeld gegeven van een echtpaar met een modaal inkomen in exact dezelfde situatie. De leden werken echter allebei in het bedrijfsleven. Zij gaan er 5% op achteruit. Mensen die in exact dezelfde situatie leven, maar twee ton verdienen, gaan er echter maar 2,5% op achteruit. U mag er blij mee zijn, mijnheer Harbers, gefeliciteerd. Dit is inderdaad een VVD-kabinet. De keuzes die worden gemaakt, zijn gunstig voor de mensen met de hoge inkomens. Het is niet anders. Ik moet de heer Harbers feliciteren, maar wij zijn ertegen.
De heer Harbers (VVD):
Voorzitter. Ik dank de beide bewindslieden van Financiën voor hun uitvoerige beantwoording. Reacties op een aantal vragen en opmerkingen van mij zijn daarin uitvoering gepasseerd. Dat heeft vaak tot heel goede toezeggingen geleid, waarvoor ik de bewindslieden dank.
Laat ik mijn tweede termijn beginnen met de opmerking dat internet een fantastisch medium is. Zeker tijdens een debat als dit kun je twee dagen lang allerlei dingen terugzoeken. Sommige zaken hoefde ik niet terug te zoeken. Het artikel van de website van de VVD dat de heer Plasterk een aantal keren onder onze aandacht bracht, hoefde ik niet terug te zoeken want dat ken ik uit het hoofd. Ik ken ook de artikelen uit mei 2010 en die erna komen. Als je even tijd hebt om wat te grasduinen, kom je de meest fantastische dingen tegen. Zo kwam ik een bericht tegen op de website van RTL waarboven de volgende kop staat. "Bos: geen financiële steun voor Griekenland." Het staat ook te lezen op de website van het Parool en het NRC. Het zijn allemaal artikelen uit februari 2010. Wie de moeite neemt om op Twitter de tweets terug te lezen van de toenmalig financieel woordvoerder van de PvdA en niet weet dat hij ze heeft geschreven, kijkt daar met de blik van nu naar alsof het uitspraken zijn van de huidige woordvoerder van de PVV.
Ik bedoel dit niet om flauw te doen, voorzitter. Wij laten overigens wél alles staan op onze website, ook onze eerdere standpunten. Ik bedoel dit om duidelijk te maken dat zowel de heer Plasterk en zijn partij als mijn partij dezelfde overwegingen hebben gehad. Het voorstel dat in februari 2010 voorlag vanuit Europa, en waarover de toenmalig financieel woordvoerder van de VVD een motie heeft ingediend, om het IMF aan boord te halen, was gewoon een heel slecht voorstel in Europa. Ik denk dat we allemaal dezelfde afweging hebben gemaakt – dat lees ik althans in de PvdA-standpunten van toen – namelijk dat het niet goed voelt om geld te moeten geven aan een land dat zelf een potje heeft gemaakt van de eigen begroting.
Tegelijkertijd weten we dat als je dat niet doet, de schade hier in de honderden miljarden kan lopen. Dat is dus ook de enige reden waarom we het onder strikte voorwaarden doen. De Grieken moeten de steun waardig zijn: het moet een goede redding zijn, ze moeten leveren onder de voorwaarden die we eraan stellen en we moeten deze kans benutten om tot een heel goede aansturing van de eurozone te kunnen komen. Dan is het een goede redding. Er is immers één ding erger dan niets doen en dat is een slechte redding. Dat zouden we nooit moeten willen.
In dit opzicht was het voor mij heel erg belangrijk dat we in de toekomst op dezelfde manier bij besluiten worden betrokken als de Bondsdag in Duitsland. We zijn immers vergelijkbare landen als het gaat om de funding van het noodfonds. Dank voor de toezeggingen op dit punt. Er is een verschil met de situatie in Duitsland; ik heb vandaag geleerd dat je het daar de jure moet regelen. Hier levert het debat van vanochtend een paar goede bladzijden in de Handelingen op, met toezeggingen die we heel goed zullen bewaren en waaraan we de minister zullen houden.
In dat opzicht is het heel belangrijk dat we voorturend blijven spreken over de richtlijnen van dat noodfonds en dat we altijd daarbij betrokken worden. Met dat in het achterhoofd en gezien het feit dat de richtlijnen nog zullen volgen, kan mijn fractie instemmen met het vandaag gevraagde besluit rond de EFSF-raamovereenkomst. Dit is vooral omdat het geen blanco cheque is maar een cheque die op grote onderdelen nog niet te innen is, omdat we nog komen te spreken over de voorwaarden. Daarin ligt voor mij ook belang de IMF-betrokkenheid. De minister blijft daarnaar streven, ook voor de volgende besluiten rond het steunen van landen in nood.
De heer Irrgang (SP):
De heer Harbers was in zijn eerste termijn vrij kritisch en kon toen nog niet instemmen met de flexibilisering van het EFSF. Hij doet dat nu wel, zonder dat hij eigenlijk de nadere procedures kent. Dat is toch van groot belang? Is het dan nu wel het moment voor zijn fractie om in stemmen met de flexibilisering van het ESFS, zonder dat hij eigenlijk weet van de hoed en de rand?
De heer Harbers (VVD):
Mijn kritiek in eerste termijn was erop gericht dat we een paar weken geleden een voorstel kregen van de minister, vervat in een brief voorafgaande aan een Ecofin-vergadering, waarin toezeggingen werden gedaan die niet waren opgenomen in de vandaag voorliggende begrotingswet. Die toezeggingen zijn voor mij essentieel. Het zijn de toezeggingen dat wij nu spreken over een ophoging van het garantieplafond in het EFSF, dat die bedoeld is voor zaken waarmee we voor de zomer al hebben ingestemd – een verlenging van de looptijden voor schulden van Griekenland en andere schuldenlanden – maar dat allerlei nieuwe instrumenten die in diezelfde raamovereenkomst staan de facto nog niet in werking kunnen treden, omdat dat pas kan op het moment dat parlementen zich hebben kunnen uitspreken over de richtlijnen daarvoor. Je legt dus weliswaar een plafond vast, maar voor mijn gevoel is er sprake van een cheque die, althans op onderdelen, gewoon niet geïnd kan worden, omdat er nog geen besluit over is gevallen.
De heer Irrgang (SP):
Ik snap vanuit de positie waarin de VVD-fractie verkeert, dat zij instemt met de ophoging van het plafond. De VVD steunt immers wel het tweede pakket voor Griekenland. Mijn fractie doet dat niet. Het is de opvatting van de heer Harbers om die ophoging te steunen, dus stemt hij voor de suppletoire begroting. Hij zegt echter ook dat we nog nader komen te spreken over de procedures voor de flexibilisering, bijvoorbeeld het steunen van banken in andere Europese landen. Dan is de politieke conclusie toch dat de VVD nog niet instemt met de flexibilisering van het EFSF, omdat de VVD de procedure nog niet kent? De heer Harbers stemt wel in met de suppletoire begroting omdat het de ophoging van het garantieplafond voor het tweede reddingspakket van Griekenland is.
De heer Harbers (VVD):
Het is precies zoals de heer Irrgang zegt. Wij stemmen in met wat ons vandaag gevraagd wordt. In dat opzicht was het debatje dat wij vanochtend voerden met de minister voor mij heel belangrijk. Het was heel belangrijk om van de minister te horen dat er in het noodfonds een aantal instrumenten zitten die nu nog niet in werking kunnen treden, aangezien we de richtlijnen nog niet hebben en hij de richtlijnen nog niet aan ons parlement heeft kunnen voorleggen. Daarmee heb ik vandaag nog niet daarmee ingestemd. Ik heb expliciet gevraagd aan de minister om te waarborgen dat we daar straks ook echt bij betrokken kunnen worden. Hij heeft gezegd dat dit zowel hier als in andere landen gebeurt. Het moet niet zo zijn dat met het mes op de keel alle instrumenten erdoor worden gedrukt, omdat anders alsnog het hele bouwwerk onderuitgaat. Er zitten verschillende instrumenten in. Het kan straks heel goed zijn dat ik zeg: dat instrument en die uitwerking bevallen mij heel goed, bij een ander instrument wil ik misschien iets veranderen in de richtlijnen en een ander instrument bevalt mij helemaal niet. Die ruimte heeft het parlement gelukkig straks gekregen. Daarom kan ik instemmen.
De heer Tony van Dijck (PVV):
De heer Harbers had het in zijn eerste termijn ook over de Bondsdag. Daar hadden ze het wel goed geregeld. Daar kregen ze namelijk wel instemmingsrecht en moesten ze wel toestemming geven om bailouts te doen van andere landen. Daar hoor ik hem nu niet meer over. Heeft hij dat ook laten varen, of zegt de heer Harbers: als het gaat om grote bedragen en bailouts voor Spanje, Italië van miljarden waarvoor wij garant moeten staan, dan wil ik toch dat het parlement formele, met de nadruk op formele, toestemming kan geven.
De heer Harbers (VVD):
Ik denk dat de heer Van Dijck niet heeft geluisterd, want dit heb ik gisteren gevraagd. Dit is belangrijk voor mij. Dit is vanochtend allemaal toegezegd. De minister heeft hier exact het hele lijstje opgesomd van beslissingen waar de Duitse regering de Bondsdag bij betrekt. Hij heeft gezegd dat dit allemaal dingen zijn die hij eigenlijk ook nu al deelt met de Kamer en dat hij dit dus blijft doen. Dat heeft hij ons toegezegd. Dat is staatsrechtelijk gezien buitengewoon belangrijk. Dat kunnen wij terugvinden in de Handelingen. Daarmee is het een gegeven dat bij al die beslissingen waar de Bondsdag bij betrokken wordt, hier in Nederland de Tweede Kamer betrokken wordt. Eén daarvan was de minister misschien vergeten in zijn opsomming: de richtlijnen, de beroemde guidelines. Daar heb ik in een interruptiedebatje nog naar gevraagd. Die heeft hij er ook aan toegevoegd. Daarmee is het voor mij gewoon geregeld.
De heer Tony van Dijck (PVV):
De heer Harbers weet ook dat de minister in bijna elke brief die hij aan de Kamer stuurt aangaande het noodfonds met zo veel woorden zet: ik hoef hier officieel geen toestemming voor te vragen aan de Kamer, maar ik informeer haar natuurlijk wel. Daar gaat het om. Natuurlijk kunnen wij de minister altijd ter verantwoording roepen – dat geloof ik wel – maar het gaat erom of we formele toestemming moeten geven zoals dat geregeld is in de Bondsdag. Dat kan heel snel, dat hoeft niet stroperig. Is de heer Harbers daarvan teruggekomen of volstaat hij met de instemming van de minister: we zullen jullie maximaal informeren, maar officiële toestemming tot 100 mld. hoef ik niet meer?
De heer Harbers (VVD):
Nu doet de heer Van Dijck doelbewust een poging om mij verkeerde woorden in de mond te leggen. Allereerst kan het inderdaad buitengewoon snel. De Tweede Kamer heeft de afgelopen jaren een goed voorbeeld gegeven van het feit dat zij snel kan beslissen als de nood echt aan de man is. De minister heeft ons echter een aantal buitengewoon belangrijke toezeggingen gedaan over tal van besluiten, in die zin dat hij die niet neemt voordat hij ze aan de Tweede Kamer heeft voorgelegd. Ik denk dan ook dat de minister voortaan in de brief schrijft: ingevolge mijn toezegging aan de Tweede Kamer om een besluit aan haar voor te leggen, leg ik dit besluit aan haar voor. Het geldt niet alleen voor mij; ik denk dat wij er allemaal goed aan doen dat wij het stuk Handelingen van vanochtend heel goed bewaren en de minister houden aan wat hij heeft toegezegd. Zo ken ik de minister echter. Daar hoef ik echt niet nog een keer bij hem om te vragen.
Voorzitter. Ik heb opgesomd wat ik belangrijk vind. Ik wil nog één opmerking maken. Wij hebben gisteren al en ook vanmiddag weer uitvoerig gesproken over de tegenbegrotingen. Er is één die ik er nog uitlicht. Daar is zojuist al een motie over ingediend. Die ging over het toptarief in de inkomstenbelasting. In alle beantwoordingen heb ik één ding gemist. Het antwoord klopte inhoudelijk volledig. Ook de economen die genoemd zijn en die beslist niet van rechtse signatuur zijn, zeggen: eigenlijk is 48% het mooiste tarief dat je kunt hebben. Mijn eigen emotie hierbij is dat het een soort symboolmaatregel is, zoals vanmiddag ook al is gesteld. Maar dat symbool heeft wel de volgende werking. Als je dat toptarief zou invoeren, dan zet je eigenlijk op iedere hoek van de straat een bord neer met de tekst: toptalent is hier niet welkom. Op dat bord kan ook staan: heb nooit te veel succes. Dat is niet de lijn die de VVD voorstaat.
De heer Irrgang (SP):
Mevrouw de voorzitter. Aan het einde van de financiële beschouwingen is de constatering van mijn fractie dat dit een goed debat was maar ook een waardig debat. Dat geldt ook van de kant van de PVV-fractie en van de kant van het kabinet. Wij hebben twee bewindspersonen die soms een beetje als een Kamerlid de discussie aangaan met de Kamer. Maar goed, zij zijn beide oud-Kamerlid. Als Kamerlid moet je ook wat kunnen hebben, als dat gebeurt. Het was in ieder geval een goed en waardig debat.
Ik ga kort in op Griekenland. Griekenland haalt de doelen voor dit en volgend jaar niet. Een sanering lijkt nu nog meer noodzakelijk dan enkele maanden of anderhalf jaar geleden het geval leek. Het gaat nu om een sanering van 50%, maar hoe langer we wachten, hoe hoger het percentage zal zijn. In het pakket van 21 juli wordt de banken een soort subsidie aangeboden. Van de nominale waarde gaat 21% af, maar leningen staan al op 30% of 40% van de nominale waarde. De banken gaan er dus op vooruit. Om die reden helpt dit niet de Grieken, maar de banken. Daarom steunt mijn fractie het pakket van 21 juli niet. Wij zullen dus ook tegen de suppletoire begroting stemmen, die later vandaag in stemming komt.
Onderdeel van de raamwerkovereenkomst is ook de flexibilisering van de EFSF. De SP-fractie kan zich de wens om tot flexibilisering van het noodfonds te komen goed voorstellen, zeker in de tijden waarin we nu leven, maar feit is dat de procedures voor de verschillende programma's in dat kader op dit moment onbekend zijn. Wij kunnen onder deze omstandigheden daar dan ook in ieder geval niet mee instemmen. Ik wacht nog op een antwoord van de minister waarin zal worden ingegaan op de andere programma's dan het inkopen van staatsobligaties. Nederland zou sowieso daarbij een veto hebben, omdat unanimiteit vereist is. Ik verwacht het antwoord in tweede termijn.
De minister heeft gezegd dat het bij de interventiewet en bij de nieuwe wet voor staatsgesteunde instellingen mogelijk is om met terugwerkende kracht ervoor te zorgen dat er geen bonussen aan bestuurders worden gegeven. Ik stel vast dat de terugwerkende kracht in twee gevallen dus al mogelijk is. We hebben in dat kader ook al de motie-Van Vliet besproken over de terugwerkende kracht bij fiscale aanpak van bonussen. We krijgen daar nog een kabinetsreactie op. De SP-fractie is van mening dat als weer steun van banken nodig is, het niet alleen om bestuurders moet gaan maar ook om andere bankiers. Daarom dient zij de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering zich gezien de ontwikkelingen op de financiële markten binnen afzienbare tijd genoodzaakt kan zien om opnieuw op enige wijze steun te verlenen aan financiële instellingen;
constaterende dat de minister heeft aangegeven te komen met wetgeving om bonussen van bestuurders te verbieden voor financiële instellingen zolang ze steun van de Nederlandse Staat genieten:
verzoekt de regering, bij toekomstige steunverleningen aan financiële instellingen expliciet te eisen dat er geen variabele beloningen aan werknemers worden uitgekeerd, behoudens strikte toepassing van cao-afspraken zolang de desbetreffende financiële instelling steun geniet van de Nederlandse Staat,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Irrgang, Plasterk, Braakhuis en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 43 (33000).
De heer Irrgang (SP):
Voorzitter. De minister leek de cijfers die ik noemde over de dalende toepassing van de beloningsparagraaf uit de Code Banken in twijfel te trekken. De cijfers die ik in eerste termijn genoemd heb, betreffen echter gewoon een omrekening van absolute cijfers naar percentages. Het mag dan een onafhankelijke commissie zijn, maar ik hoop dat zij ook kan rekenen, hoewel je daar bij niemand meer van uit kunt gaan.
Tot slot maak ik nog een opmerking over de begroting. Immers, daar spreken we vandaag vooral over. Ik constateer dat de SP-fractie zo'n beetje de laatste der Keynesianen is in de Tweede Kamer als zelfs de PvdA de 18 mld. steunt, hoewel daar nu wel enige onduidelijkheid over bestaat. In onze tegenbegroting staat een stimuleringspakket, omdat het onze overtuiging is dat je, als de tuin droog komt te staan, moet sproeien om te groeien in plaats van snoeien. Wij zijn desondanks in overleg met andere partijen om binnen de voorliggende Miljoenennota nog tot verschuivingen te komen. Daarom dien ik met vier andere Kamerleden de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat een solidaire samenleving en een sterke economie vragen om de inzet van iedereen die kan werken;
overwegende dat de kabinetsvoorstellen de positie van arbeidsgehandicapten, ouderen en langdurig werklozen niet verbeteren, maar juist verslechteren, waardoor mensen onnodig en ongewenst gedwongen aan de kant moeten staan;
overwegende dat aan de andere kant de opbrengsten van de bpm onbedoeld zijn verlaagd in de laatste jaren;
verzoekt de regering, de arbeidsmarktpositie van arbeidsgehandicapten, ouderen en langdurig werklozen te verbeteren en daarvoor 200 mln. vrij te maken door de onbedoelde verlaging van de bpm deels terug te draaien,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Irrgang, Plasterk, Braakhuis, Koolmees en Ouwehand.
Zij krijgt nr. 44 (33000).
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):
Voorzitter. Ook ik wil beginnen met het geven van een compliment aan de regering, maar ook aan onszelf als parlement. Ik kan terugzien op een debat, gisteren en vandaag gevoerd, dat stijlvol en inhoudelijk van aard was. Hiermee hebben wij laten zien dat wij ook in staat zijn om een echt goed debat met elkaar te voeren. Dank voor ons allen.
Ook dank voor de reactie van het kabinet. Als één ding duidelijk is geworden in het debat van gisteren en vandaag, dan is het wel dat er nog veel werk aan de winkel is. Wij staan met elkaar voor heel grote beproevingen, zeker als wij kijken op Europees niveau. De CDA-fractie wil werken aan een sterk en heel stabiel Europa, want daar verdienen wij uiteindelijk ons geld. Een sterk Europa is in het belang van ons allemaal en zeker van belang voor het in stand houden van onze welvaart. Dat doen wij in het belang van Nederland.
Helaas staat Europa er niet goed voor. Niet alleen een aantal landen, ook een aantal banken staat er niet goed voor. Bijvoorbeeld de problemen bij Dexia laten zien dat dergelijke zaken niet op zichzelf staan. Alertheid is geboden. Het vertrouwen, zowel in de landen als in de financiële sector, heeft een flinke knauw gekregen en is tot een dieptepunt gedaald. Wat ons betreft moet het herstel van vertrouwen voorop blijven staan. Het is alle hens aan denk. Ik roep de regering dan ook op om alert te reageren op de problemen die zich voordoen. Wij doen ook een appel op alle betrokkenen om hun verantwoordelijkheid te nemen. De CDA-fractie wil er in elk geval alles aan doen om een slagvaardig optreden mogelijk te maken.
Vandaag hebben wij een belangrijk onderwerp aan de orde, te weten het Europees noodfonds EFSF. Zoals ik in eerste termijn helder heb gezegd, wil de CDA-fractie een heel slagvaardig noodfonds, waarmee daadkrachtig kan worden ingegrepen als de nood echt aan de man is. De minister is daar in zijn eerste termijn nadrukkelijk op ingegaan. Ik dank hem voor zijn toezeggingen. De CDA-fractie vindt dat de Kamer zo nauw mogelijk moet worden betrokken bij belangrijke beslissingen van de EFSF, zonder dat dit ten koste gaat van de slagvaardigheid van het fonds. De minister heeft de toezegging gedaan om ons daarbij te betrekken. In die zin kunnen wij de door de minister gevraagde goedkeuring geven aan de suppletoire begroting in het kader van de EFSF. Richtlijnen en procedures zijn echter niet duidelijk en zijn ook niet duidelijk geworden tijdens dit debat, omdat er nog onderhandeld wordt over de exacte guidelines voor Europa. De afgelopen dagen hebben wij hier de afspraak gemaakt dat zodra de richtlijnen, de guidelines, helder zijn, zij aan de Kamer zullen worden voorgelegd. Daar wachten wij op.
Hetgeen wij hebben afgesproken met betrekking tot het noodfonds EFSF, vergelijk ik met een huis dat wij gisteren en vandaag hebben ingericht. Dat huis staat klaar, wij weten waar het bankstel staat, maar als Kamer hebben wij de sleutel nog in de hand, zodat wij kunnen bepalen wanneer wij het huis zullen betrekken. Er zal eerst duidelijkheid moeten komen over richtlijnen en procedures.
Ook dank ik de minister voor de toezegging dat de begrotingsregels in de wet verankerd worden, dus ook de signaalwaarde van 1%. Als die 1% in de wet is opgenomen, kunnen wij echt spreken van de De Jagernorm. Die norm is wat mij betreft een exponent van een goed schatkistbewaarder.
2012 wordt een jaar van zuinigheid en vlijt. Het wordt hard werken, voelbaar voor iedereen. Voor de lange termijn is het echt noodzakelijk dat wij allemaal een stapje terug doen. Wij gaan voor een kleinere, slagvaardige overheid en zetten in op talent en een sterke economie. Met de motie die ik samen met de heer Plasterk heb ondertekend, zetten wij vol in op participatie, ook in deze moeilijke tijd.
De heer Plasterk (PvdA):
Ik wil mevrouw Blanksma een korte vraag stellen over haar vergelijking van het appartement met de bank en de sleutel die de Kamer nog in handen heeft. Ik ben ook benieuwd naar de reactie van de minister daarop. Ik begrijp dat mevrouw Blanksma voorwaardelijke steun geeft aan de suppletoire begroting met de EFSF. Is die voorwaardelijke steun een optie? Of kunnen wij tegen die begroting "ja" of "nee" zeggen, waarbij wij, als wij "ja" zeggen, dat doen in de verwachting dat het kabinet aan een aantal dingen zal voldoen? Misschien kan mevrouw Blanksma dit punt nog even verhelderen.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):
Ik heb tijdens het debat begrepen dat nu heel nadrukkelijk toestemming wordt gevraagd om het bedrag klaar te zetten. De onduidelijkheden of guidelines die dan nog niet zijn uitonderhandeld, vormen een voorbehoud dat de minister maakt. Als die duidelijkheid er is, wordt dat voorgelegd aan de Kamer. Over de effecten van de extra instrumenten, zoals liquiditeitssteun, is niet veel meer duidelijk geworden tijdens dit debat. Daarop moeten wij terugkomen. Dat zijn de spelregels volgens welke de EFSF gebruikt zou kunnen worden.
De heer Plasterk (PvdA):
Ik snap het en het lijkt mij alleszins redelijk. Ik wil het echter van de minister horen. Ik denk dat velen na het debat van vandaag zeggen dat Nederland als voorlaatste land akkoord is met de EFSF. Ik wil precies weten waarover wij vandaag besluiten.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):
Precies. De minister heeft onze interpretatie gehoord. Ik neem aan dat als daar licht tussen zit, ik dat in tweede termijn van de minister hoor. Ik ga daar echter niet van uit.
Dan kom ik bij de woningmarkt. De CDA-fractie heeft vragen gesteld over de Nationale Hypotheek Garantie. Ik dank de minister voor de beantwoording van onze vragen en voor de toezegging dat er een onderzoek zal plaatsvinden naar nut en noodzaak van de Nationale Hypotheek Garantie. Het is de intentie van de CDA-fractie dat de grens van 350.000 voor de Nationale Hypotheek Garantie in stand wordt gehouden. Dit onderzoek zal echter een bevestiging geven dat de garantie het effect heeft dat wij ervan verwachten. Om dat verzoek kracht bij te zetten, dienen wij de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het grensbedrag voor de aankoop van een woning in het kader van de regeling Nationale Hypotheek Garantie (NHG) per I juli 2010 is verhoogd van € 265.000 naar € 350.000;
constaterende dat deze verhoging is bedoeld om kopers te steunen, zodat ook in de huidige economische crisis meer mensen doorstromen op de woningmarkt;
constaterende dat deze verhoging geldt tot 1 januari 2012;
overwegende dat de doorstroming van mensen op de woningmarkt nog steeds onvoldoende is;
verzoekt de regering om het nut en de noodzaak te onderzoeken van een voortzetting van het verhoogde grensbedrag van de NHG van € 350.000 en de Kamer over de uitkomsten te informeren, uiterlijk op 1 november 2011,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Blanksma-van den Heuvel, Plasterk, Harbers, Tony van Dijck en Schouten.
Zij krijgt nr. 45 (33000).
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):
Voorzitter. Ik heb gisteren aandacht gevraagd voor het schaduwbankieren en de speculanten, de sprinkhanen die weer terug zijn. De omvang hiervan neemt snel toe, net als in de aanloop naar de crisis van 2008. De CDA-fractie vindt dat het schaduwbankieren onder zeer streng toezicht van Europees niveau zou moeten worden gebracht. Ik heb in mijn eerste termijn gevraagd wat de minister op Europees niveau op dat punt zou kunnen inbrengen. Ik zou graag in tweede termijn een reactie van de minister krijgen hoe hij oordeelt over het gedrag van de speculanten op dit moment en over het schaduwbankieren en wat volgens hem daaraan kan worden gedaan.
De euro heeft zijn waarde bewezen. Wij hebben grote problemen en grote uitdagingen. De CDA-fractie neemt daarvoor de verantwoordelijkheid en die verantwoordelijkheid hoopt zij komend jaar in gezamenlijkheid met het parlement te kunnen uitvoeren.
De heer Koolmees (D66):
Voorzitter. Ik dank de minister en staatssecretaris voor de beantwoording in eerste termijn. Ik vind het heel positief dat het kabinet sinds enige maanden in mijn beleving een zeer pro-Europese koers vaart. Mijn complimenten aan het kabinet. De onzekerheden op dit moment zijn echter groot. Vandaag was er een aantal berichten op de nieuwssite. Parijs werkt aan een herkapitalisatie van de banken, het aanbod van woningen is weer verder toegenomen, de banken stallen weer miljarden bij de ECB en er is een extra stresstest in de maak. Het zijn stuk voor stuk zorgwekkende berichten.
Dat is precies de reden waarom de D66-fractie vindt dat extra hervormingen noodzakelijk zijn, nu meer dan ooit. Het kabinet heeft op dit terrein nog maar weinig concrete daden laten zien. Ik heb het ook in mijn eerste termijn gehad over de kritiek van de Raad van State, van het Centraal Planbureau en van vier hoogleraren economie. Ik heb veel mooie woorden teruggekregen, vooral over hervormini's zoals ik ze maar noem, maar tot nu toe weinig echte daden. Als aanvullende maatregelen onverhoopt nodig zijn omdat de economische ontwikkeling slecht wordt, dan vragen wij om aanvullende maatregelingen via hervormingen en niet via bezuinigingen. Daarom hebben wij samen met GroenLinks en de ChristenUnie een motie om het kabinet de juiste richting te wijzen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in begrotingsregel 5 is vastgelegd dat extra maatregelen worden genomen als de signaalwaarde wordt overschreden;
constaterende dat het Centraal Planbureau in de MEV waarschuwt voor verslechtering van het begrotingssaldo en eventuele extra maatregelen;
constaterende dat na publicatie van het CEP in februari duidelijk zal worden of extra maatregelen nodig zijn;
van mening dat het onwenselijk is dat het kabinet verder bezuinigt zonder de economische structuur en de verdienkracht van Nederland te verbeteren;
van mening dat besparingen beter gerealiseerd kunnen worden door hervormingen als modernisering van de arbeidsmarkt en het ontslagrecht, toegankelijker maken van de woningmarkt en vergroening van het belastingstelsel;
verzoekt de regering, in het geval dat aanvullende maatregelen nodig zijn, te kiezen voor hervormingen in plaats van bezuinigingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koolmees, Schouten en Braakhuis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 46 (33000).
De heer Harbers (VVD):
Ik wil hierover nog wel een vraag stellen aan de heer Koolmees. Gisteren hebben wij de heer Koolmees voor het eerst welkom geheten in het kamp van de 18 mld., waarvoor dank; dat is binnen. Nu komt toch een beetje de oude plaat weer langs over de hervormini's. Het moet mij van het hart: dit komt op mij over als de grijsgedraaide plaat waarin per se de hypotheekrenteaftrek in de waagschaal wordt gelegd. Waar was D66 bij een grote hervorming als het pensioenakkoord? Waar is D66 bij een heel grote hervorming rond de onderkant van de arbeidsmarkt, werken naar vermogen, de herziening van de Wet werk en bijstand, het prestatieloon voor leraren, maar ook een grote hervorming zoals de stelselwijziging cultuur? Hervormingen zijn er te over en ik nodig de heer Koolmees uit om ook die hervormingen te steunen.
De heer Koolmees (D66):
Wij schaffen de hypotheekrenteaftrek niet af, wij hervormen deze. Wij vinden dat mensen moeten worden gestimuleerd om hun schuld af te lossen en daarom zijn wij samen met de ChristenUnie bezig met een initiatiefwet om over te stappen van de huidige spaarhypotheken en beleggingshypotheken naar ouderwetse annuïtaire hypotheken. Dat is geen afschaffing van de hypotheekrenteaftrek, maar wel een hervorming die 5 mld. per jaar oplevert.
De heer Harbers heeft een aantal punten gemaakt, zoals over het pensioenakkoord en de Wajong en de WSW. Wij hebben het pensioenakkoord niet gesteund omdat pas in 2020 wordt begonnen met het verhogen van de AOW-leeftijd, terwijl in ons programma de datum 2012 stond. Dat stond ook in het programma van de heer Harbers, die het pensioenakkoord wel heeft gesteund. Dat betekent wel dat hij 7,7 mld. door het toilet spoelt. Als wij volgend jaar waren begonnen met het verhogen van de AOW-leeftijd, dan hadden wij dat geld bespaard.
De voorzitter:
Met het oog op de tijd verzoek ik u om kort te zijn. Nog een reactie en dan gaan wij door naar het antwoord van de bewindslieden.
De heer Koolmees (D66):
Hervormingen zijn nodig om de economie sterker en toekomstvaster te maken. Het zou sneller aan de orde kunnen zijn dan wij allemaal denken. Ik vind het daarom belangrijk dat wij een vinger aan de pols houden. Wij hebben in 2008, na de val van Lehman Brothers, gezien dat het heel snel kan gaan en dat een begroting en een voorspelling over de economische ontwikkeling heel snel achterhaald kunnen zijn. In het geval van een grote economische schok moeten we snel handelen om de nodige maatregelen te nemen. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat bij een verdere verslechtering van de economie maatregelen nodig zijn om de economie te versterken en de overheidsfinanciën houdbaar te maken;
constaterende dat de marges tot de signaalwaarde in de begrotingsregels en de 3%-norm van het Stabiliteits- en Groeipact erg klein zijn en de onzekerheden rond de economische groeiramingen erg groot;
verzoekt de regering om in het geval van een nieuwe economische schok, het CPB onmiddellijk te vragen zo snel mogelijk een uitgebreide raming te maken, daarin twee jaar vooruit te kijken en een onzekerheidsvariant te maken zoals ook in 2008 is gebeurd;
verzoekt de regering voorts om, indien nodig, de benodigde capaciteit vrij te maken om deze extra doorrekening te kunnen maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koolmees en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 47 (33000).
De heer Koolmees (D66):
Dan de begroting. De heren Plasterk en Irrgang hebben al een motie ingediend om een alternatief neer te leggen voor de huidige begroting. De motie die ik indien, regelt meer investeringen in het openbaar vervoer.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat vervoer in Nederland in hoge mate per auto plaatsvindt, met pieken in het verkeersaanbod gedurende enkele uren van de dag;
overwegende dat dit leidt tot files, die slecht zijn voor het milieu en de economie;
overwegende dat deze problematiek niet vraagt om meer wegen, maar om een ander concept waarvan openbaar vervoer, thuiswerken en flexibele werktijden de kenmerken zijn;
verzoekt de regering, voorstellen te maken voor een verhoging van het budget voor openbaar vervoer met 300 mln., te dekken uit een vermindering van het budget voor de aanleg van wegen en die voorstellen te presenteren voor de behandeling van het begrotingshoofdstuk Infrastructuur en Milieu,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koolmees, Irrgang, Plasterk, Braakhuis en Ouwehand.
Zij krijgt nr. 48 (33000).
De heer Koolmees (D66):
Gisteren heb ik het CDA en de VVD gevraagd naar hun positie in de discussie over macro-economische onevenwichtigheden. Ik ben blij dat beide partijen volmondig ja tegen de procedure zeggen. De heer Harbers gaf gisteren echter aan dat hij meer informatie over de indicatoren wil. Daarin geef ik hem gelijk en daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de brief "visie op de toekomst van de euro" staat dat het kabinet voorstander is van een Europese begrotingsautoriteit en verder wil gaan dan de lopende initiatieven om begrotingsdiscipline en deugdelijk economisch beleid af te dwingen;
constaterende dat in de preventieve arm van het sixpack overeenstemming is bereikt over negen criteria voor macro-economische onevenwichtigheden, waaronder de handelsbalans, het exportmarktaandeel, de schuld van de private sector, de private kredietgroei en de stijging van de huizenprijzen;
overwegende dat het kabinet voorstander is van sancties bij het nemen van onvoldoende maatregelen om buitensporige onevenwichtigheden aan te pakken;
verzoekt de regering om voor de negen afzonderlijke criteria inzichtelijk te maken welke mogelijke maatregelen een lidstaat kan nemen om te voldoen aan de criteria voor de macro-economische onevenwichtigheden en de Kamer hierover voor de Najaarsnota te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koolmees en Braakhuis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 49 (33000).
De heer Harbers (VVD):
Ik ben erg verbaasd. Wat denkt de heer Koolmees met deze motie toe te voegen? De motie is namelijk een exacte kopie van hetgeen ik afgelopen donderdagmiddag in het algemeen overleg over de Ecofin-Raad aan staatssecretaris Weekers heb gevraagd. Hij heeft ons meer dan de inhoud van deze motie toegezegd. Wij krijgen zelfs voor alle voorliggende indicatoren over de afgelopen tien jaar doorberekend wat het voor Nederland zou hebben betekend. Het is toch allemaal al lang toegezegd door het kabinet? Waarom dient de heer Koolmees deze motie in?
De heer Koolmees (D66):
Het in kaart brengen van de macro-economische onevenwichtigheden betreft een belangrijke procedurewijziging in Europa. Ik wil duidelijkheid over de vraag waar wij ja tegen zeggen. Tijdens de algemene politieke beschouwingen was premier Rutte iets vager over de procedure dan bijvoorbeeld de minister van Financiën vandaag was. Ik wil het vastleggen in een motie om duidelijkheid te krijgen over de criteria en de waarden. Ik hoop dat wij de discussie op die manier op een goede en ordentelijke manier kunnen voeren.
De heer Harbers (VVD):
Dit lijkt me een schoolvoorbeeld van een van de meest overbodige moties. Er is namelijk al veel meer toegezegd – dat staat gewoon in de Handelingen – dan in deze motie wordt gevraagd. Zo moet de Kamer er niet mee omgaan. De Kamer moet de regering zeker niet op deze manier aanspreken, want daarmee doet zij zichzelf tekort.
De heer Koolmees (D66):
Ik constateer dat de VVD dan voor deze motie stemt. Het is namelijk al toegezegd.
De voorzitter:
Mijnheer Koolmees, u bent door uw tijd heen.
De heer Koolmees (D66):
Tot slot wens ik de minister en de staatssecretaris in de komende maanden veel succes en wijsheid bij het oplossen van de eurocrisis.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter. Ik hoorde de minister net zeggen dat je een schuldencrisis niet met nog meer schulden oplost. Met het noodfonds wordt echter met een grote zak geld geprobeerd om op de financiële markten vertrouwen af te dwingen en besmetting te voorkomen. Wij hebben de afgelopen anderhalf jaar gezien dat het wantrouwen en de onrust op de financiële markten met het noodfonds alleen maar zijn aangewakkerd. De besmetting is dan ook groter dan ooit.
De PVV ziet niets in het noodfonds en zeker niet in het vergroten van het noodfonds. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de garantie van Nederland aan de EFSF inmiddels is opgelopen tot 98 mld.;
overwegende dat Nederland met deze garantiestelling een onaanvaardbaar, veel te groot risico loopt;
verzoekt de regering, niet in te stemmen met deze gewijzigde raamwerkovereenkomst van de EFSF,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 50 (33000).
De heer Tony van Dijck (PVV):
Als deze raamwerkovereenkomst toch wordt aangenomen, vindt de PVV-fractie het onbegrijpelijk dat het een blanco cheque van 100 mld. betreft, zonder dat bekend is hoe en wanneer dit geld wordt uitgegeven. Dat is pas onverantwoord. De guidelines en de besluitvorming over de besteding uit het noodfonds zijn onbekend. Gaat dit straks bij meerderheid van stemmen? Gaat het door als vijf landen akkoord zijn, zoals ik ergens las? Gaat het bij unanimiteit? We weten het niet. We geven gewoon 100 mld. en hopen en bidden dat het allemaal goed komt. Met deze cheque staat het parlement straks buitenspel en de minister krijgt een mandaat om met 100 mld. garant te staan voor leningen aan corrupte landen, voor preventieve kredietlijnen, voor herkapitalisatie van ongezonde banken en het opkopen van rommelobligaties. De minister informeert de Kamer alleen maar; formeel heeft hij geen toestemming meer nodig. In Duitsland zijn ze slimmer. Daar geven ze geen blanco cheques, dankzij het Bundesverfassungsgericht. De PVV-fractie wil daarom ook inspraak van het parlement over elke uitgave die het noodfonds doet, waarvoor Nederlandse belastingbetalers garant moeten staan. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de raamwerkovereenkomst EFSF het Nederlandse parlement buitenspel zet;
overwegende dat we de EFSF hiermee een blanco cheque geven;
overwegende dat de financiële risico's voor de Nederlandse belastingbetaler aanzienlijk toenemen wanneer een beroep wordt gedaan op de EFSF en dus gebruik wordt gemaakt van de Nederlandse garanties;
constaterende dat in Duitsland besluiten en bestedingen van de EFSF moeten worden goedgekeurd door de Duitse Bondsdag;
verzoekt de regering, alle besluiten en bestedingen van de EFSF ter goedkeuring aan het Nederlandse parlement voor te leggen alvorens hiermee in te stemmen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 51 (33000).
De heer Tony van Dijck (PVV):
Tot slot, de woningmarkt. De PVV-fractie heeft de minister al eerder verweten dat hij te weinig regie voert op dit zo belangrijke dossier. Een goed functionerende woningmarkt is essentieel voor de economie; voor de middenstand, voor de bouw en voor de detailhandel, zeker nu. In juli leefde de woningmarkt duidelijk op: 15% meer verkopen, dankzij de verlaging van de overdrachtsbelasting, die door de PVV-fractie werd gesteund. In augustus zijn we weer terug bij af. Het aantal hypotheekaanvragen is van de ene op de andere maand gehalveerd. Hoe zou dat nu komen? Door de afname van het vertrouwen in de euro of door de strenge regels? De PVV-fractie heeft de investering van 1,2 mld. gesteund, maar niet voor niets. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de woningmarkt nog steeds op slot zit, ondanks de verlaging van de overdrachtsbelasting eerder dit jaar;
constaterende dat door de strengere regels rondom de hypotheekverstrekkingen het moeilijker is geworden om een passende hypotheek te krijgen;
constaterende dat financiële instellingen de gedragscode ook toepassen op woningtransacties die onder de Nationale Hypotheek Garantie vallen;
verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat de gedragscode hypothecaire financiering niet meer wordt toegepast en het toezicht door de AFM hierop niet meer plaatsvindt, zodat de woningmarkt zich kan herstellen en banken meer ruimte krijgen om hypotheken op maat te verstrekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 52 (33000).
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris en de minister voor de tijd die we de afgelopen twee dagen met elkaar hebben geïnvesteerd. Ik ben hier en daar wel teleurgesteld in dit kabinet. Maar goed, daarom zijn we ook een oppositiepartij. Wanneer het om Europa gaat, vinden we elkaar wel vaak. Dat stel ik ook vast. En dat is goed.
Wij willen echter verder gaan. Wij hebben gemerkt dat Europa weinig crisisbestendig is. We moeten achteraf vaststellen dat het niet leggen van een gezonde governance onder de euro ons niet echt slagvaardig maakt in het nemen van besluiten ten tijde van crisis. We hadden, als we dat eerder hadden gedaan, die crisis zelfs voor een groot deel kunnen voorkomen. Dat is voor mij reden om te zeggen: we maken nu wel keuzes om de crisis te bestrijden – en daarin is het voorstel van het kabinet om tot een Eurocommissaris voor financiën te komen die in ieder geval de begrotingsdiscipline erin gaat houden, ook meer dan welkom – maar er is meer nodig. We willen ook voorkomen dat die crisis nog een keer plaatsvindt. We weten dat de crisis niet alleen bestreden kan worden door op kosten te leggen, maar dat er ook verdiend zal moeten worden. Er wordt hier en daar door veel landen in de Unie gewoon te weinig inkomen gegenereerd. Ze zijn niet concurrerend genoeg en ze zijn niet productief genoeg.
Wij vinden het derhalve toch nodig om de Eurocommissaris het mandaat te geven om zich ook te kunnen uitspreken over het concurrentievermogen van Europese lidstaten en daar tot op zekere hoogte een discretionaire bevoegdheid in te krijgen. We willen dat graag, omdat het moeilijk is om dat altijd kwantificeerbaar te maken. Het zal ook inderdaad af en toe een beoordeling zijn, en ook een stuk maatwerk, als het gaat om de vraag, hoe een land verder moet worden geholpen om te kunnen concurreren. Het gaat niet zozeer om alleen concurreren binnen de Europese Unie. Ik deel het gevoel van asymmetrie dat we moeten willen nastreven. Er zal toch een positieve handelsbalans moeten ontstaan.
Om die reden dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet in de brief "visie op de toekomst van de euro" aangeeft te willen streven naar versterkte prikkels om het concurrentievermogen van landen te verbeteren door middel van een sanctie van 0,1% van het bbp;
constaterende dat het kabinet in de genoemde brief tevens streeft naar een Eurocommissaris voor financiën met discretionaire bevoegdheden en een interventieladder;
constaterende dat in dit voorstel wel is uitgewerkt dat de Eurocommissaris discretionaire bevoegdheden krijgt bij landen die de eisen van het Stabiliteits- en Groeipact overtreden, maar dat niet is uitgewerkt waar de handhaving van het bestrijden van macro-economische onevenwichtigheden plaats dient te vinden;
verzoekt de regering, het tegengaan van macro-economische onevenwichtigheden toe te voegen aan de discretionaire bevoegdheden van de commissaris,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Braakhuis en Koolmees. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 53 (33000).
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Voorzitter. Ik was ook tamelijk teleurgesteld over groen. Natuurlijk ontkent het kabinet dit, maar ik heb gisteren al opgemerkt dat de green deal toch echt niet zo veel voorstelt. Het is het rondpompen van oud geld. De belastingen die bijvoorbeeld het investeren in milieu subsidieerden, zijn allemaal teruggeschroefd. De verpakkingsbelasting wordt teruggeschroefd. Dat vinden wij gewoon niet plezierig. Je had ook gewoon een andere keuze kunnen maken. Als je die verpakkingsbelasting had vervijfvoudigd, dan had die wel gewerkt. Dat hebben de Denen bewezen. Dan had je meer inkomen gegenereerd voor de Staat en tegelijkertijd het milieu geholpen. Daar kiest dit kabinet niet voor. Dus wordt het tijd om daar wat moties over in te dienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de aanschafbelasting van auto's (bpm) nu 1,6 mld. lager is dan in 2007;
van mening dat het in de huidige economische situatie de voorkeur verdient om de lasten op arbeid te verlagen in plaats van de lasten op de aankoop van nieuwe auto's;
verzoekt de regering, deze lastenverlichting op de bpm in 2012 met 0,8 mld. terug te draaien gelijktijdig met de aanscherping van de CO2-normen in het Belastingplan en verzoekt de regering, de arbeidskorting met dit bedrag te verhogen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Braakhuis en Plasterk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 54 (33000).
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Ik wil er nog bij zeggen dat het sluizen van geld naar de arbeidskorting uiteraard bedoeld is om arbeid te stimuleren.
De volgende motie gaat ook over de natuur.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat een leefbare samenleving vraagt om voldoende ruimte voor natuur, waarover ook in Europees verband afspraken zijn gemaakt;
overwegende dat het Rijk geen grond meer wil aankopen om het Iaatste stukje van het netwerk van waardevolle natuurgebieden af te maken, de ecologische hoofdstructuur, een netwerk dat het dieren mogelijk maakt door heel Europa van het ene naar het andere natuurgebied te gaan;
overwegende dat het beter is, wat langer de tijd te nemen om de ambities waar te maken dan te stoppen met de verdere ontwikkeling;
verzoekt de regering, voor 2012 een bedrag van 100 mln. vrij te maken voor de verdere ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur en de kosten daarvan te dekken uit vermindering van de aanleg van wegen en de Kamer daarover voorstellen te doen voor de behandeling van het begrotingshoofdstuk Infrastructuur en Milieu,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Braakhuis, Koolmees, Irrgang, Plasterk en Ouwehand.
Zij krijgt nr. 55 (33000).
Uw tijd is ruim om, mijnheer Braakhuis, daar krijgt u problemen mee in uw fractie.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Dan sluit ik bij dezen mijn bijdrage af.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Schouten.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Het ene moment word ik aangezien voor een lid van de SGP en vervolgens word ik aangesproken als de heer Schouten.
De voorzitter:
Ik zei toch mevrouw Schouten? Nee? Ach, op mijn lijst staat alleen maar "Schouten".
Het woord is aan mevrouw Schouten, die ook nog jarig is vandaag. Namens ons allen van harte gefeliciteerd!
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dank u wel voor deze felicitatie, voorzitter.
Voorzitter. Ik dank het kabinet voor de beantwoording. Deze algemene financiële beschouwingen worden overschaduwd door de dreigende storm die over ons heen trekt, om in de beeldspraak van de minister te blijven. De begroting voor 2012 is omgeven met onzekerheid. Voor de coalitiefracties ligt alles open, mocht het zo ver komen, zo hebben wij de afgelopen dagen gehoord. Zo staat ontwikkelingssamenwerking bij het CDA weer ter discussie, precies twee weken na het aannemen van een motie van GroenLinks en de ChristenUnie om hierop juist niet te bezuinigen. In die zin hebben deze beschouwingen weer een hoop duidelijkheid gebracht.
Voor mijn fractie is de degelijkheid van de overheidsfinanciën een centraal punt. Wij mogen geen rekeningen bij de komende generaties neerleggen. Maar, zo zeg ik het CPB na, dan moeten wij niet blijven bezuinigen, maar juist hervormingen doorvoeren, die de economie ook op de lange termijn versterken. Ik heb vandaag gehoord dat het kabinet hier niet verder aan wil denken, bijvoorbeeld op het gebied van de woningmarkt. Daarom het ik samen met de collega's Koolmees en Braakhuis ingediend, in de eerste plaats om aanvullende maatregelen te nemen als de economische situatie verslechtert en in de tweede plaats om hierbij te kiezen voor hervormingen.
Een punt waar ik in mijn eerste termijn op heb gewezen is de nog kwetsbare positie van de bouw. Ik heb ervoor gepleit om voor 2012 het lage btw-tarief te handhaven. De staatssecretaris wil dit niet, zoals wij zojuist hebben gehoord, ook al weet hij nog niet steeds niet wat het werkgelegenheidseffect van deze maatregel is. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat per 1 oktober 2011 definitief een einde is gekomen aan het verlaagde btw-tarief voor de renovatie en het herstel van woningen ouder dan twee jaar;
constaterende dat uit de MEV blijkt dat de investeringen in woningen de afgelopen drie jaar met ongeveer 25% zijn gedaald, nu weliswaar voor het eerst sinds 2007 weer aantrekken, maar dat rekening wordt gehouden met een terugval in de bouwinvesteringen in de tweede jaarhelft van 2011;
van mening dat het juist nu van belang is om in te zetten op werkgelegenheid en dat het verlaagde btw-tarief in de bouw daar een belangrijke bijdrage aan levert;
verzoekt de regering, ook in 2012 de renovatie en het herstel van woningen ouder dan twee jaar onder het verlaagde btw-tarief te brengen en hiervoor dekking te vinden in verhoging van het tarief van de assurantiebelasting,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 56 (33000).
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Bij de algemene politieke beschouwingen heeft mijn fractie al het belang benadrukt van de lage lasten op arbeid, geheel in lijn met de gedachten uit de fiscale agenda van de staatssecretaris. Ik moet constateren dat het kabinet hier het een zegt, maar het ander doet. Ik zal daarom nogmaals, samen met collega's Koolmees en Braakhuis, een motie indienen om de tarieven in de tweede schijf van de inkomstenbelasting te verlagen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het juist nu van belang is om de lasten op arbeid te verlagen, in het bijzonder voor middeninkomens;
overwegende dat vormen van vergroening goede mogelijkheden kunnen bieden om deze verlaging te bekostigen, zoals die bijvoorbeeld ook terug te vinden zijn in de financiële onderbouwing van het verkiezingsprogramma van het CDA, te weten:
- het omzetten van de verpakkingsbelasting in een vereenvoudigde CO2-productenbelasting met een bredere grondslag;
- het verhogen van vooral de hogere schijven van de energiebelasting op aardgas;
- het invoeren van een leveranciersverplichting voor duurzame energie;
verzoekt de regering, het tarief in de tweede schijf van de loon- en inkomstenheffing te verlagen en de daarvoor benodigde dekking te vinden in bovengenoemde maatregelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten, Koolmees en Braakhuis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 57 (33000).
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Het belangrijkste onderwerp vandaag was toch wel de eurocrisis en de verhoging van het noodfonds, waarover we vanavond moeten stemmen. Ik heb al in mijn eerste termijn aangegeven dat het eindeloze vooruitschuiven van beslissingen de situatie in Europa er niet beter op heeft gemaakt. Het pakket van 21 juli is nooit meer formeel aan ons voorgelegd, maar het lijkt nu al achterhaald. Tegelijk bevat het pakket elementen die samenhangen met het noodfonds. Ik noem bijvoorbeeld het EFSF, het verlengen van de looptijden en het verlagen van de rente. Ook de guidelines zijn in hun totaliteit nog niet uitgewerkt. Met andere woorden: het kabinet vraagt ons om in te stemmen met een noodfonds, waarvan we nog niet weten hoe het ingezet zal worden. Mijn fractie heeft grote bezwaren tegen deze volgorde. Een aantal fracties heeft hier gisteren gesteld dat er geen carte blanche gegeven mag worden. Door nu echter het garantieplafond te verhogen naar bijna 100 mld., om pas over een paar weken te horen waar we het voor gaan inzetten, geeft het parlement wel het heft uit handen. Ten aanzien van de inspraak van het parlement op de uitgaven uit het noodfonds heeft de minister aangegeven dat hij beslissingen altijd zal voorleggen aan het parlement. Het noodfonds raakt het hoogste recht van het parlement, namelijk het budgetrecht. Dat vereist een eigenstandige uitspraak van het parlement en niet een toezegging van de minister, hoe goed bedoeld ook. Daarom heb ik besloten om een amendement in te dienen op deze suppletoire begroting, waarin geregeld wordt dat de uitgaven van het EFSF voorgelegd dienen te worden aan het parlement. Dit amendement is mede ingediend namens de heer Irrgang.
De heer Harbers (VVD):
Gisteren waren we zo leuk op weg over dit onderwerp en probeerde mevrouw Schouten nog iets met verleiding en zo. Nu hebben we het gisteren en vandaag in het debat heel vaak gehad over het onderwerp slagvaardigheid. Zo'n noodfonds moet wel kunnen handelen. Dan is het amendement van mevrouw Schouten toch compleet contraproductief als daar een verplichte termijn van veertien dagen in staat?
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Als de heer Harbers het hele amendement leest, ziet hij dat in lid 3 staat dat er binnen veertien dagen gehandeld kan worden als de Kamer daartoe beslist. De Kamer kan beslissen dat er binnen een dag, binnen een halve dag of binnen drie dagen een beslissing moet worden genomen. Daartoe biedt het amendement de mogelijkheid, net zo goed als dat geldt voor alle andere zaken die samenhangen met de Comptabiliteitswet.
De heer Harbers (VVD):
Ik heb het vandaag al een paar keer eerder gezegd: ook dit lijkt mij volledig overbodig, gelet op het feit dat heel veel zaken al geregeld zijn in ons begrotingsrecht. Daarom stemmen wij vanavond over een incidentele suppletoire begrotingswet. Dan is het amendement toch helemaal niet nodig? Voor de rest wordt alles al afgedekt door de toezeggingen die we vandaag van de minister hebben gekregen.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dan wil ik toch graag tegen de heer Harbers zeggen dat dit ons hoogste recht als parlement raakt, het budgetrecht. Ik geloof de minister zonder twijfel op zijn blauwe of bruine ogen.
Minister De Jager:
Aquamarijn.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Aquamarijn, dat is helemaal mooi. Wil de heer Harbers het hoogste budgetrecht in dezen dan niet gewoon wettelijk verankeren, zoals we dat bij alle andere zaken wel hebben gedaan? Het gaat hier om een bedrag van 100 mld. Dit amendement vraagt erom, wettelijk te verankeren dat dit wordt voorgelegd aan het parlement. Het is het hoogste wat wij kunnen doen. Dat maakt het noodzakelijk, volgens onze fractie.
De heer Harbers (VVD):
Nog een opmerking, tot slot: wij hebben dat begrotingsrecht al, dus dat hoeven wij helemaal niet af te dwingen vandaag.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ten aanzien van het noodfonds is niet formeel vastgelegd in de Comptabiliteitswet dat op het moment dat de Kamer toestemming verleent voor de instelling van een noodfonds, alle beslissingen daarover aan haar worden voorgelegd. De heer Harbers vindt een toezegging voldoende, wij niet. Wij willen gewoon een principiële uitspraak van het parlement om dit vast te leggen in de wet. Dat is wat dit amendement regelt.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):
Ik betreur het dat de ChristenUnie nu het debat zo vertaalt dat het budgetrecht van het parlement wordt geschaad als het niet op deze wijze wordt vastgelegd. Dat is volgens mij helemaal niet aan de orde. Wij moeten ook slagvaardig zijn. Wij hebben de afgelopen tijd echt gebruik gemaakt van deze rechten. De slagvaardigheid was gewaarborgd. De minister betrok de Kamer erbij op momenten dat het echt substantieel was. Dit doet geen recht aan de wijze waarop wij in de afgelopen periode in moeilijke tijden hebben geacteerd.
Mevrouw Schouten zegt: en dan krijgen wij over een tijdje een set regels voorgelegd. Wij zaten toch in hetzelfde debat? Volgens mij heeft de minister heel nadrukkelijk gezegd dat uit de onderhandelingen een set guidelines komt en dat de Kamer daar het laatste woord over krijgt. Hoe kan mevrouw Schouten dit op deze wijze vertalen?
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Wat de eerste vraag betreft, vraag ik mevrouw Blanksma waar zij bang voor is. Als ik haar inbreng in haar eigen termijn goed heb begrepen, wil zij dat de Kamer inspraak heeft of inzicht krijgt wat er gebeurt rondom het noodfonds. Zij vindt de slagklacht belangrijk. Dat vinden wij ook, maar die biedt dit amendement ook. Het principiële verschil is dat wij dit in de wet vastgelegd willen hebben omdat dit het hoogste recht van het parlement raakt, namelijk het budgetrecht. Wij regelen wel mindere dingen bij wet. Dit kan je niet alleen met een toezegging van het kabinet afdoen. Hierover moet een principiële uitspraak komen van de Kamer. Als ik iedereen zo hoor, kan iedereen hiermee instemmen omdat iedereen dit wil.
Het klopt dat de set regels nog bij de Kamer langskomt. Wij dienen echter vanavond wel te stemmen over een verhoging van het garantieplafond. Wij stemmen over iets waarvan wij niet weten waaraan het kan worden uitgegeven omdat wij nog niet weten welke bevoegdheden dit fonds gaat krijgen en hoe die uitgewerkt gaan worden.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):
Wat is dan de waarde van dit debat? Wat is de waarde van Handelingen? De minister heeft niet alleen het budgetrecht niet aangetast en niet aan willen tasten, maar heeft ons nadrukkelijk toegezegd dat de Kamer juist die set van regels nog als voorbehoud op het geheel kan hebben en dat zij daar uitgebreid op kan terugkomen. Dat staat in de Handelingen. Wat heeft dat nog voor waarde?
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
De waarde ervan is duidelijk, namelijk dat wij vanavond moeten instemmen met iets, terwijl wij niet weten waar wij precies mee instemmen. Mevrouw Blanksma geeft een garantie af terwijl zij uiteindelijk niet weet wat voor guidelines er komen. Dan kan zij wel zeggen dat de Kamer later nog inspraak heeft, maar dat is niet de volgorde der dingen. Van tevoren bepaal je waar je geld aan wilt besteden en reserveringen voor wilt doen en dan bepaal je of je het daarmee eens bent en of je er dus een garantie voor wilt afgeven. Wij moeten niet eerst een garantie afgeven en later bedenken wat de spelregels zijn.
De heer Plasterk (PvdA):
Mijn zorg is dat bij elke uitgave van het fonds – dat staat in het amendement – zeventien parlementen bijeen moeten komen om daar toestemming voor te geven. Dat betekent de facto dat het fonds niet gaat werken. Deelt mevrouw Schouten die zorg?
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik heb vandaag gehoord dat de heer Plasterk helemaal niet wil dat dit allemaal langs het parlement komt. Hij viel daar ook het Duitse model op aan. Daar scheiden onze wegen, want wij vinden dat dit wel het budgetrecht van het parlement raakt. Hij is ertegen. Wij willen graag kunnen instemmen met zaken waar het geld van de belastingbetaler naartoe gaat.
De voorzitter:
Tot slot, mijnheer Plasterk.
De heer Plasterk (PvdA):
Ik wil hier graag op reageren.
De voorzitter:
Dat kan. Ik zeg tot slot.
De heer Plasterk (PvdA):
Ik weet niet of het tot slot is.
De voorzitter:
Ik wel, want ik kijk naar de tijd.
De heer Plasterk (PvdA):
U bent de baas, voorzitter, maar dit is wel een belangrijk punt. Het gaat niet om het juridische budgetrecht. Daarover kan de minister zijn licht nog eens laten schijnen, maar ik laat het voor wat het is. Ik constateer echter dat ik geen antwoord krijg op mijn vraag. Als zeventien parlementen voor elke uitgave uit dat fonds bijeen moeten komen, dan zal dat fonds alle slagkracht verliezen. Deelt mevrouw Schouten mijn zorg daarover? Herkent zij dat, of verwacht zij dat dit prima zal gaan?
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dat ligt helemaal aan onze eigen instelling. Als wij bepalen dat wij hierover binnen een dag een besluit zullen nemen, dan wordt dat besluit genomen. Dat geldt ook voor andere zaken. Ik zeg nogmaals dat de heer Plasterk het belangrijk vindt dat de besluiten niet worden voorgelegd, omdat dat ten koste zou gaan van de slagkracht. Dat is niet onze opvatting over hoe het budgetrecht van de Kamer zou moeten werken. Wij willen hierover graag uiteindelijk kunnen beslissen.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Ik sluit mij helemaal aan bij de woorden van de heer Plasterk. Wij hebben het over een noodfonds. Dat woord zegt genoeg. Mevrouw Schouten heeft al genoeg gehoord over de inertie van de Europese besluitvorming. Die helpt ons alleen maar verder de crisis in. Ik vraag haar echt hoe je er zo'n bureaucratisch gedrocht van kunt willen maken. Elk besluit moet langs alle zeventien parlementen. Op die manier weten we zeker dat het fout gaat. Mijn vervolgvraag is of mevrouw Schouten ook bereid is om meer bevoegdheid over te dragen aan Brussel, om de slagvaardigheid dan maar daar neer te leggen. Op deze manier gaat het immers niet werken.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dit is wel heel vermakelijk. De ene zijde vindt dat met dit amendement iets wordt geregeld dat al is toegezegd. De andere zijde vindt echter dat met het amendement iets wordt geregeld waardoor enorm bureaucratische toestanden ontstaan. Het is van tweeën één. Wij vinden dat dit formeel tot het recht van de Kamer behoort. De Kamer is er zelf bij en kan erop letten hoe snel de besluitvorming gaat. In het amendement wordt niet iets voor zeventien parlementen tegelijk geregeld. Daarvoor hoeft de heer Braakhuis dus niet bang te zijn.
De heer Braakhuis (GroenLinks):
Ik hoor mevrouw Schouten toch zeggen dat zij dit amendement met de heer Irrgang inbrengt omdat zij een beetje verbolgen is over het feit dat wij nu eerst toestemming moeten geven en pas daarna de guidelines komen. Zo gaat dat in een crisis. Ik ben ervan overtuigd dat wij als parlement ons budgetrecht niet verliezen en dat wij bovendien goed kunnen discussiëren over de guidelines en daarmee uiteindelijk kunnen instemmen. Het helpt niet om dit type dingen in de wet te verankeren. Daarmee wordt de Unie verder verlamd. Ik vind dat de ChristenUnie daarmee een zware verantwoordelijkheid op de schouders neemt.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dat is de mening van de heer Braakhuis. Ik vind dat het parlement de bevoegdheid heeft om hierover te beslissen.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Voorzitter. Ik dank de bewindslieden zeer voor de beantwoording. Laat ik beginnen met de eurocrisis. Wij hebben ervoor gepleit om de problematiek van de korte termijn op te lossen. Ik doel op de discussie over het EFSF en andere instrumenten. Wij hebben er echter ook voor gepleit om dit te doen in combinatie met het oplossen van de langetermijnproblematiek. Als dat niet gebeurt, blijft het dweilen met de kraan open. Wij moeten landen houden aan de afspraken en werken aan de concurrentiepositie. Mijn fractie zal de gevraagde steun aan het EFSF daadwerkelijk uitspreken. Wij zullen uiteraard altijd moeten discussiëren over enerzijds de slagkracht van een fonds en anderzijds het budgetrecht van de Kamer. Het lijkt mij geen goed plan om het budgetrecht van de Kamer zo in te richten dat je eigenlijk het recht hebt om failliet te gaan, dat je daarmee wel het recht hebt om daarover lang te spreken, maar dat daarmee de slagkracht verdwijnt.
Ik dank de staatssecretaris zeer voor zijn antwoorden op vragen die zijn gesteld over het fiscaal stelsel. Het is mooi dat hij er ook kansen in ziet. Het is goed om specifieke punten vast te leggen zoals wij die voor ons zien. De staatssecretaris heeft gezegd dat de regering best met die commissie aan de slag wil als de Kamer een uitspraak doet. Daarom dien ik de volgende motie in. Het is geen korte motie geworden.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de inrichting van het belastingstelsel van grote invloed is op de concurrentiekracht van Nederland;
overwegende dat de diverse toeslagen en belastingkortingen op dit moment geen samenhangend stelsel vormen, waardoor te weinig transparantie is ontstaan rondom en soms grote financiële effecten voortvloeien uit wijzigingen in de werk- of leefsituatie;
overwegende dat niet vaststaat dat de maatvoering van alle huidige toeslagen en belastingkortingen effectief is en dat de veelheid aan instrumenten leidt tot complexiteit en hoge uitvoeringslasten;
overwegende dat de koopkrachteffecten van een fiscaal stelsel voor inkomensgroepen aanvaardbaar moeten zijn;
constaterende dat er in de laatste jaren verschillende adviezen over belastingherziening zijn uitgebracht en dat de regering haar beleidsvisie op het belastingstelsel heeft neergelegd in de fiscale agenda;
constaterende dat daarbij de consensus is dat enerzijds lage belastingen op arbeid van groot belang zijn, zodat werken lonend is en het arbeidsaanbod wordt gemaximaliseerd en anderzijds belastingen op consumptie economisch minder verstorend werken en bijdragen aan verduurzaming;
constaterende dat regelingen afhankelijk van leefvorm positief of negatief bijdragen aan het besteedbaar inkomen en dat de Kamer reeds interesse heeft getoond in een leefvormneutraler stelsel (motie-Koser Kaya c.s. (32128, nr. 40);
constaterende dat er gekeken kan worden of in het fiscale stelsel meer rekening gehouden kan worden met de betekenis van zowel betaald als onbetaald werk, zoals vrijwilligerswerk en mantelzorg;
verzoekt de regering, een commissie in te stellen om, voortbouwend op de adviezen over belastingherziening en de ideeën uit de fiscale agenda, waaronder een loonsomheffing, een aantal scenario's uit te werken op basis van de volgende kaders:
- de tarieven van de inkomstenbelasting worden wezenlijk verlaagd;
- samenhang en eenvoud wordt aangebracht tussen de diverse toeslagen en belastingkortingen, zo mogelijk door deze te integreren;
- de scenario's dienen lastenneutraal te worden gefinancierd via bijvoorbeeld grondslagverbreding;
- van elk scenario worden de effecten op de economie, de koopkracht, de uitvoeringskosten en administratieve lasten in kaart gebracht, evenals de gevolgen voor verschillende leefvormen op basis van een realistisch invoeringstraject waarbij de mogelijke tussenstappen worden aangegeven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 58 (33000).
De heer Dijkgraaf (SGP):
Voorzitter. Tot slot wil ik de bewindslieden zeer danken voor hun inzet de afgelopen tijd voor dit land. Los van de inhoud denk ik dat het Kamerbreed leeft dat die inzet zeer gewaardeerd wordt en dat die zeer veel van hen vergt. Ik wil hen veel succes en zegen op hun werk toewensen.
De voorzitter:
Dank u wel.
Ik schors de vergadering vijf minuten om de regering de mogelijkheid te geven, het antwoord voor te bereiden.
De vergadering wordt van 18.39 uur tot 18.53 uur geschorst.
Minister De Jager:
Voorzitter. Dank aan de Kamerleden voor hun inbreng in tweede termijn. Dank ook voor de medewerking die u en uw Kamer hebben verleend bij het slagvaardig behandelen van de suppletoire begroting en de EFSF-raamwerkovereenkomst. Zo kan Nederland er tijdig een oordeel over vormen in het parlement. Ik dank de Kamerleden ook voor de inhoudelijke toonzetting van dit debat. Een aantal leden refereerde er al aan; de heer Irrgang was volgens mij de eerste die het opmerkte maar er waren ook anderen, waaronder mevrouw Blanksma, die het hebben gezegd. Ik ben het helemaal met hen eens. Ik dank de Kamerleden, want het is met name aan hen te danken dat er gisteren en vandaag zo'n inhoudelijke discussie heeft kunnen plaatsvinden en dat we met respect zijn ingegaan op elkaars argumenten. We zijn het niet altijd eens. Dat is duidelijk, dat zal zo blijven en dat is ook eigen aan de politieke verschillen die er in de Kamer zijn. We hebben echter wel de argumenten goed kunnen wisselen. Ik zal kort ingaan op twee punten en ga dan meteen over naar de moties die op mijn terrein zijn ingediend.
De heer Plasterk refereert aan de getallen van zijn voorbeelden. Ik ben daar inderdaad niet zo uitgebreid op ingegaan. Het lijkt dat de getallen voor die zeer specifieke gevallen grosso modo wel kloppen. Ik verwijs echter door naar het ministerie van SZW. Daar heeft men voor ons naar die getallen kunnen kijken. Heel grote verschillen konden zij niet ontdekken, hoewel enkele punten misschien net iets anders waren. Het was in ieder geval niet significant genoeg om hier te noemen. Belangrijker, ook voor mij, is om het tijdens de begrotingsbehandeling van het ministerie van SZW te laten behandelen door de Kamer.
Ik deel volledig de zorgen over de financiële stabiliteit in Europa en in de wereld. De heer Plasterk was de eerste die dit onderwerp aankaartte, maar anderen noemden het ook in tweede termijn. We weten allemaal dat Nederland onderdeel is van Europa en van de wereld. In 2008 kwam het helemaal vanuit de andere kant van de Atlantische Oceaan. We hebben gezien wat dat voor oorzaken had. Het gevaar zit nu nog dichterbij. Je zou kunnen zeggen dat het in onze achtertuin zit en zelfs in onze eigen munt, ons muntgebied. Ik dank al die partijen die zich samen met mij inzetten voor financiële stabiliteit.
Er zijn enkele opmerkingen gemaakt betreffende de voorwaarden voor het pakket voor Griekenland die ik deel. Ik kom daar bij de oordeelsvorming over de moties en de amendementen op terug. Ik heb nog één toevoeging. De heer Plasterk refereerde aan de financial transaction tax, althans aan de opstelling van de SPD in Duitsland. Materieel liggen wij niet ver van Duitsland af. Het is wel belangrijk dat Nederland, ook mijn sociaaldemocratische voorganger, altijd heeft gezegd dat wij voorstander zijn van mondiale invoering van zo'n financial transaction tax, omdat een en ander zich heel snel kan verplaatsen. De staatssecretaris heeft het voorbeeld van Zweden genoemd. We zien dat het Verenigd Koninkrijk dit absoluut mordicus in Europa blokkeert. We hebben daarover in Washington gesproken met de Amerikaanse regering. Zij voelt er helemaal niets voor. Nederland meent dat het alleen in mondiale context effectief kan zijn. Het gaat dan meer om de effectiviteit, maar ook de belastingopbrengst is er alleen als je mondiaal die kunt invoeren.
Duitsland heeft nu echter geen bankenbelasting die ten goede komt aan de generale middelen, daarom had ik het over "materieel" in de context van Duitsland. Wij voeren die nu wel in met flinke energie. Door velen is daarom gevraagd. Ook de partij van de heer Plasterk heeft om een dergelijke bankenbelasting gevraagd. Tot nu toe waren we altijd heel terughoudend vanwege een aantal redenen; dat is denk ik ook bekend. Maar het kabinet heeft besloten dat we overgaan tot de invoering van de bankenbelasting, zodat banken bijdragen aan de maatschappelijke opbrengsten, omdat zij ook een maatschappelijk risico met zich meebrengen. Dat is precies dezelfde ratio die in Duitsland en Frankrijk wordt gehanteerd voor de financial transaction tax. In die context hebben wij de bankenactiviteitenbelasting voorgesteld, die dus meer op de passiva van de balans is gericht en niet zozeer op het transactiemoment. Duitsland heeft een ander systeem. Dat heeft weliswaar een resolutiefonds, maar je zou kunnen zeggen dat dit dan weer ten goede komt aan de bankensector, terwijl wij met onze interventiewet juist beogen om op een andere wijze de banken zelf te laten meebetalen als het misgaat. Dit kabinet voert die bankenbelasting ook daadwerkelijk in voor de generale middelen. Die toezegging kan ik gestand doen aan de heer Plasterk. De staatssecretaris heeft daar ook wat over gezegd. Dat is dus iets anders dan wat Duitsland in materieel opzicht vindt. We moeten dat echter allemaal zien met de stapeling, want er stapelt nu al heel erg veel.
De heer Plasterk (PvdA):
Ik beperk het tot één zin, gezien de tijd. Dank voor de beantwoording. Het argument ten aanzien van de ftt, de transactiebelasting, overtuigt mij niet. Ik wil daar wel op een ander moment, bij een andere gelegenheid, nog op terugkomen. Uit het feit dat ik er verder nu het zwijgen toe doe, moet de minister niet concluderen dat de Partij van de Arbeid zou afzien van haar wens of overtuigd is door de argumenten om de transactiebelasting niet in te voeren.
Minister De Jager:
Oké.
Ik kom op de vraag die de heer Harbers heeft gesteld, ook naar aanleiding van de bankenbelasting. Hij vroeg of het kabinet in het voorjaar een visie kan geven op de financiële sector, met de effecten van allerlei maatregelen, de CRD, het dgs en de bankenbelasting en of we daar de Kamer over kunnen informeren. Ja, ik kan de Kamer daarover in het voorjaar informeren en daarbij een visie meenemen over de ontwikkeling van de financiële sector. Overigens is het veel makkelijker om een integrale visie neer te leggen – daarom kan ik deze toezegging doen aan de heer Harbers – aangezien de Nederlandsche Bank inmiddels al heeft gezegd dat het geïsoleerde effect van de bankenbelasting op de kredietverlening waarschijnlijk niet meetbaar is. Over de effecten van alle maatregelen bij elkaar kun je makkelijker, zeker kwalitatief, een oordeel vormen dan alleen over een enkele maatregel als de bankenbelasting. Dat hangt ook af van vragen als: waar voer je die in, vindt het ook in andere landen plaats, wat is de maatvoering en het tempo, wat zijn de andere maatregelen, gaat het ten kosten van de winst of van bonus- of salarisvorming bij banken? Normaal gesproken verwacht je dat het macro-economisch overal een beetje neerslaat, zeker niet alleen bij klanten maar ook bij de medewerkers en aandeelhouders.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):
De minister is niet ingegaan op de vraag die ik zowel in eerste als in tweede termijn stelde over het gedrag van speculanten en het schaduwbankieren. Wij hebben onze zorg uitgesproken over hedgefunds en de vraag wat die op dit moment op deze onzekere markt aan het doen zijn. Ik heb de minister opgeroepen om daarop te reageren en te kijken wat hij daaraan kan doen.
Minister De Jager:
De AFM houdt de ontwikkelingen van dag tot dag in de gaten. Op dit moment is er geen aanleiding om te veronderstellen dat speculanten de oorzaak zijn van de huidige situatie in Griekenland of andere landen. Ik heb de AFM en mijn ambtenaren daarover gesproken. De hoofdreden is dat Griekenland zijn financiën niet op orde heeft. Recentelijk is Griekenland ook weer off-track geraakt. De problemen in Italië hebben te maken met de schuldpositie en de achterblijvende economische groei. Voor Portugal geldt hetzelfde. In Europa wordt op dit moment gewerkt – Nederland werkt daar constructief aan mee – aan een shortsellingverordening, waarin aandacht zal worden gegeven aan de posities in staatsobligaties en zogenaamde credit default swaps, waarmee een partij zich kan indekken tegen het faillissement van een land. Hierover zijn in het verleden meerdere malen vragen gesteld door de Kamer, onder meer door mevrouw Blanksma. Het is nog niet duidelijk hoe die regels er precies uit komen te zien. Ik verwacht dat we daar binnenkort meer over kunnen vertellen. Ik zal de Kamer op de hoogte houden via de AO's over de Ecofin-Raad en de bijbehorende geannoteerde agenda's als dat onderwerp in de raad wordt geagendeerd.
Shadow banking, schaduwbankieren, heeft de aandacht van beleidsmakers, zowel nationaal als internationaal. In internationaal verband kijkt de Financial Stability Board, een orgaan dat financieel beleid voor de G20 uitwerkt, hiernaar, net als de taskforce die naar het identificeren en aanpakken van "shadow banking"-entiteiten kijkt. Nederland zit in deze taskforce. In Europees verband heeft dit ook de aandacht. Regelgeving voor hedge funds is op die manier georganiseerd. We zitten er dus bovenop. Dit wil zeker niet zeggen dat bepaalde ontwikkelingen slecht zijn. We zien bijvoorbeeld dat schaduwbankieren kan helpen terwijl banken noodgedwongen aan het "deleveragen" zijn, wat inhoudt dat ze minder kunnen uitlenen. Op die manier kan hun balans worden verbeterd. Maar het moet inderdaad wel duidelijk zijn dat wij daar zicht op hebben en dat wij indien nodig kunnen ingrijpen. Via de geannoteerde agenda houd ik de Kamer op de hoogte over deze verordening.
Ik kom op de moties, allereerst de motie-Plasterk c.s. op stuk nr. 37. De daarin genoemde dekking, 100 mln. uit het efficiënter maken van alimentatieregelingen, herkennen wij niet. Volgens mijn ambtenaren, die hiernaar gekeken hebben, is dit bedrag absoluut niet haalbaar. Bovendien zou deze dekking slechts voor de korte termijn zijn aangezien het kabinet voornemens is, vanaf medio 2012 de griffierechten kostendekkend te maken. Daardoor is de voorgestelde dekking niet meer mogelijk. Het huidige kabinet maakt al extra middelen vrij voor het professionaliseren van docenten. Extra geld acht het kabinet niet nodig. Ik ontraad daarom deze motie.
De motie-Plasterk/Braakhuis op stuk nr. 38 zal door de staatssecretaris worden behandeld.
In de motie-Plasterk/Blanksma-van den Heuvel op stuk nr. 39 wordt de regering verzocht, als doelstelling de verbetering van de kans op participatie centraal te stellen bij de invoering en uitwerking van alle grote wijzigingen in de ondersteuningsmaatregelen op het gebied van zorg, onderwijs en werk. Een motie met een dergelijke strekking, die meeondertekend is door de PvdA, is al ingediend bij de algemene politieke beschouwingen. De minister-president heeft die motie ontraden, omdat de voorstellen van de regering vooraleerst zijn gericht op betere en houdbare stelsels. Participatie is uiteraard ook heel erg belangrijk, maar niet het hoofddoel van de stelselwijzigingen. Ik ben het uiteraard eens met de minister-president. Ik voeg eraan toe dat we niet op voorhand toezeggingen kunnen doen over de richting van eventuele bezuinigingen. Daarom ontraad ik de motie.
De heer Plasterk (PvdA):
Hier is wellicht sprake van een misverstand. In de motie die bij de algemene politieke beschouwingen voorlag, bestond het dictum uit twee punten. Het eerste daarvan was dat het stapelen van inkomenseffecten gecorrigeerd zou moeten worden. De minister-president zei daarvan dat dit budgettaire gevolgen zou hebben die hij niet voor zijn rekening wilde nemen. Het tweede punt in het dictum van die motie stond daar los van. Dat tweede punt is in de nu voorliggende motie blijven staan. Ik vraag de minister, zijn advies aan de Kamer te heroverwegen.
Minister De Jager:
De kanttekeningen die ik heb geplaatst, gaan over de tekst die ik nu onder ogen heb gekregen. De voorstellen van de regering zijn gericht op beter houdbare stelsels, waarbij participatie wel belangrijk, maar niet het hoofddoel is. Het laatste staat echter wel in de motie. Ik wil mij ook niet op voorhand vastpinnen op de richting van eventuele bezuinigingen. Voor een deel ben ik het met de heer Plasterk eens dat aan ons bezwaar is tegemoetgekomen, maar voor een ander deel blijft nog steeds een bezwaar bestaan. Het bezwaar is weliswaar minder geworden, gelet op het aantal, maar wij zien wij nog steeds een bezwaar, althans, zoals ik de motie lees.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):
De intentie van de motie is om de participatie een belangrijke rol te laten spelen, ook al hebben wij het moeilijk met elkaar. De minister zegt dat als de participatie centraal staat, andere dingen wellicht minder waard zijn. Als wij de tekst zouden wijzigen, bijvoorbeeld door het schrappen van het woord "centraal", dus als wij alleen zeggen dat wij oog hebben voor participatie, kan de minister zich daar misschien in vinden. Als wij daar uit kunnen komen, hebben wij misschien met elkaar een mooie oplossing gevonden.
Minister De Jager:
Ja, want in dat geval is aan mijn belangrijkste bezwaar tegemoetgekomen, doordat de verbetering van de kans op participatie niet tot hoofddoel wordt gemaakt. Daarmee zijn de voorstellen nog steeds gericht op beter houdbare stelsels. Als er zou staan "om oog te hebben voor participatie", dan heb ik daar geen bezwaar tegen.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):
Ik zal met mijn collega Plasterk overleggen over een wijziging van de tekst van de motie.
Minister De Jager:
De motie op stuk nr. 40 zal door de staatssecretaris behandeld worden.
Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 41. Overigens werd de dekking als een douceurtje voorgesteld, maar ik zeg erbij dat de maatregelen gedekt zijn binnen het lastenkader voor het bedrijfsleven.
In de motie op stuk nr. 42, inzake het IMF, wordt uitgesproken dat additionele bezuinigingen niet mogelijk zijn voordat de 18 mld. van tafel is. Ik ontraad deze motie omdat ik strijdigheid zie met het kabinetsbeleid. Ik probeer mij heel netjes uit te drukken.
Op de motie op stuk nr. 44 zal eveneens door de staatssecretaris worden gereageerd.
Ik meen dat ik het gevraagde in de motie op stuk nr. 45, inzake de NHG, al heb toegezegd. Volgens mij heb ik in dit verband 1 december als datum genoemd. In de getypte tekst van de motie komt dat ook terug, maar met de pen is daar "1 november" van gemaakt. Ik wil best bekijken of wij de Kamer iets eerder dan 1 december kunnen informeren, maar zorgvuldigheid gaat boven snelheid. De huidige regeling loopt op 31 december af, dus als de Kamer ergens in november mag worden geïnformeerd, dus uiterlijk in november, dan helpt dat al, want anders zal het waarschijnlijk niet lukken. Verder heb ik toegezegd om nut, noodzaak, risico's en premiestelling te onderzoeken. Dat is ook in het debat aangekondigd. Als ik de motie op deze wijze lees, kan ik het oordeel erover overlaten aan de Kamer.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):
In dit geval geldt natuurlijk dat het gesproken woord telt. Het gesproken woord is 1 november geweest.
Minister De Jager:
1 december.
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):
Nee, er is gesproken over 1 november.
Minister De Jager:
Door wie?
Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):
Door mijzelf. Ik heb de motie zelf ingediend, dus wat er staat is "1 november".
Minister De Jager:
Oké, maar ik heb 1 december gezegd. Voor mij geldt natuurlijk mijn gesproken woord. Als ik de motie moet uitvoeren, dan houd ik mijn datumaanduiding ook in de gaten. Het zal dan ergens tussen die twee data in liggen, maar we doen ons best.
Dan de motie op stuk nr. 46.
De voorzitter:
Bent u de motie op stuk nr. 43 niet vergeten?
Minister De Jager:
Tja, dat moet ik even bekijken.
De voorzitter:
Over de cao-afspraken. Nee, het ging niet over de cao-afspraken, maar over toekomstige steunverleningen. Het is de eerste motie van de heer Irrgang.
Minister De Jager:
Die motie zit niet in mijn losse set, dus we zoeken haar er even bij. Kijk, daar is de motie. Ik heb de heer Irrang een toezegging gedaan en die heeft hij in dank aanvaard. Hij zou graag nog wat verder willen gaan en dat doet hij ook in deze motie. Ik vind het zelf te ver gaan. De koppeling die ik heb gemaakt, gaat over de beloningsstructuren voor die mensen die er echt materieel iets over te zeggen hebben, niet voor de gewone man of vrouw op de werkvloer. Als je daarover praat, heb je het over de top. Ik heb over bestuurders gesproken, maar dit gaat mij te ver omdat het gaat over alle variabele beloningen van alle werknemers behoudens de toepassing van cao-afspraken. Die motie lijkt mij te ver gaan, dus ik ontraad het aannemen van deze motie. Het wetsvoorstel komt nog in behandeling, dus dat biedt ook nog een gelegenheid voor de heer Irrgang om dit punt nog eens naar voren te halen als het wetsvoorstel in behandeling komt.
Dan de motie op stuk nr. 46. Hierin wordt de regering verzocht om bij de noodzaak tot aanvullende maatregelen te hervormen in plaats van te bezuinigen. Het overschrijden van de signaalmarge is op dit moment nog niet aan de orde. Aanvullende maatregelen zijn ook nog niet aan de orde. Verder houden wij onverkort vast aan de reeds ingeboekte maatregelen, dus ontraad ik het aannemen van deze motie.
Dan de motie van de heer Koolmees op stuk nr. 47, over de doorrekening van het CPB bij een nieuwe schok. Het kabinet houdt vast aan de huidige doorrekening van het Centraal Planbureau in de MEV. De eerstvolgende nieuwe macro-economische raming, van invloed op het kabinetsbeleid, komt ook al weer snel van het Centraal Economisch Plan en een tussenupdate krijgen we meestal in december. Op dit moment is dit dus niet opportuun. Ik heb de heer Koolmees de toezegging gedaan in de eerste termijn dat ik bereid ben het te doen op het moment dat het zich echt aandient, maar ik vind het te vroeg om hierop vooruit te lopen terwijl die grote verstoring zich nog niet heeft voorgedaan. Dat is te vroeg, niet aan de orde en niet opportuun. We houden het in de gaten, ik houd de vinger aan de pols en als het echt noodzakelijk is, dan nemen we maatregelen en kunnen we het CPB op dat moment altijd nog vragen. Ik ontraad het aannemen van deze motie.
De heer Koolmees (D66):
Met deze toezegging houd ik deze motie aan.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Koolmees stel ik voor, zijn motie (33000, nr. 47) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister De Jager:
Dank voor deze toezegging. Ik had dat zelf staan bij de volgende motie van de heer Koolmees, bij die andere had ik gewoon "afstemmen" staan. Bij de motie op stuk nr. 48 die de regering verzoekt voorstellen te maken voor het verhogen van het budget voor openbaar vervoer en dit te dekken uit het budget voor de aanleg van wegen, had ik staan "aanhouden tot begrotingsbehandeling Infrastructuur en Milieu". Wij kiezen ervoor om files te bestrijden via gerichte investeringen in bestaande knelpunten in wegen en spoor. Dat staat ook in de investeringsbrief die de minister van Infrastructuur en Milieu dit voorjaar naar de Kamer heeft gestuurd. Het kabinet investeert ook in wegen en in het ov. In totaal is er structureel 500 mln. extra voor wegen en spoor. Wij hebben het Programma Hoogfrequent Spoor dat in totaal zo'n 4,5 mld. kost. Ik stel voor de motie aan te houden tot de begrotingsbehandeling van het ministerie van Integratie en Milieu. Ik zie de heer Koolmees niet spontaan opstaan, dus dan ontraad ik het aannemen van de motie.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 49 over macro-economische onevenwichtigheden. Tijdens het algemeen overleg heeft de staatssecretaris een uitgebreide brief aan de Kamer toegezegd over de onevenwichtighedenprocedure. De brief zal ruim voor het eerstvolgende algemeen overleg over de Ecofin aan de Kamer worden gestuurd. Ik acht deze motie geheel overbodig. De heer Harbers maakte de heer Koolmees daar ook al attent op. Ik bevestig hier plenair de toezegging die is gedaan. Dan is deze motie nergens voor nodig.
De heer Koolmees (D66):
Dat betwist ik. In het dictum van de motie staat, naast de cijfers en een analyse van de afgelopen tien jaar en hoe wij die moeten beschouwen, welke maatregelen kunnen worden genomen als zo'n criterium het niet haalt. Zegt de minister nu dat hij dat ook doet bij zijn toezegging aan de heer Harbers? Als dat zo is, houd ik de motie aan. Anders wil ik de motie in stemming brengen.
Minister De Jager:
Ik verzoek de heer Koolmees de motie aan te houden. Het algemeen overleg is al op 3 november 2011. Ik zeg niet toe dat ik het doe, want ik vind het niet opportuun om nu al maatregelen te treffen voor iets wat nog helemaal niet speelt. Dat is hetzelfde als wanneer de heer Koolmees vraagt om wat conceptbezuinigingen naar de Kamer te sturen. Dit zijn dan concepthervormingen, zou je kunnen zeggen. De staatssecretaris heeft toegezegd dat de brief voor 3 november 2011 wordt gestuurd. Dat is al heel snel. Dan kan de motie altijd nog daarna komen.
De heer Koolmees (D66):
Dan houd ik de motie aan tot na het algemeen overleg over de Ecofin.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Koolmees stel ik voor, zijn motie (33000, nr. 49) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De heer Harbers (VVD):
Ik wil graag hier plenair herhalen dat de staatssecretaris vorige week ook dat onderdeel heeft toegezegd dat de minister nu niet wil herhalen, namelijk om terug te kijken hoe Nederland op alle criteria van de afgelopen tien jaar heeft gescoord en welke mogelijke maatregelen Nederland theoretisch gezien had kunnen nemen als ergens een waarde uit de hand was gelopen.
Minister De Jager:
Die toezegging doe ik gestand, hoe uitgebreid die ook was.
(hilariteit)
De voorzitter:
Dit is de zapservice, dat kan ik u garanderen.
Minister De Jager:
Wij spreken er straks bij de borrel nog over.
In de motie op stuk nr. 50 van de heer Van Dijck wordt iets gevraagd wat ik niet kan inwilligen. Ik heb immers zelf deze gewijzigde raamovereenkomst van de EFSF aan de Kamer voorgelegd. Ik ontraad daarom het aannemen van deze motie. Ik verwijs naar alle argumenten die in eerste termijn tussen de Kamerleden onderling, maar ook tussen de Kamerleden en mij zijn gewisseld.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 51 van de heer Van Dijck. Deze motie is volstrekt overbodig. Ik heb in eerste termijn precies aangegeven op welke manier de Kamer en de regering met elkaar omgaan, dit tot tevredenheid van een ruime Kamermeerderheid. Een motie die dat bevestigt, is overbodig en een motie die verder dan dat zou willen gaan, acht ik ongewenst. Ik ontraad het aannemen ervan. Wij gaan geen poging doen om de praktijk die tot nu toe heeft gewerkt met het parlement op een andere wijze te formaliseren. Ik heb er vanochtend al veel over gezegd.
De staatssecretaris behandelt de motie op stuk nr. 54. Ik behandel wel de moties op stuk nrs. 52 en 53. De motie op stuk nr. 52 is een motie van de heer Van Dijck over de woningmarkt. Hij vraagt ervoor te zorgen dat de gedragscode voor hypothecaire financiering niet meer wordt toegepast en dat het toezicht hierop door de AFM wordt gestaakt. Het gaat om een code voor zelfregulering van banken. De gedragscode kan dus niet worden geschrapt. Dat zou ook niet helemaal "pro legem" zijn, want er staat ook al een norm in de wet. De gedragscode is een invulling van die norm. De gedragscode voorziet trouwens ook in een heel belangrijke functie, namelijk het voorkomen van onverantwoorde overkreditering, het voorkomen van veel sociaal leed en het voorkomen van financiële instabiliteit. Het is dus enorm van belang, zowel in microvorm voor de mensen zelf, thuis, zodat sociaal leed wordt voorkomen, alsook voor het voorkomen van financiële instabiliteit. De AFM houdt toezicht op grond van de Wft. Dat toezicht kan ook niet worden geschrapt en daarom ontraad ik deze motie.
Ik ga verder met de motie-Braakhuis/Koolmees op stuk nr. 53. Die motie gaat over een Eurocommissaris die ook over onevenwichtigheden gaat. Er is aangetoond dat de Europese regels voor het waarborgen van begrotingsdiscipline, zoals vastgelegd in het Stabiliteits- en Groeipact, te zwak waren. Die regels moeten wij dus echt versterken; daar moeten wij prioriteit aan geven. Wij willen een Eurocommissaris bevoegdheden voor begrotingsregels geven. De procedure van macro-economische onevenwichtigheden is nieuw en heeft zich nog niet bewezen. Een rol voor een Eurocommissaris is alleen al op dat punt minder vanzelfsprekend. Een te grote rol voor een Eurocommissaris kan ook ten koste gaan van de vrijheid van lidstaten om zelf maatregelen voor het beperken van schadelijke onevenwichtigheden aan te dragen. Dat is belangrijk. Potentieel schadelijke onevenwichtigheden zijn van tevoren lastig te herkennen. Overheden beschikken ook niet altijd over de juiste instrumenten om er gelijk iets aan te doen. Wij erkennen het belang van het tegengaan van macro-economische onevenwichtigheden. Het kabinet heeft met steun van de Kamer gepleit voor de komst van de desbetreffende procedure, met de sanctiemogelijkheid als ultieme optie. Verder draagt het kabinet in de brief met zijn toekomstvisie op de EMU meer opties aan om buitensporige onevenwichtigheden aan te pakken, zoals het meewegen van de score in de onevenwichtighedenprocedure bij het bepalen van de middenlangetermijndoelstelling van het Stabiliteits- en Groeipact. Daarom ontraad ik deze motie.
De motie op stuk nr. 55 gaat over de natuur en de vermindering van het budget voor de aanleg van wegen. Het verzoek in de motie is in strijd met de afspraken uit het regeerakkoord. Zowel de vermindering van het budget voor de aanleg van wegen, de dekking, is in strijd met het regeerakkoord, alsook de bezuiniging die wij hebben afgesproken. Wij kiezen ervoor om de filedruk gericht te bestrijden door te investeren in de aanpak van bestaande knelpunten op de weg en het spoor. Wij hebben recentelijk een akkoord met de provincies gesloten over de decentralisering van de ecologische hoofdstructuur. Wij houden ook aan dat punt vast.
De moties op stuk nrs. 56, 57 en 58 worden door de staatssecretaris behandeld. Ik ontraad het gewijzigde amendement-Schouten/Irrgang op stuk nr. 5 (33029), want het tast de slagvaardigheid en de geloofwaardigheid van het noodfonds aan. Dat is al eerder aan bod gekomen. Wat wij doen, is op geen enkele wijze in strijd met het begrotingsrecht. Wij dienen garanties namelijk heel keurig bij suppletoire begroting in, zelfs met mogelijke toekomstige rentes bij lange looptijden. Dat is het begrotingsrecht. In eerste termijn hebben wij volgens mij een heel werkbare procedure afgesproken. Die procedure is werkbaar zonder de slagvaardigheid van het fonds aan te tasten en garandeert ook voldoende betrokkenheid van deze Kamer. Daarom ontraad ik het amendement.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Even ter verduidelijking, er is zojuist nog een gewijzigd amendement rondgedeeld. Er is een lid aan toegevoegd, zodat er sneller besloten kan worden, omdat er wat verwarring was over die 14 dagen. Met deze toevoeging kan de voorhang zelfs omzeild worden. Het argument van de slagkracht gaat dus niet meer op. Het kan nu zo snel worden geregeld als de Kamer het zelf wil. Bovendien gaat het parlement over zijn eigen budgetrecht, dus het kan zelf bepalen of het dat wil of niet.
Minister De Jager:
Uiteraard, maar dat heb ik niet betwist. Er is gevraagd of ik vind dat de procedure die ik heb voorgesteld, in strijd is met het budgetrecht. Ik heb aangegeven waarom dat naar mijn oordeel niet zo is. De Kamer gaat over het aannemen van het amendement, maar men heeft mij gevraagd om een oordeel over dat amendement. Mevrouw Schouten en de heer Irrgang hebben een wijziging voorgesteld, waardoor het sneller kan dan maximaal binnen 14 dagen. In het debat in eerste termijn hebben wij een heel duidelijke procedure afgesproken. Ik leg ook nog de guidelines voor aan de Kamer, zoals afgesproken, maar dit zou de slagkracht en de geloofwaardigheid van het fonds tenietdoen. Het gaat ook veel verder dan wat welk parlement dan ook heeft afgesproken met zijn regering. Als ik dit vergelijk met de Bondsdag, want dat is onze grote buurman …
De voorzitter:
Minister, we hebben zo veel buitenland.
Minister De Jager:
Oké, ik ontraad het amendement.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Wat vindt de minister dan van het argument dat met dit amendement de voorhang juist omzeild kan worden, waardoor hij eigenlijk nog slagvaardiger wordt?
Minister De Jager:
Wat ik heb voorgesteld, is heel slagvaardig. Ik heb geen voorhang voorgesteld. Mijn voorstel is dat we het aan de Kamer melden, als er een belangrijke beslissing is. Dan is er een procedure dat de Kamer mij gewoon naar de Kamer kan roepen. Dat is heel efficiënt en dat werkt de facto ook. Dat is de normale verhouding hoe in Nederland tussen regering en parlement wordt gewerkt. Dat is gewoon heel slagvaardig.
De heer Irrgang (SP):
De minister heeft inderdaad in eerste termijn een aantal toezeggingen gedaan over de procedure. We hebben deze in feite geformaliseerd in dit amendement. We hebben niet alleen met hem te maken, maar later ook met opvolgers van hem. Wat is het bezwaar? Dit tast de slagkracht toch niet aan? In feite is deze procedure zo slagvaardig als Kamer en kabinet willen.
De voorzitter:
Ik hoor geen verschil met de vraag van mevrouw Schouten, maar misschien de minister wel.
Minister De Jager:
Ik begrijp de hint en ik verwijs naar mijn antwoord op de vraag van mevrouw Schouten.
Staatssecretaris Weekers:
Voorzitter. Ook mijnerzijds dank aan de leden voor het constructieve en af en toe ook heel stevige debat. Ik moet zeggen dat ik daar ook wel van houd. Op fiscaal terrein zal dit de komende maanden nog veel intensiever worden voortgezet, en ik verheug mij daarop. Met uw welnemen ga ik meteen in op de zeven moties die mijn portefeuille betreffen, waarbij ik ook de nog openstaande vraag van mevrouw Schouten zal betrekken.
De minister heeft al de nodige argumenten gegeven om de motie-Plasterk/Braakhuis op stuk nr. 38 over de invoering van de financiële transactiebelasting te ontraden, dus ik hoef daar niets aan toe te voegen.
De motie op stuk nr. 40 van de heren Plasterk, Irrgang en Braakhuis heeft betrekking op het invoeren van een solidariteitsheffing bij een inkomen van meer dan € 150.000, met het verzoek om de opbrengst te gebruiken voor de financiering van onderwijsuitgaven. Deze motie is op zichzelf budgetneutraal, maar het kabinet heeft hiertegen twee bezwaren. Het ene bezwaar is dat het niet de weg wil opgaan van lastenverhoging om extra uitgaven mogelijk te maken of bezuinigingen terug te draaien. Daarom heeft het kabinet ook de begrotingsspelregels vastgesteld. Als deze motie wordt uitgevoerd, worden het uitgavenkader en het lastenkader overschreden. Het kabinet heeft echter ook inhoudelijke bezwaren. Die heb ik in antwoord op vragen in eerste termijn ook al aangegeven. Een extra toptarief is vanuit het oogpunt van participatie niet wenselijk. Het leidt tot hogere lasten en lagere groei. Ik wijs er voorts op dat het toptarief in Nederland al tot het hoogste van Europa behoort. Dat is een verkeerd signaal en werkt op termijn contraproductief. Daarom moet ik ook deze motie ontraden.
In de motie op stuk nr. 41 van het lid Plasterk wordt de regering verzocht om de afschaffing van de bijdragen aan de Kamers van Koophandel niet door te laten gaan en deze middelen in te zetten om de bezuinigingen op cultuur terug te draaien. De afschaffing van de bijdragen aan de Kamers van Koophandel is in het lastenkader ingepast. De minister heeft ook al gezegd dat het geen douceurtje voor het bedrijfsleven is, maar compensatie voor de hogere lasten ten opzichte van het regeer- en gedoogakkoord voor het bedrijfsleven in verband met de stijgende zorg- en WW-premies. Volgens de afspraak moet dat worden gecompenseerd. Dat wordt onder meer hiermee gedaan. Als de KvK-heffingen niet zouden worden afgeschaft, leidt dat tot lastenverhoging. Vanwege de strikte scheiding tussen inkomsten en uitgaven kun je dat niet inzetten om de uitgaven elders weer te verhogen.
Ik verwijs voor het flankerend beleid ten aanzien van het bezuinigen op kunst- en cultuursubsidies naar de Geefwet, waarmee het kabinet in elk geval het cultureel ondernemerschap beoogt te bevorderen. Ik snap dat de Partij van de Arbeid andere keuzes maakt.
De motie van de heer Braakhuis op stuk nr. 54 strekt ertoe om de bpm voor auto's met 800 mln. te verhogen en dat geld in te zetten om de arbeidskorting te vergroten. Het kabinet heeft er bezwaar tegen dat de autobelastingen fors worden verhoogd ten opzichte de start van dit kabinet. Daar kiest het kabinet niet voor. Het kiest niet ervoor om de auto als melkkoe te gebruiken. Vandaar dat ik deze motie ontraad.
De voorzitter:
De heer Irrgang heeft ook een motie over de bpm ingediend. Dat is de motie op stuk nr. 44. Ik ben ervan uitgegaan dat u deze motie ook zou bespreken.
Staatssecretaris Weekers:
Het staat mij niet bij dat er nog een motie over de bpm is ingediend. Ik zal aan het einde van mijn beantwoording kijken of er nog een motie is blijven liggen.
Ik kom te spreken over de motie op stuk nr. 56 van mevrouw Schouten en de heer Dijkgraaf. Er stond ook nog een vraag open van mevrouw Schouten over de werkgelegenheidsaspecten. Volgens Bouwend Nederland leverde het lage btw-tarief in de eerste drie maanden van de maatregel 4000 banen op en 800 mln. extra aan opdrachten. Bijna 60% van de bouwers kreeg meer aanvragen voor offertes. Wij hebben deze getallen niet kunnen verifiëren, maar we hebben in elk geval wel gezien dat ook volgens het CBS de productie van de bouwnijverheid in het tweede kwartaal van dit jaar 3,1% boven het niveau van het tweede kwartaal van 2010 lag. Daarmee presteerde de sector beter dan het gemiddelde dat uitkwam op 1,5%. Dat betekent in elk geval dat deze maatregel werkgelegenheidseffecten met zich meegebracht heeft.
Ik wijs er wel op dat de maatregel echt ook als tijdelijke maatregel is bedoeld, en niet als structurele maatregel om de werkgelegenheid te vergroten. Uit studies blijkt dat de maatregel ook niet zou leiden tot structurele werkgelegenheidseffecten. Deze maatregel heeft vooral gediend als veiligheidsnet waardoor veel bedrijven niet kopje onder zijn gegaan.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
De staatssecretaris suggereert dat ik er een structurele maatregel van wil maken, maar dat vraag ik niet. Ik vraag hem alleen, de maatregel te verlengen voor 2012, omdat hij ook kan weten dat uit heel veel publicaties blijkt dat de bouw volgend jaar waarschijnlijk gaat inzakken, zodat deze maatregel nog hoognodig is.
Staatssecretaris Weekers:
Ik heb in elk geval niet uit de motie afgeleid dat het een tijdelijke maatregel zou zijn, zeker ook omdat mevrouw Schouten een structurele dekking noemt, namelijk de verhoging van de assurantiebelasting.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voor de duidelijkheid: in de motie staat "voor 2012". Er staat dus niet dat een en ander structureel moet worden ingevoerd. De staatssecretaris heeft zelf op dit moment tijdelijk de assurantiebelasting verhoogd, om die in 2013 of 2014 weer te verlagen. Daar kan altijd mee geschoven worden.
Staatssecretaris Weekers:
Op zichzelf genomen is dat niet onmogelijk. Laat ik het zo zeggen: de dekking deugt. De vraag is uiteindelijk, welke keuze wij maken. Het kabinet heeft gezegd: de maatregel geldt tijdelijk, tot 1 juli. Ik heb het besluit genomen om deze maatregel een zachte landing te geven, zodat hij de facto nog tot 1 oktober uitwerkt. In de tussentijd heeft het kabinet de maatregel getroffen om de overdrachtsbelasting op woningen fors te verlagen. Dat leidt tot meer verhuisbewegingen ten opzichte van een situatie waarin wij niets hadden gedaan, en dus ook tot meer verbouwingen en renovaties van huizen. Het kabinet verwacht in elk geval dat een specifieke tijdelijke btw-maatregel niet tot desastreuze effecten leidt voor de bouw. Derhalve onraad ik de aanneming van de motie. Daarin wordt een ander keuze gemaakt dan het kabinet doet. Maar de dekking deugt.
Dan kom ik nu op de motie-Schouten c.s. over de verlaging van het tarief van de tweede schijf van de loon- en inkomstenbelasting. Daarvoor moeten de verpakkingentaks en de energiebelasting fors worden verhoogd en wordt er een leveranciersverplichting voor duurzame energie ingevoerd. Ook de aanneming van deze motie moet ik ontraden. Ik verwijs kortheidshalve naar wat ik in de eerste termijn over vergroening heb gezegd. Ik wil de verpakkingenbelasting afschaffen en niet verveelvuldigen. De verhoging van de energiebelasting is in het nadeel van het vestigingsklimaat. Pas wanneer andere landen om ons heen ook dat soort maatregelen treffen, zie ik ruimte om een verdere vergroening op gang te brengen.
Ik heb in de eerste termijn al het nodig gezegd over datgene waarop de motie van de heer Dijkgraaf betrekking heeft. Ik ben bereid om onder de door mij aangegeven voorwaarden de gevraagde commissie in te stellen. Ik herhaal niet wat ik daarover in eerste termijn heb gezegd. Ik probeer tegen het einde van het jaar met een goede brief naar de Kamer te komen, waarin ik met de Kamer communiceer over de opdrachtformulering en, als het even kan, ook de samenstelling van de commissie, opdat wij hierover op 23 januari verder met elkaar kunnen spreken. Het oordeel over de motie laat ik dus over aan de Kamer.
In de motie-Irrgang c.s. wordt de regering verzocht, de arbeidsmarktpositie van arbeidsgehandicapten, ouderen en langdurig werklozen te verbeteren en daarvoor 200 miljoen vrij te maken door de onbedoelde verlaging van de bpm deels terug te draaien. Ik wijs erop dat de arbeidsmarktpositie van arbeidsgehandicapten, ouderen en langdurig werklozen wordt verbeterd door middel van een aantal maatregelen die collega Kamp heeft aangekondigd en die ook in het Belastingplan staan. Wij kunnen daarover nog nader spreken. Het kabinet ziet het niet zitten om er een schepje bovenop te doen en daarvoor de autobelastingen in te zetten in de vorm van een verhoging van de bpm. Er is namelijk geen sprake van een onbedoelde verlaging van de bpm. Ik houd de bpm structureel op het niveau van dit jaar. Daarmee ontraad ik de aanvaarding van deze motie.
De voorzitter:
De heer Koolmees wil een mededeling doen.
De heer Koolmees (D66):
Voorzitter. Per abuis heb ik een verouderde versie van mijn motie op stuk nr. 46 voorgelezen. Ik zal een nieuwe versie rondsturen voor de stemmingen.
De voorzitter:
Is de geest van de motie hetzelfde, mijnheer Koolmees?
De heer Koolmees (D66):
De motie is in geest en strekking hetzelfde, maar in de overweging is een aantal tekstuele wijzigingen aangebracht.
De voorzitter:
Dan zullen wij daarvan kennisnemen via een gewijzigde motie van de heer Koolmees.
De (algemene) beraadslaging wordt gesloten.
De vergadering wordt van 19.42 uur tot 20.10 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20112012-9-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.