4 Algemene politieke beschouwingen

Aan de orde is de voortzetting van het debat over de algemene politieke beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota voor het jaar 2012 (33000).

De beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

De minister-president vervolgt zijn antwoord. Hij gaat verder met het blokje Veiligheid. Met het oog op de klok stel ik voor dat wij de minister-president zo veel mogelijk zijn antwoord laten houden en dat wij daarna kijken of er nog behoefte is aan aanvullende vragen.

Minister Rutte:

Voorzitter. Er is nog één punt overgebleven van voor de pauze. Dat is de vraag van het CDA of het budget voor de bijzondere bijstand effectiever zou kunnen worden ingezet voor chronisch zieken en gehandicapten. Ik heb dat nog eens even goed bekeken. De beleidsvrijheid over de inzet van bijzondere bijstand hoort bij de gemeenten. Zij zitten het dichtste bij de mensen en kunnen het beste bepalen welk maatwerk nodig is. Ik stel voor dat het kabinet die beleidsvrijheid niet aantast, want elke instructie die wij aan gemeenten meegeven, maakt het leveren van maatwerk moeilijker. Zeker in het licht van de stapeling die we niet willen, kan dat ook leiden tot gedoe. Wat ik wel wil doen is namens het kabinet de gemeenten oproepen om bijzondere aandacht te besteden aan deze groepen en om daarover in overleg te treden met de VNG. Op die manier is te bezien of dat ertoe kan leiden dat de budgetten die over zijn – want daar ging de vraag van de heer Van Haersma Buma in het bijzonder over – maar ook de inzet van de budgetten als zodanig, in het bijzonder ten goede komen aan de groepen waarover we het vandaag hebben gehad.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Het is terecht dat de minister-president zegt: het is aan de gemeenten om het te besteden, geen nieuwe bureaucratie. Ik denk wel dat het goed is om aan het einde van het jaar te weten of het enigszins bij die groepen is gekomen. Dat is ook een kwestie van navragen bij de gemeenten. Dat zal het CDA zelf doen, maar ik vraag het ook aan het kabinet.

Minister Rutte:

Akkoord. Daarover treden wij in overleg met de VNG. We kijken of we die gegevens boven tafel kunnen krijgen.

De voorzitter:

We komen aan het onderwerp veiligheid.

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik heb een paar inleidende opmerkingen over veiligheid. Er spelen eigenlijk drie grote zaken op dit moment. Ten eerste speelt de kwestie van het op orde brengen van de politie, waaronder het invoeren van de nationale politie, de eenduidige aansturing daarvan, het verwijderen van onnodige bureaucratie, betere ICT-voorzieningen en ruim baan voor de professionaliteit van de politieagent. Ten tweede wil het kabinet de handhaving op orde krijgen en hebben. Dat betekent een stevige aanpak van criminele jeugdbendes, coffeeshops ombouwen tot besloten clubs, het verhogen van de pakkans, de aanrijtijden van de politie bijvoorbeeld op het platteland verkorten, de ontneming van voordeel, het verder uitbreiden van de plukze-wetgeving, het Nationaal Cyber Security Centrum, geen verlof meer voor tbs'ers die zich aan een eerder verlof hebben onttrokken, snelrecht, nightcourts door vergrote beschikbaarheid van officiers van justitie en een 7x16 uursrooster, krachtige aanpak van de georganiseerde misdaad, waaronder mensenhandel, drugs en witwassen. Ten derde is er nieuwe wetgeving. Op grond van het regeerakkoord, en vooral op grond van het gedoogakkoord komt er wetgeving ten aanzien van het verlengen van de verjaringstermijnen voor ernstige delicten, het adolescentenstrafrecht, de meldplicht voor datalekken, het aanpakken van cold cases, de uitbreiding van spreekrecht voor het slachtoffer, beslag op tegoeden van de dader, het wetsvoorstel minimumstraffen, verruiming van preventief fouilleren en het verhogen van de strafmaxima voor mensenhandel. Deze opsomming is niet compleet, maar ik heb heel veel aspecten genoemd die horen onder het op orde brengen van de politie, het op orde brengen van de handhaving en het aan de Kamer aanbieden nieuwe wetgeving.

Tegen die achtergrond wil ik een paar vragen beantwoorden. Er is gevraagd naar de kwestie van de griffierechten. De minister van Veiligheid en Justitie zal medio oktober 2011 het wetsvoorstel kostendekkende griffierechten zal aanbieden aan de Tweede Kamer. Bij de voorbereiding van het wetsvoorstel is een impactanalyse gemaakt. De gevolgen van de verhoging van de griffierechten en de taakstelling op de gesubsidieerde rechtsbijstand zullen bij de aanbieding van het wetsvoorstel aan de Kamer ook op die manier worden toegelicht. Er is voorzien in financiële compensatie voor on- en minvermogenden, maar ook voor burgers met een middeninkomen. Personen met een eenmanszaak komen in aanmerking voor dezelfde regeling. Ook bedrijven kunnen onder omstandigheden een beroep doen op de compensatieregeling. Het gaat er in de kern om dat de eigen verantwoordelijkheid van de rechtzoekende centraal komt te staan. Natuurlijk speelt hierbij ook het op orde brengen van de overheidsfinanciën mee.

De heer Pechtold (D66):

Ik kan mij niet geheel aan de indruk onttrekken dat dat laatste toch vooral de grootste drijfveer is. Ik heb de premier gisteren uitgedaagd om het principe van de rechtsstaat centraal te stellen in deze afweging. Vindt hij niet met de fractie van D66 dat griffierechten, dat de mogelijkheid om je recht te halen, iets is wat zo in onze rechtsstaat, in onze democratie, centraal moet staan, dat de drempel daartoe zo laag mogelijk moet zijn? Excessen moeten wij natuurlijk bestrijden.

Minister Rutte:

Ja.

De heer Pechtold (D66):

Waarom dan dit beleid?

Minister Rutte:

Omdat dat, denken wij, daarmee in overeenstemming is, mits je een aantal flankerende maatregelen neemt. Ik heb er een paar genoemd als het gaat om de financiële positie van mensen die on- of minvermogend zijn, en burgers met een middeninkomen. Maar er is meer. Bij het invoeren van het nieuwe griffierechtenstelsel moet er een innovatieagenda komen voor het rechtsbestel, waarin voorstellen worden gedaan om geschillen eenvoudiger, effectiever en sneller op te lossen. Wij stimuleren alternatieve vormen van geschillenbeslechting, zoals mediation. Je zult die flankerende maatregelen moeten nemen. Wij zijn ervan overtuigd dat in samenhang daarmee de rechtsstaat fier overeind staat.

De heer Pechtold (D66):

Ik vind het prettig dat we de toezegging krijgen dat de minister van Justitie, bij zijn aanbieding van deze voorstellen, zoals ik de minister-president begrijp, ook de stapeling van effecten – we hebben al de korting op gesubsidieerde rechtsbijstand, daar krijgen we nu nog de hogere griffierechten bij – zal meenemen. Maar hij loopt toch wat mij betreft weg bij het principe van laagdrempeligheid. Ik vraag hem dan maar heel concreet: als hij aangeeft dat financiële afweging niet de eerste is, is hij dan bereid – dat vraag ik niet voor de begroting van 2012, want daarop drukt dit zelfs helemaal niet – die analyse centraal te stellen? Als daaruit blijkt dat deze bezuiniging gestapeld niet het effect heeft dat het optimaal bereikbaar blijft voor iedereen, dat het niet zo is dat je door je inkomen je rechtsgang kunt zoeken, komen we dan terug van deze bezuiniging?

Minister Rutte:

In ieder geval zal de kwestie van de stapeling aan de orde komen bij het wetsvoorstel. Wij verwachten niet – ik ga daarom deze als-danvraag niet beantwoorden – dat dat tot de inzichten zal leiden waarvoor de heer Pechtold vreest. Ik kan geen "ja" antwoorden op het tweede deel van zijn vraag.

De heer Pechtold (D66):

Heel kort: als je nu nog niet weet wat het effect van je maatregelen is, dan kun je niet zeggen: wij verwachten dat niet. Ik zeg: het zou best kunnen. Je kunt niet zeggen – ik snap best dat u even staat voor uw bezuinigingen – we varen gewoon door, wat er ook uit die evaluatie komt. Dan kun je die evaluatie net zo goed niet houden. Ik zie dat de fysionomie van de minister van Justitie iets meer ruimte geeft dan die van de minister-president.

Minister Rutte:

Dat is, hoewel een stevige crimefighter, ook een mild mens. Toch gaan we op dit punt vasthouden aan onze overtuiging. Dat is niet alleen een gevoel, dat is echt op basis van onze analyse van de feiten dat dit stelsel volledig toegankelijk zal blijven vanwege die twee flankerende maatregelen. Maar ik zeg u toe dat die kwestie van de stapeling wordt geadresseerd in het wetvoorstel.

De heer Cohen (PvdA):

Ik wil daarbij aansluiten. Naar mijn gevoel is het principe dat hieraan ten grondslag ligt, heel erg problematisch. Juist als het gaat over maatregelen van de overheid waartegen burgers bezwaar willen maken, heb je de schijn tegen je wanneer je zegt dat de griffierechten omhoog gaan. Dan heeft dat zoiets van: nou, die maatregelen nemen we en burger kom maar op, we maken het een stukje duurder, en daardoor wordt er minder in beroep gegaan of bezwaar aangetekend. Dat is waar het principiële probleem ligt, en dat is ook precies waar advocaten in grote mate tegen geprotesteerd hebben. Ik heb het gevoel dat ook die flankerende maatregelen er nooit tegenop kunnen om dat idee weg te nemen, en dat het er werkelijk toe zal leiden dat burgers daardoor minder in beroep zullen gaan. Dat is iets wat je als overheid niet moet willen.

Minister Rutte:

Het vorige kabinet heeft al die heroverwegingsrapporten geschreven, er zijn analyses gemaakt en er hebben verstandige mensen naar gekeken. Dit is een van de voorstellen die daaruit voortkomt. We hebben die overgenomen bij de formatie, en hebben daar onze eigen opvatting naast gelegd. We hebben dat nog eens heel goed gewogen en zijn tot de conclusie gekomen dat, mits deze twee flankerende maatregelen worden genomen, dit de rechtsstaat goed overeind laat staan. Ik heb al toegezegd aan de heer Pechtold – dat was ook het voornemen van de minister – om waar het gaat om de stapeling nader inzicht te verschaffen bij het wetsvoorstel.

De heer Cohen (PvdA):

De minister-president zegt terecht dat dit in de heroverwegingsvoorstellen zit. Hij zegt dat die heroverwegingsvoorstellen van het vorige kabinet zijn. Nee, dat waren natuurlijk gewoon ambtelijke voorstellen, en het is de vrije keuze van het kabinet om daar wel of niet voor te kiezen. Als je het aan mij vraagt, is dat echt de verkeerde keuze. Ik vrees dat we niet anders kunnen doen dan afwachten waar dat toe leidt. Ik waarschuw het kabinet op dit punt dat het de verkeerde kant uitgaat.

Minister Rutte:

Voorzitter. De heer Wilders is gisteren…

De heer Roemer (SP):

De heer Cohen heeft natuurlijk hartstikke gelijk. Dit is natuurlijk een onderdeel van de samenleving, evenals de discussie die we vanmorgen hadden. In wat voor samenleving wil je wonen? Wil je mensen het erg moeilijk maken om je recht te krijgen? Laat ik het niet zo strak zeggen als ik eerder heb gedaan, dat het voor mensen onmogelijk is.

Als er een kleine bijdrage komt, zal het voor heel grote groepen, met name aan de onderkant, duurder gaan worden. Heel veel mensen die van een paar tientjes in de week rond moeten komen, kunnen dat zelfs al niet opbrengen. Deze drempel zal ook voor degenen voor wie u een beperkte toelage toezegt, het onmogelijk maken om hun recht te halen. We leven in een rechtsstaat en ik vind ook dat we daarin moeten blijven leven. Zo'n drempel opleggen maakt een tweedeling in de rechtsstaat.

Minister Rutte:

Dat is ook de reden dat we met een financiële compensatie komen voor on- en minvermogenden.

De heer Roemer (SP):

Die is niet 100%.

Minister Rutte:

Nee, maar dat hoeft toch ook niet? Je mag toch ook van die mensen vragen om heel goed na te denken of er noodzaak is om gebruik te maken van het stelsel, waarbij tegelijkertijd een bescheiden bijdrage wordt gevraagd? Die bijdrage zal dus aanzienlijk minder zijn dan die voor u of mij, omdat wij een hoog inkomen hebben.

De heer Roemer (SP):

Maar dan gaat de overheid ongeveer afdwingen dat je dus minder je recht gaat halen. Als we van tevoren zouden weten wat een rechter zal uitspreken, dan is het een stuk gemakkelijker, maar je gaat natuurlijk naar de rechter omdat je een conflict hebt, omdat je er samen niet uitkomt. In heel veel gevallen is dat een conflict met de overheid, door fouten van de overheid. Deze zelfde overheid is daar blijkbaar niet blij mee. Er wordt nu een drempel opgelegd met als enige doel mensen te weerhouden de weg naar het recht te vinden. Ik ben het met de heer Cohen eens dat dit gewoon principieel onjuist is. Ik had dat echt niet van een liberale premier verwacht.

Minister Rutte:

Als de heer Roemer dan consequent is, zou hij moeten voorstellen om de griffierechten überhaupt af te schaffen, want dat is eigenlijk de pendant van zijn redenering. Ja, en dan zijn wij het er niet met elkaar over eens.

De heer Wilders heeft een vraag gesteld over de samenwerking tussen de politie en het leger om gecoördineerde teams te realiseren. Bij de behandeling van de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie komt er een beleidsbrief over dit onderwerp. Door dit kabinet is de samenwerking tussen politie en Koninklijke Marechaussee al geïntensiveerd. We zien recent voorbeelden hiervan bij de inzet van arrestatieteams en de mobiele eenheid wat betreft de gezamenlijke aanpak van drugscriminaliteit in Brabant. Verder noem ik de samenwerking tussen de Dienst Speciale Interventies en de KMar die ook verder wordt geïntensiveerd. Nogmaals, dit is nog maar het begin; we komen met een brief daarover waarin dat onderdeel van de afspraken nader wordt uitgewerkt.

De heer Wilders (PVV):

Dat is mooi. Ik heb ook gevraagd naar de inzet van die teams bij straatterreur. Mijn tweede vraag is de volgende. De premier sprak zo-even heel wijze woorden over veiligheid en wat het kabinet daarmee gaat doen. Maar het probleem van straatterreur is nog onvoldoende opgelost. Helaas betreft het vaak Marokkaanse daders, daders van Marokkaanse afkomst in heel veel steden in Nederland. Of dat nou in Helmond is of in Gouda, in Weert of waar dan ook. Ik vraag de minister-president of hij het met mij eens is dat het kabinet een tandje of tien steviger moet bijzetten om dat probleem op te lossen.

Minister Rutte:

Op zijn eerste vraag zeg ik: ja, dat zullen we betrekken bij de brief. Dan de vraag van de heer Wilders over de straatterreur. Ik was net van plan om die vraag te gaan beantwoorden. Ik bestrijd dat wij daar niet genoeg aan zouden doen. Voor dit kabinet, ik mag wel zeggen, voor deze politieke samenwerking is veiligheid in de buurt voor bewoners en ondernemers een van de thema's van het programma Nederland Veiliger, een programma van de minister van Veiligheid en Justitie Opstelten. Het hele instrumentarium is daarvoor beschikbaar. Een actie daarbij is de aanpak van criminelen en overlastgevende jeugdgroepen. Daar is ook een brief over geschreven op 18 mei aan de Kamer. De hele aanpak ervan vindt op lokaal niveau plaats. Een voorbeeld van beschikbare instrumenten waarbij je dus ook landelijk prioriteit kunt geven aan politie en Openbaar Ministerie om dit punt aan te pakken, is de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast. Die wet geeft namelijk de burgemeester maar ook de officier van justitie bevoegdheden tot het treffen van maatregelen. Het kabinet zet zich hiervoor volledig in. Flankerend hebben we de veiligheidshuizen waarvan de financiering overigens volledig overeind blijft. En we hebben nog het adolescentenstrafrecht om te zorgen voor aanvullend beleid. Ik denk dat we hierbij volkomen aan dezelfde kant van het touw trekken. Dit is cruciaal. Ik verweer mij tegen het verwijt dat wij er niet genoeg aan zouden doen, wat ik ietwat in de woorden van de heer Wilders besloten vond liggen.

Verder haalde hij de Marokkanen er uit. Ik loop er niet voor weg hoor, dat er bepaalde groepen in de samenleving zijn die oververtegenwoordigd zijn in geweldsstatistieken. Helaas is het zo dat Marokkaanse jongens als je kijkt naar de statistieken in Rotterdam, daar oververtegenwoordigd zijn ten opzichte van mensen die daar al sinds de Tachtigjarige Oorlog wonen. Dat is echter zeker niet de enige groep waarmee er problemen zijn; dat zit echt breder. Kijk ook naar het probleem met Antilliaanse Nederlanders in een aantal wijken. Er is overigens ook gewoon een probleem met heel erg blanke Nederlanders.

De heer Wilders (PVV):

Zeker, maar in de zojuist door mij genoemde wijken – of het nou gaat om Gouda, Slotervaart of Helmond – zijn het helaas allemaal jongens van Marokkaanse afkomst. Dat zijn de feiten; het is niet anders. Ik wil graag dat de mensen die daar nu last van hebben, een oplossing krijgen. Natuurlijk zit er veel in de koker van het kabinet. We hebben ook de minimumstraffen voor recidivisten. We kunnen straks mensen de Nederlandse nationaliteit afnemen als zij een dubbele nationaliteit hebben. Er is dus een reeks van mogelijkheden, maar de mensen moeten vandaag tegen dat tuig geholpen worden. Ik heb twee concrete voorstellen gedaan. Is het mogelijk om met de inzet van politievrijwilligers verkeersovertredingen af te handelen, zodat meer agenten die wijken in kunnen? Mijn tweede vraag was: is het mogelijk om ook de elektronische wapenstok te gebruiken, zoals de voormalige procureur-generaal van het Openbaar Ministerie heeft gezegd? U hebt daarop schriftelijk geantwoord dat u die suggestie doorgeleidt naar de minister, maar dat is natuurlijk geen antwoord.

Minister Rutte:

Nou, ik vind dat een heel goed antwoord, want bij deze minister gebeurt er dan meestal ook iets. Je moet natuurlijk bekijken hoe je de politievrijwilligers kunt inzetten voor de eenvoudigere politietaken, zodat je politie vrij speelt voor de zwaardere taken. Die gedachte van u is dus volstrekt logisch. Het gebruik van de wapenstok vraagt natuurlijk bijzondere bevoegdheden. Ook daarop ga ik in de schriftelijke beantwoording in. Toch nog één ding over de Marokkanen: uw partij staat ook bekend als een anti-islampartij. Je zou over de nu aan de orde zijnde groep overlastplegers de redenering kunnen ophangen dat het bijna nooit gaat om Marokkanen die op vrijdag naar de moskee gaan. Hetzelfde geldt voor de Antillianen die overlast veroorzaken in een aantal steden. In die zin vraag ik mij wel eens af of de door de heer Wilders voorgestelde ontislamisering wel zo goed is voor de bestrijding van de criminaliteit.

De heer Wilders (PVV):

Het beste is natuurlijk als wij ervoor zorgen dat er morgen geen moskeeën meer bijkomen in Nederland én dat die Marokkaanse criminelen zo snel mogelijk het land uitgaan. Het eerste hebben wij niet voor elkaar gekregen. Op het tweede punt hebben wij met de denaturalisatieafspraken een opening gemaakt. Dit probleem blijft maar doorgaan en de mensen hebben er constant, iedere dag, in heel veel steden last van. Daarom tot slot de volgende vraag: ik zou van de minister van Justitie voor de behandeling van de begroting van Justitie een overzicht willen krijgen van alle steden waarin die straatterreur plaatsvindt en van wat daar in die steden concreet tegen wordt gedaan. Dat overzicht is er nog niet en ik wil dat heel graag hebben, concreet op straatterreur gericht en op wat het kabinet daaraan gaat doen.

Minister Rutte:

Er mag geen misverstand over bestaan dat ik het volkomen met de heer Wilders eens ben dat wij dit probleem moeten aanpakken; ik denk dat dit voor heel veel mensen in deze Kamer geldt. Dit raakt namelijk het hart van het vertrouwen van mensen in de rechtsstaat en in de samenleving. Een brief van 18 mei 2011 van de heer Opstelten aan de Kamer gaat precies op dit punt in. Net als bij het inkrimpen van het aantal ambtenaren lijkt het mij niet zinvol om die brief nog eens te versturen. Laten wij dit debat voeren bij de behandeling van de begroting. Dan trekken wij aan dezelfde kant van het touw. Ik kom toch nog even terug op die Marokkanen. Twee weken geleden kwamen drie zeer hoogopgeleide Marokkanen bij mij langs. Zij zijn actief voor McKinsey en andere grote bedrijven. Ik dacht dat zij kwamen om mij uit te leggen dat zij bezig zijn met het geven van een ander perspectief aan jonge Marokkanen in de wijken waarover wij het nu hebben: zij kunnen wel degelijk naar school gaan, een baan zoeken et cetera. Wat bleek echter? Zij kwamen eigenlijk om mij uit te leggen dat het feit dat wij het constant over de Marokkanen hebben, ertoe leidt dat deze hoogopgeleide en zeer succesvolle Marokkanen, die je voor goud kwijt zou willen in de Nederlandse samenleving, steeds meer het gevoel hebben dat het ook over hen gaat. Mijnheer Wilders, ik weet dat ik uw woorden niet ga aanpassen; u kiest uw eigen termen. Dit helpt echter gewoon niet, omdat je deze mensen daarmee afstoot.

De heer Wilders (PVV):

Inderdaad, niemand heeft een probleem met die hoogopgeleide, goed functionerende Marokkanen. Ik zou zeggen: waren er daar maar meer van in Nederland. Wat die mensen echter het meeste helpt, is niet dat mensen zoals PVV'ers de vinger op de zere plek leggen en zeggen wat er fout is maar dat zij hun landgenoten aanspreken en eindelijk zeggen: wat jullie doen, deugt niet. Dat gebeurt te weinig. Wij vinden dat dit Marokkaanse tuig – want dat is het – dat de situatie in die straten en wijken verziekt, de bak in moet gaan of het land uit moet gaan. Vertelt u hun dat maar.

Minister Rutte:

De heer Wilders en ik zijn het er meteen over eens dat politieke taboes niet werken. Als het waar is – en helaas is dat zo – dat Marokkaanse jongens oververtegenwoordigd zijn in geweldstatistieken, dan moet je dat bij de naam noemen. Helaas geldt dit ook voor Antilliaanse mannen en bij hen gaat het ook nog wat langer door. Bij de meeste Marokkaanse jongens eindigt dit als ze twintig zijn, maar bij Antilliaanse mannen gaat het helaas te lang door. Het is prima om dit te bespreken. De balans is echter wel belangrijk, omdat mensen die vreselijk hun best doen om hier een bestaan op te bouwen, anders het gevoel hebben dat zij hier niet meer welkom zijn. Volgens mij is dit ook niet de bedoeling van de heer Wilders. Dit vraagt om een beetje maatvoering in de behandeling van die onderwerpen.

De heer Cohen (PvdA):

De heer Wilders heeft geen idee wat er allemaal gebeurt op dit terrein met hoogopgeleide Marokkanen en wat zij allemaal aan het doen zijn om hun eigen mensen verder te helpen.

Mijn fractiegenoot Diederik Samsom heeft het afgelopen jaar meegedraaid als straatcoach in Slotervaart. Hij heeft gezien hoe belangrijk het is om dit werk te doen. Er zijn veiligheidsgelden en de zogenaamde Van Montfransgelden, waardoor die straatcoaches, de veiligheidshuizen en dat cameratoezicht mogelijk zijn. Het kabinet zorgt ervoor dat dit allemaal weggaat. Ik kan mij niet voorstellen dat dit zich goed verhoudt tot de doelstellingen van het kabinet om juist op dit terrein veel actiever te zijn.

Minister Rutte:

Het kabinet gelooft niet in al die specifieke geldstromen. Er komt een kleine 0,5 mld. bij voor de veiligheid. Het is waar dat wij die Van Montfransgelden weghalen. Dan praat je over 64 mln. voor 2011. Dit bouwt af en gaat specifiek over 40 gemeenten. Dit zijn allemaal aparte geldstromen die apart moeten worden geregistreerd en apart worden verantwoord. Wij kiezen ervoor om veel meer geld uit te trekken voor veiligheid in de volle breedte. Nogmaals, het loopt op tot ruim 400 mln. Het klopt ook dat we die 64 mln. er afhalen, maar er blijft per saldo een enorme intensivering staan. Dit komt voor een groot deel ten goede aan de steden, zodat die veel meer geïntegreerd kunnen werken en niet meer apart verantwoording hoeven af te leggen. Overigens werd gisteren door een van de sprekers gezegd dat de financiering voor de veiligheidshuizen zou wegvallen. Dit klopt niet. De 11,1 mln. voor 2012 blijft hiervoor overeind.

De heer Cohen (PvdA):

Ik heb niet het gevoel dat de grote steden en de steden waar het om gaat dit al in de gaten hebben. Stuk voor stuk zijn zij niet alleen bij mij, maar ook bij anderen langsgekomen met de mededeling dat het helemaal verkeerd gaat. Ik raad het kabinet aan om dit nog eens heel goed te bekijken. Als dit namelijk werkelijk het geval is, dan wordt het paard achter de wagen gespannen. Dan kun je er best 3000 agenten bij zetten, maar zij zullen allemaal werk doen wat anders door de straatcoaches, het cameratoezicht en al dit soort dingen werd gedaan. Ik heb niet het gevoel dat de oplossing daar al voor handen is.

Minister Rutte:

Ook de heer Slob heeft hier gisteren vragen over gesteld. Het blijft de verantwoordelijkheid van de gemeenten om sociale veiligheid uit de middelen van het Gemeentefonds te bevorderen. Wij zullen de gemeenten hierin ondersteunen door middel van meer wetten en regelgeving, door mogelijkheden te creëren en door middel van kennisoverdracht. Verder investeren wij heel fors in kennisoverdracht. Ik denk dat je hiermee iets weghaalt dat leidt tot allemaal aparte verantwoordingssystematieken waar vaak flinke delen van het budget aan opgaan.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb hier gisteren inderdaad ook een paar vragen over gesteld. Bij mij zijn nogal wat VVD-bestuurders langsgekomen die volgens mij ook wars zijn van allerlei regels en dergelijke, maar die nu zien dat het lokale veiligheidsbeleid in gevaar dreigt te komen. Ik roep het kabinet dringend op om, als het veiligheid echt zo hoog in het vaandel heeft staan, geen beleidsvoornemens aan de Kamer voor te leggen die hier haaks op staan. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor het feit dat het kabinet het grote aantal politieregio's wil terugbrengen tot tien. Dit betekent voor bijvoorbeeld Overijssel en Gelderland dat de vijf politieregio's die er nu zijn, opgaan in één politieregio. Dit is een enorm groot gebied. Het gaat om precies te zijn om 81 gemeenten en 3,2 miljoen inwoners die onder die politieregio vallen. Dat staat in het regeerakkoord. Nu heeft de commissaris der Koningin van Overijssel, mevrouw Bijleveld, die ook betrokken was bij het opstellen van het regeerakkoord en die nu in de praktijk merkt dat het niet werkt, aan de bel getrokken, samen met de heer Cornielje. Die laatste is de heer Rutte ook niet onbekend. Ik vraag de minister-president het volgende. Hij heeft vanmorgen een onderdeeltje van het regeerakkoord losgelaten, namelijk het kindgebonden budget en de grens van twee kinderen. Is er ruimte om ook op dit onderwerp, dat in beton gegoten is in het regeerakkoord, de menselijke maat in de gaten te houden en ervoor te zorgen dat de mensen in Twenterand, Oldebroek, Zwartewaterland en de steden Zwolle en Deventer straks gewoon goede politiezorg krijgen?

Minister Rutte:

Het misverstand dat weleens ontstaat is dat, waar de politie nu 25 regio's kent, de politie in de toekomst 10 regio's kent. Dat is niet zo. Wij gaan van 25 regio's naar een nationale politie. Daarnaast moet er af en toe iets afgestemd worden. Daarvoor zijn die 10 regio's bedoeld. Wij gaan van 25 regio's naar een nationale politie. Het is niet zo dat je nu een vergelijking kunt maken en kunt zeggen dat een gebied van vijf politiedistricten naar één politiedistrict gaat. Het gaat om een totaal ander takenpakket, veel meer over het helpen bij de prioriteitstelling. De aansturing is van nationaal naar lokaal, waarbij de burgemeester volledig gezag blijft voeren over de openbare orde en uiteraard justitie gezag blijft voeren over de gehele kwestie van de opsporing. Dat is de winst. Daarmee halen wij er veel gedoe uit: al die verschillende auto's en telefoons en ICT-systemen en al die commissarissen die je vroeger nodig had. Dat gaat nu allemaal naar de agent op straat.

De heer Slob (ChristenUnie):

Dit is volgens mij de papieren werkelijkheid van de minister-president en misschien ook van de minister van Veiligheid. Ik hoop van niet, maar ik ben bang van wel. Mevrouw Bijleveld was betrokken bij het op papier zetten van deze afspraak. Zij trekt nu vanuit een nieuwe hoedanigheid aan de bel. Zij ziet in de praktijk dat het een gedrocht gaat worden en dat de burgemeester van Nijmegen, een oud-collega van ons en de minister-president, de verantwoordelijkheden krijgt en dat de burgemeester van Zwolle, die nu verantwoordelijk is voor een groot deel van de politiezorg in Overijssel, het nakijken heeft. Al die prioriteiten, die van belang zijn voor de lokale veiligheid, kunnen onvoldoende worden gewaarborgd in het veiligheidsbeleid. Ik vraag de minister-president dus dringend om hier nog eens naar te kijken; niet dat papieren verhaal te verdedigen, maar de praktijk mee te nemen. Laat hij ook mevrouw Bijleveld serieus nemen. Dat is in meer opzichten belangrijk, maar bij dit onderwerp helemaal.

Minister Rutte:

Mevrouw Bijleveld neem ik zeker serieus, maar het gaat om het totaal. Ongetwijfeld heeft de minister contact met mevrouw Bijleveld en de heren De Graaf en Cornielje. Zo ken ik namelijk deze minister van Veiligheid en Justitie: als er commentaar is, wordt daar serieus naar geluisterd en gaat men serieus met elkaar in gesprek. Het misverstand blijft echter overeind. Het klopt namelijk niet dat de rol die de heer Cohen vroeger had als burgemeester van Amsterdam, of de rol die de heer Opstelten had als burgemeester van Rotterdam, of de rol van de burgemeester van Leiden in de regio Hollands Midden, nu overgaat op het hoofd van zo'n regio. Die regio heeft dan een totaal andere taak. Anders zou je ook geen nationale politie invoeren; dan zou je gaan van 25 naar 10. Nee, je gaat van 25 naar 1 nationale politie, en je hebt 10 regio's nodig om te zorgen voor afstemming op een aantal beleidsterreinen. Ik zeg u echter toe dat minister Opstelten contact heeft met betrokkenen..

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik dank de minister-president voor deze toezegging. Ik zie dat de CDA-fractie, die dit aan de orde heeft gesteld, wat onrustig wordt. Ook in kringen van de coalitiefracties wordt men nu dus een beetje onrustig van deze afspraken. Dat is goed, daar is ook reden toe. Ik maak me wel een beetje ongerust over de uitleg van die nationale politie. Die zou namelijk haast gaan betekenen dat alle lokale wensen rond veiligheid helemaal gaan wegvallen en dat ergens in Den Haag een of ander superiemand de dienst gaat uitmaken. In dat geval komt er echt helemaal niets meer terecht van het veiligheidsbeleid van dit kabinet.

Minister Rutte:

Integendeel. Ik begrijp precies wat de heer Slob bedoelt. Dat is echt het laatste wat je wilt. Daarom houdt de burgemeester in het nieuwe bestel volledig zijn positie als verantwoordelijke voor de openbare orde en veiligheid en heeft justitie haar eigen lijnen. Maar hiermee bespaar je zo veel kosten, bijvoorbeeld op het terrein van backoffice, die nu zitten in die 25 verschillende manieren van aanpak en alle andere wijzen van geld verslinden, waaraan zo veel agenten op straat zich vreselijk ergeren. Ook wordt dadelijk een veel snellere en sterkere aansturing mogelijk. Maar dat debat zullen we nog verder voeren.

De heer Cohen (PvdA):

Voorzitter. Ik hoorde de premier net zeggen dat dit enorm veel districtscommissarissen gaat schelen en dat auto's nu eindelijk eens op eenzelfde manier zullen worden aangeschaft. Dat laatste is natuurlijk allang het geval. En er gaat echt geen commissaris weg. Ik hoop ook echt dat dit niet gebeurt, want dan weten de agenten op straat echt niet wat ze moeten doen; dat zul je toch echt moeten organiseren. Ik wil de minister op dit punt dus echt zeggen: pas hiermee op, ga niet doen alsof die hele politie straks op straat loopt; op die manier komt daar namelijk helemaal niets van terecht.

Minister Rutte:

De heer Cohen deelt toch wel met mij die ambitie om dat te bereiken? Of wil hij doorgaan met heel veel overhead?

De heer Cohen (PvdA):

Nee, ik waarschuw de premier er alleen voor dat hij met deze twee voorbeelden niet verder komt. Het eerste klopt namelijk niet, want auto's worden al gezamenlijk aangeschaft. Het tweede klopt ook niet, want die commissarissen zullen echt blijven. Natuurlijk zal er sprake zijn van minder overhead, maar de landelijke aansturing zal ook leiden tot problemen op plaatselijk niveau. Ik ben er niet van overtuigd dat dit vreselijk veel gaat oplossen.

Minister Rutte:

Ik constateer dat de heer Cohen en ik het er in ieder geval over eens zijn dat er heel veel synergievoordelen te behalen zijn met één nationale politie. En het is mij nog niet opgevallen dat alle politie in dezelfde auto rijdt; ik zie nog allerlei verschillende merken door elkaar rijden.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Er zijn zeker voordelen te behalen bij nationaal geregeld beheer; dat hoor je ook in het land, bij werkbezoeken. Tegelijkertijd hoor je overal in het land zorgen over de ruimte die zal overblijven voor lokaal maatwerk en lokale prioriteiten. Men ziet dat politieposten gaan sluiten, dat de politie eigenlijk steeds verder van de burger af komt te staan. Is de minister met mij eens dat juist op dat punt stappen moeten worden gezet, ook voor het veiligheidsgevoel en rechtsgevoel van de burger?.

Minister Rutte:

Het lokale bestuur wordt juist versterkt met de invoering van de nationale politie. Je wilt niet naar een Frans systeem, met agenten in een heel ander deel van het land. Het unieke van het Nederlandse systeem is dat agenten weten wat er speelt in een regio of gemeente, dat de burgemeester dat weet en dat er korte aansturingslijnen zijn. Juist het lokale gezag wordt dus versterkt.

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. Een paar opmerkingen. Onze volledige steun aan het stevig aanpakken van jongeren die zich op straat misdragen. We kunnen daar niet duidelijk genoeg in zijn. Aanpakken die handel, je blijft met je handen van andermans spullen en van anderen af. Laat daarover geen misverstand bestaan. Ook het aanpakken van de bureaucratie, het weghalen van de bonnenquota en het tot stand brengen van een nationale politie heeft onze steun. Ik heb echter heel goed naar de begroting gekregen en op het punt van de kwaliteit in de wijken ben ik bang dat er van die integratie niet zoveel terechtkomt. Ik hoop dat de minister van Veiligheid en Justitie erin slaagt om daarover meer duidelijkheid te geven. Ik denk dat dit een van de meest vage begrotingen is die er nu is. Er wordt een beetje geschoven met cijfers, maar daar gaat het niet om. Ik zoek naar de samenhang. In de wijken is het namelijk niet alleen mis met de veiligheid. Het gaat ook om de armoede, de segregatie, de kwaliteit van het onderwijs en de middelen die gemeenten hebben om te investeren in de kwaliteit van een buurt en buurtvoorzieningen. Op al die terreinen schiet het zo tekort. Ik zie in de hele begroting en heel het regeerakkoord geen enkele samenhang en nauwelijks beleid daarop. Ik hoop dat dat nu eens duidelijk gemaakt wordt want anders blijft het aanmodderen met goede bedoelingen, waar ik wel achtersta maar waarvan niets terechtkomt.

Minister Rutte:

De heer Roemer snijdt een terecht punt aan want er moet natuurlijk gezorgd worden voor samenhang. Dit kabinet maakt echter een zekere keuze. De beste wijze om in een wijk de levensstandaard te verhogen, naast veiligheid, is ervoor zorgen dat mensen aan het werk zijn. De kritiek van de partijen die nu onderhandeld hebben op een deel van de vorige aanpak was dat er te veel geld ging zitten in bijvoorbeeld die prachtige fontein die vlak naast het oude belastingkantoor gebouwd is in de Schilderswijk. Het is een schitterende fontein met een mozaïeken inleg die vele tienduizenden euro's heeft gekocht. Hoewel die fontein schitterend is, had ik liever dat type kosten gemaakt voor het aan het werk helpen van mensen en voor veiligheid. De heer Roemer heeft er echter gelijk in dat er samenhang tussen veiligheid, arbeidsmarkt en onderwijs nodig is. Dat verschilt echter van de wijkenaanpak die wij tot nu toe hebben gezien. Ik heb er altijd grote twijfels over gehad of het investeren in stenen de oplossing is van de problemen in de wijken.

De heer Roemer (SP):

Om andere redenen hebben wij daarop ook altijd veel kritiek gehad.

Minister Rutte:

Ja, dat klopt.

De heer Roemer (SP):

Ik zie echter niet dat het nu anders gaat worden. Woningcorporaties worden fors gekort waardoor zij in de praktijk niet in wijken, woningonderhoud en het tegengaan van segregatie kunnen investeren. Scholen wordt de pin op de neus gezet waardoor kleinschaligheid steeds moeilijker wordt, evenals presteren en echt iets voor de buurt betekenen. Gemeenten krijgen fors minder budget zodat zij minder kunnen investeren in die wijken. De echte werkloosheidsaanpak wordt steeds moeilijker gemaakt doordat heel grote groepen straks geen aanspraak kunnen maken op re-integratiegelden omdat het geld bij de gemeenten op is. Daarom heb ik er zo weinig vertrouwen in dat uw goede bedoelingen in de praktijk werkelijkheid worden; ik denk dat het een papieren werkelijkheid wordt.

Minister Rutte:

Dat gaan wij dus niet meemaken met elkaar. Ik weet dat u op dit punt in grote lijnen dezelfde visie hebt als het kabinet. Wij gaan er met elkaar voor zorgen dat uw zorg niet bewaarheid wordt. Ik ben ervan overtuigd dat wat wij aan het doen zijn – ook in de ministerraad op vrijdag wordt constant de verbinding gezocht tussen de minister van OCW en die van Veiligheid en Justitie, maar ook met de minister van SZW in relatie tot de aanpak van de woningcorporaties in de woningmarkt – gelijk is aan wat u zegt. Wij bekijken de zaken in samenhang. Op een aantal punten wijkt het af van de door u en dit kabinet bekritiseerde wijkaanpak die wij eerder hebben gezien. Dat gaan wij dan ook anders vormgeven. Ik deel echter uw zorg en ik meen dat wij dat geïntegreerd aan het oplossen zijn.

De heer Roemer (SP):

Ik blijf eraan twijfelen omdat u bij alle mensen en instanties die daaraan iets zouden kunnen doen – gemeenten, corporaties – geld weghaalt.

Minister Rutte:

Dat doen wij niet voor onze lol. Wij doen dat omdat wij een probleem moeten oplossen. Geld is niet altijd de oplossing.

De heer Roemer (SP):

Ik was bijna klaar met mijn laatste interruptie.

Minister Rutte:

Excuus.

De heer Roemer (SP):

Het is allemaal heel mooi en aardig, maar als gemeenten niet meer in staat worden gesteld om deze mensen daadwerkelijk te begeleiden naar werk, dan gaan zij dat zelf ook niet vinden al wordt hun honderdduizend keer verteld "het is uw verantwoordelijkheid, het is uw verantwoordelijkheid" en er vervolgens in hun uitkering wordt gesneden. Dat gaat voor veel mensen niet werken. Dit kabinet haalt daar de middelen weg. Als woningcorporaties niet meer in staat worden gesteld om te zorgen voor renovatie in de wijken en voor actief beleid voor segregatie, dan gaat het gewoon niet werken. Dan kunt u heel mooie bedoelingen hebben, maar dan ontbreken de middelen om het daadwerkelijk te gaan doen. Wij verschillen daarin duidelijk van mening. Kan de minister een doelstelling per stad of wijk formuleren? Wilt u zo ver gaan om dan te zeggen hoe wij dat gaan doen? Dat durft u niet, omdat u dat niet kunt.

Minister Rutte:

Nee, dat wil ik niet, omdat ik niet geloof in de tekentafel die de heer Roemer nu weer neerzet. Laten wij dat niet doen. De heer Roemer en het kabinet zijn het er met elkaar over eens wat wij met dit beleid willen bereiken. Ik zie dat hij zich zorgen maakt over de samenhang. Ik verzeker hem dat wij daaraan werken als kabinet, vanuit die samenhang, dus die is er. Dan begrijp ik zijn zorgen over de bezuinigingen.

Mijn overtuiging is het toch dat in de sector van de woningcorporaties geld echt niet het grootste probleem is. Er zit heel veel geld in die sector en men is ook zeer gemotiveerd om hieraan te werken.

Dan kom ik bij het volgende onderwerp, asiel, migratie en integratie. De heer Wilders heeft gevraagd wat wij gaan doen aan burgemeesters die weigeren mee te werken aan …

De heer Pechtold (D66):

Als het blok veiligheid klaar is, heb ik daarover nog een wat principiëlere vraag, ook in de opmaat naar de begrotingsbehandeling van de minister van Justitie. “Harder, harder, strenger, strenger” is een beetje het mantra van dit kabinet als het gaat om veiligheid. Nu blijkt dat wij in Nederland de afgelopen tien jaar even vaak een levenslange straf hebben opgelegd als in de halve eeuw daarvoor. Als het gaat om strenger straffen zijn wij in Europa koploper. Over het effect van werkstraffen en gevangenisstraffen is onlangs nog een rapport uitgekomen waaruit blijkt dat werkstraffen ervoor zorgen dat er tot 50% minder recidive is, omdat de gevangenis nu eenmaal de beste leerschool is om het nog een keer te gaan doen.

Ik zou via de minister-president graag een reactie van de minister van Justitie krijgen op het artikel dat in het Tijdschrift voor Criminologie is verschenen van Wernink en anderen. De minister-president is altijd aarzelend. Ik kan wel weer schriftelijke vragen stellen, maar ik zou het zo belangrijk vinden dat een begroting als die van Justitie ook het principe van wat werkt eens behandelt. Ik zou een reactie op dat artikel gewoon waarderen.

Minister Rutte:

Ik zie dat de minister van Veiligheid en Justitie dat toezegt. Overigens popel ik om een aantal inhoudelijke opmerkingen te maken, maar wij wachten maar eens even op zijn brief.

Dan kom ik bij het punt asiel, migratie en integratie en bij de vraag van uw collega de heer Wilders, wat het kabinet gaat doen aan burgemeesters die weigeren mee te werken aan de uitvoering van het vreemdelingenbeleid. Hij refereerde hier in het bijzonder aan burgemeester Bouwmeester van D66 van Coevorden, die in juli aan de politie opdracht heeft gegeven niet mee te werken aan de uitzetting van een Afghaans gezin.

De situatie is deze: dat minister Leers voor Immigratie en Asiel, die op dit moment in Brussel is, verantwoordelijk is voor de uitvoering van de Vreemdelingenwet. Dat betekent dus ook dat de politie wanneer zij optreedt, dat doet onder het direct gezag van de minister voor Immigratie en Asiel. De burgemeester is belast met de handhaving van de openbare orde. Als uitzetting of overplaatsing van een asielzoeker kan leiden tot verstoring van de openbare orde, is het de verantwoordelijkheid van de burgemeester om maatregelen te nemen om dat te voorkomen. Dit mag er niet toe leiden dat de opdracht van de minister niet wordt uitgevoerd.

Minister Leers heeft inmiddels de burgemeester van Coevorden geïnformeerd hoe de bevoegdheidsverdeling op het terrein van het vreemdelingenbeleid is geregeld. Om te voorkomen dat in de toekomst over die bevoegdheidsverdeling ook bij andere burgemeesters misverstanden zouden kunnen ontstaan, gaat een brief hierover van de minister voor Immigratie en Asiel naar alle burgemeesters. Hiermee is het instrumentarium geregeld en is dus een korting op het Gemeentefonds niet nodig, omdat dit feitelijk al helemaal is verankerd.

Dan een korte reactie op het initiatiefvoorstel voor een referendum over de invoering van een minarettenverbod. Ik heb al iets gezegd over de opvattingen in christendemocratische en liberale kring, tegen de achtergrond van de representatieve democratie, over het referendum. Van een minarettenverbod is deze coalitie geen voorstander, nog even los van de vraag of dat dan via een referendum zou moeten, omdat het in onze ogen geen recht doet aan de wezenlijke beginselen als de lokale autonomie van gemeenten en de gelijke behandeling bij de ontwikkeling en handhaving van bouwvoorschriften.

Dan heeft de heer Wilders voorgesteld om nieuwe asielzoekerscentra voortaan alleen te bouwen in plaatsen waar links in de meerderheid is. Dat is in steeds minder plaatsen het geval, zou mijn eerste reactie zijn, maar los daarvan gaan wij het voorstel niet uitvoeren.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Even terug naar het vorige punt. Goed om te horen dat dit kabinet ook geen voorstander is van het initiatiefwetsvoorstel. Is de minister-president het met mij eens dat een referendum ook strijdig zou zijn met artikel 1 van de Grondwet, waarin wij immers de vrijheid van godsdienst hebben vastgelegd?

Minister Rutte:

Je krijgt dan een hele ingewikkelde discussie over de vraag of de minaret wel of niet valt onder de vrijheid van godsdienst. Dat zou heel goed kunnen. Daarover zou je de Raad van State advies moeten vragen. Ik heb gekeken waar het in ieder geval mee in strijd is. Dat is de autonomie van de gemeenten op het gebied van de bouwvoorschriften en de gelijke behandeling bij de ontwikkeling daarvan. Of het in strijd is met artikel 1 van de Grondwet, weet ik ook niet zeker. Dan zouden we moeten bekijken hoe het precies zit. Het zou ermee kunnen schuren. Dat risico is levensgroot aanwezig. Het is echter geen verbod op moskeeën, het is een verbod op minaretten. Wij weten natuurlijk wat de indiener eigenlijk wil, maar dat mag je er niet uit afleiden.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Het is goed om te horen dat de premier door heeft wat de indiener eigenlijk wil en dat wij een duidelijke streep trekken: wij hebben geen behoefte aan referenda die haaks staan op onze Grondwet. Die kans is niet alleen heel groot, maar kan al een uitgemaakte zaak genoemd worden. Dank voor deze helderheid.

De heer Cohen (PvdA):

Dit is een enorm armzalig antwoord van de minister-president. Het wordt nog armzaliger als je hem hoort zeggen dat wij natuurlijk weten wat de indiener echt wil. Het zou mooi zijn als de minister-president dan ook een antwoord zou geven op wat de indiener echt wil.

Minister Rutte:

Ik ben tegen een verbod op de bouw van moskeeën en ik neem aan dat de heer Cohen dat ook is. Wij hebben in Nederland vrijheid van godsdienst en dat betekent dat mensen die een geloof hebben, dat moeten kunnen uitoefenen.

De heer Cohen (PvdA):

Dat zei ik niet.

Minister Rutte:

Het gaat over een minarettenverbod. Dit is heel slim en handig door de PVV-fractie geformuleerd. Naar ik begrijp heeft woordvoerder Van Klaveren daar de hele zomer aan gewerkt. De PVV heeft dat heel slim en handig gedaan. Daar is veel tijd ingestoken. Dit is zodanig geformuleerd dat het hele minarettenverbod lijkt weg te blijven van de vrijheid van godsdienst. U verbreedt het. Wij zijn het volkomen eens. Wij leven gelukkig in een land waarin islamieten hun moskeeën kunnen bouwen, christenen hun kerken, joden hun synagogen en overige gelovigen hun godshuis.

Ik kom op de zorg.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Het gaat opeens razendsnel. Ik had nog een vraag over asiel en migratie. Minister Leers heeft deze week voor het eerst iets hoopgevends gezegd. Hij heeft namelijk gezegd dat het onzinnig is om het kabinet af te rekenen op aantallen niet-westerse migranten, want er zijn altijd ontwikkelingen van buitenaf. Als een land in crisis is, moet Nederland mensen uit dat land opnemen, aldus minister Leers. Is dit nieuw kabinetsbeleid?

Minister Rutte:

Dit is in lijn met de regeringsverklaring en het debat dat wij naar ik meen in januari hebben gevoerd over de instroomcijfers asiel en migratie. Het gedoogakkoord is daarover volstrekt duidelijk. Daarin staan allerlei maatregelen. Die maatregelen op zichzelf zijn het doel voor het CDA en de VVD, want deze partijen zeggen: je moet gewoon een strikt asiel- en migratiebeleid voeren, zonder dat dit leidt tot een bepaalde vermindering of vermeerdering van de instroom.

Wij hebben wel met ons drieën, dus ook de PVV, vastgesteld dat de feitelijke uitkomst van deze maatregelen zal zijn dat de instroom zal dalen, zelfs zeer aanzienlijk. De PVV heeft op basis van cijfers gezegd – daar hebben wij ook een heel debat over gevoerd – dat het weleens kan oplopen tot 50%. Het CDA en de VVD hebben gezegd dat dit heel wel mogelijk is. Die vermindering is voor het CDA en de VVD echter geen doelstelling van beleid. Minister Leers heeft het precies goed geformuleerd, maar het feitelijke effect zal zijn dat de instroom vermindert.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Als dat het feitelijke effect zal zijn, is de vraag aan de minister-president waarom dat effect dan niet zichtbaar is in de begroting van minister Leers.

Minister Rutte:

Dat heeft minister Leers ook uitgelegd. De begroting gaat uit van de situatie waarin de maatregelen nog moeten worden geïmplementeerd. Dat betekent dat in de volgende begroting de effecten zullen staan van deze maatregelen waar dan hopelijk de meerderheid van de Kamer "ja" tegen zal hebben gezegd.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Dit is een heel vreemde gang van zaken. Neem de plannen voor het persoonsgebonden budget. Die waren nog niet uitgewerkt, maar de effecten waren al wel ingeboekt. Overigens bleken die effecten boterzacht. In dit geval hebt u allemaal concrete plannen, maar boekt u nog geen effecten in. U lijkt er nu voor weg te lopen, maar minister Leers heeft in Nieuwsuur gezegd: het gaat het kabinet niet om aantallen, het kan goed zijn dat wij een stabiele instroom houden. Wat is het nu, minister-president, gaat u voor een substantiële daling? Dan moet u dat ook zichtbaar maken in de begroting. Of zegt u: nee, het gaat dit kabinet niet om de aantallen, het gaat ons erom dat Nederland altijd openstaat voor mensen uit landen waar een crisis is en aantallen zijn van secundair belang? Het is een van beide.

Minister Rutte:

Ik heb zo-even het antwoord gegeven. Ik zal het opnieuw proberen, want door mijn wijze van formuleren is het antwoord kennelijk niet duidelijk geworden. Het CDA, de VVD en de PVV zijn het eens geworden over een pakket maatregelen waarvan het CDA en de VVD zeggen dat zij die noodzakelijk vinden omdat het belangrijk is om een stringent asiel- en migratiebeleid te voeren. Op asielterrein pak je daarbij je faire aandeel van asielzoekers die naar Europa komen, zonder gekke Henkie te zijn. Op het terrein van gezinsmigratie, huwelijksmigratie, zorg je ervoor dat je zo veel mogelijk een stop zet op de instroom van migranten die direct afhankelijk worden van de overheid. Je wilt mensen hebben die zo snel mogelijk op eigen benen kunnen staan. Dat is een heel pakket aan maatregelen. Dat pakket is een doel op zichzelf voor de VVD en het CDA. Zo staat het in de stukken. De PVV heeft nog een ander doel. Zij wil namelijk minder instroom. Met zijn drieën hebben wij geconstateerd dat de maatregelen die wij hebben opgeschreven, hoewel een vermindering van de instroom geen doel op zichzelf is voor het CDA en de VVD, wel zo'n vermindering als uitkomst zullen hebben. Dat zijn de afspraken die wij hebben gemaakt. In de begroting van Leers staan die verminderde cijfers nog niet, om de simpele reden dat de maatregelen nog door deze Kamer moeten worden behandeld. Het verschil met het pgb is dat de maatregelen niet direct samenhangen met bezuinigingen. Daarom is het ook niet noodzakelijk om er nu trendmatige voorspellingen over te doen die te maken hebben met wat je moet inboeken in de stukken van de begroting. Dat is het grote verschil met het pgb.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Dat is toch uiterst merkwaardig, want dit is een heel belangrijk terrein voor dit kabinet, waarop geleverd zal moeten worden. Het kabinet heeft daarvoor allerlei maatregelen in petto, maar het vergeet gewoon om daarvoor effecten in te boeken in de begroting. Dat is bizar. De betrokken minister gaf daaraan een hoopgevende uitleg door te zeggen dat het dit kabinet niet om aantallen gaat en dat Nederland altijd wil openstaan in de wereld als het nodig is. Maar de minister-president probeert het nu toch allemaal aan elkaar te lijmen. Zo werkt het niet. Als de minister-president denkt dat de maatregelen effecten hebben, moet hij ze nu inboeken. Ik vraag hem dan ook om dat alsnog te doen en de Kamer in de loop van deze dag alsnog de informatie over de verwachte effecten te doen toekomen.

Minister Rutte:

Ik heb nu twee keer geprobeerd om, met steeds andere uitleg, de fractievoorzitter van GroenLinks uit te leggen hoe het zit, maar zij haalt opnieuw allerlei dingen door elkaar. Ten eerste zegt zij dat de heer Leers geen cijfers kan inboeken wat betreft de daling, terwijl dat niet kan omdat de maatregelen eerst door de Kamer moeten worden behandeld. Ten tweede heeft de heer Leers gezegd – en dat klopt – dat voor het CDA en de VVD niet als doel geldt dat de aantallen moeten dalen. Wel hebben wij met zijn drieën geconstateerd dat dit wel het feitelijke effect zal zijn van de maatregelen. Mooier kan ik het niet maken.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Maar verwarrender kan de minister-president het kennelijk wel maken. Als hij zich maatregelen voorneemt, presenteert hij altijd effecten. Daarbij maakt het niet uit of de Kamer de maatregelen al dan niet heeft behandeld. Ik daag de minister-president uit om vandaag de gegevens over de verwachte effecten te leveren. Anders kan ik niet anders dan constateren dat de minister-president de kop in het zand steekt omdat hij kennelijk nog even geen problemen wil met zijn gedoogpartner.

Minister Rutte:

Ten eerste zit er geen financiële inboeking op de lagere instroom die wij hebben ingeboekt in de stukken van de Miljoenennota. Om die reden hoeft het dus al niet. Ten tweede is dit geen bedoeling van het beleid voor het CDA en de VVD. Het is echter wel de verwachte uitkomst van het beleid, zelfs een zeer aanzienlijke daling van de instroom.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Voorzitter.

De voorzitter:

Nee, mevrouw Sap, dat is vijf keer. Dat gaat niet helpen.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ik ben bereid om de volgende interruptie in te leveren, voorzitter. Nog één keer.

De voorzitter:

Nee, mevrouw Sap, u herhaalt zich. Gaat u straks het verslag even rustig lezen, want dit wordt precies dezelfde gedachtewisseling. Dan speel ik mevrouw Sap en ook nog de minister-president.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ik vraag de minister-president, als allerlaatste afronding, waarom hij effecten presenteert als die effecten helemaal niets zeggen. Dat is mij een groot raadsel.

Minister Rutte:

Wij hebben dit debat gevoerd bij de regeringsverklaring en bij het debat over de cijfers. Het is een letterlijke herhaling van die twee debatten, en ik voorzie – ik begin ook voorspellende gaven te ontwikkelen – dat het nog wel een paar keer zal gebeuren.

De heer Pechtold (D66):

Ik denk dat ik mevrouw Sap en de minister-president wel kan helpen, want er zit een waarheid in het verhaal van beiden. De minister-president heeft gelijk dat er misschien nog geen effect te merken is op de bezetting van de centrale opvang van de afgelopen jaren. Wel kan ik hem zeggen dat wij er tot augustus van dit jaar zo'n 18.500 mensen hebben zitten, terwijl het er in alle jaren daarvoor rond de 21.000 à 22.000 waren. Daar gaan wij dus overheen. Wel een effect van beleid is dit: onder minister Leers zijn er dit jaar 4410 asielaanvragen goedgekeurd, tegenover 4160 vorig jaar. Dat laat zien dat het er over dezelfde periode veel meer zijn. Dat komt bijvoorbeeld door de heel zinvolle maatregel dat verwesterste Afghaanse meisjes mogen blijven. De minister-president mag gelijk hebben dat het in de opvang nog niet is te zien. Als je kijkt naar de goedgekeurde asielaanvragen, zie je echter wel degelijk dat dit niet alleen het beleid is, maar dat de minister – ik kijk hierbij maar even naar de grote gedoger – wat dat betreft gelukkig gewoon vasthoudt aan een humaan asielbeleid.

Minister Rutte:

Ook de zegenrijke effecten van de afspraken die we hebben gemaakt in het gedoog- en regeerakkoord zijn nog lang niet allemaal door de Kamer behandeld. Dat geeft nog maar eens aan hoe goed die maatregelen zijn.

De heer Pechtold (D66):

Premier Rutte liep zojuist een beetje weg bij het debat met mevrouw Sap over de opvang. Dat daarin het beleid nog niet doorklinkt, snap ik heel goed. Maar het is goedgekeurd door de minister.

Minister Rutte:

Het is toch binnen de wet? De minister werkt toch volgens de wet? We hebben allerlei maatregelen in het regeerakkoord staan over het stapelen van asielaanvragen. Die moeten allemaal nog worden geëffectueerd.

De heer Pechtold (D66):

De eerste maatregel die genomen is, betrof westerse Afghaanse meisjes. Deze maatregel is zelfs een oprekking.

Minister Rutte:

Het ging niet om duizenden meisjes.

De heer Pechtold (D66):

Het parlement controleert op basis van de maatregelen uit het eerste jaar. Genoemde maatregel heeft als effect dat verwesterde Afghaanse meisjes mogen blijven. Deze oprekking vind ik prima. Dat komt neer op realiteitszin. Laten we doorgaan op die humane weg. Overigens ben ik het helemaal met premier Rutte eens dat we streng moeten zijn. Het beeld was dat we de instroom substantieel zouden terugdringen, met 50%. Daar is niets van terechtgekomen, sterker nog, het beleid is met de eerste maatregel eerder versoepeld dan versterkt.

Minister Rutte:

Ik had nooit verwacht dat de heer Pechtold van D66 het asiel- en migratiebeleid van dit kabinet zou ondersteunen. Dit is echt de omkering van alle waarden! Maar ik daag de heer Pechtold uit om daarmee door te gaan. Ik wijs op de vijf wetsvoorstellen die het kabinet afgelopen vrijdag heeft geaccordeerd over de aanscherping van immigratie en op alle wetsvoorstellen over het aanscherpen van het asielbeleid die er nog aankomen en al in de Kamer liggen. Al deze voorstellen zullen ertoe leiden dat, in de ogen van CDA en VVD, de zaak wordt aangescherpt. Voor de PVV zal het leiden tot een daling van de instroom. Ik daag de heer Pechtold uit om ook die zegenrijke voorstellen van zijn zegenrijke steun te voorzien.

De heer Pechtold (D66):

Dan belt de premier toch echt op het verkeerde moment. Daar zullen wij niet thuis voor geven. Wij staan voor het sinds Paars II ingevoerde strenge asielbeleid. Dat is een rechtvaardig beleid. Daar is veel retoriek overheen gekomen. Maar als je naar de cijfers en naar het beleid kijkt, dan zie je geen massa-immigratie, hooguit massahysterie over massa-immigratie. Ik wens de heer Leers heel veel succes, maar wij houden ons vast aan Eurocommissaris Malmström, die de komende jaren dat rabiate beleid rustig uit de Europese agenda drukt. Ik wens de premier veel succes, maar ik zou mijn tijd beter besteden.

Minister Rutte:

Nou dacht ik dat de heer Pechtold en ik het eens konden worden en dan komt hij met zijn Eurocommissaris aanzetten! Dat is nou jammer.

De heer Slob (ChristenUnie):

De minister-president beroept zich ook bij het asielbeleid op onze wetgeving. Dat is natuurlijk terecht. Wet is wet. De wet moet nageleefd worden, maar achter de wet en achter de problematiek gaan natuurlijk wel mensen schuil en heel schrijnende situaties. In april van dit jaar heeft Kambiz Roustayi op de Dam in Amsterdam zichzelf in brand gestoken. Dat is ontzettend triest, het ergste wat je je maar kunt voorstellen. Deze persoon werd met de wet geconfronteerd en zag geen andere uitweg dan deze. Ik zeg dit niet om dit op het bordje van premier Rutte te leggen, maar het is wel in ons land gebeurd. Misschien is het goed dat we de naam van deze man in dit parlement eens uitspreken.

Er zijn meer voorbeelden. Ik weet dat de minister-president geen uitspraken zal doen over individuele personen, maar ik noem wel de zaak rond Mauro, de Angolese asielzoeker. Deze jongeman is al negen jaar in Nederland. Hij is hier als ama gekomen, is in een pleeggezin opgenomen en heeft opleidingen gevolgd. Nu moet hij ook het land uit. Ik vraag de minister-president niet om nu uitspraken te doen over deze zaak. Ik weet dat de minister al heeft gezegd dat hij het land uit moet. Ik vraag de minister-president om de ruimte die hij wel heeft in wetgeving en discretionaire bevoegdheden maximaal te benutten voor dit soort mensen, die we in ons land heel goed kunnen gebruiken en die hier al een plekje hebben. Zij zijn hier al helemaal ingeburgerd en hebben helemaal niets meer met het land waar zij vandaan komen. Ik doe een beroep op het sociale hart van dit kabinet.

Minister Rutte:

Het draagvlak onder ons migratie- en asielstelsel valt en staat met grenzen stellen en grenzen handhaven. Er is al verwezen naar de wet die de heer Cohen als staatssecretaris tijdens Paars II in de Kamer heeft verdedigd. Daarmee is de instroom inderdaad enorm teruggelopen. Tegelijkertijd is er in de samenleving nog steeds spanning over dit onderwerp. De instroom is nog steeds behoorlijk. Daarom moet je grenzen stellen en grenzen handhaven. Op het terrein van immigratie neemt het kabinet vooral maatregelen wat betreft gezinsmigratie, huwelijksmigratie et cetera. We doen ook nog een aantal dingen op het terrein van asiel, bijvoorbeeld ten aanzien van het stapelen van asielaanvragen of het weggooien van een paspoort. Op dat soort punten nemen we ook aanvullende maatregelen. Het hele draagvlak valt of staat echter met afspraak is afspraak, grenzen stellen en grenzen handhaven. Dit is een van de zwaarste portefeuilles omdat het altijd over mensen gaat en het dus heel persoonlijk is. Dat weten de heer Cohen, de heer Leers en anderen die deze portefeuille hebben gehad. Je kunt echter niet afwijken van de afspraken als je daarmee weer hele groepen extra binnen laat komen en daarmee het draagvlak verder versmalt.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik ben het daar helemaal mee eens, met één uitzondering. Voor grenssituaties heeft de minister de bevoegdheid gekregen om discretionair te kunnen zijn. We hebben heel veel kritiek gehad op mevrouw Verdonk toen zij minister was, maar zij heeft daar heel vaak gebruik van gemaakt. Ik hoorde deze week de huidige minister voor asielzaken dit zelfs als een verwijt aan mevrouw Verdonk gebruiken. Ze werd daarmee in de hoek gezet: dat was de minister die zo vaak gebruikmaakte van de discretionaire bevoegdheid. Ik roep het kabinet op om dat niet te doen, maar de discretionaire bevoegdheid wel toe te passen waar het kan. Het voorbeeld van Mauro is heel treffend, omdat het om iemand gaat die volledig in de Nederlandse samenleving is opgenomen. Hierin kan het kabinet echt het verschil maken. Ik roep de minister-president op om dat gewoon te doen.

Minister Rutte:

Ook dit kabinet en deze minister maken natuurlijk gebruik van hun discretionaire ruimte wanneer de dossiers daartoe aanleiding geven. Ik ga nu echter niet in op concrete dossiers.

Ik zal nu ingaan op de zorg. Daarover maak ik eerst een paar inleidende opmerkingen, waarna ik de vragen zal beantwoorden. Eigenlijk hebben we dit debat zojuist al gevoerd toen we in het kader van het sociaaleconomische beleid spraken over het pgb. De cijfers zijn overtuigend. Ook tijdens deze kabinetsperiode zullen de zorguitgaven met 15 mld. toenemen. Toen ik in de politiek begon, in 2002, gaven we in Nederland 45 mld. uit aan de gezondheidszorg. Aan het einde van deze kabinetsperiode zal dat zijn opgelopen naar 75 mld. Toen ik in 2002 begon, gaven we 60 mld. uit aan de sociale zekerheid. Aan het einde van deze kabinetsperiode zal dat zijn opgelopen tot 67 mld. Met andere woorden: de uitgaven aan gezondheidszorg zijn dan over de uitgaven aan sociale zekerheid heen gesprongen, en ze groeien verder. We moeten dus maatregelen nemen om die oplopende kosten onder controle te krijgen, ook in het belang van het draagvlak voor het stelsel. Daarbij moeten kwaliteit en veiligheid hand in hand gaan. Het kabinet zet ook specifiek in op het grote vraagstuk van de ouderenzorg, temeer relevant gezien het feit dat wij in Nederland steeds ouder worden, wat op zich goed nieuws is, en er dus meer ouderen komen.

De uitgangspunten daarbij zijn aan de ene kant de eigen verantwoordelijkheid en de kracht van mensen, die we onder andere laten terugkomen in de zorginstellingenbeginselenwet, en aan de andere kant de ruimte voor zorgverleners en zorgondernemers, waarmee ook in de zorg winstuitkeringen mogelijk moeten worden, en een vereenvoudiging van indicaties. Met andere woorden: een groot aantal hervormingen op het terrein van het stelsel van de gezondheidszorg en in het bijzonder de ziekenhuizen. Tegen die achtergrond wil ik een aantal vragen beantwoorden.

Er zijn vragen gesteld over ouderenmishandeling en de ouderenzorg. In het regeerakkoord, maar vooral in het gedoogakkoord, staat dat het kabinet streeft naar een verbetering van de ouderenzorg. Daarvoor is vanaf 2012 structureel ruim 850 mln. vrijgemaakt. Hiervoor kunnen 12.000 extra medewerkers aan het werk. Inmiddels heeft de staatssecretaris van VWS een bestuurlijk convenant gesloten. Daar zijn de werkgevers in de zorg, de beroepsverenigingen en de zorgverzekeraars bij betrokken. In het convenant is vastgelegd dat het de ambitie is om uiterlijk op 31 december 2013 12.000 extra mensen te hebben aangenomen of in opleiding te hebben. Als nulmeting geldt 1 januari 2012. Er is ook afgesproken dat de voortgang voor het bereiken van deze doelstelling wordt gemeten en dat daarover aan de Kamer wordt gerapporteerd. Naast extra investeringen worden in het convenant ook afspraken gemaakt over het terugdringen van administratieve lasten. Op 30 maart jongstleden, zo zeg ik tegen de heer Wilders, is het actieplan Ouderen in veilige handen aan de Tweede Kamer aangeboden. De staatssecretaris van VWS heeft tien concrete acties uitgewerkt om ouderenmishandeling te bestrijden, waaronder de invoering van een verklaring omtrent het gedrag, training en opleiding en ondersteuning bij ontspoorde mantelzorg.

Ouderen in afhankelijke posities dienen in dit land gewoon beschermd te worden. Ouderen moeten zich veilig voelen en zij moeten veilig zijn. Dat is het uitgangspunt en ik denk dat dit breed gedeeld wordt in de Kamer. De uitvoering van het plan is inmiddels voortvarend ter hand genomen. De staatssecretaris heeft bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg op 15 juni het Meldpunt Ouderenmishandeling in de zorg geopend. Tot nu toe zijn er 40 meldingen ontvangen. Verder is de ontwikkeling van de toolkit voor vrijwilligers van start gegaan. De voorlichtingscampagne daartoe start in 2012. Voor de uitvoering wordt per jaar structureel 10 mln. beschikbaar gesteld. In 2011 is daarvan 5 mln. eenmalig beschikbaar gesteld aan centrumgemeenten voor deskundigheidsbevordering bij steunpunten, het verbeteren van de backoffice en het leggen van verbindingen met andere beleidsterreinen zoals huiselijk geweld en mantelzorg.

De heer Roemer heeft een vraag gesteld over het feit dat een groeiende groep Nederlanders het zich überhaupt niet meer zou kunnen permitteren om een aanvullende verzekering af te sluiten. Via politieke besluitvorming stelt dit kabinet de omvang van het basispakket vast. Daarbij gaan er zaken uit het pakket, maar het pakket wordt in deze Kamer altijd geactualiseerd met nieuwe behandelingen voor verzekerde zorg. Het kabinet streeft ernaar om het pakket zo samen te stellen dat wat noodzakelijk verzekerd moet worden, verzekerd is en dat daarbij gezekerd is dat er een goede toegang is. De zorgtoeslag die jaarlijks wordt aangepast op basis van de verwachte ontwikkeling van de nominale premie draagt daar natuurlijk aan bij. Of mensen daarbovenop nog een aanvullende verzekering afsluiten, is hun vrije keuze. De burger is daarbij zelf verantwoordelijk om zorg te dragen voor een gezond gebit en dient zelf een afweging te maken over de bekostiging van tandheelkundige zorg. Ondanks de bezuinigingsdruk is ervoor gekozen om het uitgebreide jeugdpakket voor de mondzorg te behouden. Daarmee heeft elk kind tot achttien jaar kosteloos toegang tot een integraal pakket van preventieve en curatieve mondzorg.

Door onder andere de heren Van der Staaij en Slob is gevraagd of de positie van mantelzorgers niet kan worden verbeterd. Ik kan toezeggen dat het kabinet bereid is om in een brief het bestaande beleid rond de mantelzorg op een rij te zetten, zodat er een overzichtelijk beeld bestaat van de huidige situatie. Daarover kan dan een debat met de Tweede Kamer plaatsvinden.

De heer Roemer (SP):

Met stijgende verbazing moet ik blijven constateren dat de minister-president wel heel weinig kijk heeft op wat er in de samenleving daadwerkelijk rond de toegankelijkheid van de zorg speelt. De toegankelijkheid van de zorg wordt voor steeds meer mensen echt fundamenteel uitgekleed. We hebben het hier weer over in wat voor samenleving we willen leven. Voor een beetje fatsoenlijke gebitsbehandeling ben je al € 600 kwijt. Voor veel mensen is dat echt een stap te ver. Als je zorg vraagt, krijg je daarna de rekening gepresenteerd: eigen risico's en eigen bijdrage. Voor veel mensen is dat gewoon een groot probleem. De toegang tot de zorg kleden we beetje bij beetje uit. Ik erken dat we een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben om iets aan de zorgkosten te doen, maar de keuzes die dit kabinet maakt, hebben tot gevolg dat steeds meer mensen niet de zorg krijgen die anderen met een wat dikkere portemonnee zich wel kunnen veroorloven. Dat is een fundamenteel verschil van mening tussen mij en dit kabinet. Ik neem dat dit kabinet zeer kwalijk. Dit is wederom niet mijn samenleving.

Minister Rutte:

Ik heb dit debat nu een aantal keren met de heer Roemer mogen voeren, ook vandaag. Ik heb erop gewezen dat de zorgkosten ontploffen. Die nemen wij als kabinet voor onze kap: 15 mld. erbij in de komende vier jaar. Ik heb ook gewezen op het besef dat het niet in die mate kan doorgaan en dat we maatregelen moeten nemen om dat af te remmen. Er moeten moeilijke keuzes worden gemaakt. Ik constateer – en dat moet ik toch maar in alle scherpte van het debat doen – dat er uit de hoek van de Socialistische Partij eigenlijk geen weerwoord op komt. Eigenlijk zegt de SP, zo versta ik de heer Roemer tenminste, dat de kosten maar gewoon door moeten lopen en dat daar geen rem op mag. Iemand met een modaal inkomen is in Nederland tussen de € 3000 en € 5000 netto per jaar kwijt aan gezondheidszorg. Dat is zo'n € 400 per maand aan zorgpremie en AWBZ-premie via de werkgever. Op een modaal bruto jaarinkomen van € 33.000 praat je dus over € 3000 tot € 5000 netto per jaar. Dat gaat dus stijgen, stijgen, stijgen!

De heer Roemer (SP):

Ik maak hier bezwaar tegen.

Minister Rutte:

Ik ben nog even bezig.

De voorzitter:

Mijnheer Roemer, de minister-president spreekt.

De heer Roemer (SP):

De minister-president legt mij woorden in de mond die fundamenteel onjuist zijn. Ik maak hier echt een punt van. Als de minister-president de moeite had genomen om al onze rapporten en al onze voorstellen van de afgelopen jaren, ook over kostenbeheersing, te bestuderen, had hij deze opmerking niet gemaakt. Het is de zoveelste keer dat de minister-president mij en mijn fractie in een hoek wil zetten waar wij niet thuishoren. Wij zeggen nooit nee, zonder een alternatief voor te leggen. Ik vind dit een serieus punt. Dit moet nu echt een keer afgelopen zijn.

Minister Rutte:

Ik ben op dit punt nu echt wel klaar met de heer Roemer. Als hij mij niet laat uitpraten, heb ik ook geen zin meer om te antwoorden. Laten wij maar naar het volgende punt gaan. Ik ben bezig met een antwoord, maar de heer Roemer interrumpeert mij. Hij is dus niet geïnteresseerd in het antwoord. Dus: klaar!

De voorzitter:

Wij drinken allemaal een slok water.

Minister Rutte:

Voorzitter, u speelt daar ook een rol in. U laat dit gewoon gebeuren.

De voorzitter:

Ik probeerde de heer Roemer te overtuigen ...

De heer Roemer (SP):

Als de minister-president ...

De voorzitter:

Mijnheer Roemer, nu doet u het bij mij ook. Ik probeerde u net te verzoeken om de minister-president even te laten uitspreken, maar dat deed u niet. Wij zeggen allemaal wel eens dingen waar de ander het niet zo mee eens is. Het is misschien toch een goed plan om te luisteren, ook als de antwoorden ons niet bevallen. De minister-president heeft vast ook wel eens moeite met de vragen.

Minister Rutte:

Ik doe een poging om het gesprek weer op te pakken. De heer Roemer zegt dat hij wel met voorstellen is gekomen. Hij maakt, mijns inziens, een karikatuur van het kabinetsbeleid. Dat mag hij doen, want hij maakt deel uit van de oppositie. Mag ik hem dan ook vragen om af en toe iets van die voorstellen te laten doorklinken in zijn weerwoord? Hij beweert namelijk dat hij voorstellen gedaan heeft. Ik heb die voorstellen gewoon niet gevonden, maar hij zegt dat die er zijn. Kan de heer Roemer twee of drie voorbeelden geven van de manier waarop hij probeert om de kostenstijging onder controle te houden?

De heer Roemer (SP):

Met liefde en plezier. Ik zal ze allemaal herhalen, maar ik noem nu het voorbeeld van de marktwerking in de ziekenhuiszorg. De afgelopen jaren is die gestegen van 6% à 7% naar 10%. De marktwerking heeft ertoe geleid dat de kosten alleen maar omhoog zijn gegaan. Wij hebben daarvoor tegenvoorstellen gedaan. Wij hebben voortdurend tegenvoorstellen gedaan op het vlak van grootschaligheid en kleinschaligheid. Op het terrein van de farmaceutische industrie hebben wij voortdurend tegenvoorstellen gedaan. Wij hebben voortdurend voorstellen gedaan voor artsen in loondienst. De stapel voorstellen is zo hoog. Vanaf 1994 hebben wij continu voorstellen gedaan niet alleen om de zorgkosten beheersbaar te maken, maar ook om de zorg gelijktijdig toegankelijk te houden voor iedereen. De minister-president mag wel boos zijn dat ik hem niet laat uitspreken, maar als hij hier onwaarheden vertelt, moet hij het niet gek vinden dat ik daar direct op reageer.

Minister Rutte:

Ik ga terug naar de feiten. Het is goed om een inhoudelijk debat te voeren. Het om zeep helpen van de zeer beperkte marktwerking in de gezondheidszorg leidt tot een aanzienlijke kostenstijging. Dat zeg ik niet alleen; dat zeggen alle deskundigen. De kosten stijgen al met zo'n 15 mld. en dat zal dan alleen maar doorgaan. Ik ben blij dat wij nu een debat over de inhoud voeren en even weg zijn van de beelden over en weer en van de etiketten die wij elkaar proberen op te plakken. Het is heel goed om naar de inhoud te gaan. Ik stel echter wel vast dat het voorstel van de heer Roemer alleen maar tot extra kostenstijging leidt.

De heer Roemer (SP):

Ik geef een ander voorbeeld: het overgaan tot een inkomensafhankelijke zorgpremie waardoor wij de hele bureaucratie van de zorgtoeslagen weg kunnen halen. Dit is doorgerekend door het Centraal Planbureau en het levert een bezuiniging op van 4,2 mld.

Minister Rutte:

Dat is toch alleen maar lastenverzwaring? Dat heeft toch niets te maken met het inperken van de kosten van de gezondheidszorg. Dat heeft te maken met de toeslag die je aan mensen geeft om uiteindelijk iets te korten op de premies en niets met de groei van de zorguitgaven met 15 mld. Dat staat totaal los van elkaar.

De voorzitter:

Mijnheer Roemer, de minister-president stelt u een vraag.

De heer Roemer (SP):

Dit heeft er alles mee te maken. Wij halen namelijk de hele bureaucratie, het rondpompen van geld, alleen daar al weg.

Minister Rutte:

Daar geef ik 100 mln. voor.

De heer Roemer (SP):

Ik zeg niets meer. Hij laat mij niet uitpraten.

De voorzitter:

Als wij dat kunnen afspreken. Voordat de heer Roemer zich bedenkt, ga ik naar de heer Van der Staaij.

Minister Rutte:

Ik geef de heer Roemer voor dat laatste 100 mln. Daarmee los je echter niet de kostenstijging van 15 mld. op. Echt niet!

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik weet dat de minister-president er na dit soort interruptierondes weer naar uitziet om wat toezeggingen te doen, zodat het debat weer een wat zonniger karakter krijgt. Daarom meld ik mij even met het onderwerp mantelzorg. Naar aanleiding van vragen van de heer Slob en mij over de positie van de mantelzorger gaf de minister-president al aan dat hij bereid is om met een brief te komen. In die brief zou die positie uiteengezet worden. Het is mijns inziens van belang om ook de pijnpunten in beeld te brengen. We hebben allerlei berichten gehad over de manier waarop dit uitpakt door een combinatie van belastingstelselmaatregelen op zorggebied en op het terrein van sociale zaken. Is de minister-president bereid om de pijnpunten in beeld te brengen en te bekijken hoe die kunnen worden weggenomen?

Minister Rutte:

Ja. We komen met een brief waarin ook staat wat het recentste kabinetsbeleid op dit punt betekent. Ik ga nog niet toezeggen dat dit zal leiden tot beleidsaanpassingen, maar we zullen ten minste kunnen zien hoe de mantelzorg er voorstaat en wat de impact van het kabinetsbeleid daarop is. Daarna kunnen we hierover debatteren.

De heer Van der Staaij (SGP):

Maar wat gebeurt er als er echte knelpunten zijn? De minister-president heeft vanmorgen gezegd dat het niet zo gek is om enige mantelzorg van mensen te verlangen en dat niet alle mantelzorg kan worden betaald uit het persoonsgebonden budget. De vraag is echter of je bijvoorbeeld niet fiscaal wordt afgestraft omdat je gedurende de uren die je aan mantelzorg besteedt, niet beschikbaar bent voor de arbeidsmarkt. Kortom, ik neem aan dat het kabinet een oplossing aandraagt als er knelpunten uit de totale impact voortkomen.

Minister Rutte:

Voordat ik ja zeg op deze vraag, wil ik weten waar de knelpunten zitten. Daarom is uw verzoek heel nuttig, want als ik dat inwillig, krijgen we het mantelzorgbeleid en de kabinetsmaatregelen die daarop impact hebben, op een rijtje. We kunnen dan zien of er punten zijn waarop het mantelzorgbeleid en de maatregelen met elkaar wringen en bekijken of er specifiek beleid voor nodig is.

De heer Slob (ChristenUnie):

In aansluiting op wat de heer Van der Staaij heeft gesteld, wil ik het volgende kwijt. Het kabinet doet in de begroting voor 2012 een aantal voorstellen. Het mantelzorgcompliment gaat bijvoorbeeld van € 250 naar € 200. De Regeling tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen wordt aangescherpt. Het budget voor de tegemoetkoming van chronisch zieken gaat omlaag, evenals de huurtoeslag en de zorgtoeslag, en er komt een bezuiniging op de ggz. Kortom, het zijn heel veel maatregelen. In de brief zou ik graag de maatregelen die de mantelzorgers kunnen raken, op een rijtje willen hebben. Kunt u toezeggen dat die brief er ligt voor de behandeling van de VWS-begroting, zodat we op dat moment het debat kunnen voeren en de begrotingen eventueel kunnen aanpassen? Ik vermoed dat dit hard nodig is, maar dat zullen we dan zien.

Minister Rutte:

Ja, de brief is er voor de behandeling van de VWS-begroting.

De heer Slob (ChristenUnie):

Wordt daarin wel de stapeling van het beleid opgenomen?

Minister Rutte:

We gaan het zo goed mogelijk in beeld brengen.

De heer Van der Staaij heeft gevraagd of het kabinet bereid is om van vrijwilligersorganisaties te vragen om ook private financiering te regelen als zij subsidie aanvragen. Daarop kan ik volmondig ja zeggen. Het past geheel in het kabinetsbeleid om organisaties niet langer voor 100% door het Rijk te laten subsidiëren. Vergelijk dit met de maatregelen in de cultuursector.

De heer Slob heeft gevraagd wie in het kabinet verantwoordelijk is voor het gezinsbeleid. Daarvoor is geen coördinerend bewindspersoon. De minister van SZW is verantwoordelijk voor kindregelingen, de staatssecretaris van VWS voor jeugdzorg en de staatssecretaris van Justitie is verantwoordelijk voor de aanpak van jeugdcriminaliteit. Daarbij is de staatssecretaris van WVS coördinerend bewindspersoon op het gebied van jeugd. Deze zaken komen samen in de onderraden en ministerraden en worden daar behandeld.

De kracht daarvan is het volgende. Ik herinner me de tijd dat ik nog bij Unilever zat en weleens in fabrieken werkte. Daar werkte iemand die verantwoordelijk was voor de kwaliteit. Vervolgens zei iedereen in de fabriek: Piet zorgt voor de kwaliteit en wij produceren gewoon en zien wel of we de zaken ooit naar een klant kunnen verschepen. Zo werkte het totdat mijnheer Piet een andere baan kreeg. We zeiden toen tegen iedereen in de fabriek: als er een pot pindakaas uit deze fabriek komt die leidt tot sterfgevallen en als daardoor de pindakaasverkoop instort, hebben we daarvan alle 200 last; zeer veel last zelfs, want dan kan de fabriek sluiten. Wacht u voor het aanstellen van staatssecretarissen of ministers met één specifieke portefeuille.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb ook ooit bij Unilever gewerkt en kan er ook wel andere beelden bij verzinnen, maar het gaat me om de onderwerpen jeugd en gezin. De minister-president zegt dat het kabinet die onderwerpen gespreid heeft en hij ziet dat als een kracht, maar de transitie van de jeugdzorg van provincies naar gemeentes ligt al maanden stil. Het gerucht gaat dat dit te maken heeft met het feit dat twee staatssecretarissen ieder een deel van de verantwoordelijkheid hebben en er niet met elkaar uit komen. Klopt dat gerucht? Kan de minister-president dat bevestigen of ontkennen?

Minister Rutte:

Ontkennen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Dan ligt het dus niet daaraan, maar kunt u uitleggen hoe het dan wel zit? Dit is een majeur beleidsterrein. Kamerbreed is uitgesproken welke richting we op moeten. Het vorige kabinet heeft voorbereidend werk verricht. Dit kabinet zou begin 2012 met een transitieplan komen, maar het is nu al maanden stil en provincies en gemeenten weten niet waar ze aan toe zijn. Dat is nog het minst erg. De jongeren aan wie wij zorg willen verlenen zijn het kind van de rekening. Het kabinet treuzelt namelijk en is traag, en doet niet wat het belooft.

Minister Rutte:

Dat is nogal wat; het klopt ook niet. Op 1 januari 2013 moet het nieuwe jeugdzorgstelsel helemaal zijn ingevoerd. Ik kan de heer Slob beloven dat uiterlijk 30 september een procesbrief stelselherziening jeugd naar de Tweede Kamer zal worden gestuurd. Daarin wordt de Kamer geïnformeerd over alle acties die de afgelopen periode in gang zijn gezet en die de komende periode met de meest betrokken partijen worden aangepakt. Dit is allemaal in lijn met het regeerakkoord, maar ook in lijn met het advies van de parlementaire werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg. De heer Slob heeft gelijk dat daar breed parlementair draagvlak voor is. Dat is ook voor ons de richtsnoer voor het toekomstige jeugdbeleid. Hij krijgt dus die brief, we zijn er volop mee bezig en er zijn geen conflicten.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik denk dat de minister-president het zichzelf ook nadrukkelijk hoorde zeggen: "procesbrief".

Minister Rutte:

Ja, oké.

De heer Slob (ChristenUnie):

Waar komen we in terecht? Er is al zoveel voorwerk verricht. Er moeten nu gewoon knopen worden doorgehakt. Dit begint echt een kabinet te worden van praten, praten, praten en vergeten echte besluiten te nemen. Er moet nu doorgepakt worden. Ik ga ervan uit, en daar houden we het kabinet ook aan, dat we straks echt een transitiebrief krijgen waarin alle concrete stappen staan om daadwerkelijk inhoud te geven aan dat grote proces waar gemeenten, provincies, maar met name de jongeren die deze zorg nodig hebben, nu al zolang op wachten.

Minister Rutte:

Als dit kabinet zo weinig besluiten heeft genomen, hadden we niet zo'n heftig debat voor de lunchpauze gevoerd. Daarin ging het juist over al die besluiten. Ik zeg u toe dat ik vanaf nu zal spreken over een transitiebrief in plaats van een procesbrief.

De heer Pechtold (D66):

Wat de volksgezondheid betreft wil ik nog bij een punt stilstaan. Volksgezondheid is ook bij jongeren een belangrijk punt, met name als het gaat om ongewenste zwangerschappen en seksueel overdraagbare ziektes. Is de minister-president het met mij eens dat wij daar elke dag de hele dag zo veel mogelijk goede voorlichting over moeten geven die bij deze tijd past?

Minister Rutte:

Jazeker, en dat betekent dat je dan moet kijken naar de instrumenten die je inzet, bijvoorbeeld de televisie. Dat hoeft niet altijd overdag, maar op zichzelf en in algemene zin ben ik het met u eens dat het constant, 24 uur per dag onze aandacht vraagt.

De heer Pechtold (D66):

Er zijn van die heel goede, bij deze tijd passende spotjes daarover. Vindt u niet dat die spotjes een ongelooflijk goed effect hebben? Overigens verzoek ik u zich op dit moment niets te laten influisteren door de gezinspartij die rechts van u zit.

Minister Rutte:

Sst!

De heer Pechtold (D66):

Ik zie daar een "Donnertje" zitten..

Minister Rutte:

Wat is uw vraag?

De heer Pechtold (D66):

Als u hier had geluisterd en niet daar, had u de vraag gehoord. De vraag is of die heel effectieve, goede spotjes het niet verdienen om in die voorlichting te worden opgenomen en dus te worden uitgezonden. En wel, zoals we het zojuist met elkaar eens waren, elke dag de hele dag.

Minister Rutte:

Kent de heer Pechtold de doelgroep van deze spotjes?

De heer Pechtold (D66):

Ik wijs erop dat minister Schippers onder druk van de SGP-fractie – de mannenbroeders staan al bij de interruptiemicrofoon – heel goede preventieve filmpjes over seksueel overdraagbare ziektes en over ongewenste zwangerschap voor 20.00 uur van de tv heeft gehaald. Ik vind dat een betuttelende maatregel, want de doelgroep moet dat ook voor 20.00 uur kunnen zien. We horen op de radio wanneer je het condoom moet tonen, en we zien het op tv. Waarom laten een liberale minister en een liberale premier zich onder druk van de SGP door dit soort rare censuur overhalen?

Minister Rutte:

De doelgroep van die spotjes zijn tieners. Gezien de toonzetting van die spotjes vind ik het ook heel acceptabel om je te richten op het tijdslot waarbij je een maximaal aantal tieners bereikt; dat is niet om vijf uur 's middags.

De heer Pechtold (D66):

De spotjes werden uitgezonden. Vervolgens zijn er schriftelijke vragen gesteld door de SGP. Wat doet de minister? Ze haalt ze voor 20.00 uur van tv. Ze kijken 's middags, ze kijken 's avonds. Of u vindt ze à la de reclames van Hennes & Mauritz wat gevaarlijk of u vindt ze effectief voor de doelgroep. Ik ben heel serieus. De koopzondag is gesneuveld, andere liberale waarden zijn gesneuveld en nu sneuvelen zelfs fantastische spotjes over condoomgebruik. Zo krijg je wel grote gezinnen!

Minister Rutte:

Ik kan overigens de heer Pechtold volkomen geruststellen over de koopzondag, want die is niet gesneuveld. Sommige partijen in de Kamer hadden het misschien nog wat willen uitbreiden …

De heer Pechtold (D66):

Laten wij het bij de condooms houden.

Minister Rutte:

U zegt dat de koopzondag is gesneuveld. Dat is slecht voor de middenstand aanstaande zondag. In de meeste steden kunt u gewoon op zondag naar de winkel en dat moet u ook vooral blijven doen.

Maar nu hiernaartoe. Ik heb het antwoord al gegeven: tieners zijn de doelgroep. Die kijken niet om 17.00 uur 's middags. Je moet je geld goed besteden.

De heer Pechtold (D66):

Concluderend en dan zal de collega het vast van de andere kant bezien. Ik vind het heel jammer dat onder druk van preutsheid goede, effectieve filmpjes die de doelgroep ook voor achten bedienen nu van de tv zijn gehaald. Inderdaad, dan zal er dadelijk wel weer een toezegging moeten komen voor het uit de hand lopen van het beleid voor de grote gezinnen. Maar collega, via de voorzitter.

Minister Rutte:

Even toch nog kort. Ik zeg de heer Pechtold toe dat stads-tv Wageningen ze voortaan vanaf 17.00 uur gaat uitzenden.

De heer Pechtold (D66):

Daar houd ik u aan!

De heer Van der Staaij (SGP):

Het is misschien goed om hier te melden dat er over de spotjes waarvoor de heer Pechtold nu zo opkomt best veel reacties zijn van mensen van allerlei verschillende huize: moet dat wel overdag en moet dat wel op deze manier. Zou het niet goed zijn dat ook partijen zoals D66 beseffen dat de jaren zestig afgelopen zijn, dat het niet alleen maar vrijheid blijheid kan zijn de hele dag door? In hun gezinnen gaan zij er vaak ook heel fatsoenlijk mee om. Dus als wij dat thuis fatsoenlijk doen, kunnen wij dat toch ook in het publieke domein fatsoenlijk inrichten? Kan de premier nog een toezegging doen dat de jaren zestig nu echt voorbij zijn?

Minister Rutte:

In strikt tijdas denken ja, zeker.

Ik kom bij het volgende onderwerp, het onderwijs …

De heer Roemer (SP):

Ik heb nog een punt over de zorg. Ik hoef er niet zo heel veel over te zeggen, maar ik wil via u, voorzitter, het recente werk presenteren van mijn fractie van de afgelopen twee jaar op het gebied van zorg, inclusief zeer vele voorstellen over het beteugelen van de kosten. Dan heb ik het nog niet eens over de drie initiatiefwetten waarvan de antwoorden vandaag naar de Eerste Kamer gaan. Misschien is de minister-president dan iets meer onder de indruk dat wij niet zomaar wat roepen, maar dat wij het aardig analyseren en met goede voorstellen komen.

De voorzitter:

Ik zal een bode het naar de minister-president laten brengen.

Minister Rutte:

Mag ik reageren op deze geste van de heer Roemer? Het zou nog veel sterker zijn geweest als hij uit die stapel rapporten een, twee of drie voorbeelden had kunnen noemen die echt hadden geleid tot kostenbesparing. Ik heb er geen enkele gehoord. Maar ik ga de rapporten lezen. Misschien staan ze er wel in, maar dan moeten wij ze misschien allebei even gaan lezen. Ik stel ze nu in handen van de minister van VWS, maar ik zal er ook zelf kennis van nemen. Dat beloof ik.

De voorzitter:

De minister-president vervolgt met onderwijs.

Minister Rutte:

U kent de ambitie die is neergelegd in een Kameruitspraak, naar ik meen ingediend door mevrouw Hamer, dat Nederland gaat behoren tot de top vijf van de wereld op het gebied van de kenniseconomie. Het goede nieuws van de afgelopen weken is dat Nederland op de belangrijke ranking van het World Economic Forum is gestegen van de achtste naar de zevende plaats. Maar het moet beter, wij moeten nog verder vooruit. Overigens geven wij in Nederland evenveel aan onderwijs uit als de vijf best presterende landen in diezelfde top tien, wat nog maar eens laat zien dat op zichzelf het niveau van uitgaven niet allesbepalend is, al stelt het kabinet zich als doel om niet te bezuinigen op het onderwijs.

Het kabinet wil een paar dingen bereiken. Wij willen bereiken dat de prestaties van het onderwijs omhoog gaan. Wij willen ondernemers en onderzoekers ertoe brengen om gezamenlijk meer en meer te innoveren. Wij willen ervoor zorgen dat ondernemers en onderwijsinstellingen beter gaan samenwerken. Dat is wat het kabinet betreft vooral een zaak van anders werken, van zaken anders organiseren en dus niet per se en per saldo een zaak van meer geld erin steken. Wel buigen wij om binnen het onderwijsbudget. Dat geld wordt gebruikt om andere uitgaven binnen het onderwijs te kunnen doen.

Er zijn vragen gesteld door een aantal van uw leden over onderwijs en concurrentiekracht, over investeringen. De prestaties van het onderwijs moeten in Nederland echt omhoog. We hebben in internationaal perspectief een goed presterend onderwijsstelsel. Het onderwijsstelsel presteert zelfs bovengemiddeld, maar we zien in Nederland een dalende trend als je het vergelijkt met andere landen. We willen die trend ombuigen in het belang van werk en inkomen en om jonge mensen goed beslagen aan de start van de samenleving te laten verschijnen. We zien tegelijkertijd, naast de dalende trend, helaas ook te lage prestaties bij de toppers. Dat moet veranderen. Wij zijn ervan overtuigd dat ons onderwijsbestel alles in huis heeft om dat te doen. De fundamenten zijn gewoon goed, ook als je ze internationaal vergelijkt. Dat verklaart waarom Nederland voor een gemiddeld uitgavenniveau bovengemiddelde prestaties levert. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de staatssecretaris en het kabinet willen de kracht van het stelsel – die heeft te maken met de kernbegrippen ruimte en rekenschap – versterken om de prestaties te verhogen. Dat betekent in de eerste plaats meer ruimte voor onderwijsinstellingen, snijden in bureaucratie, investeren in de professionaliteit van leraren en inzetten op een eenvoudige onderwijsbekostiging, waarbij de scholen zelf bepalen waar ze hun geld aan uitgeven. Dat kan allemaal in de context van artikel 23 van de Grondwet, dat zowel voor het CDA als de VVD het richtsnoer is.

In de tweede plaats geven we rekenschap door het stimuleren van benchmarks, de verdere introductie van toetsen en een veel steviger aanpak van zwakke scholen. We zorgen ervoor dat we gaan werken aan een wijze die excellentie bevordert en goede leerlingen motiveert, zodat we met dit stelsel – wat een goed stelsel is, maar dat wel te maken heeft met een paar fikse uitdagingen – gezamenlijk komen tot betere prestaties.

Ik zou eigenlijk, omdat de heer Pechtold zich nu bij de microfoon meldt, iets willen zeggen over wat D66 bepleit, namelijk meer geld erin steken. Misschien mag ik dat punt nog behandelen. Ik kan mij voorstellen dat de heer Pechtold daar nu of later over wil spreken. De OESO heeft vanuit Parijs in Education at a Glance, een overzicht van internationale prestaties op het gebied van onderwijs, aangetoond dat er geen directe relatie bestaat tussen uitgaven en prestaties. Dat heb ik ook geadstrueerd met de opmerking dat wij, hoewel wij de op de zevende plek staan qua goed presterende innovatieve economie, evenveel aan onderwijs uitgeven als de top vijf van hetzelfde Davoslijstje van World Economic Forum. De prestaties zijn wel gebaat bij het op een betere manier uitgeven van geld in het onderwijs. Dat is ook precies wat deze coalitie, deze politieke samenwerking van drie partijen, aan het doen is. Dat zien we doordat in 2012 de onderwijsbudgetten voor het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs, maar ook voor het hbo en de universiteiten kunnen stijgen. Dat kan onder meer door middelen te vinden via een grotere bijdrage die wij vragen aan studenten, die ook de meeste partijen in hun tegenbegroting overeind laten. Zo komt er oplopend tot 300 mln. structureel in 2015 beschikbaar om in te zetten voor kwaliteitprofilering, maar ook voor het naar de markt brengen van kennis uit universiteiten.

De wijze waarop geld bij de instellingen terechtkomt wordt aangepakt. Dat betekent niet alleen een prestatiebeloning in het primair onderwijs, maar ook in het hoger onderwijs. De bekostiging van het hoger onderwijs gaat in de toekomst veel meer plaatsvinden op basis van prestaties in plaats van studentenaantallen. Dat is mij als staatssecretaris niet gelukt, hulde voor de beide huidige bewindslieden op OCW. In 2012 is dat 7% van het budget, maar dat gaat snel groeien naar 20% op de lange termijn. Dat hangt dan wel af van een positieve evaluatie in 2015. Op die manier kun je met het bestaande budget, met goede herschikkingen binnen de budgetten, zorgen voor betere onderwijsprestaties.

De heer Pechtold (D66):

Als de minister-president volhoudt dat je goed onderwijs kunt krijgen zonder extra overheidsinvesteringen, waarom schreef hij dan een jaar geleden in zijn verkiezingsprogramma net als D66 dat er een paar mld. bij moest?

Minister Rutte:

Als je het geld beschikbaar hebt, is het natuurlijk altijd prima om er nog wat extra geld bij te doen, mits je het precies aan de goede dingen uitgeeft. Wij zitten in een situatie waarin wij 18 mld. moeten ombuigen, waarin alle posten op de begroting moeten inleveren, waarbij het onderwijs wordt ontzien. Er wordt dus niet bespaard op het onderwijs; het wordt gewoon ontzien. Wij herschikken binnen het budget. Ik ben ervan overtuigd dat wij daarmee de doelstellingen als kabinet kunnen realiseren, terwijl wij tegelijkertijd de bezuinigingen realiseren.

De heer Pechtold (D66):

Dat wij 18 mld. moesten ombuigen, wisten u en ik al bij de verkiezingen. Sterker nog, daar hebben wij campagne mee gevoerd. In de plannen van de premier zat er bij de 18 mld. ombuigingen ruim 2 mld. investering in het onderwijs. Ik vind het een veel te gemakkelijk praatje van een premier die zich verschuilt achter cijfers die je ook heel anders kunt lezen. Als je diezelfde OESO-cijfers bekijkt en je kijkt naar Education at a Glance, dan zakt Nederland dit jaar van plaats 17 naar plaats 20. Het gaat dan om OESO-landen, het gaat dan om de categorie van landen waarmee wij ons kunnen vergelijken. Ik herhaal mijn vraag: wie was het nou die de premier ervan af heeft geholpen om die 2 mld. investeringen te doen? Was dat het CDA? Was dat de PVV? Waar kwam dat vandaan?

Minister Rutte:

De heer Pechtold heeft het grote voordeel van de schoonheid van het gelijk van zijn verkiezingsprogramma. Tegelijkertijd zit hier een politieke samenwerking die probeert onder moeilijke omstandigheden orde op zaken te stellen in de overheidsfinanciën. Wij proberen ervoor te zorgen dat de banenmotor weer op gang komt. Daar maken wij keuzes voor. Ik ben er trots op dat het kabinet erin geslaagd is om, terwijl het zoveel moet bezuinigen, in het onderwijs door middel van een herschikking van gelden toch te investeren door het geld weg te halen bij uitgaven die minder effectief zijn. Daar ben ik gewoon trots op.

Dan kan de heer Pechtold mij blijven herinneren aan mijn vorige rol – dat is prima, dat hoort bij het politieke debat, dat mag hij doen, ik respecteer dat – maar ik ben er trots op dat hier een kabinet staat dat onderwijs heeft gekozen als speerpunt van zijn beleid. Hoewel we op bijna alles moeten bezuinigen: hiervan afblijven.

De heer Pechtold (D66):

Dit is niet het begin van een antwoord. Als je jongeren belooft, als je ouders belooft, als je mensen belooft dat ze iets van hun leven kunnen maken door goed onderwijs, en als je daarmee de campagne ingaat als leider van de VVD, net als ik namens D66, en je kunt mij niet vertellen waarom je, wetende dat je 18 mld. wilt en gaat bezuinigen, die hele investering laat varen, terwijl dat geen eis van het CDA of de PVV was, dan moet je zeggen dat je een andere keuze hebt gemaakt. Al een paar keer ben ik met de minister-president bezig over die rijtjes. Wij komen nooit in de kennis top 5 met dit soort beleid. Ik vraag u om de vergelijking van de OESO, die ik net heb genoemd – we zakken van plek 17 naar plek 20 in de categorie van met ons vergelijkbare landen, dus niet Singapore – in de onderwijsbegroting te onderbouwen. Maar ik houd u gewoon aan uw verkiezingsafspraak: u hebt wederom een belofte gedaan, net zoals lasten, net zoals werkloosheid, die hier vandaag bij uw eerste begroting keihard wordt gebroken.

Minister Rutte:

Nogmaals, de heer Pechtold mag dat doen. We hebben bij de onderhandelingen over Paars ook aan tafel gezeten, en ik had nog moeten zien wat daaruit was gekomen! Maar de heer Pechtold heeft het grote voordeel van de schoonheid van het eigen programma. Wij maken keuzes, wij proberen in moeilijke omstandigheden te besturen. Wij zijn erin geslaagd – daar ben ik trots op – om niet te bezuinigen op het onderwijs.

Dan nog iets over al dat extra geld dat daarnaartoe gaat. Natuurlijk, als je extra geld hebt, is dat fantastisch. Maar kijk nu eens even naar de cijfers. U noemt cijfers, ik noem ook cijfers. Wij zitten in de top 7 van best presterende innovatieve economieën. Als je gaat kijken wat de top 5 daar uitgeeft aan onderwijs is dat evenveel als Nederland, en toch staan we op de zevende plek. Je kunt met het geld dat we aan onderwijs uitgeven wel degelijk in de top 5 van het door hem genoemde lijstje komen. Ik doel op de doelstelling van mevrouw Hamer in de motie-Hamer. Het is dus niet allemaal een kwestie van extra geld in het onderwijs pompen. Ik weet wel dat voor D66 de klassieke opvatting is dat, als je iets belangrijks vindt, je er een hele hoop extra geld aan moet uitgeven. Dat is er op dit moment gewoon niet. Dus zijn we erin geslaagd – daar ben ik heel blij mee – om het onderwijs te ontzien bij de bezuinigingen en tegelijkertijd allemaal beleidsveranderingen door te voeren, waardoor het onderwijs beter wordt. De leraar krijgt zijn vak terug, en kan weer gewoon in de klas doen waarin hij goed is.

De heer Pechtold (D66):

De premier klopt zich op de borst voor een plaatsje stijging. Maar het verschil met de OESO-lijst, met de top 10 van vorig jaar en van dit jaar, is dat er een niet-OESO-land tussen staat, namelijk Singapore. Dat heeft ons dat plekje geleverd. Haal je dat land eraf, dan is dat plekje er niet meer. Dat interesseert mij eigenlijk helemaal niet. Het was de verkiezingsbelofte van de VVD, naast die van D66, om te investeren. Dat was bijna Kamerbreed. De premier heeft andere keuzes gemaakt, en het zou hem sieren als hij staat voor zijn keuze dat hij vasthoudt dat hij die 3000 virtuele agenten belangrijker vond, dat hij ander beleid belangrijker vond, maar dat hij het onderwijs niet het extra geld heeft gegeven dat wel beloofd is. Ik vind het van de premier nou niet echt een scherpe verdediging om te zeggen: in andere onderhandelingen kwam dat ook voor, u maakt eigen keuzes. Nee, wij hebben vandaag een tegenbegroting ingeleverd met meer dan 1 mld. extra voor het onderwijs, onderbouwd, doorgerekend en wel.

Minister Rutte:

Nu begrijp ik waar de heer Pechtold naar toe wil. Hij wil laten zien dat ik in mijn vorige rol als VVD-leider, en nu in mijn rol als minister-president van deze politieke samenwerking, concessies heb moeten doen. Die wil hij mij hier ook horen spellen. Ik zeg tegen de heer Pechtold ronduit: ja, ik heb in die functie, als leider van mijn partij, in deze onderhandelingen concessies gedaan. Op nog wel meer punten, overigens, en als de heer Pechtold moeite gaat doen, gaat hij ze allemaal vinden. Dat hoort in Nederland bij het vormen van een coalitiekabinet: het opbouwen van politieke samenwerking. Dat wat je wezenlijk vindt als drie samenwerkende partijen, doe je ook. De kracht van deze combinatie is nu juist dat we op heel veel punten geen vage compromissen hebben gesloten, maar er juist in zijn geslaagd om partijen echt hun zin te geven. Op het onderwijs gold voor ons alle drie dat we zeiden: dit vinden we van groot belang, we moeten 18 mld. ombuigen, er is geen geld om extra te investeren, maar we zorgen er wel voor dat we niet gaan bezuinigen op het onderwijs. Dat is echt het verschil tussen met schone handen in de oppositie zitten, of gewoon het lef hebben om ook verantwoordelijkheid te nemen in de regering.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb de minister-president prachtige woorden horen spreken over de vrijheid van onderwijs, de vrijheid voor scholen om keuzes te maken, minder regels enzovoort enzovoort. Er zou zelfs een mooi muziekje onder gezet mogen worden wat mij betreft. Het valt ook helemaal samen met de schoonheid van ons verkiezingsprogramma. Maar ze moeten wel toegepast worden. Dan valt mij op dat ook in de kabinetsplannen voor het komende jaar bijvoorbeeld het primair onderwijs een verplichting krijgt van centrale toetsing. Waarom biedt de minister-president ze dan ook niet wat ruimte en vertrouwen om daarin hun eigen keuzes te maken als het bijvoorbeeld gaat om welke toetsen ze willen gebruiken of om welk leerlingvolgsysteem? Wilt hij die mooie woorden over vrijheid van onderwijs ook op zo'n onderwerp toepassen?

Minister Rutte:

Scholen hebben een heel grote vrijheid in Nederland. Aan wat leerlingen kunnen en kennen als ze van school komen, ga je geen concessies doen. Maar we hebben ook met elkaar vastgesteld dat het van belang is om vast te kunnen stellen of er wel voldoende voortgang geboekt wordt en om te zien of leerlingen die uit een moeilijke positie komen voldoende leerwinst boeken. Dat kun je natuurlijk niet doen als je gaat werken met allerlei verschillende systemen. Daar zul je enige vorm van standaardisatie in moeten hebben. Ik bezoek ook veel scholen en ik hoor heus wel zorgen over delen van het onderwijsbeleid, maar deze heb ik nog niet gehoord.

De heer Slob (ChristenUnie):

Dan moet de minister-president misschien nog iets meer op werkbezoek gaan dan hij al doet. Bied scholen gewoon de ruimte. Natuurlijk mag je kwaliteitseisen stellen aan dat soort toetsingen maar bied ruimte aan scholen om daarin hun eigen keuzes te maken. Dat scheelt bovendien de staatskas ook nog wat geld. Als het om onderwijs gaat, vraag ik de minister-president om ook in het komend jaar heel gericht aandacht te hebben voor de leerlingen die wat aan de bovenkant en de onderkant zitten, hoogbegaafden maar ook leerlingen die heel moeilijk mee kunnen komen, soms ook vanwege het feit dat ze dyslexie of dyscalculie hebben. Ook vanwege het beleid dat dit kabinet nu inzet met betrekking tot aangescherpte exameneisen zal met name die laatste groep nog wel eens in de problemen kunnen komen. Ik roep hem op om daarvoor aandacht te hebben om te voorkomen dat er schade gaat ontstaan waar we straks heel erg veel spijt van hebben.

Minister Rutte:

Wij zijn het eens dat het onderwijs over de volle breedte kwaliteit moet leveren en dat je altijd aandacht moet hebben voor de bijzondere talenten en voor de mensen die moeilijk mee kunnen komen. En daar is het beleid ook op gericht.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Natuurlijk moet een kabinet keuzes maken en compromissen sluiten. Dat snap ik best, maar wat ik net als collega Pechtold niet snap is dat dit kabinet uitgerekend bij onderwijs niet die eerdere belofte van investeren gestand doet. Ook mijn fractie vindt het heel belangrijk om juist wel te investeren in onderwijs, want dat is echt het beste kaartje naar de toekomst. Elke euro geïnvesteerd in onderwijs – dat weet elke econoom – verdient zichzelf dubbel en dwars terug. Ook al investeer je niet in onderwijs, ook al schuif je alleen en bezuinig je licht zoals dit kabinet, dan zou je er nog voor kunnen zorgen dat het geld daar terechtkomt waar het terecht moet komen, namelijk in de klas. En dat doet dit kabinet niet. Graag hoor ik van de minister-president waarom dat niet gebeurt en waarom hij juist de lerarentekorten in het middelbaar onderwijs in zijn kabinetsperiode laat oplopen.

Minister Rutte:

Overigens, we investeren dus wel in het onderwijs. Op dat punt heeft mevrouw Sap ongelijk. Alleen, we doen dat door uitgaven die we minder zinvol vinden te verschuiven naar uitgaven die we zinvol vinden. Dat heet besturen, dat heet regeren, keuzes maken. Dat leidt dus tot investeren in het onderwijs. Dat doen we. Verder zorgen we er op alle fronten voor dat de positie van de leraar verbetert, dat zijn positie in de klas verbetert, dat de professionaliteit toeneemt, dat de leraar ook kan bijscholen, dat hij ook echt weer zijn vak kan uitoefenen met zo min mogelijk bureaucratie. En ja, we hebben bepaalde lerarentekorten. We werken er vreselijk hard aan om die weg te werken. Bij sommige vakken is dat ontzettend taai en lastig, maar ook dat probleem gaan we tackelen.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

De werkelijkheid is een andere. Dit kabinet investeert niet. Dit kabinet schuift slechts en bezuinigt juist licht per saldo. Maar daar het gaat niet om. De realiteit is dat een kwart van de docenten in de onderbouw van middelbare scholen nu al onbevoegd is. De realiteit is dat uit elk onderzoek blijkt dat het lerarentekort op middelbare scholen in de komende jaren nog verder zal toenemen. De realiteit is dat veel scholen door bijvoorbeeld hoge energierekeningen niet toekomen aan het inhuren van voldoende leraren. En dat is waar mijn fractie zich grote zorgen om maakt en met mijn fractie de hele Kamer. De Kamer heeft het kabinet gevraagd om te regelen dat het geld dat naar scholen gaat geoormerkt wordt voor dat deel dat naar leraren zou moeten gaan. En het kabinet weigert vooralsnog om dit uit te voeren. Mijn dringende verzoek aan de minister-president is om het wel uit te voeren, want dat is dé manier om het geld daar te krijgen waar je het wil hebben, namelijk bij leraren voor de klas.

Minister Rutte:

Dat wil het kabinet ook. Laten wij dat debat voeren wanneer de visie van de minister over het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en het mbo naar de Kamer is gestuurd. Volgens mij hebben wij echter dezelfde doelstellingen.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ja, maar het kabinet legt vooralsnog een motie van de Kamer naast zich neer. Als ik de woorden van de minister-president zo mag opvatten dat deze motie alsnog wordt uitgevoerd en dat hij zijn minister ook zal inspireren om deze motie alsnog uit te voeren, ben ik een gelukkig mens, voor dit moment.

Minister Rutte:

Het gaat natuurlijk niet om het uitvoeren van een motie van de Kamer. We hebben nu een serieus debat over het grote vraagstuk van het onderwijs. Dan vraagt u mij om een bepaalde motie uit te voeren. Ik heb die motie niet eens bij de hand. Eerlijk gezegd vind ik dit politiek ook niet relevant. We hebben nu een algemene beschouwing over het onderwijs. U en ik praten over het grote belang van de positie van leraren. Over dat grote belang zijn wij het gewoon met elkaar eens. We proberen die positie onder heel moeilijke omstandigheden te verbeteren. Laten wij dan niet proberen om elkaar te vangen door er even snel een motie doorheen te jassen waarvan ik de tekst niet eens heb.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Het gaat niet om het snel erdoorheen jassen van een motie. Het gaat om leraren voor de klas. Deze minister-president staat zelf nog steeds een dagdeel per week voor de klas. Hij zou dus moeten weten hoe belangrijk dit is. Het gaat erom dat de Kamer het kabinet wil aansporen om daar meer werk van te maken en om die dreigende en oplopende lerarentekorten nu eens echt effectief te bestrijden. Ik hoor graag van de minister-president dat het kabinet daartoe bereid is.

Minister Rutte:

Dat is onze ambitie, maar wij zitten wel met allerlei doelstellingen in het onderwijs. Dit is niet iets wat je even kunt organiseren door af te kondigen dat er vanaf morgen geen lerarentekorten meer zijn. Dit is een taai probleem. Laten wij met elkaar het debat voeren over hoe wij dat probleem kunnen tackelen.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Je kunt het wel afdwingen, namelijk door die gelden gewoon te oormerken. Het zou het kabinet sieren als het daar nou eens gewoon mee over de brug komt.

Minister Rutte:

Dan zijn wij terug in een ander klassiek debat, namelijk over wel of niet oormerken. Oormerken leidt tot extra bureaucratie, gedoe en minder vrijheid voor scholen. Ook op dat punt moeten wij gewoon een beetje vertrouwen hebben in de kwaliteit van de schoolleiders.

De heer Roemer (SP):

Natuurlijk vind ik het teleurstellend dat er niet extra wordt geïnvesteerd in het onderwijs, maar dat er alleen wordt geschoven. Als je een huis wilt bouwen, moet je ervoor zorgen dat het fundament goed is. In het onderwijs geldt dit dus met name voor het jonge kind en het basisonderwijs. Dat komt niet overeen met de effecten van het kabinetsbeleid. De klassen zijn al vergroot van 24 naar 27 leerlingen. We bezuinigen op speciaal onderwijs. Het effect is dat alle kinderen die meer zorg en aandacht nodig hebben, er in die al overvolle klassen nog bij komen. Hoe is volgens de minister-president een leerkracht, hoe goed je hem ook bijspijkert in alle facetten, in staat om 27, 28 of 29 kinderen, onder wie een aantal echte zorgleerlingen, de begeleiding te geven die zij nodig hebben?

Minister Rutte:

Ik ken heel goede leraren die dertig kinderen ongelooflijk inspirerend les kunnen geven en ik ken slechte leraren die nog geen tien kinderen bezig kunnen houden. Je kunt de omvang van de klas natuurlijk niet eindeloos laten oplopen, maar een directe correlatie tussen het aantal kinderen in de klas en de kwaliteit van het onderwijs zie ik niet zoals de heer Roemer die ziet; ik weet dat hij het hier altijd over heeft. Als het zou kunnen, zou je het liefst ieder kind een eigen leraar geven, maar daar ontbreken de gelden helaas voor.

De heer Roemer (SP):

De beantwoording door de minister-president wordt volgens mij per uur steeds minder. Ik probeer echt een serieus punt op tafel te leggen en opnieuw probeert hij het te bagatelliseren en weg te zetten. Maar goed, dat mag. Dat is de keuze die ….

Minister Rutte:

Nee, ik geef u een inhoudelijk antwoord.

De heer Roemer (SP):

U praat door mij heen; ja, nu ben ik ook scherp. Ik zei: dat is de keuze die de minister-president maakt. Het feit is – ik praat inderdaad uit eigen ervaring – dat het aandacht en tijd van de leerkracht vergt als er in één klas heel veel kinderen méér zitten die extra zorg nodig hebben, of dat nou samenhangt met gedrag, met dyslexie, met dyscalculie of met andere vormen van extra aandacht. Als je er drie of vier in de klas hebt, kun je het zo organiseren dat je die kinderen de aandacht kunt geven die zij nodig hebben. Als het er zes of zeven zijn, wordt het heel moeilijk. Als het er acht, negen of tien zijn – daar zijn steeds meer voorbeelden van – is het gewoon niet meer te doen. Dit betekent dat niet alleen de kinderen die extra zorg nodig hebben, te weinig aandacht krijgen, maar ook alle andere kinderen, die ook de aandacht van de leerkracht nodig hebben. U maakt het met deze maatregelen onmogelijk dat kinderen in het basisonderwijs de aandacht krijgen die zij nodig hebben om goed door te stromen naar het middelbaar onderwijs en om later verantwoordelijk te zijn voor hun eigen ontwikkeling. Dat is mijn ernstige bezwaar: dat u het geld weghaalt bij het speciaal onderwijs en de scholen onvoldoende compenseert om die kinderen op te kunnen vangen. U tast de toekomst van die kinderen dus echt aan.

Minister Rutte:

Hier komen drie dingen bij elkaar. Op de vraag hoe groot een groep moet zijn, reageerde ik zojuist. De heer Roemer vindt die reactie een beetje kort door de bocht. Dat geef ik toe, want eigenlijk is dit een complexer probleem. De heer Roemer heeft mij daar wel van overtuigd. Laat ik proberen om dit probleem ook vanuit die complexiteit te benaderen.

Niettemin is het wel de eerste stap. Je moet kijken naar de groepsomvang in relatie tot de kwaliteit van de leraren. Er is een correlatie tussen die twee. Het is niet zo dat een grote groep met een goede leraar het niet kan redden. Hier komt natuurlijk het vraagstuk bij hoeveel leerlingen in een groep zitten aan wie je speciale aandacht moet geven. Hier zijn in allerlei gevallen bijzondere budgetten voor, zodat er wat extra geld voor dit soort leerlingen is. Er is ook nog een derde ontwikkeling die je hierbij moet betrekken, namelijk dat er in Nederland steeds meer leerlingen zijn met wie iets aan de hand is. Ook dit is een ontwikkeling. Ik heb wel eens eerder in de Kamer geschetst dat je vroeger aan de randen een aantal leerlingen had die heel slim waren en die extra steun nodig hadden voor rekenen, taal, dyslexie of dyscalculie et cetera. Ik heb nu wel eens het gevoel dat er steeds meer leerlingen zijn op wie een stempeltje is gezet. We hebben het hier vaak in een debat over gehad. Ook zijn er steeds minder leerlingen waar geen stempeltje op is gezet. Dit is een van de redenen dat er een discussie plaatsvindt in de Kamer over passend onderwijs, over de vraag hoe we dit onder controle kunnen krijgen met elkaar en hoe we kunnen voorkomen dat je een systeem hebt, waarin te veel leerlingen – hoewel er misschien wel iets mee is – toch het stempeltje krijgen dat er heel veel mee is. Die drie dingen moet je bij elkaar brengen.

Het start echter altijd met de kwaliteit van leraren en met het vermogen om scholen geld te geven voor bijzondere ondersteuning. Dit zijn precies de twee lijnen die de minister van Onderwijs volgt.

De heer Roemer (SP):

Dit begint al iets meer op een antwoord te lijken. De consequentie die hier vervolgens uit voort zou moeten vloeien, trekt het kabinet echter niet. Als je dit namelijk daadwerkelijk serieus wilt nemen, dan moet je hierop niet bezuinigen. Dit is heel relevant voor het basisonderwijs. De SP is niet de partij die overal stempeltjes op wil zetten. Ik heb van het begin af aan gezegd dat ik daar ook niet van houd. Mij gaat het om de vraag hoe we uit de kinderen krijgen wat erin zit en hoe we het niveau omhoog krijgen. Het niveau krijgen wij niet omhoog door de klassen groter te maken. Hier wordt namelijk al jaren over gemopperd. Ook krijgen we het niveau niet omhoog door meer kinderen die meer zorg en aandacht nodig hebben uit het speciaal onderwijs te halen en bij een overvolle groep te plaatsen zonder dat er leerkrachten bijkomen. Zo red je het gewoon niet.

Minister Rutte:

De overtuiging van het kabinet is dat het binnen de middelen die er zijn en binnen de visie dat je niet te veel leerlingen dat stempeltje moet geven – dat doel delen de heer Roemer en ik – wel degelijk mogelijk is om het goed te organiseren. Daar werken we aan. Natuurlijk had je daar graag wat ruimere budgetten voor gehad, maar die zijn er niet. Het voordeel van de krappe budgetten en de daardoor noodzakelijke bezuinigingen is dat het hele stelsel heel fundamenteel naar zichzelf kijkt. Je ziet dan dat er heel veel creativiteit vrijkomt om dingen handiger te organiseren. Dat is de kracht van deze hervormingen. Het is het bijkomende voordeel van een bezuiniging, hoe moeilijk die ook uitpakt in dit geval. Dat zal ik zeker niet ontkennen. Het is wel een bijkomend voordeel dat de hele sector gedwongen wordt heel creatief naar zichzelf te kijken en te bekijken hoe we dingen met minder geld zo goed mogelijk kunnen doen. Het principe dat je probeert leerlingen zo veel mogelijk in het gewone onderwijs mee te slepen, vinden de heer Roemer en ik ook belangrijk. De heer Roemer heeft nog wel iets meer ervaring dan ik in het onderwijs.

De heer Roemer (SP):

De minister-president zegt dat er geen middelen voor zijn, maar die zijn er wel. Het is allemaal een politieke keuze. Als hij de middelen voor bijvoorbeeld de prestatiebeloning, waar in iedere lerarenkamer van Nederland totaal geen draagvlak voor is, zou gebruiken voor het speciaal onderwijs, dan zijn die middelen er wel. Het zijn politieke keuzes. De minister-president besteedt ze aan het circus van de prestatiebeloning dat in het veld niet gedragen wordt en ik zou ervoor kiezen om dit geld te besteden aan zorgleerlingen, wat wel gedragen wordt in het veld.

Minister Rutte:

De heer Roemer refereert aan het bredere lerarenbeleid van het kabinet, waarvan de prestatiebeloning een onderdeel is naast kwaliteitsverbetering en aanvullende scholing voor leraren die al een tijdje bezig zijn. Het is een heel pakket, waarvan dit een onderdeel is. Je kunt er niet zo maar een onderdeel uithalen.

Voorzitter. Ik kom bij het buitenland.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Zo snel is de premier de grens ook weer niet over! Ik heb twee vragen. In mijn inbreng van gisteren vroeg ik de budgetten voor huisvesting van scholen niet meer via de gemeenten, maar rechtstreeks aan de scholen te doen toekomen. Nu blijft er immers nog weleens wat op de plank liggen. Kan de minister-president daarop ingaan?

Minister Rutte:

Die vraag is vanmorgen bij de schriftelijke beantwoording aan de orde gekomen.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

De minister-president heeft daar natuurlijk de hele nacht op zitten blokken. Ik ben bereid even te kijken of het klopt.

Minister Rutte:

Er wordt "ja" geknikt door mijn ambtenaren. Die hebben vaak gelijk.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

De andere vraag is zeker bij de schriftelijke beantwoording aan de orde gekomen, maar niet heel concreet. Ik doel op de 100 mln. die krachtens het regeerakkoord beschikbaar is voor alle steden om nulgroepen op te richten. Dat geld komt nu beschikbaar voor alle gemeenten. Wij willen het geld concentreren op de grote steden. Er is overleg met de VNG over. Mijn fractie hecht eraan dat het gebeurt. De VNG kent 440 en nog wat leden. Het gaat om de groepen, de scholen en de ouders en niet in de eerste plaats om de gemeenten.

Minister Rutte:

Ook dat staat in de schriftelijke beantwoording. Het kabinet schrijft dat wij op zichzelf het belang delen om de onderwijsmiddelen meer naar de grote gemeenten te schuiven. Dat vraagt nader overleg, waar de minister van OCW mee bezig is, in gesprek met de G4 en de G33. Er is overleg met de VNG in de volle breedte om het voor elkaar te krijgen. Daarover zal zij de Kamer nader berichten. Maar dat overleg geschiedt in principe vanuit deze invalshoek.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik sluit niet uit dat ik hier nog op terugkom. Ik begrijp wel dat de minister nog in overleg is met de VNG, maar de Kamer heeft haar eigen verantwoordelijkheid, omdat dit geld is dat wij op basis van het regeerakkoord ter beschikking stellen.

Minister Rutte:

Een motie zou ons helpen, klopt dat? Ja.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Nou, zo ver was ik nog niet eens. Als de minister-president een motie nodig heeft om iets te doen, vind ik dat prima.

Minister Rutte:

Een heel enkele keer moet dat in het leven.

Ik kom bij het buitenland. Om te beginnen de vraag van een aantal leden over het Palestijns-Israëlisch conflict, en meer in het bijzonder de situatie deze week bij de Verenigde Naties. Het regeringsstandpunt hierover is duidelijk: ons doel is de hervatting van de vredesbesprekingen. Alle stappen en debatten, alles wat in de Verenigde Naties gebeurt, zouden daaraan moeten bijdragen. Unilaterale stappen werken averechts, dus daar zijn wij op tegen. Wij zeggen er wel bij dat allebei de partijen bereid moeten zijn om stappen te zetten om de risico's te beheersen. Dit betekent dat onderhandelingen de eerste en aangewezen weg zijn. Ik ken beide heren Netanyahu en Abbas als verantwoordelijke politici. Ik spreek hen aan op hun leiderschap, om een aanscherping van het conflict te vermijden. De heer Abbas was kort voor de zomer nog in Den Haag, in het Catshuis. De heer Rosenthal heeft met hem gesproken. Ik heb veel telefonisch contact met Netanyahu. Nederland kan hierin natuurlijk maar een bescheiden rol spelen, maar laten we hopen dat wat grote landen als Amerika aan het doen zijn en de bescheiden rol van Nederland eraan bijdragen dat er deze week geen unilaterale stappen worden gezet, maar dat de gesprekken tussen beiden wel weer op gang komen. Dat zou voor de hele wereld van ongelooflijk groot belang zijn.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Nou, ik hoop dat niet. Ik hoop dat die Palestijnse staat er nooit komt, behalve dan Jordanië, dat de echte Palestijnse staat is. Ik wil de minister-president vragen om te reageren op een uitspraak van de heer Areikat. Hij noemt zichzelf "PLO-ambassadeur in de Verenigde Staten". Hij zei dat er, als er een Palestijnse staat komt, daarin nooit plaats zal zijn voor een joodse minderheid. Met andere woorden, zijn toekomstig Palestina zou een jodenvrije staat moeten worden. Hij is de ambassadeur van de PLO, van de Palestijnen moet ik zeggen, in Amerika. Ik hoop dat de minister-president daar met alle kracht afstand van neemt, want op deze basis zal er toch nooit ofte nimmer een Palestijnse staat mogen komen.

Minister Rutte:

Ik ga nu niet reageren op uitspraken die ikzelf niet heb kunnen zien. U kent ons standpunt: de tweestatenoplossing, de grenzen van '67, landswaps, het hele verhaal van een joods Israël en ruimte voor een Palestijnse staat daarnaast, de West Bank en Gaza. Ons standpunt is bekend. Ik kan niet precies inschatten wat deze meneer heeft gezegd en hoe dat zich daartoe verhoudt; daarvoor zou ik het zelf precies willen teruglezen.

De heer Wilders (PVV):

Het is nogal wat. Op dit moment wordt in New York gesproken over de status die de Palestijnen graag willen hebben en dan is daar iemand – ik zal zijn naam nogmaals noemen: Areikat – die zichzelf "PLO-ambassadeur in de Verenigde Staten" noemt. Dat moet u toch ergens kunnen vinden. Die man zegt dat in een Palestijnse staat geen plaats zal zijn voor een joodse minderheid; Judenfrei dus, te walgelijk voor woorden. Het zou toch moeten kunnen dat de minister-president daar met kracht afstand van nam en zou zeggen dat een Palestijnse staat op zo'n basis nooit zal mogen ontstaan.

Minister Rutte:

Daarvoor moet ik die uitspraken eerst goed kunnen lezen en in hun context begrijpen. Ik ga niet zomaar reageren op een citaat, dat doe ik nooit. En ons standpunt is bekend: wij willen dit op basis van onderhandelingen, dus een onderhandelde oplossing. Alle randvoorwaarden daarvoor zijn bekend en daar houden wij aan vast.

Er is een vraag gesteld over de vrijheid van godsdienst en geweten in de wereld. Vrijheid in religie en in levensovertuiging zijn prioriteiten in het Nederlandse mensenrechtenbeleid; dat is de heer Slob bekend. In China, Egypte en elders stelt Nederland de mensenrechten aan de orde in de bilaterale mensenrechtendialoog. Wij doen dit zowel via de Europese Unie als anderszins. De positie van de Kopten in Egypte heeft daarbij in het bijzonder de Nederlandse aandacht. En Nederland zet zich in voor mensen als Asia Bibi en haar familieleden in Pakistan, zoals de heer Slob ook weet.

In relatie tot de zorg over handelsmissies is het antwoord genuanceerd. Als wij geen handelsmissies zouden hebben met landen die bijvoorbeeld inzake de vrijheid van religie en levensovertuiging niet aan onze standaarden voldoen, dan gaan wij ook een mogelijkheid uit de weg om met elkaar tot dialoog te komen. Ik wijs op de handelsmissie die recentelijk door minister Verhagen is geleid naar China waarbij hij ook zijn zorgen heeft uitgesproken over de mensenrechtensituatie aldaar. Dat gesprek had niet kunnen plaatsvinden als wij dat soort contacten niet zouden hebben.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Het punt Israël, Midden-Oosten en het vredesproces ging even te snel voor mij. Er wordt op dit moment nog steeds onderhandeld, met name binnen de Europese Unie en ik vroeg mij dan ook af of Nederland zich niet isoleert met zijn standpunt als er consensus dreigt over misschien niet volledige erkenning maar een stap voor de Palestijnen zonder instemming van Israël. Gebruikt Nederland dan zijn vetorecht, ja of nee?

Minister Rutte:

Dat zijn als-danvragen waarop ik echt niet kan ingaan omdat ik daarmee de gesprekken die in New York plaatsvinden op een verkeerde manier zou beïnvloeden, vanuit dit debat. Ons standpunt is bekend; daar zetten wij op in. Andere landen kunnen zich ook bij ons aansluiten en dat gebeurt gelukkig ook. Wij zijn zeker niet het enige land dat dit standpunt hanteert. Wij willen simpelweg dat Netanyahu en Abbas aan tafel gaan zitten en gaan praten.

De heer Pechtold (D66):

Ik vind dit een belangrijke opschuiving ten opzichte van wat de minister van Buitenlandse Zaken heeft gezegd. U sluit dat niet uit. U gooit niet nu al met uw veto. Dat betekent dat Nederland meewerkt en dat consensus wel degelijk buiten instemming van Israël mogelijk is.

Minister Rutte:

Nee.

De heer Pechtold (D66):

Tenzij u zegt: veto. Ik leg u geen woorden in de mond.

Minister Rutte:

Jawel.

De heer Pechtold (D66):

Wij hebben veel AO's gehad waarbij u niet aanwezig was maar minister Rosenthal wel. Hij zat er op dit punt vrij geharnast in, terwijl ik nu hoor dat de Nederlandse regering in Europees verband werkt aan consensus. Die consensus kan zonder Israël worden bereikt. Ik ben blij dat ik vandaag niet de scherptebepaling hoor dat dat door een veto geboycot zal worden.

Minister Rutte:

Dit is een beetje flauw van u en dat weet uzelf ook wel. U kent heel goed de Nederlandse positie van de Nederlandse regering ten aanzien van Israël en het Palestijnse conflict. Ik zei alleen dat ik niet inga op allerlei als-dansituaties. U kunt mij morgen vragen wat we doen als de Russen iets heel raars doen en overmorgen wat we doen als de Mexicanen iets heel raars doen. Ik heb gezegd dat ik op al die als-dansituaties überhaupt niet wil ingaan. Wij gaan in elk geval niet akkoord met oplossingen, ook niet deze week in New York, als er geen sprake is van een onderhandelde oplossing waarbij twee landen gelijkwaardig met elkaar in gesprek zijn. Wij gaan niet akkoord met een eenzijdige actie van de Palestijnen voor een vorm van erkenning. Wij vinden dat onverstandig want daarmee belasten zij het hele vredesproces. Ik heb ook tegen Abbas gezegd: ga terug naar de onderhandelingstafel. Ook de Israëli's hebben daar een groot belang bij. Zij hebben groot belang bij veel meer rust in die regio. Gelet op de ontwikkelingen in Egypte en de aanstaande verkiezingen daar en de situatie tussen Turkije en Israël is het van het allergrootste belang dat Abbas en Netanyahu tot rust komen en bij elkaar gaan zitten. Daarvan is deze week misschien sprake.

De heer Pechtold (D66):

Ik ben daar heel blij om. Ik hoor daarom nu ook graag: geen veto. Dat heeft niets met "als-dan" te maken. Het zoeken naar consensus binnen Europa is ook niets raars. Dat is heel normaal. Dat gebeurt op dit moment. Ik vind het belangrijk dat u die Europese lijn hier niet verwerpt. Dat vind ik belangrijk. Dat geeft mij een klein beetje de hoop dat er met Nederland wat uitkomt. Dat is het enige waar ik naar zocht.

Minister Rutte:

U vat nu allerlei dingen samen die ik niet gezegd heb. Ik laat dat echt voor uw rekening. Nederland wil niet akkoord gaan met oplossingen waarbij eenzijdige stappen worden gezet door de Palestijnen. Wij gaan dat niet doen. Verder kunt u concluderen wat u wilt.

De heer Pechtold (D66):

Dat is een veto. Als u zegt dat u niet akkoord gaat als de rest van Europa wel een stap wil zetten, dan spreekt u een veto uit. Ik speel geen spelletje; ik wil helderheid.

Minister Rutte:

Nou, die hebt u.

De heer Pechtold (D66):

Oké, er is dus geen veto.

Minister Rutte:

U hoort wat u wilt horen. Volgens mij ben ik duidelijk geweest.

Ik kom te spreken over de vraag van de heer Wilders over Turkije uit de NAVO. Wij zijn tegenstander van het soort retoriek dat op dit moment door Turkije wordt gebruikt; dat moge duidelijk zijn. Dat is allemaal veel te ophitserig. Wij hebben Turkije daarop ook aangesproken. Minister Rosenthal heeft daarover contact gehad met zijn ambtsgenoot Davutoğlu. Wij hebben opgeroepen tot terughoudendheid. Turkije is een belangrijke NAVO-bondgenoot van Nederland. Turkije uit de NAVO zetten, is dus niet aan de orde. Ik maak wel van dit moment gebruik om een ander punt van de PVV te benoemen dat een tijdje geleden in het Vragenuur aan de orde is geweest. Toen heeft de PVV’er Raymond de Roon over premier Erdogan gezegd dat hij een islamitische aap is. Als dat niet zo is, wil ik dat graag rechtgezet hebben, maar als dat wel zo is, wil ik daarvan in de meest felle termen afstand nemen. Als ik de heer De Roon verkeerd citeer, hoor ik het graag.

De heer Wilders (PVV):

Ik houd de minister-president net een uitspraak voor en dan zegt hij: ik reageer niet voordat ik die gezien heb. Nu reageert hij op iets wat hij inderdaad niet kan hebben gezien. Het was de heer Pechtold die zei: “een islamitische aap”. Het was mijn collega die zei: “Daar komt de islamitische aap uit de mouw, en hij heet…”. Dat is de beeldspraak.

Minister Rutte:

Ach …

De heer Wilders (PVV):

Wat, ach? Doe eens normaal, man! Wat, ach?

Minister Rutte:

Doe eens normaal, man? Doe lekker zelf normaal! Tsjonge jonge!

De heer Wilders (PVV):

Ja, lezen voordat u wat zegt!

Minister Rutte:

Ik zou zeggen: doet u zelf eens normaal, mijnheer Wilders!

De heer Wilders (PVV):

Nee, doet u eens normaal!

Minister Rutte:

Je kunt toch niet praten over de premier van Turkije als over “een islamitische aap”? Dat is toch een idiote uitspraak?

De heer Wilders (PVV):

Dat heeft hij niet gezegd. Doe eens normaal en rustig, man!

De voorzitter:

Nee, mijnheer Wilders …

Minister Rutte:

Ik ben volkomen rustig, maar dit is …

De voorzitter:

Mijnheer Wilders, en minister-president, ik ben op dit moment bij brief 120, dat is ook een hele hoop menskracht en voor de mensen die ze schrijven buitengewoon teleurstellend dat het parlement zich op deze manier uit.

Ik zou heel graag willen dat u alle twee probeert op een behoorlijke manier met elkaar van gedachten te wisselen, ideeën uit te wisselen, oplossingen uit te wisselen en elkaar niet op deze manier toe te spreken, alstublieft! Het woord is aan de minister-president.

(geroffel op de bankjes)

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik ben in de overtuiging – die de heer Wilders volgens mij net heeft bevestigd – dat de heer De Roon heeft gezegd dat de premier van Turkije een islamitische aap is. Als dat niet zo is, wil ik graag dat hij dat nu ontkent, maar zo is het in de media gekomen, zo is het hier gezegd in het Vragenuurtje en ik neem daar in de meest felle termen afstand van. Zo kunnen wij niet praten over de minister-president van een bevriend land.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Zo is het niet gezegd. Er is gezegd: “Daar komt de islamitische aap uit de mouw, en hij heet de heer Erdogan”. Dat is dus niet het noemen van een aap.

Minister Rutte:

Wat is nu het verschil?

De heer Wilders (PVV):

Dat is zeker een verschil. Het een is een uitdrukking, het ander een directe kwalificatie. Ik blijf erbij dat dat niet zo is gezegd en dat de minister-president de heer De Roon echt onrecht doet als hij hem dat in de … Ik geloof de heer De Roon als hij tegen mij zegt hoe hij het heeft gezegd. Hij zat er zelf bij.

Minister Rutte:

Mag ik even reageren?

De voorzitter:

Dat punt is gemaakt nu. De reactie van de minister-president.

Minister Rutte:

Op dat punt: ik vind ook de uitspraak: “Daar komt de islamitische aap uit de mouw en die heet Erdogan” eerlijk gezegd net zo erg. Dus voorzitter, ik handhaaf mijn opmerking. Ik neem daar in de meest felle bewoordingen afstand van.

De voorzitter:

Punt gemaakt.

De heer Wilders (PVV):

Dan handhaaf ik mijn opmerking dat ik die opmerking van de heer De Roon ten volle ondersteun.

Voorzitter. Dan nu even mijn vraag. Terug naar de inhoud.

De voorzitter:

Wij gaan eerst dit punt even afmaken, want de heer Van Haersma Buma wil erop reageren.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter. Eén ding wil ik hier wel zeggen. U sprak de heren aan dat zij niet zo moeten debatteren, maar ik hoop niet dat u daarmee de minister-president bedoelde, want het was wel degelijk de heer Wilders die hier begon met een tekst die in dit huis absoluut niet thuishoort.

De voorzitter:

Daar hebt u gelijk in.

(geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Wat ik bedoelde, dat wil ik nog wel graag uitleggen, is het feit dat men elkaar in de rede viel, maar ik hoop dat u dat ook begrijpt. U begrijpt het blijkbaar niet. Ik heb het goed bedoeld en ik hoop dat de minister-president dat in ieder geval van mij aanneemt.

De heer Cohen (PvdA):

Voorzitter. Laat ik op dit punt dan ook vaststellen dat zo’n opmerking van de heer Wilders en het feit dat hij daaraan vasthoudt onmiddellijk weer het kabinet raakt.

De voorzitter:

De heer Roemer wil dit punt aanvullen.

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. Ik heb een vraag aan de minister-president. De heer Wilders gedoogt het kabinet, zei ik gisteren. Ik wil graag van de minister-president het antwoord: hoe lang gedoogt dit kabinet de heer Wilders?

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik heb al gezegd dat ik dadelijk aan het eind van mijn beantwoording terugkom op de vraag van de heer Roemer.

Hier, bij Turkije, heb ik het punt gemaakt, dat ik de uitspraak die is gedaan door de heer De Roon, ook geamendeerd door de heer Wilders – ik neem meteen aan dat hij het zo heeft gezegd als de heer Wilders heeft gezegd – in de meest felle termen verwerp.

De voorzitter:

Mijnheer Wilders. Een volgend punt.

De heer Wilders (PVV):

Het punt blijft dat wij vinden dat Turkije zo spoedig mogelijk, als een haas, de NAVO zou moeten verlaten. Turkije heeft nog net niet Israël de oorlog verklaard, maar de premier, Erdogan, heeft zich op een vergelijkbare manier uitgelaten ten aanzien van Israël, heeft oorlogstaal uitgesproken. Nu kan het zo zijn dat hij ermee doorgaat, dat het geen retoriek is, en dat Israël zich genoodzaakt zou voelen om op te treden. Dan zouden wij – maar ik hoor het wel van de minister-president als ik het verkeerd begrijp – op grond van het NAVO-verdrag gehouden zijn om Turkije te steunen. Dat kan nooit de bedoeling zijn en daarom zou Turkije, inclusief Erdogan, als een haas uit de NAVO moeten worden geknikkerd.

Minister Rutte:

Ik heb al gezegd dat wij ons zorgen maken over de oplopende schermutselingen, in taal althans, tussen Israël en Turkije. Dit is ook door minister Rosenthal aangekaart bij zijn Turkse ambtgenoot. Die zorg delen wij. Het is echter een echt nucleaire optie om te zeggen dat dit "dus" betekent dat Turkije uit de NAVO moet worden gezet. Wij volgen de situatie heel nauwgezet, maar dat is echt een overreactie.

De heer Pechtold (D66):

De premier heeft aangekondigd dat hij aan het einde van zijn bijdrage algemeen zal ingaan op wat er gisteren is gebeurd. Het beviel mij prima dat we tot nu toe goed op inhoud, met verschil van mening, gedebatteerd hebben. Zojuist werd echter wel blootgelegd – nadat ik gisteren die vraag had gesteld over "total freak" en "islamitische aap" – wat er gebeurt, niet alleen hier maar ook bij alle mensen die meeluisteren in Nederland en in het buitenland. In Turkije is de Europese Unie op dit moment in onderhandeling over samenwerking. Met Turkije voeren wij op dit moment acties uit in Libië; we moeten volgende week in een procedurevergadering kijken hoe Nederland daar samen gaat werken. Die volgende vraag aan de premier is op dit moment wel gerechtigd. Hoe kunnen Nederlandse diplomaten geloofwaardig opereren wanneer hij en zijn kabinet iedere dag afhankelijk zijn, iedere dag wanneer zij naar het ministerie rijden, omdat er politieke gedoogsteun is van iemand die dergelijke uitspraken doet? Ik vraag het heel secuur. Wat is dat voor beeld? Niet alleen sommige mensen gebruiken dat, er zijn ook mensen die het misbruiken in het buitenland. Ik vind het van groot belang dat datgene wat de regering in handen gegeven is, namelijk onze reputatie, zorgvuldig wordt beheerd. Er kan immers in een paar jaar tijd iets kapot worden gemaakt wat het resultaat was van decennia goed opbouwen. Daarover maak ik mij zorgen.

Minister Rutte:

Voor het buitenlandse politieke beleid geldt dat we te maken hebben met een minderheidskabinet van CDA en VVD. Ik heb het vaker gezegd: de PVV steunt buitenlands beleid waar het Vlaanderen en Israël betreft, maar daar stopt het ook wel. Het buitenlands beleid is dus een zaak van het minderheidskabinet van CDA en VVD. Toen ik begon als premier heb ik natuurlijk op een paar plekken moeten uitleggen hoe het precies zit. Ik moet zeggen: dat werd goed begrepen. Ik heb het zelfs nog bij de top van de NAVO in Lissabon vorig jaar november besproken met de Turkse president Gül, die vroeg of ik nog eens kon uitleggen wat voor kabinet er in Nederland is. Ik zei dat het een kabinet is van CDA en VVD dat op een aantal terreinen samenwerkt met de PVV, heel vergelijkbaar met wat er in Denemarken gebeurt en in sommige andere landen. Men begrijpt dat. Het leidt niet tot reputatieschade. In die zin kan ik er goed mee leven.

De heer Pechtold (D66):

Ik vind dat de minister-president iets wat een tijdelijk gegeven is, nu te lichtzinnig behandelt. Mijn ervaring met gesprekken met ambassadeurs, met mensen in Brussel, met mensen die op het wereldtoneel bezig zijn, is een heel andere. Ik maak mij wel degelijk zorgen over de schade die wat er zojuist gebeurde, zal opleveren. Als de minister-president en zijn minister van Financiën worden uitgemaakt, zoals laatst gebeurde, voor "ezels" die de Nederlandse belangen verkwanselen, kunnen wij inmiddels met ons behoorlijke incasseringsvermogen vanuit dat vak dat aan. Als echter een premier, een bevriend staatshoofd met wie wij weer naar Libië moeten, met wie wij aan de onderhandelingstafel zitten betreffende Europa, zo geschoffeerd wordt in het Nederlandse parlement, niet zomaar door iemand aan de zijlijn maar door iemand met dagelijkse politieke invloed, ook op het beleid van migratie en de Nederlandse financiën en de keuzes die daarbij horen zoals missies, kan de minister-president niet zeggen dat hij dat wel kan uitleggen. Daarbij past meer dan krachtig afstand nemen. Daarbij past ook de repercussies voor je rekening nemen.

Minister Rutte:

We hebben uitstekende diplomaten in Nederland en we hebben ook een goed bemand kabinet. Wij zijn prima in staat om in het buitenland uit te leggen wat voor kabinet er regeert, namelijk een kabinet van christendemocraten en liberalen, een minderheidskabinet dat voor het gehele buitenlandse politieke beleid niet kan rekenen op de vanzelfsprekende steun van een meerderheid in de Tweede Kamer. Dat zijn de feiten. Voor zover er nog aanvullende vragen komen – in het begin heb ik die gehad, in de eerste paar maanden, maar daarna ebde het weg – is dat ook prima. Dat neemt niet weg dat als een van de partijen in de Kamer, in dit geval de PVV, dit soort vergaande uitspraken doet over de minister-president van een bevriend land, ik daarvan afstand neem. Dat staat los van de gekozen politieke samenwerking.

De heer Cohen (PvdA):

Wat de heer Pechtold net zei, geldt door de uitspraken die de heer Wilders net deed, nu ook in het binnenland. "Doe eens normaal, man." Als je dat zegt tegen de premier, dan kun je dat wel gaan weglachen of zeggen: ach, dat valt allemaal wel mee. Maar, nee, dat valt niet mee. Terecht had de voorzitter het net al over al die brieven die gisteren zijn binnengekomen over de wijze waarop het debat hier gevoerd wordt. Daar wordt hier vandaag een essentieel schepje bovenop gedaan. "Doe eens normaal, man," wordt gezegd tegen de premier, die verantwoordelijk is om het beleid in een aankomende storm uit te voeren, die afhankelijk is van de heer Wilders, die hier maar roept: "Doe eens normaal, man." Dat kan de premier niet zomaar weglachen. Dat kan niet.

Minister Rutte:

Ik lach helemaal niets weg. Alleen lijkt mij dat toch een dialoog die de Kamer in de eerste plaats met de heer Wilders zelf moet voeren. Laten wij de bal wel leggen waar die hoort. Die hoort namelijk in dit huis, in dit parlement. Daar moet de Kamer de heer Wilders op aanspreken.

De heer Cohen (PvdA):

Precies.

Minister Rutte:

En op wat ik daarvan vind, kom ik zo meteen. Ik vind dit soort bijdragen natuurlijk niet bijdragen aan een goede omgangsvorm. Dat is vanzelfsprekend, maar dit is in de eerste plaats iets wat de Kamer intern moet bespreken.

De heer Cohen (PvdA):

De premier ziet het totaal verkeerd. Dit gaat niet alleen over het parlement. Daar had hij misschien daarnet nog mee kunnen wegkomen en dat was hij misschien ook van plan. Maar dat kan nu niet meer door de uitspraak tegen de premier: "Doe eens normaal, man." Je kunt wel zeggen dat dat in dit huis thuis hoort, maar nee, de premier is deel van dit huis geworden. Hij is ook deel van dit huis. Sterker nog, hij is degene die voor deze constructie heeft gezorgd. Door deze constructie komen opmerkingen van de heer Wilders in een totaal ander daglicht te staan. Hij komt er niet mee weg …

Minister Rutte:

Voorzitter …

De heer Cohen (PvdA):

Even wachten.

(hilariteit)

De heer Cohen (PvdA):

Hij komt er niet mee weg door nu maar te zeggen: jullie zoeken dat maar uit in dit huis.

Minister Rutte:

Ik maak geen deel uit van dit huis. Ik ben hier te gast. Dat ben ik graag. Ik vind van alles van die opmerkingen van Wilders – ik kom daar zo op terug – maar verder is het aan u en de Tweede Kamer om elkaar daarop aan te spreken. Dat moet u nu doen.

De heer Cohen (PvdA):

Wij zullen daar straks op terugkomen, hoewel het mij veel beter leek als de premier daar nu op zou ingaan. Maar mijn opvatting is dat dit het gezag van de premier raakt.

Minister Rutte:

Nee hoor, het raakt het gezag van degene die het uitspreekt.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Dat mag de premier denken, maar het komt als een boemerang terug, kan ik hem voorspellen. Heel Nederland heeft gisteren al met plaatsvervangende schaamte zitten kijken en vandaag weer. Tijd is verspild hier in de Kamer door niet over de echte problemen te praten, maar door lang te luisteren naar vernederingen over en weer. Steeds meer mensen zijn het zat. Deze premier heeft met de ploeg, die daar zit, ervoor gezorgd dat de gedoogpartner ook in het hart van het kabinet zelf zit. Hij kan wel doen of het niet zo is, maar het zijn wel de feiten. Waar ligt voor deze premier de grens?

Minister Rutte:

Toen wij deze samenwerking aangingen, wisten wij wat wij deden in die zin dat wij gingen werken met een partij die zich af en toe buitengewoon, op het onbeschofte af, kan uiten. Dat wisten wij. Dat gebeurde ook gisteren. Dat gebeurt ook vandaag. Dat zijn de feiten. Wij zijn met elkaar tot een goede inhoudelijke samenwerking gekomen op een aantal terreinen. De uitspraak van de heer Wilders daarnet in mijn richting vind ik onbeschoft. Dat ben ik helemaal eens met iedereen die dat zegt, maar het is in de eerste plaats aan de Kamerleden onderling om de heer Wilders daarop aan te spreken. Het valt mij op dat u dat niet doet.

De voorzitter:

Nou ...

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Er valt mij ook iets op, namelijk dat in het bijzonder één fractie in het parlement hier bijzonder weinig op opereert. Dat is toevallig de fractie van de premier zelf. Ook net liet de heer Blok weer de kastanjes uit het vuur halen door collega Van Haersma Buma. Zelf gaf hij geen reactie. Dat mag wel eens even worden geconstateerd. Als de premier hier iemand in de Kamer dus op aanspreekt, dan is dat met name zijn eigen fractie.

De heer Blok (VVD):

Ik wordt nu persoonlijk aangesproken. De heer Van Haersma Buma was mij iets voor. Ik complimenteer hem met zijn woorden. Dat waren precies de woorden die ik uit wilde spreken. En nu u daar toch over begint, mevrouw Sap, de heer Wilders provoceert graag. Ik heb geen zin om mij te laten provoceren.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Dat is veel en veel te gemakkelijk, want met die provocaties wordt niet alleen de heer Blok geprovoceerd, maar ook de premier en eigenlijk de hele Nederlandse bevolking. Dat heeft zijn doorwerking. Die doorwerking merkt deze kabinetsploeg dagelijks. Die merkt deze kabinetsploeg in het werk in het buitenland, maar ook in Nederland zelf. De premier mag dan wel niet gaan over de woorden van de heer Wilders, maar hij gaat wel over zijn politieke vrienden. Ik stel vast dat de gedoogconstructie met de PVV medeverantwoordelijkheid legt bij de premier en vicepremier Verhagen voor de verhuftering in het parlement en daarbuiten.

Minister Rutte:

Mag ik, in aansluiting op wat de heer Blok net zei, opmerken dat het bij de stijl van de heer Wilders hoort om hier regelmatig een stuk rood vlees de Kamer in te smijten? De vraag is of je daar iedere keer met z'n allen op moet duiken. Deze vraag moeten wij onszelf stellen.

De voorzitter:

Nadat mevrouw Sap en de heer Slob hebben geïnterrumpeerd, zal ik een opmerking maken over ons Reglement van Orde.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Voorzitter. De minister-president spreekt zichzelf nu echt tegen. Zo-even klonk nog het verwijt dat de Kamer niet genoeg hierop reageert en niet genoeg afstand neemt, maar nu zegt de minister-president weer dat de vraag is of je er elke keer op moet duiken.

Minister Rutte:

Nee, het is de vraag of de Kamer dan mij moet aanspreken. Ik vind dat als zij kritiek heeft, zij bij de heer Wilders moet zijn.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Mag ik even uitspreken?

De voorzitter:

Niet door elkaar heen spreken.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Dit tekent wellicht ook de onmacht die, het onvermogen dat de minister-president zelf voelt in hoe hiermee om te gaan. Soms reageert hij wel, meestal reageert hij niet, maar hoe dan ook, reactie of geen reactie, het beeld is gezet. Dat beeld brengt hem een hele hoop last, in binnen- en buitenland.

Minister Rutte:

Ik zie dat echt niet zo. Mevrouw Sap kan dat blijven zeggen, maar als zij vindt dat hier uitspraken worden gedaan die te ver gaan, moet de Kamer daar zelf de betrokken parlementariër op aanspreken. Dat is mijn opvatting als gast van dit huis.

De voorzitter:

Ik zou graag de heer Slob eerst het woord geven, maar ik moet nu toch even iets zeggen. De heer Rutte is deel geweest van dit parlement. Hij weet dus hoe het zit. We hebben het al eerder aan de hand gehad. Als de heer Rutte wenst dat de heer Wilders zijn woorden terugneemt, dan moet hij dat zelf aangeven.

Minister Rutte:

Nee.

De voorzitter:

U kunt wel zeggen dat dit niet zo is, maar zo hebben we het met elkaar afgesproken. Ik wil dat met alle plezier veranderen als een meerderheid dat wil. Het kan alleen staande de vergadering met unanimiteit. Maar het kan dus veranderd worden. Ik heb zelf net een opmerking gemaakt over de orde. Als de minister-president wil dat de woorden teruggenomen geworden, dan moet hij dat zelf aangeven.

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik heb het helemaal niet gehad over het terugnemen van woorden. Dingen zijn gezegd zoals ze zijn gezegd. Ik heb het ook niet over uw rol gehad. Ik verwijt u helemaal niets. Ik heb het gehad over de heer Cohen en mevrouw Sap, die zeggen: wat de heer Wilders heeft gezegd, kan hij niet zeggen. Mijn opvatting is dat als zij dat vinden, zij de heer Wilders daarop moeten aanspreken. Dat is mijn punt.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik ben nu tien jaar lid van het parlement, overigens met een korte onderbreking, maar wat we nu meemaken heb ik eerlijk gezegd nog niet eerder meegemaakt. Ik schaam mij diep, want ik ben wel onderdeel van dit geheel. Ik weet dat er duizenden mensen zitten te kijken, die nu van de politiek verwachten dat zij leiding neemt en de grote problemen aanpakt. En wat zijn we nu hier met elkaar aan het doen? Dat neem ik ook de heer Wilders kwalijk, die daarin voorgaat, ook in de taalverruwing. Hij was daar al mee bezig en iedere keer opnieuw weet hij weer de overtreffende trap te bereiken. Ik vind het echt een dieptepunt. De minister-president heeft gelijk dat hij daar niet voor verantwoordelijk is. Wij moeten met elkaar regelen waar onze grenzen liggen. Ik vraag u nu, voorzitter, om een moment te regelen na dit debat om daar met elkaar over te spreken. Ik denk dat we deze grens echt nadrukkelijk hebben bereikt, sterker nog, dat we er overheen zijn gegaan. Wat we de minister-president kunnen "verwijten" is dat hij met een constructie van start is gegaan waarvoor de heer Klink vorig jaar nog zo waarschuwde omdat deze problemen zou opleveren. Ik denk echter niet dat dit het moment is om daarover te gaan discussiëren, maar het komt wel sterk naar voren. Je ziet dat daar dus ook een keer een grens is. Die grenzen worden opgezocht, er wordt geprovoceerd en in het taalgebruik komt dit soms tot uitdrukking. Dat is heel triest, want het leidt af van de problemen die er zijn en die we met elkaar moeten aanpakken. Ik hoop dat we nog tijd hebben in dit debat om daar verder op in te gaan.

De voorzitter:

Ik constateer dat de minister-president niet wil reageren.

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. Dit was eigenlijk precies de reden waarom ik had gehoopt dat we dit vanmorgen om 10.15 uur meteen hadden kunnen aftikken. We hebben vandaag heel lang een goed inhoudelijk debat gevoerd. We waren het op onderdelen met elkaar oneens. Dat mocht ook scherp gebeuren: het ging op de inhoud scherp. Dat mag; ik houd daar ook wel van. Nu verpest het eigenlijk weer de hele sfeer van het debat, waar al die mensen thuis de hele dag naar hebben gekeken. Zij vragen zich af: hoe zit het met mijn toekomst, met mijn werk, met mijn zorg, met mijn inkomen, met mijn onderwijs? Laat één ding helder zijn: iedere partij kiest zijn eigen politieke vrienden. Daar ga ik niet over. Ik ga er niet over als de premier, de VVD en het CDA met deze constructie door willen gaan. Zij zijn verantwoording schuldig aan hun eigen achterban, zoals ik aan mijn achterban. Of ik het correct gedaan heb of niet, hoor ik vanzelf wel van mijn achterban. Maar we hebben één verantwoordelijkheid hier en dat wil ik toch tegen de minister-president zeggen. Als hij een samenwerking aangaat met een partij die zelfs leden van het kabinet wil schofferen, moet hij zich de vraag of hij daarmee door wil gaan echt wel aantrekken. Hij hoeft aan mij natuurlijk geen verantwoording af te leggen, het is zijn keuze. Het schofferen van de staatssecretaris gisteren en van de minister-president nu had ik, als ik daar had gestaan, niet geaccepteerd; daar hebben wij het net al even over gehad.

Minister Rutte:

Laat ik in reactie op de woorden van de heer Roemer van vandaag en zijn vraag van gisteren een paar dingen zeggen. De heer Roemer weet dat dit kabinet in het gedoogakkoord heeft vastgelegd waarover wij het eens zijn. Er zijn echter ook heel veel terreinen waarop de PVV enerzijds en het CDA en de VVD anderzijds het niet eens zijn. Een belangrijk kenmerk en onderdeel van de politieke samenwerking tussen de fracties van de VVD, het CDA en de PVV is dat het ons vrijstaat om in alle openheid van mening te verschillen over de onderwerpen waarover geen afspraken zijn gemaakt. Dat betreft bijvoorbeeld de hele buitenlandse politiek; dat zagen wij vandaag terug in het debat over Griekenland en Europa. De heer Wilders maakt daarvan voluit gebruik. Dat is, gezien het karakter van de afspraken die wij hebben gemaakt, meer dan zijn goed recht. De rechter heeft onlangs vastgesteld dat juist de positie van de heer Wilders in de samenleving met zich meebrengt dat hem een ruime vrijheid van meningsuiting toekomt. Deze uitspraak is, meen ik, in juni gedaan door de rechtbank in Amsterdam. Wat mij betreft moet het debat binnen de grenzen van die uitspraak op het scherpst van de snede worden gevoerd. Dat doet de heer Wilders, dat doen wij, dat doet de heer Roemer, dat doet de hele Tweede Kamer. Wij kennen inmiddels de wijze waarop de heer Wilders het debat voert. Wij weten hoe hij zich voor de camera pleegt uit te drukken. Ik noemde net al de metafoor dat er af en toe een stuk rood vlees de arena wordt ingegooid. De vraag is of wij daar wel of niet op af willen springen. Dat is de debatwijze van de heer Wilders; daar kiest hij voor; dat is zijn manier van werken.

Ik heb echter, niet alleen in het debat van vandaag, maar ook op andere momenten scherp afstand genomen van de woorden van de heer Wilders, bijvoorbeeld over de haatpaleizen of over de minister-president van Turkije. Die afspraak hebben wij ook gemaakt. Hij kan die dingen zeggen – wij hebben bijvoorbeeld een totaal verschillende mening over de islam – maar als ik vind dat hij te ver gaat, dan zeg ik dat, normeer ik dat en geef ik mijn opvattingen. U vroeg heel specifiek naar het debat van gisteren, naar de opmerking van de heer Wilders over mevrouw Albayrak en haar verwantschap met een andere mevrouw Albayrak die toevallig familie van haar is. Ik kon mij volledig vinden in de woorden van de heer Cohen. Door de wijze waarop de heer Wilders zich gisteren uitliet tegenover de heer Cohen en de vergelijking die hij maakte, zijn in ieder geval mijn grenzen van fatsoen overschreden. Dat moet volstrekt duidelijk zijn. Ik voelde mij zeer thuis bij de uitlating van de heer Van der Staaij, gisteren, over het goede gebruik van hoffelijkheid in deze vergaderzaal. Dat is mijn opvatting. De heer Wilders, CDA en VVD hebben afspraken gemaakt over de vraag hoe wij inhoudelijk met elkaar samenwerken. Bij de VVD en het CDA wisten wij dat wij gingen samenwerken met een politieke partij die het maximale zou doen om uit te lokken, te railleren en regelmatig de grenzen van de hoffelijkheid en beschaving te overstijgen. Dat heeft de heer Wilders ook in dit debat weer gedaan. Dat wisten wij toen wij hieraan begonnen, maar tegelijkertijd kunnen wij op een aantal terreinen inhoudelijk goed samenwerken en daar gaan wij ook mee door. Dat is mijn reactie, mijnheer Roemer, op uw vraag.

De heer Cohen (PvdA):

U zegt in het slot van uw betoog dat de heer Wilders "het maximale zal doen". Bent u niet van mening dat hij in ieder geval vandaag over dat maximale is heengegaan?

Minister Rutte:

Nee. Vandaag gooide hij opnieuw zo'n stuk rood vlees de arena in door tegen mij te zeggen "houd toch op, man"; ik weet niet wat hij precies zei. Dat is zijn manier van debatteren. Dat is de reden dat u en ik al vijf jaar zoeken naar een goede reactie op die debatstijl van de heer Wilders. Daarom heeft hij gisteren ook weer het hele debat en de hele publicatie van het debat in de pers kunnen domineren. De beste manier om hiermee om te gaan, is om op dat moment te normeren en vervolgens door te gaan.

De heer Cohen (PvdA):

Ik heb daarover twee opmerkingen. In de eerste plaats is er natuurlijk iets veranderd door het feit dat de PVV gedoogpartner is geworden. Volgens de peilingen – anderen hebben daar ook wel eens last van; ik spreek dan over mijzelf – denkt een deel van de Nederlanders dat de heer Wilders minister is. Kijk nou even wat dat betekent.

Minister Rutte:

Dat lijkt me iets voor de kerndoelen in het onderwijs.

De heer Cohen (PvdA):

Dit lijkt me niet het moment om nog weer een leuke opmerking te maken. Maar vooruit, dat hoort een beetje bij de stijl van de minister-president. Het is een verschil.In de tweede plaats kan de premier wel zeggen: het glijdt langs m'n koude kleren af, maar hij is wel minister-president. Hij is minister-president! Dat moet hij in de beschouwing betrekken, maar dat doet hij niet en dat begrijp ik niet. Ik begrijp niet dat hij dat niet inziet, dat hij niet inziet dat zijn functie door zo'n opmerking besmeurd wordt en dus aangetast wordt. Iedereen in het land die zit te kijken, denkt: laat hij dat zomaar gebeuren? Wat betekent dat in een tijd waarin de storm toeneemt? Wij hebben het er de hele tijd over gehad en we horen het erover te hebben. Wat betekent dat in een tijd waarin het juist van het grootst mogelijke belang is dat de regering die storm kan beheersen? Daar is veel gezag voor nodig, mijnheer de minister-president. Op deze manier gaat het mis met dat gezag. Ik begrijp niet dat hij dit niet inziet.

Minister Rutte:

Mijn onzekerheid heeft niet de mate bereikt dat dit soort balorige en flagrante schendingen van de hoffelijkheid mij van m'n stuk kunnen brengen. Ik vind er iets van – ik heb dat ook gezegd – maar ik heb het niet nodig om er iedere keer afstand van te nemen omdat ik anders bang ben dat het mijn gezag zou aantasten. Daar ben ik geen seconde bang voor, omdat de mensen het precies kunnen wegen en precies weten wat er aan de hand is. Volgens mij vindt de heer Cohen dit ook.

De heer Cohen (PvdA):

Zeker, ik heb daar ook niet zoveel last van. Het gaat echter niet over uw onzekerheid; het gaat over uw rol als minister-president. Dat wilt u blijkbaar niet inzien. Als u dat niet inziet, vind ik dat een probleem.

Minister Rutte:

Ik ben minister-president van een minderheidskabinet, dat op een aantal terreinen tot samenwerking is gekomen met een fractie in deze Kamer, om te komen tot de aanpak van grote problemen op het terrein van economie, ouderenzorg, immigratie en veiligheid. Daar werken wij gedrieën aan. Wij weten – dat heb ik net ook gezegd – dat de PVV haar eigen stijl heeft en de fractievoorzitter van de PVV z'n eigen stijl heeft. Dat wisten wij toen wij eraan begonnen. Wij moeten onszelf afvragen of het zin heeft om er iedere keer op te reageren, maar als het nodig is zal ik dat doen. Dat doe ik ook en volgens mij zijn de bewijzen daarvan zichtbaar.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik heb hierover niet zozeer een vraag aan de minister-president, omdat ik vind dat wij moeten oppassen dat wij de gebruikelijke staatsrechtelijke verhoudingen in acht blijven nemen, namelijk dat de Kamer de regering controleert en niet de regering de Kamer. Voordat wij het weten, vragen wij de minister-president om te reageren op allerlei gedragingen of uitlatingen van Kamerleden. Als het om Kamerleden gaat, hebben wij volgens mij vooral naar onszelf te kijken. Wij moeten bezien of onze procedures voldoende zijn.

In 1997 ontstond er een flinke discussie in de zaal toen de voorman van de Socialistische Partij "Effe dimmen!" tegen de voorzitter. De voorzitter vroeg hem die woorden terug te nemen, maar dat deed de heer Marijnissen niet. Hij heeft er later een hele beschouwing aan gewijd omdat velen in het parlement kennelijk nog niet erg gewend zijn aan de taal van de straat, die vele mensen wel spreken. Dat klopt, de SGP is ook nog steeds niet gewend aan de taal van de straat en het café. Wat dat betreft, heb ik dezelfde moeite met uitlatingen zoals die hier ook gisteren geklonken hebben en waarbij het halve dierenrijk voorbijkwam. Ik heb liever dat wij als mensen onderling met elkaar spreken, een pittige strijd op de inhoud voeren, maar dat die strijd wel – sorry dat het middeleeuws is, collega's – ridderlijk is.

Het punt is dat een voorzitter kan zeggen: maak hier een einde aan, zoals de voorzitter ook collega's aanspreekt als zij elkaar in de rede vallen. Kennelijk zitten wij met het probleem dat er in deze Kamer zulke uiteenlopende ideeën zijn over wat fatsoenlijk is, dat er een soort patstelling ontstaat. Het lijkt mij goed om daarover binnen de Kamer als geheel verder van gedachten wisselen, om te bepalen hoe wij daarmee moeten omgaan.

(geroffel op de bankjes)

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik sluit mij graag aan bij het laatste punt van de heer Van der Staaij. Voor de CDA-fractie is het wel zeer van belang wat de minister-president zegt, ook omdat wij een coalitiepartner van de minister-president zijn. Ik ken de jovialiteit van de minister-president en hem horende, realiseer ik mij dat hij zeer serieus is in zijn afwijzing van hetgeen de heer Wilders zegt. Ik hecht eraan om op te merken dat dit voor mijn fractie belangrijk is. Ik realiseer mij – dat zeg ik tegen de heer Wilders en de PVV-fractie – dat alles wat de heer Wilders zegt, niet in strijd is met de wet en ook niet in strijd is met het gedoogakkoord. Voor het CDA is het echter net zo belangrijk dat het wel in strijd is met de meest elementaire regels van fatsoen.

De heer Wilders (PVV):

Met stijgende verbazing hoor ik dit debat aan. De ene zegt dat wij onfatsoenlijk zijn, de andere zegt dat wij onbeschoft zijn. Het zou onder andere gaan om mijn uitspraak waarin ik de heer Cohen "een bedrijfspoedel" noemde.

Ik zal een paar voorbeelden noemen van wat wel mag. De voormalige leider van de Partij van de Arbeid en de voormalige minister-president, de heer Kok, heeft de heer Balkenende ooit het schoothondje van de heer Bush genoemd. Ik heb toen niemand hier in dit huis gehoord over het feit dat een premier, de leider van de Partij van de Arbeid, iemand anders een schoothondje noemde. De voormalige leider van de SP, de heer Marijnissen, noemde minister Koenders hier in deze Kamer een flapdrol. Dat kan allemaal. Ik heb niemand toen een brief horen vragen aan de minister-president en niemand heeft gezegd dat dit toch niet mag en dat hij er afstand van moet nemen. Het ergste vind ik nog de dubbele moraal en de selectieve verontwaardiging. De PVV is sinds jaar en dag door menigeen binnen en buiten de Kamer voor rotte vis uitgemaakt. Wij zijn xenofoben, racisten en extremisten genoemd. De heer Samsom van de Partij van de Arbeid heeft ons zelfs vergeleken met fascisten. Dat moeten wij ons allemaal laten zeggen en er is niemand die wat roept. Geen minister-president maakte daar een punt van. Ook de heer Rutte maakte daar, toen hij nog voorzitter was van de VVD-fractie, geen punt van. Wij worden voor rotte vis uitgemaakt en niemand zegt wat. Wij doen een uitspraak over een poedel, die bovendien nog waar is ook, en we krijgen op ons donder.

De heer Blok (VVD):

Nu ben ik van een fractie die noch de PVV-fractie ooit voor rotte vis heeft uitgemaakt, noch een andere fractie. Zo gaan we namelijk niet met elkaar om. Ik vind ook dat je je niet eindeloos moet laten provoceren, omdat dan het beeld van scheldende Kamerleden het enige beeld is dat overblijft van zo'n belangrijk debat. Het verstandigste wat we nu kunnen doen, zoals de premier ook aangeeft, is ons niet te laten provoceren en verder te gaan met het inhoudelijke debat.

(geroffel op de bankjes)

De heer Pechtold (D66):

Dat lijkt mij ook het verstandigste, maar ik wil voor de volledigheid namens mijn fractie zeggen, dat ik me er inhoudelijk helemaal in kan vinden zoals de heer Cohen het zojuist verwoordde, en dat ik me ook aansluit bij de gedachtelijn. Uiteindelijk is het met de heer Wilders altijd zo dat hij zichzelf, als het hele debat is geweest, als het slachtoffer ziet.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ook mijn fractie deelt de zorg dat het fatsoen in dit huis langzaam afglijdt. We moeten hier met zijn allen naar kijken en elkaar erop aanspreken. Wij willen ook graag verder gaan met de inhoud van dit debat.

Minister Rutte:

Voorzitter. Dan kom ik bij het Nationaal Woonakkoord. De Partij van de Arbeidfractie heeft hierover vragen gesteld. Ik kom overigens daarmee bij het laatste onderwerp, namelijk de restvragen. Het Nationaal Woonakkoord is in de ogen van het kabinet niet nodig. Er is recent een woonvisie gepresenteerd, met een evenwichtig pakket aan maatregelen.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ik check het even, maar de minister-president lijkt uit het buitenland vertrokken te zijn.

Minister Rutte:

Ja, ik vond het wel tijd worden.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Dat gaat ineens iets te snel. Ik wil er toch nog even naar terug. Er is één groot onderwerp dat ik in dat blokje "buitenland overig" helemaal heb gemist en waarover ik de minister-president niet heb gehoord, namelijk de ontwikkelingssamenwerking. Deze gaat mijn fractie zeer aan het hart. Wij zouden maar wat graag in staat zijn om de bezuinigingen die het kabinet hierop pleegt, terug te draaien. Het siert het kabinet en Nederland niet om in krappe tijden juist te schrapen bij hen die toch al weinig of niks te missen hebben.

Staatssecretaris Knapen heeft aangekondigd dat extra bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking niet zijn uitgesloten, mochten er extra bezuinigingen nodig blijken. De minister-president heeft gisteren de CDA-fractie, de heer Buma, gehoord, die zei dat voor hem 0,7% de ondergrens is. Hoe hard is die internationale afspraak van 0,7% voor de minister-president?

Minister Rutte:

Die is hard. Deze afspraak hebben we gemaakt tussen de drie partijen. Het is voor de CDA-fractie een zeer aangelegen punt. Met betrekking tot wat staatssecretaris Knapen heeft gezegd, kan ik het volgende zeggen: als het echt allemaal onder druk komt te staan, wordt natuurlijk alles vloeibaar. Dat verwijst naar mijn eerdere uitspraak dat er pittige onderhandelingen zullen komen, mocht het zo zijn dat er meer moet worden bezuinigd.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ik zit even te puzzelen hoe ik dit antwoord moet duiden. Het klinkt als: het is hard, totdat het morgen niet meer hard blijkt te zijn, omdat dan de omstandigheden misschien anders zijn. Zegt de minister-president dat?

Minister Rutte:

Het regeer- en het gedoogakkoord is er duidelijk over. Wij gaan niet onder de 0,7%. Staatssecretaris Knapen heeft gezegd dat we opnieuw naar alles moeten kijken als dingen vreselijk onder druk komen te staan. Zover is het niet. Het zou mij ook verbazen als het gebeurt. Bij de onderhandelingen was het punt van ontslagrecht en WW heel belangrijk voor de PVV en voor het CDA was het een cruciaal punt dat het niet onder de 0,7% komt. Het zou mij verbazen als daar iets aan verandert.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Dan constateer ik dat de minister-president zich in ieder geval realiseert hoe belangrijk dit punt is voor zijn coalitiepartner. Ik kijk met goede hoop uit naar de rechte rug van het CDA, als men binnenkort komt te spreken over de extra bezuinigingen of, naar mijn fractie hoopt, de hervormingen.

Minister Rutte:

Als het zover komt.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik denk dat wij niet in allerlei als-dandiscussies moeten vervallen, maar toch wil ik iets zeggen over de 0,7%. Erkent de minister-president dat het niet alleen van groot belang is hoe wij daar zelf mee omgaan, maar dat het ook gevolgen kan hebben voor andere landen? Wij kunnen heel moeilijk andere landen erop aanspreken om zich wel aan die norm te houden, als wij dat zelf niet doen.

Minister Rutte:

Door de samenstellende delen van deze politieke samenwerking wordt daar verschillend over gedacht. Een feit is dat de uitkomst van de discussie is dat de 0,7% staat.

Dan nogmaals het Nationaal Woonakkoord. Er is een woonvisie, die ook besproken zal worden in de Kamer. Het pakket is bekend: de continuering van de hypotheekrenteaftrek, de tijdelijke verlaging van de overdrachtsbelasting, het zich concentreren van de corporaties op hun kerntaak en het nemen van maatregelen om de doorstroming op de huurmarkt te bevorderen.

De heer Blok heeft gesproken over het kooprecht. Dit is een belangrijk punt. De Engelse premier noemde dat in de jaren tachtig de “ownership society”. Wij hechten daar zeer aan. De voorstellen daartoe zullen voor de jaarwisseling bij de Kamer worden ingediend, met het oog op inwerkingtreding in 2013. Voor het eind van het jaar zullen de voorstellen bij de Kamer liggen.

Voorts zijn er vragen gesteld over het openbaar vervoer. Daarin wordt flink geïnvesteerd. Er wordt 4,4 mld. geïnvesteerd in het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer. Wij zijn van mening dat het openbaar vervoer in de grote steden anders georganiseerd kan worden. Wij zien bijvoorbeeld dat de investeringen die voortkomen uit privatiseringen een groot succes zijn. Ik verwijs in dit verband naar het openbaar vervoer in de Zaanstreek. Langs die lijn en de lijn van een verdere efficiencyverbetering is de minister van Infrastructuur en Milieu bezig om het beleid vorm te geven.

De heer Slob (ChristenUnie):

De minister-president verwijst wat investeringen in het openbaar vervoer betreft naar een maatregel die het vorige kabinet heeft genomen. Dit kabinet is, ook als het gaat om het spoor, gewoon aan het bezuinigen. Ook komt er een grote klap in de grote steden, als het kabinet het eerdergenoemde hoge bedrag aan de openbare aanbesteding blijft koppelen. Wij zullen daarop terugkomen bij de bespreking van de begroting met de minister van I en M.

Ik heb nog een vraag over het vorige onderwerp waarover de minister-president sprak, te weten de woningbouw. Op dit moment kijkt de complete bouwwereld naar Den Haag. De vraag is wat het kabinet zal doen met de btw-verlaging. Is er nog ruimte om volgend jaar het lage btw-tarief in stand te houden? Het gaat om honderdduizenden mensen die in de bouwsector werken. Wij krijgen vanuit het land veel reacties dat dit veel werk zal kosten. Dan is men op een andere manier het geld kwijt. Wij hebben er al een paar keer voor gepleit om het lage btw-tarief in stand te houden. Ik vraag aan de minister-president – het is de laatste keer dat ik erover begin, maar misschien komen wij er bij het Belastingplan nog op terug – of hij toch nog eens wil overwegen het lage btw-tarief in stand te houden, om de werkgelegenheid in deze voor Nederland zo belangrijke sector, die ook volgens het kabinet een kracht in de Nederlandse samenleving is, overeind te houden.

Minister Rutte:

Daar is natuurlijk al eerder over gesproken. Daar zal ongetwijfeld opnieuw over gesproken worden bij de behandeling van het Belastingplan. Het was een tijdelijke maatregel, die nu stopt. Als de maatregel zou doorlopen, zou het effect naar onze overtuiging heel beperkt zijn. Dat debat hebben wij echter al een paar keer gevoerd. Wij kunnen ervoor kiezen om dat debat nogmaals te voeren bij de behandeling van het Belastingplan.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb zelf de indruk dat het gewoon een financieel probleem is en dat het kabinet om die reden zegt met de maatregel te stoppen. Wij hebben goed geluisterd naar de mensen die er in de praktijk mee te maken hebben. Die zeggen helemaal niet dat de maatregel slechts een beperkt effect heeft. Sterker nog, zij vinden juist dat daardoor veel mensen in de bouwsector aan het werk kunnen blijven. Ook op dit punt lijkt het erop dat de minister-president in een papieren werkelijkheid zit, die ver afstaat van wat er in de dagelijkse praktijk op de bouwsteigers gebeurt. Ik vraag de minister-president dus nog één keer: wilt u daar alstublieft met het kabinet nog eens goed naar kijken? De maatregel stimuleert de werkgelegenheid en houdt mensen aan het werk. Is de doelstelling van het kabinet niet om de kansen die er zijn te benutten?

Minister Rutte:

Laten wij dit punt nogmaals aan de orde stellen bij de behandeling van het Belastingplan. Het kabinet is ervan overtuigd dat deze maatregel in structurele zin niet zo veel bijdraagt. Tijdelijk heeft de maatregel effect gehad, maar structureel zit er veel weglek in dergelijke regelingen. Wij denken dat wij het geld beter kunnen besteden. Laten wij dat debat in volle omvang nog eens voeren bij de behandeling van het Belastingplan.

Er zijn vragen gesteld over duurzaam ondernemen en werk maken van schone energie. Wij hebben dat beleid op een aantal manieren vormgegeven. In de eerste plaats het nieuwe bedrijfslevenbeleid. Ik heb daarover eerder vandaag gesproken, onder andere waar het ging om de topsectoren. Ten tweede is er de nieuwe Stimuleringsregeling Duurzame Energie Plus met een aantal heel specifieke verbeteringen ten opzichte van de vorige regeling. Ten derde is er sprake van de zogeheten "green deals" die eraan komen met concrete resultaatafspraken over energie, water, mobiliteit en grondstoffen.

De heer Slob heeft gevraagd of de regering 150 mln. wil omzetten om de overdraagbare heffingskorting voor gezinnen met jonge kinderen in stand te houden. Ik heb tegen de heer Van der Staaij al gezegd dat het bewust beleid van het kabinet is om de overdraagbaarheid van de heffingskorting af te schaffen, simpelweg omdat het fiscaal subsidiëren van niet werken uiteindelijk te veel geld gaat kosten. Wij denken dat het beter is om deze maatregel geleidelijk af te bouwen. Ik weet dat de ChristenUniefractie moeite heeft met het feit dat gezinnen met jonge kinderen, die eerder waren uitgezonderd, eronder worden gebracht. Het is echter een bewuste keuze van dit kabinet om de groep in één keer de achterstand op de rest van Nederland te laten inlopen. Wij hebben besloten dit niet in één jaar te laten plaatsvinden, maar om het uit te smeren over vier jaar, dit vanwege het koopkrachteffect. Wij hebben die maatregel dus enigszins gemitigeerd.

De heer Slob (ChristenUnie):

Bij het feit dat die maatregel niet meer houdbaar was met de politieke meerderheden die zich in de Kamer vormden, hebben wij ons tandenknarsend neergelegd. Met onze vorige coalitiepartners, CDA en PvdA, konden wij in ieder geval die groep ouders met jonge kinderen ontzien, zodat zij een keuze konden maken om in die eerste jonge jaren bij de kinderen te zijn. Het is ook in het belang van de samenleving dat die kinderen een veilige plek hebben waar zij kunnen opgroeien. Ouders moeten daarin keuzes kunnen maken. Ik vind het teleurstellend dat het kabinet dat niet echt ziet en die jonge moeders en vaders voluit de arbeidsmarkt wil opdrijven. Zij moeten de keuze kunnen maken om voor hun jonge kinderen te zorgen. Dat wordt natuurlijk nooit volledig gedekt door de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting. Ik vind het een gemiste kans.

Minister Rutte:

Hier zijn de verschillen van inzicht heel fundamenteel tussen regering en de ChristenUniefractie. Wij denken werkelijk dat deze fiscale subsidiëring zou moeten stoppen, omdat wij binnen het hele fiscale stelsel andere keuzes moeten maken, uiteraard ook met het oog op de inkomenspositie van de rijksoverheid. Het referentieminimumloon wordt ook van toepassing op de bijstand. Dat heeft het voordeel dat je voorkomt dat de bijstand geleidelijk hoger wordt. Als je dat niet zou doen, brengt dat allerlei effecten op de armoedeval met zich mee. Dat zijn heel bewuste keuzes die het kabinet maakt en die zijn in lijn met de verkiezingsprogramma's van de meeste partijen in deze Kamer.

De heer Slob (ChristenUnie):

Een bewuste keuze, maar ik denk dat het een verkeerde keuze is. In ieder geval één partij in het kabinet heeft het gezinsbeleid op papier hoog in het vaandel staan. Dit had daarvan een onderdeel kunnen zijn. In het vorige kabinet was het dat ook. Nu is het weggevallen. Nogmaals: een gemiste kans.

Minister Rutte:

Ik kan de heer Slob verzekeren dat de partij waaraan de heer Slob refereert wel degelijk op allerlei terreinen de eigen klassieke opvattingen over het gezin, die bij het wezen van die partij horen, stevig naar voren brengt en dat die onderdeel uitmaken van de beleidsopvattingen van deze coalitie.

Een enkel woord over de tegenbegrotingen. Ik heb daarover in de loop van het debat al een aantal dingen gezegd, maar ik heb nog enkele toevoegingen. Om te beginnen spreek ik grote waardering uit voor het feit dat de fracties van PvdA, SP, D66, GroenLinks en ChristenUnie de inspanning hebben geleverd om een tegenbegroting op te stellen. Dat is een grote klus. Dat weet ik uit mijn vorige rol. Het is gewoon hard werken. Vier van de vijf tegenbegrotingen – die van de SP-fractie niet – zijn doorgerekend door het CPB en dat geeft vergelijkingsmateriaal.

Ik constateer dat de fracties van PvdA en GroenLinks in 2012 per saldo kiezen voor een forse lastenverzwaring van respectievelijk 1,3 mld. en 1,5 mld. Die keuze maakt het kabinet niet. Dat heeft te maken met de tweedeorde-effecten van belastingverhogingen, namelijk dat het uiteindelijk zal leiden tot minder bedrijvigheid en minder banen in Nederland. Normaal gesproken zie je dat terug in de doorberekeningen van het Centraal Planbureau van bijvoorbeeld verkiezingsprogramma's. Dan blijkt dat dit een negatief effect heeft op bijvoorbeeld het saldo en de economische groei.

De lastenontwikkeling die de ChristenUnie en D66 voorstaan, zit dicht in de buurt van die van het kabinet. Ik geef mij gewonnen, want de heer Pechtold had gelijk: die was geen 100 mln., maar 200 mln. lager dan die van het kabinet. De ChristenUnie zit 400 mln. hoger dan het kabinet, maar wel heel dicht bij het pad waar het kabinet voor kiest.

De tegenbegrotingen van de SP, de Partij van de Arbeid en de ChristenUnie hebben een nivellerend karakter. Dat is per saldo ook negatief voor de arbeidsparticipatie. De effecten op de arbeidsparticipatie van de tegenbegrotingen van GroenLinks en D66 zijn wat dat betreft evenwichtiger. Dat komt onder andere omdat deze partijen ervoor kiezen, het tarief in de eerste en de tweede schijf te verlagen. Dat is natuurlijk positief voor de arbeidsparticipatie. Ik heb daarover met de heer Pechtold gediscussieerd.

Je kunt wel een paar vraagtekens zetten bij de wetstechnische haalbaarheid van een aantal voorstellen, bijvoorbeeld van het voorstel van D66 om de AOW-leeftijd al in 2012 met twee maanden te verhogen. Waarschijnlijk zal dat niet haalbaar zijn en 2013 worden. Je moet daarvoor immers wel wetgeving voorbereiden.

Ik dank de partijen die tegenbegrotingen hebben ingediend. Die zijn ook onderdeel geweest van dit debat. Zij hebben meer dan hun dienst bewezen en markeren scherp waar de vijf partijen die een tegenbegroting hebben ingediend, staan, ook in vergelijking met de keuzes die het kabinet maakt.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ook onze partij heeft voorstellen gedaan tot het verlagen van de prijs van arbeid, onder andere over de tweede schijf van de loon- en inkomstenbelasting. Dat hebben wij mede gedaan omdat wij in de Miljoenennota hebben gelezen dat het kabinet zich er zorgen over maakt dat arbeid zo duur is geworden. Ik vind het jammer dat zo'n voorstel in het debat toch wordt afgehouden. Dat is vandaag in ieder geval gebeurd. Ik kan de minister nu alvast vertellen dat wij in de tweede termijn, waarschijnlijk vanavond, een motie zullen indienen waarmee wij proberen om de Kamer de uitspraak te laten doen dat de prijs van arbeid zal worden verlaagd. Dat is namelijk goed voor de middeninkomens en voor alle mensen die nu thuiszitten en heel graag aan het werk willen.

Minister Rutte:

Dan wil ik de ChristenUnie wel in overweging geven om de nivellerende effecten van de tegenbegroting nog eens tegen het licht te houden. Die werkt namelijk negatief uit voor de arbeidsparticipatie en doet teniet wat de ChristenUnie wil bereiken in de sfeer van de belastingtarieven. Ik wil de ChristenUnie uitdagen om daar nog eens goed naar te kijken.

De heer Slob (ChristenUnie):

Het is toch wel bijzonder dat de minister-president tegen de Kamer zegt dat zij naar de nivelleringseffecten moet kijken, terwijl hij de afgelopen maanden zelf – ik zal niet zeggen "als een wezenloze", maar wel "behoorlijk" – aan de knoppen heeft gedraaid om het allemaal nog een beetje in orde te krijgen. Ik zeg toe dat, als wij vanavond een voorstel doen om de tweede schrijf van de loon- en inkomstenbelasting te verlagen, wij ook een voorstel zullen doen voor de financiële dekking daarvan. Dan kan de Kamer beide in een keer beoordelen.

Minister Rutte:

Het kabinet komt per saldo met een evenwichtig koopkrachtbeeld dat niet nivellerend of denivellerend is, juist met het oog op dit soort effecten op de arbeidsparticipatie.

De heer Pechtold (D66):

Dit is even het incasseermoment voor de complimenten. Ik vind het belangrijk dat de minister-president erkent dat het in tegenbegrotingen mogelijk is om – met minder lastenverzwaring, met uitgaven voor onderwijs, met een duurzamer belastingsysteem waarin de vervuiler betaalt – houdbare keuzes te maken die het kabinet niet heeft gemaakt, maar die wel heel dicht bij de verkiezingsprogramma's van het CDA en de VVD liggen. Nu de premier heeft gezien dat dit is doorgerekend en dat dit kan, nodig ik hem uit om, mocht het zware weer doorzetten, serieus te kijken naar de schat aan mogelijkheden die onder andere in de tegenbegroting van D66 zit, namelijk om echt te hervormen naast de zeventien zaken die hij zelf hervormingen noemt. Ik dring er nogmaals op aan geen zaken op scherp te zetten die niet in gedoog- en regeerakkoord staan en de ruimte te houden om de echte hervormingen op arbeid, wonen en zorg overeind te houden zodat ook kan worden geïnvesteerd in onderwijs. We hebben zojuist gezien dat wij dat samen hadden beloofd, maar dat wordt helaas niet door dit kabinet gedaan.

Minister Rutte:

Ik heb inderdaad een paar opmerkingen gemaakt over tegenbegrotingen. Het is terecht dat de heer Pechtold die incasseert, maar dat betekent niet dat ik daarmee teken bij het kruisje van de plannen van D66. Dat zijn allemaal voorstellen die schadelijk zijn voor de economische groei en voor de positie van de middeninkomens. Om die reden kan ik deze niet omarmen.

De heer Pechtold (D66):

De kilometerheffing was acht, negen jaar een idee dat begon met een motie van een VVD'er. Het is uitgevoerd door VVD'ers en CDA'ers. Dat de minister-president er afstand van heeft genomen, dat kan, maar hij moet niet zeggen dat het schadelijk is, als hij dat acht jaar lang zelf heeft gehad. Een energiebelasting betekent vergroening van het systeem, waarbij de vervuiler betaalt. Dit kabinet is nog kolencentrales aan het bouwen, terwijl we een energieovervloed hebben. Dat is een keus die de minister-president maakt, maar het is een verkeerde keus, wat mij betreft. De minister-president mag daar kritiek op hebben, maar dat is dan wel kritiek op zijn eigen verleden en op zijn eigen verkiezingsprogramma. Dan de hypotheekrenteaftrek. Als de banken, de Vereniging van Makelaars, de Vereniging Eigen Huis en de AFM inmiddels aangeven dat dit moet gebeuren, vind ik het jammer dat de politiek zich vasthoudt aan de beloften die de minister-president kennelijk nog wel houdt. Dat is nu net de macro-economische onevenwichtigheid waarbij wij in het kader van Europa hebben stilgestaan. De minister-president was ooit tegen verhoging van de AOW en heel veel andere zaken, maar langzaam maar zeker komt hij op het rechte pad en daar gaan wij hem bij de volgende begroting bij helpen.

Minister Rutte:

De heer Pechtold refereert terecht aan de lange voorgeschiedenis van de partij van de heer Blok op het gebied van de kilometerheffing. Ik geef hem in overweging om, als een partij die er zoveel vanaf weet, tot de conclusie is gekomen dat het een desastreus voorstel is, heel goed te luisteren naar die conclusie.

De heer Pechtold (D66):

Ik vind het onnodig dat de VVD-premier zo'n afstand neemt, niet alleen van zijn plannen, maar ook van zijn partij.

Minister Rutte:

Ik ben geen VVD-premier. Daarom verwees ik ook naar de fractie van de heer Blok.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Voor mij helaas geen incasseringsmoment, want de premier gaf mij geen compliment maar een tikje. Daarom een klein correctiemoment. De minister-president zei dat de plannen van GroenLinks, en ook van de PvdA, een lastenverzwaring omvatten en dat dit altijd slecht is voor de economie. Hij noemde dat tweedeorde-effecten. GroenLinks heeft een jarenlange traditie om onze plannen goed te laten doorrekenen. Wat wij doen, is een combinatie van slim vergroenen van de belasting en lagere lasten op arbeid, dus de heer Slob zal vanavond ook onze hartelijke steun hebben. Wij willen de lasten gericht verhogen waar zij gedragen kunnen worden en niet schadelijk zijn voor de economie. Onze tweedeorde-effecten en onze effecten op de werkgelegenheid zijn dan ook positief. Helaas kunnen we dat niet zeggen van het regeerakkoord en de kabinetsplannen. Nogmaals, het is al bekend, in 2015 leiden de plannen van het kabinet tot een verlies van maar liefst 110.000 banen.

Minister Rutte:

Mevrouw Sap zou als oud-ambtenaar bij Sociale Zaken, waar zij zich bezighield met die berekeningen en daar een autoriteit in was, als geen ander moeten weten dat lastenverzwaring slecht is voor de economie, hoe mooi je deze ook verpakt. Anderhalf miljard lastenverzwaring leidt tot minder banen, dat zijn de feiten.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Dat is een mantra die de Haagse beleidsdiscussie helaas jarenlang heeft verlamd. Onder andere GroenLinks heeft jarenlang aangetoond dat dit niet waar is. Als je op een slimme manier lasten verschuift en gericht lasten verzwaart waar zij gedragen kunnen worden, is dat juist goed voor de economie. Het zou de premier van dit land sieren als hij zich niet op mantra's verlaat, maar gewoon zijn ogen opent voor de feiten.

Minister Rutte:

Dat doet mij een beetje denken aan de oude slogan van de CPN: hogere lonen en lagere prijzen, maar helaas kan dat niet.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Daar heeft het totaal niets mee te maken. Ik dacht dat de minister-president een tijdje geleden zelf ook stevige kritiek had op de factfree politics, maar op dit punt weigert hij helaas nog steeds zijn ogen te openen.

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik meen nu alle vragen te hebben beantwoord. Ik zie geen al te boze reacties uit de zaal. Ter afsluiting maak ik een paar slotopmerkingen bij mijn eerste termijn. In het regeerakkoord en de Miljoenennota wordt gestreefd naar een kleinere overheid, zoals ik vandaag heb willen betogen, om bedrijven niet in de weg te lopen, maar de groeimachine in Nederland weer aan te zetten. We moeten het huishoudboekje in Nederland op orde brengen en regels stellen en regels handhaven. In één zin: onze visie is dat Nederland het land moet zijn dat toonaangevend in de wereld is, en dat uiteindelijk sterker, welvarender, maar vooral ook veiliger uit deze crisis komt. Hoe duidelijk en ambitieus wil men het hebben?

Het kabinet is aan het werk. Wij zijn bezig met oplossingen. Wij zijn bezig met maatregelen en die bespreken wij hier. Het kabinet is ervan overtuigd dat de samenhang in de maatschappij, de samenhang in de samenleving, waarover wij vanmorgen ook zo lang hebben gesproken, sterker wordt als mensen meer ruimte en verantwoordelijkheid krijgen om hun eigen leven in te richten en zich in vrijheid te verbinden met anderen. Die overtuiging, mevrouw de voorzitter, en ook die ambitie, ligt ten grondslag aan alle maatregelen waarover wij de komende tijd met uw Kamer willen spreken. Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank de minister-president voor zijn antwoord in eerste termijn.

Volgens mij zijn wij allemaal toe aan een ruimte dinerpauze. Ik stel vast dat ik dat goed heb begrepen. Laten wij om kwart over zeven weer beginnen, dan hebben wij twee uur de tijd. Ik zie instemmend geknik.

De vergadering wordt van 17.20 uur tot 19.15 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de tweede termijn van de kant van de Kamer van de algemene politieke beschouwingen. Zoals u weet, hebt u in tweede termijn een derde van de spreektijd die u in eerste termijn had. Dat is inclusief het indienen van moties.

Ik mag het woord geven aan de eerste spreker, de heer Cohen van de PvdA.

De heer Cohen (PvdA):

Voorzitter. Gisteren werd een inhoudelijk debat onmogelijk gemaakt door een aaneenschakeling van grofheden. Als er al een rode draad is in dit debat, dan is het de lichtzinnigheid van de minister-president. Hij onderschat de ondergraving van zijn gezag en dat van zijn kabinet door de opstelling van gedoogpartij PVV en de invloed van onze woorden op hufterig gedrag en verruwing op straat, net zoals hij al de ernst van de effecten van de gigantische stapeling van maatregelen op kwetsbare mensen in onze samenleving onderschat.

Deze coalitie is een steeds groter risico voor mensen en voor Nederland. De sociale voorzieningen worden afgebroken en werkelijke verbeteringen op de woningmarkt, participatie en duurzaamheid blijven achterwege. De gedoogcoalitie wordt in toenemende mate besmeurd door de grofheid van de PVV. Keer op keer moet de minister-president afstand nemen. Hij doet dat in steeds stelliger bewoordingen, maar hij heeft zich met de PVV verbonden. Hij zit in vak-K dankzij de heer Wilders. Als de PVV moslims het recht wil ontnemen om een eigen gebedshuis te hebben, kan de premier daar afstand van nemen, maar iedereen begrijpt waar het echt om gaat, waarom er een boerkaverbod moet komen en waarom het aantal niet-westerse immigranten aan banden moet worden gelegd. In reactie op het minarettenverbod maakt de minister-president grappen en deelt hij complimenten uit aan de PVV. Hoe denkt hij dat Nederlandse moslims naar dit debat hebben gekeken?

Dit debat en de coalitiepartijen kunnen niet voorbijgaan aan deze gijzeling door de PVV, een gijzeling die het aanzien van het parlement en de regering ernstig schaadt, een gijzeling die schadelijk is voor Nederland, zowel als het gaat om de wijze waarop we met elkaar omgaan, als de wijze waarop we door deze crisis heen komen.

Voorzitter. De eurocrisis is het grootste probleem waar dit kabinet zich voor geplaatst ziet. De drie partijen waar de coalitie op berust, zijn niet in staat gezamenlijk dit land door die crisis te loodsen. Het antwoord van de minister-president op de vragen over de vele onhandigheden, vertragingen en communicatiefouten wekt bij mij niet de indruk dat hij de ernst daarvan inziet. Het Nederlandse belang is gebaat bij het voorkomen van een ernstige eurocrisis. De gezamenlijke zeventien regeringsleiders van de eurozone hebben gefaald, juist op een moment dat ze visie en leiderschap hadden moeten tonen. Tijd en vertrouwen zijn verloren gegaan, met alle risico's van dien. De beantwoording van de premier heeft mijn zorg niet weggenomen dat het nieuwe eurofonds vleugellam wordt door Finse garanties en Duitse vetorechten. Ik wil dat de regering zich inzet voor een slagvaardig fonds op korte termijn. Onze steun voor de aanpak van die eurocrisis is niet alleen afhankelijk van de inhoud van de maatregelen, maar hangt ook sterk af van het vertrouwen dat wij hebben in de effectiviteit van die aanpak. Het moet nu afgelopen zijn met de verdeeldheid en besluiteloosheid.

Voorzitter. De premier spreekt gemakkelijk. Hij brengt keiharde ingrepen met een grote soepelheid en lichtheid en hij gebruikt daarbij terugkerende retorische trucs die de werkelijkheid geweld aandoen. Zo spiegelt hij ons steeds enorme aantallen Wajongers voor in de toekomst. Zo zegt hij dat wij WSW'ers hebben opgeborgen in het weiland, terwijl deze mensen gewoon aan het werk zijn. Zo spreekt hij bij herhaling over "de mensen die het écht nodig hebben". Daarmee suggereert hij dat dit voor de meeste mensen niet geldt. Zo wordt fraude die gewoon moet worden bestreden, aangegrepen om regelingen helemaal af te schaffen.

Het kabinet heeft nu een vangnetje om de gevolgen van de stapeling op te vangen op bijstandsniveau. Dit potje van 50 mln. is volstrekt onvoldoende om de gevolgen van een bezuiniging van ruim 2 mld. in 2012 en 6 mld. vanaf 2015 op te vangen. De premier benadrukt dat hij zorgvuldig rekening houdt met deze stapeling, maar hij wordt daarover niet concreet en hij heeft mijn zorg dat mensen in grote problemen komen, niet weggenomen. Het komend jaar zullen de effecten duidelijk worden. Mijn fractie zal het kabinet daarover keer op keer naar de Kamer halen.

Inkomen is niet mijn enige punt van zorg als wij het hebben over stapeling. Mensen die nu met een beetje steun kunnen werken en kunnen deelnemen aan de samenleving dreigen straks als gevolg van het kabinetsbeleid in het kleine vangnetje van Rutte terecht te komen. De premier heeft het over het aan het werk helpen van mensen, maar zijn enige doelstelling is een bezuinigingsdoelstelling van 18 mld. Hij weigert zich vast te leggen op de doelstelling om meer mensen aan het werk te helpen. De mooie woorden van de premier zullen zo slechts leiden tot verlies aan zelfstandigheid en verlies aan deelname aan de samenleving van deze mensen. Daarom dien ik de volgende twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de komende jaren ingrijpende wijzigingen voorstelt in de persoonsgebonden budgetten, de maatschappelijke begeleiding voor mensen met een licht verstandelijke beperking (de zogenaamde IQ-maatregel), de jeugdzorg, passend onderwijs, het speciaal onderwijs, de Wajong en de sociale werkvoorziening;

overwegende dat deze stapeling van ingrepen de komende jaren steeds grotere inkomensgevolgen zal hebben voor individuele mensen;

overwegende dat de regering uitgaat van financiële doelstellingen maar géén inhoudelijke doelstelling heeft, gericht op het versterken van de participatie van de doelgroepen;

constaterende dat tot op heden de inhoudelijke samenhang, en de daaruit volgende kansen en bedreigingen, niet door de betrokken departementen in beeld zijn gebracht;

verzoekt de regering, de inkomensgevolgen van alle maatregelen volledig in beeld te brengen en voorstellen aan de Kamer voor te leggen om deze stapeling in individuele gevallen te voorkomen of te compenseren;

verzoekt de regering tevens, als doelstelling de verbetering van de kans op participatie centraal te stellen bij alle grote wijzigingen in de ondersteuningsmaatregelen op het gebied van zorg, onderwijs en werk,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cohen, Slob en Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (33000).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het pgb voor veel mensen regie op hun eigen leven betekent;

van mening dat dit van onschatbare waarde is voor onze samenleving;

van mening dat de wijzigingen in de pgb-financiering, regelingen en voorwaarden een gedegen voorbereiding kosten, zodat er geen mensen tussen wal en schip gaan vallen;

constaterende dat de wijzigingen in het pgb zoals ze nu zijn voorgesteld, dat niet garanderen, maar de maatregelen deels al over drie maanden ingaan;

verzoekt de regering, de pgb-maatregelen met een jaar uit te stellen en de maatregelen dusdanig uit te werken dat er voor de mensen die de maatregelen betreffen, geen belemmeringen voor participatie in de samenleving ontstaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cohen, Roemer en Sap. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (33000).

De heer Cohen (PvdA):

De heer Van Haersma Buma heeft net als ik en de heer Roemer gesproken over de kracht van de samenleving. Hij heeft terecht kritiek geleverd op de blinde vlek die het kabinet heeft ten aanzien van deze samenleving. De woorden van de heer Van Haersma Buma gaan mij aan het hart. De visie van het CDA op de samenleving is echter nergens terug te vinden in het beleid van het kabinet. Het kabinet verwaarloost de samenleving. Dat zou het CDA niet voor zijn rekening moeten nemen. Ik reken dan ook op de steun van het CDA om te voorkomen dat gezinnen waarin mensen voor elkaar zorgen, uit elkaar worden getrokken door de invoering van de huishoudinkomenstoets.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voor alle bijstandsuitkeringen een huishoudinkomenstoets wil invoeren die maakt dat ook het inkomen van inwonende meerderjarige kinderen wordt meegerekend bij de toekenning van een gezinsuitkering;

constaterende dat deze huishoudinkomenstoets een grote wederzijdse financiële afhankelijkheid creëert tussen ouders en inwonende meerderjarige kinderen;

overwegende dat jongeren hierdoor worden ondermijnd in het sparen voor hun persoonlijke toekomst en eerder geneigd zullen zijn het huis te verlaten;

overwegende dat mantelzorg voor een inwonend familielid voor een gezin met bijstand een financieel risico wordt;

van mening dat regeringsbeleid er niet toe zou moeten leiden dat jongeren ongewild uit huis gaan en dat familiaire zorgrelaties worden verbroken;

verzoekt de regering, vooralsnog af te zien van de introductie van de huishoudinkomenstoets,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cohen, Roemer en Sap. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (33000).

De heer Cohen (PvdA):

Voorzitter. Het kabinet heeft recent een aantal voorstellen gedaan die sluipenderwijs het ontslagrecht versoepelen. Ik dien daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat versoepeling van het ontslagrecht geen deel uitmaakt van het regeer- en gedoogakkoord;

constaterende dat de verlaging van de Ziektewetuitkering geen deel uitmaakt van het regeer- en gedoogakkoord;

constaterende dat op 6 september 2011 de Wijziging van het Besluit beleidsregel ontslagtaak UWV 2010 in de Staatscourant is gepubliceerd;

overwegende dat deze wijziging van het Besluit beleidsregels ontslagtaak UWV, het mogelijk maakt dat vaste medewerkers worden ontslagen met behoud of uitbreiding van de flexibele schil aan flexkrachten;

constaterende dat in het begrotingsvoorstel van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het jaar 2012 is opgenomen dat de loongerelateerde periode in de Ziektewet wordt ingeperkt;

overwegende dat flexwerkers in dat geval bij ziekte minder sociale bescherming genieten dan werknemers met een vast contract;

roept de regering op, het sluipenderwijs aantasten van de ontslagbescherming direct terug te draaien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cohen en Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (33000).

De heer Cohen (PvdA):

Voorzitter. In onze tegenbegroting laten wij zien dat het ook anders kan. We halen kosten weg bij gewone gezinnen en wij voorkomen een stapeling van bezuinigingen. Daarvoor bezuinigen we elders maar verzwaren we ook de lasten van de hoogste inkomens, bedrijven en banken. Per saldo is dat een lastenverzwaring volgens de CPB-definitie. De rekening wordt zo echter eerlijker verdeeld. De leraren en agenten, de mensen die huurtoeslag krijgen of van kinderopvang gebruikmaken zullen merken dat hun lasten minder worden.

Deze Miljoenennota is geobsedeerd door de 18 mld. Er wordt hard bezuinigd op essentiële voorzieningen, zonder garanties voor betere deelname aan de samenleving door degenen die het betreft. Essentiële verbeteringen blijven achterwege op tal van terreinen, zoals wonen en duurzame energie. De verharding en vervreemding in de samenleving nemen steeds verder toe en beginnen in het hart van deze coalitie. De eurocrisis vergt leiderschap en daadkracht maar wij zien verdeeldheid en geblunder. Een te lichtzinnige houding en een instabiele gedoogconstructie zijn een groot risico voor Nederland.

Dit debat zal op zeer korte termijn een vervolg krijgen omdat Nederland zo niet versterkt de storm in gaat.

De heer Blok (VVD):

Voorzitter. Mensen die dit debat gevolgd hebben, hebben heel veel ruziënde parlementariërs gezien. Zeker degenen die alleen maar samenvattingen zien op het journaal of in actualiteitenrubrieken zullen het beeld hebben dat er alleen maar ruzie gemaakt is. Dat is geen verheffende vertoning en niet goed voor het imago van ons parlement. Tegelijkertijd constateer ik, met tevredenheid, dat een groot deel van het debat een goed debat was. Ik heb waardering voor de manier waarop de premier vandaag inhoudelijk op een heel breed aantal onderwerpen is ingegaan. Zelf heb ik ook goed kunnen debatteren, ook met collega's met wie ik het op veel punten niet eens ben, soms gelukkig wel, of dat nou de heer Roemer was, de heer Cohen, mevrouw Sap of de heer Pechtold. We hebben ook als we het niet eens waren op een fatsoenlijke, gedegen manier met elkaar kunnen debatteren.

Voorzitter. Ik werk inhoudelijk goed samen met de heer Wilders. We hebben gedegen afspraken kunnen maken in het gedoogakkoord. De heer Wilders kiest voor een andere stijl dan de VVD. De heer Wilders houdt ervan om te provoceren. De VVD kiest haar eigen stijl. Wij zullen mensen geen "schoothondjes" noemen, noch "racisten" en vooral: wij laten onszelf niet provoceren. Als ik dus het debat van de afgelopen twee dagen zo voor mijn oog laat terugspoelen en zie hoeveel tijd en aandacht is uitgegaan naar al die discussies, zou ik tegen ons als Tweede Kamer willen zeggen: we moeten onszelf niet laten provoceren; dan worden de beelden die mensen op de journaals en in actualiteitenrubrieken zien ook niet volledig gedomineerd door ruziënde parlementariërs. We moeten het debat dus concentreren op de inhoud, zoals de goede delen van de debatten van de afgelopen twee dagen ook over de inhoud gingen. Wat de VVD betreft, is dat natuurlijk allereerst de manier waarop we dit land goed door de crisis kunnen loodsen. Ik dank het kabinet dan ook voor de toezeggingen op de punten waarbij ik het kabinet tot meer spoed en meer urgentie heb aangemaand. We krijgen al binnen een paar weken een brief over de aanpak van de bestuurskluwen in de Randstad. We krijgen dit jaar een wetsvoorstel om het kooprecht voor huurders vast te leggen. Ik vond zeer zinvol de debatten over de manier waarop het kabinet om wil gaan met de neiging van sommigen in Europa, en sommigen in de Kamer, om macro-economische onevenwichtigheden zo uit te leggen dat Nederland zijn eigen beleid niet meer kan voeren, of dat nou gaat om de hypotheekrente of om de pensioenen. Dat wil de VVD niet.

Omdat het kabinet op de juiste wijze op onze wensen is ingegaan, heb ik geen motie nodig. Mij rest nog het kabinet te danken, maar vooral ook aan te sporen om snel aan de slag te gaan, want dat heeft Nederland nu nodig.

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. Het leuke is dat er gedurende het debat nog zo veel steun voor onze moties komt. Ik krijg ze niet aangesleept. Nu vak-K nog.

Natuurlijk moet er iets gezegd worden over de toon van het debat en hoe het gegaan is de afgelopen twee dagen. Ik wil het bij één statement houden. Als voetballers op het voetbalveld elkaar onderuit schoppen en elkaar voor het hoofd slaan, moeten we niet gek opkijken als het publiek op de tribune dat gedrag gaat overnemen. De politiek zet de toon en stelt de normen. Wat we de afgelopen twee dagen hebben gezien, is nou niet bepaald het goede voorbeeld.

Ik vroeg vandaag in het debat de premier naar zijn opvatting over de samenleving. Zijn antwoord was tekenend. De premier had het over handel, geld verdienen en eigen verantwoordelijkheid. Maar als het gaat om de samenleving, het daadwerkelijk samen leven, samen werken en zorgen door mensen, heeft de premier toch een blinde vlek. Het kabinet gaat uit van eigen kracht, eigen verantwoordelijkheid en eigen kansen. Dat is prima; dat doe ik namelijk ook. Dat is heel belangrijk, maar dan moet het kabinet wel zorgen dat iedereen ook die kansen kan grijpen. Het speciaal onderwijs en het persoonsgebonden budget zijn waardevolle maatregelen om mensen die niet dezelfde uitgangspositie hebben als u en ik, toch een eerlijke kans te geven. Maar de mogelijkheden om volop mee te draaien in de samenleving, breekt het kabinet beetje bij beetje af. Ik verwijt de premier niet dat hij andere opvattingen heeft dan ik, en dat hij anders denkt over de samenleving dan ik. Ook dat kan allemaal. Ik verwijt de premier wel dat hij het onmogelijke vraagt van mensen en dat mensen die hun verantwoordelijkheid ook echt willen nemen, door het kabinet in de steek worden gelaten.

Als de premier spreekt over de samenleving, komt hij alleen met stenen, maar ik mis het cement. Samen leven gaat niet alleen over geld. Een land valt uit elkaar als mensen alleen met elkaar afrekenen. In een samenleving moeten jongeren de ruimte hebben om zichzelf te ontwikkelen in de breedste zin des woords. Gezinnen moeten de mogelijkheden hebben om hun kinderen op te voeden. In een samenleving moet je zorg niet kopen, maar zorg kunnen bieden. In een samenleving zijn buren geen vreemden, maar kijken mensen naar elkaar om. Wij mensen kunnen alleen onze eigen verantwoordelijkheid nemen als we samen verantwoordelijkheid nemen voor elkaar.

Als ik de premier hoor praten, dan hoor ik een oud geluid, dan hoor ik Margaret Thatcher. Zij zei dat de samenleving helemaal niet bestaat. Het is inmiddels een oud verhaal, maar helaas vandaag weer een vertrouwd verhaal.

Mensen krijgen te horen: helaas, u kost te veel; u bent een kostenpost geworden. Het is pijnlijk om van mensen te horen dat zij hun excuses aanbieden en zeggen: sorry dat ik besta.

Als ik een vraag stel over mensen, gaat de premier rekenen. Het kabinet bezuinigt in totaal 3 mld. op banen, inkomens, begeleiding en opleiding van mensen met een arbeidsbeperking, op de sociale werkplaats, op de Wajong en op de bijstand. Ik vroeg de premier hoe die mensen ooit aan een baan moeten kunnen komen. Hij kwam met plannen om mensen met een arbeidsbeperking te laten werken, maar ook onder het minimumloon, om mensen uit cao's te halen en om de bijstand te verlagen. Dat is inderdaad niet mijn samenleving. Ik kan met alle goede wil van de wereld dat niet begrijpen. Slechts 4% van de werkgevers is bereid, mensen met een arbeidsbeperking in vaste dienst te nemen. De rijksoverheid haalt jaar in, jaar uit niet eens haar eigen doelstelling van 1%. Als de loonkostensubsidie wordt stopgezet, vliegen de mensen er gewoon weer uit. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de overheid en de werkgevers nauwelijks mensen met een arbeidsbeperking in dienst nemen;

verzoekt de regering, een plan te maken om een substantieel aantal mensen met een arbeidsbeperking in dienst van reguliere werkgevers te krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Roemer, Cohen, Thieme, Sap en Pechtold.

Zij krijgt nr. 8 (33000).

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. Daarover gaat ook de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat extra bezuinigingen op de zorg en de sociale zekerheid ongewenst zijn;

verzoekt de regering om deze kabinetsperiode boven op de reeds ingeplande bezuinigingen in het gedoogakkoord geen extra bezuinigingen door te voeren op de zorg en de sociale zekerheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Roemer, Cohen en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (33000).

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. We kunnen verschillen over de vraag waar de overheid wel of niet verantwoordelijk voor is. Mooie debatten zijn dat. Maar een liberale premier moet in ieder geval op de bres staan voor de rechtsstaat. Als mensen het slachtoffer zijn van criminaliteit, falen van de overheid of wat dan ook, moeten zij hun recht kunnen halen. Deze premier zou niet moeten accepteren dat een tweedeling ontstaat in de toegang tot het recht. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het recht voor iedereen toegankelijk moet blijven;

verzoekt de regering, de griffierechten niet te verhogen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Roemer, Cohen, Thieme, Sap en Pechtold.

Zij krijgt nr. 10 (33000).

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. Ik heb een aantal goede discussies gevoerd met de premier. Dat is mooi, zeker als het over ideologie gaat, want dat zijn de mooiste discussies die je kunt voeren. Maar op de zorg kreeg ik van de premier het verwijt dat de SP dan eens met voorstellen moet komen. Ik vond dat een minder plezierige, zo niet een beschamende opmerking, zeker voor mijn voorgangster Agnes Kant, die op dat moment achter in de zaal zat. Misschien kan de minister-president daar nog eens op ingaan.

We kunnen verschillen van mening over hoe groot een vangnet moet zijn dat de overheid de mensen biedt. Maar we moeten het toch eens kunnen worden dat mensen die echt onze steun nodig hebben, die steun ook krijgen: mensen met een trauma, mensen met een beginnende dementie, mensen met schizofrenie, psychoses en waanbeelden. Als we deze mensen niet meer steunen, is dat desastreus voor hen, maar ook voor de samenleving en de begroting. Een eigen bijdrage in de geestelijke gezondheidszorg lijkt een besparing op de zorg, maar wordt een grote kostenpost op andere begrotingen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet een eigen bijdrage introduceert voor de tweedelijns geestelijke gezondheidszorg, die bijvoorbeeld mensen treft met een trauma na een overval, beginnend dementerende ouderen, mensen met schizofrenie en mensen met psychoses en waanbeelden;

verzoekt de regering, af te zien van deze eigen bijdrage in de curatieve ggz,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Roemer, Cohen, Thieme en Sap. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (33000).

De heer Roemer (SP):

Gisteren heb ik gezegd dat het land van premier Rutte niet mijn land is. Het kabinet blijft doorgaan met het verhaal van "ieder voor zich". Wij hoeven niet alleen naar de omgangsnormen in deze zaal te kijken om te zien waar dit wereldbeeld toe kan leiden. Ik hoop van harte dat dit debat een keerpunt is geweest; ik ben daarover positief gestemd. Steeds meer mensen geven te kennen dat zij niet willen leven in een land waarin iedereen enkel op zichzelf is aangewezen. Zij kiezen voor goede zorg voor iedereen, voor toegang tot het recht, tot natuur en tot cultuur, voor toegankelijk onderwijs en voor goede salarissen voor werk naar vermogen. In zo'n land wil ik graag leven. Het is een land waarin wij zeggen: één voor allen en samen voor een beter Nederland.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter. Allereerst wil ik mijn dank uitspreken aan de heer Roemer. Ik kreeg vandaag, nadat dit gisteren door mij was gevraagd, de stukken van het CPB met de doorrekening van het voorstel voor de zorg. Veel dank. Wij zullen deze bestuderen. Ik veroorloof het mij om een licht kritische opmerking te maken en zeg er meteen bij dat de doorrekening van 2 juli 2008 is en wij sindsdien een kredietcrisis verder zijn.

De heer Roemer (SP):

Daar heeft de heer Van Haersma Buma een punt. Niet alleen onze tegenbegroting, maar ook dit plan hebben wij aan het CPB voorgelegd ter actualisering.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dank. Ook dat waardeer ik zeer. In het verloop van de debatten zal dit terugkomen.

Mijn dank gaat natuurlijk ook uit naar de minister-president voor zijn beantwoording in eerste termijn.

Voorzitter, het lampje op het spreekgestoelte brandt. Dit betekent dat mijn spreektijd niet wordt bijgehouden. Dat vind ik op zichzelf wel plezierig, want ik wilde tot morgenochtend doorgaan.

De voorzitter:

Ik heb bij geen van u allen de tijd laten lopen.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Nu, gaat u er dan allen rustig voor zitten.

De voorzitter:

Ik ga de stopwatch aanzetten.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dan pas ik mijn eerste zin aan. Deze luidt nu: Tot nu toe hebben wij twee dagen gesproken over de toekomst van het land. Niet vaak hebben wij begrotingen besproken in een zo onzekere omgeving. Nederland heeft er recht op dat in die omstandigheden politiek Den Haag maar een doel voor ogen heeft: onze banen, onze zorg en het behoud van onze sociale zekerheid. Dit zijn verworvenheden die wij voor de toekomst van Nederland overeind willen houden. Om dit te doen, moeten wij de echte wedstrijd in Europa spelen. Ik ben blij dat een meerderheid in de Kamer die mening is toegedaan. Dat neemt niet weg dat mijn fractie aan het debat, met name het deel dat gevoerd is door collega Wilders, een wrange nasmaak overhoudt. De wijze waarop de minister-president hier namens het kabinet afstand van nam, heeft de volle steun van de CDA-fractie.

Nu ga ik liever door met de inhoud. Wij hebben immers gesproken over de Miljoenennota, de economie, de cijfers, de koopkracht, en terecht. Het komend jaar moet iedereen inleveren en dat doet pijn. De andere helft van het verhaal is echter de kwaliteit van de samenleving. Ik dank de fracties van de SP en de PVV voor hun steun in het benoemen van ook dat deel van het debat. Het is niet puur een financiële vraag. Juist dat gaat immers voor christendemocraten over mensen die verantwoordelijkheid voor elkaar willen nemen. Ik denk bijvoorbeeld aan de verbanden waarin mensen werken, hun muziek- en sportverenigingen en hun zorg voor elkaar. De CDA-fractie gaat ervan uit dat volgend jaar in het beleid van het kabinet – en dus ook in de Miljoenennota van volgend jaar – niet alleen de vrijheid van de economie, maar ook de verantwoordelijkheid van de samenleving centraal staat. Dit zeg ik nadrukkelijk tegen de minister-president.

In mijn inbreng heb ik gesproken over de scholen. Ik ga ervan uit dat de minister-president de kans grijpt om scholen zelf over het budget voor huisvesting te doen beschikken. Ik hoop dat het budget van 100 mln. voor nulgroepen wordt geconcentreerd in de grote steden. Nu deed de minister-president de bijzondere uitnodiging om daartoe een motie in te dienen, opdat hij dat ook zou doen. Welnu, die kan hij krijgen. Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat basisscholen in Nederland in staat gesteld moeten worden om de middelen die beschikbaar zijn ook daadwerkelijk in te zetten;

constaterende dat dit ten aanzien van de huisvestingsmiddelen niet voldoende gebeurt, doordat gemeenten ieder jaar 300 mln. onbenut laten uit het budget voor huisvesting in het Gemeentefonds;

constaterende dat basisscholen in de grote steden niet het maximale budget krijgen om taalachterstanden bij kinderen onder de vier jaar via de groep 0-klas aan te pakken;

verzoekt de regering om de huisvestingsmiddelen voor buitenonderhoud van basisscholen rechtstreeks aan de scholen beschikbaar te stellen, en het budget voor groep 0-klassen niet over alle gemeenten te verspreiden maar gericht in te zetten in de grote steden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Haersma Buma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (33000).

De heer Van Haersma Buma (CDA):

De CDA-fractie gaat ervan uit dat bij de uitvoering van deze motie met name rekening wordt gehouden met de vijf grote steden, maar ook met de 32 grootste steden in Nederland voor zover daar knelpunten zijn.

Voorzitter. Gisteren heb ik ook over migratie gesproken, want dit kabinet voert een drieslagbeleid met betrekking tot migratie. Het kabinet is ten eerste streng voor huwelijksmigranten die het, als ze naar Nederland komen, zo ontzettend moeilijk hebben om in te burgeren en soms generaties lang aan de kant blijven staan. Ten tweede is het kabinet ruimhartig voor echte vluchtelingen en ten derde uitnodigend voor toptalent. Ik zei gisteren ook: wij hebben het kabinet over het eerste punt gehoord. Maar om het kabinet ook ertoe op te roepen om het tweede punt uit te voeren, dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de beschikbaarheid van hoogopgeleide kenniswerkers van groot belang is voor de innovatie en de concurrentiepositie van de Nederlandse economie;

verzoekt de regering om te voorkomen dat het groeivermogen van de "topsectoren" van onze economie wordt belemmerd door een tekort aan geschikt personeel en daarom in overleg met deze sectoren en onderwijsinstellingen te komen tot een "kennisdeal", en daarbij geen onorthodoxe maatregelen uit te sluiten;

verzoekt de regering tevens, in samenspraak met de topsectoren aanvullende maatregelen te treffen om Nederland aantrekkelijker te maken voor buitenlandse kenniswerkers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Haersma Buma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (33000).

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik waardeer het dat de minister-president uitvoerig is ingegaan op de gevolgen die maatregelen zoals de vernieuwing van het pgb – die vernieuwing is noodzakelijk om het in de hand te houden – op de mensen zullen hebben. De minister-president heeft een belangrijke toezegging gedaan om de uitvoering ook met de mensen zelf te doen.

Ook is de minister-president uitvoerig ingegaan op de problematiek van de stapeling van maatregelen. Hij komt daar later op terug en hij houdt in de gaten hoe de feitelijke situatie zich ontwikkelt.

De minister-president heeft ook geantwoord op mijn vraag hoe wij zo goed mogelijk kunnen realiseren dat alle mensen die aan de kant staan, die 200.000 mensen, aan de slag kunnen. Toch wil mijn fractie het op dat punt een slagje steviger. Daarom heeft mijn fractie een motie opgesteld, die mede is ondertekend door de heren Blok, Wilders en Van der Staaij. De tekst van de motie die ik zal indienen, heeft een lettertype dat ik zelfs met mijn arendsogen maar moeilijk kan lezen, maar ik zal het proberen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet van oordeel is dat 150.000 tot 200.000 mensen in de bijstand geheel of gedeeltelijk kunnen werken en dat ruim 50% van de Wajongers perspectief heeft op het verrichten van arbeid bij een reguliere werkgever;

overwegende dat de invoering van de Wet werken naar vermogen gepaard dient te gaan met een actieve werkgeversbenadering teneinde meer (al dan niet aangepaste) banen te creëren voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt;

voorts overwegende dat in 2010 het niveau van de laagste loonschalen gemiddeld 3,4% boven het wettelijk minimumloon lag, waardoor de ruimte wordt beperkt om extra banen te creëren op/rond het minimumloon;

verzoekt de regering om in overleg met sociale partners te komen tot concrete en ambitieuze afspraken over extra stage- en arbeidsplaatsen voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, en de Kamer via reguliere rapportages over cao-afspraken over de voortgang hiervan te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haersma Buma, Blok, Wilders en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (33000).

De heer Van Haersma Buma (CDA):

De minister-president heeft gesproken over het binnenland, maar hij heeft ook belangrijke dingen gezegd over het buitenland. Vooral zijn uitspraken over het behoud van de ontwikkelingssamenwerking vanuit Nederland zijn voor ons belangrijk, omdat wij daarover in het regeerakkoord zulke duidelijke afspraken hebben gemaakt. Daarmee kom ik terug op het begin van mijn inbreng gisteren en het brengt mij tevens bij het einde van mijn inbreng nu: de CDA-fractie wil graag, met het kabinet, maar vooral met de mensen in Nederland, bouwen aan een land waarin de wereldschaal van de economie samengaat met de menselijke maat van de gemeenschap.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik dank in de eerste plaats de minister-president voor zijn beantwoording in de eerste termijn. Ik heb weleens kritiek gehad op de architect die twintig jaar geleden deze zaal heeft ontworpen. Wij hebben wel eens samen maquettes mogen bekijken waarmee werd getoond dat het ook anders kan. Mijn kritiek was dat het door de zichtlijnen en de placering niet altijd duidelijk is welke functie iedereen heeft. Je zou er ook aan kunnen toevoegen dat het zicht op de buitenwereld heel moeilijk is, alleen via een enkel raampje bovenin en achterin. We hebben hier nu twee dagen binnen gedebatteerd, met weinig zicht op de buitenwereld. Ondertussen kijkt wel iedereen mee naar binnen, niet alleen het publiek hier, maar gelukkig ook het publiek dat steeds meer meekijkt en meeluistert via tv en radio. Ondertussen, zo werd deze week bekend, zakte het consumentenvertrouwen in twee maanden tijd zo snel als nog nooit eerder is gebeurd. Vandaag zakte de AEX met 4,5%, de grootste daling in twee jaar. Binnen voerden wij een stevig debat, zo nu en dan wat mij betreft – het is bekend dat ik van een stevig debat houd – te stevig. Er was sprake van verruwing.

Waarom maak ik mij daar zorgen over? Wij hebben een voorbeeldfunctie. Wij spreken mensen aan bij de stadions. Wij spreken jongeren aan bij het schoolplein. Dat voorbeeld moeten wij hier altijd voor ogen houden. Die spagaat, waaraan volgens mijn fractie met name de gekozen gedoogconstructie mede debet is, werd duidelijk door twee uitlatingen die ik de afgelopen dagen van collega Van Haersma Buma optekende. Op dinsdag zei hij in een live-uitzending dat collega Wilders zeer redelijk was. Gisteren zei de heer Van Haersma Buma dat hij last had van plaatsvervangende schaamte. Die spanbreedte in 48 uur geeft aan hoe dit kabinet, zelfgekozen, balanceert. Daarmee zagen we vandaag dat een nieuwe gezagdrager, de premier, omlaag werd getrokken en zich omlaag liet trekken. Ik zei al in mijn eerste termijn dat zijn uitspraak "Geef Nederland terug aan de Nederlanders" de verkeerde richting aangaf. Er is hem iets gegeven, namelijk vertrouwen en een roep om leiderschap, maar ook een reputatie. Het gaat om een reputatie in binnen- en buitenland. In het binnenland heeft dat vandaag zo zijn weerslag, maar in het buitenland zijn wij bezig met de Europese schuldencrisis. Wij zijn bezig met een gevaarlijke missie in Kunduz. Wij zijn bezig met een gevaarlijke missie in Libië, weliswaar met hoop voor de toekomst aldaar, maar onze mensen daar lopen gevaar. Dat alles heeft ook te maken met de reputatie en de kwaliteit van de Nederlandse politiek.

Gelukkig – dat heeft wat mij betreft in tijd en in kwaliteit overheerst – was er ook veel aandacht voor de belangrijke onderwerpen. Ik noemde al de eurocrisis. Het eerlijke verhaal werd ook vandaag door de premier bevestigd. De Griekse crisis staat niet op zich. We dienen verder te kijken. We dienen vooral niet achter de feiten aan te blijven lopen. Het verhaal van Europa is 60 jaar geleden begonnen en is heel belangrijk voor Nederland. Dat verhaal vertel ik graag samen met dit kabinet. Daar zal ik ook graag met dit kabinet aan blijven werken. Wij komen terug op wat daar allemaal onder valt. Bij de algemene financiële beschouwingen zullen wij verder doorpraten over de macro-economische onevenwichtigheden en elkaar daar de nieren over proeven.

Ook het pensioenakkoord, ongelofelijk belangrijk voor de volgende generatie, stond deze dagen centraal. Mijn kritiek is dat een schuld van 250 mld. wordt doorgeschoven naar de volgende generatie en dat pas in 2020 wordt begonnen, waardoor 7,7 mld. misgelopen wordt en een probleem naar de volgende generatie wordt doorgeschoven.

Wij zullen moeten bezuinigen. Deze dagen is duidelijk geworden dat dit kan via saneren, waar het kabinet de nadruk op legt, maar dat het ook kan via hervormen. Hervormen betekent dat je wetten en regels uit de vorige eeuw zo maakt, dat zij geld opleveren, maar vooral ook dat zij nieuwe kansen bieden op de terreinen van arbeid, wonen en zorg. Het kabinet laat dat naar de overtuiging van de D66-fractie te veel na. Wij zullen die hervormingen elke keer onder de aandacht blijven brengen en elke keer met voorstellen komen, omdat het kabinet niet alleen zal moeten zoeken naar nieuwe manieren om geld binnen te halen, maar ook naar het scheppen van kansen.

Wij zullen het kabinet lastigvallen met voorstellen om de scherpe kantjes van de bezuinigingen, die meer op saneringen lijken, af te halen. Ik noem het pgb – niet voor niets heb ik de SGP daarbij centraal gezet – waar de scherpe kantjes er politiek afgehaald kunnen worden. Voorts zullen wij proberen de scherpe kantjes van de asielwetten van minister Leers af te halen, waarbij wij commissaris Malmström als noodrem, maar verder gewoon ons eigen gezond verstand zullen gebruiken. Gehoord de cijfers die vandaag op tafel kwamen, blijkt massa-immigratie massahysterie te zijn.

Voorts een opmerking over de Randstadprovincie. Als je minder bestuur wil, zet dan ook door. Ik ben blij dat ik de heer Blok aan mijn zijde heb als wij minister Donner van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties daar scherp op houden.

De natuur wordt bleker, maar daar legt de D66-fractie zich niet bij neer. Wij zullen de staatssecretaris heel scherp houden. Ongelofelijke bezuinigingen op alles wat groen, natuur, duurzaam is, kunnen gewoon niet in een tijd dat er naast een economisch probleem en een schuldencrisis ook een groene crisis is.

Voor de D66-fractie is het uitkleden van de rechtsstaat een belangrijk punt van aandacht. Wij zullen het kabinet heel scherp houden op zaken als stapeling van griffierechten en het straffen, met name de minister van Justitie, de minister van het "gewoon doen". Wij gaan niets "gewoon doen"; wij gaan heel scherp kijken hoe die zaken zich verhouden tot de rechtsstaat.

Wij hebben toezeggingen gekregen, waarvoor ik het kabinet dank. Wij hebben van de minister van Justitie de toezegging gekregen dat een onderzoek zal worden gedaan naar het straffen. Wat heeft meer effect, een gevangenisstraf of een werkstraf? Uit het onderzoek dat ik vandaag centraal stelde, blijkt dat de werkstraf voor minder recidive zorgt, met andere woorden dat men een vergrijp niet nogmaals begaat. Ik dank de minister voor zijn toezegging.

Ook zijn wij blij dat na twee jaar duwen – ik ben blij dat de VVD-fractie op dit punt mee geduwd heeft – de minister van Onderwijs de voorlichting op school over homofilie gaat aanpakken. Wij zullen de minister, die nu zegt in overleg te zijn, op dit punt heel scherp controleren. Het staat vaag in de kerndoelen, maar wij zullen zorgen dat jongeren op elke school weten dat homoseksualiteit normaal is en dat dit op elke school verteld wordt, in Amsterdam, maar ook in de rest van Nederland.

De effecten van de verhoging van de griffierechten en de bezuiniging op de rechtsbijstand worden door het kabinet in kaart gebracht. Omdat er ook een alternatief is voor de verhoging van de griffierechten, dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering voornemens is de griffierechten kostendekkend te maken;

overwegende dat de verhoging van de griffierechten betekent dat de kosten voor een proces aanzienlijk omhoog gaan en daarmee negatieve gevolgen heeft voor de toegang van burgers en bedrijven tot de Nederlandse rechtspraak;

overwegende dat vanuit het beroepsveld verschillende alternatieven zijn aangedragen voor kostenbesparingen in het rechtsbestel, maar dat de Kamer vooralsnog geen inzicht heeft gekregen in de reden voor afwijzing hiervan;

verzoekt de regering, gelijktijdig met het indienen van dit wetsvoorstel een overzicht van deze alternatieven aan de Kamer toe te zenden waarin de regering gemotiveerd aangeeft waarom deze alternatieven niet zijn overgenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Sap. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (33000).

De heer Pechtold (D66):

Ik heb een motie om te laten zien dat economie en groen samengaan. De motie is getiteld "De groene banenmeter".

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat duurzame groei economische en ecologische winst mogelijk maakt;

constaterende dat het Amerikaanse Bureau of Labor Statistics om deze reden jaarlijks het aantal groene banen in Amerika becijfert;

overwegende dat verschillende Nederlandse bedrijven koplopers zijn in duurzame bedrijvigheid;

van mening dat het bijhouden van het aantal groene banen duurzaam economisch beleid zoals de Green Deal en het topsectorenbeleid onderbouwt en ondersteunt;

verzoekt de regering, de hoeveelheid groene banen in Nederland in kaart te brengen en de Kamer hierover jaarlijks te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Sap. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (33000).

De heer Pechtold (D66):

D66 zou D66 niet zijn als zij niet ook met een onderwijsmotie kwam. De premier heeft het eerlijk toegegeven: het is een kwestie van keuze. Je kunt de kiezer voorhouden dat je geld aan onderwijs geeft en het uiteindelijk niet doen. Je kunt keer op keer blijven herhalen dat het wel mogelijk is. Ik ga de regering in ieder geval via deze motie aansporen om het onderwijs op nummer één te houden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de ambitie om de internationale top 5 van kenniseconomieën te behalen breed wordt gesteund;

verzoekt de regering, te verkennen welke extra investeringen voor onderwijs en kennis tot 2020 nodig zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (33000).

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Tot slot. De financiële amendementen zullen wij bij de financiële beschouwingen indienen en behandelen. De premier heeft zijn complimenten gegeven voor onze tegenbegroting. Ik zou zeggen: leg die op het nachtkastje en pak die er in tijd van nood bij. Wij weten zeker dat die complimenten zullen betekenen dat de regering het uiteindelijk ook zal moeten gaan doen. Ik houd de premier nogmaals voor: is dit niet het verkeerde kabinet voor dit moment? Daar zal de premier zelf achter moeten komen en daar zullen de mensen zelf achter moeten komen. Wij zullen niet nalaten om daar steeds opnieuw de vinger op te leggen.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Ook ik wil beginnen met een woord van dank aan de minister-president voor zijn antwoorden in eerste termijn.

Dan iets over de toon van het debat van vandaag en gisteren. Mijn partij, de PVV, is gewend om scherp aan de wind te zeilen. Geen golf is ons te hoog. Helaas is het echter weer bij de selectieve verontwaardiging gebleven die de boventoon voert in dit huis. Blijkbaar slaagt de linkse kerk er niet in om ons met argumenten te bestrijden. Blijkbaar is onze bijdrage aan dit kabinet te solide om het ons inhoudelijk moeilijk te maken.

Als de heer Roemer zich zo opwindt over het taalgebruik van de PVV, waar was dan zijn morele verontwaardiging toen de heer Marijnissen nota bene een minister aanduidde als "flapdrol"? Waar was zijn afkeuring toen diezelfde Marijnissen het had over "effe dimmen"? Waarom lopen SP-Kamerleden mee bij een betoging waar wordt geroepen "Hamas, Hamas, joden aan het gas"? Toen zaten zijn maoïstische vuistjes blijkbaar diep in zijn oren.

De heer Cohen trilt helemaal van boosheid als ik hem de bedrijfspoedel van Rutte I noem. Toen PvdA-premier Wim Kok de heer Balkenende uitmaakte voor het schoothondje van Bush, hebben wij echter niets gehoord uit de grachtengordel. Waar was toen zijn verontwaardiging? Waarom zwijgt de heer Cohen als Ella Vogelaar de PVV vergelijkt met de NSB? Ook was en is collega Cohen stil als het PvdA-vehikel de VARA mij keer op keer vergelijkt met Hitler of als Paul de Leeuw heel vrolijk zingt "Ik ben zo vrolijk, zo vrolijk, want die Geert Wilders, die is dood"?

Waar was u al die momenten, mijnheer Cohen, met uw morele verontwaardiging? Waar bent u als ik op de VARA-website joop.nl word afgebeeld met een schaar in mijn keel? Waar was de Partij van de Arbeid toen het PvdA-Kamerlid Samsom op televisie zei dat Wilders het fascisme vertegenwoordigt? De heiligheid van collega Pechtold is ook maar betrekkelijk. Was hij het niet die een kabinet vies en voos noemde? Betitelde hij mij niet hier in de Kamer als xenofoob en extremist? Was het niet de heer Bakker van de D66-fractie die de PVV met "tuig" aanduidde? Voorzitter, het was oorverdovend stil.

De heer Samsom (PvdA):

Ik wil graag een persoonlijk feit maken. De heer Wilders citeert mij verkeerd. Als hij het fragment waar hij naar verwijst, goed terugluistert, zal hij horen dat ik juist omstandig het omgekeerde heb uitgelegd, maar kennelijk was dat niet aan de heer Wilders besteed.

De heer Wilders (PVV):

Ik zal het nog eens naluisteren. Zo heb ik het niet begrepen. Als dat zo is, geef ik dat de heer Samsom graag toe.

De voorzitter:

Waarvan akte!

De heer Wilders (PVV):

En dan valt nu het hele politieke establishment over mij heen als ik iemand een bedrijfspoedel noem. Ik zeg ook nu met opgeheven hoofd tegen de heren Roemer, Cohen en Pechtold, al die meters met twee maten, al die schijnheiligen van de linkse kerk: doe eens normaal, mannen.

De Partij van de Vrijheid tekent voor dit kabinet en daar zijn wij trots op. Op veel plekken komt Nederland nu eindelijk in beweging. Wie had een jaar geleden kunnen bedenken dat in Nederland ons PVV-geluid zo herkenbaar zijn stempel zou drukken op het regeerbeleid, op immigratie, op asiel, op veiligheid, op zorg. Op al die punten waar het kabinet het goed doet, klinkt ook onze stem luid en duidelijk door. Het schip van Staat vaart dan ook vrolijk door. De koers is helder en kapitein Mark doet het goed. Wij zwaaien vanaf de boot naar zuur links, dat onmachtig een vuistje probeert te maken. Op het strand staat mevrouw Sap nog wat te klungelen en te oefenen met haar stekker. Het schip van Mark vaart vastberaden door. Als wij die Griekse piraten nou ook nog kunnen weerstaan, dan komt het allemaal goed.

De bezuinigingen van 18 mld. zijn soms pijnlijk. Wij lopen daar niet voor weg. Bezuinigingen zijn nodig. Het is onze overtuiging dat die nodig zijn om de sociale zekerheid en de desbetreffende regelingen in de toekomst juist te behouden. Wij lopen niet weg voor onze verantwoordelijkheid. Wij zijn de SP niet. Wij zijn goed voor onze handtekeningen en wij tellen onze zegeningen. Ik zei het al: op al die terreinen, van zorg, asiel en immigratie, komen er nu maatregelen die wij willen. De dubbele nationaliteit wordt aangepakt. Er komen minimumstraffen en in de zorg gaan 12.000 extra mensen werken.

Ik ben het met iedereen eens die de PVV een saaie partij noemt. Al anderhalf jaar draaien wij inderdaad dezelfde langspeelplaat, met maar één liedje: geen cent naar Griekenland. Het land gaat failliet, is de facto al failliet. Als je geld nodig hebt van een fonds omdat je je rekeningen niet kunt betalen, dan ben je eigenlijk al failliet. Wij zijn anderhalf jaar lang weggehoond, maar ik vrees dat wij gelijk krijgen. Ik blijf erbij dat hoe eerder dat land de eurogroep verlaat, hoe beter het is. Dat is goed voor ons, goed voor hen en goed voor de internationale financiële markten. Het zou mooi zijn als ook de heer Cohen hier zijn verantwoordelijkheid zou nemen. Het zou ook mooi zijn als de fractie van D66 eer doet aan haar eigen geschiedenis en de volgende motie van de PVV-fractie steunt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het volk directe inspraak moet hebben over het spenderen van en het garant staan voor miljarden euro's aan zwakke landen zoals Griekenland;

verzoekt de regering, een (raadgevend) referendum te organiseren alvorens er nog een cent naar zwakke landen zoals Griekenland gaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18 (33000).

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Voor mensen …

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb de indruk dat deze motie al eens eerder door deze fractie is ingediend en toen is verworpen, maar misschien is zij nu iets anders geformuleerd. Wij zullen daar nog even naar kijken. In de termijn van het kabinet heeft de heer Cohen aan de minister-president gevraagd of de gedoogfractie ook bereid zou zijn om mee te werken en mee te praten over aanvullende bezuinigingen, bovenop het pakket van 18 mld. dat in het regeerakkoord is afgesproken. Door de minister-president werd toen bevestigd dat die ruimte er zou zijn. Ik heb dit door de heer Wilders nog niet horen zeggen, vandaar mijn vraag of het klopt dat die bereidheid aanwezig is, mocht de noodzaak daartoe in de komende maanden op tafel komen te liggen.

De heer Wilders (PVV):

Ik heb dit antwoord de afgelopen dagen herhaaldelijk gegeven in televisiedebatten en interviews: wat ons betreft is dit nu niet aan de orde. De heer Slob heeft het dan over het moment waarop wij door de economische crisis door de referentiewaarde van 1% gaan. Dan zouden wij volgens de afspraken moeten optreden en extra moeten ombuigen. Mijn eerste antwoord is dat dit niet aan de orde is, want zo ver is het nog niet. Mijn tweede antwoord is dat je je kunt afvragen of het wel nodig is als het aan de orde is. Het CPB schrijft in de Macro Economische Verkenning dat het grote twijfels heeft of dit nodig is. Mijn derde antwoord is: als het dan nodig zou zijn, maar zo ver zijn wij nog lang niet, ja, dan moet ik de minister-president gelijk geven. Dan wordt het een bikkelhard gevecht. Dan is ons verhaal: niet opnieuw ten koste van Henk en Ingrid, want dan kennen wij nog wel wat andere posten, maar op dit moment is dat wat ons betreft niet aan de orde.

De heer Slob (ChristenUnie):

Het is niet aan de orde, maar in een uiterste situatie is ook de PVV bereid om mee te werken aan een aanvullend pakket. Heb ik het zo goed begrepen?

De heer Wilders (PVV):

Het is niet aan de orde. Dat deel had u goed begrepen.

Voorzitter. Voor mensen die er nog aan zouden twijfelen, het schip van de premier, het schip van dit kabinet, het schip van Mark is ook ons schip. Het vaart woelige baren tegemoet. Alle hens aan dek, want de golven zullen hoog zijn en de stormen hevig. Wat ons in deze onzekere tijden kracht moet geven, is dat wij geen gewoon land zijn, en dat onze geschiedenis haar gelijke niet kent. Wij zijn Nederlanders. Wij hebben altijd vertrouwd op onze eigen kracht, met onze vlag in top. Wij zijn niet bang voor de toekomst, maar wij zijn bereid om op alle zeeën te varen. Geen golf is ons te hoog. Mijn fractie is trots daarvan deel te mogen uitmaken.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Voorzitters. Dit is niet een tijd voor boekhouders, maar voor staatslieden die niet vastzitten in het dogma dat de staatsschuld de oorzaak is van alle problemen. Visie en moed van een daadkrachtige minister-president zijn nu nodig om niet dezelfde fouten te maken als in het verleden zijn gemaakt. Toen Colijn in de jaren dertig de economische recessie trachtte te bestrijden, staarde hij zich blind op het terugdringen van zijn begrotingstekort. Hij bezuinigde dat het een aard had, en de afloop is bekend: de economie en de samenleving klapten compleet in elkaar.

Het Centraal Planbureau schrijft in de Macro Economische Verkenning: mocht de schuldencrisis verder uit de hand lopen, dan moeten de fouten uit de jaren dertig niet herhaald worden. Ik heb de minister-president gevraagd te leren van het verleden en niet opnieuw in deze val te trappen. Gezonde overheidsfinanciën zijn cruciaal, maar daarvoor zijn niet alleen bezuinigingen nodig, maar ook structurele hervormingen, die de minister-president taboe heeft verklaard, hetzij omdat hij er zelf niet voor voelt, zoals de hypotheekrenteaftrek en de kilometerheffing, hetzij omdat zijn gedoogpartner deze blokkeert, zoals de hervorming van de arbeidsmarkt of de vergroening van de economie.

Juist nu is het cruciaal om structurele maatregelen te nemen die het groeivermogen van onze economie en onze samenleving versterken. Pak de woningmarkt aan, trek de arbeidsmarkt vlot door het ontslagrecht en de WW te moderniseren en werk te creëren. Maak arbeid goedkoper en belast in ruil daarvoor vervuiling. Zorg ervoor dat mensen de regie kunnen pakken over hun eigen leven. Maak mensen sterker. Het zijn precies deze cruciale hervormingen die op het lijstje van 17 van het kabinet node ontbreken. De minister-president gelooft nog steeds dat de financiële sector zichzelf wel gaat reguleren, alsof die hele crisis nooit heeft plaatsgevonden.

Wij zien ook in dit debat dat het kabinet zich langzaam maar zeker ontworstelt aan de wurggreep van zijn gedoogpartner wat betreft Europa. Dat is bittere noodzaak. Onze economie is afhankelijk van die van onze Europese partners. Daarom zal het kabinet nog meer moeten doen, de retoriek van zijn Zorbafobe gedoogpartner ten spijt. De schuldencrisis moet de kop worden ingedrukt. Wij moeten daarvoor nu de politieke slagkracht van de Europese Unie versterken, evenals de democratische controle daarop. Hoe sneller wij dit alles doen, des temeer de belastingbetaler uiteindelijk wordt gespaard.

Gisteren en vandaag waren wij opnieuw getuige van een nieuwe ronde stoerdoenerij van de heer Wilders. Het was een onsmakelijke vertoning. Ik keek naar het vak CDA'ers, met hun plaatsvervangende schaamte. En ik keek naar vak-K, waar de bewindslieden het lachen stilaan verging. Hoe lang, zo vraag ik de minister-president, gaat hij de schofferingen aan zijn adres nog wegwuiven? Mijn gedachten gingen, net als die van de heer Slob, terug naar de brief die Ab Klink vorig jaar schreef aan Bleker en Verhagen. In dit debat kunnen wij concluderen hoe pijnlijk zijn gelijk is. Klink voorspelde dat de heer Wilders vol op het orgel zou gaan. Wij hebben vandaag en gisteren gehoord hoe vals dat klinkt. Klink schreef ook: voortdurend zal het CDA worden uitgedaagd op zijn christelijke grondslag en democratische motieven en zal het afstand moeten nemen van de PVV. Klink had gelijk en trok indertijd al de conclusie. Ik ben heel benieuwd hoe veel CDA'ers daar nu ook zo over denken. Ik zou de CDA-fractie dit willen voorhouden: deze zelfverkozen kwelling duurt net zo lang als u zelf toelaat.

Ik kom toe aan mijn moties. De minister-president geeft hoog op van een "green deal", die wij niet kennen. Dat praat lastig. Intussen weten wij wel dat de natuur wordt opgeofferd en dat er druk wordt gewerkt aan kolen- en kerncentrales. De doelen voor het aandeel schone energie worden op geen stukken na gehaald. Ik zeg u: in landen om ons heen wordt er goudgeld verdiend met schone energie. Het kabinet laat dat groene goud liggen. Het minste is toch wel, dat de rijksoverheid zelf het goede voorbeeld geeft. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het regeerakkoord stelt dat we voor de energievoorziening minder afhankelijk moeten worden van andere landen, hoge prijzen en vervuilende brandstoffen;

overwegende dat de regering daarin een voorbeeldrol kan vervullen;

verzoekt de regering om zonnepanelen te installeren op de daken van rijksgebouwen die daarvoor geschikt zijn of om die daken aan (energie)bedrijven te verhuren, zodat zij zonnepanelen op de daken van rijksgebouwen kunnen plaatsen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sap, Cohen, Pechtold, Thieme en Roemer.

Zij krijgt nr. 19 (33000).

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Voorzitter. Hoe hard de gevolgen van de bezuinigingen in eigen land ook mogen aankomen, voor mijn fractie is het niet acceptabel dat ons begrotingstekort wordt afgewenteld op de mensen die echt niets te missen hebben. 0,7% van het bruto nationaal product naar ontwikkelingssamenwerking is de ondergrens van beschaving. Daarom, als steun in de rug voor de heer Van Haersma Buma, dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat internationaal is afgesproken dat landen minimaal 0,7% van het bnp uitgeven aan ontwikkelingssamenwerking volgens de criteria opgesteld door de OECD voor Official Development Assistance (ODA);

verzoekt de regering, deze kabinetsperiode vast te houden aan de internationale afspraken en minimaal 0,7% van het bnp uit te geven aan ontwikkelingssamenwerking volgens de criteria opgesteld door de OECD voor Official Development Assistance (ODA);

verzoekt de regering tevens, te pleiten voor handhaving van de 0,7%-norm in de Europese begroting, en andere EU lidstaten aan te spreken 0,7% van hun eigen bnp uit te geven aan ontwikkelingssamenwerking,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sap en Slob. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20 (33000).

Mevrouw Sap (GroenLinks):

GroenLinks zou GroenLinks niet zijn zonder, tot slot, een motie over economische zelfstandigheid van vrouwen. Met de bezuinigingen op de kinderopvang komt het punt naderbij dat steeds meer vrouwen in dit land het zich niet meer kunnen permitteren om te werken en weer veroordeeld worden tot het aanrecht. Wij betreuren dat zeer. We vinden het ook zeer jammer om te constateren dat het uitgerekend dit kabinet is, met deze liberale minister-president, die geen enkele ambitie meer lijkt te hebben om meer vrouwen economisch zelfstandig te laten zijn. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet het streefcijfer voor de economische zelfstandigheid van vrouwen heeft losgelaten;

overwegende dat de economische zelfstandigheid in het belang is van vrouwen, hun kinderen en de samenleving;

verzoekt de regering, een actieplan op te stellen met maatregelen om de economische zelfstandigheid van vrouwen te vergroten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sap, Cohen en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21 (33000).

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Dit hadden de politieke beschouwingen moeten zijn over de grote problemen waar ons land mee te maken heeft, de financiële crisis die als een donkere wolk boven ons land hangt, de aanpak van de eurocrisis en de gevolgen van de bezuinigingen voor de mensen in het land. Ik constateer dat we het ook over deze onderwerpen hebben gehad. Ik bedank de minister-president voor zijn beantwoording in eerste termijn. Die heeft hij gedaan met de voor hem kenmerkende ontspannenheid. Dat waardeer ik, al kan een mens ook wel eens wat te ontspannen zijn. Ik herhaal wat ik eerder heb gezegd: waar wij het mogelijk en verantwoord vinden, zullen wij dit kabinet ook steunen. Dit land heeft nu geen aftredende, maar optredende politici nodig, al heb ik wel zo mijn gedachten over de houdbaarheid van de constructie waar deze coalitie voor heeft gekozen, maar dat terzijde.

Er is wel een aantal zaken dat wat ons betreft anders moet. Ik heb met nadruk aandacht gevraagd voor de aanpak van de schuldencrisis. Ik heb aangegeven dat het goed is dat het kabinet aandacht heeft voor de oplopende schulden bij de overheid – dat gaat heel hard, ik heb net nog even gekeken op de schuldenteller en er is weer heel wat bijgekomen sinds vanmorgen – maar ook bij de banken en bij particulieren. Wij hebben ons plan gepresenteerd. Ik heb in de schriftelijke beantwoording gelezen dat het kabinet daar sympathie voor heeft en op onderdelen ook verder met ons in gesprek wil over hoe we dat kunnen oppakken. Ik heb er een onderdeel uitgehaald, waarvan we denken dat je daar ook niet vroeg genoeg mee kunt beginnen, namelijk de grote schulden waar studenten mee te maken hebben en waar de studentenorganisatie ISO ook voor gewaarschuwd heeft. Daarover dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal studenten met schulden sinds 2003 is verdubbeld tot ruim 100.000 studenten en dat de hoogte van de schulden sinds 2004 met 80% is toegenomen tot bijna € 15.000;

overwegende dat organisaties als het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) en het Nibud de ernst van de schuldenproblematiek onder studenten onderschrijven en onder andere om maatregelen vragen tegen de laagdrempeligheid van het bij lenen en voor een betere voorlichting;

overwegende dat door het inzetten op preventie van schulden de overheid kosten op onder andere de schuldhulpverlening en de WWB kan besparen;

van mening dat studenten in de toekomst door het sociaal leenstelsel masterfase nog meer geld zullen lenen, zodat het belang van een goede omgang met geld door studenten steeds groter wordt;

verzoekt de regering om de schuldenproblematiek onder studenten in kaart te brengen;

verzoekt de regering voorts, aansluitend met gerichte voorstellen te komen om de schuldenproblematiek onder studenten te beperken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slob en Sap. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22 (33000).

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb ook het belang benadrukt van het echt toewerken naar een meer duurzame economie, en dat gaat verder dan alleen duurzame innovaties bij het bedrijfsleven. Het gaat ook om een goede omgang met mensen, het gaat erom, ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk mensen aan het werk kunnen. Ik had in de Miljoenennota gelezen dat het kabinet vond dat de lasten op arbeid wel heel erg hoog zijn. Ik heb helaas geconstateerd dat in de Miljoenennota geen maatregelen zijn getroffen om daar iets aan te doen. Daarom hebben we een motie voorbereid, inclusief de financiële dekking. Omdat ik echter weet dat de kans dat een coalitiepartij mij zou steunen als ik de dekking alleen uit mijn eigen tegenbegroting zou halen, niet erg groot is, hebben we ook eventjes gekeken naar de financiële onderbouwingen van de verkiezingsprogramma's van onze collega's die in de coalitie zitten. We zijn bij het CDA begonnen en daar ook bij gebleven, omdat daar een paar maatregelen in stonden die heel goed als dekking zouden kunnen gelden voor het omlaaghalen van de lasten voor arbeid. Dat heeft tot de volgende motie geleid.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het juist nu van belang is om de lasten op arbeid te verlagen, in het bijzonder voor middeninkomens;

overwegende dat vormen van vergroening goede mogelijkheden kunnen bieden om deze verlaging te bekostigen, zoals die bijvoorbeeld ook terug te vinden zijn in de financiële onderbouwing van het verkiezingsprogramma van het CDA, te weten:

  • - het omzetten van de verpakkingenbelasting in een vereenvoudigde CO2-productenbelasting met een bredere grondslag;

  • - het verhogen van vooral de hogere schijven van de energiebelasting op aardgas;

  • - het invoeren van een leveranciersverplichting voor duurzame energie;

verzoekt de regering, het tarief in de tweede schijf van de loon- en inkomstenheffing te verlagen en de daarvoor benodigde dekking te vinden in bovengenoemde maatregelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slob, Cohen, Pechtold, Roemer en Sap.

Zij krijgt nr. 23 (33000).

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik constateer met genoegen dat bij de CDA-fractie de handen gretig omhooggaan. Ik hoop dat straks bij de stemming ook terug te zien.

Namens mijn fractie heb ik ook aandacht gevraagd voor jeugd en gezin. Voor het vorige kabinet was dit een belangrijk aandachtspunt. Dat kabinet onderstreepte het belang van het gezin. Dat kwam ook tot uitdrukking in de presentatie van het kabinet. Niet alleen de leden van het kabinet brachten dat tot uiting, maar het was ook te merken aan het beleid. Ik blijf het teleurstellend vinden dat daarin onder dit kabinet nu helaas behoorlijk de klad is gekomen. Wij hebben het kabinet wat materiaal gegeven in de vorm van onze nota over jeugd en gezin, om de leden van het kabinet op dit punt weer wat scherp te stellen. Ik heb de minister-president gevraagd om de grote waarde van het gezin te benadrukken, zoals zijn collega David Cameron in Groot-Brittannië heeft gedaan. Ik heb onze minister-president dat echter niet horen doen. Misschien volgt dat nog in de tweede termijn van de regering. Om het kabinet op dit punt scherp te houden, dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ouders door de kinderbijslag en het inkomensafhankelijke kindgebonden budget een tegemoetkoming ontvangen in de kosten van kinderen, zodat er geen financiële belemmering is voor gezinsvorming;

van mening dat de kinderbijslag ook in de toekomst het fundament onder de inkomenssteun voor gezinnen moet blijven;

van mening dat de kinderbijslag en het kindgebonden budget bij bezuinigingen zo veel mogelijk moeten worden ontzien;

verzoekt de regering, de bezuiniging op de kinderbijslag en voor zover mogelijk de bezuiniging op het kindgebonden budget ongedaan te maken en daartoe de middelen te vinden in een nieuwe systematiek van vaststelling en inning van alimentatie door het LBIO,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slob en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24 (33000).

De heer Slob (ChristenUnie):

Dit is weer een in financieel opzicht gedekte motie. Wij kunnen daarmee heel goede dingen doen. Ik waardeer het overigens dat het kabinet wat ik noemde de "tweekindpolitiek" heeft losgelaten bij het kindgebonden budget. Dit leidt wel tot verdunning, maar is ook een eerste stap. Met het aannemen van deze motie kan de ontbrekende stap ook worden gezet. Hiermee wordt het voorstel van het kabinet om de kindregelingen op deze wijze aan te tasten, gewoon gerepareerd.

Dit debat is helaas voor een deel overschaduwd door soms harde woordwisselingen. Ik heb daarvoor persoonlijk het woord beschamend gebruikt. Daarmee heb ik mijn eigen gevoelens daarbij weergegeven. Ik moest denken aan het Bijbelboek Jakobus. Daaruit hebben wij in de afgelopen weken thuis gelezen. In hoofdstuk 3 van dat Bijbelboek wordt gewaarschuwd voor de scherpte van een klein orgaan in de mond van gemiddeld 4,28 cm. Dat orgaan heet de tong. "Bedenk eens hoe een kleine vlam een enorme bosbrand veroorzaakt", zo lezen wij in Jakobus. Ik denk dat wij ons daarvan allemaal rekenschap moeten geven. Ik richt mij hierbij niet tot één persoon, maar tot ons allen. Wij moeten dat ook tot uitdrukking brengen in de wijze waarop wij ons presenteren. De Kamer en de regering weten daarbij bovendien dat wij in dit land een enorme voorbeeldfunctie hebben. Het hoofdstuk eindigt met een prachtig vers dat ik de aanwezigen niet wil onthouden. "Gerechtigheid groeit waar vrede is, en wie vrede zaait, zal gerechtigheid oogsten." Laten wij ons dat allemaal op het hart binden.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn beantwoording. Dit was een levendig debat. Soms had het best wat minder levendig mogen zijn.

Voor een antwoord op de vraag wat je kunt zeggen van een bevriend staatshoofd moest ik denken aan hoe in vroeger tijden de normen van wat in de Kamer gezegd mocht worden soms wat strakker waren. In 1962 werd mijn verre voorganger Van Dis op zijn vingers getikt door de voorzitter toen hij president Soekarno van Indonesië een leugenaar noemde. Er staan nog keurig stippeltjes in de Handelingen. Toen was de vraag wat wel mocht. Als je de Handelingen terugleest, zie je dat hij vervolgens Soekarno wel "een onderontwikkelde semi-intellectueel" mocht noemen …

Je kunt discussiëren over wat wel mag en wat niet, maar dat kan heel ingewikkeld worden. Toch is het eigenlijk soms ook heel eenvoudig. Wij allen in de Kamer zouden iedereen in het land, ook alle kinderen, moeten willen aanmoedigen om de debatten te volgen. Als dat niet helemaal meer kan, zijn we niet langer op de goede weg. Anders moeten we namelijk bijna zeggen, gezien de normen van de Kijkwijzer en gezien de filmpjes waarover het vanmiddag ging, dat de uitzending van het debat naar de avond verschoven moet worden.

Vorige week donderdag hadden we ook een turbulente vergaderavond. Toen zei collega Timmermans: ze dronken een glas, ze deden een plas en alles bleef zoals het was. Hij legde deze wijsheid in de mond van de heer Van Mierlo. Zoals wel vaker het geval is, begint ook de wijsheid niet in de jaren 60, maar gaat terug op eeuwen daarvoor. De Grote Vergadering van de Republiek der Verenigde Nederlanden begon in november 1716 en duurde maar liefst tot september 1717. 34 afgevaardigden waren bijeen in de Trêveszaal met als doel de treurige toestand van 's lands financiën te verbeteren. Men vergaderde en vergaderde, tien maanden lang, maar het resultaat was nihil. Het was een totale mislukking. Toen kwamen er voor het eerst spotdichten en pamfletten met daarin de opmerking dat alles bleef zoals het was. Als we het daartegen afzetten, vind ik dat wij toch wel een stap vooruit hebben gezet. Met de discussies van de afgelopen tijd en in de meer dan tien maanden die nu zijn verstreken is wél een serieus begin gemaakt met het aanpakken van de treurige staat van 's lands financiën.

De SGP heeft zich steeds gecommitteerd aan de bezuinigingsdoelstellingen. Niet aan de exacte invulling ervan, maar wel aan de noodzaak en de urgentie om de staatsfinanciën op orde te brengen. Dat kleurt ook de manier in waarop wij tegen de voorstellen van het kabinet aankijken. De bezuinigingsdoelstellingen nemen wij serieus, maar wij vinden het ook van belang om open ogen, open oren en een warm hart te laten spreken voor mensen die in een kwetsbare positie verkeren. We moeten altijd goed opletten hoe de maatregelen uitpakken. Daarop zullen we ook in de debatten over de verschillende maatregelen blijven terugkomen.

Niet alles bleef zoals het was in de begroting. Heel veel wel, maar wij zijn in ieder geval dankbaar voor de kleine punten die voor ons betekenisvol zijn en waarvoor wel een wijziging is aangekondigd. We zijn dankbaar voor de positieve reactie betreffende het kindgebonden budget. De stop voor het derde kind gaat eraf, althans, daar is positief op gereageerd. We zijn ook tevreden met de toezegging om heffing naar draagkracht te betrekken bij het nieuwe fiscale stelsel. Daar zullen we zeker ook bij de algemene financiële beschouwingen op terugkomen.

Het bespaart ons een motie dat de minister-president zich bereid heeft getoond om ook terug te komen op de positie van de mantelzorger en om de pijnpunten op dit vlak in beeld te brengen.

Op een punt wil ik nog wel een motie indienen. Dit betreft de rol van maatschappelijke organisaties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat maatschappelijke verankering van maatschappelijke organisaties belangrijk is, wat onder meer blijkt uit het genereren van eigen inkomsten en de betrokkenheid van vrijwilligers;

overwegende dat door eigen inkomsten van maatschappelijke organisaties eveneens het maatschappelijke bereik van deze organisaties vergroot wordt;

verzoekt de regering, binnen de gegeven financiële kaders het subsidiebeleid voor maatschappelijke organisaties een positieve prikkel op te nemen voor organisaties die een zeker percentage eigen inkomsten weten te genereren;

verzoekt de regering tevens, te bezien waar de regeldruk en verantwoordingsplichten voor maatschappelijke organisaties verlicht kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Blok, Van Haersma Buma en Slob. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25 (33000).

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Tot slot. Dit betekent dat we niet alleen spreken over kapitaal in harde euro's, maar ook over het sociaal kapitaal van de samenleving: de gezinnen – een punt waaronder de heer Slob zojuist terecht een streep zette – en de maatschappelijke organisaties.

Naast het sociale kapitaal blijft het van belang om steeds oog te hebben voor het morele kapitaal van de samenleving. Laat ik het morele kapitaal van de samenleving nu eens verwoorden met een citaat van de minister-president zelf in zijn hoedanigheid van VVD-fractievoorzitter in 2008 bij een liberale beginselenverklaring waarin hij sprak over de identiteit van Nederland "die mede gevoed wordt door christelijke waarden als vergeving, rechtvaardigheid, hoop en adagia als: doet gij bij een ander niet wat gij niet wil dat bij u geschiedt, en heb uw naasten lief als uzelf." Dat moreel kapitaal kunnen we niet met wetten en regels afdwingen, maar ik spreek hier wel de wens uit dat dat moreel kapitaal bij kabinet en samenleving zichtbaar wordt.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Ik bedank de premier voor de beantwoording in eerste termijn. Ik heb moeten vaststellen dat het kabinet dieren, natuur, milieu en klimaat heeft ingedeeld onder het kopje overige zaken binnenland. Het is mij in de eerste termijn van de minister-president duidelijk geworden dat hij het liever heeft over de "economische hoofdstructuur" dan over de "ecologische hoofdstructuur". Dat is een enorme vergissing.

De heer Rutte, die in 2008 nog stelde met de VVD een groen-rechtse koers te zullen varen, maakt als premier alleen het tweede deel van die belofte waar. Mogelijk is dit de begroting waar sommige rechtse mensen hun vingers bij aflikken; groene mensen herkennen zich hier op geen enkele wijze in. Ik begrijp dat de premier andere zorgen heeft, nu de AEX gesloten is met een verlies van 4,44%. In Parijs liepen de verliezen zelfs op tot 5,25%. Wall Street staat op dit moment op een verlies van 4% en "as we speak" loopt dat verlies verder op. Niet dat het mij bovenmatig boeit hoe de ontwikkelingen in de casino's van het grote geld ervoor staan, maar misschien kan dit helpen de aandacht van de minister-president even te krijgen.

Er is paniek op de financiële markten. De Rabobank rekent inmiddels een negatieve rente aan bedrijven die hun geld bij die bank in veiligheid willen stellen omdat ze andere banken niet meer durven te vertrouwen. Je moet dus betalen om je geld op een veilige bank te kunnen zetten. Dat is de omgekeerde wereld. De banken zijn wereldwijd terug in de gevarenzone, zo heeft het IMF zojuist bekendgemaakt. ING heeft 30% van de Italiaanse schuldpapieren afgestoten om zijn risico's te beperken. De lading is gevaarlijk aan het schuiven. Dat is af te lezen van de gezichten van de Europese regeringsleiders. Onze altijd zo olijke minister van Financiën ziet er vaak uit alsof hij zelf ook niet meer gelooft dat het goed komt. Ik ken hem als een heel olijke minister, maar ik zag hem laatst toch heel serieus een beetje wit wegtrekken. Als er dan gelachen wordt, is het vaak als een boer met kiespijn.

Het is de hoogste tijd om over te schakelen naar wat van echte waarde en wat ook waardevast is: de positie van dieren, natuur en milieu en ons klimaat. Die onderwerpen zijn van groter belang dan de troonrede en de beantwoording van de minister-president doen vermoeden. Ze zijn van levensbelang voor ons allen, voor het leven dat komende generaties al dan niet kunnen hebben op deze planeet, maar het beleid lijkt beheerst te worden door roofbouw en opportunisme. Het kabinet maakt op geen enkele wijze duidelijk op welke wijze het ons klimaat, onze natuur, de leefomstandigheden van dieren en de verdeling van voedsel en grondstoffen op een eerlijke manier wil regelen.

Ik wil daarom de volgende moties indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) stelt dat het afschaffen van milieuschadelijke subsidies in de sectoren energie, verkeer en landbouw een bezuiniging kan opleveren van 4,5 mld. tot 5,5 mld. en tegelijkertijd zorgt voor een schoner milieu en een gelijk speelveld tussen de koplopers en achterblijvers qua verduurzaming;

constaterende dat de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) de afschaffing van deze subsidies bepleit;

verzoekt de regering, binnen drie maanden met voorstellen te komen om deze milieuschadelijke subsidies af te schaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Sap. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (33000).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de kabinetsplannen voorzien in het verkleinen van de Nederlandse natuur met een gebied zo groot als de provincie Utrecht;

overwegende dat een dergelijke verkoop leidt tot ongewenste versnippering van natuurgebieden met alle gevolgen van dien;

verzoekt de regering, af te zien van de verkoop van natuurgebieden totdat onafhankelijk ecologisch onderzoek heeft vastgesteld dat hierdoor geen natuurwaarden verloren gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme, Sap, Roemer en Cohen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27 (33000).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Duitse regering 100 mld. investeert in duurzame energie;

constaterende dat Siemens als een van de marktleiders op het gebied van kernenergie heeft besloten zich terug te trekken uit kernenergie;

constaterende dat het kabinet miljoenen heeft gereserveerd voor de ontwikkeling van een nieuwe kerncentrale;

overwegende dat de ontwikkelingsfabriek voor zonnecelfolie Helianthos moet sluiten bij gebrek aan investeerders;

overwegende dat Nederland gebaat is bij duurzame en innovatieve bedrijven als Helianthos;

van mening dat de regering niet kernenergie, maar duurzame energie moet ondersteunen;

verzoekt de regering, een doorstart van Helianthos te faciliteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme, Sap en Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28 (33000).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Nederlandse natuur een van de grootste waarden vertegenwoordigt in ons land;

constaterende dat het kabinet heeft aangegeven 72% op het natuurbudget te korten in de periode tot 2016;

overwegende dat een dergelijke bezuiniging tot onomkeerbare schade zal leiden aan kwetsbare natuurgebieden;

verzoekt de regering, de bezuinigingen op het natuurbudget op te schorten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme, Sap, Roemer en Cohen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29 (33000).

Mevrouw Thieme, u bent door uw spreektijd heen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Ik heb nog twee moties.

De voorzitter:

U moet uw moties indienen binnen uw vijf minuten spreektijd.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik beperk mij tot het indienen van twee moties. Is dat goed?

De voorzitter:

Eigenlijk niet.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Maar in mijn eerste termijn heb ik niet mijn volledige vijftien minuten gebruikt.

De voorzitter:

Daarmee hebt u een punt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in goed functionerende ecosystemen weinig kosten hoeven te worden gemaakt voor beheer;

constaterende dat de beheerskosten van natuur voor een belangrijk deel veroorzaakt worden door de veehouderij (mest en ammoniak);

verzoekt de regering, met een plan te komen om beheerskosten terug te dringen door aantasting van de natuur aan te pakken bij de bron,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme, Sap, Roemer, Cohen en Pechtold.

Zij krijgt nr. 30 (33000).

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Mijn laatste motie. De voormalig fractievoorzitter van de VVD zei in 2009: "Ik heb altijd grote moeite gehad met de bio-industrie, met dat stapelen van varkens op mensonwaardige manier". De gedoogpartner van dit kabinet wil geen megastallen. Daarom lijkt mij dit een vruchtbare motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, een einde te maken aan het stapelen van dieren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31 (33000).

De voorzitter:

Hiermee zijn we gekomen aan het eind van de tweede termijn van de Kamer. Op verzoek van de minister-president schors ik een klein halfuur.

De vergadering wordt van 20.50 uur tot 21.17 uur geschorst.

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik zal een paar opmerkingen maken voordat ik op de moties kom. Er zijn niet heel veel vragen meer gesteld, maar ik zal een paar reacties geven. Ik begin met de heer Slob. Hij zei terecht dat er op het punt van het manifest voor jeugd en gezin nog een nadere reactie zou komen. Kortheidshalve stel ik voor dat het kabinet bij de verschillende begrotingsbehandelingen op deze voorstellen terugkomt. Dat lijkt mij het beste en dat zullen wij uit onze hoek bevorderen.

Ik dank de heren Van Haersma Buma, Blok en Wilders voor hun bijdragen, waarin ik de ferme wil merk om van deze politieke samenwerking een succes te maken. Dat is belangrijk, gezien de wat knetterende afronding van de eerste termijn.

Ik wil nog iets zeggen tegen de heer Roemer. Hij zei: af en toe heb je een stevig debat op de inhoud en ik houd daarvan; je hebt uiteraard ideologische verschillen, maar het blijft wel van belang vanuit de feiten te praten. Ik liet mij een beetje meeslepen en probeerde de heer Roemer uit de tent te lokken met de vraag hoe de SP de zorgkosten dan onder controle wil krijgen. Geleidelijk aan ontstond het beeld dat de SP daarvoor nooit voorstellen had gedaan. Dat is niet waar. De SP heeft heel veel voorstellen gedaan op het terrein van de zorg, al waren het voorstellen die ik vaak hartstochtelijk niet steunde. De SP heeft ook veel voorstellen gedaan – ook dat moet gezegd worden – om overeenkomstig de visie van de partij de kosten van de zorg te beteugelen. Daarin heb ik de SP onrecht aangedaan. Ik zag mevrouw Kant eerder vandaag in de loge zitten. Als eenvoudige oppositiefractievoorzitter heb ik onder haar leiding – dat mag ik zo wel zeggen, want zij was de leider van de oppositie – een aantal jaren mogen functioneren. Ik bewaar daaraan de beste herinneringen. Wij waren het heel vaak met elkaar oneens, al waren wij het ook een aantal keer zeer met elkaar eens. Wij hebben vaker dan verwacht mag worden aan dezelfde kant van het touw getrokken. Ik heb het grootst mogelijke respect voor haar, zeker ook vanwege haar enorme betrokkenheid, die zich geuit heeft in heel veel voorstellen op het terrein van de gezondheidszorg. Dat wilde ik graag rechtzetten.

De heer Roemer (SP):

Ik dank de premier oprecht voor deze woorden.

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik ga nu in op de ingediende moties. In de motie-Cohen c.s. op stuk nr. 4 wordt de regering verzocht, als doelstelling de verbetering van de kans op participatie centraal te stellen bij alle grote stelselwijzigingen. Ik ontraad aanname van deze motie. Er is wel een samenhang met de moties op de stukken nrs. 8 en 14, dus ik kom er straks nog op terug, maar ik ontraad deze motie specifiek. Wij compenseren geen individuele gevallen; daarvoor is de bijzondere bijstand. De inkomensgevolgen komen ieder jaar terug in de SZW-begroting en in de uitwerking van het koopkrachtbeeld. Voorstellen van de regering zijn gericht op betere, houdbare stelsels. Participatie is daarbij een belangrijk zijlicht, maar is niet het hoofddoel van de stelselwijzigingen.

In de motie-Cohen c.s. op stuk nr. 5 wordt de regering verzocht, de pgb-maatregelen met een jaar uit te stellen. Ik kan niet anders dan deze motie ontraden. De ontwikkelingen, vooral de stijging van de uitgaven, noodzaken nu een ingreep op de groeicurve. De huidige pgb-houders merken de gevolgen pas in 2014. De staatssecretaris heeft al maatregelen aangekondigd en genomen om de overgang voor nieuwe cliënten goed te laten verlopen.

In de motie-Cohen c.s. op stuk nr. 6 wordt de regering verzocht, vooralsnog af te zien van de introductie van de huishoudinkomenstoets. Dat slaat onmiddellijk een dekkingsgat in de financiële onderbouwing van de Miljoenennota. Daarnaast is het kabinet van mening dat het voorstel inhoudelijk wenselijk is, dus ik ontraad aanname van de motie.

In de motie-Cohen/Roemer op stuk nr. 7 staat dat de regering sluipenderwijs bezig is de ontslagbescherming aan te tasten. Dat is niet het geval. Er is een aantal wijzigingen doorgevoerd binnen de huidige ontslagregels. Dat is dus compatibel met de afspraken binnen de samenwerking van de drie partijen over het niet raken aan het ontslagstelsel. Ik ontraad aanname van de motie.

De motie op stuk nr. 8 behandel ik graag in combinatie met de motie op stuk nr. 14. In de motie-Roemer c.s. op stuk nr. 8 wordt de regering verzocht, een plan te maken om een substantieel aantal mensen met een arbeidsbeperking in dienst van reguliere werkgevers te krijgen. In de motie-Van Haersma Buma c.s. op stuk nr. 14 wordt de regering verzocht, in overleg met sociale partners te komen tot concrete en ambitieuze afspraken.

Het is mij bekend dat er op dit moment hard wordt gewerkt, door werkgevers maar ook door mensen in deze Kamer, om op dit punt zaken te bereiken. Ik verzoek de indieners van beide moties om die een paar weken aan te houden en even de kans te geven om het potje dat staat te koken, tot een succes te laten komen. Het is mijn overtuiging dat wij positief verrast zullen zijn door de uitkomst van de gesprekken. Omdat ik daarvan overtuigd ben, vind ik het zonde om bijvoorbeeld bij werkgevers irritaties op te roepen door deze moties aan te nemen. De moties helpen nu niet, want het gaat de goede kant op. Mocht ik echter ongelijk hebben en het niet zo blijkt te zijn, dan kunnen de moties uiteraard alsnog in stemming komen. Het ziet ernaar uit dat een van de moties het dan wel haalt, gezien de ondertekening ervan.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik ben op zichzelf gevoelig voor overleg, hoewel de motie op stuk nr. 14 niet voor niks is ingediend. Het doel daarvan houdt ons namelijk zeer bezig. Ik ben echter bereid om de motie aan te houden als wij in ieder geval voor de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden geïnformeerd over de voortgang van het proces, zodat het daarbij eventueel aan de orde kan komen.

Minister Rutte:

Ja, dat zeg ik toe.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dan houd ik mijn motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Haersma Buma stel ik voor, zijn motie (33000, nr. 14) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De heer Roemer (SP):

Kan de premier ongeveer aangeven wat hij met een aantal weken bedoelt?

Minister Rutte:

Ik vermoed dat wij over twee weken heel veel meer weten. Als de heer Roemer twee weken geduld heeft, zijn wij volgens mij een heel eind.

De heer Roemer (SP):

Dan houd ik mijn motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Roemer stel ik voor, zijn motie (33000, nr. 8) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De heer Cohen (PvdA):

Ik heb nog een vraag aan de premier over de motie op stuk nr. 4. Daarin wordt de regering verzocht als doelstelling de verbetering van de kans op participatie centraal te stellen. Heeft de premier bezwaar tegen die doelstelling?

Minister Rutte:

De hoofddoelstelling is het realiseren van houdbare stelsels, op een sociaal verantwoorde wijze. Het hoofddoel is niet om de participatie centraal te stellen – het is een belangrijk zijlicht maar geen hoofddoel – maar uiteraard wordt die erin betrokken. Als het een van de effecten moet zijn, is het al bestaand beleid; dat doen wij al.

De heer Cohen (PvdA):

Staat er dan dus iets in deze motie waarmee de regering het niet eens is?

Minister Rutte:

Ik vrees van wel; dat zou zomaar kunnen.

Voorzitter. Ik kom op de motie op stuk nr. 9, waarin de regering verzocht wordt om bovenop de ingeplande bezuinigingen in het gedoogakkoord geen extra bezuinigingen door te voeren op de zorg en de sociale zekerheid. Ik kan daar nu geen voorschot op nemen; laten wij hopen dat het niet nodig is. Ik kan er echter geen voorschot op nemen en daarom ontraad ik de motie.

In de motie op stuk nr. 10 wordt de regering verzocht de griffierechten niet te verhogen. Wij hebben daarover vanmiddag een uitvoerig debat gehad. Ik neem aan dat men begrijpt dat de regering die motie niet bepaald als ondersteuning van beleid ziet en de motie dus ontraadt.

Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 11, want die raakt ook een kernpunt van het regeringsbeleid. In die motie wordt de regering namelijk verzocht om af te zien van de eigen bijdrage in de curatieve ggz. Ook dat is een van de zaken die wij vanmiddag hebben bediscussieerd en ook dat zou tot schade leiden.

Ik ga verder met de motie op stuk nr. 12 van de heer Van Haersma Buma. Ik vraag de indiener om deze motie aan te houden. Er komt namelijk een brief van minister Donner over beide elementen in de motie. Dat moet de heer Van Haersma Buma plezier doen. De reden daarvan is dat een van de twee elementen in de motie, namelijk het rechtstreeks via scholen beschikbaar stellen van middelen voor onderwijshuisvesting, raakt aan het bestuursakkoord dat minister Donner met de VNG heeft gesloten. Bovendien moeten daarvoor middelen uit het Gemeentefonds worden gehaald. Het houdt niet in dat het niet kan, maar er zijn afspraken over gemaakt in het bestuursakkoord. Ik wil minister Donner daarom even de kans geven om de Kamer daarover een brief sturen, zodat het eventueel in stemming brengen van de motie in dat licht bekeken kan worden.

Wij begrijpen heel goed welk punt de heer Van Haersma Buma in de eerste helft van de motie wil maken over de aanpak van taalachterstand bij nul- tot vierjarigen. Het gaat ons vooral om het tweede punt, namelijk de voorstellen om middelen voor onderwijshuisvesting rechtstreeks via scholen beschikbaar te stellen. Zoals het er nu naar uitziet, raakt dit vrij direct aan het bestuursakkoord. Excuus, ik bedoelde de bestuursafspraken met de VNG.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik zie dat de heer Pechtold wil zeggen wat ik met mijn motie ga doen.

De heer Pechtold (D66):

Ik vraag me af of de heer Van Haersma Buma dezelfde vraag heeft.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dat vraag ik me ook af, daarom stel ik de mijne maar. Het gaat om het doel; het is allemaal zo simpel als wat. Als ik een motie indien, is dat een oproep van de Kamer aan de regering om iets te doen. Ik realiseer me ook dat de minister met de VNG moet overleggen, maar ook hierbij denk ik: ik dien niet voor niks een motie in; ik wil daadwerkelijk dat het geregeld wordt.

Het aanhouden van de motie vind ik geen punt. Ik hecht er niet aan de motie in stemming te brengen, ik hecht aan het doel. Als de minister-president zegt dat dit doel meer in beeld komt door de motie nu aan te houden, vind ik dat best.

Minister Rutte:

In ieder geval zal het niet "minder meer" in beeld komen.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dan is het een deal: ik houd de motie aan tot de behandeling van de begroting van Binnenlandse Zaken. Dan wil ik echter niet horen dat ik te laat ben en dat het niet meer kan worden geregeld.

Minister Rutte:

Anders kan ik me voorstellen dat drie vooraanstaande CDA'ers, mevrouw Van Bijsterveldt, de heer Donner en de fractievoorzitter van het CDA, ook nog wel even contact met elkaar hebben.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dan wacht ik de brief af en het mag wat mij betreft ook een e-mail zijn.

De voorzitter:

Ik blijf daarmee toch moeite houden. Volgens mij zijn het leden van het kabinet en dienaren van de koning.

Minister Rutte:

Mijn excuses voorzitter, u hebt volkomen gelijk. Ik heb dus de twee leden van het kabinet genoemd. De heer Donner zal de Kamer nader berichten over de kanttekeningen die ik heb gemaakt. Het doel komt niet "minder meer" in beeld.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik moet toch terughoudend zijn. U zult begrijpen dat we in de fractie even zullen overleggen of we de motie aanhouden of niet. Dit zal voor de stemming blijken.

De heer Pechtold (D66):

De steun van D66 voor deze motie is er met name omdat deze motie voor het onderwijs heel belangrijk is. Het gaat er namelijk om of we het geld voor onderwijs blijven reserveren of dat minister Donner er ook andere ideeën voor heeft. Ik krijg graag een bevestiging van de premier dat het uitstel niet ertoe leidt dat onderwijsgeld zomaar ergens anders in de begroting terechtkomt.

Minister Rutte:

Het antwoord hierop is: nee.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb ook nog een vraag over deze motie. Deze had ik eigenlijk moeten stellen aan de heer Van Haersma Buma, maar het kabinet weet ook alle ins en outs van dit onderwerp. Er staat heel nadrukkelijk, zelfs met pen erbij geschreven, dat het gaat om de grote steden. Betekent dit dat dit ten koste gaat van de scholen op het platteland? Kan het kabinet daarop een antwoord geven? Nu is de motie nog niet aangehouden.

Minister Rutte:

Dit is volgens mij een vraag die de heer Slob aan de indiener moet stellen, anders moet ik de motie interpreteren. Ik interpreteer haar zo – ik zie de heer Van Haersma Buma jaknikken, dus klopt mijn interpretatie – dat er geld wordt verschoven van kleine naar grote steden.

De heer Slob (ChristenUnie):

Het kabinet moet natuurlijk ook een inschatting maken van de motie. Als deze motie wordt aangenomen, gaat dit dus naar de beleving van het kabinet ten koste van het onderwijs op het platteland, ten voordele van de grote steden. Er vindt namelijk een verschuiving van geld plaats.

Minister Rutte:

Het gaat om budgetten voor taalachterstand.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dan hebben we alle scènes vandaag zo'n beetje gehad, maar deze nog niet. Ik zal het antwoord op deze vraag geven aan de minister-president. Het probleem van de nulgroepen concentreert zich inderdaad heel sterk in de grote steden. De verdelende rechtvaardigheid die nu in de budgetten zit, betekent dat kleine gemeenten een heel klein budget krijgen voor iets waarmee ze nauwelijks iets kunnen, omdat het budget toch te klein is. Daarom zeggen we dat het geld bij elkaar gezet moet worden, zodat we massief kunnen inzetten op de grote steden. De G32 kunnen we daarbij ook betrekken; hierin zitten ook grote steden. Ga echter niet het geld over heel Nederland verspreiden. Dat is de reden van deze motie.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Via u en de minister-president richt ik mij tot de heer Van Haersma Buma. Er is ook een groot aantal plattelandsgemeenten waarin sprake is van zeer grote taalachterstanden. Kort geleden heeft daarover nog een groot artikel gestaan in het dagblad Trouw. Deze gemeenten zullen hiervan mede de dupe worden. Dat lijkt mij niet een goede weg, maar ik zal er straks op terugkomen in een stemverklaring bij het stemmen over de moties.

Minister Rutte:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 13, van de heer Van Haersma Buma. Hierover kan ik korter zijn. Deze motie beschouwen wij als ondersteuning van het beleid. Hij hoeft deze wat ons betreft niet aan te houden. De motie kan gewoon vol in stemming komen. Ik sprak in mijn termijn ook al over het belang van de kenniseconomie.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 14, waarin de regering wordt verzocht te komen tot concrete en ambitieuze afspraken over extra stage- en arbeidsplaatsen. Ik heb net al aangeraden deze motie aan te houden. Dat is ook al besloten door de indiener.

Vervolgens kom ik bij de motie op stuk nr. 15, waarin de regering wordt verzocht bij het indienen van het wetsvoorstel een overzicht van de alternatieven voor de kostenbesparingen in het rechtsbestel aan de Kamer toe te zenden. Ik heb vandaag al toegezegd dat er met het wetsvoorstel een impactanalyse en een overzicht van de gevolgen voor de rechtsbijstand aan de Kamer worden mee gezonden. Ik ontraad de motie, omdat er in de motie wordt gevraagd om alternatieven. Alle informatie waar in de motie om wordt gevraagd zal overigens, bovenop mijn toezegging, deel uitmaken van de toelichting op de innovatieagenda voor de rechterlijke macht, waaraan op dit moment ook wordt gewerkt. Bij die twee bronnen komt dit alles samen.

De heer Pechtold (D66):

Het gaat om redelijke alternatieven. Er wordt gevraagd te onderbouwen waarom deze er niet bij worden betrokken. Ik denk dat dit in de ruime toezegging van de minister van Justitie gewoon kan worden meegenomen. Ik denk dat u niet zo angstig hoeft te zijn voor deze motie. Wat mij betreft kunt u deze motie aan de Kamer overlaten.

Minister Rutte:

Het is toch ingewikkelder, want in de motie wordt gevraagd om alternatieven. Naar onze overtuiging zijn die er simpelweg niet. Wij willen niet een motie laten aannemen om de sfeer hier goed te houden en vervolgens een brief sturen waarin wij zeggen dat het er niet in zit. Om die reden ontraad ik de motie.

De motie op stuk nr. 16 betreft het meten van de groene banen, ingediend door de heer Pechtold en mevrouw Sap. Deze motie vraagt om het invoeren van nieuwe statistieken. Het aantal groene banen is geen doel van het beleid. Dat neemt niet weg dat onderzoeksbureaus dit ongetwijfeld van harte op zich zullen willen nemen. Ik verwijs in dit verband onder andere naar de Monitor Duurzaam Nederland, die goed past bij de in de motie geformuleerde wens. Wij denken dat wij hiermee iets naar de overheid trekken wat heel goed kan worden gedaan door het bedrijfsleven. Om die reden ontraad ik de motie. Als zij echter wordt aangenomen, schrikken wij daar niet van. In dat geval krijgen wij te maken met administratieve lasten, maar dan zullen wij vast wel een bedrijf bereid vinden om dit gratis te doen.

In de motie op stuk nr. 17, ingediend door de heren Pechtold en Van der Staaij, wordt de regering verzocht te verkennen welke extra investeringen voor onderwijs en kennis tot 2020 nodig zijn. Het kabinet is van mening dat wij met de ingezette maatregelen anders kunnen werken. Per saldo bezuinigen wij niet, wij zetten het geld alleen anders in. Naar onze mening is het mogelijk om door het anders inzetten van de beschikbare middelen de top 5 van kenniseconomieën binnen te komen. Wij zien dus geen noodzaak voor extra investeringen. Daarmee verschillen wij met het uitgangspunt dat in de motie is verwoord. Wij denken dat wij die ambitie kunnen waarmaken binnen het bestaande beleid.

De heer Pechtold (D66):

Dat vond de VVD in ieder geval niet in haar verkiezingsprogramma. In de twee moties die eerder over dit onderwerp zijn ingediend, onder anderen door mevrouw Hamer, die Kamerbreed werden gesteund, werd eveneens gevraagd te zoeken naar geld. Wij vragen in onze motie de ruimte om dit over deze kabinetsperiode heen, tot 2020 – daarom hebben wij het op deze wijze geformuleerd – te verkennen. De minister-president kan toch niet zeggen dat wij in de top 5 van kenniseconomieën kunnen komen zonder extra budget in de komende jaren? Het in kaart brengen van de daarvoor benodigde investeringen tot 2020 – dat is vele jaren nadat dit kabinet afscheid heeft genomen – zou toch door de minister-president aan de Kamer toegezegd moeten kunnen worden.

Minister Rutte:

Mag ik het anders voorstellen? Laat men ons even de tijd geven om ons beleid vorm te geven. Wij zijn het op dit punt oneens, want de indieners van de motie willen extra investeren. Als wij bij de volgende algemene beschouwingen tot de conclusie mochten komen dat er gaten vallen en de heer Pechtold zou de motie opnieuw indienen, dan zal die door mij positief geadviseerd worden. Op dit moment echter zien wij de noodzaak van het in de motie gevraagde niet. Het leidt tot allerlei extra onderzoeken naar extra investeringen, waarvan wij oprecht de noodzaak niet zien. Nogmaals, als volgend jaar blijkt dat het maar niet opschiet en dat er misschien wel extra geld nodig is, misschien na deze kabinetsperiode, dan zullen wij dat onderzoek doen. Dat zeg ik toe.

De heer Pechtold (D66):

Laten wij trachten tot elkaar te komen. Waarom geeft de minister van Onderwijs niet bij de onderwijsbegroting aan of haar ambities in de richting van 2020, dus ook na haar termijn, zich verhouden tot de beschikbare budgetten? Op die manier houden wij het overzichtelijk en stellen wij het niet nog een jaar uit.

Minister Rutte:

Het probleem is dat wij vinden dat er geen extra geld nodig is. Ik geef het antwoord al namens de minister van Onderwijs. Wij denken oprecht dat wij via de herschikking van de bestaande middelen en via de beleidsveranderingen de top 5 zullen bereiken. De heer Pechtold zegt dat er extra geld bij moet. Dat respecteer ik volledig, maar daarover verschillen wij van mening. Het is voor ons wat ingewikkeld, nu wij denken dat er geen extra geld nodig is, om op te schrijven hoe veel sneller of anders wij ons doel zouden bereiken als er meer geld beschikbaar is. Ik vraag de heren Pechtold en Van der Staaij hun motie even op de plank te houden. Als over een jaar blijkt dat wij geen voortgang boeken, vind ik het volstrekt redelijk dat wij dat onderzoek doen.

De heer Pechtold (D66):

Ik geef de minister-president een jaar om in de top 5 van kenniseconomieën te komen.

Minister Rutte:

Nee, om te kijken of wij voldoende voortgang maken.

De voorzitter:

Mijnheer Pechtold, begrijp ik goed dat motie op stuk nr. 17 wordt ingetrokken?

De heer Pechtold (D66):

Wij houden de motie niet aan.

Minister Rutte:

Ik kom bij de motie van de heer Wilders op stuk nr. 18, waarin de regering wordt verzocht, een raadgevend referendum te organiseren voordat er nog een cent naar zwakke landen als Griekenland gaat. Ik ontraad het aannemen van die motie om reden van het debat dat wij daarover vanmiddag hebben gevoerd.

De motie op stuk nr. 19 betreft het installeren van zonnepanelen op de daken van rijksgebouwen. Ik kan mij voorstellen, voorzitter, dat u als beheerder van een groot rijksgebouw met bijzondere belangstelling naar die motie kijkt. Misschien moeten wij hiermee beginnen. Ik ontraad het aannemen van die motie omdat de SDE+-regeling eenieder de mogelijkheid geeft om zonne-installaties te plaatsen met behulp van die regeling. De eerste ronde heeft al bijna negenhonderd aanvragen opgeleverd, dus het gaat de goede kant op. Dit zou er allemaal nog eens bovenop komen. Met andere woorden: er is geen dekking voor. Hoewel de motie sympathiek is, ontraad ik het aannemen ervan. Bij zonnecollectoren op daken spreek je eigenlijk over zwart gras. Je maakt dan als het ware gras van asfalt door die zonnecollectoren. Dat is zeer sympathiek, maar dat moet voortkomen uit initiatieven van het bedrijfsleven via de SDE+-regeling.

De voorzitter:

Op het dak van de Kamer liggen ze allemaal.

Minister Rutte:

Liggen op het hele dak van de Kamer zonnepanelen?

De voorzitter:

Nou, het hele dak wil ik niet zeggen. U kunt echter heel tevreden zijn. Gaat u maar eens kijken. Ik kom een keer bij het torentje kijken. Daar ligt er niet een.

Minister Rutte:

Touché!

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Voorzitter. Hieraan hoef ik bijna niets toe te voegen. De minister-president hoort het: bij de Kamer liggen ze al. Dat is niet toevallig. Het duurt misschien wat lang, maar die zonnepanelen verdienen zichzelf terug. Als het kabinet nu bereid is dit te doen, kost dat in wezen geen geld. Dat is een voorschotje nemen dat snel wordt terugverdiend, omdat er daarna jaar in jaar uit een lagere energierekening komt. Ik vraag de minister-president hier het goede voorbeeld te geven. Hoe kan het kabinet verwachten dat burgers hier in groten getale op overgaan en ervoor zorgen dat het kabinet zijn doelen haalt, als het kabinet zelf niet eens bereid is om over de brug te komen?

Minister Rutte:

Ik heb zojuist beraad gehad met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in het bijzonder belast met de Rijksgebouwendienst. Hij fluistert mij in dat dit, voor zover hij weet, staand beleid is van de Rijksgebouwendienst. Hij wil dit echter checken. Ik verzoek mevrouw Sap de motie aan te houden. De minister van BZK zal dan nagaan of wij alsnog met deze motie kunnen leven en zal op korte termijn een brief aan de Kamer sturen

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Dat vind ik een beetje magertjes. Als het staand beleid is, voegt het niets toe. Ik zou er dit aan willen toevoegen: als het geen staand beleid is, moet het kabinet serieus nagaan wat de mogelijkheden zijn om dit op de kortst mogelijke termijn te realiseren.

Minister Rutte:

Laten wij eerst kijken hoe het op dit moment is. Daarover zal de heer Donner een brief sturen en dan kunnen wij de kwestie bij het debat over de begroting BZK, waarbij ook de Rijksgebouwendienst op de rol staat, hernemen. Zou dat niet het beste voorstel zijn?

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Nee, ik denk dat het beste voorstel is dat de Kamer volledig geïnformeerd wordt. Graag ontvangen wij informatie over wat staand beleid is en over wat er, mocht het niet helemaal staand beleid zijn, extra mogelijk is.

Minister Rutte:

Mijn collega Donner heeft een milde bui. Hij knikt "ja". Ik begrijp dat mevrouw Sap de motie dan aanhoudt.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Onder die voorwaarde houd ik de motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Sap stel ik voor, haar motie (33000, nr. 19) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Rutte:

De motie van de leden Sap en Slob op stuk nr. 20 is staand beleid. Wij kunnen leven met deze motie.

Dan kom ik bij de motie van de leden Sap, Cohen en Pechtold op stuk nr. 21. Daarin wordt de regering verzocht, een actieplan op te stellen met maatregelen om de economische zelfstandigheid van vrouwen te vergroten. Er zit een fout in de constatering in deze motie. Het streefcijfer voor de economische zelfstandigheid van vrouwen wordt nog steeds gebruikt voor het emancipatiebeleid van dit kabinet. In de hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid zijn maatregelen hiervoor opgenomen. Nog voor de begrotingsbehandeling OCW ontvangt de Kamer een voortgangsrapportage. Ik verzoek de indieners om de motie in te trekken, omdat die gebaseerd is op foutieve informatie.

In de motie op stuk nr. 22 wordt gevraagd om aansluitend met gerichte voorstellen te komen over de schuldenproblematiek. Per saldo ontraden wij het aannemen van deze motie, omdat die uiteindelijk ook ingaat op de hele problematiek van de studieschulden. Daarvoor is al heel veel bestaand beleid. De DUO-IB-groep heeft al veel aandacht voor leningen en schulden van studenten.

Op zichzelf zijn al door partijen voorstellen gedaan. Ik denk aan voorstellen uit de kring van de Partij van de Arbeid en D66 en naar ik meen is er ook een voorstel van de partij van mevrouw Sap zelf over een sociaal leenstelsel voor het hoger onderwijs. Nogmaals, het kabinet zal een sociaal leenstelsel voor de masterfase uitwerken. Lenen is, mits verantwoord, op zichzelf niet slecht. Daarnaast wordt in de motie aandacht gevraagd voor preventie van schulden, die kosten kan besparen voor de schuldhulpverlening en WWB et cetera. Op dat vlak voert het kabinet al op allerlei manieren beleid, maar omdat een en ander zo gekoppeld is aan de schuldenproblematiek onder studenten, wil het kabinet deze motie ontraden.

De heer Slob (ChristenUnie):

"Omdat een en ander zo gekoppeld is aan de schuldenproblematiek onder studenten", is een beetje een rare slotzin. Daar gaat de motie nu juist over. De grootste studentenorganisatie, het ISO, maar ook het Nibud hebben er naar mijn mening namelijk terecht op gewezen dat studenten nu heel makkelijk, bij wijze van spreken met één mailtje, kunnen bij lenen. Zo stapelen de schulden zich op. De cijfers over de schuldenontwikkeling van de afgelopen jaren laten zien dat de schulden ontzettend oplopen. Studenten komen daardoor in de problemen. Die € 15.000 is een gemiddelde. Er zijn ook studenten die met een schuld van € 30.000, en hopelijk ook een diploma, hun studie beëindigen. Wij vinden dat het kabinet moet bekijken wat het daaraan kan doen.

Minister Rutte:

Dat doet het kabinet al.

De heer Slob (ChristenUnie):

Dat doet het kabinet niet, want het blijft zoals het is. Hier is geen gerichte aandacht voor.

Minister Rutte:

Met alle respect voor de heer Slob, maar die aandacht is er wel. OCW start binnenkort met een leen- en terugbetaalmonitor. Het Nibud maakt studenten bewuster door voorlichting. De DUO-IB-Groep heeft al heel veel aandacht voor lenen door en schulden van studenten. Wij moeten voorkomen dat wij het beeld creëren dat lenen voor je studie een slechte zaak is. Het doel, ook van een sociaal leenstelsel voor de masterfase en misschien later wel voor het hele hoger onderwijs, is nou juist om ervoor te zorgen dat mensen lenen voor hun studie en die lening later, als zij gaan verdienen, aflossen. Dat geld wordt dan gebruikt om beter hoger onderwijs te realiseren. Dat is de hele gedachtegang achter het sociaal leenstelsel zoals dat door de heer Bos in 2005 is gelanceerd en later door de VVD en D66 en naar ik meen ook GroenLinks is gesteund. Dit kabinet zet daarbij nu een eerste stap door een sociaal leenstelsel in te voeren voor de masterfase.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik doe nog één poging. De afgelopen week hebben wij hier met veel studenten over gesproken en hen gevraagd naar hun ervaringen. Ik noem één casus. Een student heeft een relatie met iemand die ver weg een stage volgt. Zij leent nu zo bij om met de kerst bij haar vriend te kunnen zijn. Dat is niet zomaar een voorbeeld. Dat soort zaken is in het huidige systeem mogelijk. Het lijkt mij niet dat het systeem daarvoor is bedoeld. Wij willen dan ook dat daarin iets meer matiging komt en dat het lenen, dat op zichzelf soms nodig is, echt wordt gedaan met het beoogde doel, namelijk om te kunnen studeren. Ik wil het de minister-president nog één keer vragen: onderschat dit probleem niet en onderschat ook niet de problemen waarmee studenten te maken krijgen op het moment dat zij moeten gaan terugbetalen. Het zijn forse bedragen. Zeker als ze ook nog andere schulden krijgen – het huis is te duur, zij raken hun werk kwijt – zitten ze al voordat ze 30 zijn, helemaal vast.

Minister Rutte:

Ik onderschat absoluut niet de risico's die hierachter weggaan, maar het ten principale problematiseren van studenten die lenen voor hun studie, staat in de weg aan het invoeren van een sociaal leenstelsel voor de masterfase en staat in de weg aan de voorstellen die andere partijen hebben gedaan over het invoeren van een sociaal leenstelsel in de breedte van het onderwijs. Ik wil het niet problematiseren. Je moet het allebei doen: je moet het voor studenten mogelijk maken om te lenen voor hun studie en tegelijkertijd moet je hen natuurlijk wijzen op de risico's van verkeerd financieel beleid. Dat gebeurt nu bijvoorbeeld door de leen- en terugbetaalmonitor, waar OCW mee begint, door de voorlichting door het Nibud en het goede werk dat in dezen wordt gedaan door de DUO-IB-Groep.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik heb nog een vraag aan de minister-president over de motie-Sap/Slob op stuk nr. 20 over het budget voor ontwikkelingssamenwerking. De minister-president zei dat hij daarmee kan leven.

Minister Rutte:

Staand beleid.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

"Daarmee kan ik leven." We hebben in het verleden heel veel parlementaire adviezen gehad en we hebben vandaag veel termen gehoord.

Minister Rutte:

Ik laat het oordeel aan de Kamer. Uit het knikken door de voorzitter leid ik af dat dit de goede term is.

Dan ga ik in op de motie van de leden Slob, Cohen, Pechtold, Roemer en Sap op stuk nr. 23. Mag ik de indieners van deze motie voorstellen, haar te betrekken bij de behandeling van het Belastingplan?

Dan kom ik op de motie-Slob/Van der Staaij op stuk nr. 24 om de bezuiniging op de kinderbijslag en op het kindgebonden budget ongedaan te maken. Het kabinet acht het twijfelachtig of de benodigde dekking kan worden behaald met het alimentatievoorstel. Bovendien is met het overnemen van het amendement-Dijkgraaf het gevolg van de aanvankelijke maatregel al verzacht. Per saldo moet ik deze motie dus ontraden.

Voor alle helderheid, dat geldt ook voor mijn advies over de motie op stuk nr. 23, als deze niet wordt behandeld bij het Belastingplan. Mijn advies is om deze aan te houden tot het Belastingplan. Komt zij toch in stemming, dan kan mijn advies niet anders zijn dan ontraden.

De heer Slob (ChristenUnie):

Wij hebben uitvoerig met het CPB van gedachten gewisseld over deze motie. Uiteindelijk heeft het CPB geaccepteerd dat er 100 mln. kan worden binnengehaald als er een betere vaststelling van de hoogte van de alimentatie komt. Kortom, het is CPB-proof.

Minister Rutte:

Die kennis hebben wij in ieder geval niet. Wij hebben echt grote twijfel op dit vlak. Ik stel voor dat de heer Slob de motie aanhoudt. Dan vraag ik de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om zich met hem en met het CPB in verbinding te stellen, om er even goed naar te kijken. Ik kan mij niet voorstellen dat wij dat hele gat hiermee gaan dichten. Dat lijkt mij echt onwaarschijnlijk.

Een ander voorstel is dat de heer Slob de motie aanhoudt tot de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, zodat deze dan nader kan worden behandeld. Dat is misschien het beste. In het regeerakkoord staat welke oplossing wij nu hebben gekozen. Dat zijn de feiten. Dat is echt een afspraak tussen drie partijen. De heer Slob komt met een andere dekking. Dan moeten wij even kijken of deze kan en wat de politieke wenselijkheid ervan is. Ik kan dat nu niet overzien, dus mijn advies is ontraden, maar misschien is het dan goed om deze motie te betrekken bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De motie-Van der Staaij c.s. op stuk nr. 25 verzoekt de regering te bezien waar de regeldruk en de verantwoordingsplicht van maatschappelijke organisaties verlicht kunnen worden. Wij laten het oordeel hierover aan de Kamer.

De motie-Thieme/Sap op stuk nr. 26 verzoekt de regering binnen drie maanden met voorstellen te komen om milieuschadelijke subsidies af te schaffen. Deze motie ontraden wij. Kortheidshalve verwijs ik naar de debatten die wij vandaag hierover hebben gevoerd.

De motie-Thieme c.s. op stuk nr. 27 verzoekt de regering om af te zien van de verkoop van natuurgebieden. Daarover hebben wij vandaag ook uitvoerig gedebatteerd. Ik heb al beargumenteerd dat de ecologische hoofdstructuur nog altijd 600.000 ha groot is. Er worden juist gronden verkocht met een lage ecologische kwaliteit. Er komt een kleinere, herijkte ecologische hoofdstructuur, van hoogstaande kwaliteit.

De motie-Thieme c.s. op stuk nr. 28 verzoekt de regering om een doorstart van Helianthos te faciliteren. Dit soort investeringsbeslissingen zijn echt aan de markt. De SDE-plusregeling staat ook voor deze onderneming open, dus ik ontraad deze motie.

De motie-Thieme c.s. op stuk nr. 29 verzoekt de regering om de bezuinigingen op het natuurbudget op te schorten. Het is naar onze overtuiging mogelijk om met het beschikbare budget tot een herijkte, kwalitatief hoogstaande ecologische hoofdstructuur te komen, dus ik ontraad deze motie.

De motie-Thieme c.s. op stuk nr. 30 verzoekt de regering met een plan te komen om beheerskosten terug te dringen door aantasting van de natuur aan te pakken bij de bron. Deze verwijst rechtstreeks naar de veehouderij. Hierover heeft het kabinet beleid. De Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) is hiervoor in ontwikkeling. Deze krijgt prioriteit in het natuurakkoord decentralisatie waarover staatssecretaris Bleker en minister Donner gisteren overeenstemming hebben bereikt met de provincies. De Nederlandse veehouderij is ook koploper op het gebied van stikstofverminderende maatregelen. Per saldo ontraad ik deze motie.

Met de motie-Thieme c.s. op stuk nr. 31 sluit als het ware het hele debat, want hier wordt niet gesproken over de stapeling van regelingen, maar over de stapeling van dieren. Toch ontraad ik deze motie.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dat stemt mij wel een beetje verdrietig, want de minister-president heeft in 2009, toen hij nog fractievoorzitter was, het volgende gezegd. Ik citeer de heer Rutte (VVD): Ik heb altijd grote moeite gehad met de bio-industrie, met dat stapelen van varkens op een mensonwaardige manier. Dierenwelzijn staat voor ons zeer hoog op de verlanglijst. Het is zeer belangrijk. U kunt daar altijd bij ons voor terecht. Einde citaat. En dan zegt hij nu dat hij zeker niet meegaat met deze motie. Het zijn zijn eigen woorden.

Minister Rutte:

Ik herzie mijn advies, ware het denkbaar. Morgen neemt de heer Bleeker, staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, het rapport in ontvangst over de maatschappelijke dialoog over de megastallen. Die maatschappelijke dialoog is zojuist afgerond. Het kabinet neemt daarover later dit jaar een standpunt in. Zou ik mevrouw Thieme mogen vragen, deze motie aan te houden tot de behandeling van de begroting van het ministerie van EL&I?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Daar ga ik heel even over nadenken, maar ik wil wel van de minister-president weten of hij nog steeds achter zijn woorden van toen staat.

Minister Rutte:

Ik ben nu leider van een prachtig coalitiekabinet. Ik heb natuurlijk privé allemaal opvattingen, maar ik heb nu uiteraard ervoor te zorgen dat ik als premier van alle Nederlanders vanuit een kabinet van christendemocraten en liberalen het door ons uitgezette beleid verdedig.

Voorzitter. Ter afsluiting wil ik graag het volgende zeggen. Wij hebben twee dagen intensief met elkaar gedebatteerd. Na twee dagen van algemene politieke beschouwingen in deze Kamer stel ik vast dat er inderdaad een intensieve en ook inhoudelijke discussie heeft plaatsgevonden over het beleid van het kabinet. Ik acht deze vaststelling belangrijk. Het beleid van dit kabinet bevat maatregelen die alle Nederlanders raken. Dit beleid is pijnlijk, maar naar onze overtuiging noodzakelijk. Het op orde brengen van de overheidsfinanciën is meer dan een nationale opgave. Ons land wordt, meer dan andere landen, direct beïnvloed door de ontwikkelingen in de wereldeconomie. Tegelijkertijd kunnen wij – dat is het goede nieuws – daarop invloed uitoefenen. Dat wordt in de huidige turbulente omstandigheden internationaal van ons verwacht en gevraagd. Wij doen dat met overtuiging, door kalm en consequent koers te houden en het beleid uit te voeren. Iedereen is doordrongen van de ernst van de situatie waarin wij ons nu bevinden. Het komt er nu op aan dat wij ons richten op gezonde overheidsfinanciën, een concurrerende economie en een samenleving waarin mensen zich veilig weten. Onze gezamenlijke opdracht is, Nederland sterker, veiliger en welvarender te maken. Dat doen wij hier in Den Haag, maar het gebeurt vooral in de rest van het land. Mijn vaste overtuiging is dat de kracht en de creativiteit van Nederland zit in de ruim 16 miljoen mensen die in ons prachtige land wonen. Juist actieve en zelfstandige mensen maken samen een sterke en hechte samenleving.

Mevrouw de voorzitter. Dit kabinet is meer dan enig ander kabinet in de recente parlementaire geschiedenis aangewezen op samenwerking met uw Kamer. Het kabinet is zich hiervan zeer bewust. Wij zoeken de samenwerking met de Kamer en wij hebben respect en waardering voor de opstelling van de verschillende fracties in dit huis. Er kunnen meningsverschillen zijn tussen partijen, maar wat ons betreft staan die meningsverschillen de samenwerking niet in de weg als het gaat om zaken die wezenlijk zijn voor de toekomst van ons mooie land. Dat is de kracht van onze parlementaire democratie. Dank u wel.

(geroffel op de bankjes)

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik houd mijn laatste motie aan, niet vanwege de dialoog over de megastallen, maar vanwege het feit dat ik de minister-president heel graag nog even wil laten nadenken over het stapelen van dieren, wat hij zo afschuwelijk vindt.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Thieme stel ik voor, haar motie (33000, nr. 31) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 22.00 uur tot 22.20 uur geschorst.

Naar boven