Aan de orde is de voortzetting van:

het debat over de regeringsverklaring;

de algemene politieke beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota voor het jaar 2011 (32500).

(Zie vergadering van 26 oktober 2010.)

De voorzitter:

Door mij zijn schriftelijke antwoorden ontvangen van de minister-president op vragen, gesteld in eerste termijn.

Deze antwoorden zijn rondgedeeld en zullen worden opgenomen in een bijvoegsel bij de Handelingen van deze vergadering.

Ik heb begrepen dat de minister-president zo ook nog een toelichting zal geven op hetgeen schriftelijk of mondeling wordt beantwoord.

(Het bijvoegsel is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik heb vanmorgen inderdaad een set schriftelijke beantwoordingen aan uw Kamer gezonden. De gedachte daarachter is – die vond ik ook in mijn eerdere rol als fractievoorzitter wel prettig – dat een aantal meer technische en feitelijke zaken zo goed mogelijk schriftelijk worden afgewerkt. Ik ga er niet over, maar in mijn eerdere ervaring heb ik gemerkt dat dit geen enkele garantie biedt dat wij het er niet toch over zullen hebben. Als de schriftelijke beantwoording dus aanleiding geeft tot het maken van nadere opmerkingen, zullen wij dat in het debat bemerken. De hoofdaanvliegroute voor de schriftelijke beantwoording is echter de noodzaak om zo veel mogelijk feitelijke zaken af te doen in de schriftelijke beantwoording.

Voorzitter. U hebt van mij een overzichtje gehad van de indeling van mijn beantwoording. Ik ben voornemens om zo meteen eerst een paar algemene opmerkingen te maken, daarna te spreken over de overheidsfinanciën, vervolgens over werkgelegenheid en koopkracht, over het onderwijs, daarna over de zorg, over milieu en duurzaamheid, daarna over inburgering en immigratie en tot slot over een aantal overige onderwerpen. De internationaal georiënteerde fracties zouden hieruit kunnen concluderen dat het kopje "buitenland" geen apart kopje is, maar dat komt door de Kamer zelf want er zijn bijna geen vragen over gesteld. Ik heb het daarom onder het kopje "overig" gerangschikt. Anders zou dat kopje één vraag hebben behelsd, namelijk de vraag over een eventueel parlementair onderzoek naar ontwikkelingssamenwerking. Die komt dus terug onder het kopje "overig". Dat is niet mijn keus, maar ik moet mij natuurlijk voegen naar de vragen die in eerste termijn zijn gesteld.

In mijn inleiding wil ik om te beginnen de Kamer bedanken voor de vriendelijke woorden aan het adres van het nieuwe kabinet. Dat hebben wij zeer gewaardeerd. Natuurlijk merkte je wel een klein verschil in oriëntatie in de waardering van de coalitiefracties en die van de oppositiefracties, tussen de drie fracties die tot een samenwerking zijn gekomen en de fracties die niet tot de samenwerking behoren. Dat is logisch, maar ik was vooral heel blij om te horen dat, hoewel het debat gisteren door de Kamer onderling in alle scherpte is gevoerd – ik heb dat natuurlijk heel goed beluisterd – tegelijkertijd eigenlijk alle fracties hebben gezegd de voorstellen van het kabinet op de eigen merites te zullen beoordelen. Dat waardeer ik zeer. Dat past ook bij mijn uitgestoken hand in de regeringsverklaring. Ik heb die hand ook teruggevoeld. In de media wordt gezegd: ja, er werd wel stevig gedebatteerd gisteren. Dit is het parlement, natuurlijk wordt er stevig gedebatteerd. Dat zou mijn commentaar zijn. Dat doet niets af aan de onderliggende trend in het debat van gisteren om wel degelijk met elkaar dit land sterker te maken en daartoe de voorstellen, als die ook oppositiepartijen bevallen, zo mogelijk te steunen.

Ik heb gisteren in de regeringsverklaring aandacht gevraagd voor een aantal kernbegrippen voor dit kabinet, namelijk: vrijheid en verantwoordelijkheid. De maatregelen die het kabinet zal nemen, zijn naar mijn overtuiging verantwoord en onvermijdelijk; die zijn namelijk nodig om Nederland structureel sterker te maken. Dit kabinet doet dat vanuit optimisme over de toekomst. Gisteren kwam ook in de bijdragen aan het debat van de verschillende partijen in de Kamer, zowel in die van de partijen die tot de samenwerking behoren als de partijen die tot de oppositie behoren, naar voren dat er van Nederland en van iedereen in Nederland een stevige bijdrage wordt gevraagd om de crisis te helpen bestrijden. Iedereen zal daarvan iets merken.

In dat kader wil ik een specifiek punt aanboren: de kwestie van de hervormingen. Ik heb inmiddels het gevoel dat er hervormingen van de eerste categorie en hervormingen van de tweede categorie zijn. De hervormingen van de eerste categorie zijn hervormingen op het terrein van de WW en het ontslagrecht en alle andere zijn hervormingen van de tweede categorie. Voor het verslag: ik hoorde de voorzitter van de PvdA-fractie zeggen dat de woningmarkt ook bij die eerste categorie hoort. Die voeg ik daar dan desgewenst aan toe.

Ik denk hier anders over. Dit kabinet zorgt ervoor dat er grote hervormingen plaatsvinden. Zo gaan we in de AWBZ wonen en zorg scheiden. We gaan de AWBZ risicovol laten uitvoeren door de ziektekostenverzekeraars. We gaan het in de cure, dus in de ziekenhuissector, voor ziekenhuizen mogelijk maken om vreemd kapitaal aan te trekken en winst uit te keren. We gaan de AOW-leeftijd conform het stichtingsadvies van werkgevers en werknemers aanpassen naar 66 jaar, en vervolgens leeftijdsvolgend maken. We gaan aan de onderkant van de arbeidsmarkt alle bestaande regelingen zodanig samenvoegen, dat mensen die echt aangewezen zijn op het schild voor de zwakken, dat schild ook zullen vinden; maar de mensen die wel degelijk zelf aan de slag kunnen komen en nu vaak nog onterecht in een uitkering zitten omdat zij die uitkering hebben gekregen terwijl zij op de arbeidsmarkt aan de slag zouden kunnen zijn – niet dat zij daar iets aan kunnen doen, ik verwijt dat hun niet – gaan wij proberen weer aan de slag te helpen, desnoods met een loonkostensubsidie. We gaan de nationale politie invoeren. We gaan in het onderwijs prestatiebeloningen mogelijk maken. We gaan een sociaal leenstelsel invoeren. We gaan de overheid verregaand hervormen. En we gaan de "geluksmachine" uitzetten. Er komen grote hervormingen op het terrein van de immigratie en integratie, waarover gisteren een groot deel van het debat ging.

Voorzitter. Ik had er behoefte aan om deze opmerking aan het begin van dit debat te maken. Daarmee doe ik niets af aan het gelijk van de heer Pechtold en anderen, namelijk dat dit kabinet niet met voorstellen komt op het terrein van de WW en het ontslagrecht. Dat is inderdaad zo, die afspraak hebben wij met elkaar gemaakt, dat is een compromis. In mijn vorige rol als onderhandelaar van mijn partij vind ik daar natuurlijk van alles van, maar het hoort bij het sluiten van compromissen. Naar mijn overtuiging is dit een heel stevig hervormingspakket.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. De premier komt snel ter zake, geen al te lange visionaire inleidingen. Daar houd ik wel van. Het deel "handreiking" wordt nu opgevolgd door "hervormingen". Eigenlijk wilde ik bij die handreiking nog wat langer stilstaan. De premier heeft dit twee keer aangekondigd. Hij vond de weerslag in de kranten van vandaag wat povertjes. Hoe verklaart hij dit nu zelf uit het debat van gisteren, gezien hetgeen wijzelf als oppositie aan handreiking hebben getracht te doen – hij pakt dat graag op – en wat wij aan antwoorden kregen? En hoe wil hij dat, als leider van het kabinet, in de praktijk gaan brengen? Mag ik een voorbeeld noemen? Stel dat de oppositie met een goed idee komt om in de begroting – dadelijk hebben wij immers de begrotingsbehandelingen – wat anders te gaan doen. Het pijnlijke is dan altijd dat je daarvoor een dekking moet vinden. Maar degene die dat weet, is de minister van Financiën: die weet wat er nog in de plooien zit. Ziet de minister-president mogelijkheden voor de oppositie om bij hem of bij afzonderlijke bewindslieden langs te komen en eens voedingsbodem te vinden voor ideeën, zonder elke keer aan te lopen tegen een "jullie hebben het niet gedekt, dus wegwezen".

Minister Rutte:

Dan gaat u dat gewoon doen. U gaat gewoon praten met die bewindspersoon, gaat zeggen wat uw voorstellen zijn en dan gaan wij daar serieus naar kijken. Ik zeg het u eerlijk, en dat is ook duidelijk: het zal lastig zijn om zaken toe te voegen aan de afspraken die zijn gemaakt tussen de drie samenwerkingspartijen, de PVV, de VVD en het CDA. Maar als u binnen die afspraken blijft, is het anders. De heer Cohen heeft bijvoorbeeld gisteren voorstellen gedaan voor de onderkant van de arbeidsmarkt. U hebt geëlaboreerd op de eerdere voorstellen van de PvdA om regelingen samen te voegen; uw eigen partij heeft daar voorstellen voor gedaan en ik meen dat u daar gisteren aandacht voor vroeg. Over dat soort voorstellen, dus binnen de 18 mld. bezuinigingen, zullen de drie partners die voor het gedoogakkoord hebben getekend waarvan die 18 mld. onderdeel is, natuurlijk bij elkaar te rade moeten gaan over de vraag of zij dit voor hun rekening kunnen nemen, maar er ligt op voorhand geen blokkade. We gaan dan gewoon met elkaar praten en er proberen uit te komen.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik wil iets meer uit die "we"-rol. Ik wil van de leider van het kabinet, van de minister van Algemene Zaken, horen wat zijn koerswijziging is ten opzichte van eerdere periodes. Hij maakte een punt van die handreiking. In vorige periodes, acht jaar lang, kon je met je dingen komen, maar het viel allemaal in dode aarde. Ik geloof dat wij samen één keer op het Torentje zijn uitgenodigd. Dat was omdat er in een regeling iets rond het Koningshuis veranderd moest worden. Dat is bekend want de pers stond bij de deur toen wij naar buiten kwamen. En dat kwam niet door ons. Hoe materialiseert u nu dat dat anders gaat? U bent de leider. Hoe zorgt u voor zaken als het ontslagrecht? Ik vond dat een koude douche want dat staat niet in het gedoogakkoord of het regeerakkoord, maar mijn partij beschouwt dat als een belangrijke verandering. En wat hoor ik van de fractievoorzitter van de VVD? "Daarvoor moet ik bij mijn coalitiepartners langs." Rouvoet heeft gisteren blootgelegd dat de hele procedure met Wilders, of hij nu bij u in het Torentje zit of niet, nog onduidelijk is. Ik hoor graag in de ik-vorm wat u eraan gaat doen.

Minister Rutte:

Er zijn, zo zeg ik, drie categorieën zaken waarover wij spreken, in oplopende volgorde van het lastig zijn om afspraken over te maken. Ten eerste alle zaken die in het regeerakkoord van CDA en VVD zijn geregeld waarvoor de PVV niet heeft getekend. Het is mogelijk dat de Partij voor de Vrijheid zegt: wij steunen voorstellen uit die categorie. Op voorhand bestaat daarover echter geen zekerheid. Wij zijn gedwongen om op die punten met u tot samenwerking te komen, want er is geen sprake van een vanzelfsprekende meerderheid. Op al die voorstellen zijn wij een echt minderheidskabinet. Dat is een heel groot pakket; het raakt bijna de hele portefeuille van de vicepremier. Hij hoort het gelukkig niet. Het raakt een groot deel van het buitenlandbeleid. Het raakt eigenlijk alle zaken die in het regeerakkoord geregeld zijn. Ten tweede zijn er zaken waarover de drie partijen het eens zijn, zoals de besparing van 18 mld. Als er voorstellen komen om die besparing anders in te vullen, dan moeten wij met elkaar, met zijn drieën, kijken wat wij daarvan vinden, want daaronder hebben wij met zijn drieën een handtekening gezet. Ik wees eerder als voorbeeld op het voorstel van de heer Cohen over de onderkant van de arbeidsmarkt. Daarin zitten interessante aanknopingspunten dus wij zouden moeten kijken of wij daaruit kunnen komen. Daarover moeten wij het met zijn drieën eens worden. Ten derde zijn er punten waarop de Kamer kan proberen om de 18 mld. nog mooier te maken, bijvoorbeeld extra bezuinigingen op Defensie. U zult echter merken dat dat niet gaat. Ook het extra bezuinigen op Ontwikkelingssamenwerking zal niet gaan. Een en ander geldt ook voor de WW en het ontslagrecht. WW en ontslagrecht zijn bij implicatie onderdeel van de deal die de drie partijen gesloten hebben over de 18 mld. Het feit dat het er niet in staat, betekent dat wij met elkaar hebben afgesproken de zaak zo te laten. Het staat de coalitiepartijen op dat punt dan ook niet vrij om met u tot afspraken te komen. Nog een keer: WW en ontslagrecht zijn gesloten terreinen, en dat geldt ook voor andere zaken in die 18 mld., bijvoorbeeld Defensie en OS. Op terreinen waarover de drie partijen het eens zijn maar u met alternatieven komt, kan daarover worden gepraat. Wij moeten het dan met zijn drieën eens worden over de vraag of wij dat willen. Ten slotte is er dat heel grote terrein van het regeerakkoord waarvoor maar twee partijen getekend hebben. Daar ligt de zaak helemaal open.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Goedemorgen. Ik had u graag alle ruimte gegeven om die visie op de toekomst van Nederland te geven, maar aangezien u meteen overstapt naar het beleid, is het misschien goed om even over de ruimte rond het regeerakkoord te spreken. De heer Wilders was gisteren helder, zoals hij meestal is. Hij wilde er namelijk niets over zeggen. Het volgende is mij onduidelijk. U zegt dat de Kamer overal over kan spreken zolang het niet raakt aan de afspraken over de financiën. In het regeerakkoord staat echter niets dat geen financiële consequenties heeft. Ik stel daarover twee vragen. Is er ruimte, bijvoorbeeld voor de PVV, om enerzijds trouw te blijven aan de hoogte van het bezuinigingsbedrag en anderzijds te schuiven, dus om akkoord te gaan met voorstellen van de oppositie om bezuinigingen elders te leggen? Dat is vraag één.

Minister Rutte:

Ja, dat behoort tot de tweede categorie die ik net in mijn antwoord aan de heer Pechtold schetste. Wij moeten het dan met zijn drieën daarover eens zijn. Dan is die ruimte er. Als voorbeeld noem ik het voorstel van de heer Cohen over de onderkant van de arbeidsmarkt. Als wij met zijn drieën zeggen: daarvan worden wij enthousiast, dat is een alternatieve invulling van het kabinetsplan, van het plan dat de drie samenwerkende partijen hebben geaccordeerd. Wij moeten dat met zijn drieën zien zitten. Dat is het simpele antwoord.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik moet zeggen dat ik dat wonderlijk vind. Daarmee vervalt het onderscheid tussen een gedoogakkoord en een regeerakkoord. Onder het regeerakkoord staat niet de handtekening van de heer Wilders, maar hij kruipt wel elke keer bij u in het Torentje om alle ins en outs van het regeerakkoord met u te bespreken voordat hij ook maar één stap daarbuiten durft te zetten.

Minister Rutte:

Nee, mevrouw Halsema, dat klopt echt niet. Het bezuinigingspakket maakt onderdeel uit van de politieke deal die gesloten is tussen de PVV, de VVD en het CDA. Het bezuinigingspakket raakt aan veel, maar lang niet aan alles. Het raakt niet aan een heel groot deel van de portefeuille economische zaken, het overgrote deel op het terrein van het onderwijs, het overgrote deel op het terrein van de buitenlandse politiek, veel op het terrein van veiligheid en justitie wat niet in het gedoogakkoord is afgesproken. Over dit soort onderwerpen kunnen wij zaken doen. Over alternatieven die u voorstelt om zaken te doen over onderwerpen die wel in het gedoogakkoord zijn afgesproken, moeten wij het wel met ons drieën eens zijn.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Mijn tweede punt is dat het voor de Kamer van groot belang is, te weten waarover geen overeenstemming bestaat binnen het regeerakkoord. De heer Wilders weigert daarover openheid te geven. Wil de Kamer zich kunnen voorbereiden en een serieuze rol kunnen spelen, dan is het nodig dat zij weet op welke momenten bijvoorbeeld de PVV de ruimte van de tegenstem zal gebruiken.

Minister Rutte:

Ik heb dat net gezegd. Op het terrein van de WW en het ontslagrecht, dat gisteren geprofileerd in de discussie aanwezig was, is die ruimte er niet voor de drie samenwerkingspartijen. Dat hoort tot de derde categorie; dat heb ik net verteld. Voor de invulling van de maatregelen in het bezuinigingspakket is die ruimte er wel, mits wij het met elkaar eens zijn. Voor dat heel grote terrein van het regeerakkoord waarover wij met ons drieën geen afspraken hebben gemaakt, is die ruimte er maximaal.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het wordt mij vager. In het regeerakkoord staat niet dat over de WW en het ontslagrecht niet onderhandeld mag worden. Je zou dus denken dat dit tot de vrije ruimte hoort. Bovendien staan de financiële consequenties daarvan niet in het regeerakkoord. Ik begrijp het echt niet. Hebt u gezamenlijk soms nog afspraken gemaakt buiten hetgeen op schrift staat over de ruimte die u hebt om los van elkaar te opereren?

Minister Rutte:

Ja, die noem ik dus ook. Dat is de enige afspraak die wij met elkaar gemaakt hebben. Een bezuiniging van 18 mld. waarin niet het ontslagrecht en de WW zitten, betekent bij implicatie dat deze politieke samenwerking ervoor kiest om geen veranderingen aan te brengen in het bestaande WW- en ontslagrechtdossier. Mevrouw Halsema vroeg gisteren of er een mogelijkheid is om over dit onderwerp zaken te doen met elkaar. Dit onderwerp staat er niet in en dat betekent bij implicatie dat die ruimte er niet is. Ik wil u duidelijk antwoord geven, zoals ik dat net ook aan de heer Pechtold heb gedaan: op deze onderwerpen is die ruimte er niet. Voor de AOW doen wij wat er in het regeerakkoord staat over het leeftijdsvolgend maken en met ons drieën verhogen wij de AOW-leeftijd naar 66. Als mevrouw Halsema veranderingen wil aanbrengen in de arrangementen van het gedoogakkoord, geldt dat wij het er met ons drieën over eens moeten zijn.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dit is een omkering van wat gebruikelijk is. U zegt: omdat het niet in het regeerakkoord staat, kan er niet over onderhandeld worden. Gebruik is dat alles wat niet in het regeerakkoord beschreven is, deel uitmaakt van de vrije ruimte van het parlement. Mijn vraag is dan: als de WW, die er niet in staat, niet tot de onderhandelingsruimte behoort, waarom het koningshuis dan wel?

Minister Rutte:

Mevrouw Halsema, u stelde mij een vraag. De heer Pechtold begon daarmee. Ik probeer de vraag zo duidelijk mogelijk te beantwoorden. Ik zal het nog een keer heel precies zeggen. U bent niet blij met het antwoord; dat kan. Ik zal toch proberen het nog een keer uit te leggen. Over alle zaken die in het regeerakkoord geregeld zijn, proberen wij graag afspraken te maken. Over alle zaken die in het gedoogakkoord geregeld zijn, kunnen wij afspraken maken, maar dan moeten wij het er met ons drieën over eens zijn. Ik pak er twee dossiers uit die gisteren naar voren kwamen, namelijk het ontslagrecht en de WW. Ik kan eromheen draaien en zeggen dat wij voorstellen van de Kamer afwachten en dan bezien welke mogelijkheden er zijn, maar ik zeg het duidelijk. Het feit dat de WW en het ontslagrecht niet genoemd worden in het bezuinigingsplaatje van 18 mld. betekent bij implicatie dat wij daar geen bezuiniging op hebben ingeboekt en dat deze politieke samenwerking ervoor heeft gekozen om de bestaande arrangementen zo te laten. Daar is dus geen ruimte voor het maken van afspraken. Duidelijker kan ik het niet maken, wel makkelijker!

De heer Cohen (PvdA):

Ik borduur daar nog even op voort. Over mogelijke bezuinigingen die niet te vinden zijn in het regeerakkoord of het gedoogakkoord valt dus verder niet te praten?

Minister Rutte:

Voor grote hervormingsarrangementen, zoals de WW en het ontslagrecht, hebt u daar volkomen gelijk in.

De heer Cohen (PvdA):

Kortom: er valt niet te praten over alles wat niet in het regeerakkoord staat en met geld te maken heeft.

Minister Rutte:

U spreekt over opplussingen op de 18 mld. U kunt bijvoorbeeld een voorstel doen om Defensie veel harder aan te slaan; in uw verkiezingsprogramma wordt dat voorgesteld. Daarvoor zou u steun kunnen krijgen van de PVV. U zult die steun dan echter niet krijgen, net zoals D66 en GroenLinks geen steun zullen krijgen van de VVD voor voorstellen om de WW of het ontslagrecht verder aan te pakken.

De heer Cohen (PvdA):

Dat ziet er wat mij betreft dan nog niet echt uit als een handreiking.

Minister Rutte:

Het kan u niet bevallen, maar de handreiking is volgens mij heel duidelijk. Op het regeerakkoord: ja. Op het gedoogakkoord, als wij drieën het met elkaar eens zijn over voorstellen die u doet: ja; ik heb gisteren uw eigen voorstel genoemd. WW en ontslagrecht? Neen.

De heer Cohen (PvdA):

U zegt dus: de handreiking zit daarin dat wij u nodig hebben om het regeerakkoord uit te voeren. Dat lijkt mij een mooie handreiking.

Minister Rutte:

En om voorstellen te doen tot aanpassing van het gedoogakkoord, waarover wij drieën het dan met elkaar eens moeten zijn. Maar ik zeg u nu al dat, als u met voorstellen zou komen tot aanpassing van WW en ontslagrecht, de kans heel klein is dat wij daarin meegaan. Dan weet u ook waar u aan toe bent, dat lijkt mij handig.

De heer Cohen (PvdA):

Het is mooi dat u zegt dat de kans klein is, maar ik heb mijn conclusie op dat punt getrokken: die kans is dus nul. Maar ik wil nog wat verder doorvragen over de handreiking. U wilt van de Kamer en van de partijen die geen deel uitmaken van het gedoogakkoord een handreiking om die dingen te realiseren die u zonder die handreiking niet kunt realiseren. Dat is geen handreiking, u hebt ons nodig op dat punt. Ik vraag mij af wat u nu precies bedoelt met een handreiking. Er is sprake van een handreiking als u zegt: "Kijk eens, wij hebben hier een aantal voorstellen. Wij begrijpen dat u er op een aantal punten anders over denkt, en wij gaan er met elkaar over praten, om ervoor te zorgen dat ook uw voorstellen daarin een rol gaan spelen." Daarbij sluit u vervolgens het hele terrein van bezuinigingen en alles wat met de financiële kant te maken heeft, uit

Minister Rutte:

Nee, dat doe ik niet.

De heer Cohen (PvdA):

Naar mijn gevoel is dit geen handreiking. Het is een klein muizengaatje, waar misschien een heel klein pootje van een muis doorheen komt. Wij gaan vervolgens met een loep kijken of wij dat pootje kunnen vinden en dan bezien of wij er iets mee kunnen.

Minister Rutte:

Nee, mijnheer Cohen, dat is de helft van het verhaal. Uw verhaal betreft het regeerakkoord. Op dat punt hebt u volkomen gelijk. Daarnaast hebben wij met ons drieën afspraken gemaakt in een gedoogakkoord. Komt u met voorstellen of alternatieven voor die afspraken, dan geldt ook de handreiking. Ik heb er wel bij gezegd dat wij daarin alleen kunnen meegaan als wij het er met ons drieën over eens zijn. Omdat ik weet dat voor een aantal partijen, niet voor die van u, maar wel voor GroenLinks, D66 en tot op zekere hoogte ook de ChristenUnie, het debat van gisteren zich toespitste op de hervorming van het ontslagrecht en de WW, ben ik er expliciet over dat een en ander op dat punt niet opgaat. Uw verhaal behelst dus de helft van wat ik zojuist zei, namelijk het regeerakkoordgedeelte. Wat betreft de andere helft, namelijk het gedoogakkoord, staat de handreiking ook volledig overeind. Maar het lijkt mij toch logisch dat je, als je met zijn drieën een handtekening eronder zet, ook met zijn drieën overlegt of je akkoord kunt gaan met bijvoorbeeld voorstellen van de Partij van de Arbeid op het terrein van hervormingen aan de onderkant van de arbeidsmarkt.

De heer Cohen (PvdA):

Laten wij dat nog even verder exploreren. Zegt u dus: er valt te praten over het voorstel dat ik gisteren heb gedaan voor een breed participatieplan?

Minister Rutte:

Ja, daar valt over te praten. Ik moet de voorstellen natuurlijk wel bezien. Ik kom er straks op terug, want in de opbrengst is het nog wat beperkt. Maar er zitten heel interessante kanten aan, zoals uw voorstel om met de bouwsector tot convenanten te komen. Dat spreekt mij aan. Je kunt proberen om over dat soort zaken tot afspraken te komen. Dit behelst kwesties die in het gedoogakkoord zijn geregeld door de drie samenwerkingspartijen. Dat vereist altijd afstemming tussen ons onderling. Dat is ook de reden waarom wij wekelijks met elkaar overleggen. Dit soort zaken zal regelmatig aan de orde zijn.

De heer Cohen (PvdA):

Inderdaad, wekelijks. Het is goed dat u dat nog even constateert. Er wordt dus wekelijks overlegd.

Minister Rutte:

Wij hebben wekelijks overleg met de PVV, omdat dit soort zaken aan de orde kan komen. De PVV krijgt geen stukken van de ministerraad, zoals hier en daar is gesuggereerd, en ook geen notulen. Wel hebben wij één keer in de week contact. Dat doen wij om de hand uit te kunnen steken als er voorstellen vanuit de Kamer komen die raken aan gedoogakkoord, waarvan wij alle drie zeggen: dit is beter dan wat wij bedacht hadden.

De heer Cohen (PvdA):

Ook op dit punt betekent de handreiking dus: "U kunt voorstellen doen. Wij zullen die met de coalitiepartners bespreken en dan hoort u van ons."

Minister Rutte:

Dat is toch bij elk kabinet zo, mijnheer Cohen? Alleen, wij hebben een bijzondere constructie, omdat dit een kabinet is met twee partijen die in de minderheid zijn, met parlementaire steun van de fractie van de PVV. Het is dan toch logisch, als je alle drie je handtekening zet, dat je met zijn drieën overlegt?

De heer Cohen (PvdA):

Voorzitter. En ik maar denken dat het begrip handreiking echt een andere betekenis had. Nu gaat de oppositie rustig kijken bij de coalitie of het wel mag. Dat is het ongeveer.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb gezien dat de heer Wilders in zijn agenda zojuist heeft genoteerd dat hij wel wekelijks bij de premier wordt verwacht. Gisteren dacht ik nog dat het niet wekelijks hoefde, maar hij weet nu dat hij wel wekelijks wordt verwacht. Dat is alvast genoteerd.

De minister-president maakt onderscheid tussen een eerste en tweede categorie hervormingen. Wij stellen samen vast dat de eerste categorie hervormingen, waar u nu niets aan mag doen en wilt doen, de hervormingen betreffen waarvan u de afgelopen jaren erop hebt getamboereerd dat dit nu juist de hervormingen zijn die Nederland sterker maken. Daar doet u dus niets aan. Die categorie is afgeserveerd; die komt er niet in voor. U had het de afgelopen jaren namelijk niet over de nationale politie, maar u had het echt over andere zaken, waarmee u de Nederlandse economie sterker wilde maken.

Wat de ruimte betreft, is de uitdrukking normaal gesproken "je geeft ze een vinger en ze nemen de hele hand". Hier gebeurt het tegenovergestelde: u geeft een hand en we houden nog geen vinger over. Ik heb een serieuze vraag aan u. U hebt dit aan uzelf te wijten, want u hebt een heel bijzondere constructie bedacht. U hebt niet met twee partijen onderhandeld over het regeerakkoord en daarnaast afspraken gemaakt over gedoogsteun. De heer Wilders is er immers het hele proces bij geweest, tot en met de kabinetsformatie en de personen aan toe. Hij heeft over alles meegesproken, ook over het regeerakkoord. U presenteert een regeerakkoord en zegt dat een onderdeel daarvan het gedoogakkoord is. Dat staat er de ene keer naast en de andere keer staat het er weer in. Het staat er ook gewoon in. Nu verwacht u van ons dat wij direct helemaal helder hebben dat er drie vormen van samenwerking zijn, namelijk tussen VVD en CDA, daarnaast tussen de VVD en het CDA samen met de PVV en daar weer naast zegt u dat u heel graag wilt samenwerken met de rest van de oppositiepartijen. Het ontging mij niet wat u in uw eerste zinnen zei. U vergiste zich. U had het over de coalitiepartijen en de oppositiepartij. Toen corrigeerde u zich en vanaf dat moment sprak u over de samenwerkingspartijen.

Minister Rutte:

Dit is de coalitie. Ik vergat de heer Wilders.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Nu is mijn vraag aan u: is de heer Wilders nu oppositie of coalitie?

Minister Rutte:

Hij is onderdeel van de samenwerkingsconstructie die we met ons drieën zijn aangegaan en die bestaat uit een coalitie van VVD en CDA en een parlementaire gedoogpartner, de PVV. De parlementaire juristerij moet maar beschrijven of dat dan oppositie is of niet, maar hij is geen onderdeel van de coalitie.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Toch nog een stukje vernieuwing: we hebben een coalitie, een oppositie en we hebben de PVV.

Minister Rutte:

Voorzitter. De heer Wilders stond gisteren ook pas laat op de lijst als spreker. Hij werd blijkbaar gezien als deel van de coalitie, maar dat is hij niet, dus hij had eigenlijk al eerder moeten spreken.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Over de orde van de vergadering gaat de voorzitter. Ik stel vast dat u het hebt over de oppositie en de coalitie. De PVV is dan toch een soort buitencategorie, vanuit vak-K gezien? Dat zal moeten blijken, maar dan is weer de vraag wat hij bij u in het Torentje moet doen.

Ik heb echter een vraag over de ruimte om af te wijken van wat er in het regeerakkoord staat. U zei – en u noemde als voorbeeld de WW en ontslag – dat er, als het er niet in staat, bij implicatie geen ruimte is om zaken te doen met de Kamer. Geldt dat voor alles wat niet in het regeerakkoord staat?

Minister Rutte:

Nee.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Misschien kunt u daar iets helderder over zijn dan alleen nee te zeggen. Ik heb gisteren gewezen op het feit dat een aantal dingen die mijn fractie zeer ter harte gaat, niet in het regeerakkoord staat. Dat zijn dus kennelijk allemaal wel vrije kwesties. Zijn dat inderdaad vrije kwesties als er geen afspraken over zijn gemaakt tussen CDA en VVD en dus ook de PVV, want die zat er steeds bij? En zo nee, waarom dan alleen WW en ontslag?

Minister Rutte:

Voorzitter. De heer Rouvoet heeft een lange aanloop genomen naar zijn vraag en in die aanloop zaten twee onjuiste constateringen, in de eerste plaats op het terrein van de hervorming. Het is waar dat ik in mijn andere rol als lijsttrekker van de VVD heb gepleit voor hervorming van WW en ontslagrecht. Die hebben we niet gerealiseerd. We hebben heel veel wel gerealiseerd. Ik heb mij natuurlijk ook afgevraagd of in andere coalities die dingen wel te realiseren waren. Het antwoord is nee, dus uiteindelijk heb ik deze keuze gemaakt en ligt er nu een pakket waar ik volledig achter sta. Daarin geldt voor alle partijen hetzelfde, voor het CDA, voor de PVV en voor de VVD: you win some, you lose some. Dat is onvermijdelijk. WW en ontslagrecht waren gisteren een geprofileerd onderwerp. Ik geef meteen helderheid hier, want ik wil met u volstrekt duidelijk communiceren. Op die twee terreinen is er geen mogelijkheid om met elkaar tot afspraken te komen. Over alle zaken die in het gedoogakkoord geregeld zijn, maar zeker ook voor de zaken uit het regeerakkoord, geldt dat wij volledig openstaan voor suggesties. Bij zaken uit het regeerakkoord hebben wij met elkaar te bezien hoe de fracties van CDA en VVD daarover denken. Als het zaken uit het gedoogakkoord betreft, gaat het ook om de fractie van de PVV.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik neem het uiteraard de voormalige onderhandelaar van de VVD-fractie niet kwalijk dat hij ook een paar zaken heeft moeten loslaten. Sterker nog, in een aantal opzichten ben ik er eerlijk gezegd best wel blij om dat u dingen niet voor elkaar hebt gekregen, mijnheer Rutte. Ik sloeg aan op de stelling waarmee u de regeringsverklaring begon, namelijk dat het er uiteindelijk om gaat, Nederland sterker uit de crisis te laten komen. Dan moet u ook aangeven hoe u dat met de nationale politie wilt bereiken. Dat zou dan mijn vraag aan u zijn. Voor het overige gaat het toch om uw stelling dat u ook zaken wilt doen met de oppositiefracties, maar dan binnen het heel smalle kader dat u net zelf aangaf in een soort drietrapsraket. Dan zult u wel meer van een handreiking moeten doen dan u tot nu toe deed. Het kan alleen niet zo zijn dat – dit heb ik gisteren willen aangeven toen ik zei: de ChristenUnie-fractie is wel gouvernementeel, maar niet gek – dat u af en toe bij de ene of de andere oppositiefractie komt shoppen omdat u haar nodig heeft om steun te krijgen voor een puntje uit het regeerakkoord waarvoor u niet de steun van de PVV-fractie krijgt. Nee, dan zeg ik: u bent welkom, maar dan wel bij mij op de fractiekamer.

Minister Rutte:

Ik herhaal dat de heer Rouvoet hetzelfde doet als de heer Cohen net deed: de helft van mijn antwoord belichten. Die helft van mijn antwoord is inderdaad – op zichzelf doen ze daar allebei ook recht aan – dat wij voor de zaken die in het regeerakkoord staan, natuurlijk een meerderheid in de Kamer zoeken. De tweede helft van het antwoord dat ik heb gegeven luidt echter dat voor alle zaken die in het gedoogakkoord staan, de handreiking ook geldt. Ik heb daar alleen bij gezegd: "dan hebben wij niet alleen te bezien wat de fracties van CDA en VVD daarvan vinden, maar ook wat de fractie van de PVV daarvan vindt". Dat is toch normaal? Dat is hoe wij in Nederland politiek bedrijven. Dit is een minderheidskabinet, een bijzonder minderheidskabinet, omdat het voor een aantal onderdelen van het beleid de steun heeft van een gedoogpartner.

Nu maak ik nog een laatste opmerking. De heer Rouvoet zei dat de heer Wilders bij de onderhandelingen over het regeerakkoord zat. Ja, niet omdat hij ja of nee moest zeggen tegen de plannen die CDA en VVD in het regeerakkoord wilden gaan zetten, maar omdat wij wilden weten of bepaalde voorstellen die wij met steun van anderen in de Kamer misschien in dat regeerakkoord voor elkaar krijgen, voor de PVV geen reden zouden zijn om het kabinet naar huis te sturen, de zogenaamde showstoppers. Gisteren heb ik ook in de regeringsverklaring gezegd dat de voorstellen in het regeerakkoord niet automatisch kunnen rekenen op de steun van de PVV, in heel veel gevallen passioneel zelfs niet, maar dat de PVV het kabinet niet naar huis zal sturen als de voorstellen in het regeerakkoord worden aangenomen. Daarom heb ik dat gisteren genoemd. Hierom was de heer Wilders bij dat deel van de onderhandelingen aanwezig.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Daarin treed ik verder niet; het is de keuze van minister Rutte geweest, tot de keuze van de bewindspersonen aan toe, om er een soort ballotagecommissie bij te hebben. Dat is zijn keuze; daar ga ik niet over. Mijn boodschap aan hem is – laat hij die dan maar als een soort parlementaire waarschuwing beschouwen – dat hij zich verslikt als hij echt de gedachte heeft dat hij, waar het gaat om het verwerven van steun voor een aantal in zijn ogen belangrijke maatregelen in het pakket van 18 mld., maandenlang kan onderhandelen met een van de oppositiefracties – ik zeg het toch maar even zo – en daar een prijs voor neer gaat leggen. Ik spreek alleen voor mijn fractie, maar ik denk dat hij zich verslikt als hij denkt dat hij gratis steun voor een of meer onderdelen van een oppositiefractie kan krijgen om hem te helpen, dat regeerakkoord uit te voeren. Hij zal dus echt moeten onderhandelen met de oppositie. Hier is hij alleen maar bezig om de ruimte daartoe kleiner te maken. Mijn advies aan hem zou zijn om dat niet te doen.

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik luister goed naar wat de heer Rouvoet zegt. Ik zou bijna zeggen: wij zijn het ook met elkaar eens. Ik begrijp het namelijk volledig als het om het regeerakkoord gaat. Ik vraag hem alleen nog eens om ook te luisteren naar wat ik heb gezegd over de voorstellen in het gedoogakkoord. Ook daarvoor geldt de handreiking aan de Kamer. Deze tweede helft van mijn antwoord wordt consequent niet gehoord. Ik begrijp dat dit om politieke redenen is en accepteer het allemaal, maar ik blijf het wel herhalen, als u dat goed vindt.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Wij hebben onlangs een heel concreet voorbeeld in de Kamer aan de orde gehad voor een alternatieve invulling van de eigen bijdrage in de ggz. De PvdA-fractie kwam toen met andere plannen dan nu in het regeerakkoord staan en waarmee de coalitiepartijen en de PVV akkoord zijn gegaan. Voor het komende jaar kon het op een andere manier worden geregeld. Verwacht minister Rutte dat zich iets dergelijks ook ten aanzien van andere onderwerpen kan voltrekken?

Minister Rutte:

Het antwoord is ondubbelzinnig ja.

De heer Van der Staaij (SGP):

Daarmee stelt u wel iets voor, namelijk dat al in de praktijk bewezen is dat het wel kan, maar dat het afhankelijk is van hoe de niet-regeringspartijen, de oppositiepartijen, zich zullen opstellen.

Ik heb hier nog een tweede vraag over. Ik begrijp dat de redenering is dat er over alle onderwerpen die de invulling van de 18 mld. aan bezuinigingen betreffen, afspraken zijn gemaakt. Als er nu bijvoorbeeld op het terrein van het ontslagrecht ideeën, plannen leven om niet te komen tot een versoepeling die geld in het laatje moet brengen, maar bijvoorbeeld tot een vereenvoudiging van procedures en daarover brede overeenstemming zou kunnen komen, is dat dan ook bespreekbaar?

Minister Rutte:

Daarover moet ik heel duidelijk zijn. Bij implicatie "geen onderdeel van de 18 mld." hebben CDA en VVD voor deze twee grote hervormingen geen ruimte. Zo zijn de afspraken over het komen tot afspraken in de Kamer. Ook daarover wil ik volstrekt helder zijn, want anders gaat de heer Pechtold, u of iemand anders voorstellen doen en wekken wij de indruk dat wij er serieus naar gaan kijken, terwijl daarvoor echt geen ruimte is. Voor ontslagrecht en WW is de ruimte er dus niet.

De heer Van der Staaij (SGP):

Betekent dit ook dat de onderwerpen als zodanig hiermee al helemaal onbespreekbaar zijn? Als je nu bijvoorbeeld over een vereenvoudiging van procedures spreekt, waarvoor wel draagvlak is en die geen financiële implicaties heeft, waarom zou zo'n onderwerp dan al als geheel afgeserveerd moeten worden?

Minister Rutte:

Laat ik het zo zeggen. Die onderwerpen komen dan ook weer terug in het overleg dat wij gedrieën hebben in ons wekelijks beraad. Ik schat de kans klein. Dat zeg ik maar in alle eerlijkheid, aan het begin van dit debat. Wij gaan nu met elkaar een bijzondere samenwerking aan en over het regeerakkoord en het gedoogakkoord geldt de handreiking. Maar ik noem deze twee onderwerpen, net als ik eerder al heb gedaan bij de persconferentie, omdat daar die ruimte niet is.

De heer Roemer (SP):

Geen enkel regeerakkoord, van welk kabinet dan ook, is volledig dichtgetimmerd. Dus welk kabinet er ook zit, het zal altijd voor hetgeen er niet in staat een meerderheid moeten zoeken in deze Kamer. Wat dat betreft, maakt dit kabinet geen enkel verschil met welk ander kabinet ook, en ook inhoudelijk maakt het geen enkel verschil. Want u hebt nu zo veel wezenlijke dingen dichtgetimmerd met de gedoogpartner erbij dat er voor de Kamer heel weinig ruimte overblijft. De 18 mld. is hard dichtgetimmerd en alle wezenlijke onderwerpen die gisteren en vandaag door welke partij dan ook zijn aangekaart vallen daar allemaal onder. Met één uitzondering, de islamisering en het buitenlandbeleid, omdat u daar ten principale nooit uit kunt komen. Dat betekent dus dat dit kabinet gewoon een meerderheidskabinet is zonder PVV-ministers. Dat is wat er feitelijk aan de hand is. Ik zal blijven proberen om met voorstellen te komen, maar ik ben er bang voor dat alle wezenlijke zaken dichtgetimmerd zijn. Dat maakt dit geen ander kabinet dan enig voorgaand kabinet.

Dan mijn vraag, want dit was meer een conclusie. U gebruikte daarstraks in uw inleiding een fascinerende zin, namelijk: "de geluksmachine gaan wij uitzetten". U suggereert dus dat er een geluksmachine is die moet worden uitgezet. Kunt u dat eens omschrijven?

Minister Rutte:

Wat uw eerste opmerking over de samenstelling van het kabinet betreft, begrijp ik heel goed – daarop heb ik mij ook geprepareerd – dat u er vanuit de oppositie voor kiest om vandaag scherp de lijn te markeren tussen oppositie en kabinet. Dat snap ik volledig. Ik accepteer dat ook, maar mijn gedrag zal daardoor niet veranderen. Mijn gedrag zal zijn dat er een uitgestoken hand is, niet alleen als het gaat om het regeerakkoord maar ook als het gaat om alles wat geregeld is in het gedoogakkoord. Als u er om politieke redenen voor kiest om dat als minimaal uit te leggen, heb ik daarmee te rekenen. Dan is dat een politiek feit. De heer Van der Staaij wees al op het debat bij de financiële beschouwingen, waarbij een voorstel van de oppositie wel is overgenomen door de toen nog in onderhandeling zijnde samenwerkingspartijen. Zo zullen wij daarmee doorgaan. Ook hier geldt: beoordeel ons dadelijk op onze daden.

Dan de vraag over de geluksmachine. Laat ik één voorbeeld noemen, waar ik zelf als staatssecretaris ook heel veel mee te maken heb gehad, en wel het hele terrein van de armoedebestrijding. Ik wijs ook op het rapport van de commissie-Koopmans dat gisteren in Het Parool uitvoerig is besproken. Het zijn geen mensenhaters die werken bij organisaties van schuldhulpverlening. Dat zijn mensen die met de allerbeste bedoelingen en met een groot sociaal hart proberen problemen op te lossen. Maar wat wij in Nederland hebben gedaan op veel te veel terreinen, is in feite tegen mensen zeggen: u hebt een probleem en dat gaan wij als overheid oplossen. Dat geldt voor de hele aanpak van de schuldhulpverlening, maar ook voor de aanpak van bijstand voor mensen die nog wel aan de slag kunnen. Ik noem het feit dat 70% van dat bestand in de bijstand op dit moment tot fase vier, ofwel volstrekt onbemiddelbaar, is verklaard. Dat zijn allemaal mensen die nog wel unieke talenten hebben, die nog wel aan de slag zouden kunnen. Dan zeg ik: daar is de weg naar de hel geplaveid met goede bedoelingen. Dan is de geluksmachine doorgeslagen. Natuurlijk is er een fatsoenlijke uitkering als je in de ellende zit, maar alles moet erop gericht zijn dat je mensen in hun eigen kracht laat staan en probeert hen zo snel mogelijk weer op eigen benen te zetten. Dat is helaas op te veel terreinen in Nederland in de afgelopen 30 jaar fout gegaan.

(geroffel op de bankjes)

De heer Roemer (SP):

Dat er hier en daar is doorgeslagen, ja, maar nu slaat het kabinet door. Want u hebt op één punt hartstikke gelijk, dat vind ik al jaren. Ieder individu is zelf verantwoordelijk voor zijn eigen geluk, maar de overheid kan daar inderdaad geen rol in spelen. Waar de overheid wel een rol in dient te spelen, is in wat u juist gaat afbreken, namelijk de collectieve zekerheid, waarin wij een heleboel dingen als beschaving collectief regelen. Het feit dat wij een sociaal vangnet hebben en dat wij staan voor mensen die uit de boot dreigen te vallen. Wij moeten ook garant staan voor de leefbaarheid van wijken en voor allerlei voorzieningen waarvan wij vinden dat ze van ons allemaal zijn. De heer Rutte gooit ze een voor een in de uitverkoop. Ik doel op bijvoorbeeld energiebedrijven, vervoersbedrijven en ziekenhuiszorg. Hij breekt heel het collectieve systeem van zekerheid af. Waar we in de afgelopen twintig jaar dus misschien zijn doorgeslagen in de individualisering, slaat het kabinet nu door bij het afbreken van de collectieve voorzieningen. Dat vind ik heel ernstig, want het tast de beschaving aan.

Er waren twee vragen. Ik kom nog even terug op de eerste. Ik heb heel goed begrepen dat er volgens de heer Rutte wel degelijk mogelijkheden zijn voor de hele Kamer om zaken binnen te halen. Die zaken zullen wij zeker gaan zoeken. De randvoorwaarden echter, die VVD, CDA en PVV hebben gesteld, zijn zo dichtgetimmerd dat dit maar op beperkte schaal mogelijk zal zijn. Wat de heer Rutte doet, is daarom inderdaad niet de hand uitsteken, want er is sprake van een gewoon meerderheidskabinet. Er is alleen één partij in dat kabinet die geen verantwoordelijkheid neemt, hetzij omdat het CDA dat niet wil, hetzij omdat die partij dat zelf niet wil.

Minister Rutte:

Ik zal eerst reageren op het tweede punt van de heer Roemer. Ik ben het oprecht, en met alle respect die ik voor de heer Roemer heb, met hem oneens. Ik heb het daarbij niet alleen over het feit dat er een regeerakkoord is waarvoor slechts een minderheid van de Kamer heeft getekend. Ik heb het daarbij juist ook over alle zaken die in het gedoogakkoord staan. Ik steek een hand uit. Ik zeg: over al die zaken is overleg mogelijk. Ik heb er twee genoemd waarvoor dat niet geldt, namelijk het ontslagrecht en de WW. Daarover ben ik volstrekt eerlijk en open. Ik wil open de grenzen leggen en afspreken wat we wel en niet kunnen doen. Afgezien van de twee genoemde zaken valt verder over het gehele gedoogakkoord met ons te spreken. We moeten het dan uiteraard daarover wel met zijn drieën eens zijn; dat is altijd zo. Die situatie is echt anders dan de situatie tijdens kabinetten die hier in het verleden hebben gefunctioneerd. Toen leken zaken wel degelijk vaak helemaal dichtgetimmerd. Dat is niet de politieke stijl die ik en die wij met zijn drieën zullen hanteren. Laat de Kamer ons op onze daden beoordelen. Ik was blij met het voorbeeld van de heer Van der Staaij over de ggz, bij de financiële beschouwingen in de Kamer; ik was het alweer vergeten. Dat voorbeeld bewijst dat wij daartoe bereid zijn en dat die ruimte er is.

Ik kom op het eerste punt van de heer Roemer, over de collectiviteit. Ik vind werkelijk dat hij op dat punt een karikatuur schetst. Dit kabinet staat voor iedereen in dit land die de overheid nodig heeft als schild voor de zwakken. Dat zit diep in de tradities van de VVD. Het was mijn partij die is begonnen met het ontwikkelen van het socialezekerheidsstelsel. Het zit echter ook diep in de tradities van de confessionele partijen die nu het CDA vormen. Zij gingen uit van zaken als rentmeesterschap en soevereiniteit in eigen kring. Dat zijn allemaal tradities die te maken hebben met de vraag, hoe je omgaat met mensen in het land die zwak staan. Wat echter niet werkt, is mensen echt afschrijven. Te vaak is gezegd: gaat u daar nu maar zitten, u krijgt uw uitkering en als u ons niet belt, bellen wij u ook niet. Dat vind ik niet sociaal. Het kabinet gaat serieus proberen om op dat punt volgende stappen te zetten. Wij zijn daarmee uiteraard eerder begonnen, tijdens de kabinetten-Balkenende waaraan ook D66 deelnam.

De voorzitter:

Ik zie dat vele leden toch nog nadere vragen willen stellen. Ik begrijp dat, omdat dit een onderwerp van cruciaal belang is voor de verhouding tussen kabinet en Kamer. Ik meen dat de heer Pechtold zich het eerst heeft gemeld in deze ronde.

De heer Pechtold (D66):

Ik wil niet, zoals de heer Roemer doet, nu al het hoofd in de schoot leggen. Het kan ook niet zo zijn dat gedoger tweede klasse Van der Staaij nu moet uitleggen waarom het wel zou kunnen. Ik probeer het nog eens aan te scherpen. Er is een gedoogakkoord en een regeerakkoord. In het gedoogakkoord staan zaken als veiligheid, migratie en ouderenzorg genoemd. Het ontslagrecht staat niet genoemd in het gedoogakkoord en ook niet in het regeerakkoord. Bovendien heeft dat geen financiële implicaties en valt het niet onder de 18 mld. Hoe kan iets vastzitten wat niet wordt genoemd in het regeerakkoord, terwijl het ceremonieel koningshuis opeens wel een vrije kwestie is? Ook het ceremonieel koningshuis wordt niet genoemd in het gedoogakkoord of het regeerakkoord. Ook dat heeft bovendien geen financiële implicaties en valt dus niet onder de 18 mld. Ik snap niet dat het een wel een vrije kwestie is en het andere niet. Dat moet de heer Rutte mij eens duidelijk maken. Of hij moet nu voorbeelden geven. Laat hem dan zeggen: kijk, mijnheer Pechtold, met dit en dit onderdeel uit uw programma en uw bijdrage van gisteren gaan we dit en dat wél doen. Zelfs handtekeningen onder iets op medisch-ethisch vlak, ook niet genoemd in de akkoorden, bleken gisteren al in twijfel te worden getrokken door de VVD. Als de minister-president de handreiking echt helder wil maken, moet hij nu voorbeelden noemen en zeggen waarom het wel of niet kan.

Minister Rutte:

Ik heb het ontslagrecht en de WW heel specifiek genoemd. Die onderwerpen worden altijd, in alle voorstellen, ook van uw partij en van andere partijen, in samenhang bezien. Zij hebben ook een gezamenlijke opbrengst. Zij zijn dus wel degelijk onderdeel van de vraag hoe je de bezuinigingen dekt. Deze twee onderwerpen zijn dus gewoon onderdeel van de vraag hoe je in dit land invulling geeft aan bezuinigingen. Ik heb u uitgelegd dat bij implicatie voor deze twee onderwerpen geldt dat er geen mogelijkheden zijn. Ik begrijp dat dit u teleurstelt. Eerlijk gezegd stelt mij dat ook teleur in mijn andere rol. Ik heb uitgelegd dat een partij een afweging moet maken. Ik ben zo blij met wat wij overigens hebben kunnen regelen, dat ik dit verliespunt heb willen nemen. Ik ben volstrekt open naar u, mijnheer Pechtold, dat er voor deze twee onderwerpen geen mogelijkheden zijn. U kunt zeggen: op deze twee punten is er geen handreiking, dus is er geen handreiking. Ik kan ook met u afspreken dat wij het anders bekijken. Naast deze twee onderwerpen, ontslagrecht en WW, zijn er immers honderden andere onderwerpen waarop wij kunnen proberen met elkaar tot samenwerking te komen. Daar staat de handreiking volledig overeind.

De heer Pechtold (D66):

Als er honderden zijn, is het geen enkele moeite om er één of twee te noemen. Het is een oneigenlijke voorstelling van zaken om WW en ontslagrecht op deze manier aan elkaar te koppelen. Ik heb gisteren heel specifiek het voorstel van mijn collega Fatma Koşer Kaya genoemd om het ontslagrecht tot een wetsvoorstel te maken. Dat heeft geen financiële implicaties in de vorm van hervormingen zoals de WW-duur, de AOW of ga zo maar door. U kunt deze onderwerpen dus niet aan elkaar blijven koppelen. Ik heb ze gisteren ook afzonderlijk gebracht. Waarom is mijn voorbeeld van het ontslagrecht opeens iets wat onder de regels met Wilders valt en is het Koninklijk Huis dat niet? U zegt dat er honderden voorbeelden zijn. Nou, noem er eens twee.

Minister Rutte:

De heer Cohen heeft gisteren drie voorstellen gedaan, over de onderkant van de arbeidsmarkt, over een soort deal in de woningsector en over de omgang met sociale partners met betrekking tot het hele pensioenvoorstel. Dat zijn dus al drie voorbeelden. Ik kan bijna de hele portefeuille, behalve de SDE-plusregeling, van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie neerleggen. Denk aan de green deal, maatregelen op het terrein van kernenergie ... Nee, kernenergie niet. Bijna de hele portefeuille van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie valt eronder: de aanpak van landbouw, van innovatie, de vraag hoe wij met technische universiteiten omgaan en met de koppeling tussen economische zaken en innovatie. Ik kan hetzelfde doen voor de minister van OCW: alle voorstellen die komen tot een verbetering van de positie van leraren en leerlingen en de kwaliteit van het onderwijs. Zo kan ik het hele kabinet aflopen. Ik heb honderden voorbeelden.

De heer Pechtold (D66):

Honderden voorbeelden. De heer Cohen krijgt er drie. Als D66 met een motie komt om 3 mld. te leveren, de motie-Koolmees, dan pakt u dat geld graag aan om uw eigen plaatje op te schonen. Ik krijg geen enkel voorbeeld. Ik krijg de grote vredestichter van het Binnenhof Verhagen op mijn dak; dank u wel!

Minister Rutte:

Mijnheer Pechtold, u hebt gisteren ook geen enkel voorstel gedaan waarop ik nu kan reageren; excuus. Er kwam geen enkel voorstel van D66. Dat verwijt ik u niet, dat was misschien de manier waarop u het debat gisteren aanvloog. Dat mag, maar de heer Cohen heeft drie concrete voorstellen gedaan waarop ik kan reageren. Had u ze ook gedaan, dan hadden ze ongetwijfeld ook behoord tot het lijstje, mits ze niet tot de WW of het ontslagrecht hadden behoord.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Een opmerking over het beeld dat u net schetste van de verhoudingen vanochtend. U markeerde dat de Kamer zo kritisch mogelijk jegens het kabinet ...

Minister Rutte:

Op dit onderdeel ...

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik zou u op dit punt even willen corrigeren. Wat u hier ziet, is een parlement dat openingen zoekt om met u te onderhandelen. U sputtert echter tegen. Zo liggen de verhoudingen vanmorgen. Laat ik hier een precieze vraag bij stellen. Ik heb goed naar u geluisterd. U zegt: dit kabinet kan afwijken van zijn regeerakkoord of zijn regeerakkoord nader invullen – het gaat dan om de twee regerende partijen – maar overlegt hierover iedere week met zijn drieën en moet hierover met zijn drieën overeenstemming hebben.

Minister Rutte:

Nee, niet over het regeerakkoord.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Met uitzondering van die 18 mld., neem ik aan, en alles wat aan de bezuinigingen raakt.

Minister Rutte:

Nee, dat is het gedoogakkoord. Het is allemaal nieuw, een minderheidskabinet met parlementaire steun.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het is even wennen.

Minister Rutte:

Wij hebben een regeerakkoord. Hierin worden tien onderwerpen behandeld waarop CDA en VVD tot afspraken zijn gekomen. Op vier ervan, namelijk de invulling van de bezuinigingen en de afspraken op het terrein van de ouderenzorg, immigratie en asiel, integratie en veiligheid zijn afspraken gemaakt die deel uitmaken van het gedoogakkoord. Als u op deze voorstellen wijzigingen wilt aanbrengen, staat de handreiking 100% en er is overleg tussen ons drieën. Als u aanpassingen wilt doen met betrekking tot voorstellen in het regeerakkoord, staat de handreiking 100% en is er afstemming tussen CDA en VVD.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Kijk, waarover de verwarring vooral ontstaat, is het gegeven dat de financiële bijsluiter op het gedoogakkoord en het regeerakkoord identiek zijn.

Minister Rutte:

Ja, dat is zo omwille van de deal met de PVV. Zij steunt de 18 mld. in ruil daarvoor.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat betekent dat voor de Kamer inmiddels niet meer duidelijk is wat het onderscheid is tussen het regeer- en gedoogakkoord, omdat u nu wel zegt dat er onderwerpen zijn buiten de financiële afspraken. Ik heb die echter nog niet gezien. U kunt het wel roepen, maar elke ingreep in landbouw heeft financiële consequenties. Absoluut. Aanpassingen die wij in de bio-industrie willen, hebben absoluut financiële consequenties. Daar kunt u vergif op innemen.

Minister Rutte:

Maar ook dan – excuus dat ik u interrumpeer – is er over te praten. Alleen zullen wij het daar dan met zijn drieën over eens moeten zijn. Over alles is te praten. Ik heb alleen benoemd dat dat niet zo is bij de twee onderwerpen die gisteren geprofileerd in het debat naar voren kwamen, namelijk het ontslagrecht en de WW, omdat wij daar afspraken over hebben gemaakt. Verder is er over alles te spreken, maar wij moeten het wel met zijn drieën eens zijn als het gaat over het gedoogakkoord. De afspraak met de PVV is dat zij steun geeft aan het kabinet op het punt van de bezuinigingen in ruil voor de maatregelen die het kabinet neemt op het terrein van immigratie, veiligheid en ouderenzorg. Dat zijn vier hoofdstukken die onderdeel zijn van het regeerakkoord. Die vier hoofdstukken vormen het gedoogakkoord.

De voorzitter:

Dames en heren, het is een moeilijk onderwerp. En ik heb een lange geschiedenis in moeilijke onderwerpen, maar als u zo door elkaar praat, dan is het voor degenen die hier spreken, buitengewoon moeilijk om zich te concentreren. Het is ook moeilijk voor degenen die echt willen horen wat er gezegd wordt. Dus zou u alstublieft uw gesprekken buiten deze zaal willen voeren of u anders weer concentreren op deze werkelijk moeilijke gedachtewisseling?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat geeft de burger moed.

Er is overeenstemming en er zijn afspraken gemaakt – zoveel was mij ook wel duidelijk – over het gedoogakkoord, alles wat er in staat, plus over de 18 mld., plus de WW, plus ontslagrecht, plus een aantal onderwerpen die wij hier verder niet kennen en waarover u geen duidelijkheid kunt geven, mijnheer Rutte.

De vraag die ik de hele tijd al wilde stellen, is de volgende. De PVV heeft heel veel ruimte om mee te beslissen over het regeerakkoord, maar moet de PVV ook toestemming vragen aan de twee regerende partijen op het moment dat zij in haar stemgedrag wil afwijken van het regeerakkoord?

Minister Rutte:

Nee, want daar heeft zij niet voor getekend. U hebt gisteren de heer Wilders ook een voorstel horen doen over de hervorming van het huidige koningschap naar een ceremonieel koningschap. Daar kom ik dadelijk over te spreken, maar laat ik daar een voorschot op nemen. U kunt zich voorstellen dat het CDA en de VVD daar slightly different opinions over hebben.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ja, dat kan ik mij heel goed voorstellen, maar dit tekent wel de asymmetrie van de verhoudingen. U moet dus eigenlijk elke keer belet gaan vragen bij "vak G" om wat te mogen, terwijl de heer Wilders gewoon "toedeloe!" zegt als het hem niet zint. Dat gaat er gebeuren en dat staat u nu met heel veel omhaal van woorden te verdedigen.

Minister Rutte:

Nee, want voor de heer Wilders geldt dezelfde beperking. Stel dat hij vanuit zijn politieke oriëntatie veel meer zou willen bezuinigen op defensie dan nu is afgesproken en stel dat daar een meerderheid voor zou zijn in de Tweede Kamer, dan heeft de PVV die ruimte niet. Stel dat de heer Wilders met de VVD zou gaan proberen om veel meer te bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking, wat past in de politieke oriëntatie van de PVV en de VVD, dan is die ruimte er niet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Hoezo?

Minister Rutte:

Omdat wij afspraken hebben gemaakt over de invulling van de bezuinigingen. Komt de Kamer met alternatieve voorstellen voor de bezuinigingen, zoals de heer Cohen op een aantal terreinen heeft gedaan, dan staan wij volledig open voor overleg.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Hier zit nog een ander probleem: hoezo als de PVV afwijkt? Loopt u dan weg?

Minister Rutte:

Ik schets hoe de afspraken werken. Dat is toch logisch? Wij maken in zo'n gedoogakkoord afspraken over de steun van de gedoogpartij, de partij die parlementair steun geeft aan dit kabinet. Dat is invulling van die 18 mld., maar dat heeft ook naar boven zijn begrenzingen. Over defensie maken wij bijvoorbeeld afspraken om 500 mln. – met nog wat andere doorwerkingen telt dat op tot 600 mln. – om te buigen. Dat is een enorm bedrag, wat voor partijen als CDA en VVD nauwelijks te verteren is. Stel dat de PVV met mevrouw Halsema en anderen ter linkerzijde in de Kamer zou proberen om dat bedrag te verdubbelen, dan is die ruimte er niet. Omgekeerd is er evenmin ruimte voor VVD en CDA om met mevrouw Halsema tot afspraken te komen over het ontslagrecht en de WW. Zo schets ik precies wat het speelveld is. Dan kunnen wij twee dingen doen. Wij kunnen zeggen: het glas is halfleeg – in mijn geval klopt dat ook nog; dit glas hier is echt leeg, maar er komt zo weer water – of wij kunnen zeggen: het glas is meer dan halfvol. Dat laatste is naar mijn overtuiging het geval. Ik zou mevrouw Halsema en anderen willen voorstellen: beoordeel ons op onze daden. Nogmaals, zij zal dadelijk merken dat wij er alles aan zullen doen om zo constructief mogelijk naar voorstellen te kijken en als het maar enigszins kan om daarover een constructieve beslissing te nemen.

De heer Cohen (PvdA):

We gaan dat laatste zien. Ik wil nog even kijken of ik het allemaal goed begrijp. In het debat zei u: je moet niet alleen naar de ene helft van de afspraken kijken, maar ook naar de andere helft. De ene helft is dus dat er duidelijke afspraken liggen over het totaal aan bezuinigingen. Dat is behoorlijk in beton gegoten. Als je daarvan wilt afwijken, moeten drie coalitiepartners dat doen. Daarnaast heb je de andere helft aan mogelijkheden. Die zijn heel erg ruim. U kent met mij de uitdrukking "all animals are equal, but some are more equal than the others". Hierbij heb ik het gevoel dat de ene helft een beetje groter is dan de andere helft.

Minister Rutte:

Hier wreekt zich de politieke oriëntatie van de heer Cohen, want voor liberalen en confessionelen geldt niet gelijkheid, maar gelijkwaardigheid.

De heer Cohen (PvdA):

Als dat zo zou zijn, zou het al een heel ander akkoord zijn. Ik wil daar nog een andere vraag over stellen. Het zou zomaar kunnen dat sommige bezuinigingen die nu zijn afgesproken wat steviger zijn dan andere, om maar even met dezelfde beeldspraak door te gaan. Het zou zomaar kunnen dat het niet mogelijk is om al die bezuinigingen te realiseren. Het zou ook zomaar kunnen dat het kabinet zich genoodzaakt ziet om nog verder bezuinigingen te realiseren. Hoe zal dat gaan? Wordt dat gerealiseerd binnen het kabinet of binnen de coalitie?

Minister Rutte:

De afspraken met de partij die parlementaire steun geeft, de Partij voor de Vrijheid, staan allemaal in het gedoogakkoord. Op pagina 1 van de hele 18 mld.-plaat staat dat wij met elkaar afgesproken hebben om de normale begrotingssystematiek met elkaar te volgen: de scheiding van inkomsten en uitgaven en de normale werking van de stabilisatoren. Deze zullen normerend werken voor de opstelling van de komende begroting. Wij zullen daar met elkaar over te spreken hebben.

De heer Cohen (PvdA):

Maar zodra het noodzakelijk is om daarvan af te wijken, hebt u dat te organiseren in het kabinet met VVD en CDA en moet u maar zien dat u op die manier een meerderheid haalt.

Minister Rutte:

Nee.

De heer Cohen (PvdA):

Daar is de PVV niet bij betrokken.

Minister Rutte:

Jawel. De PVV heeft – dat ziet u op pagina 1 van het stuk over de invulling van de 18 mld. – niet alleen getekend voor de begroting voor 2011, maar voor de hele doorwerking tot en met 2015. Dat heeft structureel ook een effect. Dat is altijd zo. Dit geldt bijvoorbeeld voor investeringen in de ouderenzorg, die uiteindelijk hoger uitkomen dan een aantal bezuinigingen. De PVV heeft ook getekend voor de normale begrotingssystematiek zoals die is afgesproken aan het begin van Paars I: Zalm, de scheiding van inkomsten en uitgaven en de normering die daaraan ten grondslag ligt. Wij volgen de hele systematiek van de begrotingsregels met elkaar. Dit betekent dat als er plotselinge meevallers of tegenvallers zijn, er natuurlijk politiek overleg is met de PVV vanuit de oriëntatie dat wij met elkaar de afspraak hebben om eruit te komen.

De heer Cohen (PvdA):

Dit is mijn laatste vraag. Dit betekent dus dat als er om welke reden dan ook extra bezuinigingen noodzakelijk zijn, het kabinet zich eerst richt tot de coalitiepartner om tot voorstellen te komen.

Minister Rutte:

Ja, tenzij u hier met een grote zak geld aan komt zetten hoe ik dat kan oplossen. Dan hoeft het niet.

De heer Cohen (PvdA):

Dan begrijp ik dus weer niet wat u nu zegt. Wordt dit in de coalitie geregeld?

Minister Rutte:

Niet in de coalitie van CDA en VVD. We zullen op grond van pagina 1 over de 18 mld. overleg hebben met de PVV om met elkaar tot politieke afspraken te komen op basis van de afspraak dat we de normale begrotingsregels volgen en het eens zijn over de kaders. Deze kaders staan er allemaal in; ze zijn allemaal op papier gezet.

De heer Cohen (PvdA):

Dus in eerste instantie binnen het kabinet en daarna met de PVV. Wat daaruit komt, legt u vervolgens voor aan het parlement.

Minister Rutte:

Dat is onderdeel ervan als je de afspraak maakt dat de PVV steun geeft aan de bezuinigingen van 18 mld. Die realiseren we niet in 2011, maar cumulatief richting 2015. Het is dan toch logisch dat je ook afspraken maakt over de begrotingsregels. Dat hebben we ook gedaan. Dat staat allemaal op papier en is niets nieuws.

De heer Cohen (PvdA):

Dit betekent dus dat de helft die te maken heeft met de hele financiering en alle bezuinigingen, behoorlijk in beton is gegoten.

Minister Rutte:

Nee.

De heer Cohen (PvdA):

Dat zegt u net. Dat wordt op die manier georganiseerd. Daar ligt het zwaartepunt.

Minister Rutte:

Nee, dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd: dan gaan wij overleg voeren conform de gemaakte afspraken met de PVV hoe we dat gaan oplossen. Vervolgens geldt voor ons drieën de uitgestoken hand naar de hele Kamer als er alternatieven zijn, zoals die gisteren op een aantal terreinen ook zijn voorgesteld, om te kijken of die werken. Mijnheer Cohen, beoordeel ons ook daar op onze daden. U zult in de praktijk merken dat dit geen wassen neus is. In het verleden heb ik mij immers ook geërgerd aan dichtgetimmerde regeerakkoorden. Ik zeg u precies hoe het zit. We zullen het met zijn drieën erover eens moeten zijn of we zo'n alternatief steunen.

De heer Roemer (SP):

Hoe rekbaar is het begrip "dichtgetimmerd"? Daar komt het eigenlijk op neer. Ik begrijp dat binnen de 18 mld. die is afgesproken, daaraan niet valt te tornen, behalve als alle drie het ermee eens zijn.

Minister Rutte:

Ja, precies.

De heer Roemer (SP):

En dat is dus dichtgetimmerd.

Minister Rutte:

Nee.

De heer Roemer (SP):

Hoe zit het dan als er extra bezuinigd moet worden op deze onderwerpen, bijvoorbeeld als er weer sprake is van meer kosten in de zorg? Dan gaat u dat in allereerste instantie met zijn drieën bespreken ...

Minister Rutte:

Ja.

De heer Roemer (SP):

... om te kijken hoe u dat conform het regeer- en gedoogakkoord oplost. Dat is dus dichtgetimmerd.

Minister Rutte:

Ja.

De heer Roemer (SP):

Maar ik wil u beoordelen op uw daden straks; dus ik ga ook op zoek naar ruimte. Natuurlijk mag ik straks met een motie komen, maar staat het de drie partijen vrij om bijvoorbeeld te gaan snijden in topsalarissen van de zorgmanagers?

Minister Rutte:

Daarover hebben wij de afspraak gemaakt – dat zit ook in de 18 mld. – dat wij de afspraken die eerder in het convenant zijn gemaakt over de topsalarissen, volgen. Dat zit in die 18 mld. Als u echter met alternatieven daarvoor zou komen, moeten wij met zijn drieën overleggen of wij die alternatieven zien zitten.

De heer Roemer (SP):

Dus wij mogen ook niet komen aan de topsalarissen in de zorg. Een vreselijk punt van de PVV!

Minister Rutte:

Daar komen we al aan.

De heer Roemer (SP):

Maar dat is ook al dichtgetimmerd!

Minister Rutte:

Nee, daar komen we al aan.

De heer Roemer (SP):

Mag ik dan komen met maatregelen om de vreselijk uit de hand gelopen bonuscultuur in Nederland tot de orde te roepen? Mag ik daarmee komen en is daarvoor vrije speelruimte?

Minister Rutte:

Ja, de bonuscultuur raakt natuurlijk niet aan de 18 mld., maar de topsalarissen in de zorg wel. Daarover hebben wij ook afspraken gemaakt en het is een forse beperking ervan. Bij de begrotingsbehandeling grootschrift VWS zou u met voorstellen kunnen komen. Wij zullen dan met zijn drieën bekijken of we die kunnen honoreren. Dat is dus vanuit een positieve grondhouding. U moet echt maar even van mij aannemen dat het zo zal gaan.

De heer Roemer (SP):

Dus een klein beetje ruimte zit er bij de bonuscultuur in Nederland om die veel harder aan te pakken. Daar hebben wij nog een beetje ruimte. Ik zeg het even tegen mijn fractie ...

Minister Rutte:

Over de bonuscultuur hebben wij drieën geen afspraken gemaakt.

De heer Roemer (SP):

O, dan hebben wij een klein beetje ruimte gevonden. Maar u ziet wel: het is wel zoeken als naar een speld in een hooiberg.

Minister Rutte:

Nee, dat hangt ervan af.

De heer Roemer (SP):

Eigenlijk is het voor het grootste gedeelte dichtgetimmerd.

Minister Rutte:

Nee. Maar als u voor die hooiberg een heel groot gebouw ziet staan dat heet "bonuscultuur in de zorg alleen", dan is het dichtgetimmerd. Als u kijkt naar alle zaken die wel open liggen, bijvoorbeeld de aanpak van de financiële markten, het toezicht, governance en governance in het onderwijs en de zorg, dan is er op al dit soort terreinen geen vanzelfsprekende meerderheid. En nogmaals: als die er wel is, staat die meerderheid open voor alternatieven.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dan vind ik het interessant om het ook te hebben over de landbouw, want er wordt nauwelijks iets voor landbouw dichtgetimmerd in de akkoorden. De afgelopen jaren heeft de Partij voor de Dieren bijvoorbeeld regelmatig een motie ingediend om het onverdoofd ritueel slachten te verbieden. Daar heeft uw partij, de VVD, altijd voor gestemd en de PVV eveneens. Het CDA nooit. Dat betekent dat er wel ruimte is om ongeacht de samenwerking tussen deze drie partijen hierover te spreken en dat het initiatiefwetsvoorstel in die zin ook verwelkomd wordt door de VVD en de PVV.

Minister Rutte:

Of VVD en PVV dat verwelkomen, moeten de fractievoorzitters schetsen als u zover bent. Dat is nu niet het onderwerp van bespreking. Ik neem aan dat het tegen die tijd besproken zal worden. Dit staat in ieder geval niet in het gedoogakkoord.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dat betekent dus dat er alle ruimte is om daarover te onderhandelen.

Minister Rutte:

Sterker nog, en ik probeer dat al de hele ochtend te zeggen: ook voor zaken die in het gedoogakkoord staan, is die ruimte er. Alleen is het dan niet alleen een kwestie of CDA en VVD het eens zijn, maar ook een kwestie of de Partij voor de Vrijheid het eens is met aanpassingen van de voorstellen.

De voorzitter:

Dit waren uw algemene opmerkingen.

Minister Rutte:

Dit waren de algemene opmerkingen. Ik denk dat die nuttig waren, omdat dit toch ook wel een unieke politieke samenwerking betreft. Het is ook een inregelwerk op elkaar, als kabinet en Kamer, hoe wij de komende jaren met elkaar gaan werken. Ik ben blij dat ik van onze kant heb kunnen schetsen waar het niet kan. Dat is op een paar terreinen en op heel veel terreinen kan het wel. Ik zie uit naar de uitgestoken hand die ik ook gevoeld heb, moet ik eerlijk zeggen, zelfs letterlijk hier en daar, vanuit de oppositie.

Voorzitter. Ik ga nu over naar het onderwerp van de overheidsfinanciën. Een van de vragen die gesteld zijn, ging over de visie van het kabinet op de bezuinigingen. Er gelden eigenlijk drie zichtlijnen: het kabinet heeft ten eerste het voornemen om de overheid te verkleinen, ten tweede om de rijksbegroting in balans te brengen en ten derde om door middel van hervormingen Nederland op langere termijn sterker te maken. Het houdbaarheidstekort neemt sterk af. Wij slagen erin om richting 2015 te komen tot 18 mld. aan ombuigingen. De Studiegroep Begrotingsruimte van het Centraal Planbureau, de Nederlandsche Bank en het ministerie van Financiën heeft eerder berekend dat er 29 mld. structureel nodig is. Voor die 29 mld. doen wij in deze periode 18 mld., maar als je kijkt naar de doorwerking van de maatregelen, dan doen wij in totaal 24 mld. van die 29 mld. Dat is de 80% die ik gisteren in de regeringsverklaring heb genoemd.

Verder is er gisteren gevraagd hoe het kabinet aankijkt tegen een integrale hervorming van het belastingstelsel. Het kabinet heeft geen voornemens voor een integrale herziening van het belastingstelsel maar het ziet wel de noodzaak tot het doen van voorstellen voor aanpassingen, vereenvoudigingen binnen de huidige hoofdstructuur van ons stelsel. Die zijn ook noodzakelijk om bijvoorbeeld ten aanzien van het functioneren van de Belastingdienst de noodzakelijke besparingen op termijn te kunnen realiseren en tegelijkertijd de administratieve lasten voor het bedrijfsleven omlaag te brengen.

De VVD heeft gevraagd of de Kamer voor iedere geplande hervorming ...

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb een vraag gesteld over de vergroening van de belastingen. Ik weet niet of u daar nog apart op terugkomt.

Minister Rutte:

Ja, daar kom ik apart nog op terug.

De heer Blok van de VVD heeft gevraagd of de Kamer voor iedere geplande hervorming een plan van aanpak met concrete maatregelen en tijdstippen kan ontvangen. Het kabinet heeft hier begrip voor en steunt ook op zichzelf dit verzoek om inzicht te krijgen in hoe de fundamentele keuzes van het kabinet worden uitgevoerd, waarbij het dan in het bijzonder gaat om de voorstellen die te maken hebben met de hervormingen. Ik zeg toe dit verzoek te honoreren door de aanpak en de voortgang onderdeel te maken van de reguliere begrotings- en verantwoordingssystematiek. Dat betekent dat bij de presentatie van de rijksbegroting en de Miljoenennota enerzijds en bij gelegenheid van Verantwoordingsdag in mei anderzijds expliciet aandacht wordt besteed aan alle hervormingen. Maar dat zou nog te lang op zich laten wachten en daarom willen wij een vlotte start maken en dat doen wij door een eerste inzicht te bieden in een separate brief die bij gelegenheid van het voorjaarsdebat volgend voorjaar zal worden verzonden.

De heer Pechtold (D66):

Dan heb ik ook bij dit punt wel de behoefte aan de definitie van hervormingen. Bij hervormingen denk ik aan zaken zoals de WAO, de zorg, de prepensioenen en de hypotheken. Gisteren zei collega Wilders: dat D66 en andere collega's mij kapittelen over het gebrek aan hervormingen, lees bezuinigingen, komt omdat wij daar voor zijn gaan liggen, en wij zijn daar beretrots op. Nou probeert u nog enige mooie sier te maken, maar uw collega zegt gewoon: er zijn geen hervormingen en daar zijn wij beretrots op.

Minister Rutte:

Dat betrof – zo heb ik de heer Wilders begrepen – de hervormingen waar wij het vanmorgen het eerste uur over gehad hebben en waarbij er geen ruimte is voor onderhandelingen. Daarnaast hebben wij in totaal zeventien grote hervormingen in het regeerakkoord staan. Ik heb er vanmorgen een aantal genoemd, zoals hervormingen in de huursector, in het onderwijs, bij de politie, in de sociale zekerheid, in de AWBZ en in de ziekenhuissector. Dat betreft grote hervormingen die wij gaan doorvoeren. Op die hervormingen heeft mijn antwoord op de vraag van de heer Blok betrekking.

De heer Pechtold (D66):

U noemt nu een concreet getal van zeventien. Daar zou ik dan graag het lijstje van krijgen. Waarschijnlijk kan dat nu ook uitgedeeld worden. Nogmaals, een politiereorganisatie en het extra geven van prestatieloon aan leraren zijn geen hervormingen. Hervormingen zijn dat wij in onze verzorgingsstaat, onze woningmarkt, onze arbeidsmarkt en de zorg in brede zin de schuiven echt gaan omzetten. En inderdaad daar is sprake van de miljarden. Dat doet u echter niet want u doet aan lastenverzwaring. Dus als u dat lijstje met die zeventien hebt, dan kunnen wij ook weten wat die grote hervormingen zijn, want ik wil graag afrekenen.

Minister Rutte:

Die kunt u allemaal vinden in het regeerakkoord. Ik heb net antwoord gegeven op de vraag van de heer Blok hoe wij dat gaan doen. Dus u krijgt het straks allemaal te zien. Dat wordt in de aanloop naar Verantwoordingsdag ook allemaal transparant. Wij gaan er eerst als kabinet over spreken teneinde die voorstellen nu snel om te zetten in actieplannen en om de wetsvoorstellen voor te bereiden. Alles wordt voor u transparant.

De heer Pechtold (D66):

De premier noemt niet zomaar het getal van zeventien hervormingen, zoals hij die dan beschouwt. Wij hebben nu namelijk gedogers klasse 1 en gedogers klasse 2 en wij hebben hervormingen van hoofdcategorie en hervormingen van minder grote aard. Dan wil ik nu graag dat lijstje met die zeventien. Misschien kan ik er dan een paar aan toevoegen en vragen waarom dat dan geen hervorming is.

Minister Rutte:

Dat is geen lijstje dat de ministerraad als collectief heeft vastgesteld. Als je het regeerakkoord leest, zijn dat de grote hervormingen die eruit voortkomen. Ik wil er nu voor kiezen dat wij in lijn met de vraag van de heer Blok aansluiten op een ordelijke wijze van werken. Anders gaan wij hier allemaal aparte verantwoordingsstromen naar de Kamer realiseren en dan krijg ik die overheid nooit ingekrompen want dan moeten wij weer ambtenaren gaan aannemen. Dat lijkt mij dus niet handig.

De heer Pechtold (D66):

Als diezelfde ambtenaren nu al, in reeds betaalde tijd, die zeventien voor u hebben geselecteerd, waarvan ik aanneem dat u ze daar hebt liggen en dat anderen deze ook kunnen krijgen, vraag ik mij af waarom wij ze niet kunnen krijgen. U bent er toch trots op dat er zeventien hervormingen zijn? U wilt toch dat wij u daarop kunnen afrekenen? Geef ze dan!

Minister Rutte:

Ik vind het fair om de heer Pechtold toe te zeggen dat ik het lijstje zal toesturen zodra wij in de ministerraad hebben besloten welke hervormingen worden beschouwd als hervormingen die wij snel op de vork zullen prikken, zoals ik zei bij de presentatie van het kabinet. Dat zal in de komende weken het geval zijn.

De heer Pechtold (D66):

Als de premier zegt dat uit het regeerakkoord zeventien hervormingen voortkomen, snap ik werkelijk niet wat de angst is om de Kamer informatie te geven over wat die zeventien zaken zijn waar hij trots op is. Ik heb gisteren tien punten ...

Minister Rutte:

Ik zeg toe dat ik het toestuur.

De heer Pechtold (D66):

Nu, vanmiddag, voor de lunchpauze?

Minister Rutte:

Niet vanmiddag. Ik wil het eerst in de ministerraad bespreken en dan krijgt u het toegestuurd.

De heer Pechtold (D66):

U hebt het regeerakkoord toch in de ministerraad besproken? Dan kunt u toch gewoon die zeventien punten ...

Minister Rutte:

Dit kost allemaal tijd. U kunt zelf lezen. U zit precies in het regeerakkoord. Ik heb ze vanmorgen voor een groot deel al genoemd. U bent het er niet mee eens dat dit hervormingen zijn, want u vindt het hervormingen van de tweede categorie. Het is uw goed recht om dat politieke oordeel te vellen. Ik zeg u toe dat ik de lijst aan u zal toesturen zodra wij hebben besloten welke hervormingen wij in het bijzonder gaan begeleiden.

De heer Pechtold (D66):

Ja, maar dadelijk is roken in een bruin café een hervorming in de ogen van dit kabinet.

Minister Rutte:

U krijgt het toegestuurd van mij en dan kunt u vaststellen of u vindt dat het hervormingen zijn.

De heer Pechtold (D66):

En nu even in de bureaucratiemeter; dan moet ik een debat aanvragen om met u over die zeventien te gaan praten, terwijl zij daar voor u liggen? We hebben drie meter afstand. Volgens mij valt dat te overbruggen.

Minister Rutte:

Zodra ze zijn vastgesteld, krijgt u ze van mij toegestuurd.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Het lijkt mij enigszins absurd om nu een definitiekwestie te gaan maken van hervormingen.

Minister Rutte:

Mooi.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik kan mij voorstellen dat u inderdaad eerst nog eens in de ministerraad wilt bekijken wat hervormingen zijn, zoals u zei. In mijn beleving werkt het als volgt. Het is geen doel op zichzelf. Waarom hebben wij in verkiezingsprogramma's grote, ingrijpende, maatschappelijke en economische veranderingen aangekondigd? De eerste reden is om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op de lange termijn te verbeteren, waarbij het minimum door het Centraal Planbureau was gesteld op 29 mld. U komt nu niet verder dan 20 mld., terwijl u in uw verkiezingsprogramma op 39 mld. zat. De tweede reden om grote veranderingen te willen bewerkstelligen is dat wij er in antwoord op de vergrijzing voor moeten zorgen dat de werkgelegenheid exponentieel toeneemt. In uw verkiezingsprogramma kwam u uit op 400.000 extra banen in 2040, en wij op 360.000. U schiet nu schromelijk tekort, omdat u niet verder komt dan 80.000 banen op de lange termijn en daarmee geen antwoord op de vergrijzing hebt. De derde reden is het klimaat, maar dat laat ik maar even buiten beschouwing, omdat u daar helemaal geen antwoord op geeft.

Het punt is dat de inrichting van de nationale politie niet zo'n hervorming is, omdat hiermee geen enkel effect op de duurzame economie die wij nodig hebben op de lange termijn, teweeg wordt gebracht. Het heeft daar geen effect op. Mijn vraag is hoe u kunt verantwoorden dat u zo tekortschiet in het op orde brengen van de overheidsfinanciën op de lange termijn en in het creëren van de benodigde werkgelegenheid om een antwoord op de vergrijzing te kunnen bieden.

Minister Rutte:

Dit kabinet zorgt ervoor dat er een onderliggend begrotingsevenwicht is en dat 80% van het houdbaarheidstekort wordt afgelost in 2015. Dat doen we in één kabinetsperiode. Ik kan mij andere onderhandelingen herinneren in deze formatie waarbij wij zelfs met een verrekijker nog niet in de buurt zaten van dit soort bedragen. Dit is een enorme prestatie: 24 mld. Dat komt doordat wij 18 mld. nu doen. De structurele doorwerking ervan is nog eens 5 mld. Het conform het stichtingsakkoord uitvoeren van de AOW-leeftijdsverhoging levert nog eens 2 mld. op. Dan krijg je uitverdieneffecten, onder andere door intensivering in de AWBZ van zo'n 3 mld. Als je dit bij elkaar optelt en aftrekt, gaat het uiteindelijk om 24 mld. structureel, dus 80% van het houdbaarheidstekort in één kabinetsperiode. Dat is een enorme prestatie die zich zeer gunstig verhoudt tot de grote eerdere bezuinigingsoperaties, begin jaren tachtig en begin deze eeuw.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. De bezuinigingen op de korte termijn zijn vooral van belang omdat ze moeten bijdragen aan het verbeteren van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op de lange termijn. Daar moeten ze dienstbaar aan zijn. Omdat wij voor onze kinderen, voor uw schoolklas, ervoor willen zorgen dat de overheid betrouwbaar is, dat de economie goed functioneert, enz., enz. Mijn hoofdpunt van kritiek op uw keuzes is dat u op korte termijn vrij richtingloos snijdt in de publieke sfeer, zonder dat dit het gewenste effect heeft op de werkgelegenheid of de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op de lange termijn, zoals u zelf wilde. Dus u snijdt nu zonder dat u ervoor zorgt dat u ook over twintig of vijftien jaar daarvan nog de vruchten kunt plukken. Dat is onverantwoord beleid. Ik snap niet dat u dit hier verdedigt, omdat u zelf, ook naar de eigen maatstaven uit uw verkiezingsprogramma, niet anders dan buitengewoon ongelukkig kan zijn met de werkgelegenheidseffecten en de houdbaarheidseffecten van uw eigen programma.

Minister Rutte:

In het pakket waar de drie partijen het over eens zijn geworden, komen wij tot 18 mld. besparing in 2015. Er waren maar drie partijen die tijdens de verkiezingscampagne dit soort besparingen hadden staan, namelijk het CDA, de VVD en ik meen D66. O sorry, nee, de SGP, want D66 zat er iets onder; de SGP zat ook op die 18 mld. Er waren maar drie partijen die dit hebben voorgesteld.

Als ik dan zie dat wij erin slagen om dit nu voor elkaar te krijgen, zeg ik daarbij ook dat de Studiegroep Begrotingsruimte heeft gezegd: je moet dit niet per se in een periode willen doen, die volle 29 mld., je moet alleen wel nu de maatregelen nemen om een groot deel van dat tekort in te lopen. Dat doen wij: 80%. Dat doen wij ook door grote structurele hervormingen door te voeren. Ik noem de maatregelen die wij nemen op het terrein van de Wajong, de WSW en de bijstand. Die tellen op tot structureel 2 mld. Het kleiner maken van de overheid en het minder afhankelijk maken van heel veel mensen van de overheid leidt structureel tot een opbrengst van ruim 6 mld. Dit zijn enorme bedragen die voortkomen uit grote hervormingen. Omdat er twee hervormingen die u graag wilt, niet in zitten, is uw conclusie dat er geen hervormingen in zitten. Dat deel ik dus niet met u. Integendeel, er zitten wel degelijk heel grote hervormingen in. De AOW-leeftijd naar 66 jaar en daarna leeftijdsvolgend maken conform het stichtingsakkoord, levert miljarden op. Het invoeren van een sociaal leenstelsel voor het hoger onderwijs levert structurele besparingen op.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik hoor de minister-president zeggen: dit kost allemaal tijd. Ja, dat heb je met verantwoording afleggen van beleid. Ik zou zeggen: went u er maar vast aan want dit zal nog wel vaker gebeuren. Daarvoor bent u hier en laten wij die tijd vooral goed besteden.

Minister Rutte:

U hebt gelijk.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb een informatieve vraag. Wij krijgen nog een lijstje van de zeventien hervormingen, inclusief, op enig moment richting het voorjaar, een tijdpad en middelen. Ik heb gisteren over één aspect een concrete vraag gesteld, namelijk om binnen 100 dagen met een plan te komen, een green deal. Als u daar later op terugkomt, dan bewaar ik dit. Dit staat dus niet op dat lijstje van die zeventien?

Minister Rutte:

Ik kom zo te spreken over de green deal. De 100 dagen doet mij echter iets te veel denken aan een eerder kabinet.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Het mag ook sneller; ik zie de green deal graag snel ingevuld.

Ik vind het wel van belang om nog iets vast te stellen op het punt van de houdbaarheid. Ik heb daar gisteren ook over gesproken. De minister-president geeft nu hoog op over de resultaten. Hij zegt hier: in 2015 hebben wij een onderliggend begrotingsevenwicht. Dit zijn van die teksten. In het regeerakkoord staat, anders dan uw ambitie was: wij hebben uitzicht op begrotingsevenwicht in 2015. Wat is het nu precies? Uitzicht kan heel ver zijn, dit is in ieder geval op een aantal punten bij u het geval. Wat bedoelt u met uitzicht op begrotingsevenwicht? Hoe ver bent u in 2015 gemeten aan uw eigen doelstellingen?

Minister Rutte:

Als je corrigeert voor de uitverdieneffecten die altijd onderdeel zijn van bezuinigingspakketten, is er een begrotingsevenwicht in 2015. Die effecten zijn voor de verkiezingsprogramma's niet doorgerekend, anders hadden wij daarmee allemaal ook in onze verkiezingsprogramma's in meer of mindere mate te maken gehad. Die uitverdieneffecten lopen op een gegeven ogenblik weg en daardoor is er een structurele situatie van nul in 2015. Maar als je 2015 zelf prikt, dan zit je nog midden in die uitverdieneffecten, dan zit je op een min van 0,7 ten opzichte van nu, een min die 18 mld. hoger ligt, namelijk over de 3.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Tot die uitverdieneffecten behoren dan, zo hebben wij gisteren van de heer Blok begrepen, toenemende werkloosheid en dergelijke? Dat rekent u tot de uitverdieneffecten van het pakket zoals het er nu ligt?

Minister Rutte:

Dit heeft te maken met de systematiek van het Centraal Planbureau, hoe het kijkt naar dit soort pakketten. Men zegt namelijk dat je altijd schade aanricht als je gaat bezuinigen, dat is onvermijdelijk, want er zal wat minder besteed worden, sommige mensen zullen hun baan verliezen. Dat heeft natuurlijk ook effecten op de economie en die worden vrij hoog geschat. Je zou daar ook een andere school tegenover kunnen zetten die zegt: als je dit niet doet, zullen de hoge rentelasten, het feit dat mensen onzeker zijn over mogelijk latere belastingverhogingen en bijvoorbeeld dramatische wijzigingen van arrangementen op de woningmarkt nog veel grotere economische effecten hebben. Daarover zijn de economen met elkaar in een permanent debat. Wij hebben te maken met de systematiek van het Centraal Planbureau. Wij zouden er allemaal mee te maken hebben gehad als het Centraal Planbureau de effecten had doorgerekend op de korte termijn in onze verkiezingsprogramma's. Dat heeft het CPB niet gedaan; wel de langetermijneffecten, maar niet de kortetermijneffecten. Dat doet het CPB wel bij een aantredend kabinet en dan blijkt inderdaad dat als je flink bezuinigt, dit altijd economische gevolgen heeft. Daardoor zit je niet op nul in 2015, maar op min 0,7.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb nog een laatste vraag op dit punt. Mijnheer Rutte, u geeft opnieuw hoog op van de effecten voor de houdbaarheid op de lange termijn; de robuuste en stevige overheidsfinanciën op de langere termijn, ver na 2015. Wij kunnen echter vaststellen, met het CPB, dat de effecten van het regeerakkoord op de houdbaarheid op de lange termijn slechter uitpakken dan ieder individueel verkiezingsprogramma dat is ingediend, behalve die van de SP en de PVV. Dat is dus de invloed van de PVV: door het tegenhouden van een aantal structurele en noodzakelijke hervormingen pakt het regeerakkoord slechter uit dan uw eigen verkiezingsprogramma en de verkiezingsprogramma's van bijna alle andere partijen in deze Kamer. Geeft u dat gewoon toe!

Minister Rutte:

Die redenering klopt niet.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dit is de redenering van het CPB.

Minister Rutte:

Jazeker, maar u doet daar nu geen recht aan. Dit wekt namelijk de indruk dat je ook in de komende vier jaar alle maatregelen meteen moet nemen. Er is niemand die dat voorstelt; het CPB niet en de Studiegroep Begrotingsruimte niet. Er wordt gezegd dat je maatregelen moet nemen waardoor je op nul uitkomt in 2015 en je onderliggend toewerkt naar een structureel overschot. Daarom heb je 29 mld. nodig. Van het probleem van 29 mld. doen wij 80% en dat is in lijn met de adviezen van de Studiegroep Begrotingsruimte.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik zie dat echt anders. Het CPB kijkt naar de effecten op de begroting in 2015. Daarover hebben wij gesproken. Daarnaast worden zowel de verkiezingsprogramma's als het regeerakkoord doorgerekend op de vraag wat die op de lange termijn betekenen voor de overheidsfinanciën. Dan is de conclusie van het CPB over het regeerakkoord slechter dan over de individuele verkiezingsprogramma's.

Minister Rutte:

Ik heb net antwoord gegeven op deze vraag: wij zijn het niet eens.

Ik kom op mijn derde kopje, namelijk "werk en koopkracht".

De voorzitter:

Mijnheer Roemer, hebt u nog een vraag over het vorige blokje, "overheidsfinanciën"?

De heer Roemer (SP):

Ja, of de premier moet ergens anders nog op de politie terugkomen. Er zijn namelijk financiële consequenties voor de politie, dus dat past wel aardig bij dit blokje.

Minister Rutte:

Ik kom daarop terug bij het laatste blokje

De voorzitter:

Wij doen het wel op volgorde.

Minister Rutte:

Mijnheer Roemer, de volgende keer zal ik samen met u de blokjes samenstellen.

De heer Roemer (SP):

Dat lijkt met goed. In het Torentje? Dan kan ik vast wennen.

Minister Rutte:

Het is een mooi kamertje.

De voorzitter:

Dit geeft mij de gelegenheid om even een huishoudelijke mededeling te doen. De minister-president behandelt het derde kopje nog, "werk en koopkracht", en daarna gaan wij pauzeren voor de lunch.

Minister Rutte:

De fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid heeft gisteren gesproken over een participatieplan voor alle aspecten die met werk samenhangen. Het is voor mij wat lastig om daar nu inhoudelijk volledig op te reageren, want wij moeten ook de uitwerking daarvan bezien. Een aantal zaken die de heer Cohen genoemd heeft, spreken mij aan. Het kabinet onderschrijft het belang van scholing en de noodzaak om de participatie van ouderen te vergroten. Dat is ook een van de redenen waarom in het regeerakkoord is opgenomen dat wij alleen cao's algemeen verbindend willen verklaren die aandacht besteden aan leeftijdsbewust personeelsbeleid en duurzame inzetbaarheid; scholing. Bij de aandachtspunten op het terrein van scholing en vorming en op het terrein van mobiliteit, flexibiliteit en gezondheid sprak de heer Cohen over het voorbeeld van de bouwsector. Dat voorbeeld kan volgens mij heel inspirerend werken en is succesvol. Ik wil daarbij wel het commentaar geven dat iedere sector en daarbinnen iedere onderneming uiteindelijk hieraan zelf invulling moet geven. Ik ben benieuwd of hij het daarmee eens is.

Dit zijn allemaal zaken die ook de hoofdlijnen moeten zijn van een akkoord met de sociale partners. Het lijkt aan te sluiten op het akkoord dat de sociale partners onderling in de Stichting van de Arbeid bereikt hebben over de AOW en het pensioenstelsel. Er is afgesproken dat men dit najaar komt met een beleidsagenda om duurzame participatie van ouderen te bevorderen. Die afspraak is gemaakt in het pensioenakkoord van de Stichting van de Arbeid. Dat hebben wij ook met elkaar te bezien.

Voorzitter, ik wil het graag afmaken en reageren op de voorgestelde maatregelen voor de onderkant van de arbeidsmarkt; die lijken in de richting te komen van wat de drie samenwerkende partijen op papier hebben gezet en wat onderdeel is van het gedoogakkoord. Graag zou ik ook daarvan de uitwerking zien. Ik moet wel eerlijk zeggen dat de opbrengsten ervan nogal afwijken van de opbrengsten die wij voornemens waren te boeken. Er is een groot verschil in die opbrengsten: 500 mln. in 2015 en 700 mln. structureel, en met de re-integratiemiddelen daaraan toegevoegd, een klein miljard structureel, ten opzichte van de structurele opbrengsten bij het kabinet van bijna 2 mld. Er is dus een verschil in opbrengsten en in de precieze invulling van al die maatregelen, maar ook hierbij wil ik afspreken dat we de nadere voorstellen afwachten.

De voorzitter:

Heeft de minister-president hiermee al zijn punten behandeld?

Minister Rutte:

Ik heb alleen de voorstellen behandeld die de heer Cohen gisteren deed op het terrein van de arbeidsmarkt: zijn opmerkingen over het sociaal akkoord, scholing en participatie en zijn opmerkingen over alternatieve maatregelen voor de onderkant van de arbeidsmarkt.

De heer Cohen (PvdA):

Mijn voorstellen hadden betrekking op een breed participatieakkoord. Ik hoor de premier daar nu een aantal elementen uit lichten. Van een aantal andere elementen weet hij het nog niet en hangt het ervan af of op de opbrengsten voldoende zijn. Mijn eerste vraag: hoor ik hem zeggen dat je, afhankelijk van de inhoud van de voorstellen, zou moeten kijken of dit toch betere voorstellen zijn, bijvoorbeeld voor de werkgelegenheid? Dit geldt met name voor de sociale werkvoorziening: het ziet er nu naar uit dat daar 30.000 van de 110.000 banen teloorgaan, dus juist aan de onderkant van de samenleving en juist bij degenen die het minst kunnen hebben. Begrijp ik van de premier dat hij daarover wil praten?

Nu mijn tweede vraag. In mijn voorstel zei ik ook dat het goed zou zijn om werkgevers en werknemers een rol te laten spelen als mensen dreigen werkloos te worden. Ik heb hem daarover niet gehoord en wil hem vragen of hij daar ook op wil reageren. Mijn derde vraag heeft betrekking op de afspraken die met de sociale partners zijn te maken. De premier zei dat we bij de AOW-afspraken een eind kunnen komen. Ik wil hem vragen hoe het zit met de voorstellen die de sociale partners hebben gedaan op het gebied van pensioen.

Minister Rutte:

Mijn reactie op de eerste vraag: ja, ik wil graag zien wat de voorstellen precies behelzen. Dit is een zaak die ons drieën, die het gedoogakkoord zijn aangegaan, regardeert. Daarmee zou er een alternatief komen voor de invulling ervan en daar wil ik met een open mind naar kijken.

In het gedoogakkoord en het regeerakkoord vindt u het een en ander terug over de werkgevers en werknemers die samen tot een pensioenakkoord zijn gekomen. Wij hebben met zijn drieën afspraken gemaakt over een deel van dat stichtingsakkoord: de verhoging naar 66 jaar. Vaak wordt beweerd dat dit pas in 2020 ingaat. Dat is het geval voor de verhoging van de AOW-leeftijd naar 66 jaar, maar onmiddellijk, of in ieder geval zodra de maatregelen zijn afgekondigd, wordt begonnen met het verhogen van de leeftijd in de tweede pijler, althans met de beperking van de fiscale facilitering van het pensioensparen in de tweede pijler; in het jargon het zogenaamde "Witteveenkader". Daar staat ook een opbrengst voor ingeboekt. De onomkeerbaarheid van die stap wordt dus geregeld in deze kabinetsperiode. De tweede helft van het stichtingsakkoord, dat de AOW vervolgens leeftijdsvolgend wordt, heeft niet de steun van de PVV, maar alleen van CDA en VVD. Overigens kun je opmerken dat in het stichtingsakkoord nog wat zaken staan waarover je met werkgevers en werknemers zou moeten spreken, bijvoorbeeld over de sectorale afwijkingen die nog kunnen plaatsvinden. Dat moet natuurlijk geen vrijbrief worden voor het weer optuigen van VUT- en prepensioenregelingen. Daarbij is ook de vraag wat er precies is bedoeld; het stichtingsakkoord is namelijk op delen niet erg expliciet. Dat begrijp ik heel goed, omdat men daarover nader wil onderhandelen.

Tot slot de opmerking over de WSW, waarop ik overigens later terugkom. Hier is sprake van een rare definitiekwestie. Eigenlijk zeggen de rekenmeesters dat iemand die bij een sociale werkplaats werkt, werkzaam is bij een werkvoorzieningschap, een arbeidsplaats heeft. Als iemand met een loonkostensubsidie werkt in de groenvoorziening of elders, betreft het iemand die werkloos is; dan is hij geen werknemer meer, maar een uitkeringsgerechtigde. Wij willen bereiken dat mensen die zijn aangewezen op de klassieke sociale werkplaatsen, daarop aangewezen blijven. Wij gaan het zittende bestand niet aanpakken, we gaan de nieuwe instroom die is aangewezen op een sociale werkplaats, die sociale werkplaats ook bieden. Ik wil echter ook sociaal zijn voor mensen die daarvoor net te goed zijn, die net wat meer kunnen dan iemand die functioneert in een sociale werkplaats, en met een loonkostensubsidie heel goed zou kunnen werken in onze supermarkt, de groenvoorziening of elders. Het gekke is dat zo iemand dan ineens telt als een uitkeringsgerechtigde, maar dat is een kwestie van hoe de rekenmeesters de WSW definiëren ten opzichte van mensen die met een loonkostensubsidie werken.

De heer Cohen (PvdA):

Een reactie op het laatste: dat betekent dat diegenen die in supermarkten et cetera werken, dreigen hun baan kwijt te raken, want daarop bezuinigt u.

Minister Rutte:

Waarom? Het enige wat wij doen, is niet meer aan iedereen die in aanmerking komt voor een WSW-plek, die ook automatisch geven. Wij zeggen dat als iemand meer kan dan alleen werken op de sociale werkplaats, hij met een loonkostensubsidie aan de slag gaat bij het bedrijfsleven, de overheid of de groenvoorziening, zoals nu vaak wordt gezien. Nog niet zo lang geleden was maar 10% van de mensen in de WSW werkzaam buiten de sociale werkplaatsen. Ik vind het socialer, ook als land, om te erkennen dat er mensen zijn die dolgraag een maatschappelijke bijdrage willen leveren maar door een mentale of lichamelijke beperking niet in staat zijn om een normale verdiencapaciteit te bereiken. Als het echt moet, dan zijn er natuurlijk de sociale werkplaatsen. Laten wij echter proberen om veel meer van deze mensen in het normale, dagelijkse functioneren zichtbaar te laten zijn.

De heer Cohen (PvdA):

Ik ben het daarmee van harte eens, maar dat moet dan wel kunnen. Ik heb de indruk, tenzij u nu zegt dat dat niet de bedoeling is en dat u het niet zo gaat doen, dat er op dit terrein veel banen verloren gaan doordat er bezuinigd wordt. Als u nu zegt dat dat niet de bedoeling is, dan ben ik benieuwd naar hoe u dat laat zien.

Minister Rutte:

Ik kan u geen garantie geven dat er geen banen verloren gaan. Ik kan alleen zeggen dat wij de regelingen voor bijstand en WSW, en tot op zekere hoogte Wajong, ontschotten zodat echt maatwerk mogelijk is. Dat leidt tot opbrengsten, vanzelfsprekend. Als alleen de mensen die echt langdurig arbeidsongeschikt zijn een Wajong-uitkering houden op de hoogte van 75% maar voor anderen geldt dat die uitkering lager wordt, dan wordt er natuurlijk een besparing bereikt. Het is echter niet de bedoeling om mensen die zwak staan hier te gaan zitten treiteren. Dat is niet ons doel en dat is niet uw doel. Het doel mag echter ook niet zijn om almaar mensen te sturen naar een box in het weiland, zo'n klassieke sociale werkplaats waarin machines zo langzamerhand belangrijker zijn – omdat daarin veel geld is geïnvesteerd; ik begrijp dat tot op zekere hoogte – dan de vraag of mensen daarmee een bijdrage aan de samenleving kunnen leveren.

De heer Cohen (PvdA):

Dat u het systeem eenvoudiger wilt maken: akkoord. Bezuinigingen mogen echter niet ertoe leiden dat degenen die niet op een normale manier aan het werk kunnen komen hiervan de dupe worden. Het CPB heeft laten zien dat het om 30.000 plaatsen gaat, in deze categorie. Die gaan eronderdoor. Als u nu zegt dat u dat niet gaat doen, dan vind ik dat een belangrijke toezegging.

Minister Rutte:

Ik zeg dat de sociale werkplaatsen open moeten blijven voor mensen die echt aangewezen zijn op die plekken, zowel het zittende bestand als de nieuwe instroom. Die zijn echt aangewezen op sociale werkplaatsen. Voor de overigen moet veel meer met loonkostensubsidies worden gewerkt. Bij de rekenmeesters zit een definitieverschil: iemand die met een loonkostensubsidie werkt, is werkloos en iemand die bij een sociale werkplaats werkt, is werknemer. Met dat laatste ben ik het eens, met dat eerste niet. Iemand die met een loonkostensubsidie werkt, is ook gewoon werknemer. Ik zal niet verhullen dat er een forse besparing op zit. Die zit echter vooral in de bezuiniging op re-integratiemiddelen voor mensen die zelf aan de slag kunnen komen door de ontschotting van de WWB en de WSW. Voorts zit die erop omdat wordt tegengegaan dat 60 jongeren per dag de Wajong ingaan. Als dat allemaal bij elkaar wordt opgeteld, dan leidt deze stelselwijziging tot een forse besparing.

De voorzitter:

Conclusie.

De heer Cohen (PvdA):

Voorzitter, ik heb drie vragen gesteld.

De voorzitter:

U hebt daarop nog geen antwoord gekregen?

Minister Rutte:

Ik heb op alle drie de vragen antwoord gegeven. Ik heb gezegd dat ik open sta voor voorstellen op het terrein van de onderkant van de arbeidsmarkt en dat wij zeer positief kijken naar de voorstellen van werkgevers en werknemers over de AOW maar daarover wel een aantal specifieke vragen hebben. De derde vraag heb ik wel beantwoord maar ben ik nu even vergeten.

De heer Cohen (PvdA):

Dat was de vraag in hoeverre het mogelijk is dat werkgevers en werknemers worden ingeschakeld op het moment dat mensen hun baan dreigen kwijt te raken.

Minister Rutte:

Als dat leidt tot een verandering van het WW- of ontslagrechtregime, dan is de ruimte daartoe heel beperkt in deze politieke samenwerking. Als u met interessante voorstellen komt, dan gaan wij daar met zijn drieën naar kijken.

De heer Roemer (SP):

Misschien is dit wel het meest heikele punt van het debat: de manier waarop het kabinet omgaat met mensen onderaan de arbeidsmarkt. Als ik zie hoe u met mensen uit de WSW omgaat, dan lopen de rillingen over mijn rug. Er gaan daar 30.000 banen weg, misschien nog wel meer. Misschien gaan er wel 40.000 banen weg. Er is nu al een enorme wachtlijst. Mensen krijgen nu te horen dat machines belangrijker zijn. Wat u wilt en feitelijk gaat doen, is deze mensen volledig afschrijven. U weet net zo goed als ik dat nog geen 5% van de mensen in een sociale werkvoorziening kans maakt op de reguliere arbeidsmarkt. Deze mensen stopt u straks allemaal in de bijstand. Vervolgens gaat u die bijstand met € 2000 korten in de komende jaren. Mensen gaan echt fors de armoede in. De mensen die u, met welke constructie dan ook, nog ergens aan het werk wilt krijgen, laat u onder het wettelijk minimumloon uitbetalen. Deze mensen worden van alle kanten door dit kabinet fors gepakt en fors de armoede ingegooid. Ik vind het een heel erge aantasting van onze beschaving in Nederland en van de manier waarop wij met deze mensen omgaan. Waarom pakt u deze mensen zo hard, terwijl u aan de top van de inkomens geen dubbeltje vraagt?

Minister Rutte:

Het debat wint aan kracht als de kritiek die vanuit de oppositie, in dit geval de heer Roemer, wordt geuit op het kabinetsbeleid in ieder geval nog een vage relatie heeft met de concrete kabinetsmaatregelen. Dit maakt het lastig. U maakt er een karikatuur van; u haalt veel dingen door elkaar; u maakt er een soep van die niet klopt!

Ik zal beginnen met de sociale werkvoorziening. Als staatssecretaris ben ik daar zeer bij betrokken geraakt en ik heb mij er daarna altijd mee bezig gehouden. Wij geven er per jaar 2,2 mld. aan uit. Dat is fantastisch. Het is beschaving dat je zorgt voor mensen die willen werken, maar niet op een normaal loonniveau kunnen werken. De oplossing is niet dat je deze mensen met zeer hoge en niet-competitieve cao-lonen – dat is ook gebeurd in de WSW, daar moeten wij ook eerlijk over zijn – vervolgens in een doos in het weiland opbergt en zegt: ga daar maar werken. Ik heb veel sociale werkplaatsen gezien waar de machines belangrijker zijn geworden dan de mensen, waar gezegd wordt: ik heb helemaal geen werk voor iemand die wasknijpers kan maken, ik heb alleen werk voor mensen die metaal bewerken, want die machine moet draaien. Dan zeg ik tegen die directeur van een sociale werkplaats: luister eens even, vriend, het doel was niet de machine, het doel was om mensen die willen werken maar niet kunnen werken op een normaal niveau, aan het werk te helpen; zorg ervoor dat je je taak goed uitoefent.

Wij hebben twee dingen bereikt. Ten eerste hebben wij bereikt dat de sociale werkplaatsen goed functioneren. Ten tweede hebben wij bereikt dat mensen die aangewezen zijn op loonkostensubsidie omdat zij anders nooit aan de slag kunnen komen, maar voor wie de sociale werkplaats niet de oplossing is, elders in de samenleving, in het groen of waar dan ook, aan werk worden geholpen. Dat vind ik belangrijk, omdat een land daarmee laat zien dat het niet beschaafd is om te zeggen: met een baan in een sociale werkplaats is het allemaal goed geregeld. Ik vind dat wij in deze samenleving veel meer contactmomenten moeten hebben tussen mensen die wel in staat zijn om een normaal salaris te verdienen en mensen die daarvoor loonkostensubsidie nodig hebben. Ik denk dat je er een sterker land van krijgt.

Ik geef toe dat wij hierop ook bezuinigen. Dat doen wij door de re-integratiemiddelen veel meer toe te spitsen op mensen die het echt nodig hebben. Zo maken wij in de Wajong een onderscheid tussen mensen die wel volledig arbeidsongeschikt zijn – hun uitkering blijft op hetzelfde niveau – en mensen die dat niet zijn. De heer Roemer zegt dat hij iedereen in al die oude regelingen op het oude niveau wil houden, omdat dit volgens hem beschaafd is. Dan zijn wij het inderdaad fundamenteel oneens. Dat kan.

De voorzitter:

Ik verzoek de minister-president om iets beknopter te antwoorden.

Minister Rutte:

Ik raak passioneel over dit onderwerp.

De voorzitter:

Ik merk het en dat siert u, maar ik verzoek toch om kortere antwoorden.

De heer Roemer (SP):

Ik merk het ook, maar de passie gaat de verkeerde kant op.

Feit is dat er meer dan 30.000 – ik hoor van een collega zelfs 40.000 – banen in de sociale werkvoorziening geschrapt worden. Feit is dat er al een enorme wachtlijst is; volgens mij betreft het op dit moment 18.000 mensen. Feit is dat de meeste mensen hiervan niet in aanmerking komen voor regulier werk. Feit is ook dat, als u daar zo op gaat korten, de meeste mensen die in de sociale werkvoorziening een plek zouden kunnen vinden, uiteindelijk gewoon in de bijstand terecht zullen komen. Feit is ook dat u daar fors op gaat bezuinigen. U gaat de werkgevers niet verplichten om zo veel banen te creëren dat er daadwerkelijk iets plaats zal vinden. Vervolgens gaat u hen fors in salaris korten; u laat hun zo ver onder het sociaal wettelijk minimum uitbetalen, dat zij allemaal in de armoede terecht zullen komen. Dat gaat u feitelijk doen en daar maak ik ontzettend veel bezwaar tegen. Waarschijnlijk zal straks heel Nederland hier overheen vallen. U jaagt deze mensen, de minst weerbaren, allemaal de armoede in!

Minister Rutte:

Dit wordt een welles-nietesspelletje. Mensen die aangewezen zijn op de sociale werkplaatsen en die daar nu werken, worden niet herkeurd; zij houden gewoon hun plekken daar. Mensen die meer kunnen dan werken in een sociale werkplaats, maar niet in staat zijn om te werken op een gewone plek in de samenleving, willen wij aan de slag helpen. Laten wij een keer samen naar Vlagtwedde gaan; laten wij eens zien wat er gebeurt. De heer Roemer stelt voor om werkgevers te verplichten om een bepaald aantal mensen in dienst te nemen. De sociale dienst daar begrijpt dat hij niet alleen de instantie is die de uitkeringen moet verstrekken, maar dat hij ook de instantie is die moet proberen om mensen aan het werk te helpen. Deze dienst is erin geslaagd om in een economische krimpregio in Nederland, in Oost-Groningen, het aantal mensen in de bijstand dramatisch te reduceren door mensen met een loonkostensubsidie tijdelijk in dienst te helpen van een werkgever die vervolgens in heel veel gevallen deze mensen in dienst heeft genomen. Het ligt niet aan de werkgevers. De overheid moet ervoor zorgen dat zij het op een slimme manier organiseert en tegen de werkgever zegt: hier is Piet. Hij kan niet heel veel, in de zin dat hij niet zo veel als iemand aan wie je een normaal salaris betaalt, want er zijn een paar problemen met Piet. Je krijgt er een loonkostensubsidie bij; probeer het eens een tijdje. Wat is nu de ervaring van Vlagtwedde, Sellingen en Ter Apel? De ervaring is dat de meeste mensen daar vervolgens bij die werkgevers aan de slag zijn gebleven. Het bijstandsbestand is dramatisch gedaald. Dat is waarvoor in Nederland de sociale zekerheid was bedoeld.

De heer Roemer (SP):

Ik ben zelf wethouder sociale zaken geweest en ik heb geprobeerd zo veel mogelijk mensen aan het werk te krijgen. Mij is dat soms gelukt, maar niet door mensen onder het minimumloon te laten betalen. Wij moeten niet denken dat wij daarmee nu in een keer al die mensen aan het werk krijgen. Dat gaat u gewoon niet lukken. Dit is de Haagse werkelijkheid; het is een tekentafelmodel. De werkelijkheid op straat en bij al die instellingen voor sociale werkvoorziening is wel degelijk een heel andere. Zij zullen de forse bezuinigingen, die gisteren terecht gewoon erkend zijn, daadwerkelijk gaan voelen. U pakt de mensen met de laagste inkomens en de minste kansen daarmee dubbel hard. U verbloemt dat doordat u hier en daar een plukje mensen met subsidie aan de slag weet te helpen. Dit is echt afbraak van een zeer wezenlijk deel van de sociale zekerheid van mensen, zonder hun een perspectief te bieden.

Minister Rutte:

Het is een herhaling van zetten. Nogmaals, de heer Roemer maakt een karikatuur van onze voorstellen. Ik weet dat de heer Roemer in Boxmeer op dit punt echt zijn best heeft gedaan. Wij delen de intentie om mensen die in de ellendige positie van een uitkering zitten, aan het werk te helpen. Dat is precies wat ik wil, ook met deze voorstellen. Er wordt inderdaad op bezuinigd. Wij zullen overal geld moeten zien te vinden. In dit geval doen wij dat op een nette manier, bijvoorbeeld door te zeggen: is men volledig aangewezen op de Wajong, dan houdt men zijn uitkering. In een situatie van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid is de uitkering lager. Dat zijn keuzes die wij maken om ervoor te zorgen dat mensen aan het werk komen. Ik vind in alle oprechtheid dat daarvan een forse karikatuur wordt gemaakt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Laat ik dan een iets andere benadering kiezen. Ik denk namelijk dat er eigenlijk niet zo veel verschil zit tussen de doelstellingen van het kabinet en mijn partij, GroenLinks. Ook voor ons is het namelijk van groot belang dat mensen die nu werkzaam zijn in sociale werkplaatsen geleidelijk kunnen instromen in de gewone arbeidsmarkt. Het is goed dat wij ons er rekenschap van geven dat het echt om heel kwetsbare mensen gaat. Als je in de sociale werkvoorziening komt, merk je dat het om mensen gaat die echt moeite hebben om een gewone plek te vinden en voor wie vaak het doen van werk, het bezig zijn, nog belangrijker is dan het loon dat zij daarvoor ontvangen. Als u op zoek bent naar een manier om hun een volwaardig bestaan te geven op de arbeidsmarkt, kunt u op onze steun rekenen. Maar dat is niet te combineren met de ambitie die tegelijkertijd uit het regeerakkoord spreekt, namelijk dat u het ook als een bezuinigingspost introduceert. Daarover wil ik uitleg. In de tweede plaats wil ik van u de garantie dat het voor u niet acceptabel is dat 30.000 tot 40.000 mensen, die nu kwaliteit van leven hebben door het dagelijks werk dat zij kunnen doen, thuis achter de geraniums komen te zitten met een lager inkomen dan bijstandsniveau. Ik wil van u horen dat u dat niet acceptabel vindt.

Minister Rutte:

De huidige WSW'ers worden niet herkeurd; uw zorg op dat punt wordt niet bewaarheid. Wij zijn het eens over het doel van dit soort maatregelen, namelijk dat de overheid er is voor mensen die echt de overheid nodig hebben, omdat zij het anders niet redden. Heel veel mensen hebben dat niet nodig. Er is ook een tussencategorie. Daarover praten wij nu. Voor de mensen die volledig op de WSW zijn aangewezen, is het goed dat deze er is. Maar wij hebben te vaak gezien dat dit soort regelingen leidt tot een over-focus op de sociale werkplaats, in plaats van op de werknemer in de sociale werkplaats. Ik wil degenen die in staat zijn om buiten de sociale werkvoorziening aan de slag te komen met loonkostensubsidie, daarvoor de ruimte geven. Dat is de reden waarom het kabinet de loondispensatieregeling zo wil inzetten dat juist dit soort mensen aan de slag komt. Dat geldt ook voor de Wajong.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Daar zit precies het probleem. Uit alle berekeningen die wij kennen blijkt dat je vervanging van de WSW voor een grote groep mensen door loondispensatie of een loonkostensubsidie, niet als bezuinigingspost kunt opnemen. Het kost gewoon geld als je dat goed wilt doen en mensen kansen wilt bieden. Dat is waarover de achterdocht ontstaat. Dat is hetgeen waarover zorg ontstaat, omdat u het vooral opvoert als een bezuinigingspost en niet als een investering in mensen. Op het moment dat u investeert in mensen, hebt u onze steun. Op het moment dat het een verkapte bezuiniging is en het eigenlijk een verslechtering betekent van de omstandigheden van mensen, zullen wij de maatregelen bestrijden. Nogmaals, ik wil de garantie dat het mensen beter zal gaan en dat zij niet onder het bijstandsniveau terecht zullen komen.

Minister Rutte:

Die algemene garantie kan ik hier natuurlijk nooit geven. Ik kan u alleen zeggen dat wij het zittende bestand niet herkeuren en dat de sociale werkvoorziening ook in de toekomst open zal staan voor mensen die aangewezen zijn op een volledig beschutte werkplek. De bezuiniging zit hem erin dat wij de ontschotting aanbrengen tussen de Wajong, de bijstand en de WSW, dat we gaan bezuinigen op de re-integratiemiddelen, dat we de cao nu ook voor de WSW volledig gaan doorvoeren, waardoor de enorm gestegen salarissen in de WSW weer enigszins in lijn worden gebracht. Dat zijn allemaal stevige maatregelen en daar zullen mensen echt iets van merken. In wezen gaat het er echter om dat er een regeling is voor mensen die willen werken, maar niet kunnen werken Die regeling blijft overeind. Sterker nog, zij zal veel activerender zijn en veel meer mensen aan het werk proberen te helpen dan de huidige regeling, die veel te veel gefocust is op de organisaties.

De heer Pechtold (D66):

Ik wil het met de premier hebben over de hele arbeidsmarkt, want dat is voor D66 een van de belangrijkste zaken. Wij zien de arbeidsmarkt los van de bezuinigingen en los van de crisis. De arbeidsmarkt geeft immers kansen in het leven. Wij maken ons zorgen dat de nu voorliggende kabinetsplannen op de korte en op de lange termijn pover uitwerken, terwijl er voor de verkiezingen grote beloftes zijn gedaan over werkgelegenheid. Waarom praten wij hier in Den Haag alleen maar over AOW, WSW en WW? Dat zijn middelen. Ik wil met u praten over de effecten van uw beleid, mijnheer Rutte. De effecten van uw beleid zijn op de korte termijn verlies van werkgelegenheid en op de lange termijn een hele kleine, marginale stijging. Waarom hebt u daarvoor gekozen?

Minister Rutte:

Het kabinet brengt de overheidsfinanciën op orde. Dat heeft op korte termijn werkgelegenheidseffecten. Dat zou ook bij uw programma het geval zijn geweest, als het was doorgerekend. Dat zit hem in de systematiek van het CPB, waar je overigens van alles van kunt vinden. Op langere termijn versterken wij de werkgelegenheid. Dat doen we doordat er banen bijkomen in de marktsector, maar ook doordat er banen bijkomen in de zorg door de extra investeringen in de ouderenzorg die mede door de inbreng van de PVV in het regeerakkoord en in het gedoogakkoord zijn gekomen. Dat leidt tot 12.000 extra medewerkers daar. Per saldo is er dus een sterk positief werkgelegenheidseffect en bereiken wij tegelijkertijd dat de enorme schade die Nederland zou oplopen door een oplopende staatsschuld wordt gereduceerd.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Dat is aantoonbaar niet waar. Er staan 1,2 miljoen mensen in dit land aan de kant. U was degene, mijnheer Rutte, die met D66 en het CDA flinke hervormingen in de arbeidsmarkt wilde. De AOW moest inderdaad sneller, de WW-duur moest bekort en het ontslagrecht moest aangepakt, niet omdat we die systemen willen aanpakken, maar omdat we de volgende generatie dezelfde kansen gunnen. Ik kan dat aantonen. Het grafiekje dat ik hier laat zien, toont de enorme werkgelegenheidsstijging die door het VVD-programma komt. De twee stevige zuilen ernaast zijn van CDA en D66. Wat nauwelijks boven de nullijn uitkomt, is de PVV. De resultante van uw beleid, mijnheer Rutte, is dit heel kleine werkgelegenheidsbalkje. Op de korte termijn hebt u als effect verlies. In de crisis leidt uw beleid tot verlies van banen, en op de langere termijn heeft uw beleid nauwelijks een toename tot gevolg. Dat is echt marginaal. Dit is van hetzelfde CPB dat u net aanhaalde en ik herhaal mijn vraag: waarom ontneemt u, door niet de hervormingen door te voeren die belangrijk zijn, de volgende generatie de eerlijke kans op een baan?

Minister Rutte:

Uw redenering klopt niet. Door de overheidsfinanciën op orde te brengen, schuift dit kabinet de rekening van deze crisis juist niet door naar de volgende generatie. Dat zou immers desastreuze effecten hebben op de werkgelegenheid, het zou de onzekerheid in de economie vergroten en de huizenmarkt in grote problemen hebben gebracht. Wij nemen de benodigde maatregelen allemaal wel. Dat heeft op de lange termijn positieve werkgelegenheidseffecten, maar zorgt er vooral op korte termijn voor dat het vertrouwen in Nederland herstelt. U zei het zelf in de Abel Herzberglezing: "wat ik vooral wantrouw, is een beleid dat gebaseerd is op wantrouwen". Dat is een letterlijk citaat uit uw eigen lezing en ik ben het daar zeer mee eens. Het gaat om vertrouwen en het gaat erom dat mensen in Nederland weten dat zaken zoals hun huis en hun baan in de toekomst veilig zijn, dat wij er alles aan doen om de economie te versterken en dat wij de rekening nu niet doorschuiven naar de volgende generatie.

De heer Pechtold (D66):

Woorden uit mijn hart, maar het gaat hier niet om vertrouwen of wantrouwen, het gaat hier om de feiten. Feit is dat CDA, VVD en D66 ambitieuze plannen hadden om de volgende generatie meer kans op werk te geven. Werk, in uw eigen woorden, is de kans om in het leven inderdaad dat huis te krijgen, dat gezin te stichten of wat dan ook.

Minister Rutte:

En dat doen we dus ook!

De heer Pechtold (D66):

Nee, u maakt aantoonbaar niets waar. U beloofde 400.000 banen en ik gun u even dat eerste effect, maar ik vind het jammer dat er gelijk een verlies van 100.000 banen optreedt. Hoe dan ook, dit is de resultante op de langere termijn: dit hele kleine balkje van 1%, waar 1,2 miljoen mensen aan de kant staan. U hebt het telkens over bezuinigingen, maar ik wil dat u denkt in hervormingen waardoor we de volgende generatie een kans geven in plaats van de babyboomers van nu met een riante AOW te laten wegkomen, mensen vast te laten zitten in de WW-duur, omdat ze na een jaar toch al niet meer geholpen worden. Dat zijn de veranderingen die ik wil! Ik wil een ontslagrecht waarbij outsiders niet aan de kant staan, waarbij vrouwen en nieuwkomers niet aan de kant staan. Reageert u daar nu toch eens op!

Minister Rutte:

Juist, voorzitter! Daar vinden wij elkaar. Juist omdat het zo cruciaal is dat je hervormingen doorvoert, gaat dit kabinet dat ook doen. Daarom gaan we bijvoorbeeld in de sfeer van de gezondheidszorg voor een beperking van de enorme kostenstijging zorgen. Dat het nu voor ziekenhuizen mogelijk wordt om vreemd kapitaal aan te trekken en om winst uit te keren, is een grote hervorming. Dit maakt het namelijk mogelijk om de kwaliteit in de gezondheidszorg te verhogen en tegelijkertijd kosten te besparen. We gaan een sociaal leenstelsel in het hoger onderwijs invoeren. Ik meen dat ook D66 daarvan voorstander is. We gaan de huren liberaliseren. We gaan het voor mensen die in een huurhuis wonen, mogelijk maken, dat huurhuis te kopen. Ik noem er maar een paar, maar ik kan nog doorgaan: in de AWBZ, in de sociale zekerheid, aan de onderkant, de AOW et cetera, et cetera. Dat zijn allemaal structurele hervormingen. Die voeren we door omdat we dat doel met elkaar delen. Je gaat niet alleen bezuinigen door te "kaasschaven"; je bezuinigt ook door structurele hervormingen door te voeren en daarmee de kracht van dit land te versterken.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter, nog even kort. Dit blok gaat over werkgelegenheid, maar minister Rutte noemt allemaal andere voorbeelden: de zorg en de hypotheken niet, de huur niet. Het gaat mij om de werkgelegenheid!

Minister Rutte:

De huur wel!

De heer Pechtold (D66):

Het gaat mij om de werkgelegenheid. Waar de VVD 400.000 banen beloofde, komt zij op korte termijn uit op een verlies van 100.000 banen. Dat is een verschil van 500.000 banen. Wat gebeurt er op de lange termijn? U hebt vandaag weer bevestigd dat op de korte termijn noch het ontslagrecht, noch de WW-duur, noch de AOW aangepakt wordt. Ik ben het met de collega's eens dat u daardoor vervalt in het aanpakken van de mensen aan de onderkant, dus in de WSW en de sociale werkvoorziening, om nog een beetje effect te creëren. Daar maak ik bezwaar tegen. U moet niet weglopen door nu ineens andere hervormingen te noemen. Op de arbeidsmarkt faalt u!

Minister Rutte:

Voorzitter. Alle hervormingen die ik net genoemd heb, zijn noodzakelijk om dit land sterker te maken, om ervoor te zorgen dat er werkgelegenheid is in Nederland. Mensen met een modaal inkomen die € 30.000 per jaar verdienen, zijn op dit moment € 5000 netto per jaar aan de gezondheidszorg kwijt. Door de maatregelen die wij als kabinet nemen, proberen wij die sterk oplopende kosten van de gezondheidszorg enigszins in te dammen. Dat is cruciaal voor de toekomstige werkgelegenheid in dit land. Als je dat niet doet, maak je dit land competitief kwetsbaar; dan zullen bedrijven niet meer investeren. De maatregelen die we nemen in de sfeer van de infrastructuur zijn noodzakelijk om ervoor te zorgen dat bedrijven hier in de toekomst kunnen investeren. Dat zijn grote hervormingen. U zegt dat de AOW pas in 2020 wordt aangepakt, maar u weet heel goed dat dit kabinet al vanaf 2011 gaat beginnen met het inperken van het Witteveenkader. Deze onomkeerbare stap levert 700 mln. op en zelfs eenmalig 1,3 mld. Dit is allemaal nodig om ervoor te zorgen dat dit land een competitief land blijft, waarin bedrijven kunnen ondernemen, waarin er toekomstige werkgelegenheid is. U hebt het nu over een paar hervormingen die de arbeidsmarkt direct raken, maar ik heb het over hervormingen die zorgen voor het hele investeringsklimaat in dit land.

De voorzitter:

Dank u wel. Mijnheer Cohen, ik kan mij herinneren dat u deze interruptieronde gestart bent. Is er misschien een punt blijven liggen? Hebt u een korte vraag?

De heer Cohen (PvdA):

Ja, voorzitter, ik heb inderdaad een korte vraag. Een belangrijk deel van dit debat ging over het banenverlies van 110.000, waarbij een fors deel terechtkomt bij de sociale werkplaatsen. De premier zei in dit debat op een gegeven ogenblik: wij moeten allemaal bezuinigen, dus het zal op deze terreinen ook moeten. Ik zie echter dat dit kabinet juist op deze terreinen en op het gebied van de sociale zekerheid belangrijke bezuinigingen doorvoert. Daarom constateer ik: nee, we moeten niet allemaal bezuinigen, die bezuinigingen komen juist terecht bij diegenen die het het moeilijkst hebben.

Minister Rutte:

Voorzitter. Dit is simpelweg niet waar. Wij voeren aan de onderkant van de arbeidsmarkt een grote hervorming door, waardoor mensen die echt aangewezen zijn op de overheid, dat schild behouden. Wij gaan het zittende WSW-bestand niet herkeuren en mensen die volledig arbeidsongeschikt zijn en jonggehandicapten houden gewoon de normale uitkeringshoogte. Ik wil niet – ik hoop u ook niet – dat er binnen een aantal jaar in de Wajong, waarin nu 200.000 jonge mensen zitten, 0,5 miljoen jonge mensen zitten. Er komen iedere dag 60 jongeren bij. Dat zijn twee schoolklassen. Dat vind ik niet sociaal. Dus daarom zijn wij met die hervormingen bezig. Ja, die leveren ook geld op. Dat is ook mooi meegenomen, want wij hebben dat geld verschrikkelijk hard nodig om de overheidstekorten te dekken. Maar dit zijn grote hervormingen, waar uit de hoek van het CDA, de VVD en andere partijen, naar ik meen ook D66, al eerder voorstellen voor zijn gedaan. U hebt daar zelf gisteren ook voorstellen voor gedaan.

De heer Cohen (PvdA):

Jazeker.

Minister Rutte:

Dat doen wij natuurlijk om ervoor te zorgen dat wij de schatkist op orde brengen, maar vooral ook om te zorgen dat dit land die regelingen kan aanbieden aan mensen die het echt nodig hebben.

De heer Cohen (PvdA):

Mijn constatering is dat hier vooral de schatkist op orde wordt gebracht ten koste van diegenen die hierdoor werk verliezen dat zij buitengewoon moeilijk anders zullen kunnen krijgen.

Minister Rutte:

Wij gaan niemand die in de WSW zit, herkeuren. Mensen die daar zitten, blijven gewoon aangewezen op de WSW. Wij gaan ervoor zorgen dat er in de toekomst een regeling komt waardoor mensen die echt aangewezen zijn op een beschutte werkplek die houden. Ik vind werkelijk dat u dan niet probeert om het debat op dit specifieke punt op de inhoud te voeren. Ik zeg dat maar in alle eerlijkheid. Natuurlijk heeft het ook een opbrengst. Daar loop ik absoluut niet voor weg, maar tegelijkertijd zorgt deze hervorming ervoor dat het ook mogelijk wordt dat mensen wel aan de slag kunnen komen die nu soms opgesloten blijven zitten in een uitkering als de Wajong of die heel eenzijdig in een sociale werkplaats werken maar die daarbuiten ook zouden kunnen functioneren. Ik vind het prachtig als je dat kunt combineren.

De heer Cohen (PvdA):

Zeker, als je dat kunt combineren is dat mooi. Ik constateer opnieuw dat hier 30.000 plaatsen verloren gaan. Ik constateer opnieuw dat een belangrijk deel van de bezuinigingen die het kabinet voorstelt door te voeren, terechtkomt bij mensen die dat het allermoeilijkst kunnen hebben.

Minister Rutte:

Nog een keer over die 30.000, dat zit in belangrijke mate in het definitieverschil dat iemand die in een sociale werkplaats werkt een werknemer is, maar die met een loonkostensubsidie functioneert buiten een sociale werkplaats werkloos is. Dat mag zo zijn, ik vind het eerste terecht, het tweede niet.

De voorzitter:

Ik ga naar de heer Rouvoet.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

In dit blokje, waarin het vooral ook over de koopkracht gaat, heb ik de vraag aan de minister-president of hij nog apart terugkomt op die vragen die ik rondom gezinnen, de afwenteling van kosten en de bezuinigingen op gezinsondersteuning heb gesteld. Anders graag hier.

Minister Rutte:

Ik zal u daarop graag antwoorden. Wat het kabinet doet, is inderdaad een aantal maatregelen nemen, zowel in de sfeer van de kinderopvangtoeslag als in de sfeer van het kindgebonden budget. Dat is waar. U hebt daarop ook zelf al fors ingezet in het vorige kabinet. Wij trekken dat nog iets door, dat moet ik toegeven, maar er lagen al heel forse voorstellen vanuit het demissionaire kabinet.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Niet op het punt van het kindgebonden budget, als ik u mag corrigeren.

Minister Rutte:

In ieder geval wel op het terrein van de kinderopvangtoeslag. Dat raakt toch ook de gezinnen. Ik neem aan dat u het ook belangrijk vindt dat het kan als de vrouw of de man wil werken en dat wij het daarover eens zijn. Dat raakt stevig. Tegelijkertijd klopt het dat wij de enorme oploop de laatste jaren in de kinderopvangtoeslag van 700 mln. naar 3 mld. en het bereik daarvan nu een stuk terugbrengen. Maar nog steeds is er sprake van een verdriedubbeling ten opzichte van een aantal jaren geleden.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De laatste redenering herken ik en deel ik ook. Die heb ik zelf ook gegeven toen ik hiervoor verantwoordelijkheid droeg.

Minister Rutte:

Ik meen dat wij die uit uw eigen Q&A gehaald hebben.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat klopt. Dat heeft te maken met het effect van toenemende kinderopvangtoeslag op de arbeidsparticipatie waar, als ik het vriendelijk mag zeggen, sprake is van afnemend grensnut zoals dat heet.

Minister Rutte:

Vreselijke termen!

De voorzitter:

De prijs is al uitgereikt. Dit begrijpt niemand.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Gelukkig, maar minister-president Rutte wel.

Ik stel mijn vraag over het kindgebonden budget, want daarin hakt u heel fors. Niet alleen ik heb erop ingezet, ook een aantal huidige leden van uw kabinet die ook in het vorige kabinet zaten hebben daar ook voor gekozen. Dat wordt over een jaar weer afgepakt. Mijn vraag aan u is de volgende. Wij hebben natuurlijk in die zin een procedureel-technisch probleem dat een begroting voor Jeugd en Gezin niet meer bestaat, want u hebt het expliciete jeugd- en gezinsbeleid afgeschaft. Dat gaat nu naar Sociale Zaken. Dat betekent dat wij in de huidige begroting voor Sociale Zaken niets terugvinden over de effecten van uw beleid op gezinnen met kinderen. Ik zou heel graag voor de behandeling van de begroting van Sociale Zaken een overzicht krijgen van de maatregelen uit uw regeerakkoord die neerslaan bij gezinnen met kinderen in de sfeer van de koopkracht. Kunt u mij dat toezeggen?

Minister Rutte:

Als dat al standaard in de systematiek zit, prima, maar wij kunnen niet 6,6 mld. vinden bij de overheid als wij nu weer allerlei nieuwe systematieken gaan bedenken. Overigens, uw systeem als minister voor Jeugd en Gezin op het terrein van het jeugdbeleid, dus de goede samenwerking, vanuit in dit geval de staatssecretaris die daarvoor verantwoordelijk wordt, doorwerkend naar de andere departementen, houden wij overeind. Dus wij proberen zo veel mogelijk die structuur rondom het hele jeugdbeleid overeind te houden, juist omdat die een winstpunt is van het vorige programmaministerie. Maar het programmaministerie als zodanig vervalt.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Daarover kunnen wij ook nog een boom opzetten, want dat is maar zeer ten dele het geval, maar daar ging mijn vraag niet over. Mijn vraag is simpel. Even los van de systematiek, u bezuinigt niet 6 mld. op de overheid. Laten we dat ook even vaststellen. De bezuinigingen op de publieke omroep horen daar immers ook bij, evenals het niet invoeren van de kilometerheffing. Die zaken hebben heel weinig te maken met een kleinere overheid. Als ik de heer Rutte was, zou ik dat lijstje nog maar eens doorlopen, want er valt heel wat uit wat niets met een kleinere overheid te maken heeft. Mijn vraag is heel simpel. Ik wil van de minister van Sociale Zaken weten wat het beleid waarvoor hij voortaan verantwoordelijk is, betekent voor gezinnen met kinderen. Ik heb daarbij niet zo veel te maken met de systematiek; ik vind dat het parlement moet weten wat het effect is van het beleid op deze groep. Deze mensen hebben er recht op, te weten wat het beleid van het kabinet de komende jaren voor hen betekent. Mijn voorspelling is dat de gevolgen van het beleid voor deze groep desastreus zijn, maar ik zie dat graag op papier staan.

Minister Rutte:

Mijn antwoord is ja, als het in de normale systematiek zit en mijn antwoord is nee als het betekent dat er allerlei nieuwe gegevensuitvraag moet plaatsvinden die tot allerlei extra kosten zal leiden.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Is het werkelijk zo ingewikkeld om op een rijtje te zetten wat u bezuinigt op gezinnen met kinderen? Of loopt u ervoor weg? Wat is de betekenis voor de koopkracht van gezinnen? Hebben ze er recht op, of niet? Ik wil niet over twee weken de boodschap horen dat het niet past in de systematiek en dat de regering de Kamer, en dus ook de gezinnen, niet kan vertellen wat het kabinetsbeleid voor de gezinnen betekent.

Minister Rutte:

Dat kunnen we wel. Want naar ik aanneem is er wel iets meer over te zeggen dan alleen opmerkingen over de koopkrachteffecten. Het gaat niet alleen over koopkrachteffecten, want er zijn ook een aantal kwalitatieve opmerkingen te maken. Die komen gewoon aan de orde bij de behandeling van de begrotingen, bijvoorbeeld bij die van Sociale Zaken. Op de eerste vraag van de heer Rouvoet antwoord ik met ja als het in de systematiek zit, en met nee als het leidt tot nieuwe gegevensuitvraag. Daarvoor is namelijk geen geld meer.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Als we nu niet te weten kunnen komen wat het kabinetsbeleid betekent voor al die gezinnen in ons land, dan kom ik hierop wel terug bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie dat de heer Roemer nog een vraag wil stellen. Tegen hem zeg ik hetzelfde als ik tegen de heer Cohen heb gezegd. U hebt in deze ronde al vragen gesteld, mijnheer Roemer.

De heer Roemer (SP):

Die gingen over de WSW, voorzitter. Wij behandelen nu echter het hele blok over werkgelegenheid. Moet ik voortaan zes vragen tegelijk over één blok stellen? Dat lijkt me niet echt effectief.

De voorzitter:

Nee, maar het is wel de bedoeling dat we in één keer reageren op de delen van de tekst van de minister-president. U hebt ook nog een tweede termijn. Ik sta u toe nog een korte vraag te stellen.

De heer Roemer (SP):

Ik kan heel kort zijn. Mijn vraag gaat over het schriftelijke antwoord op mijn vragen rondom Organon. Ik ben niet tevreden met dat antwoord. Daarom wil ik een aanvullende vraag stellen. In het kort komt het antwoord van de regering erop neer dat de overheid zich niet mag bemoeien met de beslissingen van het bedrijf. Is het kabinet bereid om vóór de behandeling van de begroting van Sociale Zaken schriftelijk te reageren op de door de Kamer aangenomen motie-Gesthuizen? Daarin roept de Kamer in haar nieuwe samenstelling het kabinet op om alle denkbare politieke en diplomatieke middelen in te zetten om tot een voor werknemers, de kennisindustrie en de regio zo goed mogelijke oplossing te komen. De motie is gesteund door coalitiepartij de PVV. Is het kabinet bereid om voor de behandeling van de begroting van Sociale Zaken de Kamer te laten weten hoe het deze motie gaat uitvoeren?

Minister Rutte:

Mijns inziens valt die motie eerder onder Economische Zaken, maar ik zeg u toe dat het kabinet dat zal doen. Uiteraard, want aangenomen moties worden altijd uitgevoerd.

(geroffel op de bankjes)

De heer Roemer (SP):

Dat is een grote hervorming, mijnheer Rutte. Nu heb ik toch het meeste binnengehaald van alle deelnemers aan dit debat.

Minister Rutte:

Ho, ho, neemt u mij niet kwalijk, ik bedoel dat op aangenomen moties altijd wordt gereageerd door de regering. Excuus. Wat doe ik nu voor een levensgevaarlijke uitspraak! Ik corrigeer hem. Op aangenomen moties wordt gereageerd door de regering. Mag ik nog opmerken dat er ook positieve voorbeelden zijn op dit terrein? Ik noem het Europese researchcentrum voor medische voeding van Danone. Dat wordt gevestigd op het Science Park Utrecht. Dat researchcentrum is in 2012 al goed voor meer dan 400 kenniswerkers. Ik noem dit als voorbeeld. Behalve de ellende in Oss is ook dat voorbeeld te noemen. Uiteraard is er sprake van ellende in Oss. Ik heb daar in de buurt gewerkt bij Unox en ik ken die plek heel goed. Wat daar gebeurt is verschrikkelijk. Gelukkig zijn er tegelijkertijd ook goede voorbeelden met positieve effecten te noemen.

De heer Roemer (SP):

Ik ben blij met die goede voorbeelden. Ik mag echter hopen dat zij er niet toe leiden dat het kabinet voor Organon minder gaat doen dan waar in de motie om wordt gevraagd. Ik lees dat graag in de verklaring die we via de vicepremier en minister van Economische Zaken zullen ontvangen.

Wat zal de boterham straks heerlijk smaken met de toezegging die de minister-president zojuist deed, voorzitter.

Minister Rutte:

Ik wijs er nogmaals op dat ik mijn faux pas heb rechtgezet.

De voorzitter:

Nee, nee, het is geen faux pas om aangenomen moties uit te voeren. Dat is echt een misverstand.

Minister Rutte:

Met het basisprincipe ben ik het eens, voorzitter.

De voorzitter:

Ik vind dit meer dan basis, ik zou het voor gevorderden ook goed vinden.

Minister Rutte:

De voorzitter bewaakt de rechten van de Kamer. Dat doet zij terecht.

De voorzitter:

De heer Rutte vervolgt zijn betoog, maar volgens mij was hij een heel eind gevorderd.

Minister Rutte:

Ja, voorzitter. Ik denk dat ik hiermee de vragen heb behandeld die zijn gesteld op het terrein van overheidsfinanciën, werk en koopkracht. Ik begrijp dat u wilt gaan pauzeren. Ik stel via u aan de Kamer voor om na de pauze verder te gaan met de vragen over onderwijs.

De voorzitter:

Ja, dat was precies het plan. Wij gaan onze krachten versterken en komen om exact 13.55 uur terug in de zaal. Ik wil op dat tijdstip echt beginnen. Dan gaan wij luisteren naar het tweede deel van het antwoord van de minister-president in eerste termijn

De vergadering wordt van 13.10 uur tot 13.55 uur geschorst.

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik kom toe aan een aantal vragen over het onderwijs. Er is een vraag gesteld over de kwestie van het middelbaar beroepsonderwijs en de 30-plusmaatregel. Voor 30-plussers wordt een en ander niet meer allemaal bekostigd. Dit betreft 80% van de in totaal 60.000 studenten die ingeschreven staan in het leerlingstelsel. Tegenwoordig heet dit beroepsbegeleidende leerweg, maar de meeste luisteraars en Kamerleden zullen bekend zijn met de vroegere benaming: het leerlingstelsel. Hierbij werk je vier dagen en zit je één dag op school. Zelf weet ik uit mijn eerdere beroepspraktijk – ik heb er niet zelf ingezeten, maar heb wel heel veel mensen naar zo'n constructie toe mogen helpen – dat de werkgevers een fors deel betaalden. Deels wordt het ook betaald uit de O&O-fondsen. Verder is de Wet vermindering afdracht van toepassing. De werknemer zelf heeft in de inkomstenbelasting de mogelijkheid voor fiscale aftrek. Flankerend bestaat dus een aantal maatregelen dat niet verandert. Dat verzacht deze maatregel enigszins, maar het is waar dat het kabinet, om de 1,3 mld. te vinden die het vervolgens opnieuw in het onderwijs wil investeren, op dit punt een keuze heeft gemaakt en heeft gezegd: wij leggen een cesuur bij 30 jaar. Het is echter niet zo dat hierdoor een-op-een boven 30 jaar opeens geen toegang tot het mbo meer is. Er zijn tal van andere regelingen die voor financiering zorgen. Ik noemde ze zo-even.

De heer Cohen (PvdA):

Het is precies zoals ik in mijn eerste termijn gezegd heb. Deze maatregel werkt ernstig belemmerend voor met name diegenen die je zo hard nodig hebt in de zorg. Afgelopen jaar hebben 23.000 mensen deze opleiding gevolgd. Ik zou het erg vinden als dit niet meer gebeurt. Dan is het mes aan twee kanten bot. Vaak betreft het vrouwen die uit de kinderen zijn, in de zorg willen werken en dan zo'n opleiding willen volgen. Volgens mij ontneem je enerzijds deze vrouwen die mogelijkheid en vergroot je anderzijds de problemen in de zorg aanzienlijk. Je wilt immers juist in de zorg meer mensen hebben. Ik vraag de premier om hier nog eens heel goed over na te denken. Ik denk namelijk dat dit in dubbel opzicht contraproductief is.

Minister Rutte:

Voor de zorg geldt dat al de eerder genoemde financiële regelingen bestaan. In de ouderenzorg wordt extra geïnvesteerd. De zorgzwaartepakketten worden opgeplust. Een klein stukje van het budget hiervoor wordt gebruikt voor opleiding. De oploop naar 750 mln. wordt fors meer in 2015. Ook daar zit ruimte in. Er is op de VWS-begroting dus wel degelijk ruimte om te kijken naar de opleiding van deze mensen. Zeker in de zorg zijn beroepsbegeleidende leerwegtrajecten waarbij men vier dagen werkt en één dag naar school gaat. Anders zouden wij dit in ieder geval moeten bevorderen, want dat is aantrekkelijk in deze sector. Je moet mensen niet fulltime naar het onderwijs sturen. Ik denk dan ook dat het te zwart-wit is om te zeggen dat deze maatregel een-op-een tot te weinig opleidingen leidt.

De heer Cohen (PvdA):

De maatregel leidt er niet een-op-een toe, maar je ziet dat een substantieel deel van deze 30-plussers een opleiding in de zorg volgt. Afgezien daarvan, het gaat ook om andere mensen. Als je het hebt over een leven lang leren, zijn dit belangrijke maatregelen. Een deel van de onderwijsbegroting wordt hier weggehaald en gaat naar de hogere kant van het onderwijs. Ik denk dat dit buitengewoon contraproductief is, bijzonder op het gebied van de zorg. Juist als je 12.000 mensen nodig hebt, begrijp ik niet dat je zo'n maatregel neemt.

Minister Rutte:

Dat is echt de keuze die wij maken, niet om het geld uit te geven aan het hoger onderwijs. Daar spelen wij extra geld vrij door de invoering van de systematiek dat studenten meer collegegeld gaan betalen als ze langer over hun studie doen en door de invoering van een sociaal leenstelsel voor de masterfase. Dat leidt tot een teruginvestering in het hoger onderwijs. Dit geld gaat grotendeels naar het mbo zelf, waar grote problemen zijn. In het mbo is schooluitval, er is sprake van een aansluitingsprobleem met het vmbo en er is sprake van urenuitval. Er zijn steeds tussenuren en roosters zijn niet aaneensluitend. Wij hebben deze investering verschrikkelijk hard nodig om een fors aantal problemen in het mbo te repareren. Mijn opvatting is dat wij dat verstandig kunnen doen als wij ook maximaal gebruik maken van al die andere regelingen.

De heer Cohen (PvdA):

U laat twee kalveren verdrinken voordat er sprake is van het dempen van een put. Met de ene hand maakt de heer Rutte het mbo wat beter, op het andere punt slechter. Het heeft forse consequenties voor de zorg en voor de inspanning om ervoor te zorgen dat er 12.000 mensen in de zorg bij komen. Dat lijkt mij geen verstandige oplossing. Dat is mijn conclusie

Minister Rutte:

Ik ben het niet met de heer Cohen eens dat er daardoor in de zorg allerlei extra problemen zouden ontstaan, omdat er voor een deel ook financiering zit binnen de oploop in de zorg, omdat de zorg voor een deel gebruikmaakt van de bestaande financieringsbronnen en omdat het in de zorg verstandig zou zijn om meer in te zetten op de leerlingstelseltrajecten en minder op fulltimeopleidingen voor 30-plussers. Dat zou al enorm schelen. Dat neemt echter niet weg dat het altijd effecten heeft als je zo'n maatregel neemt. Daar heeft de heer Cohen gelijk in.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

De minister-president heeft duidelijk aangegeven waarom die keuze zo gemaakt is. Tegelijkertijd is er de ambitie om mensen boven de 30 de mogelijkheid te bieden om opleidingen te volgen omdat dat in ons aller belang is. Kan de premier aangeven of zijn kabinet in overleg met werkgevers en werknemers wil kijken welke mogelijkheden er binnen de randvoorwaarden zijn om de 30-plusopleidingen toch zo goed mogelijk te behouden, zodat wij die mogelijkheid voor de toekomst hebben?

Minister Rutte:

Ik wil zeker toezeggen dat, als wij gaan praten over nadere afspraken met organisaties van werkgevers en werknemers, wij ook bekijken hoe wij met elkaar maximaal gebruik kunnen maken van de financieringsstromen. Bijvoorbeeld de O&O-fondsen. Soms niet maar in heel veel gevallen zit daar heel veel geld in. De vraag is hoe dat allemaal besteed wordt en of dat niet verstandiger kan. Zo zijn er ook de bestaande Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, en andere zaken. In dat kader maar wel binnen de budgettaire randvoorwaarden zoals die er liggen – haast ik mij eraan toe te voegen – zie ik daar mogelijkheden toe, ja.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil benadrukken hoe belangrijk dat is als je streeft naar een kenniseconomie en je wilt dat mensen blijven werken. Een van de grote groepen die kwetsbaar is – daar moet de heer Rutte gevoelig voor zijn, want daar werd ook rekening mee gehouden in de AOW-regeling van zijn eigen partij – is de groep mensen met zware beroepen. Die mensen stromen op dit moment dikwijls voortijdig de WAO in omdat ze niet meer in staat zijn om hun beroep uit te oefenen. Zij zijn mogelijk met omscholing tegen een kleine vergoeding in staat om ander werk uit te gaan oefenen. Dat de heer Rutte budgetproblemen heeft, respecteer ik. Dat er naar geld gezocht moet worden, snap ik ook. Maar het zou toch heel goed zijn als hij kan kijken naar uitzonderingsmogelijkheden voor mensen met lage inkomens, bij wie de alternatieven op dat moment ontbreken.

Minister Rutte:

Wij zullen in ieder geval bezien hoe zo'n maatregel uitpakt. Ik wil nog niet praten over uitzonderingen, want dan zou ik nu al aan het micromanagen zijn binnen de regeling. Ik wil wel bekijken wat de effecten zijn. Dat moet je altijd doen bij dit soort maatregelen. Dat zullen wij dus goed monitoren.

Er zijn ook wat vragen gesteld over de acceptatieplicht en de enkelefeitconstructie. Over de acceptatieplicht is er bij de Tweede Kamer een initiatiefwetsvoorstel aanhangig. Wij zullen geen voorstellen doen. Dat moge ook blijken uit het regeerakkoord, waarin wij hier ook geen afspraken over hebben gemaakt. De vraag zal wel zijn in hoeverre dit zich verhoudt tot artikel 23. Dat spreekt voor zich. Over de enkelefeitconstructie ligt er ook een voorstel van, ik meen, een collega van de heer Pechtold, de heer Van der Ham, in de Kamer. Ook daarvoor geldt dat wij eerst maar eens even afwachten hoe zich dat verder ontwikkelt. Tot zover mijn beantwoording op die twee vraagstukken.

De heer Pechtold (D66):

Dan kan ik heel kort zijn. Ik vroeg alleen: gaat u het contraseign geven?

Minister Rutte:

Dat is aan als-danvraag die ik niet kan beantwoorden. Ik wil eerst precies zien hoe de behandeling is gegaan, wat de wetsgeschiedenis is en hoe dat afloopt. Daar hebben wij geen afspraken over gemaakt. Dit komt in het kabinet als de normale, ordelijke procedure is verlopen. Als het zo mocht zijn dat zich daar een meerderheid voor heeft afgetekend, onder andere in de advisering in het traject, dan zullen wij, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in het bijzonder, aandacht vragen voor de positie van artikel 23. Daarvan hebben wij immers expliciet gezegd: dat staat niet ter discussie. Voor zover het daarmee dus zou schuren, moet dat goed worden bekeken.

De heer Van der Staaij (SGP):

Aansluitend op de laatste worden van de premier, voor zover het zou schuren moet daar nog goed naar worden gekeken. Ik heb er waardering voor dat in het akkoord staat dat aan de vrijheid van onderwijs niet wordt getornd. Als de conclusie zou zijn – wij zullen dat in de debatten zeker verdedigen – dat het wel zou tornen aan de vrijheid van onderwijs, is dan de conclusie te trekken dat het zich daarmee niet verhoudt tot de afspraken in het regeerakkoord?

Minister Rutte:

Ja. Dat is zeer wel mogelijk. Het is opnieuw een als-danvraag die ik pas kan beantwoorden als het hele feitenrelaas er ligt. Er is ook nog een ander probleem met de acceptatieplicht, namelijk dat deze snel leidt tot het verplicht mengen van scholen. Dat is een bijkomend aspect van de acceptatieplicht waarvan ik weet dat sommige indieners van het voorstel – dat heb ik ervaren in mijn eerdere rol – dat als een redengeving hebben genoemd voor dit wetsvoorstel. Dit zal allemaal moeten worden meegewogen, ook in de advisering van het kabinet tijdens de behandeling van het voorstel. Maar de artikel 23-toets is natuurlijk heel belangrijk.

De heer Van der Staaij (SGP):

Wat de premier daarover zegt, is helder. De artikel 23-toets is heel belangrijk. Daarmee kan de uitkomst van de discussie zijn dat het niet binnen artikel 23 past en dat deze voorstellen zich niet verdragen met het regeerakkoord.

Minister Rutte:

Dat kan. Zeker. Dat is opnieuw de als-danvraag, maar dat kan de uitkomst zijn. Ik vind het correct, ook omdat het nu in de Kamer ligt, om daar pas later definitief over te beslissen. Nogmaals, er zit een artikel 23-kant aan, maar ook een "verplicht mengen van scholen"-kant. We hebben het daar niet over gehad in de coalitieonderhandelingen, maar dat zou onderdeel kunnen zijn van de behandeling en de discussie in de Kamer.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De minister-president heeft gezegd dat er geen afspraken zijn gemaakt over het geven van contraseign. Daar kan ik mij iets bij voorstellen, want dat is de correcte procedure. Uiteindelijk komt dit vanzelf in het kabinet terug en wordt de vraag over het contraseign beantwoord. Ik spreek hem nu ook aan in zijn rol van formateur. Dit debat is ook bedoeld voor het terugkijken op het formatieproces. Het regeerakkoord is een verzameling afspraken tussen de onderhandelende fracties. Ik vraag de minister-president rechtstreeks of er tussen de fracties afspraken zijn gemaakt in het formatieproces over dit punt, omdat dit ... Ik constateer dat de minister-president nu al nee schudt, maar de huidige minister van Onderwijs heeft al gezegd dat er in ieder geval op één punt afspraken zijn gemaakt. Ik wil graag helderheid op dat punt hebben.

De minister-president heeft verder gesproken over de als-danvraag of het schuurt met de vrijheid van onderwijs. Ook die als-danvraag is al beantwoord door de minister van Onderwijs, want zij zei: als wij afspraken maken dat we niet komen aan de vrijheid van onderwijs, dan passen deze twee wetsvoorstellen daar niet bij. Het kabinet spreekt met één mond, ook op de eerste dag. Ik krijg graag een bevestiging dat deze twee wetsvoorstellen conform de uitspraak van de minister van Onderwijs niet passen bij de vrijheid van onderwijs zoals die is vastgelegd.

Minister Rutte:

U rekt een beetje op wat er gezegd is. Ik heb de minister van Onderwijs zo verstaan – ik heb dat met haar besproken, ik heb het gecheckt en we zijn het daar ook over eens – dat artikel 23 een belangrijke toets is en dat er met name over het wetsvoorstel over de enkelefeitconstructie opvattingen bestaan dat dit nu al wettelijk geregeld zou zijn, waardoor wat met dit voorstel wordt beoogd, niet nodig zou zijn. Dat moet straks aan de orde komen tijdens de behandeling in de Kamer. De minister van Onderwijs, mevrouw Van Bijsterveldt, zal dan ook de opvatting van de regering daarover geven. Maar het interview met haar staat als een huis. Dat betreft inderdaad die belangrijke toets op het terrein van artikel 23, maar wij kunnen daar pas definitief iets over zeggen als wij ook echt de teksten hier hebben en het wetsvoorstel wordt behandeld.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De eerste vraag is nog onbeantwoord. U hebt in uw hoedanigheid als formateur ...

Minister Rutte:

Er zijn tussen de fracties geen afspraken over gemaakt.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Er zijn geen afspraken gemaakt. Dat is echter wel gezegd. Ik pak het interview, dat op mijn tafeltje ligt, er zo even bij. De minister van Onderwijs heeft twee dingen gezegd. Ik hecht eraan om dit nu aan de orde te stellen, of u moet nu zeggen dat de citaten in het artikel niet kloppen.

Minister Rutte:

Over artikel 23 zijn afspraken gemaakt.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Er zijn op haar eerste dag twee dingen gezegd door de minister van Onderwijs. Ik was en ben daar blij mee. Het blijft immers gezegd, en ook namens het kabinet natuurlijk. Ook wat op de eerste dag door een minister wordt gezegd, wordt gezegd namens het hele kabinet. Dat zult u met mij eens zijn.

Minister Rutte:

Zo is het.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Zij heeft twee dingen gezegd, waaraan ik het hele kabinet ook zal houden. Zij heeft gezegd dat als je de afspraak maakt dat je niet tornt aan de vrijheid van onderwijs, daar in ieder geval het wetsvoorstel inzake de acceptatieplicht niet bij past. Daarnaast heeft zij gezegd dat daar dus afspraken over gemaakt zijn. Er was niet voor niets onenigheid met de VVD-fractie. Mevrouw Hennis-Plasschaert zei: ik weet niets van die afspraken. U bevestigt dat er geen afspraken zijn, maar ik houd het kabinet wel aan de uitspraken van de minister van Onderwijs.

Minister Rutte:

Er zijn afspraken gemaakt over artikel 23. Deze staan ook in het akkoord. De vrijheid van onderwijs en artikel 23 inclusief, ik meen, lid 8, de gelijkschakeling van het openbaar en bijzonder onderwijs en alles wat daarmee samenhangt, zijn onderdeel van het gedachtegoed van deze coalitie. Dus daar is geen misverstand over. Een wetsvoorstel over acceptatieplicht kan daar inderdaad mee schuren en daar heeft de minister van Onderwijs terecht op gewezen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb toch nog een vraag over het andere punt dat even de revue passeerde, namelijk het "enkele feit". De gegroeide praktijk dat bijvoorbeeld in het reformatorisch onderwijs mensen niet weggestuurd mogen worden op het enkele feit dat zij homoseksueel zijn, maar wel als zij het uitdragen en als zij hand in hand over straat gaan of er op een vrolijke manier uiting aan geven in de klas.

Minister Rutte:

Op een vrolijke manier?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Juist, op een vrolijke manier! Los van het feit dat er een initiatiefwetsvoorstel voorligt, lijkt het mij dat het kabinet daar een opvatting over heeft. Ik wil graag weten wat de opvatting van het kabinet hierover is.

Minister Rutte:

Die hoort u zodra het wetsvoorstel hier in behandeling komt. Zo gaat dat! Dan moet het kabinet een opvatting geven over het wetsvoorstel. Ik wil het eerst helemaal zien. Als kabinet moeten wij er heel goed naar kijken en moeten wij de toets op artikel 23 doen. Dat komt allemaal ordelijk aan de orde. Ik kan hier nu niet een opvatting geven over een wetsvoorstel van de heer Van der Ham dat nog in behandeling is en volgens mij nog niet plenair is aangemeld.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

En waar de handtekening van uw partij onder staat. Het kan dus niet zo zijn dat u denkt: ik heb nog nooit van dit fenomeen gehoord, wij gaan er eens rustig een paar jaar op studeren. Bovendien weet u ook dat dit al jaren voorwerp van discussie in de Kamer is. Het is een behoorlijk belangrijke en principiële kwestie. Kan de vrijheid van onderwijs een aanleiding vormen om bijvoorbeeld homoseksuelen te discrimineren? Dat is namelijk mijn opvatting. Ik wil niet dat het kabinet met een principeoordeel hierover wacht tot over twee jaar, als er dan een initiatiefwetsvoorstel ligt. Die opvatting moet u kunnen geven.

Minister Rutte:

Over de gelijke behandeling van man en vrouw, van allochtoon en autochtoon, van homo en hetero, hebben wij geen verschil van opvatting. Dat staat als een huis. In het kader van de enkelefeitconstructie is de discussie actueel of dat schuurt, zoals nu op sommige scholen gebeurt, met aan de ene kant artikel 23 en aan de andere kant de beginselen van gelijke behandeling. Daarover ligt nu een wetsvoorstel in de Kamer. Er zijn opvattingen dat dit al nu in de bestaande rechtspraktijk goed is geregeld en dat er geen apart wetsvoorstel voor nodig zou zijn. Er leven andere opvattingen, onder andere bij de indieners, dat het wel nodig zou zijn om daar een apart wetsvoorstel over in te dienen. Wij zullen dat als kabinet moeten beoordelen, zodra het hier aan de orde komt en daar advisering over moet plaatsvinden, zoals dat gebeurt bij initiatiefwetsvoorstellen. De minister zal dan laten weten wat het kabinetsstandpunt hierover is.

De voorzitter:

Ik zie geen nieuwe ontwikkeling in het antwoord.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat klopt. Die zag ik, eerlijk gezegd, ook niet. Het was een herhaling van een procedureel antwoord dat de premier ook al de eerste keer gaf.

De voorzitter:

Vrij letterlijk.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ja, vrij letterlijk, dat ben ik helemaal met u eens. Volgens mij mag je daarom ook wel vaststellen dat hierdoor weer een liberaal principe eventjes de zaal wordt uitgeduwd ten gunste van de politieke vrede in dit minderheidskabinet, waarbij nog steeds gehoopt wordt op de steun van de SGP. Want zo is het dan toch, premier! Dit is toch gewoon een politiek antwoord, terwijl u in uw hart en als liberaal natuurlijk gewoon moet vinden dat het enkele feit beter gisteren dan vandaag geschrapt had kunnen worden.

Minister Rutte:

Ik begrijp werkelijk niet hoe u uit mijn beantwoording de conclusie die u nu trekt, kunt afleiden. Ik geef een procedureel antwoord, namelijk dat wij zullen reageren op het wetsontwerp als dat hier aan de orde is. U leidt er een inhoudelijke conclusie uit af. Dat vind ik knap.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Maar ...

De voorzitter:

Nee, nu niet meer.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Maar ik word uitgelokt.

De voorzitter:

Ja, dat weet ik. Het woord is aan de heer Rouvoet.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik zei al dat ik even het citaat erbij zou pakken en de context waar ik het vandaan heb gehaald. Wij hebben vanmorgen meer onderwerpen gehad waarbij wij moesten proberen te achterhalen wat het betekent voor de ruimte van de Kamer als er geen afspraken over zijn gemaakt. Dit is wat mij betreft zo'n onderwerp. In het artikel staat niet dat de minister van Onderwijs gezegd heeft: als het wetsvoorstel er komt dan zullen wij de toets aanleggen. Nee, zij zegt daarin dat de VVD dit wetsvoorstel over de acceptatieplicht niet zal steunen omdat de coalitiepartners hebben afgesproken niet te tornen aan de vrijheid van onderwijs. Dat werd bevestigd door de woordvoerder van de CDA-fractie, mevrouw Uitslag. En mevrouw Hennis zegt dan: ik ben mij niet bewust van die afspraak. Dat is toch echt iets anders.

De voorzitter:

Mijnheer Rouvoet, ik dacht echt dat u met een ander punt kwam. Dit punt hebben wij net uitvoerig besproken.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Maar dit is wel het citaat waarop ik een reactie van de minister vraag in zijn hoedanigheid van formateur, omdat er werd gezegd door een van de leden van het kabinet dat er hierover afspraken waren gemaakt.

De voorzitter:

Nu gaat u het weer herhalen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Misschien dat er dan een keer een antwoord op kan komen.

Minister Rutte:

Nogmaals, de minister van Onderwijs heeft gelijk; artikel 23 is een toetssteen om dit te behandelen. Wij kunnen daar toch pas iets definitief over zeggen als hier ook concrete teksten voorliggen en dan zal de minister daarop reageren namens het kabinet.

De voorzitter:

Ik heb de indruk dat de minister-president dit nu zo blijft zeggen.

U vervolgt uw betoog.

Minister Rutte:

Dank voor uw compliment voor mijn consequentheid.

Dan kom ik bij de zorg. Daarover is een aantal vragen gesteld.

De voorzitter:

Het kan toch niet zo zijn dat u nu al een vraag hebt voordat de antwoorden zijn gegeven?

De heer Pechtold (D66):

Nee, maar eerst nog even het onderwijs!

De voorzitter:

O, u doelt op het onderwijs. Dan vraag ik het objectieve oordeel van de griffier wie van u het eerst bij de interruptiemicrofoon was. Dat is niet vast te stellen en daarom doen wij het nu op basis van willekeur. Het woord is aan de heer Pechtold.

De heer Pechtold (D66):

O, volgens mij was het een fotofinish.

Ik snap wel dat de premier zo weinig bij het onderwijs en de kennis stilstaat, want daar is ook niet zo heel veel te verwachten de komende jaren. Ik heb gisteren al aangetoond dat er 1,3 mld. wordt geïnvesteerd in en 1,4 mld. bezuinigd op het onderwijs, dat is negatief. De hele kenniseconomie, en dat moet u toch ook zorgen baren, is natuurlijk ook gebaseerd op de innovatiekracht in onze kenniseconomie. Mag ik nu vragen waarom u de komende jaren 600 mln. bezuinigt, doordat u het aardgaspotje niet meer laat doorstromen in de kenniseconomie en daarnaast nog eens een 500 mln. per jaar bezuinigt bij Economische Zaken, ook op innovatie? Dit leidt tot een bedrijfsleven dat veroudert en een verminderde concurrentiekracht. U spekt de aandeelhouder van het oude bedrijfsleven door daar de belastingen te verlagen, maar dit gaat waarschijnlijk rechtstreeks naar de aandeelhouder in het buitenland. U bezuinigt echter op onze kenniseconomie, de kansen voor onze jongeren via kennis en onderwijs. Legt u dat eens uit.

Minister Rutte:

Wij stoppen met een aantal van al die subsidieregelingen op het terrein van Economische Zaken en innovatie. In ruil daarvoor komt er een extra impuls in de WBSO en een extra verlaging van de vennootschapsbelasting. Op die manier ontstaat er dus ruimte om er werkelijk voor te zorgen dat het bedrijfsleven ruimte krijgt om zelf te innoveren, want wat is het probleem? Het probleem ontstaat niet door de publieke investeringen in onze kennisinfrastructuur, maar door de private investeringen. U weet dat 40% van alle private investeringen in kennis in Nederland voortkomt uit Philips of bedrijven die uit Philips zijn voortgekomen. Dat is een groot probleem. De private investeringen in kennis moeten dus omhoog; die hefboom moet beter gaan functioneren. De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zal voorstellen doen om dit ook voor elkaar te krijgen. Het werkt echter niet zoals wij het nu hebben, dat wil zeggen dat voor ieder doelstellinkje een aparte subsidie beschikbaar is. Daardoor is er ook een groot agentschap waarin dat allemaal moet worden beheerd. Dat is één.

U weet echter ook uit de tijd dat wij samen in het kabinet-Balkenende II zaten dat het geld projecten zocht. Uit de FES-middelen werd toen veel geld vrijgemaakt voor kennis. Het geld zocht de projecten. Er is heel veel kritiek geweest op de toetsing op die middelen. Dat werkt dus niet. Het is veel beter om een omgekeerd sovereign wealth fund te creëren door die aardgasbaten te gebruiken om de overheidsfinanciën versneld op orde te brengen opdat er ook in de toekomst ruimte is voor investeringen in innovatie dan dit nu allemaal te steken in allerlei potjes waarvan de besteding uiteindelijk zeer kwestieus is.

De heer Pechtold (D66):

Om de premier zelf te citeren: dat is het halve antwoord. Het hele antwoord is dat wij beiden campagne hebben gevoerd met miljarden investeringen in het onderwijs en de kenniseconomie. U bezuinigt op het onderwijs en vervolgens holt u de kenniseconomie uit, de motor van banen, de motor waarmee dit land de concurrentieslag moet leveren. U bezuinigt op de innovatie en u bezuinigt inderdaad op subsidies, maar u garandeert niet dat het bedrijfsleven die innovatiekracht vervolgens inzet. Nee, u doet een red run omlaag in belastingen waarmee u probeert een soort Aruba van Europa te worden. Dat is een oude economie, een economie die kwetsbaar is, waar geen banen worden gecreëerd en jongeren geen kansen krijgen. D66 wil u en de minister van die nieuwe portefeuille met die lange naam, vicepremier Verhagen, uitdagen ervoor te zorgen dat het geld in Nederland blijft en hier in innovatie wordt gestoken en niet naar banken gaat en niet naar uitstel van belastingen.

Minister Rutte:

Met alle respect in de richting van de heer Pechtold: dit doen wij toch niet door eindeloos geld te "verschmerzen" over allerlei kleine potjes. Wij hebben in Nederland 500 bedrijven die zijn gespecialiseerd in subsidieadvies. Er is zelfs een vereniging van subsidieadviseurs. Dat is toch verschrikkelijk! Ik heb daar ooit eens van gezegd: het is mijn heilige missie om die vereniging weg te krijgen. Toen zeiden zij: wij zijn ook een bedrijf. Ik heb geantwoord: maar wel het soort bedrijf dat de overheid zelf met de beste bedoelingen heeft veroorzaakt. Waarom zijn er 500 bedrijven gespecialiseerd in subsidieadvies? Dit zijn de monsters die wij als overheid zelf creëren. Dit kabinet zet daar in een keer het mes in, maar het geld geven wij wel degelijk terug aan het bedrijfsleven. Dit is onderdeel van de gemaakte afspraken in het regeer- en het gedoogakkoord.

Ik kom op het onderwijs zelf. Wij bezuinigen daarbij op allerlei dingen die niet zinvol zijn. Dat geld investeren wij terug in het onderwijs: extra geld voor voor- en vroegschoolse educatie, extra geld voor het mbo om schooluitval en lesuitval tegen te gaan, extra geld voor het hoger onderwijs om ervoor te zorgen dat studenten daar echt begeistert en uitgedaagd worden en extra geld in het primair onderwijs om de taalachterstanden weg te werken. Dat doen wij allemaal omdat wij 1,3 mld. wegsnijden uit bijvoorbeeld alle koepels in het primair onderwijs waar maar vergaderd wordt.

De heer Pechtold (D66):

Dit is geen begeisterung, dit is verelendung. Dit is verelendung van ons onderwijssysteem en ook nog eens van onze kenniseconomie. Waar is namelijk de garantie dat het bedrijfsleven – het zijn veelal de banken waar u het geld naartoe stuurt – het geld in de innovatiekracht van Nederland stopt? Nederland moet toch concurrerend zijn? Het moet er toch om gaan dat er banen uitkomen, dat jongeren een kans krijgen? U bezuinigt en u maakt het niet waar, de cijfertjes zijn er: 1,3 mld. min 1,4 mld. is een bezuiniging op onderwijs. U haalt ook nog eens de innovatiesubsidies weg en bent niet in staat om ze te koppelen. Dan zouden wij namelijk een deal hebben. Maak er dan één pot van. Het is prima als u alle SenterNovem's en bureaucratie eraf haalt, maar laat dan de minister ervoor zorgen dat er één pot is waarvan de kenniseconomie in dit land gebruik kan maken. Bureaucratie eraf, maar de kennis moet hier blijven en niet naar het buitenland gaan.

Minister Rutte:

Ik ben blij dat wij het erover eens zijn dat potten niet werken. Ik was namelijk even bang dat ik in u een liberaal was kwijtgeraakt die ook tegen alle potjes is.

De heer Pechtold (D66):

Ik was u al kwijt.

Minister Rutte:

Ik ben heel blij met uw laatste opmerking. Wij zijn het erover eens dat dit niet werkt. Een van de redenen dat het nieuwe ministerie is gecreëerd, is dat innovatie en economische zaken bij elkaar horen. Waarom is dat van belang? Omdat de publieke investeringen goed zijn, maar de private niet. Dat moet dus in lijn met elkaar worden gebracht. Daarover moeten goede afspraken worden gemaakt. Landbouw zit erbij, omdat landbouw dé sector bij uitstek is waarin innovatie, onderwijs en de kennisinfrastructuur op een fantastische manier samenwerken, van de universiteit in Wageningen tot en met de boer in Friesland. Dat kan op dit ministerie gebruikt worden als een voorbeeld. Het groene onderwijs blijft daartoe behoren als voorbeeld van de manier waarop je innovatie moet lostrekken. Wij zijn het erover eens dat je dit echt niet doet met allemaal regelingen.

De heer Pechtold (D66):

Wij zijn het eens, maar dan probeer ik nu ook een toezegging te krijgen. Het zou vervelend zijn als ik een motie moet indienen. Bent u bereid om het deel voor kennis en innovatie dat door dit kabinet op een andere manier wordt ingezet – zonder bureaucratie, daarmee ben ik het eens – en in de verlaging van lasten voor het bedrijfsleven wordt gestopt, te behouden voor Nederland? In mijn zorg gaat dit deel namelijk naar het buitenland als belastingverlaging voor aandeelhouders. Bent u bereid om de minister te vragen dat deel zo te gebruiken dat het bedrijfsleven hier ook in de innovatiekracht investeert? Dan hebben wij namelijk een deal en kunnen wij zaken doen.

Minister Rutte:

Ik zeg toe dat de minister snel naar de Kamer komt – dat is hij ook voornemens – met een notitie met zijn visie op het beleidsterrein. Daarbij wordt niet alleen economische zaken sec bekeken, maar wordt juist ook de kracht gebruikt van het nieuwe gecreëerde departement, dus in samenhang met landbouw en innovatie. Ik zie u bewegen. Ik vraag u om die discussie daarbij onder te brengen.

De heer Pechtold (D66):

Als u iets ruimer in uw intentie bent, dan hebt u me.

Minister Rutte:

De intentie is dat de notitie snel komt. Wij kunnen echter niet aan de ene kant potjes opheffen en aan de andere kant allemaal nieuwe gelabelde potjes invoeren. Garanties dat het geld besteed wordt aan innovatie, zijn niet te geven. Die waren ook niet te geven. Het was wel gegarandeerd dat er heel veel geld in de bureaucratie bleef steken.

De heer Cohen (PvdA):

Ik heb in eerste termijn vragen gesteld over de motie-Hamer. Daarmee werd beoogd dat het Nederlands onderwijs in de top vijf van de wereld terechtkomt. Op die vragen zijn schriftelijke antwoorden gekomen, waaruit ik afleid dat de minister-president dit belangrijk acht. In die beantwoording zitten veel elementen die wij al kenden. Mijn vraag is of hij nog eens wil vertellen welke maatregelen worden genomen om inderdaad in de top vijf van het onderwijs in de wereld te komen, want daar moeten wij komen.

Minister Rutte:

Dit is inderdaad een van de cruciale problemen die wij moeten oplossen. Er gaat ongeveer 30 mld. per jaar naar het onderwijs. Er wordt ontzettend hard gewerkt met de beste bedoelingen, maar in de praktijk levert het te weinig op.

Wij gaan een aantal dingen doen. In de eerste plaats zullen wij ervoor zorgen dat een docent in Nederland zijn vak terugkrijgt en dat wij stoppen met de eindeloze vergadercultuur en verantwoordingscultuur waarvan docenten in Nederland gek worden. Datzelfde geldt trouwens voor de zorg en de politie, maar hierbij richt ik mij op het onderwijs. Vakmensen krijgen dus hun vak terug. Dat is een van de doelstellingen van dit kabinet. Daarnaast gaan we ervoor zorgen dat een aantal knelpunten in het onderwijs worden aangepakt. Maar laten we elkaar niets wijsmaken of elkaar de put in praten: natuurlijk wordt in Nederland, gemiddeld genomen, goed onderwijs gegeven. We komen nog steeds goed uit alle PISA-onderzoeken, waarin internationale vergelijkingen worden gemaakt in het onderwijs, maar het dreigt achteruit te gaan en we willen omhoog. Daarom moeten we knelpunten aanpakken. Voor mij springen er een paar uit. Ik vind dat de onderwijstijd in mbo en hoger onderwijs absoluut prioritair moet worden aangepakt; het kan niet zo zijn dat een student in het hoger onderwijs met tien uur college klaar is, of dat een leerling op het mbo met zo veel lesuitval te maken heeft. Dat vraagt om een forse investering en die gaan we doen. Er komt meer ruimte voor een prestatiebeloning voor leraren. En we gaan de voorstellen implementeren uit het rapport van de commissie-Veerman over het toekomstbestendig maken van het hoger onderwijs. Al die maatregelen moeten ervoor zorgen dat de vakmensen hun vak terugkrijgen, dat leerlingen beter onderwijs krijgen, dat het in de klas weer toegaat zoals dat moet en dat de schooluitval wordt teruggedrongen.

De heer Cohen (PvdA):

Ik hoor van de premier dat dit een topprioriteit is, in ieder geval in het onderwijs. Het gaat om een samenhangende aanpak van al die verschillende onderdelen van het onderwijs. Mag ik uit zijn woorden begrijpen dat dit betekent dat er een echt plan van aanpak komt, waarin al die maatregelen bij elkaar staan op een zodanige manier, dat ook voor ons de aanpak van het kabinet duidelijk wordt en wij met het kabinet kunnen meekijken hoe het werkt?

Minister Rutte:

Waar ik nu niet zo veel voor voel, is om weer allerlei plannen van aanpak toe te zeggen; dat worden namelijk van die fopspenen, waar we met zijn allen aan zuigen en waar dan geen smaak meer uit komt; er ligt namelijk een plan van aanpak, dus het gaat goed. Wat ik u beloof, in lijn met de toezegging aan de heer Blok, is dat wij er in de normale verantwoordingssystematiek voor zullen zorgen dat ook voor u, dus voor het parlement, goed te volgen is hoe de afspraken in het regeerakkoord en het gedoogakkoord worden uitgevoerd.

De heer Cohen (PvdA):

Juist omdat het gaat om al die verschillende onderdelen van het onderwijs, is het naar mijn gevoel van groot belang om deze samen te brengen en op een zodanige manier te presenteren dat ze in samenhang kunnen worden bekeken, zodat kan worden bekeken hoe het kabinet dit aanpakt en wat de resultaten zijn.

Minister Rutte:

Voor zover maatregelen samenhangend zijn, bijvoorbeeld het tegengaan van lesuitval in de verschillende onderwijssectoren, zullen ze natuurlijk in samenhang worden gebracht. Maar we hebben nu zo'n drie of vier overlegclubs in het primair onderwijs, waar vier keer zo veel mensen werken als überhaupt op het departement van de minister, in diezelfde directie. Dat soort bezuinigingen, dus bijvoorbeeld op de PO-Raad, hoeven niet in zo'n plan van aanpak, want ik zou willen dat die gewoon werden uitgevoerd. Ik ben dus met u eens dat de samenhangende elementen ook in samenhang moeten worden gepresenteerd, maar ik zou het zonde vinden van de verloren tijd als wij wat in het regeerakkoord staat weer moeten omzetten in een groot plan. Wacht u op onze daden, wij zorgen ervoor dat u goed kunt volgen of we de afspraken uitvoeren.

De heer Cohen (PvdA):

Het kan me inderdaad niet zo veel schelen welke raden daar allemaal aan gaan meedoen. Ik wil weten welke onderdelen en maatregelen ertoe leiden dat we in die top vijf terechtkomen. Juist omdat die op verschillende terreinen van het onderwijs zitten, lijkt het me van belang om ze samen te brengen en daar zo over te rapporteren, dat werkelijk kan worden gevolgd hoe het gaat. Hoe u dat precies aanpakt en dat u daar ook nog een aantal bezuinigingen wilt, zien we dan wel weer. Het gaat om het resultaat, namelijk dat we uiteindelijk terechtkomen in die top vijf.

Minister Rutte:

Wij gaan niet een soort masterplan voor het onderwijs naar de Kamer sturen, want dan zijn we maanden bezig met op papier zetten wat we in het regeerakkoord hebben afgesproken te gaan doen. Ik beloof u wel dat maatregelen die samenhangen, zoals het tegengaan van schooluitval en lesuitval en meer uren in mbo en hoger onderwijs, goed in samenhang hier komen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Laat ik allereerst zeggen dat de manier waarop de premier spreekt over het onderwijs, mij zeer aanspreekt. Bij het terugdringen van bureaucratie en de macht van de koepels en sectorraden zal hij ons aan zijn kant vinden. Voor het versterken van de kwaliteit van het onderwijs en het terugdringen van schooluitval eveneens. Alleen is het bij al die mooie voornemens wel schrijnend dat hij uiteindelijk gewoon een min op zijn begroting heeft staan, ook voor het hoger onderwijs. Als ik deze passie van hem eens contrasteer met een investering die wel wordt gedaan, namelijk de lastenverlaging via de vennootschapsbelasting, begrijp ik het niet meer. Laat ik dat even uitleggen. De premier verlaagt de vennootschapsbelasting opnieuw: die is al van 25,7% naar 25% gegaan en gaat nu weer van 25% naar 24%. Daarmee zijn wij officieel een belastingparadijs geworden, een van de landen in Europa met de laagste vennootschapsbelasting. Dat geld gaat niet naar innovatie. Dat geld gaat niet naar kennis, zoals u net suggereerde. Dat geld gaat naar de banken en naar multinationals die dat met evenveel gemak over de grens kunnen investeren. Waarom hebt u deze onverantwoorde keuze gemaakt terwijl er al zoveel voordelen zijn geweest? Waarom is deze 500 mln. niet geïnvesteerd in onderwijs? U zou de keuze moeten maken voor versterking van het mbo, minder bezuinigen op passend onderwijs en meer geld naar hoger onderwijs.

Minister Rutte:

Wij besparen in het onderwijs op zaken die wij minder belangrijk vinden. Dat geld investeren wij opnieuw in het onderwijs, de 1,3 mld. De heer Pechtold zegt terecht dat er dan 100 mln. zoek is. Dat klopt; dat is de generieke bezuiniging op de subsidies die in de lumpsum van het onderwijs doorwerkt. De 1,3 mld. die wij besparen, komt dus terug. Daarnaast is er nog een bedrag van 100 mln. Op een begroting van 30 mld. zal het probleem niet daarin zitten. U maakt echter ook opmerkingen over de vennootschapsbelastingen. Toen die gisteren door een aantal leden gemaakt werden, heb ik overlegd met de heer De Jager van Financiën. Wij zeiden toen tegen elkaar dat blijkbaar vaak niet het belang gezien wordt van de vennootschapsbelasting voor het middelgrote bedrijfsleven. Het is geen regeling waarvan het grote bedrijfsleven veel lol heeft. Het is typisch iets waar het kleinere, het grotere kleinere en het middelgrote bedrijfsleven plezier van heeft. Het is belangrijk voor hun concurrentiekracht en hun vermogen om te innoveren. Het betreft sectoren die te maken hebben met de sterk stijgende zorgkosten in Nederland; die werken door in de salarissen. Er moet daarom gezocht worden naar andere manieren om het bedrijfsleven lastenverlichting te geven om te voorkomen dat de concurrentiepositie wordt uitgehold. Dat is een van de redenen dat wij het doen. Wij doen het niet om de banken te spekken. Ik ben het volkomen met u eens; ik zit daar ook niet op te wachten. Het gaat om het op gang houden van het middelgrote bedrijfsleven, echt een banenmotor.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dit is feitelijk niet waar. Wij hebben het namelijk uitgezocht. In het afgelopen jaar zijn de grootste winsten gemaakt door de banken. Men heeft pas profijt van verlaging van de vennootschapsbelasting als men grote winsten maakt. Het middelgrote bedrijfsleven en het kleine bedrijfsleven maken nauwelijks winsten op dit moment. Die hebben veel meer aan gerichte investeringen en innovatie, bijvoorbeeld met de duurzame subsidies die u weghaalt. Dat is allemaal onverstandig. U voert een algemene, ongerichte lastenverlaging in die vooral terechtkomt bij bedrijven die dat op dit moment het minst nodig hebben. Ik doe een appel op u. Zelfs als er enig profijt is, dan houdt uw wens om de kwaliteit van het onderwijs te vergroten geen gelijke tred met uw bereidheid om daarin te investeren. U maakt het niet waar. Dat is de klacht. Ik ben het met u eens dat er geld te winnen is door het weghalen van lagen, maar niet genoeg. Je moet willen investeren in het mbo en je moet echt willen investeren in hoger onderwijs. Je kunt niet zo ruig bezuinigen op het passend onderwijs. Je moet willen investeren en dan is een ongerichte lastenverlaging, de derde in een paar jaar tijd, verloren geld.

Minister Rutte:

Politiek gaat over het maken van keuzes in schaarste. Wij maken de keuze om 1,3 mld. uit het onderwijs terug te investeren in het onderwijs. Tegelijkertijd heeft het kabinet zich rekenschap te geven van de concurrentiepositie van ons bedrijfsleven, voor toekomstige banengroei. Het bedrijfsleven heeft last van de sterk stijgende zorgkosten. Dat vraagt ook om compensatie omdat anders onze concurrentiepositie onderuit gaat. Je moet zoeken naar mogelijkheden om in het bedrijfsleven tot lastenverlichting te komen. De vennootschapsbelasting is daarvan een van de beste. Tegelijkertijd wordt de WBSO verder uitgebouwd. Wij bouwen niet alle subsidies daarin af. Een aantal regelingen die wel werken, worden in het kabinetsbeleid juist versterkt. Wij breken de subsidies af waarbij twee ambtenaren nodig zijn om € 10.000 per jaar uit te keren.

De voorzitter:

Dat punt hebt u al gemaakt.

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. Het kabinet bezuinigt 300 mln. op de zorgleerlingen. Het haalt 300 mln. weg uit de klas. Het argument daartoe is dat wij leerlingen in de afgelopen jaren te veel een label, een stempel, hebben gegeven. Is de minister het met mij eens dat met name het invoeren van een persoonsgebonden budget ertoe heeft geleid dat wij veel meer stempeltjes zijn gaan drukken en veel meer zijn gaan labelen? Ontkent hij, met het aangeven dat er 300 mln. bezuinigd kan worden, dat er zoveel problemen in de klassen zijn? Of zegt hij hiermee dat mensen onterecht en onnodig zorg hebben gekregen? Wat is het daadwerkelijke argument, afgezien van het stempels zetten?

Minister Rutte:

U hebt gelijk: in het passend onderwijs zijn de kosten enorm opgelopen. Dat komt niet slechts door de persoonsgebonden budgetten, de pgb's, want je ziet tegelijkertijd dat het aantal kinderen op speciale scholen is gegroeid van 54.000 naar 68.000. In totaal zijn er 42.000 meer leerlingen met een indicatie voor speciaal onderwijs of een rugzak bijgekomen. Dat zijn gigantische aantallen. Dat komt mede, denk ik, doordat wij in Nederland misschien iets te snel tegen een leerling zeggen dat er iets aan de hand is en dat er iets speciaals moet gebeuren. Ik ben er trots op dat wij in een land wonen waarin wij mensen die echt speciaal onderwijs nodig hebben, dit ook kunnen aanbieden, of dat nu is in pgb-vorm – het rugzakje – of via het speciaal onderwijs zelf. Wij kunnen echter niet doorgaan met zo veel leerlingen het stempeltje op te drukken dat er een probleem is. Aan de ene kant trimmen wij de budgetten en dringen wij de kosten terug. Aan de andere kant investeren wij extra in de professionaliteit van leraren om ervoor te zorgen dat deze leerlingen minder snel een stempeltje krijgen en, zolang het om kleine problemen gaat, langer mee kunnen doen in het reguliere onderwijs. Dat is uiteindelijk het doel.

De heer Roemer (SP):

Ik ken dit als geen ander: ik heb achttien jaar voor de klas gestaan. Ik heb achttien jaar les gegeven, ook aan zorgkinderen, in het reguliere onderwijs. Als geen ander weet ik dat er, zeker met de invoering van "Weer Samen Naar School", het bezuinigingsproject van het speciaal onderwijs, steeds meer kinderen in de klas kwamen. Elke keer werd gezegd: mijnheer Roemer, u moet professionaliseren. Ik weet inmiddels alles van die hele systematiek. Wat er niet bij kwam, waren "handen in de klas", om de kinderen daadwerkelijk te helpen en hun de een-op-eenbegeleiding te geven die zij nodig hadden. Net als ik iemand de staartdeling of wat dan ook aan het uitleggen was, werd er door vijf man achter mij gevraagd om begeleiding omdat deze kinderen die nodig hadden. Wij komen "handen in de klas" te kort.

U ontkent het probleem en haalt 300 mln. weg uit de klas. Ik deel uw zorg over het snel opdrukken van een stempel, maar de oplossing is niet om 300 mln. te bezuinigen; de oplossing is om er 300 mln. extra in te investeren, zodat de leraar in de klas daadwerkelijk in staat is om de kinderen in zijn klas te helpen en om de kinderen in zijn klas te houden.

Minister Rutte:

Ik voel de passie van de heer Roemer op dit onderwerp. Hij kan inderdaad uit eigen ervaring hierover vertellen. Ik ontken ook niet – sterker nog, ik bevestig het! – dat het van heel groot belang is dat wij het passend onderwijs in Nederland zodanig vormgeven dat iedere leerling in het onderwijs mee kan komen. Tegelijkertijd kan het niet waar zijn dat wij sinds 2003 ineens 42.000 extra leerlingen hebben in ons land die in aanmerking komen voor het passend onderwijs. Dat kan niet waar zijn! Dan doen wij echt iets fout. Het passend onderwijs moet er zijn voor mensen die het echt nodig hebben, maar tegelijkertijd wil ik dat er meer een beroep wordt gedaan op de professionaliteit van leraren. Daar gaan wij geld in steken, om ervoor te zorgen dat meer leerlingen kunnen meekomen. Van de vijf leerlingen die de heer Roemer lastigvielen, waren er misschien twee of drie die voor passend onderwijs in aanmerking kwamen en mogelijk, als je het macro bekijkt, twee die in de klas zelf zouden kunnen meekomen.

De heer Roemer (SP):

Het is eigenlijk de omgekeerde wereld. Ik wil u met alle plezier helpen om te voorkomen dat te snel stempels gedrukt worden. Dat heeft immers helemaal geen zin. Mijn uitgangspunt is dat een kind recht heeft op het onderwijs en de begeleiding die het op dat moment nodig heeft, vooral in zijn jongere jaren op de basisschool. Dat is de meest "leerbare" periode. Als wij de kinderen daar al op achterstand zetten, hebben zij daar de rest van hun leven last van. U bezuinigt op het onderwijs voor deze kinderen en u ontkent dat de zorgen daar zo groot zijn. U zegt dat wij te veel labelen. U wilt ze allemaal in één klas stoppen omdat u wilt bezuinigen op het speciaal onderwijs, maar u zorgt niet voor de benodigde "handen in de klas"; de leraren moeten maar meer specialiseren. Dan kom je echt tekort! Ik spreek uit eigen ervaring.

Minister Rutte:

Zeker, en dat respecteer ik. Wij schaffen het speciaal onderwijs niet af, integendeel! Er is gewoon een oploop ten opzichte van de nieuwe systematiek die in 2003 begon. Wij willen deze terugbrengen tot het niveau van 2005. Wij zeggen: 42.000 leerlingen extra, dat kan niet waar zijn! Het investeringsniveau is dus het investeringsniveau van 2005. Dat is altijd nog hoger dan toen wij het nieuwe systeem invoerden in 2003. Er blijft dus heel veel geld beschikbaar voor het passend onderwijs, maar wij willen wel extra dwingen om heel bewust de keuze te maken: is het een leerling die op school kan worden meegetrokken, of is het een leerling die echt naar het passend onderwijs moet? Hoe zit het met de rugzakjes? Is dat in dit geval de beste oplossing voor de leerling in kwestie? Dat is de reden.

De heer Roemer (SP):

Ik heb nog een korte, afsluitende vraag. Is de minister-president dan wel met mij van mening dat er per definitie meer handen in de klas nodig zijn als je meer kinderen in regulier onderwijs wilt begeleiden?

Minister Rutte:

De budgetten zijn er juist om er ook in de inzet voor te zorgen dat er goede ondersteuning kan zijn. Dat kan betekenen: handen in de klas.

De heer Roemer (SP):

Maar daar bezuinigt u op!

Minister Rutte:

Ja, maar we schaffen het budget niet af. We gaan terug naar het niveau van 2005. Er blijft gewoon geld voor ondersteuning en voor de psychologische diensten die erbij betrokken zijn. Dat blijft allemaal in stand.

De voorzitter:

De minister-president vervolgt zijn betoog en gaat verder met het volgende onderwerp.

Minister Rutte:

Door verschillende fractievoorzitters zijn er opmerkingen gemaakt over de gezondheidszorg, bijvoorbeeld over eerlijk delen en over bestaanszekerheid. Misschien mag ik hierover eerst een paar algemene opmerkingen maken. Ik denk dat die een aantal vragen zullen beantwoorden.

Om te beginnen blijven de zorguitgaven de komende jaren fors stijgen. Volgens het CPB blijven ze doorwerkend naar de toekomst met zo'n 12,5 mld. stijgen. Alleen al in de ziekenhuissector stijgen de kosten met 3,9 mld. Als je geen pakketmaatregelen neemt, leidt dat onmiddellijk tot hogere premies voor de Zorgverzekeringswet. We nemen dus een aantal pakketmaatregelen om dat effect te dempen, maar tegelijkertijd nemen de premies voor de Zorgverzekeringswet wel toe. We bezuinigen met mate. We kiezen daarbij niet voor de door het CPB eerder voorziene forse verhoging van het eigen risico. Bovendien hebben we 1 mld. extra geïnvesteerd in de ouderenzorg. De heer Wilders refereerde daaraan.

We hebben ook de zorgtoeslag bekeken. Die bereikt momenteel 70% van de bevolking. Als we geen maatregelen zouden nemen, groeit dat percentage in de aanloop naar 2015 tot 75% van de bevolking. We beperken het bereik van de zorgtoeslag, zodat die oploop eruit gaat. Op dit moment maken 6,3 miljoen huishoudens gebruik van de zorgtoeslag. Dat betekent overigens slechts een geringe daling voor de laagste inkomens en een forse daling voor de hogere inkomens. Ik geef een voorbeeld: een alleenstaande krijgt in 2011 nog € 880. Dat daalt uiteindelijk naar € 810 en loopt weer op naar € 860 in 2015. Er zit dus wel een effect in, maar het effect voor de lagere inkomens is heel beperkt. Zoals de Kamer weet, is de zorgtoeslag eigenlijk een omgekeerde vorm van inkomensafhankelijkheid in de zorgpremie, althans voor diegenen die daarvan gebruikmaken.

Verder hebben we maatregelen genomen in de AWBZ. Een van die maatregelen houdt in dat er een vermogenstoets wordt ingevoerd voor de zorgtoeslag. Het kabinet neemt een aantal maatregelen die juist ook de hogere inkomens raken; dit is er een. Ik zal niet beweren dat ze bij elkaar opgeteld zwaar nivellerend zijn, maar we nemen wel degelijk een aantal maatregelen die de hogere inkomens raken. Een daarvan is de invoering van de vermogenstoets op de zorgtoeslag. Als je boven de grens zit waarop je moet gaan betalen in box 3, dus boven de € 80.000, kom je niet meer in aanmerking voor de zorgtoeslag.

Deze algemene noties wilde ik eerst neerleggen. We slagen er dus in om het eigen risico terug te draaien. Er is een behoorlijke verhoging van de ziektekostenverzekeringspremie de komende jaren. Die is onvermijdelijk, maar we remmen haar ietwat door een aantal pakketmaatregelen. In de ouderenzorg investeren we 1 mld. extra, wat ervoor zorgt dat de zorgzwaartepakketten worden gefinancierd op het niveau dat ervoor staat. Dat kwam gisteren in het debat ook naar voren.

De heer Roemer (SP):

Bij dit punt kan ik niet wegblijven. De minister-president zegt er voor alle Nederlanders te zijn. Hoe kan het dan dat hij de toegang tot de zorg voor grote groepen gaat beperken?

Minister Rutte:

Ik vraag de heer Roemer om enige elaboratie van zijn punt.

De heer Roemer (SP):

Met liefde en plezier. Ik zal een lijstje opnoemen: minder naar de fysiotherapie – van negen naar vijftien keer zelf betalen –, het eigen risico stijgt naar € 240, de vaste premies van de zorgverzekering stijgen binnen drie jaar van € 1200 naar € 1500, er moet huur worden betaald voor ouderen en gehandicapten in een zorginstelling – dat betekent € 400 meer per jaar –, er is voor meer behandelingen en medicijnen een eigen betaling vereist omdat het verzekerd pakket fors wordt ingeperkt, de zorgtoeslag gaat omlaag, je krijgt slechts een keer ivf vergoed als je kinderen wilt; ik kan het lijstje nog langer maken. Daardoor wordt een groot deel van de zorg alleen toegankelijk als je het kunt betalen.

Minister Rutte:

Ik zou de heer Roemer in het kader van dit debat een tegenvraag willen stellen. Er zijn in de zorg twee knoppen om aan te draaien. Dat staat nog los van de efficiency; daarvoor doen we ook van alles. Vandaar ook de maatregelen voor het aantrekken van vreemd kapitaal in de ziekenhuissector en maatregelen om de AWBZ te laten uitvoeren door de ziektekostenverzekeraar. Als ik die even buiten haken plaats, zijn er feitelijk maar twee maatregelen in de zorg, namelijk het laten oplopen van de premie en het beperken van het pakket, maar even afgezien van het eigen risico. Je kunt natuurlijk altijd nog iets doen met eigen betalingen, maar uiteindelijk zijn dat de knoppen waar je aan kunt draaien. U wilt echter aan geen enkele knop draaien en dat betekent dat u ervoor kiest ...

De heer Roemer (SP):

Ik maak bezwaar!

Minister Rutte:

... om veel meer geld uit de algemene middelen naar de sector voor de ziekenhuiszorg over te hevelen, naar wat onder de Zorgverzekeringswet valt. Dat is dan uw keuze. Dat stijgt echter met 4% per jaar zo sterk aan – het stijgt veel sneller dan de rijksbegroting toeneemt – dat het, als je dit zou doen, kannibaliseert op de uitgaven voor het onderwijs, voor veiligheid en voor de sociale zekerheid. Dat kunt u ook niet willen.

De voorzitter:

Mijnheer Roemer, u maakte bezwaar.

De heer Roemer (SP):

Ja. Ik heb allereerst geen enkel antwoord gehad, maar alleen een tegenvraag met insinuaties die niet kloppen. Ik wil graag dat de minister-president antwoord geeft op mijn vraag. Het goede voorbeeld zal ik geven door gelijk antwoord te geven op zijn vraag. Wij hebben namelijk wel degelijk alternatieven. Laten wij eens beginnen met de zorgpremie inkomensafhankelijk te maken. Als er dan sprake is van een stijging, zijn wij daartoe bereid, bij een inkomensafhankelijke zorgpremie. Ten tweede heeft ZonMw al diverse keren een enorm pakket aan alternatieve bezuinigingsvoorstellen aangeleverd aan de Kamer, waarin wordt aangegeven waar het zuiniger kan. Ten derde hebben wij voor honderden miljoenen aangegeven waar bezuinigd kan worden op de overtollige bureaucratie. Ten vierde kan er al bijna 1 mld. bezuinigd worden op die verschrikkelijke lobbyindustrie die over de hele zorg uitgestort wordt. Hoe ver moet ik nog gaan? En hoe lang wilt u dan nog zeggen dat ik geen alternatieven heb? Nu graag uw antwoord op mijn vraag!

Minister Rutte:

Waar wij elkaar direct vinden, is op de punten van de bureaucratie en de lobbyindustrie. Daarover zijn wij het totaal met elkaar eens. Daarop nemen wij echter ook alle maatregelen die wij kunnen nemen. Daar past ook bij dat het vak van de verpleegkundigen weer terug wordt gegeven aan de verpleegkundigen. Daarmee ga je echter deze bedragen niet binnenhalen. Een oploop met 12,5 mld. in de komende jaren, mijnheer Roemer, los je niet op met een inkomensafhankelijke zorgpremie. Nu al geeft iemand die € 30.000 per jaar verdient, dus een modaal inkomen, € 5000 netto uit aan de zorg. Het overgrote deel daarvan is inkomensafhankelijk: de AWBZ-premie, wat de werkgever betaalt aan de zorg, wat je zelf betaalt via je salarisstrookje aan de zorg. Het enige wat niet inkomensafhankelijk is, is de Zorgverzekeringswet, behalve voor de 70% die vallen onder de doelgroep van de zorgtoeslag, want daarmee heb je natuurlijk omgekeerd wel degelijk ook in de zorgverzekeringspremie een zware inkomensafhankelijke component. Ik denk niet dat je daarmee de problemen oplost. Het gevolg van uw beleid, mijnheer Roemer, zou zijn dat die kosten enorm verder zouden oplopen en dat zou gaan invreten op de uitgaven voor de sociale zekerheid, voor het onderwijs en voor de andere groten belangen van de overheid.

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. Het laatste is pertinente onzin. Ik heb mijn lijstje net al behoorlijk genoemd en daar komen we een heel eind mee, maar de heer Rutte maakt het fundamentele verschil nu wel heel erg duidelijk. Hij zegt niet te willen gaan voor een groot deel van al die andere keuzes. Hij zegt de meerkosten in de zorg niet collectief te spreiden en niet collectief te verbeteren.

Minister Rutte:

Jawel!

De heer Roemer (SP):

Nee, dat gaat u niet doen, want u gaat voor een deel van die zorg eigen bijdragen vragen, u gaat zaken uit het pakket halen, u gaat dat dus alleen nog maar toegankelijk maken voor mensen die het kunnen betalen. U noemt dat onder het kopje "eigen verantwoordelijkheid". Mensen krijgen een enorme eigen rekening om hun zorg betaald te krijgen. Dit kabinet introduceert dus iets nieuws: de ziektetaks. Als je het kunt betalen, krijg je optimale zorg.

Minister Rutte:

Mijn antwoord aan de heer Roemer zou zijn dat we het juist wel – misschien wel te veel – collectief gaan oplossen, want de zorgverzekeringspremie gaat enorm stijgen voor alle Nederlanders. Dat is dus collectiviteit en solidariteit. De vraag is echter waar die solidariteit stopt. Ik heb twee grote zorgen in verband met die sterk stijgende zorguitgaven en de effecten die dat heeft op de solidariteit. Ten eerste vreet het onvermijdelijk in op andere uitgaven en ten tweede komt er op enig moment de vraag of men door wil gaan met de solidariteit. Iemand die gezond is, betaalt per jaar € 5000 netto aan de zorg. Dat ben ik graag bereid te doen voor mensen die ziek zijn, maar er komt een moment dat mensen zeggen: dit gaat te ver. En daarom moet je ook pakketmaatregelen nemen en die neemt het kabinet ook. We nemen ook pakketmaatregelen.

Voorzitter. Dan zijn er vragen gesteld over palliatieve zorg en dergelijke kwesties. Dat zijn belangrijke zaken. Dit kabinet ondersteunt wat er in de afgelopen periode is ontwikkeld op het gebied van de palliatieve zorg. Er komt nu een fase van consolidatie. Dit kabinet ondersteunt wat er gebeurd is, bouwt voort op wat er gebeurd is en zal ook doorgaan met de investeringen die aangegaan zijn.

De heer Van der Staaij heeft ook een vraag gesteld over vrouwen en meisjes die ongewenst zwanger zijn en hierdoor de thuissituatie hebben moeten verlaten. Zij kunnen terecht bij de instellingen voor vrouwenopvang. Vorig jaar is er een amendement van mevrouw Wiegman van de fractie van de ChristenUnie aangenomen om voor een aantal jaar middelen beschikbaar te stellen aan instellingen voor de opvang van tienermoeders die in actuele financiële nood verkeren. Dat wordt voortgezet. De door de voormalig staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mevrouw Bussemaker, opgestarte onderzoeken naar adoptie als alternatief voor abortus, lopen bovendien nog. Wij wachten de resultaten van die onderzoeken af.

Voor het aan de levensvatbaarheidsgrens koppelen van het uiterste moment waarop abortus volgens het Wetboek van Strafrecht is toegestaan, geldt dat de medische stand die nog altijd bepaalt op 24 weken. Als de medische stand de levensvatbaarheidsgrens naar aanleiding van de toegenomen behandelingsmogelijkheden verlaagt, zullen de abortusklinieken die nieuwe grens ook automatisch hanteren. Ik zeg overigens tegen de heer Van der Staaij dat de klinieken op dit moment over het algemeen al een grens tot 22 weken voor abortus hanteren. Dit waren mijn antwoorden op de vragen van de heer Van der Staaij.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dank u wel. Het waren wat verschillende punten. Begrijp ik de premier goed dat hij in feite op deze weg door wil gaan, al staan de teksten er nu niet zoals in het vorige regeerakkoord?

Minister Rutte:

Ja, op alle punten die ik heb genoemd, is dit de lijn. Die wil ik voortzetten.

De voorzitter:

Mag het iets rustiger in de zaal?

Minister Rutte:

Ik kom bij het volgende blokje: milieu en duurzaamheid, tenzij er nog vragen over de zorg zijn.

De heer Cohen (PvdA):

Voorzitter. Ik wil nog een onderwerp op het gebied van de zorg bij de premier aan de orde stellen. Dat is de bezuiniging, ingeboekt op degenen die een IQ van boven de 70 hebben. Zij krijgen geen zorg meer. Vroeger gold dat voor mensen met een IQ van boven de 80, maar dat wordt nu boven de 70.

Minister Rutte:

Boven de 85, dacht ik.

De heer Cohen (PvdA):

Het gaat dus van 85 naar 70. Dat betekent dat mensen die echt in de categorie verstandelijk gehandicapten vallen, geen zorg meer krijgen. Als je hun geen zorg meer biedt, komen zij op tal van terreinen zo maar in de maatschappij te staan zonder dat de mogelijkheid van zorg er is. Dit betreft jongeren, heel vaak jongeren die dan ook in het passend onderwijs zitten, maar het betreft ook ouderen die dan geen dagbesteding meer krijgen. Verder betreft het vaak psychiatrische patiënten die op deze manier geenszins meer geholpen kunnen worden. Mijn vraag aan de premier is: hoe verhoudt zich nu deze forse bezuiniging in de orde van grootte van 250 mln. met de uitspraak – die vind ik al heel ver gaan – dat de overheid het schild voor de echt zwakkere is? Hier gaat het over die echt zwakkere. Deze categorie wordt uitgesloten van zorg.

Minister Rutte:

Dit debat is onder het een-na-laatste kabinet gevoerd. Toen is de grens van 70 opgetrokken naar, ik dacht, 85. Het gevolg is dat er een hele discussie is ontstaan over hoe je dit precies kunt vaststellen en of het zinvol is dat mensen met een IQ tussen de 70 en 85 onder die specifieke behandeling vallen. Daarvóór was dit niet het geval. Bovendien gebeurt dit niet in andere Europese landen. Er is inmiddels ook veel kritiek op gekomen, omdat het risico op overbehandeling ontstaat. Mensen met een IQ van boven de 70 die hulp nodig hebben, kunnen nog steeds gebruik maken van de normale instanties. Doordat de grens van onder de 85 wordt verlaagd naar onder de 70, komen bepaalde mensen niet meer automatisch in aanmerking voor hulp. De automatische knop is dus inderdaad uitgezet. Mensen kunnen wel gewoon gebruikmaken van de generieke voorzieningen. Dat heeft alles te maken met de vraag waar je de grens legt en hoe je die precies meet. Ik herhaal dat de grens ten tijde van het voorlaatste kabinet op 70 lag. Naar dat niveau gaat de grens weer terug.

De heer Cohen (PvdA):

Het gaat hier niet om passende behandeling, maar om begeleiding. Natuurlijk moet je in individuele gevallen nagaan wat het best voor iemand is, maar hoe – ik herhaal mijn vraag – verhoudt het feit dat u tegen deze categorie mensen, die dus niet of nauwelijks mee kunnen in de samenleving, zegt: "sorry, het gaat niet meer" zich tot uw eigen uitspraak dat de overheid een schild voor de echt zwakkeren is? U haalt dat schild voor hen gewoon weg!

Minister Rutte:

Geenszins. Mensen van wie de IQ-grens is vastgesteld overeenkomstig het voorstel dat hier ligt, komen in aanmerking voor de pakketten die daarbij horen. Voor de overigen is er, zo nodig, ook hulp. De organisaties voor die mensen blijven gewoon bestaan. Ze waren in een aantal verkiezingsprogramma's wegbezuinigd, maar ze blijven gewoon bestaan. De voorzieningen blijven dus openstaan. Maar het automatisme dat er nu in zit, die grens tot 85, die dus wordt verlaagd naar 70, betekent dat mensen niet meer in aanmerking komen voor hulp. De automatische knop is uitgezet, dat klopt, maar mensen kunnen gewoon gebruikmaken van de generieke voorzieningen. Dat heeft er alles mee te maken waar je de grens legt en hoe je die precies meet. Nogmaals, voor het voor-voorvorige kabinet lag die grens op 70 en daar gaat die nu ook weer naar terug.

De heer Cohen (PvdA):

Het gaat hier niet om passende behandeling, maar om begeleiding. Natuurlijk moet je dan in individuele gevallen bekijken wat het beste voor iemand is. Maar om tegen deze categorie, mensen die niet of nauwelijks meekunnen in de samenleving, te zeggen: sorry, dat gaat niet meer ... Ik herhaal de vraag hoe dit zich nu verhoudt tot datgene wat u zelf zegt: de overheid is een schild voor de echt zwakkeren. U haalt dat schild voor hen gewoon weg!

Minister Rutte:

Geenszins. Mensen waarvan de IQ-grens zo is vastgesteld als hier in het voorstel staat, komen in aanmerking voor de pakketten die daarbij horen. Voor de overigen is er hulp als die nodig is. De organisaties daarvoor blijven ook gewoon bestaan. Zij waren in een aantal verkiezingsprogramma's wegbezuinigd maar blijven gewoon bestaan, dus die voorzieningen blijven openstaan. Tussen 70 en 85 kom je in het grijze gebied. Vroeger was dat ook niet zo. Je moet gewoon vaststellen dat dat niet goed heeft gewerkt en dat je hiermee een extra groep toelaat, waarvan je je moet afvragen of je niet komt tot een vorm van overbehandeling.

De heer Cohen (PvdA):

Nogmaals, het gaat niet om overbehandeling, maar om begeleiding. Automatisme, prima, maar het gaat er hier ook om dat er substantieel geld minder is. Ik vraag mij af wat bijvoorbeeld de minister van Veiligheid en Justitie hiervan vindt. Het gaat dan om jongeren die op deze manier deze begeleiding niet krijgen. Zij worden des te ontvankelijker om ingepikt te worden door een aantal van die andere jongens, die zo veel overlast organiseren in tal van wijken. Dat is een van de elementen die er nu juist voor zorgt dat die wijken veiliger worden. U haalt dat weg. Ik heb, nogmaals, het gevoel dat u daarmee zegt: het spijt mij verschrikkelijk, ik vind niet dat zij behoren tot die echt zwakkeren waarvoor de staat hoort te staan. Dat is mijn conclusie.

Minister Rutte:

Wat wij hier doen, is ook aansluiten bij inzichten wat wel en wat niet werkt. Als het voorvorige kabinet een aantal jaren geleden zou hebben besloten om de grens te verhogen van 70 naar 100 en als er inmiddels inzicht zou zijn dat dat niet werkt en je zou het weer verlagen, dan zou u zeggen: dit is niet sociaal. Ik ben het zeer met u eens dat de overheid het schild voor de zwakkeren moet zijn. Dat heb ik ook hier gezegd. Het is ook niet zo dat iemand met een IQ boven de 70 die hulp nodig heeft voor een gesloten deur komt. Alleen het automatisme wordt eruit gehaald. De IQ-grens wordt verlaagd op basis van de inzichten dat dat tot betere behandelingen kan leiden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik hoorde u zijdelings zeggen dat dit kabinet niet aan de abortuswet zal tornen. Betekent dit dat de overtijdsbehandeling niet onder de abortuswet wordt gebracht?

Minister Rutte:

Dan gaat het om het voorstel over afbreking van zwangerschap. Ik meen dat daar nog een wetsvoorstel van het vorige kabinet aanhangig is. Daar moeten wij als kabinet nog naar kijken, dus daar kan ik nu nog geen antwoord op geven. Dat moeten wij allemaal nog bespreken. Het staat niet op de lijst van in te trekken wetsvoorstellen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als u niet aan de abortuswet wilt komen, kunt u dit wetsvoorstel het beste intrekken. Dat is dan een logische handeling.

Minister Rutte:

Dat advies heb ik goed gehoord, maar wij gaan er echt als kabinet naar kijken op een ordelijke manier.

Dan op het terrein van milieu en duurzaamheid. Wij zullen op het punt van de duurzame energie de bestaande regeling voor de duurzame energie, de SDE-regeling, ombouwen tot een SDE-plusregeling, een stimuleringsregeling. Die wordt bekostigd via een opslag op de energierekening, Ook hierbij beantwoord ik een aantal vragen die gesteld zijn. Wat wij doen, is daarmee een forse stap zetten op weg naar de doelstelling van 14% duurzame energie in 2020.

Daarnaast zal de minister van Economische Zaken werken aan een green deal. Daarmee gaat hij de komende maanden aan de slag met het bedrijfsleven en de medeoverheden. Hij krijgt het druk, zoals u hoort. Dat zal vooral gaan over energiebesparing en lokale verduurzaming van energieopwekking. Het gaat onder andere om het vereenvoudigen van regelgeving en het benutten van economische kansen.

Ten derde zal het innovatiebeleid en het beleid van het departement van Economische Zaken anders worden ingericht, in samenhang met het ministerie van Onderwijs. Het gaat om het verdienvermogen van Nederland, de innovatie van Nederland. Dat heb ik zelf in een eerder politiek bestaan wel eens "groen rechts" genoemd. Dat komt in dit regeerakkoord terug in de zin waar ook de heer Verhagen en ik het als onderhandelaars zeer over eens waren, dat je niet alleen naar het milieu kijkt als een probleem maar ook als een enorme kans voor Nederland om naar de toekomst extra investeringen te kunnen doen en onze economie aan te wakkeren. Daarover waren wij het hartgrondig eens. Dat ziet u ook terug in het regeerakkoord. Dat betekent dat innovatie, bedrijvenbeleid, ondernemerschap in een meer groene richting zal worden gestimuleerd door juist op de sterktes van de Nederlandse economie te bouwen en door een betere samenwerking tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen. Je zou kunnen zeggen dat de groene concurrentiekracht langs dit soort routes vanuit het bedrijfsleven zelf komt. Dan kom ik dadelijk bij het vraagstuk van de kernenergie en de afhankelijkheid van het Midden-Oosten en Rusland.

De heer Pechtold (D66):

Toch even een test of dat groene hart van de oud-groenrechtser Rutte nog wel klopt. Want u heeft het geld laten doorrekenen, maar uw groene ambities zijn niet doorgerekend. Gaat u de uitdaging aan om in het totaal van beloftes dat ik ook niet allemaal kan meten alsnog uw programma ook door het Planbureau voor de Leefomgeving te laten doorrekenen?

Minister Rutte:

Alle concrete voorstellen die hier dadelijk uit voortkomen, worden op de reguliere wijze doorgerekend, zoals dat altijd het geval is. Wij gaan dus niet het programma laten doorrekenen maar wel dadelijk als de minister bijvoorbeeld komt met de green deal. Als het gebruikelijk is dat op dat soort zaken doorrekeningen plaatsvinden, zullen zij ook gewoon naar de toekomst plaatsvinden.

De heer Pechtold (D66):

Dat is mij toch te pover en iets te veel vooruitschuiven achter de horizon. De minister-president wil nu wel pronken met wat het beleid allemaal betekent voor de lasten en voor de werkloosheid. Hij kon er niet veel mee pronken, maar hij heeft het wel laten doorrekenen. Ook verkiezingsprogramma's worden doorgerekend. Het is heel gewoon als ook de groene paragrafen, over energie en over duurzaamheid, worden doorgerekend. Ik vind echt dat het kabinet op die punten een pover verhaal heeft. Over integratie zijn zeven pagina's opgenomen, en over deze onderwerpen zo nu en dan slechts zeven alinea's. Laat de minister-president de handschoen opnemen. Meten is weten en afspraak is afspraak. In 2020 moeten wij aan internationale verplichtingen voldoen. De enige oplossing die het kabinet daarvoor heeft, bestaat uit twee kerncentrales die effectief worden in 2022. Ik vind dat het kabinet dat als motto "afspraak is afspraak" heeft, daarom die handschoen moet opnemen. Mogen wij het totaal laten doorrekenen, dus niet maatregel voor maatregel?

Minister Rutte:

Zodra de voorstellen zijn uitgewerkt, worden ze op de reguliere wijze doorgerekend. Dat zeg ik de Kamer toe.

De heer Pechtold (D66):

Dit is een bureaucratisch antwoord waaruit koudwatervrees blijkt. D66 wil heel graag dat de handschoen inderdaad wordt opgenomen en dat milieu, duurzaamheid en groen niet te soft worden bezien. In 12 hoofdstuknamen is één van deze woorden niet terug te vinden. Daarmee laadt de minister-president de verdenking op zich dat het hem alleen maar om de economie gaat, en niet om de negatieve effecten. Snoeien doet groeien, stelde hij. Ik kan hem vertellen dat snoeien eerst een hoop afval geeft. De tuin ziet er kaal uit. De heer Rutte is niet in staat om dat afval ook nog eens om te zetten in groene energie. Zelfs dat doet hij niet. Ik vraag het hem daarom nogmaals en ik verwacht een ruiterlijk ja, want waarom zou de minister-president tegen de feiten willen strijden? Is hij bereid om zijn programma niet alleen financieel te laten doorrekenen, net zoals dat bij gewone verkiezingsprogramma's gebeurt? Als hij daarop niet bevestigend antwoordt, moet ik het met een motie gaan proberen. Dat zou toch jammer zijn. Komt er gewoon een ruiterlijke toezegging?

Minister Rutte:

Dit wordt ordelijk doorgerekend zodra het een volgende bewerkingsslag heeft gehad. Wij hebben nu alleen maar de teksten uit het regeerakkoord waarin de intenties staan. Het heeft pas zin om dingen te laten doorrekenen als je het één slag verder hebt gebracht. Ik zeg de Kamer toe om het dan te doen. Overigens zeg ik over de opmerking over die tuin nog dat de heer Pechtold als links-liberaal een tuin heeft, terwijl ik als VVD'er slecht een balkon heb. Hier ziet u de verschillen.

De heer Pechtold (D66):

Daarom snapt de premier de uitdrukking "snoeien doet groeien" niet helemaal. Een echte tuinman weet namelijk dat je voor groeien de tuin echt helemaal moet omdoen. Dat echt bij de wortels aanpakken heet hervormen. De premier knipt een beetje de plantjes op zijn balkonnetje bij.

Minister Rutte:

Je zou natuurlijk de opbrengst van dat werk ook kunnen gebruiken voor biomassa.

De voorzitter:

Ik houd het altijd gewoon bij eenjarige planten. Langer houden ze het bij mij niet uit. Ze zijn zo weer weg.

Mevrouw Thieme (PvdD):

De minister-president zegt dat het kabinet het pas laat doorrekenen als het allemaal wat concreter is. Eén maatregel is echter al heel concreet en heeft al enorme gevolgen. Ik doel op de afschaffing van de groenregeling of meer in het algemeen de heffingskorting op maatschappelijk investeren. Die afschaffing leidt tot een inkomensderving van 80 mln. tot 90 mln. Bouwend Nederland heeft de premier een brief gestuurd, maar ook LTO Nederland en de woningcorporaties hebben dat gedaan. Dat zijn niet de minsten, die op dit moment aan het investeren zijn. Zij stellen dat het onverantwoord is dat omwille van een bezuiniging van 120 mln. in feite 8 mld. die ermee is verdiend, wordt wegbezuinigd.

Minister Rutte:

Wij bezuinigen op de heffingskortingen, maar de afdrachtregeling blijft gewoon overeind. Wij willen überhaupt af van al die heffingskortingen. Dus het klopt dat wij daarop bezuinigen, maar de regeling zelf blijft overeind. Ik kan wat dat betreft mevrouw Thieme helemaal geruststellen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

In het regeerakkoord staat dat er geen groenregeling meer zal bestaan en dat mensen geen gebruik meer kunnen maken van de speciale regeling om een fiscale korting te krijgen. Wat de premier nu zegt, is dus gewoon onzin. Waarom zou hij immers anders brieven krijgen van Bouwend Nederland en van de woningcorporaties? Ook de Nederlandse Vereniging van Banken luidt de alarmbel. Zij stellen dat er geen groenfondsen meer kunnen bestaan.

Minister Rutte:

Bij het aantreden van een nieuw kabinet zit de postzak snel vol. Dat is onvermijdelijk. Wij gaan dit allemaal goed bespreken met de organisaties en wij gaan de brieven goed openmaken en lezen. Ik noem de feiten. Het kabinet stelt voor om de stimulering van groen beleggen te versoberen, maar niet om deze af te schaffen. De heffingskorting van 1,3% van het vrijgestelde vermogen wordt afgeschaft, maar de vrijstelling in box 3 wordt gehandhaafd. Daarmee worden groene beleggingen nog steeds bevoordeeld ten opzichte van de overige beleggingen. De omvang is echter kleiner; wat dat betreft heeft mevrouw Thieme gelijk. Dat heeft te maken met de vormgeving van het belastingstelsel als geheel. Dat sluit weer aan bij een vraag van de heer Van der Staaij over het belastingstelsel. De afschaffing van de heffingskorting past in het streven van het kabinet naar een meer eenvoudige belastingheffing. Die is noodzakelijk om uiteindelijk ook de bezuinigingen bij de Belastingdienst mogelijk te maken. Ook de Studiecommissie Belastingstelsel concludeert in haar rapport Continuïteit en vernieuwing dat zo veel mogelijk heffingskortingen moeten worden geschrapt, tenzij er heel goede redenen zijn voor overheidsingrijpen en het gewenste overheidsingrijpen op een efficiënte en effectieve wijze wordt gerealiseerd. Dit is de reden dat wij het zo doen. Wij schaffen een en ander dus niet af, maar versoberen het.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Die versobering betekent dat er veel minder stimulans is voor ondernemingen om te gaan investeren in maatschappelijk verantwoorde projecten.

Minister Rutte:

Wel langs de weg van de heffingskortingen, maar niet langs de weg van de vrijstellingen in box 3.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Thieme.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dat betekent dus nog steeds dat de versobering ervoor zorgt dat met particuliere investeringen minder risico's genomen kunnen worden om maatschappelijk verantwoord te ondernemen. Dat staat toch haaks op het uitgangspunt van dit kabinet dat het particuliere initiatief bevorderd moet worden om juist groen te gaan investeren?

Minister Rutte:

Groene beleggingen zullen ook in de toekomst met dit kabinet bevoordeeld blijven ten opzichte van overige beleggingen. Dat verandert niet. De omvang is kleiner, omdat wij de heffingskortingen eruit halen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Toen ik in las over een green deal in het regeerakkoord, veerde mijn hart even op. Dat zult u begrijpen. De inspiratie hiervoor heeft men immers bij ons gevonden. Wij hebben de afgelopen jaren immers een aantal keren een green deal ingediend bij de Kamer. U blijkt echter alleen het kaftje te hebben gezien, maar niet de vulling ervan.

Minister Rutte:

De heer Cameron in Engeland heeft ook een green deal.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ja, die heeft dat later ook van ons overgenomen. Ik moet zeggen dat ik er wel wat voor voel als u zegt dat u af wilt van al die vrijstellingen in de belasting en al die heffingskortingen. Mag ik u erop wijzen dat u, waar u begint te snoeien in de groene subsidies en kortingen, nog altijd 7,5 mld. uitgeeft aan vrijstellingen en kortingen op vieze energie? Ik noem: de rode diesel, de vrijstelling kolenbelasting – wij gaan even door, het zijn er namelijk nogal wat – het verlaagde tarief in de energiebelasting voor grootverbruikers, fiscale aftrekbaarheid van zakelijk autoverkeer, vrijstellingsaccijns op kerosine en vrijstelling btw op vliegtickets. Met andere woorden, de grijze en vieze economie, de fossiele energie subsidieert u helemaal dood. Als wij nu eens beginnen met het maken van een gelijk speelveld. U vereenvoudigt uw belastingstelsel, u maakt het overzichtelijk en u stopt met het geven van al die kortingen aan vieze energie.

Minister Rutte:

Natuurlijk is er behoefte aan transitie, van een oude economie naar een nieuwe economie. Wij willen via de SDE-plusregeling investeren in osmose, aardwarmte, getijdenenergie, zonne-energie en desnoods ook windenergie. Dat blijft onderdeel van het kabinetsbeleid. Wij zullen daar ook op inzetten. Waarom? Omdat wij kansen zien voor de Nederlandse economie. Wij willen immers minder afhankelijk worden van minder stabiele regio's en wij weten dat fossiele brandstoffen eindig zijn. Echter, tijdens de transitie alle belastingvoordelen weghalen op het moment dat bedrijven ook te maken hebben met zo veel andere problemen in de belastingsfeer, kan niet. Dat zou enorme effecten hebben voor het bedrijfsleven. Je moet een en ander zorgvuldig en ordelijk doen. Dat gaan wij de komende jaren ook doen. Dat is ook een van de redenen dat de minister gaat praten met het bedrijfsleven over de green deal om te bezien hoe wij de transitie kunnen versnellen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Laat ik over de SDE-plusregeling zeggen dat deze heel weinig voorstelt. Dat komt omdat er een plafond in zit, waardoor energieproducenten geen enkele zekerheid krijgen over de investeringen die zij plegen op de langere termijn. Men is dan ook in alle staten, en terecht. Begrijp ik het goed dat u eigenlijk zegt dat u de 7,5 mld. die u pompt in een grijze en vieze economie, de komende jaren geleidelijk afbouwt? Dat zou namelijk heel goed nieuws zijn. Wij gaan dus van de rode diesel af, van de vrijstelling zakelijk autoverkeer, van de btw-vrijstellingen?

Minister Rutte:

Die toezegging doe ik niet. Ik zeg dat bij het bedrijfsleven breed het gevoel bestaat – je merkt dat als je praat met het georganiseerde bedrijfsleven, maar ook met individuele bedrijven – van de noodzaak van een energietransitie. Wij zullen de komende jaren ook de klassieke fossiele brandstoffen nodig hebben. Op dit punt moeten wij elkaar recht in de ogen kijken. In de energiemix voor de komende twintig jaar zal wat mij betreft het volgende zitten. Allereerst alternatieve energie, waar de SDE-plusregeling in voorziet. Verder kernenergie. Noodzakelijk, geen CO2-uitstoot maar ook geen groene brandstof – dat ben ik meteen met u eens – niet ideaal maar beter dan kolencentrales. Maar in de energiemix zullen ook nog energiebronnen zitten die gebaseerd zijn op fossiele brandstoffen. Dat is onvermijdelijk. De taak moet echter zijn om Nederland op dit punt voorop te laten lopen in de wereld op een verstandige manier en met oog voor de investeringskansen vanuit het bedrijfsleven en voor innovatie. Vandaar de green deal als motor van extra economische groei om hierin grote stappen te zetten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het spijt mij, maar nu zakt u toch echt even door het ijs. Ik hoor allemaal mooie woorden over transitie, geleidelijke verandering en een nieuwe duurzame energievoorziening, maar u blijft gewoon geld pompen in een grijze en vieze economie en in vieze energie. U doet niets aan investeringen in groene energie. Groene ondernemers hebben daaronder te lijden. De SDE-regeling is een lege huls. Als u wilt innoveren, als u een gelijk speelveld wilt creëren voor duurzame ondernemers, dan zult u de komende jaren de vrijstellingen die nu gelden voor het vervuilend bedrijfsleven, moeten verminderen ten gunste van duurzaam bedrijfsleven. Dat durft u niet, dat doet u niet, dus alles wat u hierover zegt, stelt niets voor.

Minister Rutte:

Wat u doet is volledig de hakbijl aan één kant van de energiemix zetten en dan maar hopen dat de rest gaat groeien, maar zo werkt het niet.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb twee vragen op dit terrein. De eerste gaat over de green deal. Ik heb u daar expliciet een vraag over gesteld. U verwijst naar het voorbeeld van de Britse premier Cameron, die vrij ambitieuze maar ook heel concrete plannen heeft. Ik vind het tot nu toe vrij vaag. Ik heb u gevraagd om binnen 100 dagen – ik wil u best tegemoetkomen: wij maken er drie maanden van – te komen met een concreet plan, een tijdpad, een investeringsplan en een beleidpad. Wilt u dat op die manier concretiseren? Zo ja, dan kunnen wij over de termijn best nog met elkaar praten. Dat is de eerste vraag.

Minister Rutte:

Ik voel helemaal niks voor de toch een beetje aan het vorige kabinet doen denkende 100-dagenachtige aanpak. Wij willen aan de slag gaan. De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie gaat de komende maanden met de sector aan tafel zitten en ervoor zorgen dat er een goed plan komt. Niet met allemaal weer intenties en dingetjes, maar gewoon aan de slag. Een beetje Rotterdams.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Van mij mag het volgende week, maar tot nu toe is het heel vaag. Ik hoor iets over een green deal. U vult het tot nu toe niet in. En ik wil het graag concreet hebben. Als u verwijst naar Engeland, als dat uw inspiratiebron is, dan vind ik dat ambitieus en concreet. Ik geef u de ruimte. Een en ander mag ook best korter dan die 100 dagen. Dat vind ik best. Maar kom dan met een concreet plan, want dan kunnen wij daar met elkaar over praten.

Ook koppelt u een en ander steeds aan innovatie. U verwees eerder naar wat u in een vorig politiek bestaan vond, namelijk dat de minister-president twee derde van zijn tijd moest bezig zijn met innovatie.

Minister Rutte:

Een derde.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Een derde? Volgens mij was het wat ruimer, maar goed. Hoeveel tijd gaat u, naast het overleg met de heer Wilders, zelf per week besteden aan innovatie?

Minister Rutte:

Het overleg met de heer Wilders is ook tamelijk innoverend. Los daarvan is het absoluut mijn voornemen om in mijn rol in het kabinet te zoeken naar de pareltjes, om te zoeken naar de sectoren waar bijzondere dingen gebeuren en om daar, door daar aandacht aan te besteden, een extra boost aan te geven. Maar de beleidsontwikkeling ligt bij de minister. Hij gaat de komende maanden aan de slag met de sector. Hij gaat geen ingewikkeld politiek plan zitten schrijven. Hij gaat gewoon praktische afspraken maken. Hij zal de Kamer daar vanzelfsprekend ook over informeren. Dat wordt echter geen 100-dagentournee met bussen en gepraat. Nee, gewoon aan de slag. Een beetje Rotterdams.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Oké, de pareltjes doet u zelf en de vieze energie doet de vicepremier?

Minister Rutte:

Haha. Nee hoor, dat is een flauwe samenvatting.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

U mag die zelf wegen.

Mijn tweede vraag betreft de heffingskorting. Dat kan een heel korte vraag zijn. U verwijst naar box 3. De bezuiniging die u inboekt door de afschaffing van de heffingskorting, de groene, levert 100 mln. op. Dankzij de heffingskorting gaat er nu 8,5 mld. aan investeringen rond in die sector. Als u verwijst naar box 3, hoeveel houden wij daar dan van over? U mag de vraag in tweede termijn beantwoorden, maar ik wil het wel graag weten.

Minister Rutte:

Dat wordt verminderd met de heffingskorting maar de vrijstelling wordt gewoon gehandhaafd. Maar ik kom in tweede termijn terug op het precieze bedrag dat daarmee samenhangt.

De kerncentrales. Wij denken dat in de energiemix een of twee kerncentrales nodig zijn. Wij gaan kijken hoe dat loopt. Wij zullen ons vooral bezighouden met de vergunningverlening voor een kerncentrale. De overheid stelt de randvoorwaarden en binnen die randvoorwaarden is het aan de marktpartijen om al dan niet te investeren in kernenergie. Dit betekent dat zij dit ook zelf zullen moeten financieren. Subsidie of staatsgaranties voor de bouw van een nieuwe centrale zijn nu niet aan de orde. De initiatiefnemers die nu al hoorbaar en zichtbaar zijn, hebben geen verzoeken gedaan tot staatssteun.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik noemde kernenergie in eerste termijn "een rechtse vluchtheuvel". Daar wil ik het ook maar even bij laten. U weet namelijk net zo goed als ik – al is het maar omdat ik u daar van de zomer ook een paar keer aan heb moeten herinneren – dat kernenergie helemaal niet meetelt voor de doelstellingen rond duurzame energie. Wat betreft hetgeen je zou winnen aan CO2-verlaging, de centrale staat er pas na 2020. Ik wil van u de harde toezegging dat er geen cent, maar dan ook geen cent publiek geld gaat naar nieuwe kerncentrales, ook niet naar bijvoorbeeld de afkoop van verzekeringsrisico's.

Minister Rutte:

Wat er normaal gebeurt bij kerncentrales, zal in de toekomst zo blijven. De rol van de overheid daarin zal niet anders zijn dan bijvoorbeeld bij Borssele en daarvoor nog bij Dodewaard. Verder heb ik net verteld dat de randvoorwaarde is dat de marktpartijen zelf tot de investeringen overgaan. Voor zover in het verleden garanties zijn gegeven of verzekeringen zijn afgelegd, is dat ook mogelijk in de toekomst, maar we gaan geen publiek geld investeren in een kerncentrale.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat is allemaal niet opgenomen in de begroting. Er zijn kosten verbonden aan de verzekeringsrisico's. Er zijn kosten verbonden aan het afval. Dat zijn heel forse kosten. Er zijn kosten verbonden aan de infrastructuur die er omheen hoort en aan de veiligheid. Gaat daar overheidsgeld naartoe of gaat er geen cent naartoe?

Minister Rutte:

Daarbij zullen we zo veel mogelijk aansluiten bij wat tot nu toe gebruikelijk is bij de bouw van kerncentrales. Ik heb uw vraag zo begrepen als gaat er publiek geld participerend in een centrale zelf. U hebt het nu over een aantal omgevingsfactoren, die zich mogelijk ook voordoen bij een kolencentrale, want daarbij moet er ook aan- en afvoer plaatsvinden et cetera. Ik maak toch nog één opmerking hierover. Het verbaast mij zo dat het u niet interesseert als iets leidt tot minder CO2-uitstoot na 2020. Ik heb het liefst voor 2020 minder CO2-uitstoot, maar als het na 2020 leidt tot minder CO2-uitstoot is dat ook goed. Laten we blij zijn met elke opbrengst.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Halsema.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Met elke verbetering ben ik ongelofelijk blij. Alleen, u gebruikt kerncentrales als argument om een doelstelling voor 2020 te halen in vermindering van CO2-uitstoot. Die doelstelling zult u niet halen, want dat ding staat er nog helemaal niet in 2020. Zo geef ik u het argument terug. Kijk naar onze green deals van de afgelopen jaren, want daaruit blijkt dat wij de doelstellingen wel halen met duurzame energie. Die doelstellingen zijn ook doorgerekend; wij deinzen daar niet voor terug. Het betreft niet de verlaagde Europese doelstellingen waar u nu naar uitwijkt, maar de Nederlandse doelstellingen zoals die afgelopen jaren zijn geïntroduceerd.

Minister Rutte:

Oké. Dit was meer een opmerking dan een vraag.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U mag er vrij op reageren.

Minister Rutte:

In feite heb ik dat al een paar keer gedaan.

Voorzitter. Mevrouw Thieme heeft gevraagd hoe dierenrechtenzaken voor de rechter gaan komen. De Wet op de dierenbescherming stelt specifieke overtredingen tegen dieren strafbaar. Ook het Wetboek van Strafrecht kent specifieke bepalingen. Mevrouw Thieme kent deze waarschijnlijk beter dan ik. Artikel 254 en verder van het Wetboek van Strafrecht stelt ontuchtige handelingen met een dier strafbaar, artikel 350 beschadiging en doden van andermans dier en artikel 425 het ondeugdelijk houden van een dier. Ik zeg toe dat in overleg met politie en OM wordt bezien hoe nader invulling zal worden gegeven aan de doelstelling met betrekking tot de animal cops en of er verdere verscherping nodig is van dit strafrechtelijk regime.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het ging mij niet om een opsomming van alle dierenbeschermingsartikelen. Het gaat mij erom dat bijna 100% van alle dierenzaken die door de politie worden aangebracht bij het OM worden geseponeerd en dat er bij het OM totaal geen kennis is van dierenmishandeling, laat staan bij de rechter, omdat die zaken daar nooit komen. Wat hebben we aan de spierballentaal van het kabinet – we gaan animal cops inzetten – als de dierenmishandelaars vervolgens niet worden vervolgd? Wat is de inzet van dit kabinet om dan ook de kennis van het OM op dat terrein toe te laten nemen? Is het kabinet bijvoorbeeld bereid, een speciale officier van justitie in te stellen en bij de rechterlijke macht cursussen te laten verschijnen om meer kennis te krijgen over dierenwelzijnszaken?

Minister Rutte:

Op een iets abstracter niveau heb ik u net een toezegging gedaan. Nog niet zo concreet, want dit moet worden uitgewerkt. Die toezegging is dat het kabinet in overleg met de politie en het Openbaar Ministerie zal bezien hoe nader invulling zal worden gegeven aan de doelstelling met betrekking tot de dierenpolitie. Dat betekent dus ook de strafrechtelijke keten die daarachter zit. Die toezegging doe ik u!

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dat betekent ook dat het sepotbeleid in die zin wordt herzien en dat er minder wordt geseponeerd in de toekomst en zeker tijdens deze kabinetsperiode. Is dat de inzet?

Minister Rutte:

Dat zou kunnen. Het punt is dat wij nu een dierenpolitie gaan invoeren – die hadden wij in Nederland niet – wat gevolgen heeft voor de hele strafrechtelijke keten. Ik zeg u toe dat wij de gevolgen gaan bezien voor de politie en voor het OM. Ik zal uw opmerkingen daarbij betrekken, maar ik ga nog geen toezeggingen doen of dat leidt tot verandering in het beleid, want ik wil ook wel even de kans geven aan de betrokken bewindslieden om dat eens goed in kaart te brengen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

U hebt namelijk nog meer in kaart te brengen omdat wij een groot probleem hebben met de financiering van de dierenpolitie, überhaupt met betrekking tot die 3000 extra politieagenten. U zegt dan wel dat er 300 mln. voor is, maar de politiebonden hebben al laten weten dat dit geld moet worden gebruikt om hun tekorten op te vullen. Hoe gaat u dit nu financieren?

Minister Rutte:

Het kabinet zorgt ervoor dat er ten opzichte van het bestaande beleid 3000 agenten bij komen. Zou het kabinet er niet geweest zijn, zouden dat er uiteindelijk 3000 agenten minder zijn, onder wie de 500 animal cops. Wij trekken daar 370 mln. voor uit. En het is waar: er zitten nog bezuinigingen uit het vorige kabinet bij. Maar er zijn dus dadelijk 3000 agenten meer dan er zonder dit kabinet zouden zijn. Wij trekken, naar ik meen – dat staat precies in de cijfers – ook nog 100 mln. uit voor de versterking van de hele strafrechtelijke keten.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Maar ...

De voorzitter:

Ik wil nu toch wel verder gaan. Maar goed, als u nog een heel kleintje heeft.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Als de politiebonden al aangeven dat er gewoon geen geld is, vraag ik mij af, juist in het kader van een kabinet dat vooral wil bezuinigen, hoe het dat dan wil financieren. Waar is dat potje dan speciaal voor die 3000 extra agenten? Want ik kom er nog steeds niet achter.

Minister Rutte:

Dat zit gewoon in de 18 mld. Als u bij de intensiveringen kijkt wat er aan extra geld bij komt – u vindt dat onder het punt veiligheid op pagina 22 van het regeerakkoord – ziet u dat er in de politie 370 mln. en in de justitieketen 100 mln. wordt geïnvesteerd. Dat leidt ertoe dat er dadelijk 3000 agenten meer zijn dan er zonder dit kabinet zouden zijn. Van die 3000 zijn 500 animal cops.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Er zijn inderdaad gruwelijke vormen van dierenmishandeling in Nederland en het is heel goed dat u daartegen op gaat treden. Mag ik u vragen of het bedwelmen van varkens met CO2 of het elektrocuteren van kippen door ze op hun kop door stroombaden te halen – dat gebeurt echt in heel groten getale – daar ook onder valt? Dit zijn de meest gruwelijke vormen van dierenmishandeling. Ik neem toch aan dat u de puppypolitie daarop af gaat sturen.

Minister Rutte:

Ik wil hier toch echt blijven bij het abstractere antwoord. Ik begrijp die voorbeelden. Die zijn gruwelijk en vreselijk. Daar zijn wij het onmiddellijk met elkaar over eens. Maar het gaat mij nu te ver om het hele beleid op dierenmishandeling, voor zover dat nu verder gaat dan in het gedoog- en regeerakkoord staat, hier en op dit moment vorm te gaan geven. Dat komt allemaal terug! De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zal daar later ook met u over te spreken komen. Ik doe nu wel meteen een toezegging, die ik overigens vanzelfsprekend vind: als je een dierenpolitie invoert, moet je met elkaar heel goed bezien wat dat voor gevolgen heeft voor de politie en het OM.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

...

De voorzitter:

Ik dacht dat u afgeleid was.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Nee, ik was helemaal niet afgeleid. Ik kan multitasken.

De voorzitter:

Ook al.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De voorbeelden die ik noemde, kent de minister-president natuurlijk. Die komen namelijk uit de bio-industrie, waar dit duizenden, duizenden en duizenden dieren wordt aangedaan, elke dag opnieuw. Het zou een geheel nieuw perspectief geven en ook een openbaring zijn voor het CDA als dit zou betekenen dat hij harde grenzen gaat stellen aan de mishandeling van dieren in de bio-industrie. Is hij in algemene zin bereid om de bio-industrie nu ook heel kritisch te gaan onderzoeken op de systematische mishandeling van dieren?

Minister Rutte:

Dat gebeurt al. De bio-industrie staat gewoon onder toezicht van de VWA en andere autoriteiten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Wat ik beschreef mag dus?

Minister Rutte:

In het gedoogakkoord zijn afspraken gemaakt over bijvoorbeeld het heen en weer sleuren van beesten van hier naar Italië en terug. Ik heb u toegezegd dat wij gaan bekijken wat de gevolgen zijn van de dierenpolitie voor het OM en de politie. Maar als u probeert nu via een omweg de bio-industrie op te heffen, dan zeg ik: dat gaan wij hier niet op een achternamiddag doen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Nee, om grenzen te stellen.

Minister Rutte:

Dit zijn wel grenzen waarvan ik zeg dat wij daar nog eens goed naar moeten kijken. Wat mij betreft gaan wij nu eerst maar eens uitvoeren wat in het gedoogakkoord en het regeerakkoord is afgesproken op het gebied van dierenrechten en het aanscherpen daarvan. Dit zijn allemaal forse afspraken die van groot belang zijn. Tegelijkertijd moeten wij nu ook de afspraken op het gebied van de dierenpolitie implementeren.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik wil graag weten of de minister-president aan het einde is gekomen van het stukje over natuur en milieu. Als dat zo is, heb ik nog een vraag. Hij heeft geen antwoord gegeven op hetgeen ik in eerste termijn heb aangekaart, namelijk dat het kabinet zich niet aan de afspraak zal houden over de ontpoldering van de Hedwigepolder en dat hieraan grote financiële consequenties zijn verbonden. Ik vraag mij af hoe de minister-president in antwoord op mijn vragen kan zeggen dat het wel kan en dat wij gewoon weer gaan overleggen met de Vlaamse collega's, terwijl de internationale afspraken zeggen dat het niet mag en dat je echt moet gaan ontpolderen.

Minister Rutte:

Ja.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Daarmee houdt u zich dus niet aan de afspraak en bent u niet de minister-president die zegt: afspraak is afspraak. Dit staat namelijk al vast, ook in verdragen. U gaat gewoon weer met nieuwe initiatieven aan de slag.

Minister Rutte:

Nee. Ik houd mij aan het verdrag en in dat verdrag staat dat partijen bij elkaar te rade kunnen gaan als er nieuwe inzichten zijn ontstaan. Die zijn ontstaan bij ons. Wij vinden het noodzakelijk om te kijken naar alternatieven voor de ontpoldering. Ik heb daarover vorige week ook gesproken met mijn Belgische collega. Dit ligt overigens meer op het terrein van de minister-president van Vlaanderen, de heer Peeters. Maar wij komen hier nader over te spreken en de afspraak in het regeerakkoord staat als een huis.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het is niet waar dat u zich aan de afspraak houdt en daarnaast bent u ook nog eens de minister-president die zegt dat hij de hand op de knip wil houden als hij naar alternatieven gaat zoeken. Het vorige kabinet heeft dit ook al gedaan met de voormalige Zeeuwse oud-premier. Je komt dan juist op een hoger bedrag uit dat moet worden uitgegeven om de verdieping van de Westerschelde te compenseren tot wel 120 mln. Waar gaat u dat van betalen?

Minister Rutte:

De politieke afspraak die wij hebben gemaakt, is dat wij gaan kijken naar alternatieven, dat wij, zoals ook in het verdrag is opgenomen, daarover uiteraard contact zullen hebben met de vrienden in Vlaanderen en België. Dit zal allemaal conform de verdragsafspraken gebeuren, precies zoals het in het regeerakkoord staat.

Ik kom nu bij het volgende blokje dat betrekking heeft op inburgering en immigratie. Een van de kwesties waarover gisteren is gesproken, betreft de aantallen. Het kabinet neemt een aantal maatregelen die feitelijk zullen leiden tot een teruggang in aantallen, maar dit is geen doel op zich voor het kabinet. Wij hebben gehoord dat dit voor de heer Wilders van de PVV wel een doel is, maar daarover verschillen wij dus van mening. Wij zijn het eens over de maatregelen, maar voor het kabinet zijn de maatregelen zelf het doel. Daarnaast heeft de PVV ook nog een doel in de zin van wat het moet opleveren. Dit weten wij van elkaar. Hij heeft gelijk, wij hebben daarover met deskundigen gesproken, dit kan leiden tot oplopend 30% across the board. Als je dit zou toespitsen op niet-westerse immigranten is het heel wel mogelijk dat dit oploopt tot 50%, maar dat zijn geen cijfers waarop wij ons nu politiek hard vastleggen. Dit zou echter heel wel kunnen. Nogmaals, dit is voor het kabinet niet het doel. Het doel van de coalitie van CDA en VVD is ervoor te zorgen dat alle maatregelen worden geïmplementeerd en ons doel daarbij is te voorkomen dat er in de toekomst weer een nieuwe sociale onderklasse ontstaat.

De heer Pechtold (D66):

Het is geen doel, maar op het moment dat Wilders zegt: 50%, staat u tijdens de persconferentie ja te knikken. Het is geen doel, maar u schrijft wel op dat het zeer substantieel moet zijn. Waarop wordt minister Leers nu dadelijk afgerekend?

Minister Rutte:

Op het implementeren van al deze maatregelen en de heer Wilders zal dan met bijzondere belangstelling kijken naar de effecten die dit heeft op de instroom. Dat weten wij van elkaar. Ik heb ja staan knikken en dat doe ik nu weer, omdat de berekening die de fractievoorzitter van de PVV gisteren heeft gegeven en op de persconferentie, heel wel mogelijk is.

De heer Pechtold (D66):

Als je kijkt naar de instroom- en uitstroomcijfers van de afgelopen jaren en je neemt daar het gemiddelde van, dan hebben wij een uitstroomcijfer. Hoe kunt u dan meegaan in dat gevoel van massahysterie als zou er massa-immigratie zijn?

Minister Rutte:

Als je kijkt naar de cijfers van asiel en gezinsmigratie, dan zie je dat die de laatste jaren stevig zijn gestegen mede dankzij het generaal pardon van het vorige kabinet. Het aantal asielzoekers is gestegen, ik kan u de cijfers noemen. Het aantal asielzoekers is gestegen van 9700 in 2007 naar 16.000 in het laatste jaar van het vorige kabinet. Dat lijkt mij toch een stijging: 9700 versus 16.000. De gezinsmigratie lag in 2007 op ongeveer 21.000 mensen, maar die was in 2009 gestegen naar 29.000 mensen. Er is dus sprake van een forste stijging, zowel op het terrein van asiel als op het terrein van gezinsmigratie.

De heer Pechtold (D66):

Dat is "massa"?

Minister Rutte:

Dat is niet mijn term. Mijn uitleg betreft de immigratie van te grote groepen die kansarm naar Nederland komen, waardoor het risico ontstaat dat die een nieuwe sociale onderklasse vormen. Alle maatregelen zijn erop gericht om dat te voorkomen. Iedereen die hier rechtmatig en legaal naartoe komt, heeft een kans in dit land. Men zal die kans wel moeten benutten. Wij willen echter voorkomen dat grote groepen hiernaartoe komen, waarvan op voorhand de kans zeer groot is dat dit niet succesvol zal zijn.

De heer Pechtold (D66):

Met dat deel van de plaat ben ik het eens. Nu draaien wij hem om en dan ontstaat het beeld waarvoor u zich als premier van alle Nederlanders, zoals u zichzelf noemde, medeverantwoordelijk maakt. U schrijft zeven pagina's vol met allemaal maatregeltjes om de instroom terug te dringen van een paar duizend mensen die er in sommige categorieën meer zijn. U ontkracht echter niet mijn verhaal dat, gelet op de totale migratiestromen van de afgelopen jaren, er sprake is van een uitstroom.

Ik kom op de afrekening van de heer Wilders. Mijnheer Rutte, bent u bereid om minister Leers ertoe te prikkelen dat wij de ballon eens doorprikken? Ik doel op de massamisleiding dat er sprake is van massa-immigratie, want dat is gewoon niet waar. Minister Leers heeft namelijk de halve portefeuille van de vroegere staatssecretaris. Die man heeft niets te doen! Krijgt hij half geld? Dat is wel weer een bezuiniging.

Minister Rutte:

Het is het een of het ander. Of de minister implementeert zeven pagina's uit het regeerakkoord – dan heeft hij het heel druk – of hij doet dat niet. Allebei kan niet.

De heer Pechtold (D66):

Het zijn zeven pagina's waarmee zeven Europese verdragen met wetten en regels over de rechten van de mensen samenhangen, waarvan ik gisteren heb gezegd dat de slagingskans nul is. De minister in kwestie is wel veel in Brussel, zit veel in hotels en moet veel rijden – dat zorgt voor veel CO2-uitstoot – maar hij zal helemaal niets bereiken. Mijn vraag is: kunt u de massamisleiding, namelijk dat er van massa-immigratie sprake zou zijn, zo ontkrachten dat u de premier van alle Nederlanders bent en dat de getallen van de heer Wilders niet blijken te kloppen?

Minister Rutte:

Mijnheer Pechtold, ik begrijp niet welk fantoom u bevecht. Stevig stijgende groepen asielzoekers en gezinsmigranten zijn hier aan de orde. Dat is een zorgelijke ontwikkeling. Dat geldt ook voor het CDA en voor de PVV. Dat is de reden waarom wij afspraken hebben gemaakt om dat terug te dringen. In de wijken waar uw tuin en mijn balkon zich bevinden, concentreren deze problemen zich niet. Wij weten echter allemaal dat er in Nederland wijken zijn waar deze problemen zich wel concentreren. Dit leidt tot grote spanningen in de Nederlandse samenleving en tot grote kosten. Het is voor de mensen zelf soms verschrikkelijk in welke omstandigheden zij moeten leven. Sommige mensen die steeds opnieuw een partner uit het buitenland halen, eindigen in heel veel gevallen met een uitkering in een achterstandswijk. Dat is allemaal verschrikkelijk negatief. Wij willen het volgende. Als je je goed hebt voorbereid, een bepaalde leeftijd hebt en in je eigen onderhoud kunt voorzien, dan kun je hiernaartoe komen. Wij kunnen echter niet iedereen in Nederland opvangen. Dat gaat gewoon niet.

De heer Pechtold (D66):

Dat is allemaal prima. D66 wil een kansenmaatschappij, daarom investeren wij in onderwijs. D66 wil een kansenmaatschappij, daarom zorgen wij ervoor dat er werk is op de arbeidsmarkt. D66 wil graag dat mensen een taalcursus volgen, daarom bezuinigen wij niet op het daarvoor bestemde budget, zoals u doet.

De vraag is of u de paar duizend man waarover u spreekt – u ontkracht mijn verhaal niet dat het gemiddelde van in- en uitstroom in de afgelopen jaren, een uitstroom betekent – de komende jaren zo wilt behandelen, dat wij van de massamisleiding afkomen. U houdt maar vol en daarmee zie ik niet alleen geen uitgestoken hand naar de oppositie, ik zie ook geen uitgestoken hand naar alle mensen die willen meedoen in het land om eens hetgeen te ontkrachten wat de heer Wilders allemaal neerzet.

Over fantoom gesproken, ik constateer eerder dat er bij u sprake is van fantoompijn omdat de heer Wilders' afscheiding er nog steeds voor zorgt dat u zijn kant optrekt.

Minister Rutte:

Ik moet er even over nadenken hoe u die laatste opmerking in uw vraag krijgt.

De heer Pechtold (D66):

Dat is een kwestie van oefening.

Minister Rutte:

Dat is wel hogere school. Ik laat het maar even rusten. Het is knap, maar overigens niet waar.

De heer Pechtold (D66):

Dat is een voorbeeld van de pot verwijt de ketel.

Minister Rutte:

Ik kom even terug op het hoofdpunt: het is een slechte ontwikkeling dat nog steeds grote groepen kansarme mensen naar Nederland komen. Het gaat wel degelijk om grote groepen. Dit geeft spanning. Ik heb wel eens mijn vader genoemd, die in 1909 op het Noordereiland in Rotterdam is geboren. Als je daar nu komt, is het een totaal andere wijk. Mijn vader leeft niet meer, maar zou hij nog leven – die man had allesbehalve moeite met vreemdelingen – dan zou hij die wijk niet meer herkennen. Zo zijn er heel veel Nederlanders die zich in hun eigen land niet meer kennen, omdat zij het gevoel hebben dat de wijken niet meer zo werken als voorheen en dat de sociale verbanden zijn weggevallen. Wij moeten dus tegen mensen die uit het buitenland naar Nederland komen, zeggen: je komt erin als je aan een aantal eisen voldoet en er een succes van maakt en je gaat een inburgeringscursus volgen. Als dat niet lukt, dan ga je ook weer weg. En als je het niet zelf kunt betalen, kun je er via een sociaal leenstelsel geld voor lenen, maar het is zeer terecht dat we dat niet allemaal gaan financieren. Dit is echt een kansenmaatschappij. Maar we gaan niet meer door met deze grote instroom. Ik vind het overigens wel grote aantallen. Als de 28.000 gepardonneerde asielzoekers zouden besluiten – en die kans is zeer groot – om hun partners en families te laten overkomen, kun je zomaar "maal vier" zetten bij het totale aantal.

De heer Pechtold (D66):

Ik stel het volgende vast. Wij willen samen kansen creëren, maar u wordt toch gegijzeld door het misleidingsbeeld van Wilders van die "massa's". Dat doet mij pijn. Het doet mij pijn wanneer u dadelijk niet in staat zult zijn om minister Leers afrekenbaar te maken op de kansen die inderdaad moeten worden gepakt bij de inburgering en de taalcursussen die moeten worden gegeven, omdat u meegaat in die symboolmaatregelen. De schaduw die daaroverheen hangt is dat mensen in dit land voelen dat er een hardvochtig beleid is. Daar wil ik vanaf. Ik hoop dat u straks afrekenbaar bent op de cijfers en niet op de emoties.

Minister Rutte:

Het goede nieuws is – en dat is mijn stellige overtuiging – dat er geen sprake is van hardvochtig beleid. Wij stellen een zakelijke agenda voor, waarin aan mensen die van buiten naar Nederland willen komen, wordt gezegd: als je aan een aantal voorwaarden voldoet, is dat mogelijk. Maar in heel veel gevallen zal dat niet mogelijk zijn, simpelweg omdat de spankracht van de Nederlandse samenleving het niet meer aankan om zulke grote aantallen mensen naar Nederland te laten komen. Dat vind ik een eerlijke boodschap, dat is ook een oprechte boodschap. Met zijn drieën zijn wij het daarover eens. Dat er vervolgens verschillen van opvatting bestaan over de onderliggende motieven, over aantallen versus de concrete maatregelen, is prima. Dat is ook exact de afspraak die wij in deze samenwerking met elkaar hebben gemaakt: wij vinden elkaar op de maatregelen, wij zijn het niet altijd eens over de intenties achter de maatregelen.

De heer Cohen (PvdA):

Voorzitter. Ik wil het debat van gisteren en vandaag niet overdoen, dus op één concreet punt wil ik de premier vragen stellen, zeker in het verlengde van het feit dat hij net zei dat het niet gaat om hardvochtig beleid. Ik wil het hebben over de partnerafhankelijke verblijfsvergunning. Een aantal jaren geleden zei mevrouw Ayaan Hirsi Ali, toen lid van de VVD-fractie, met klemmende redenen dat het verstandig is om de partnerafhankelijkheid minder groot te maken. Het is juist ook bedoeld om de hardvochtigheid die er nu in zit, kleiner te maken. Mijn fractie heeft daar toen aan meegewerkt. Het heeft ertoe geleid dat de partnerafhankelijkheid niet vijf jaar werd, maar drie jaar. Het kabinet stelt nu voor om die partnerafhankelijkheid weer naar vijf jaar te brengen. Wat kan daarvan de reden zijn? Tegelijk zegt hij namelijk de hardvochtigheid uit de maatregel te willen halen.

Minister Rutte:

Omdat je niet alleen moet kijken naar de concrete maatregelen en hun uitwerking, maar ook naar hoe het gehele complex er uiteindelijk toe kan leiden dat voor de groep mensen die naar Nederland wil komen om hier kansen te benutten en de handen uit de mouwen – en de heer Van der Staaij zegt dan ook de handen vouwen, maar dat zal hier nauwelijks het geval zijn – te steken, Nederland een welkome haven is. Je moet maatregelen nemen die ervoor zorgen dat de instroom wordt beperkt, maar je moet er ook voor zorgen dat de uitstraling en samenhang van de maatregelen zodanig is, dat een volstrekt eenduidig signaal aan de buitenwereld wordt gegeven: we kunnen alleen de mensen opvangen die in dit land daadwerkelijk een toekomst hebben. Je moet het pakket dus zowel in zijn onderdelen zien als in zijn samenhang.

De heer Cohen (PvdA):

Juist wanneer ik het pakket in zijn onderlinge samenhang wil zien, begrijp ik er nog minder van. Het gaat erom dat je wilt dat iemand hier een positie heeft en niet afhankelijk is. De maatregelen rond de partnerafhankelijkheid leiden juist, en precies in de gevallen waarom het hier gaat, tot een grote afhankelijkheid. Het is verstandig om die korter te maken. Waarom is dat indertijd gebeurd? Omdat het ertoe leidde dat iemand vervolgens weer een andere partner ging halen. Het kabinet stelt nu voor dat niet vaker dan eens in de zoveel tijd een partner mag worden gehaald. Waarom is het dan nodig om deze maatregel dubbel te nemen?

Minister Rutte:

Heel belangrijk is de maatregel die stelt dat men niet iedere drie jaar een partner uit het buitenland kan halen. Het leidde in sommige gevallen tot een grote instroom van kansarme mensen in Nederland, die uiteindelijk in een uitkering terechtkwamen. Wij hebben in samenhang maatregelen genomen die naar onze overtuiging eerlijk zijn voor mensen die hier kansen willen grijpen, maar ook volstrekt duidelijk voor mensen – ik praat niet over asielzoekers, maar gezins- en huwelijksmigratie – die naar Nederland willen komen en hier geen uitzicht hebben op bestaanszekerheid.

De heer Cohen (PvdA):

Dat was absoluut geen antwoord op het vraagstuk dat ik voorlegde. Het ging mij om het voor vrouwen korter maken van de lange afhankelijkheid van hun partner. Ik kan mij niet voorstellen dat het kabinet daartegen is. Dat is uitstekend voor die vrouwen. U laat dit gaan, terwijl dat niet nodig is als u tegelijk een maatregel neemt die ertoe leidt dat iemand maar één keer in de tien jaar een partner kan halen. In die maatregel kan ik mij vinden. Waarom heeft u die beide maatregelen nodig? Waarom is het nodig dat u juist op dit punt, dat zo belangrijk is voor de emancipatie van vrouwen, zegt: jammer, maar daar doen we dan maar niks aan.

Minister Rutte:

Het is toch een heel redelijke eis om te stellen aan mensen die uit het buitenland komen? Het is toch heel redelijk om niet lichtvaardig de band die met de partnerafhankelijkheid samenhangt door te snijden? Natuurlijk moet dat na een aantal jaren, maar het is toch logisch om te zeggen: realiseer je dat dit de afspraken zijn. Wij zijn daarover toch ook eerlijk? Het is toch een eerlijk verhaal? Ik begrijp echt de mensen niet die zeggen dat dit verhaal negatief is. Het is een stevig en eerlijk verhaal. Er zit niets negatiefs in. Het is een verhaal dat zegt naar de rest van de wereld: als je hier een bestaan wilt opbouwen en wilt bijdragen aan de Nederlandse droom, dan is dat prima, maar wij moeten van tevoren even een aantal stevige eisen stellen voordat je binnenkomt. Voor de asielzoekers geldt natuurlijk dat wij onze fair share blijven pakken.

De heer Cohen (PvdA):

Mijn conclusie is dat het standpunt van de minister-president een totaal andere is dan het standpunt van de VVD-fractie van een paar jaar geleden.

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. De discussie is tot dusverre alleen gegaan over de instroom van nieuwe mensen. Mijn vraag is wat de minister-president gaat doen aan alle mensen die nu in de volkswijken wonen. Wat doen wij om de kansen daar te vergroten, de integratie te verbeteren en de gevoelens van mensen die hun wijk hebben zien vervreemden in de afgelopen twintig jaar serieus te nemen door ervoor te zorgen dat het verbetert? Ik lees alleen maar dat u de inburgering afschaft en kort op gemeenten. Wat gaat u daadwerkelijk doen om die mensen niet in de steek te laten?

Minister Rutte:

Het vraagstuk van de integratie begint natuurlijk met het beperken van de immigratie.

De heer Roemer (SP):

Dat hebben we eerder gedaan.

Minister Rutte:

Ik merk dat wel op, en dat is ook het bruggetje naar uw vraag, omdat je niet kunt beginnen met het aanpakken van de integratie als je er niet eerst voor zorgt dat de grote problemen op het terrein van de immigratie worden aangepakt. Dat doet dit kabinet. Vervolgens maakt het kabinet op het gebied van de inburgering een heel eerlijke afspraak: als men hiernaartoe komt, dan moet de cursus worden gevolgd, daarvoor moet zelf worden betaald en als die niet wordt gehaald, dan moet men weer weg. Dat is een volstrekt helder verhaal. Tegen de mensen in de arme wijken zeg ik dat het kabinet ervoor zorgt dat de economie niet verder schade oploopt, dat er werkgelegenheid is en dat er geld is voor die mensen zelf om te investeren in de wijken. Wij stoppen met het categorale, op de wijken gerichte beleid waarvan wij weten dat het uiteindelijk tot heel weinig heeft geleid. Gaat u kijken in de Schilderswijk. Daar staat een prachtige fontein, ingelegd met mozaïek. Daaromheen staan vier Turkse koffiehuizen waar overdag Turkse mannen met de beste wil van de wereld thee zitten te drinken en niet aan het werk zijn. Daarom heeft het wijkenbeleid ook gefaald.

De heer Roemer (SP):

Ik heb geen enkel antwoord op mijn vraag gehoord. Er is al lang gesproken over nieuwkomers. U hebt uw mening daarover en uw antwoord daarop al lang gegeven. Ik heb gevraagd wat u gaat doen aan wat er de afgelopen twintig jaar fout is gegaan in de wijken. U bevestigt dat alleen. Ik vraag echter wat u gaat doen. U noemt daarbij de Schilderswijk. Als er een wijk is geweest waar wij zelfs met de hele fractie zijn geweest om te zien wat er leeft onder de mensen en om daar te presteren, dan is het wel de Schilderswijk. Ik kom terug bij mijn vraag en ik verwacht nu eens een keer een antwoord. Wat doet u aan de oude volkswijken waar het de afgelopen twintig jaar onderschat is, waar mensen hun eigen wijk niet meer herkennen, waar zoveel kansloze mensen wonen die wel graag willen maar geen kansen meer zien? Het enige wat ik lees in het regeerakkoord, is dat u de inburgering afschaft en kort op gemeenten.

Minister Rutte:

Wij schaffen de inburgering niet af.

De heer Roemer (SP):

Zo komt het wel over.

Minister Rutte:

Sterker nog, wij eisen van mensen dat zij dat inburgeringsexamen halen.

De heer Roemer (SP):

Dat geldt voor nieuwe mensen.

Minister Rutte:

Dat geldt voor nieuwe mensen.

De heer Roemer (SP):

Dat is mijn vraag niet.

Minister Rutte:

Wij nemen verder een aantal maatregelen in de sociale zekerheid waardoor mensen die nu in een uitkering zitten weer aan de slag kunnen gaan. De hele discussie die wij vandaag gevoerd hebben over de sociale zekerheid richt zich voor een deel natuurlijk ook op deze wijken, waar grote groepen mensen, vaak onnodig, lang afhankelijk zijn van een uitkering, vaak ook door beleid dat u zelf heeft gesteund. Ik ben heel benieuwd wat uw conclusies zijn als u klaar bent met het wijkbezoek. Ik ben oprecht geïnteresseerd naar de gevolgen daarvan voor de opstelling van de SP in relatie tot de aanpak van de sociale zekerheid. Die moet van niet-activerend naar activerend, met uiteraard een goed vangnet voor mensen die echt niet aan de slag kunnen. Wij investeren in het onderwijs in het mbo en het vmbo om ervoor te zorgen dat de schooluitval wordt bestreden. Dit zijn allemaal maatregelen om ervoor zorgen dat er kansen zijn voor mensen in Nederland, juist voor de mensen die in deze wijken wonen en aangewezen zijn op dit soort maatregelen.

De heer Roemer (SP):

Op een aantal zaken, zoals de politie, kom ik straks terug bij het kopje "overig"; dan heb ik nog wel een appeltje te schillen met de premier.

Terug naar de wijk. U doet er nauwelijks iets aan. Gemeenten willen wel, maar worden fors gekort op het budget. Zij hebben steeds meer problemen om daadwerkelijk iets te doen. Ga de volkswijken eens in! Alle woningen daar hebben achterstallig onderhoud; de woningcorporaties willen daar niets aan doen of hebben er geen geld voor. Er wonen heel veel mensen die, op welke wijze dan ook, geen kans krijgen om een fatsoenlijke baan te vinden. Er zijn nog te veel mensen die te lang in de keuken hebben gezeten en die na twintig jaar nog steeds geen Nederlands spreken. Er is segregatie. U doet er allemaal niets aan! Deze problemen zijn er al vele jaren. Er is zeer veel onvrede over de huidige politiek omdat deze de wijken daar al twintig jaar laat verslonzen. Juist van dit kabinet had ik verwacht dat het dit thema zou oppakken! Precies deze wijken laat u echter in de steek. Ik nodig u uit om snel een alternatief voor te stellen, om te investeren in deze wijken en in deze mensen zodat de wijken opgeknapt zullen worden en de mensen zich serieus genomen voelen.

Minister Rutte:

De heer Roemer en ik delen, denk ik, de passie om de problemen op te lossen. De vraag is: hoe doe je dat? Dat doe je toch niet door allerlei maatregelen te nemen die alleen op deze wijken gericht zijn? Dat doe je toch door een generiek beleid? Wij willen ervoor zorgen dat Nederland een land is waar mensen die een uitkering nodig hebben, deze krijgen, maar zo kort mogelijk daarna weer aan de slag gaan. Wij willen de problemen in het onderwijs aanpakken, zoals wij dat eerder vandaag met elkaar bediscussieerd hebben, zodat schooluitval en lesuitval worden tegengegaan. Wij willen vroeg- en voorschoolse educatie zodat wij op tijd taalachterstanden kunnen vaststellen, extra taaltraining in het basisonderwijs, extra versterking van het middelbaar beroepsonderwijs om ervoor te zorgen dat mensen een vak leren, zodat zij op eigen benen kunnen staan en niet afhankelijk zijn van de door u en mij zo goed bedoelde maatregelen. Dat gaan wij doen!

Wij willen extra investeren in de politie. Daarom stellen wij een nationale politie voor. Daarom willen wij voor de mensen die wel grensoverschrijdend verdrag vertonen adolescentenstrafrecht of jeugdstrafrecht. Daarom nemen wij maatregelen om ervoor te zorgen dat mensen die de fout ingaan en die geen kansen pakken, maar voor de rest van de samenleving een probleem vormen, keihard worden aangepakt. Dat hoort er ook bij. Wij willen niet meer al die specifieke maatregelen, wij willen generiek beleid. Dat is precies wat dit kabinet wil.

De heer Roemer (SP):

Een aantal maatregelen omarm ik. Ik kom straks wel terug op de vraag of deze maatregelen daadwerkelijk effectief zullen zijn, zeker als het om de politie gaat.

Wij zijn de afgelopen jaren structureel in de fout gegaan – ik noem het maar de rechtse hobby – door heel veel goedkope arbeidskrachten uit het buitenland hierheen te halen. Zij zijn allemaal hier gebleven en zij concentreren zich nu in de volkswijken. De oorspronkelijke bewoners herkennen hun eigen wijk niet meer. Deze geluiden horen wij overal. Daar doet u helemaal niets aan en daar ging mijn vraag over. Stel een spreidingsbeleid voor, stel überhaupt iets voor om dit te voorkomen, stel tewerkstellingsvergunningen voor Polen of andere Oost-Europeanen voor. U wilt alle verdragen in Europa veranderen; waarom dit dan niet? Maar dat stelt u niet voor! Tegen dit probleem zijn wij de afgelopen twintig jaar aangelopen. U riep steeds dat het een probleem was, maar u hebt geen oplossingen aangedragen.

Minister Rutte:

Ik deel de analyse van de heer Roemer, want hij slaat de spijker op de kop. Precies zoals hij schetst, is het probleem in deze wijken dat er twintig tot dertig jaar geleden met de beste bedoelingen grote aantallen gastarbeiders – zo heetten zij toen – naartoe zijn gekomen. Ik heb zelf in Unileverfabrieken gewerkt, waar gastarbeiders van de tweede en derde generatie keihard aan het werk waren om een bestaan op te bouwen. Helaas heb ik ook heel veel mensen van de tweede en derde generatie gezien die uiteindelijk geen aansluiting hebben gevonden bij de Nederlandse samenleving. Wij hebben samen deze problemen schromelijk onderschat.

De heer Roemer (SP):

Wij?

Minister Rutte:

Ja, u ook, mijnheer Roemer! Of hebt u de problemen in Boxmeer kunnen tegenhouden bij de grens?

De heer Roemer (SP):

Wij waren volgens mij wel de eersten die er een uitgebreid rapport over geschreven hebben, in de jaren tachtig. Wij waren in een keer de fascisten van deze samenleving toen wij dat aankondigden en zeiden dat wij ervoor moesten zorgen dat deze mensen de Nederlandse taal zouden leren. Dat bent u wellicht vergeten. Dit is echt al twintig tot dertig jaar lang een rechtse hobby, mijnheer Rutte!

Minister Rutte:

Het is echt onzin dat liberale partijen – voor "rechts" moet u niet bij mij zijn – hiervoor verantwoordelijk zouden zijn. Hou toch op, zeg!

Even terug naar de kern. Je moet mensen kansen bieden met goed onderwijs, sociale zekerheid als zij echt in de ellende zitten, goede gezondheidszorg en veiligheid; daarbij hoort ook een hard restrictief beleid als dat nodig is. Dat gaan wij doen. Daar horen ook absoluut de maatregelen bij, die eveneens in de zeven pagina's staan, voor het zo veel mogelijk beperken van de instroom van kansarme immigranten. Anders creëer je opnieuw een sociale onderklasse. Dat gaat niet werken. U zou dat moeten weten als u zo vaak in die wijken komt. Op zichzelf genomen complimenteer ik u met het feit dat u dat doet, want het is van groot belang dat wij daar zichtbaar zijn.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als ik de heer Roemer zo hoor, vind ik eerlijk gezegd dat niet vaak genoeg in herinnering kan worden gebracht dat over de afgelopen 30 jaar de VVD zes of zeven jaar niet regeerde, maar de rest van de tijd wel. De heer Cohen merkte terecht op dat u met uw maatregelen de afhankelijkheid van vrouwen vergroot. Hij noemde de afhankelijke verblijfsvergunningen, waarmee u hen langer afhankelijk maakt van een man. Mij gaat het om de inburgeringsgelden, en dan met name voor de oudkomers. Ik heb u daarover vragen gesteld. U haalt de financiering weg voor vrouwen die thuis zitten en weinig kansen hebben. Tot nu toe konden zij inburgeren met een beetje financiering door de overheid. Tegen hen zegt u: gaat u maar naar uw man, houd uw hand op en vraag aan hem of u mag inburgeren.

Minister Rutte:

Wat wij doen, is aan mensen die moeten en willen inburgeren faciliteiten bieden wanneer dat inburgeren niet lukt. Wat niet meer kan, is dat wij het zomaar aanbieden. Dit is typisch iets waar dit kabinet mee wil breken, namelijk dat je zegt: wij hebben allerlei voorzieningen die wij u aanbieden, en als u niet wilt, bieden wij het nog een keer aan. Het is waar: een aantal mensen maakt er van harte en positief gebruik van. Voor te veel mensen hebben wij daarmee echter een samenleving gecreëerd die aanbodgericht is en niet redeneert vanuit de kracht van mensen, maar vanuit wat de overheid belangrijk vindt. Wat dit kabinet met deze samenwerking op dit punt wil, is veel meer de eigen vrijheid en verantwoordelijkheid van mensen laten gelden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De Inburgeringswet is door de VVD gemaakt. Dat merk ik ten eerste op, voordat wij weer in algemene "wij"-termen gaan roepen: we hebben er een puinhoop van gemaakt! Inderdaad, de VVD heeft het niet goed gedaan. Maar nu wil ik het over mensen hebben en niet over regelingen of instituties. U wilt vrijheid vergroten en u wilt dat mensen verantwoordelijkheid kunnen nemen. Wij hebben het over mensen die vrijwillig inburgeren. Het gaat om vrouwen die lang in Nederland zijn en dikwijls nauwelijks buiten komen, totdat bijvoorbeeld de kinderen groter werden en zij iets meer armslag krijgen. Het gaat om vrouwen die financieel afhankelijk zijn van mannen en heel weinig mogelijkheden hebben in dit leven. U en ik willen toch dat zij naar buiten gaan, dat zij gaan werken en dat zij zich kunnen ontwikkelen? Tegen die vrouwen gaat u nu zeggen: Ga maar naar uw man, ga maar geld vragen, want dat noemen wij verantwoordelijkheid en vrijheid. Dat is wat u zegt.

Minister Rutte:

Het is nu net alsof met de huidige inburgeringsarrangementen dit probleem niet zou bestaan. Het is een enorm probleem, dat u en ik delen. Ik heb het over de afhankelijkheid van vrouwen met een allochtone achtergrond, soms van de tweede of derde generatie, die geen aansluiting vinden bij de Nederlandse samenleving. Zij spreken de taal niet en zijn bijna letterlijk thuis aan het fornuis met huishoudelijke taken bezig. Zij groeien in uiterst penibele omstandigheden op. Dat probleem hebben wij niet opgelost met het bestaande inburgeringsstelsel. Als u dat de VVD in de schoenen wilt schuiven: ga uw gang, dat accepteer ik. Volgens mij heeft echter een Kamermeerderheid die wet toen aangenomen. Wij moeten nu vaststellen is dat dit niet heeft gewerkt. Waar wij naartoe willen is een beleid waarbij wij tegen mensen met een uitkering zeggen dat zij aan het werk gaan als dat kan. Als men wil in burgeren, heeft men daarin een eigen verantwoordelijkheid. Wij bieden alle faciliteiten om in Nederland fantastisch onderwijs te krijgen, waarbij wij zeggen: je woont in een land waarin ontzettend veel kansen worden geboden. Wat ons hier vandaag niet gaat lukken, is de laatste allochtone vrouw die niet volwaardig in de samenleving participeert, op te pakken en in het land aan de slag te helpen. Dat lukt al helemaal niet met het bestaande inburgeringsarrangement. Het zal een lang en taai proces zijn. De inzet, mevrouw Halsema, delen u en ik volledig. Wij hebben daarover gezamenlijk veel gesproken tijdens de paarse onderhandelingen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U hebt gelijk dat het probleem niet is opgelost met de bestaande Inburgeringswet, maar mijn stelling is dat u het verergert. Dat kunt u niet op uw geweten willen hebben. Dat is onverantwoord. Niet voor niets heeft onze wethouder in Amsterdam, Andrée van Es, overal in de stad posters opgehangen met de tekst: maak er gebruik van nu het nog kan. Het gaat om vrouwen die je niet bereikt door hun uitkering te schrappen, want die hebben ze niet. Deze vrouwen zijn geen maatschappelijk probleem. Deze vrouwen kent u niet. Wat u kunt doen, is hopen dat zij gaan als u iets aanbiedt en als er zachte druk is, op de scholen waar zij hun kinderen brengen en op de kinderopvang. Als echter de scholen het niet meer kunnen financieren en als er in de kinderopvang geen faciliteiten zijn, gaan zij niet en dan wordt hun isolement groter. Daar draagt u aan bij.

Minister Rutte:

Voorzitter. Wij zijn het eens over het grote probleem van een grote groep allochtone vrouwen die niet is geïntegreerd in de Nederlandse samenleving en die niet volwaardig participeert. Echter, het bestaande regime op het gebied van de inburgeringscursussen heeft daar werkelijk bijna niets tot niets van opgelost. Wij spreken mensen nu aan op hun eigen verantwoordelijkheid. Zij moeten de cursus zelf betalen en als ze dat niet kunnen, dan is er een leenfaciliteit in de vorm van een sociaal leenstelsel. Dan maakt u mij niet wijs, hoezeer we het ook eens zijn over het probleem, dat daarmee dit probleem zou worden verergerd. Echt niet.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Voor rechts moet u niet bij mij zijn, zei de minister-president. Ik houd wel van een beetje zelfspot.

De minister-president somde allerlei onderwerpen op waarop dit kabinet volgens hem heel erg inzet. Hij noemde zaken als veiligheid, de wijken, inburgering, arbeidsmarkt en talentontwikkeling. Dat is precies de inhoudsopgave van de brief die de burgemeesters van de vier grote steden in dit land aan de minister-president hebben gericht. Zij voegen daaraan toe dat zij op al die punten grote problemen tegemoet zien als gevolg van het aangekondigde kabinetsbeleid. Zij hebben het dan ook over de bijstand, over veiligheid en over bezuinigingen op passend onderwijs. Mijn vraag is concreet aan de minister-president of hij het gesprek waar zij om vragen op korte termijn wil aangaan en of hij de Kamer zo snel mogelijk wil informeren over wat daar nu de uitkomsten van zijn. Het zijn immers ook die onderwerpen die een groot deel van de Kamer en zeker mijn fractie grote zorgen baren. Wat zijn de cumulatieve effecten van het aangekondigde beleid in de wijken waar hij zich zorgen over maakt?

Minister Rutte:

Voorzitter. Iedereen schijnt die brief gelezen te hebben, maar ik heb hem nog niet ontvangen. Dat is toch even een klein probleem. Hij is nog niet binnen, maar goed, misschien komt de brief vanmiddag binnen. Ik ga die brief zorgvuldig lezen. Als een kabinet aantreedt – dat heb ik ook in 2002 gemerkt en de heer Rouvoet zal het in 2006 gemerkt hebben – dan stapelen de brieven zich op. Dat respecteer ik ook. We gaan ze allemaal op een correcte manier behandelen. Dat kan niet altijd leiden tot gesprekken. Vaak wel, maar soms los je het anders op. We gaan het allemaal serieus bekijken, maar ik ga hier geen toezegging doen dat ik op basis van een brief die ik nog niet gelezen heb een gesprek ga arrangeren.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Het inhoudelijke punt is natuurlijk dit. Bij alle punten waarvan u zegt dat u daar veel aan gaat doen, voorzien degenen die daar het meest mee te maken hebben – de burgemeesters van de vier grote steden, waar al die problemen bij elkaar komen – grote problemen in plaats van wat u opnoemt als verdienste van het regeerakkoord. Ik acht het onbestaanbaar dat u straks tegen de heren Van Aartsen en Aboutaleb gaat zeggen: ik ga niet met u praten. Ik zou u zeer willen aanbevelen om dat gesprek wel te voeren. Daar komen immers al die problemen samen en dan weten we ook of u het eens kunt worden met de burgemeesters die dat aan den lijve ondervinden.

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik ga die brief goed lezen en ik zal mijn reactie op die brief ook bekijken in het licht van het reguliere overleg dat wij hebben met de VNG als geheel, het medeoverhedenoverleg dat er regulier is en de contacten die andere bewindspersonen hebben met de steden. Ik zal het allemaal goed bekijken, maar staat u mij toe dat ik de brief eerst even wil ontvangen, voordat ik er echt een reactie op kan geven. Ik heb immers niet het vermogen de brief te kennen, zonder hem gelezen te hebben.

Voorzitter. De heer Cohen vroeg wat mijn boodschap is voor moslims en niet-westerse allochtonen en mevrouw Halsema stelde een vraag in haar indrukwekkende betoog. Ik was het met veel niet eens, maar wel met het belang van de vraag, zeker ook opgehangen aan de school waar ik zelf lesgeef, wat het betekent voor deze jongeren. Misschien mag ik dat illustreren aan de hand van een gesprek wat ik wel eens in de klas heb. Die gesprekken gaan heel vaak over discriminatie. Het zijn bijna allemaal jongeren met een niet-westerse achtergrond en die zeggen dan: omdat ik Mohammed heet, of Fatima, word ik gediscrimineerd of moet ik vaker solliciteren. Mijn reactie is deze en ik leg haar hier neer omdat zij ook weerspiegelt wat wij met dit kabinet willen bereiken. Ik zeg tegen die jongeren: luister, ik vind het verschrikkelijk als je wordt gediscrimineerd omdat je Fatima of Mohammed heet. Ik zou een wet willen maken die dat verbiedt. Sterker nog, die wet bestaat al. Ik kan nog een wet maken en nog een wet, maar de discriminatie op de arbeidsmarkt en elders zal blijven. Feit is dat je, als je naar Nederland komt, als nieuwkomer wordt gezien. Dat is voor mensen van de tweede of derde generatie extra zuur, want ze zijn geen nieuwkomer. Velen van hen zijn hier geboren, maar niettemin worden ze wel door heel veel anderen als nieuwkomer gezien. Dan hoort het erbij dat je je moet invechten in de Nederlandse samenleving. Nu komt het. Ik zeg dan dat je twee dingen kunt doen. Je kunt denken "ik word gediscrimineerd, ik wend mij af van de Nederlandse samenleving, want dit is een vreselijk land", of je kunt doorknokken. Als je het laatste doet, woon je in een land waar je uiteindelijk burgemeester van Rotterdam kunt worden. Een land waar er onderwijs is dat je alle kansen biedt voor de toekomst. Als ik iets met dit kabinet wil bereiken, dan is het wel, juist ook voor deze mensen en voor alle mensen in Nederland, dat we de enorme kracht van deze samenleving verder versterken, of het nu het onderwijs of de inrichting van onze sociale zekerheid is. Als mensen toch de fout in gaan, dan gaat het erom hoe je ze corrigeert langs de lijnen van justitie en politie. Dat zou ik willen bereiken. Maar in de kern is dit een land waarin Ahmed Aboutaleb burgemeester van Rotterdam is.

De heer Cohen (PvdA):

Voorzitter. Ik kan mij voorstellen dat de premier een dergelijk betoog in zijn onbetaalde hoedanigheid voor de klas houdt. Op zichzelf lijkt mij dit een goed betoog. Gisteren heb ik echter ook naar de heer Wilders geluisterd. Die maakte een opmerking die mij verbaasde, want hij zei op een gegeven ogenblik: Nederland zou een voorbeeldfunctie kunnen hebben bij de vraag of democratie een relevantie heeft in tijden van islamisering en massa-immigratie. Nederland is eigenlijk weer een klein beetje gidsland geworden. Dat woord gidsland verbaasde mij, want als er nu iets hoort bij linkse hobby's, dan is het wel een gidsland. Blijkbaar is dat woord overgenomen door de PVV. Mijn vraag aan de premier is of hij dat betoog overneemt. Vindt hij dat Nederland ook op dit terrein een gidsland moet worden?

Minister Rutte:

U hebt gisteren ook allerlei dingen in het debat ingebracht. Mijn rol is niet commentaar geven. Ik ben minister-president. Mijn rol is vragen van u beantwoorden. Ik ga hier niet becommentariëren wat de heer Wilders zegt. Als de heer Wilders dingen zegt die wat mij betreft over de schreef gaan, dan kunnen wij over en weer gebruikmaken van onze vrijheid van meningsuiting door daar commentaar op te geven. Die afspraak hebben wij gemaakt. Mij gaat het erom dat dit een land is, waar wij stevig zijn in de afspraken die we met je maken als je echt een positieve bijdrage wilt leveren en wilt bijdragen aan de toekomst van dit mooie land. Wij zeggen: luister, als je hiernaartoe komt, ga je je bijdrage leveren en dan ga je de inburgeringscursus doen. Haal je die niet, dan ga je ook weer weg. Dit zijn allemaal gewoon duidelijke, eerlijke, faire afspraken. Dat is het land dat ik hier wil zijn. Als dat bedoeld wordt met "gidsland" en als iets dergelijks door andere landen wordt overgenomen, dan ben ik daar niet tegen. Het is alleen geen doel op zichzelf. Het doel is dat wij een land zijn waarin voor iedereen die een positieve bijdrage wil leveren, een toekomst mogelijk is, maar waarin wij wel tegen mensen die van buiten komen, zeggen dat we echt een aantal stringente eisen stellen en dat ze er helaas niet in komen als ze daaraan niet voldoen. Ik zeg helaas, want we zouden met ons grote hart iedereen wel willen opvangen, maar dat gaat niet.

De heer Cohen (PvdA):

Dat begrijp ik allemaal best. Ik begrijp ook heel goed dat het geen werk is voor de premier om overal commentaar op te geven. Dit is alleen iets anders, want dit gaat om de uitspraak dat Nederland gidsland tegen de islamisering zou kunnen zijn. Nu kunt u wel zeggen dat u daarmee niets te maken heeft, maar het gaat om een coalitiepartner van u en ...

Minister Rutte:

Het is geen coalitiepartner.

De heer Cohen (PvdA):

Ja wel, goed, hoe je het ook noemen wilt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Samenwerkingspartner.

De heer Cohen (PvdA):

Een samenwerkingspartner. In ieder geval wordt die niet alleen in Nederland, maar zeker ook in Nederland gezien als een partij die heel dicht bij de regering staat. Dat kunt u leuk of niet leuk vinden, maar zo wordt het gevoeld. Om die reden is het van belang dat u daarop commentaar geeft, zodat alle Nederlanders precies kunnen horen wat hun premier van dat standpunt vindt.

Minister Rutte:

Dan zal ik u zeggen dat hier een minister-president staat van een kabinet dat niet naar groepen kijkt, maar naar mensen. Natuurlijk, privé ben ik geïnteresseerd in geloof, overtuigingen, lidmaatschappen et cetera, maar het kabinet benadert mensen als mensen, als individuen. Het kijkt naar je intenties, naar de bijdrage die je aan Nederland gaat leveren. We kijken er inderdaad letterlijk niet naar of je van Marokkaanse, Turkse, Friese, Groningse of Limburgse afkomst bent. Nee, we kijken naar de vraag wat je bijdraagt en of die bijdrage positief is. Daarop zijn onze maatregelen op gericht: mensen in hun kracht zetten. Mensen kiezen vervolgens zelf wat zij doen met de geboden kansen. Daarover gaat de regering niet meer. Maar als je onterecht in de uitkering komt, is zij weer in beeld. Voor iedereen die gebruikmaakt van de geboden kansen, zijn wij een land dat oneindige mogelijkheden biedt.

De heer Cohen (PvdA):

Dat begrijp ik allemaal.

Minister Rutte:

Dat is mijn boodschap aan die mensen. Mijn boodschap is dus dat ik niet iedere keer commentaar ga geven op wat eenieder van u zegt, maar dat ik zelf vertel waarom ik in de politiek zit en met welke intentie een coalitie van CDA en VVD dit kabinet hebben gevormd waar het gaat om het regeerakkoord en met welke intentie Maxime Verhagen en ik samen met Geert Wilders een kabinet hebben gevormd waar het gaat om het gedoogakkoord. Die intentie is dat het om mensen en niet om groepen gaat.

De heer Cohen (PvdA):

U hebt minuten nodig om antwoord te geven op de vraag of u nu vindt dat Nederland een gidsland tegen islamisering is.

Minister Rutte:

Het antwoord is nee. Als u dat niet begrepen heeft uit mijn antwoord, is het antwoord nee, voor zover dit hier gisteren door iemand is gesuggereerd. Misschien heeft de heer Wilders het wel zo gezegd, maar ik heb het niet letterlijk zo gehoord.

De heer Cohen (PvdA):

Ik ben blij dat u dit antwoord nu geeft. U slaagt er ondertussen in om bij de beantwoording van die vraag het woord islam aan alle kanten te vermijden, terwijl dat precies het springende punt is voor al die Nederlanders die daar benauwd voor zijn. Ik zou u opnieuw willen vragen om juist ook in de richting van al die Nederlanders die dit een angstige ontwikkeling vinden duidelijk te maken wat uw positie is als premier van alle Nederlanders.

Minister Rutte:

Zal ik u eens zeggen wat mijn ervaring is met de vele mensen die ik ken met een islamitische achtergrond? Dat zij heel goed begrijpen dat bij de Nederlandse democratie hoort dat wij hier met partijen in de Kamer zitten met verschillende politieke oriëntaties. Dat zij heel goed begrijpen dat zij een land wonen waar de vrijheid van meningsuiting maximaal is. Ik ben er trots op dat dat in Nederland zo is. Die mensen begrijpen dat. Het zijn vaak kleinere groepen daarbinnen die inderdaad bezig zijn met de vraag: er wordt opgezet, opgehitst et cetera. Ik ben daar niet zo van.

Waar ik wel van ben, is dat ik zeg tegen mensen, met welke maatschappelijke oriëntatie dan ook, islamitisch, gereformeerd of katholiek, liberaal of socialistisch: dit is een land waarin je altijd benaderd wordt, niet op de vraag waar je lid van bent, wat je ouders hebben gedaan en of je naar de moskee gaat, naar het joodse gebedshuis of naar de kerk. Wij kijken naar de vraag welke bijdrage je aan deze Nederlandse samenleving levert. Mijnheer Cohen, dat is de essentie, en dat is misschien ook wel het verschil tussen u en mij. Het zou toch kunnen zijn dat er één verschil is tussen de sociaaldemocratie en hoe dit kabinet van confessioneel-liberalen huize naar de samenleving kijkt. Dat is toch: is het de oriëntatie vanuit groepen en vanuit groepsbeleid, waar de PvdA politiek op inzet? Of, wat dit kabinet-Rutte/Verhagen doet, veel meer inzetten vanuit de kracht van het individu, wel rekening houdend met het feit dat er maatschappelijke verbanden zijn? Dat is waar de confessionelen hun inbreng leveren, maatschappelijke verbanden die een grote betekenis hebben voor het bezielend verband in de samenleving. Maar niet beleid dat gericht is op groepen, verenigingen et cetera.

De heer Cohen (PvdA):

Wrijf mij nu niet aan dat die vrijheid van meningsuiting niet op welke manier dan ook ...

Minister Rutte:

Dat zeg ik niet.

De heer Cohen (PvdA):

Ik vind het prima dat de heer Wilders het zegt. Hij heeft de ruimte daarvoor. Het bevalt mij niet dat hij het zegt, maar hij mag het zeggen. Mijn vraag aan de premier van alle Nederlanders is om daarop te reageren, omdat dit een zo essentieel punt is voor zo ontzettend veel mensen. U hebt daar nu uiteindelijk van gezegd: nee, ik ben het daar niet mee eens. Het bevalt mij dat u dat zegt. Ik vind het belangrijk om dat te horen, maar het lijkt mij ook van belang dat u daar ook nog eens bij zegt: wij hebben daar een verschil van mening over met onze gedoogpartner. En dat u dat nog eens flink benadrukt. Ik hoor daar ontzettend weinig van in het antwoord op de vraag die ik u op dat punt heb gesteld.

Minister Rutte:

Voorzitter, dat was mijn derde alinea van de regeringsverklaring gisteren. Dit is de kern van het verschil van mening tussen de PVV enerzijds en CDA en VVD anderzijds. Je kunt een heel intellectueel debat voeren over geloofs- of godsdienstovertuiging. De heer Van der Staaij heeft er gisteren ook iets over gezegd waar de grens ligt tussen politieke ideologie en religie. Maar uiteindelijk is de vraag relevant of voor dit kabinet wel of niet de islam valt onder de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van onderwijs en de andere vrijheden. Daar zijn wij volstrekt duidelijk over. Dat heb ik gisteren in de regeringsverklaring nog een keer gezegd.

Dat is ook de reden waarom in het overleg dat wij hebben gehad in de informatie, uiteindelijk is gekozen voor de constructie waarvoor is gekozen, want anders had de PVV hier ook in het regeringsvak gezeten. Maar dit is een fundamenteel verschil van inzicht. Dat gaan wij niet onder het tapijt vegen. Daar zullen wij elkaar regelmatig de nieren over proeven, maar ik ga niet iedere keer als de heer Wilders wat zegt daar commentaar op leveren. Net zoals ik anderzijds hoop dat hij dat ook niet iedere keer doet als ik wat zeg, want dan blijf je bezig. Het gaat erom dat je vertelt wat je zelf vindt, want dat is waarom wij in de politiek zitten. Niet als commentatoren, maar als mensen die problemen analyseren en daarvoor oplossingen aandragen.

De voorzitter:

Voordat ik het woord geef aan mevrouw Halsema, ik kreeg net een verzoek van een aantal collega's dat het zo rumoerig is in de wandelgangen. Ik heb natuurlijk de mensen die hier praten aangemoedigd om dat buiten voort te zetten. Zou u dus zowel binnen als buiten deze zaal niet willen praten? Ik denk dat ik daarmee het beste aan het verzoek van de collega's tegemoetkom. Het woord is aan mevrouw Halsema.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het gepassioneerde pleidooi voor de vrijheid van meningsuiting steun ik. Ik begreep alleen de heer Cohen zo dat hij een appel op u deed om zelf ook eens gebruik te maken van uw vrijheid van meningsuiting en u teweer te stellen tegen uitspraken die wellicht moslims in ons land ook kunnen krenken. Ik wil even terug naar de opmerking die u maakte over de klas. Ik vond dat beeld aardig en ik steun u daarin. Ik vind het aardig als u met hen praat en als zij worden geconfronteerd met discriminatie zegt: mijn land is het land waar je weerbaar wordt tegen discriminatie, maar waar je dan 20 jaar later ook burgemeester kunt worden. Maar weet u wat ik tegen u zou zeggen als ik uw leerling was? Mijnheer Rutte, dat is mooi gezegd, maar u bent gaan regeren, gaan samenwerken, met iemand die zal verhinderen dat ik burgemeester word of staatssecretaris. Want hij vindt dat ik niet benoembaar mag zijn in de publieke dienst, omdat ik van Marokkaanse herkomst ben en een dubbel paspoort heb. Nu u weer, mijnheer Rutte!

Minister Rutte:

Over het dubbele paspoort zijn PVV, CDA en VVD het eens. Wij vinden het onwenselijk als mensen twee paspoorten hebben. Het kabinet gaat aan die mogelijkheid een einde maken. Het is echter een feit dat je in sommige landen je paspoort niet kán inleveren. Een Marokkaan kan de Marokkaanse nationaliteit niet inleveren. Dat is een feit. Dat hebben wij onderkend. In het gedoogakkoord staat dat wij het opgeven van de andere nationaliteit als voorwaarde zullen stellen voor het verkrijgen van het Nederlanderschap, voor zover mensen de andere nationaliteit kunnen opgeven. Verder zeg ik tegen mevrouw Halsema dat wij hebben gekozen voor deze constructie, omdat wij het niet eens zijn op het fundamentele punt van de islam als ideologie of als religie. Ik kan iedere keer commentaar geven als de heer Wilders of ik of iemand anders hierover iets heeft gezegd, daartoe uitgedaagd door mevrouw Halsema of door de heer Cohen. Toch is het in de kern duidelijk hoe het zit. Wij zijn het hierover oneens. Het kabinet behandelt mensen niet als lid van een groep, maar als individu. Dat is een wezenlijk kenmerk van de manier waarop het kabinet naar de samenleving kijkt. Dat betekent dat wij nooit, helemaal nooit mensen zullen afschrijven omdat zij een bepaald geloof of een bepaalde etnische achtergrond hebben.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dit is geen antwoord op mijn vraag. De heer Rutte schetst een ideaal van sociale stijging voor iedereen in Nederland. Ik steun dat ideaal. Die stijging is mogelijk, ongeacht je herkomst, ongeacht je geloof. Het is bijna een Amerikaans ideaal. Als je je best doet, je verweert en je gaat naar school, dan kun je uiteindelijk in dit land burgemeester of staatssecretaris worden. Ik verwijt de heer Rutte echter dat dit holle retoriek is als hij tegelijkertijd die mogelijkheid van sociale stijging niet meer mogelijk maakt om de eenvoudige reden dat iemand van een andere herkomst is en een dubbel paspoort heeft. Dat is namelijk wat de samenwerkingspartner van de premier wil en wat de heer Rutte zojuist op een troon heeft gehesen. Daarom kunnen zijn leerlingen hem niet meer geloven. Hij zegt A, je kunt alles worden in dit land, maar hij doet B, je kunt niet meer alles worden in dit land als je een dubbel paspoort hebt, want daardoor zullen we je anders behandelen.

Minister Rutte:

Aha, nu begrijp ik waar mevrouw Halsema naar toe wil. Dit snijdt een heel ander probleem aan, namelijk de vraag hoe je aankijkt tegen democratie. Wij zitten hier met verschillende partijen en moeten het eens worden over maatregelen. PVV, CDA en VVD zijn het over maatregelen eens geworden. Ik ben er niet helemaal zeker van of mevrouw Halsema op dit moment helemaal recht doet aan de opvattingen van de PVV, maar het is niet aan mij om dat te beoordelen. Omdat een van de partijen die aan de samenwerking tussen PVV, CDA en VVD meedoet, bepaalde opvattingen zou hebben die haaks staan op mijn opvattingen, zou ik het niet meer eens mogen worden met die partij over andere concrete maatregelen. Dat zegt mevrouw Halsema eigenlijk. Dat is het verschil tussen Gesinnungsethik en Verantwortungsethik. Dit is echt een verschil tussen enerzijds de links-liberale stroming en anderzijds de liberale stroming waar ik mij bij thuis voel. Dat is echt een fundamenteel verschil. Wij worden het eens over maatregelen, maar wij zijn het heel vaak niet eens over de intenties achter die maatregelen. Dat vind ik een zeer verdedigbare wijze van werken. Dit moet kunnen in een democratie, want anders is een land niet goed te besturen.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Halsema.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De premier kan met Weber aan komen zetten, maar ik trap daar niet in en ook op het vmbo trappen ze daar niet in. De vraag is anders en heel elementair. De heer Rutte snijdt de mogelijkheden van sociale stijging voor gewone kinderen op het vmbo af omdat ze een dubbel paspoort hebben.

Minister Rutte:

Waarop baseert u dit, mevrouw Halsema?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U gaat samenwerken met iemand die vindt dat je niet benoemd mag worden in de publieke dienst als je een dubbel paspoort hebt.

Minister Rutte:

Waar staat in het gedoogakkoord dat we die maatregel gaan nemen?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Vervolgens zei u dat PVV, CDA en VVD het erover eens zijn dat het onwenselijk is dat mensen een dubbel paspoort hebben. Uitzondering daarop is natuurlijk het Zweedse paspoort en het Britse. Die "zetten we even apart". Uiteraard betekent dit voor alle kinderen in uw klas met een dubbel paspoort dat zij zich om die reden minder gewaardeerd voelen en dat zij minder mogelijkheden hebben om zich te ontwikkelen. Immers, uw samenwerkingspartner zal er alles aan doen om te verhinderen dat zij burgemeester of staatssecretaris kunnen worden. Dat streven hebt u op een troon gehesen.

Minister Rutte:

Dit slaat nergens op, ik zeg het maar even heel stevig tegen mevrouw Halsema, voorzitter. Dit kabinet neemt dadelijk een maatregel met het opheffen van een dubbele nationaliteit als doel. Voor zover die andere nationaliteit kan worden neergelegd, moet dat ook worden gedaan. Ik vind dat een volstrekt te verdedigen rechtsstatelijke maatregel. Daar zijn wij het met ons drieën over eens. Dat betekent dat mensen gewoon benoembaar zijn onder het bestaande regime. Een kwestie van loyaliteit en benoembaarheid is dus niet aan de orde. Ik heb wel een vraag aan u, mevrouw Halsema. Wij hebben hier de verkiezing van de voorzitter gehad. De voorzitter is verkozen met steun van de PVV, zoals u weet, en niet met steun van VVD en CDA. Is de keuze van deze voorzitter dan verkeerd omdat dit mogelijk is geworden dankzij de steun van de PVV? U hebt er toen geen bezwaar tegen gehad. Ik vraag dit aan u, mevrouw Halsema, en aan de heer Cohen.

De voorzitter:

Ik maak hier bezwaar tegen. Bij mijn weten was het een geheime stemming. Ik sta niet op de sprekerslijst, maar ik heb hier echt een probleem mee. Ik heb dit verhaal een aantal keren gehoord en ik accepteer het niet. Ik wist niet wie er op mij gestemd hebben. Ik heb achteraf begrepen dat er een aantal afspraken gemaakt was. Mij is dat van tevoren niet gezegd. Neemt u alstublieft een ander voorbeeld.

Minister Rutte:

Ik stel dan de volgende vraag. Ik trek dit voorbeeld terug ...

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb uw vraag begrepen en u hebt dit voorbeeld niet nodig ...

Minister Rutte:

Ik geef mevrouw de voorzitter gelijk. Dit voorbeeld is niet gepast. Het was een geheime stemming. Er zijn echter tal van voorbeelden waarin met steun van de PVV voorstellen zijn aangenomen, terwijl andere partijen tegen waren. Mevrouw Halsema, zijn deze voorstellen dan verkeerd, omdat u het zo fundamenteel oneens bent met de standpunten van de PVV?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dit is een onzinredenering. Hoe vaak hebben wij zelf niet samen met de PVV gestemd? Wij voeren geen cordon sanitaire, wij leggen er geen ring omheen. Wij bestrijden de PVV op de inhoud van haar opvattingen. Met deze opvatting ben ik het pertinent oneens. Ik zou willen dat u, als u uw leerlingen een droombeeld, een visioen voorhoudt van sociale stijging, ook zo eerlijk bent om te erkennen dat u de voorkeur hebt voor samenwerking met iemand die juist deze leerlingen dat visioen wil ontnemen.

Minister Rutte:

Die leerlingen zijn niet in de eerste plaats geïnteresseerd in de vraag met welke intenties wij tot maatregelen komen. Mensen zijn geïnteresseerd in de maatregelen die een kabinet neemt. Wij zouden dit land bestuurlijk in grote problemen brengen als wij het altijd eens zouden moeten zijn over de intenties. Voor dit kabinet geldt dat loyaliteit niet ter discussie staat bij een dubbele nationaliteit. Hetzelfde geldt voor benoembaarheid. Wij willen echter wel een eind maken aan de dubbele nationaliteit. Daar zijn wij het met ons drieën over eens.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik denk dat de minister-president op dit punt volstrekt gelijk heeft. Het gaat om maatregelen en niet om motieven. Er ligt echter wel een ander probleem, namelijk het probleem de komende tijd. Ik geef u dat op een briefje. Wij hebben dit gezien bij de presentatie van het regeerakkoord. Ik doel op het moment waarop u namens het kabinet uw eigen motieven en intenties kenbaar maakt. Het probleem is scherp benoemd door de heer Klink. U benoemt uw eigen motieven voor maatregelen en deze worden vervolgens omgekat tot de motieven van de PVV. Twee fracties zitten er dan stilzwijgend bij. Aan u en aan de fracties van het CDA en de PVV de taak om tegen deze omkatting permanent bezwaar te maken. Dat gaan wij de komende jaren meemaken, ik geef het u op een briefje. In essentie hebt u echter gelijk; het gaat om maatregelen. U zult echter moeten opletten dat het beleid niet volledig wordt omgekat en dat is tot nu toe al heel veel gebeurd. Dat moest ik even kwijt. Dit kabinet heeft de omslag gemaakt van gemeenschapszin naar een benadering op individueel niveau. Dat is niet voor iedereen in vak-K een compliment, maar ik stel het maar vast. U hebt op dit punt gelijk, minister-president. U zegt dat mensen niet worden benaderd vanwege de groep waartoe ze behoren of het geloof dat ze aanhangen. In dat licht zou het goed zijn als u kunt ingaan op het bericht in NRC Handelsblad van afgelopen zaterdag. Hierin wordt gezegd dat bij de totstandkoming van het kabinet onderzocht is of groepsbelediging op basis van geloof kan worden uitgezonderd en dat sprake zou zijn van immuniteit voor politici. Kunt u bevestigen dat deze bewering uit de lucht gegrepen is? Dat zou ik zeer op prijs stellen.

Minister Rutte:

Dat bericht klopte niet. Wij hebben tijdens de formatie met elkaar gesproken over de vraag of de drie partijen het eens zouden kunnen worden over een uitbreiding van de vrijheid van meningsuiting. Daar doelde het bericht ook op. Wat er inhoudelijk in het bericht stond, klopte niet. Er is nooit gesproken over immuniteit voor politici. Wel is gesproken over een eventuele uitbreiding. Daarover zijn wij het niet eens geworden. Dit punt is dus ook niet in het gedoogakkoord terechtgekomen. Waarschijnlijk is een ambtelijke notitie die diende als basis voor de discussie, op de een of andere manier bij de krant beland.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dank voor dit begin van een antwoord. Het stuk was echter iets preciezer. Het ging daarin namelijk niet alleen om het uitbreiden van de vrijheid van meningsuiting. Het ging ook specifiek om het punt van discriminatie en belediging op grond van religie, van geloof, en het laten vervallen van het verbod daarop, specifiek op die grond. Het staat u vrij om te bekijken hoe u met de vrijheid van meningsuiting wilt omgaan, maar het gaat mij specifiek om het punt van de religie, want daaraan werd het vastgeknoopt.

Minister Rutte:

Het kan best zijn dat er ambtelijke notities waren waarin dit soort voorstellen stond, maar u hebt in het gedoogakkoord en het regeerakkoord gezien dat wij daarover met elkaar geen afspraken hebben gemaakt. Wat u zegt over het uitzonderen van religie, kan ik mij niet zo precies herinneren. Wat ik mij wel herinner is de kop die boven het stuk stond: "immuniteit voor politici". Dat is natuurlijk een bizar voorstel.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Misschien wilt u er toch nog even naar kijken, want ik vind dit een belangrijk punt. Ik heb gezien dat het niet in het regeerakkoord of gedoogakkoord is terechtgekomen. Mijn vraag is echter of het onderzocht is. De stelling in het stuk was: VVD en PVV wilden het graag, maar het is er uiteindelijk niet van gekomen. Ik zou willen weten of het onderzocht is. Dat zou ik namelijk bedenkelijk vinden, zoals ik zaterdag ook op de radio heb gezegd.

Minister Rutte:

Dat is mij in ieder geval niet bekend. Of het in voorgroepjes en ambtelijke overleggen aan de orde is geweest, weet ik niet. Wij hebben gesproken over de brede vraag van de vrijheid van meningsuiting, ook in het licht van het feit dat sommige discussies zich van hier verplaatsen naar de rechtszaal. Hoe zou je daarmee moeten omgaan, etc. etc.? Daarover zijn wij het niet eens geworden en daarom staat het niet in het gedoog- en regeerakkoord.

De heer Cohen (PvdA):

Tijdens de laatste interruptie van mevrouw Halsema ging het even over dat dubbele paspoort. Hoewel ik blij ben dat dit in de discussie over de regeringsverklaring tot nu toe geen substantieel van het debat heeft uitgemaakt, wil ik het er nu toch nog even over hebben. Ik hoef de premier niet te herinneren aan wat hij bij de regeringsverklaring van het vorige kabinet zelf heeft gezegd. Misschien is het toch goed om dat nog even kort voor te lezen. Hij heeft toen gezegd dat staatssecretaris Albayrak "helaas een unieke kans heeft laten liggen om een belangrijke daad te stellen. Als nieuw bewindspersoon was zij in de gelegenheid om een voorbeeld te zijn voor veel migranten door onverkort te kiezen voor de Nederlandse nationaliteit." Hij heeft daaraan, zoals wij allemaal weten, nog toegevoegd: "het zou haar sieren als zij dat had gedaan". Nu is er opnieuw sprake van een staatssecretaris met een dubbel paspoort, die wat mij betreft hier meer dan hartelijk welkom is, want aan haar loyaliteit hoeft op geen enkele manier getwijfeld te worden. Ik ben echter wel benieuwd om te horen hoe de premier nu aankijkt tegen het verschil tussen wat hij toen heeft gezegd en wat hij nu, in ieder geval tot nu toe, heeft gezegd, namelijk: "wat mij betreft geen probleem".

Minister Rutte:

Wat mij betreft, en wat betreft het kabinet, is één nationaliteit de norm. Wij zullen ook met voorstellen komen om mensen die het Nederlanderschap verkrijgen, te vragen om zo dat mogelijk is de andere nationaliteit af te leggen. Dat heeft niets te maken met loyaliteit en benoembaarheid nu, maar het heeft wat mij betreft wel alles te maken met het feit dat je volstrekt duidelijk moet zijn over welke nationaliteit je hebt. Wij vinden dat het één nationaliteit zou moeten zijn. U citeert de helft. Ik heb in datzelfde debat ook aan de formateur gevraagd of hij zich heeft beraden over het feit dat betrokkene een nationaliteit heeft van een land dat zich ook in het buitenland bemoeit met inwoners van dat land, via het erfrecht, via dienstplicht – dat laatste is bij haar niet aan de orde natuurlijk, maar wel het erfrecht – en dat zich ook bezighoudt met de vraag of mensen, uit zo'n land afkomstig, de belangen van die staat schaden. Ik vind dat relevant en ik heb gezegd: ik had dat wenselijk gevonden. In dat kader heb ik ook die uitspraak gedaan. Dit speelt natuurlijk niet bij de staatssecretaris die nu aantreedt, omdat Zweden in de diaspora niet worden aangesproken door de Zweedse regering.

De heer Cohen (PvdA):

Ik moet zeggen dat ik dat niet ben tegengekomen in de Handelingen. Het ging erom dat iedereen in beginsel als hij daartoe de mogelijkheid heeft één nationaliteit hoort te hebben. Het ging niet over loyaliteit, het ging erom dat het haar zou sieren om dat te doen. De premier vindt dus dat het iemand alleen siert als het gaat om een land en om een positie in de regering die nog te maken heeft met het land waarvan je de andere nationaliteit hebt. Is dat het punt? Ik dacht dat dat zijn punt niet was. Zijn punt was: ik ben tegen dubbele nationaliteit. Als hij dat was en nog steeds is, begrijp ik niet waarom hij in het ene geval zegt dat het iemand zou sieren om daarvan af te zien en in het andere geval zegt: geen probleem.

Minister Rutte:

Contextueel zijn er twee dingen veranderd. In de eerste plaats zit er nu een kabinet dat een einde maakt, waar dat kan, aan dubbele nationaliteit. In de tweede plaats hebben wij te maken met de situatie waarin de betrokkene uit een land afkomstig was dat zich bezighoudt met onderdanen in het buitenland. Ik citeer maar even uit de Handelingen van dat debat, waar ik een vraag stel aan de minister-president in zijn rol van formateur. Daar zeg ik letterlijk: "Ik had op dit punt nog een vraag aan de minister-president in zijn rol als formateur. Is er bij het informeren ook gekeken naar de mogelijke consequenties van een dubbele nationaliteit van bewindslieden? Zo legt de Turkse grondwet wel degelijk verplichtingen en beperkingen op aan Turkse staatsburgers. Ik hoor graag tot welke conclusies de minister-president tijdens de formatieperiode is gekomen." Daarom zeg ik: het citaat van de heer Cohen klopt. Mijn citaat hoort daarbij. Nu is iets anders aan de orde. Ik heb toen ook gezegd dat over de loyaliteit en de benoembaarheid van de betrokken staatssecretaris geen discussie was. Ik heb de motie van de PVV toen niet gesteund. Het is in deze context dat ik mijn opmerking heb gemaakt. Daarom vraag ik de heer Cohen om de hele context te geven.

De heer Cohen (PvdA):

Ik vind dit maar een heel beperkt argument. De minister-president vindt eigenlijk dat de dubbele nationaliteit er niet moet wezen. Dat geldt dus ook voor een staatssecretaris. Als dat zo is, zou het de staatssecretaris sieren om daar afstand van te doen. Ik vind dat de minister-president op dit punt met dubbele maten heeft gemeten. Ik vind zijn antwoord wat dat betreft teleurstellend.

Minister Rutte:

Het staat u vrij om in het te debat te doen wat u nu doet: u decontextualiseert mijn uitspraak van de uitspraken die ik daar heb gedaan. Er zijn twee andere zaken aan de orde. Ten eerste zit hier een kabinet dat wel een einde gaat maken aan de dubbele nationaliteit. Ten tweede heb ik toen specifiek toegespitst op deze situatie. Ik heb toen heel bewust niets gezegd over de heer Aboutaleb, voor wie het niet mogelijk was om zijn andere paspoort in te leveren.

De heer Pechtold (D66):

Van mij had de heer Cohen nog wel even door mogen gaan. Ik snap hier werkelijk niks van. Gaan we nu werkelijk meemaken dat na twee, drie weken van onrust de minister-president probeert weg te komen door te zeggen: bij Marokkanen kan het niet en bij Turken is er misschien iets met het erfrecht; ik was zo begaan met het eventuele erfrecht van mevrouw Albayrak dat ik daarom wat bezwaar heb gemaakt tegen haar staatssecretariaat?

Minister Rutte:

U luistert niet naar het antwoord dat ik zojuist heb gegeven. Dat mag, maar ik ga het toch herhalen. Ik heb gewezen op het feit dat er landen zijn die zich niet bezighouden met landgenoten in diaspora en dat er landen zijn die dat wel doen. Bij Turkije regardeert dat drie terreinen, namelijk het erfrecht, de dienstplicht, en het feit dat gekeken wordt of belangen van de Turkse staat worden geschaad. Ik heb voor het laatste aandacht gevraagd en heb net de letterlijke tekst voorgelezen van het debat.

De heer Pechtold (D66):

Die beperkingen en die sfeer waren in het debat in ieder geval niet aanwezig. Er zitten 700.000 Nederlanders in het buitenland die de hele tijd door de Nederlandse overheid benaderd worden met de mededeling hoe fantastisch het hier in Nederland is en hoe leuk we dat naar buiten kunnen brengen. Nee, u wekt een bepaalde schijn en gaat verder op uw pad. Ik had gehoopt dat vandaag helder zou worden dat het onzalige verhaal over de dubbele paspoorten hier zou stoppen. Maar als u zo consequent bent, moeten bewindslieden en Kamerleden hun paspoort dan niet inleveren en afstand doen van hun nationaliteit?

Minister Rutte:

Ik vind dat dit in de toekomst zou moeten gebeuren. Ik heb bij de benoeming van een staatssecretaris met een Turkse achtergrond deze opmerking gemaakt. In dat geval vond ik het namelijk wel degelijk een relevant feit dat de Turkse staat zich kan bemoeien met onderdanen in het buitenland. Dat doet zich bij Zweden niet voor. Ik vind dat in de toekomst zowel Zweden als Turken hun nationaliteit moeten afleggen. Het kabinet zal daarvoor voorstellen doen. Wij willen toe naar één paspoort. Ik heb in het genoemde debat geen enkele opmerking gemaakt over de loyaliteit of de benoembaarheid van de betrokken staatssecretaris. Ik vraag u één ding. Als u mij aanspreekt op de uitspraken in dat debat, doe het dan compleet. Want de uitspraak over "het zou sieren" moet u wel in de context van het debat plaatsen. Dat deed u niet. Dat is mijn bezwaar.

De heer Pechtold (D66):

U probeert door een heel klein muizengaatje weg te komen. Voor D66 hebben nationaliteit, loyaliteit en identiteit niets te maken met het paspoort. Wij beoordelen mensen op hun daden. Het is nu de vraag of u op het pad naar één nationaliteit wilt doorgaan. Als u die lijn doortrekt, vind ik, terwijl in de afgelopen decennia de VVD elke keer aan het roer heeft gestaan, terwijl u nu drie jaar uw kansen niet hebt gekregen, dat u nu het goede voorbeeld had moeten geven. Ik ben het daar niet mee eens, maar waarom is er geen voorbeeld gegeven door uw staatssecretaris en door de twee Kamerleden van de VVD-fractie?

Minister Rutte:

De heer Pechtold blijft doorgaan. Hij blijft de nadruk leggen op één deel van het debat, zonder de context te schetsen die ik net letterlijk uit de Handelingen van dat debat heb gehaald. Mijn vraag aan de heer Balkenende in zijn rol als formateur was of hij zich heeft vergewist van de situatie van de Turkse nationaliteit. U kunt het niet met mij eens zijn. Dat respecteer ik. Dat wist ik ook al voor dit debat. Maar ik vind wel dat u mij dan ook recht moet doen door het complete citaat te geven.

De heer Pechtold (D66):

Het gaat mij niet om het citaat van toen, maar om de handelingen van nu. U laat zelfs een Kamerlid voor de VVD installeren met een dubbele nationaliteit, weken na een regeerakkoord. Mij zal het een zorg zijn of iemand in Londen is geboren, maar ik stel u de vraag of u consequent bent. Dubbele paspoorten vind ik geen probleem, maar met dubbele meningen heb ik wel een probleem.

Minister Rutte:

Er is geen sprake van dubbele meningen, omdat dit kabinet in de toekomst een einde zal maken, waar dit kan, aan dubbele nationaliteiten. Op dit moment zijn benoembaarheid en loyaliteit niet aan de orde, of dit nou de heer De Liefde van de VVD betreft of mevrouw Veldhuijzen van Zanten als staatssecretaris in het kabinet . U spreekt naar aanleiding van mijn uitspraken in het debat van 2007. Daar kunnen wij het niet los van zien. Dat citaat heeft in de afgelopen weken logischerwijs in de media gespeeld. Ik vind dat u het citaat dan ook compleet moet geven.

De heer Pechtold (D66):

Qua stijl, qua flair, qua helderheid ben ik vanaf elf uur vanochtend al onder de indruk. Maar hier gaat u hopeloos nat. Hopeloos nat! We benen de casus even uit. Waarom worden er geen voorbeleden gegeven aan al die mensen, zeker door degenen die de nationaliteit zo kunnen inleveren? Waarom wordt dat niet gedaan? En dan nog een vraag. Hebt u als formateur de heer Wilders op de hoogte gesteld van de dubbele nationaliteit of moest hij daar zelf achterkomen?

Minister Rutte:

Ja. Dat laatste.

De heer Pechtold (D66):

Dat laatste? U bent er dus onzorgvuldig in geweest?

Minister Rutte:

Ja.

De heer Pechtold (D66):

U hebt in strijd met uw eigen kabinetsbeleid u niet vergewist als formateur van dubbele nationaliteiten en daarom hebben wij nu al die ophef?

Minister Rutte:

Nee. Het was namelijk geen probleem geweest. Ik wist toen de staatssecretaris bij mij op bezoek was, en ook daarvoor al, dat zij die nationaliteit had. Ik vind – ik zeg het nogmaals, ik blijf het herhalen – dat loyaliteit en benoembaarheid geen probleem waren op dit punt voor die benoeming. U hebt gelijk, ik had in het kader van de collegiale samenwerking met Geert Wilders en de PVV hem op de hoogte moeten stellen. Dat heb ik in de formatie verzuimd.

De heer Pechtold (D66):

Dan heb ik nog één punt, want nu begint het wat mij betreft principiëler te worden. Voor een Zweed en voor een Brit is het in de toekomst allemaal anders maar is het nu geen probleem, voor een Turk en een Marokkaan wel. Dat vind ik ongelijke behandeling. Dat is nou net de gelijkwaardigheid; ik kijk naar mevrouw Ferrier en de heer Koppejan, maar ze zijn er even niet. Ik zou op dit moment heel graag van de CDA-fractievoorzitter willen horen wat hij vindt van deze ongelijkwaardigheid in behandeling. Waarom zou op dit moment een Turkse staatssecretaris onder het oude regime vallen en iemand die net geïnstalleerd is vrij kunnen komen?

Minister Rutte:

Ik heb u geschetst hoe het debat in 2007 gelopen is. Ik vind ten principale ...

De heer Pechtold (D66):

Ik vraag om het nu.

Minister Rutte:

... dat dubbele nationaliteiten niet gewenst zijn. Dat gaan we ook beëindigen gedurende deze politieke samenwerking. Ik begrijp dat u er heel opgewonden over bent, omdat het ook de afgelopen week zo speelde. Dat snap ik allemaal, maar ik vraag u wel om ook mij recht te doen en als u mij hierop aanspreekt, mij aan te spreken in de context van het debat in 2007 en recht te doen aan de uitspraken die ik daarin heb gedaan. Dat mis ik op dit moment in uw betoog.

De voorzitter:

Ik hoorde de heer Pechtold een vraag stellen aan de heer Van Haersma Buma. Wellicht wil hij die beantwoorden.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Tja, dat is een beetje een herhaling van gisteren. Ik stel een vraag aan de minister-president en daarin ligt wellicht het antwoord aan de heer Pechtold besloten.

De voorzitter:

Dat is uw vrijheid.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Mijn vraag aan de minister-president, voor mijn helderheid, is als volgt. U bent formateur geweest en bent thans premier. Ik mag toch aannemen dat u in uw rol als formateur geen onderscheid hebt gemaakt tussen iemand die bij u langskwam met een Nederlandse en een Zweedse nationaliteit en iemand die bij u langskwam met een Nederlandse en een Turkse nationaliteit? Beiden zouden toch op dezelfde manier in dit kabinet benoembaar zijn geweest?

Minister Rutte:

Dat zou wat mij betreft, ook in het licht van de uitspraken van 2007 onderwerp zijn geweest van discussie. Dat is mijn eerlijke antwoord.

(beroering)

De heer Pechtold (D66):

Wat?! Dan hebben we nu wel een helder punt! De gelijkwaardigheid is sinds 2007 dus zoek. In 2007 maakte u een heel probleem van een vrouwelijke staatssecretaris die ...

Minister Rutte:

Ik zeg u ...

De heer Pechtold (D66):

... die helemaal niet in dienst kan, maar wier erfrecht misschien voor haarzelf wordt beperkt!

De voorzitter:

Mijnheer Pechtold.

De heer Pechtold (D66):

En in 2010 maakt u geen probleem van een Zweedse!

Minister Rutte:

Mag ik mijn antwoord afmaken?

De voorzitter:

U mag uw antwoord afmaken. Daarna – "met alle respect", mijnheer Pechtold, hoor ik geloof ik in een dergelijk geval te zeggen – is de heer Van Haersma Buma toch echt aan het woord.

Het woord is aan de minister-president en daarna aan de heer Van Haersma Buma voor diens reactie.

Minister Rutte:

Uiteindelijk – mijn zin was nog niet klaar – zou ik dezelfde positie hebben gekozen die ik heb gekozen in 2007, namelijk dat de vraag van loyaliteit en benoembaarheid hier positief zou worden beantwoord. Dat is mijn antwoord. Dus ook een Turkse staatssecretaris had benoemd kunnen worden.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik wil daar toch meer helderheid over. Voor het CDA geldt dat op dit moment de wet zo is, dat een dubbele nationaliteit geen belemmering vormt. Die mag je namelijk gewoon hebben. Dat geldt voor iedereen onder de huidige regels. In de Nederlandse wetgeving maken wij ook voor de benoembaarheid van iemand in een kabinet, geen onderscheid tussen de vraag of het om een Zweedse of Turkse nationaliteit gaat. Dat geldt voor ons, voor de CDA-fractie, ook in het kabinet waar wij instappen. Dan stel ik weer de vraag: hoe gaat u daar in zo'n geval mee om, als formateur en nu als premier?

Minister Rutte:

Dat heb ik u net al geantwoord. Uiteindelijk zou de kernvraag moeten zijn: is hier de loyaliteit of de benoembaarheid aan de orde? Het antwoord daarop is "nee". Dan kan de betrokkene dus benoemd worden.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dus indien iemand met die dubbele nationaliteit voor uw kabinet zou zijn voorgedragen, was deze persoon gewoon benoembaar geweest?

Minister Rutte:

Ja. Mits er uiteraard was voldaan aan de andere eisen van benoembaarheid.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ja, oké, dat blijft dan gelden. Maar dit vind ik een essentiële markering. Ik dank u wel daarvoor.

De heer Blok (VVD):

Deze discussie over paspoorten en nationaliteiten gaat uiteindelijk over de vraag welke rechten en plichten Nederlandse staatsburgers hebben. Zo wil de VVD haar ook aanvliegen. Ik ben het met de premier eens als hij erop wijst dat er landen zijn die proberen of blijven proberen om mensen die daar gewoond hebben, maar ook hun kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen, te beïnvloeden langs de route van de nationaliteit. Is de premier het met mij eens dat, misschien in zijn vmbo-klas maar anders wel in andere klassen in Nederland, er op dit moment jonge Nederlandse staatsburgers zijn die, louter door het feit dat hun vader, grootvader of overgrootvader geboren is in Marokko, Turkije of Iran, in feite minder vrijheid en minder rechten hebben dan de andere Nederlandse staatsburgers in hun klas, omdat het land van die vader, grootvader of overgrootmoeder hen beperkt wanneer ze in dat land zijn of als ze niet in dienst willen? Is de premier het met mij eens dat er Nederlandse staatsburgers zijn die beperkt worden in hun rechten?

Minister Rutte:

Ja. Dat is ook het verschil tussen landen die zich wel bezighouden met staatsburgers in de diaspora en landen die dat niet doen. De heer Blok heeft daar gelijk in.

De heer Blok (VVD):

Is de premier het dan dus ook met mij eens dat je, om die gelijke positie van dat jonge Turkse meisje te bereiken, een scherpe lijn moet volgen als het gaat om het aanvragen van de Nederlandse nationaliteit en op dat moment moet zeggen: als je afscheid kunt nemen, neem je afscheid? Ik voeg daar een tweede vraag aan toe. Is het kabinet bereid om druk uit te oefenen op landen die de vrijheid beperken van hun onderdanen? Want zo beschouwen zij ze. Ik neem aan dat alle partijen het met mij eens zijn – ik kijk naar de heer Cohen en mevrouw Halsema – dat het zeer ongewenst is dat Marokko, Iran, Turkije of welk land dan ook probeert om die vrijheid te beperken – dat niet alleen probeert, maar ook dagelijks doet – en dat wij daar met alle partijen in deze Kamer hard tegenin horen te gaan.

Minister Rutte:

Zeker. Dat is overigens ook door eerdere kabinetten-Balkenende, ik dacht ook Balkenende IV, gedaan. Dat zetten we zeker voort. Dat richt zich bijvoorbeeld ook op de Marokkaanse overheid.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Misschien nog in antwoord op de heer Blok: ja, in ons verkiezingsprogramma en in het verkiezingsprogramma van volgens mij elke partij staat dat je mensen niet mag dwingen een nationaliteit te behouden die ze niet willen. Er kan geen misverstand over bestaan dat we daarover in onderhandeling moeten treden met die staten om de keuzevrijheid van mensen te vergroten. Maar het is volstrekte onzin dat wij spiegelbeeldig gaan suggereren dat mijnheer Bart de Liefde, om maar even iemand te noemen, last heeft van een dubbele loyaliteit, namelijk dat hij ook loyaal is aan Engeland, en dat dit zich niet goed verhoudt zich met zijn staatsburgerschap in Nederland. Dat je niet van twee landen zou kunnen houden, is een standpunt van zo'n onvoorstelbare benepenheid dat ik hoop dat een liberale premier zich daar niet toe verlaagt. Maar mijn punt is dat ik de premier zojuist op een gênante manier zag draaien. Hij zei: als het was gegaan om een Turkse staatssecretaris, was dat voorwerp van discussie geweest. Pas toen het rumoer ontstond, wilde hij daar een zin aan toevoegen. Mijn vraag is: hadden hier een Turkse en een Marokkaanse staatssecretaris kunnen zitten?

Minister Rutte:

Dat zijn allemaal als-danvragen. Natuurlijk had dat gekund. Dat is ook het antwoord dat ik heb gegeven op de vraag van de heer Van Haersma Buma. Het gaat er ook niet om of hier een Turkse of een Marokkaanse staatssecretaris kan zitten. Het gaat erom dat dit kabinet in de toekomst een einde wil maken aan dubbele nationaliteiten. Daarom mijn antwoord. Ik krijg de kans niet om het af te maken, maar dat is de reden van het antwoord.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het probleem blijft dan. Als u het geen probleem vindt dat iemand die een dubbele nationaliteit heeft staatssecretaris kan zijn en toegang heeft tot belangrijke informatie – want u veronderstelt, wat mij betreft terecht, dat ze loyaal is en haar best zal doen – waarom wilt u dan eigenlijk alsnog haar nationaliteit afnemen bij wet?

Minister Rutte:

Precies om de reden die de heer Blok net gaf. Ik wil dat we in Nederland één lijn trekken en een einde maken aan dubbele nationaliteit. Die afspraak hebben we gemaakt in de politieke samenwerking. We komen met voorstellen om dat in de toekomst te doen. Ik val in herhaling.

De voorzitter:

Mevrouw Halsema, u hebt nog een tweede termijn. Ik word een beetje streng. In tweede termijn staat de heer Wilders achter het spreekgestoelte, in volle glorie, en dan kunnen wij hem weer alles vragen. Het woord is aan de heer Roemer.

De heer Roemer (SP):

Ik ben bang dat wat de minister-president zei geen slip of the tongue was, maar een eerlijk antwoord. Er werd gezegd dat een staatssecretaris met een dubbele nationaliteit, zijnde de Zweedse, geen enkele probleem is, maar ware dat de Turkse nationaliteit geweest, dan was dat een punt van discussie geweest. Dat was geen slip of the tongue, dat meende hij. Pas na het rumoer in de Kamer probeerde hij zich daarvan te distantiëren of daar in ieder geval iets aan toe te voegen. Maar ik denk dat het in werkelijkheid daadwerkelijk zo zou zijn gegaan, en dan was hij ook niet vergeten om de heer Wilders te vragen of hij het daarmee wel eens zou zijn geweest. Ik vind dit een heel zwaar punt. Ik wil dat de minister-president openlijk in de Kamer zeer duidelijk afstand neemt van de uitspraak die hij zojuist heeft gedaan. Met minder kan ik geen genoegen nemen.

Minister Rutte:

Met welke uitspraak?

De heer Roemer (SP):

Dat als het een staatssecretaris was geweest met als tweede nationaliteit de Turkse, het dan een punt van discussie zou zijn geweest. Dat is pure discriminatie.

Minister Rutte:

Dat is geen discriminatie. De vraag is alleen of de benoeming uiteindelijk had kunnen plaatsvinden. Antwoord: ja, want loyaliteit en benoembaarheid staan niet ter discussie.

De heer Roemer (SP):

Het gaat mij om de uitspraak van de minister-president, de minister-president van alle Nederlanders, dat als staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten geen Zweeds paspoort, maar een Turks paspoort had gehad, het dan wel degelijk een punt van discussie zou zijn geweest. Daarmee maakt hij dus een wezenlijk onderscheid tussen de Zweedse en de Turkse nationaliteit en daarmee discrimineert hij.

Minister Rutte:

Dat onderscheid maak ik al de hele middag. Ik maak namelijk verschil tussen landen die zich bezighouden met onderdanen in de diaspora en landen die dat niet doen. De vraag van de heer Buma is uiteindelijk: zou dat benoeming in de weg hebben gestaan? Ik zeg daarop dat er twee toetsen zijn: de loyaliteit staat niet ter discussie en de benoembaarheid staat niet ter discussie. Dus ja, de benoeming had gewoon kunnen plaatsvinden. Maar ik maak de hele middag al dat onderscheid. U ontkent dat steeds. Ik heb dat gedaan in het debat in 2007 en hier.

De heer Roemer (SP):

U zei letterlijk – anders moeten de notulen straks maar even op tafel komen – dan zou dat voor mij een punt van discussie zijn geweest.

Minister Rutte:

Zeker.

De heer Roemer (SP):

Daarmee maakt u een wezenlijk onderscheid.

Minister Rutte:

Dat onderscheid maak ik al de hele middag, mijnheer Roemer, maar u wilt dat niet van mij horen. Dat onderscheid is dat ik een verschil zie tussen zij die de nationaliteit hebben van landen die zich bezighouden ook met mensen in het buitenland en landen die dat niet doen. Uiteindelijk is de enige toets, de toets van loyaliteit en benoembaarheid. Die zou hier positief beantwoord zijn.

De heer Cohen (PvdA):

Excuses dat ik mij voor de tweede keer in ditzelfde debat meng. Ik heb drie vragen. U zegt: dat zou ter discussie hebben gestaan. Mijn eerste vraag is: waar was die discussie over gegaan?

Minister Rutte:

Over het feit dat je dus iemand benoemt die ook een andere nationaliteit heeft van een land dat zich ook bemoeit met onderdanen in het buitenland. Ik vind dat je dat onder ogen moet zien. Uiteindelijk zou ik dezelfde conclusie trekken als ik bij mevrouw Albayrak in 2007 heb getrokken, namelijk benoembaarheid, die kan gewoon plaatsvinden. Dat is ook de reden dat wij – in mijn rol toen als fractievoorzitter van de VVD – de motie van de heer Wilders niet hebben gesteund.

De heer Cohen (PvdA):

Het is dus geen discussie, want de uitkomst van het gesprek stond vast: loyaliteit staat niet ter discussie en benoembaarheid staat niet ter discussie.

Minister Rutte:

Net zoals in 2007 bij mevrouw Albayrak.

De heer Cohen (PvdA):

Dus: geen discussie. Ik begrijp niet dat de premier zojuist zei: dan had ik dat ter discussie gesteld. Wat was de discussie?

Minister Rutte:

Dan heb je discussie over het feit, waar wij het al de hele middag over hebben, dat je iemand gaat benoemen die een nationaliteit heeft van een land dat zich bezighoudt met de onderdanen in het buitenland. Daar heb ik het al de hele middag over. Uiteindelijk is dan de vraag relevant of er een blokkade op ligt vanuit loyaliteit en benoembaarheid. Het antwoord: nee.

De heer Cohen (PvdA):

Ik herhaal: dan is er dus geen discussie. Je zou daar hooguit een gesprek over kunnen houden.

Minister Rutte:

Prima, we hebben er een gesprek over en geen discussie.

De heer Cohen (PvdA):

Dat is dus iets heel anders dan wat de premier daarnet zei, iets heel anders.

Mijn tweede vraag: stel dat het niet om een staatssecretaris met als tweede nationaliteit de Turkse was geweest, maar de Marokkaanse nationaliteit. Had dat verschil gemaakt?

Minister Rutte:

Er is in ieder geval in die zin een verschil, dat ik ook in 2007 heb gemaakt, dat als je praat over iemand met een Marokkaanse achtergrond, die nationaliteit überhaupt niet is op te geven – in de VVD-fractie zit daar een levend bewijs van – en de Turkse nationaliteit wel. Maar uiteindelijk zou ook dat de benoembaarheid niet in de weg hebben gestaan.

De heer Cohen (PvdA):

Dus ook dat zou een discussie, een gesprek zijn geweest en dat had in dit geval niet uitgemaakt.

Minister Rutte:

Zo is het.

De heer Cohen (PvdA):

Dan mijn derde vraag. Die is gericht aan de heer Wilders. Stel dat er geen sprake was geweest van een staatssecretaris met een dubbele nationaliteit met als tweede nationaliteit de Zweedse, maar van de Marokkaanse of de Turkse. Had dat wat hem betreft uitgemaakt als hij daarover was geraadpleegd? Ik kan me maar zo voorstellen dat hij daarover was geraadpleegd door de formateur. Wat was dan zijn antwoord geweest?

De voorzitter:

Mevrouw Halsema vroeg zojuist ook iets aan de heer Wilders. Ik wees haar erop dat er sprake is van een tweede termijn. Ik weet niet of de heer Wilders iets wil zeggen? Ja, die wil dat.

De heer Wilders (PVV):

De heer Pechtold zegt dat het belangrijk is, dus dan zal ik even antwoorden. Voor mij als PVV-fractie had het niet uitgemaakt of de tweede nationaliteit Zweeds, Luxemburgs, uit het Koninkrijk Tonga of uit Marokko was. Wij waren en zijn erop tegen. Daarom zal ik er in tweede termijn een motie over indienen. Wij zijn wat dat betreft consistent. We zullen geen motie van wantrouwen indienen; dat is een verschil. Wij zijn tegen alle dubbele nationaliteiten. Dat zou ik dan dus hebben gezegd, en als de formateur had gezegd dat het conform de wet kan, dan kan het conform de wet. Maar ik had me daar uiteraard wel tegen verzet.

De voorzitter:

Dan nu echt afrondend.

De heer Cohen (PvdA):

Dat lokt echt weer een vraag uit aan de premier.

De voorzitter:

Maar zo werkt het niet, mijnheer Cohen. Daarvoor hebt u echt een tweede termijn. De ene vraag lokt hier altijd de andere vraag uit.

De heer Cohen (PvdA):

Laat mij dan een laatste vraag stellen, voorzitter.

De voorzitter:

Alstublieft.

De heer Cohen (PvdA):

Stel nu dat het zo was geweest en dat de heer Wilders had gezegd: ik ben daartegen. Wat was dan de conclusie geweest van de formateur?

Minister Rutte:

Voorzitter, we zitten nu in een als-dan-als-dansituatie. De heer Cohen hoort wat de heer Wilders zegt. Ook hij is consequent. Hij heeft in 2007 gezegd: of ze nu een Zweed is met een blond kapsel of een Turk of een Marokkaan, zou voor mij niet uitmaken. Hij herhaalt dat hier. We hebben die discussie niet gehad. Dat is een omissie mijnerzijds in de formatie, heb ik net gezegd. Hij had het moeten weten. De zaak ligt er zoals hij ligt, maar nu gaan we in een "als dan" en "stel nou dat" en dan zijn we echt bezig om een soort toneelstuk op te voeren.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter, ik sta hier omdat de premier zojuist nog even zei: de hele middag zeg ik al dat er een verschil is tussen de Zweedse dubbele nationaliteit en de Turkse. Ik kan mij voorstellen, en ik kan de Handelingen ook lezen, dat hij indertijd, in 2007, als leider van de VVD dat standpunt had. Dat weet ik. Maar tegelijkertijd is hij nu premier, en was hij eerder formateur, van een kabinet van VVD en CDA. En voor het CDA – dat staat ook in de eerste zin van het regeerakkoord – is de gelijkwaardigheid van mensen essentieel. Daarom is het voor ons niet acceptabel dat de ene dubbele nationaliteit anders wordt gewogen bij een benoeming dan een andere. Ik kan me dus voorstellen dat de premier zegt: ja, dat heb ik in 2007 gezegd. Als coalitiepartij ben ik echter maar in één ding geïnteresseerd, en dat is wat hij nu als premier zegt en wat hij als formateur deed. Daarom vraag ik hem nog een keer: wat gold voor u als formateur? Was er daar een verschil, dan hebben we een probleem. Is dat er niet, dan zeg ik: ja, dit is de premier van het kabinet en wat is uw standpunt nu als premier van deze coalitie?

Minister Rutte:

Hetzelfde als in 2007, namelijk dat het hebben van een dubbele nationaliteit niet in de weg staat aan benoeming in het kabinet.

De voorzitter:

De heer Pechtold.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter ...

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik wil dit toch precies weten! Dit is voor mij wezenlijk en daarom vraag ik het ook. Wij hebben bij de start van dit kabinet natuurlijk heel goed geaccepteerd dat de minister-president als VVD-leider in 2007 zei over het kabinet met de PvdA: bij de benoeming maakt het voor mij uit hoe dat precies zit. Ik heb echter te maken met een coalitie waarin ik, samen met het CDA, met de heer Rutte ben gestapt. Hij is premier van een kabinet, waarbij ik ervan uitga dat hij iedere dubbele nationaliteit benoemt. Waarom? Omdat iedere burger recht heeft op die benoeming als hij aan alle eisen voldoet.

Minister Rutte:

Ja, zo is het.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dus geldt dat ook voor u. En dan wil ik nu het antwoord hebben. Is dat zo, dan vind ik het best. Dan ga ik weer zitten en ben ik tevreden. Is het niet zo, dan kom ik met een motie daarover.

Minister Rutte:

Het antwoord is: ja, net zoals in 2007. Ik heb toen ook gezegd – ik zeg dat toch nog maar een keer – dat ook toen niets aan de benoeming van mevrouw Albayrak in de weg stond. En ik vind dat nog steeds. Mag ik het proberen in mijn woorden, mijnheer Van Haersma Buma? Als u mij vraagt: maakt het uit of iemand een dubbele nationaliteit heeft om benoemd te worden in een publiek ambt, bijvoorbeeld dat van staatssecretaris of minister, dan is het antwoord nee.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

In 2007 zei u dat het verschil maakt bij de benoeming van een minister of hij is van een land dat nog iets te maken heeft met zijn onderdanen of niet. Dit kabinet – daar ging ik van uit – maakt dat onderscheid niet. Maakt u als premier van dit kabinet dat onderscheid of maakt u het niet?

Minister Rutte:

Nee.

De heer Pechtold (D66):

Nee. Maar zojuist zei u dat als het een Turkse was geweest u een extra vraag had gesteld of dat er discussie was geweest. Wat was dat dan voor discussie geweest? Voor mij gaat het erom wat het verschil is in 2010, niet in 2007, tussen een gesprek van de formateur met een Turkse kandidaat-staatssecretaris en een gesprek met iemand anders.

Minister Rutte:

Uiteindelijk niets, maar de heer Verhagen en ik hadden natuurlijk met de heer Wilders over deze benoeming moeten spreken. Ik heb eerder gezegd dat het een fout van mij is dat we dat niet hebben gedaan. De vraag van de heer Van Haersma Buma is de kernvraag.

De voorzitter:

Mijnheer Pechtold, ik heb echt het idee dat we dit onderwerp nu ...

De heer Pechtold (D66):

Nee! Voorzitter, het gaat om het inhoudelijke verschil. De minister-president zegt dat hij in 2007 een verschil maakte. Hij trok dat verschil zojuist door naar 2010. Op de door de Kamer gestelde hypothese of in 2010 iemand met ook de Turkse nationaliteit benoemd had kunnen worden, zei hij "ja, maar dan zou er meer discussie zijn". Vanwege die opmerking vraag ik wat die discussie dan zou zijn en waarin verschilt de discussie over de Zweedse kandidaat en de hypothetische Turkse kandidaat?

Minister Rutte:

Zoals ik al eerder heb gezegd, is de fout die ik gemaakt heb dat de heer Wilders als leider van de PVV niet wist dat dit speelde. Dat hadden wij natuurlijk moeten bespreken. Dat was ook gebeurd bij iemand met de Turkse of Marokkaanse nationaliteit. Uiteindelijk staat mijn antwoord op de vraag van de heer Van Haersma Buma: de benoeming zou hebben plaatsgevonden.

De heer Pechtold (D66):

U slaat nu een stapje over. Zonder verschil van discussie. De discussie zou dus ...

Minister Rutte:

Met de heer Wilders en de heer Verhagen zijn geweest. Natuurlijk.

De heer Pechtold (D66):

Dat is procedureel. De inhoudelijke vraag in 2010 luidt of het een gelijkwaardige discussie is tussen een kandidaat met ook een paspoort uit Zweden en een kandidaat met ook een paspoort uit Turkije. U suggereerde zojuist dat er meer discussie zou zijn bij iemand die ook dat Turkse paspoort zou hebben. Dat lijkt u nu terug te nemen, maar ik zou dat voor de Handelingen klip-en-klaar bevestigd willen hebben.

Minister Rutte:

Zoals ik eerder aan de heer Roemer meldde, hadden we dan discussie gehad. We hadden dat überhaupt moeten hebben, ook in dit geval. Dat hadden we dan ook gehad in de samenwerking zoals wij die nu hebben. Uiteindelijk staat het antwoord dat ik de heer Van Haersma Buma heb gegeven. Benoeming zou gewoon hebben plaatsgevonden.

De heer Pechtold (D66):

De discussie is dus een holle discussie. U hebt aan een Zweedse staatssecretaris gevraagd: hebt u IKEA-aandelen, rijdt u Volvo, houdt u van knäckebröd en dat soort dingen?

Minister Rutte:

Ik wilde vooral weten of zij een Saab reed.

De heer Pechtold (D66):

Ja, volgens mij staat er nog een te koop.

Minister Rutte:

Dat klopt. Wilt u hem hebben?

De heer Pechtold (D66):

Nee, voor het geval dat ik beïnvloed wordt door de Zweedse industrie. Ik rijd in een andere auto, maar die is inmiddels van China vanwege de kenniseconomie.

De voorzitter:

U moet nu wel alle merken noemen anders hebben we straks nog een probleem ook.

Minister Rutte:

Ja, dit is inderdaad een live-uitzending.

De heer Pechtold (D66):

Laat ik als volgt afsluiten. Voor mijn fractie eindigt en begint dit hilarisch, namelijk met het idee dat nationaliteit, loyaliteit en identiteit iets met elkaar te maken hebben. Ik zal de komende tijd echter heel scherp zijn op de uitvoering die u wilt geven aan de gelijkwaardige behandeling, want die is voor alle Nederlanders, ook voor die klasgenoten van u, zeer van belang. We zullen daar heel scherp op zijn. U ging langs het randje.

Minister Rutte:

Ik ben het met u eens dat je nationaliteit, loyaliteit en identiteit niet moet verbinden. Dat is precies de reden dat ik heb gezegd dat noch loyaliteit noch benoembaarheid hier in de weg staan. Daarom heb ik ook het antwoord gegeven aan de heer Van Haersma Buma zoals ik dat gegeven heb. Als de heer Roemer mij echter eerlijk vraagt of er discussie over zou zijn geweest, is het antwoord in deze samenwerking natuurlijk "ja". Door een omissie mijnerzijds is dat in dit geval niet gebeurd. Als iemand dacht dat dit een opzetje van mijn kant was, dan kan het debat van het afgelopen half uur aantonen dat dit niet zo is.

Dan kom ik op het WRR-rapport over ontwikkelingssamenwerking. Dat valt onder het kopje overige zaken. Daaronder zal ik ook andere onderwerpen behandelen: extra politieagenten, de modernisering van de monarchie en nog een aantal onderwerpen. Ik begin bij het WRR-rapport.

De voorzitter:

Er ontstaat nu wat "leergeruis", zoals we dat zouden noemen. Zou u weer willen gaan luisteren naar de minister-president?

Minister Rutte:

Ja, want dit is een belangrijk thema. Het WRR-rapport heeft zijn plek gevonden in het regeerakkoord. Het is een goed rapport dat ons bevalt. Er staat in hoe de ontwikkelingssamenwerking uiteindelijk gemoderniseerd kan worden zodat er meer involvement komt van het bedrijfsleven en zodat het meer geënt is op de ontwikkeling van de middenklasse in de derde wereld. Ook gaat het in op de systematiek van de microkredieten et cetera. Dat rapport is onderdeel van het denken van dit kabinet. Ik heb begrepen dat sommigen van u praten over de noodzaak van een parlementair onderzoek. Ik heb de heer Cohen erover gehoord. Ik wacht dat af. Daar gaat u over. Daar staan wij buiten, althans in deze fase. Het is een zaak van de Kamer. Het beviel mij wel dat u het WRR-rapport zo omarmde, omdat uw partijgenoot Koenders daar in het verleden toch een stuk zuiniger op heeft gereageerd. Wij zijn het toch meer eens dan ik dacht.

Ik kom op de koopzondagen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb op het punt van de ontwikkelingssamenwerking nog een vraag gesteld. Die staat even los van het feit dat ik met het kabinet echt van mening verschil over de wenselijkheid om niet alleen te bezuinigen, maar ook het budget in toenemende mate te vervuilen door er allerlei andere dingen in onder te brengen en de criteria op te rekken zodat er nog meer in ondergebracht kan worden. Dat is een politiek verschil van mening dat ik heb met dit kabinet in zijn volle breedte.

Ik heb een vraag gesteld over de stelling van de minister-president bij de presentatie van het regeerakkoord. Hij zei toen: wij beginnen bij onszelf. Hoe kun je dat zeggen als het kabinet volgend jaar, in 2011, effectief 1,5 mld. extra bezuinigt bovenop datgene wat al door het vorige kabinet was besloten en als het kabinet het grootste deel van die bezuiniging weghaalt bij ontwikkelingssamenwerking? In 2012 is dat al 900 mln. oplopend tot 1 mld. U zei: wij beginnen bij onszelf. U gaf het voorbeeld van de Eerste en Tweede Kamer. Dat duurt nog een jaar of acht en het levert 10 mln. op. Ik vind het van belang dat u zich rekenschap geeft, ook in deze Kamer, van de keuze van het kabinet om te beginnen bij de allerarmsten van de wereld om onze problemen op te lossen.

Minister Rutte:

Wij bouwen de komende jaren een bezuinigingspakket op dat optelt naar de beroemde 18 mld. in 2015. Al die posten hebben hun eigen pad. Dat heeft ook te maken met de snelheid waarmee je kunt implementeren. Een aantal maatregelen in de sfeer van de overheid of in de sfeer van subsidies kunnen sneller, sommige andere maatregelen duren langer. U plaatst nu ontwikkelingssamenwerking een op een tegenover het inkrimpen van de Kamer. Dat leidt tot een nogal bijzondere uitvergroting. Feit is dat wij terug willen naar de internationale norm. Wij houden ons aan de ODA/DAC-criteria. Wij gaan wel proberen om daarover te onderhandelen om te kijken of daarin meer is onder te brengen in de toekomst. Wij gaan dat hele beleid moderniseren.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik plaats het niet tegenover elkaar; u deed dat, namelijk bij de presentatie van het akkoord. Toen zei u: iedereen zal er wat van merken, maar wij beginnen bij onszelf. Uw eerste voorbeeld was: want wij gaan de Eerste en de Tweede Kamer inkrimpen. Daar zijn twee termijnen voor nodig. Het duurt nog tot ver na 2015 voordat dat geregeld kan zijn en het levert 10 mln. op. U kunt niet met droge ogen zeggen "wij beginnen als politici en bestuurders bij onszelf", als u volgend jaar effectief 400 mln. bezuinigt op de hulp aan de allerarmsten en dat in het jaar daarop al laat oplopen naar 900 mln. U zegt: elke maatregel heeft zijn eigen tijdpad. Dit tijdpad is wel heel snel om het geld zo snel mogelijk weg te halen bij degenen die dat het minste kunnen missen.

Minister Rutte:

Andere dingen hebben wij wel heel snel gedaan. Zeven bewindslieden minder is ook zeven keer € 120.000, € 130.000 per jaar plus alle ondersteuning. Dat is wel snel gegaan. Sommige dingen kunnen snel, sommige dingen hebben wetgeving nodig. Dat is altijd zo met maatregelen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat is waar, maar er zijn meer maatregelen die volgend jaar wel kunnen, maar waarvoor u niet hebt gekozen. Ik heb opgemerkt dat u opmerkelijk weinig bezuinigt in 2011. Dat heeft vast niks met het verkiezingsjaar te maken, maar het is wel opgevallen. Daarna gaat het ineens hard oplopen. Maar u doet wel wat bij diegenen die niet hier kunnen komen protesteren volgend jaar en die zich niet laten horen, maar die het niet kunnen hebben. Ik vind dat kwalijk.

Minister Rutte:

Dat is mede dankzij de heer Rouvoet. U hebt het bedje gespreid achtergelaten voor 2011: 3,2 mld. Daar doen wij nog iets bovenop. Uit mijn hoofd zeg ik dat wij er nog ruim 1 mld. bij kunnen doen. De rest telt dan op naar de 18 mld. Maar maatregelen die snel kunnen, zoals de inkrimping van het kabinet, doen wij meteen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Betekent dit dat u open zou staan voor op zijn minst een andere fasering? Ik wil best in tweede termijn de maatregelen noemen die u had kunnen nemen in 2011, die u wel van plan bent, maar die u pas later laat ingaan. Zou u die willen uitwisselen tegen de hulp aan de allerarmsten, die wij dan naar achteren schuiven? Dat zou u sieren.

Minister Rutte:

Nee, wij hebben deze fasering zo afgesproken, dus die gaat volgend jaar gewoon in. Een aantal andere maatregelen gaat ook in. Sommige maatregelen kosten meer tijd, dus die gaan later in. Zo gaat dat.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Wij beginnen dus niet bij onszelf.

Minister Rutte:

Jawel, wij zitten hier nog maar met 20 bewindslieden in plaats van 27, dus volgens mij beginnen wij echt bij onszelf.

De bestaande situatie met de koopzondagen blijft zoals die is. Dat is de situatie van de huidige wetgeving. Er ligt nog een wetsvoorstel in de Eerste Kamer en dat wordt gewoon doorgezet. Wordt het wetsvoorstel aangenomen, dan is dat het beeld. Wordt het wetsvoorstel niet aangenomen, dan is het beeld het bestaande beeld. Maar goed, dat wetsvoorstel wordt gewoon doorgezet. Wij wachten af wat er in de Eerste Kamer mee gebeurt.

Ik heb eerder al antwoord gegeven op de vragen over de politie. Er komt 370 mln. bij. Door de maatregelen van dit kabinet zijn er aan het eind 3000 agenten meer dan er zonder dit kabinet geweest zouden zijn. Daaronder bevindt zich 500 man dierenpolitie.

De heer Roemer (SP):

Daar zijn we helemaal blij mee. Hoe meer agenten erbij komen, hoe liever we dat hebben. Ik wil het nu echter even over de nettoafrekening hebben. We horen namelijk van politiebonden dat de bezuiniging uit de tijd van minister Ter Horst nog niet weg is. Is die bezuiniging van tafel of is die in stand gebleven? Daarover is onduidelijkheid. U kunt daarover duidelijkheid geven.

Verder staat meer dan de helft van de korpsen onder financiële curatele. Ze hebben zo veel problemen dat er nu eerst heel veel agenten uit gaan om die problemen op te lossen. Ik hoor zelfs dat het aantal agenten dat erbij komt netto ongeveer op nul zal uitkomen indien alle problemen moeten worden opgelost. Het is leuk als u er aan de ene kant 3000 bij haalt, maar als er door de huidige problemen aan de andere kant ongeveer evenveel uit vliegen, schieten we natuurlijk niet zo veel op.

Ik heb dus twee vragen. Ten eerste: hoeveel agenten vliegen er nu uit door de huidige problemen? Ten tweede: zijn de bezuinigingen van minister Ter Horst van tafel?

Minister Rutte:

Zoals elk kabinet werken we ten opzichte van het basispad: de situatie die je aantreft. Ten opzichte van het basispad zullen er aan het eind van deze periode 3000 agenten meer zijn dan zonder dit kabinet. Uiteraard staat dat in betrekking tot alle door eerdere kabinetten genomen maatregelen. Je kunt niet de hele wereld opnieuw uitvinden. Er zullen in elk geval 3000 agenten meer zijn dan wanneer dit kabinet er niet zou zijn geweest.

De heer Roemer (SP):

Als dit kabinet er niet was geweest, zouden er 3000 agenten minder zijn. Daardoor komen we netto op nul uit. Bedoelt u dat?

Minister Rutte:

U hebt het over de precieze effecten van de bezuiniging van mevrouw Ter Horst, van het vorige kabinet. Het is waar: die bezuiniging zit erin. Daarom heb ik het ook niet over 3000 agenten erbij, maar over 3000 agenten minder als dit kabinet er niet zou zijn geweest. Daarom gebruik ik die woorden ook zo, vanzelfsprekend. Wij steken hier 370 mln. in; dat is goed voor veel agenten erbij. Natuurlijk heb je te maken met het basispad waarlangs in al onze verkiezingsprogramma's gewoon is meegelopen. Dat is logisch.

De heer Roemer (SP):

Die bezuiniging betrof 192 mln. Er is zelfs een motie aangenomen om die van tafel te halen, maar die is niet uitgevoerd. Ook het nieuwe kabinet weigert deze uit te voeren. Dat gaat over 192 mln. Daarnaast zitten een heleboel korpsen financieel in de problemen. Dat bedrag is volgens mij bijna net zo groot. Dan blijft er netto toch niets meer over?

Minister Rutte:

Om te beginnen was de aangenomen motie ongedekt. De motie had een fantastische strekking, maar was helaas ongedekt. Dit kabinet zegt: dat kan niet. Wij willen dat er ten opzichte van het basispad 3000 agenten bij komen. Dat realiseren wij ook. Dat betekent aan het eind van deze periode 3000 agenten meer, waaronder 500 man dierenpolitie, dan zonder dit kabinet.

De heer Roemer (SP):

Tot slot mijn conclusie. Het zou iedere politicus sieren om een zuivere voorstelling van zaken te geven. Zeg er dan ook direct bij dat eerdere bezuinigingen en eerdere problemen bij de korpsen niet van tafel zijn. De politiekorpsen moeten er rekening mee houden dat er heel veel mensen verdwijnen dankzij de eerdere bezuinigingen en de problemen die er waren op het moment dat u aantrad. Dan hebt u een zuiver verhaal. Agenten en mensen op straat denken nu allemaal dat er straks daadwerkelijk 3000 mensen komen bovenop het huidige aantal, maar dat is niet zo. Er komen er 3000 bij nadat al de problemen zijn opgelost. Het zal netto ongeveer op nul uitkomen. Heel veel agenten voelen zich dan wederom bestolen.

Minister Rutte:

Neen. Het moet allemaal nog precies worden bekeken, maar netto is er sprake van een zeer aanzienlijke intensivering. Natuurlijk werkt elk kabinet ten opzichte van een basispad. In het verleden zijn er op allerlei terreinen allerlei bezuinigingen ingezet. Wij corrigeren ten opzichte van die bezuinigingen. Wij trekken 370 mln. extra uit, en 100 mln. voor de justitieketen. Dat telt op tot 3000 agenten meer dan zonder dit kabinet.

De heer Pechtold (D66):

Denkt u dat iemand snapt hoeveel agenten er over het basispad lopen?

Minister Rutte:

Denkt u dat?

De heer Pechtold (D66):

Ik heb u gisteren concreet voorgehouden dat er in 2009 in Nederland 49.597 agenten waren. Ik heb u gevraagd: bent u afrekenbaar op 52.597? Als we op basis daarvan discussiëren, snappen mensen tenminste waar het over gaat. Dat lijkt me zinniger dan discussiëren aan de hand van een basispad.

Minister Rutte:

Ik ben afrekenbaar op het volgende: als dit kabinet er niet was geweest en het beleid dat er reeds lag, was voortgezet, zouden er aan het eind van deze periode 3000 agenten minder zijn dan er dankzij dit kabinet zullen zijn. Ik herhaal het antwoord nu voor de tiende keer en wil het ook nog een elfde of twaalfde keer herhalen, maar dit is het antwoord.

De heer Pechtold (D66):

Het komt wel eens voor dat je vier jaar later door uitspraken die je nu doet, in de problemen dreigt te komen. Daarom wil ik de premier helpen. Hij zegt dat er 3000 agenten extra komen, waaronder die 500 voor de honden- en kattenpolitie. Ik wil graag weten ten opzichte van wat. Ik noemde als voorbeeld een politiejaarverslag, waarin staat hoeveel agenten er zijn. Ik geef de premier de kans om die cijfers aan te passen. Hij mag zeggen dat daar eerst nog de bezuinigingen van het vorige kabinet af gaan of dat daar eerst nog wat anders af gaat. Dat vind ik allemaal prima. Wij hebben nog niet eens meegenomen dat de andere agenten allemaal op de nullijn zitten en mijn fractie dus het gevoel heeft dat die agenten hun collega's gaan betalen. De partij die spreekt over veiligheid en extra agenten moet kunnen kwantificeren hoeveel dat er ten opzichte van nu zijn. Ik krijg graag een eerlijk getal, afrekenbaar, waar ik als het kan de Rekenkamer in kan laten meekijken.

Minister Rutte:

Dat is een rare discussie, want als het gaat om de situatie van nu, moet er eerst gekeken worden hoeveel er in de opleiding zitten, hoeveel er gaan pensioneren, hoeveel er een opleiding van drie jaar volgen en hoeveel van vier jaar. De minister van Veiligheid en Justitie zal de Kamer daar bij zijn begrotingsbehandeling inzicht in geven. Dat zeg ik graag toe. Hier zeg ik echter dat het gaat om 3000 extra agenten ten opzichte van de situatie waarin dit kabinet er niet geweest zou zijn.

De heer Pechtold (D66):

Wij krijgen de toezegging – hoera! – dat de minister van Veiligheid en Justitie – ik zie hem mij met een wakkere blik aankijken – binnen enkele weken een nulmeting doet. Zo heet dat in Haags jargon; basispad en nulmeting. Hij doet dus een nulmeting van het aantal agenten dat er nu is en hoeveel van die 3000 er in 2012, 2013, 2014 en 2015 bij komen. Ik vind dat een fantastisch voorstel. Ik ben alleen bang dat hij op bezoek moet bij de collega die naast hem zit voor de centjes.

Minister Rutte:

Ik ga het op mijn manier formuleren. Ik begrijp wat de heer Pechtold doet, maar nu was ik mijn hele hand ineens kwijt. Ik zeg toe dat de minister van Veiligheid en Justitie zal laten zien hoe deze extra intensivering zich verhoudt tot de bestaande financiële arrangementen rond de politie. Zo formuleer ik het. De heer Pechtold gaat net weer twee stapjes verder.

De heer Cohen (PvdA):

Voorzitter. Dit is de Haagse conclusie. Ik denk aan wat de mensen in het land hiervan denken en wat de werkelijkheid zal zijn. Dat is dat er in de eerste plaats geen agenten bij komen, maar dat er 500 af gaan, omdat er 500 in de richting van die animalcops gaan. De mensen zullen ook merken dat er minder agenten op straat komen als gevolg van de invoering van een nationale politie. Als gevolg daarvan zullen er namelijk heel wat agenten gebruikt gaan worden voor opsporing; en agenten die bezig zijn met opsporing zien wij niet op straat. Het effect van dit kabinet, met een nieuw ministerie voor Veiligheid, zal dus zijn: aanzienlijk minder agenten op straat voor orde en veiligheid.

Minister Rutte:

De heer Cohen is tegenstander van de invoering van een nationale politie. Hij trekt nu conclusies uit die invoering van een nationale politie die ik in ieder geval niet deel. Toen hij in het kabinet zat – dit is de eerste jij-bak vandaag, maar hij moet toch even – is er fors bezuinigd op de politie. Dit kabinet draait die bezuiniging niet alleen terug, maar investeert ook fors extra in de politie, waardoor er aan het eind van deze periode 3000 agenten meer zijn dan wanneer dit kabinet er niet was geweest. De minister van Veiligheid en Justitie zal bij zijn begrotingsbehandeling daar verder inzicht in geven.

De heer Cohen (PvdA):

Ik gaf alleen maar weer wat mensen op straat, die denken dat er extra politie komt, zullen merken. Die zullen in de komende jaren merken dat er geen agent op straat bij komt. Integendeel, zo is mijn voorspelling, er zullen agenten af gaan. Wij zullen dat constateren.

Minister Rutte:

Daar gaat u naar kijken, maar de cijfers die ik heb gezien, laten zien dat er ook netto een zeer forse intensivering zal zijn van het aantal agenten. Nogmaals, dat gaat de minister van Veiligheid en Justitie u laten zien.

Over de meetbaarheid en controleerbaarheid het volgende. Wij hebben de meetbaarheid vooraf besproken toen ik de vraag van de heer Blok beantwoordde. Er is nog een vraag gesteld over de meetbaarheid, maar dan meer achteraf. Dat refereert ook aan de motie-Pechtold, die op 28 mei 2009 door heel veel partijen in de Kamer is gesteund. Wij zullen in de reguliere begrotings- en verantwoordingssystematiek inzicht bieden. Dat gebeurt al in 2010, want in de jaarverslagen over 2009 wordt inzicht geboden in de jaarlijkse tussenstappen die moeten leiden tot doelrealisatie. Verder gaat het om de aansluiting van de kabinetsdoelstellingen en het daarvoor beschikbare budget, de Rijksbegroting en de effectindicatoren die worden gehanteerd om de voortgang van de doelstellingen te meten. Ik zeg dus toe dat de motie-Pechtold door dit kabinet consequent en keurig zal worden uitgevoerd. Wat wij niet willen, is een nieuwe stoplichtenbrochure gaan uitbrengen, waar dan in staat dat het kabinet het Palestijns-Israëlisch conflict heeft opgelost. Dat lijkt mij niet verstandig. Knap overigens dat het toen gelukt is. Dat moeten wij dus niet doen, maar wij willen wel de Kamer ordelijk langs de lijnen van de motie-Pechtold bedienen.

De heer Pechtold (D66):

Ik ben heel blij met die toezegging. Ik neem aan dat dit betekent dat de zeventien hervormingen die aanstaande vrijdag in de ministerraad liggen, daar in ieder geval onder vallen, maar ook andere zaken. Het rijden van 130 km per uur vind ik geen hervorming, maar van dat soort symbolische zaken van dit kabinet zou ik graag een overzicht krijgen om te zien welke u daaronder laat vallen. Het hoeven er geen 74 te zijn, zoals in het kabinet-Balkenende IV, maar tussen uw zeventien hervormingen en 74 hervormingen moet toch nog wel iets meer ambitie zitten.

Minister Rutte:

Ik heb u toegezegd dat wij u de lijst met grote hervormingen zullen toesturen die in het kabinet de komende tijd op de agenda staan. Dat heb ik u eerder vandaag toegezegd. Nu gaat het over de vraag hoe je achteraf verantwoording aflegt over het gevoerde kabinetsbeleid. Dat doen wij conform de motie-Pechtold en zoals dat ook in de systematiek is neergelegd. Ik wil nu geen aparte verantwoordingssystematiek over die hervormingen in het leven roepen. Die komen op een normale manier terug in de systematiek, zoals die op grond van de motie-Pechtold is geïmplementeerd.

De heer Pechtold (D66):

Daar ben ik heel blij mee, maar ik wil ook niet dat u met een mer à boire aan voortgangsrapportagetjes komt over ieder dingetje en ieder toezegginkje. Dat zijn er immers misschien vele honderden wat dit regeer- en gedoogakkoord betreft. Ik zou veel liever hebben dat over de belangrijkste zaken, namelijk de zeventien hervormingen en nog een aantal zaken, een debat bij begrotingsbehandelingen kan plaatsvinden en dat daarbij, zoals u zelf zegt, via het rijksverslag en het jaarverslag de Rekenkamer mee kijkt. Dat hoeft voor mij niet over die honderden dingen te gaan, maar als u in de ministerraad toch die zeventien dingen bespreekt, maak dan een lijst van de punten waarvan u zegt: hierop ben ik af te rekenen.

Minister Rutte:

Nogmaals: dat zit in de normale, op grond van uw eigen motie en inmiddels door het vorige kabinet geïmplementeerde verantwoordingssystematiek. Daar zit het gewoon in! Ik denk echt dat dit het beste is. Anders moeten wij weer aparte verantwoordingslijntjes neerleggen.

De heer Wilders vroeg of het kabinet bereid is om een grondwetswijziging voor te bereiden waardoor de Koning geen lid meer zal zijn van de regering. Het antwoord daarop is: nee. Ik had ook de indruk dat de vragensteller er al een beetje op rekende dat het antwoord "nee" zou zijn. Inhoudelijk wil ik er een paar dingen over zeggen. In 2000 is door de toenmalige premier Kok een brief aan de Kamer gestuurd over de positie van het Koninklijk Huis. Het bevat een zeer lezenswaardige beschouwing over het koningschap. Dat herlezend moet ik zeggen dat het aan actualiteitswaarde niet heeft ingeboet. Er is in dit soort discussies altijd een vooronderstelling dat de Koning thans als lid van de regering macht heeft. Het staatsbestel is echter zo ingericht dat de Koning niet over zelfstandige staatsrechtelijke bevoegdheden beschikt. Artikel 42, lid 2 van de Grondwet drukt het ook kernachtig uit: "De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk." Dit betreft het leerstuk van de Thorbeckiaanse Grondwet vanaf 1848 en de Luxemburgse kwestie van 1868. Voor het doen en laten van de Koning bestaat ministeriële verantwoordelijkheid. Die is niet beperkt tot het optreden van de Koning in zijn rol als onderdeel van de regering, maar strekt zich uit tot al zijn handelen. Ook dat is van belang: het gaat niet alleen om de regering, maar om al zijn handelen. De Grondwet waarborgt dus een sluitend stelsel van parlementaire controle.

Dan is er de kwestie van de Koning en de kabinetsformatie. Daarover heeft de Kamer eerder besluiten genomen via de motie-Kolfschoten. De kanbepaling staat nu in het Reglement van Orde. Dan is het altijd aan de Kamer zelf om na verkiezingen te besluiten of de motie-Kolfschoten wordt geactiveerd door als Kamer een debat te hebben over het aanstellen van een formateur. Op dat punt ben ik dus bescheiden, want dit ligt bij de fracties.

De heer Wilders (PVV):

Ik had dit antwoord natuurlijk verwacht. Het is wel bijzonder jammer. Ik vind dat er in de eenentwintigste eeuw gewoon geen plaats is voor iemand die op basis van erfopvolging en niet op grond van democratische verkiezingen lid is van de regering. Dit is geen goede zaak, of het nou gaat om het lid zijn van de regering, het ondertekenen van wetten of het spelen van een rol bij de formatie. Ik zei gisteren al dat de PVV koningsgezind is, maar niet wil dat de Koning politieke invloed heeft. Het is misschien geen macht, maar het is wel politieke invloed. Volgens mij merkt u dat – en gaat u dat iedere week merken – wanneer u daar op bezoek gaat. Andere landen – of het nou gaat om Zweden, Luxemburg of België, waar nu deze discussie plaatsvindt – hebben dit al gedaan of gaan dit doen. U wilt dit niet. Ik kan niet anders dan dat respecteren, maar ik zal dan namens mijn fractie een initiatiefwetsvoorstel indienen om tot die wijziging van de Grondwet te komen. Dan zullen wij dit debat opnieuw ten volle voeren, ook met het kabinet.

Minister Rutte:

Dat wachten wij af. De Engelsman Bagehot heeft inderdaad iets gezegd over de rol van de monarch. Dit geldt overigens ook in stelsels waarin de monarch geen lid is van de regering. Dan gaat het namelijk om het recht om te adviseren, het recht om aan te moedigen en het recht om te waarschuwen. Zo heeft hij dit ooit geformuleerd. Dat geldt zowel in de situatie waarin de Koning lid is van de regering als in de situatie dat hij geen lid zou zijn.

Ik kom nu op de bezuiniging op kunst en cultuur. Als je kijkt naar de totale pot geld voor kunst en cultuur in Nederland, praat je over een bedrag van 5 mld. Als je kijkt naar de overheidsuitgaven aan cultuur, moet je vaststellen dat 31% daarvan afkomstig is van het Rijk en 61% van de gemeenten. Ik wijs er ook op dat het Rijk op dit moment 15% van het aanbod in Nederlandse schouwburgen en concertzalen financiert. De rest van het aanbod vindt plaats via vrije producenten. Daar zit dus geen subsidie op of het wordt gefinancierd door provincies en gemeenten. De bezuinigingsopgaaf is natuurlijk fors: 200 mln. Ik wil in dit kader wel nog iets zeggen over bibliotheken. Er wordt hier en daar beweerd dat het kabinet zou bezuinigen op bibliotheken, maar die zijn juist expliciet daarvan uitgezonderd. In het regeerakkoord staat dat de uitgaven voor het behoud en beheer van onder andere bibliotheken zoveel mogelijk worden ontzien. Dat laat echter onverlet dat gemeenten zelf natuurlijk wel op bibliotheken kunnen bezuinigen. Dat staat dan echter onder de politieke controle van de gemeenten?

De heer Pechtold (D66):

Toch heb ik er moeite mee dat een kabinet waarvoor identiteit en cultuur zo belangrijk zijn, zo stevig hierop bezuinigt. Het gaat dan vooral om cultuur in de zin van wat Nederlanderschap zou zijn. Grosso modo gaat het bij de andere bezuinigingsposten om zo'n 6% tot 8%, terwijl het hier om tientallen gaat. Mijnheer Rutte, staat u ervoor open om samen met uw minister van Financiën te zoeken naar kleine bijstellingen? In de cultuursector moet ook de broekriem aangehaald worden. Ik vind prima wat er gemiddeld bij de andere pakketten aan de orde komt. Ik vind het wel jammer, maar in deze tijden zeg ik: oké, dit wil ik ook verdedigen. Kunnen wij echter niet daar waar het echt meer wordt en waar men dus het gevoel heeft dat de sector zwaar onder vuur ligt, een brug slaan en bekijken of er ergens ruimte zit, bijvoorbeeld bij de begrotingsbehandeling van staatssecretaris Zijlstra? Graag zou ik die handreiking krijgen.

Minister Rutte:

Het regeerakkoord is daar duidelijk over: 200 mln. bezuiniging op de cultuurbegroting. De staatssecretaris zal bekijken hoe dit zo goed mogelijk kan worden ingevuld. Daar staat tegenover dat dit kabinet zal stimuleren dat er ook meer privaat geld beschikbaar komt voor de cultuursector, bijvoorbeeld via het uitbreiden van de faciliteiten rondom de Geefwet. Ik citeer mijn voorganger op dit punt. Wij zullen iets meer naar de mentaliteit uit de zeventiende eeuw moeten, namelijk dat privaat geld uiteindelijk ervoor zorgt dat kunst- en cultuurontwikkeling mogelijk is. De heer Blok had gisteren ook mooie voorbeelden uit het tweede decennium van de vorige eeuw. Die beleidsinzet is bekend. Ik zeg het nogmaals: de uitwerking komt te zijner tijd.

De heer Pechtold (D66):

In 1913 had je Boijmans en Van Beuningen. Dat waren grote scheepsmagnaten die heel veel geld onder andere sociale omstandigheden wisten te verdienen. Ik zeg dit kijkend met een schuin oog naar de SP. Als je dan eens wat geld nalaat voor een museum ter meerdere eer en glorie van jezelf: ach! In Amerika betaal je 30% belasting. Als er dan een Geefwet is, richt je een ziekenhuis op of doe je het soort dingen dat de miljardairs daar doen. In Nederland is dat echter niet aan de orde, want daar is de nivellering toch wel wat anders. Ik vraag om een handreiking. Luisterend naar de samenleving vinden wij breed in de oppositie de cultuurbezuinigingen te veel. Ik wil een deel steunen; dat is mijn handreiking. Ik wil dat deel waar het meer wordt dan bij andere posten overbruggen. Ik hoef nu geen definitief antwoord. Staan uw minister van Financiën en de staatssecretaris van Cultuur ervoor open om gezamenlijk te zoeken naar een andere invulling?

Minister Rutte:

Hier hebben wij financiële afspraken over gemaakt. Dat neemt niet weg dat de invulling van die 200 mln. dadelijk onderdeel van het debat zal zijn. Dat spreekt voor zich. Deze handreiking geef ik terug. Mijnheer Pechtold, u vraagt eigenlijk om de bezuinigingen met twee derde terug te draaien. Ja, met twee derde, want als je het evenredig zou doen, praat je nog maar over 70 mln. U vraagt dus om de bezuiniging met twee derde te verlagen. Die vraag vind ik te groot. Ik zeg terug dat wij met voorstellen zullen komen en dat wij zullen openstaan voor andere suggesties uit de Kamer. Daarna zullen wij er met zijn drieën naar moeten kijken.

De heer Pechtold (D66):

Ik doe een laatste poging wat betreft deze handreikingen over en weer, met drie meter daartussen. Stel ik dien een motie in richting de staatssecretaris van Cultuur, waarin ik hem vraag om de komende week hiervoor goed te benutten. Als de oppositie zegt dat ze de kleine bezuiniging steunt en die met u richting de cultuursector zal verdedigen en dat wij samen het gat zullen invullen, wilt u zo'n motie dan aan de Kamer overlaten? Kunnen wij het daarbij laten?

Minister Rutte:

Dat gaat niet. Als de heer Pechtold mij vraagt om, als het kabinet dadelijk komt met een invulling van de bezuiniging van 200 mln., open te staan voor suggesties uit de Kamer is mijn antwoord absoluut "ja". De omvang van het bedrag ligt echter vast in het financiële plaatje.

De heer Pechtold (D66):

Wij moeten met zijn allen goed zoeken om juist bij dat deel dat zwaarder aangepakt wordt dan defensie, ontwikkelingssamenwerking of wat dan ook, die 130 mln., gezamenlijk het verschil te maken. Dat is een handreiking. Die is wel heel klein, maar die zou gezien het tijdstip van de dag wel symbolisch kunnen zijn.

Minister Rutte:

Nogmaals, dat vind ik niet reëel. De heer Pechtold overvraagt. Als hij vraagt of het kabinet bij de invulling van de bezuiniging openstaat voor alternatieven binnen de cultuurbegroting is het antwoord "ja".

De heer Cohen (PvdA):

Het gaat bij de cultuurbegroting in het bijzonder over de podium- en beeldende kunsten. Daar komt het uiteindelijk op neer. Het gaat om een bedrag van 200 mln., waarvan bovendien monumenten, erfgoed en bibliotheken uitgesloten zijn. Dat leidt ertoe dat bij de podium- en beeldende kunsten een bezuiniging plaatsvindt van 40%. Daar gaat de btw-verhoging nog eens overheen. De sector wordt dus drie keer geraakt. Dat is het punt. Ik sluit mij graag aan bij de woorden van de heer Pechtold. Doe hier een handreiking. Deze sector wordt drie keer aangepakt. Kijk of hier geen mogelijkheid ligt. Geef de ruimte om te bekijken of deze driedubbele aanpak wel moet worden gerealiseerd.

Minister Rutte:

Het is nu zo dat het Rijk 15% financiert van het aanbod in Nederlandse schouwburgen en concertzalen. De rest wordt gefinancierd door provincies en gemeenten en door vrije producenten zonder subsidie, die zorgen voor het aanbod met een volledige prijs voor het kaartje. Wij gaan de bezuinigingen invullen binnen de cultuurbegroting. Ik heb net tegen de heer Pechtold al gezegd dat met ons over andere suggesties te spreken is. Wij gaan de zaak dan met zijn drieën bekijken.

De heer Cohen (PvdA):

Begrijp ik dat de premier op deze manier ruimte biedt en dat geprobeerd wordt om, als de Kamer dat wil, bij wat nu in het akkoord staat, namelijk niet bezuinigen op monumenten en erfgoed, wat ruimte te maken?

Minister Rutte:

Het akkoord ligt er zoals het er ligt. Er moet binnen de cultuurbegroting 200 mln. worden gevonden. Wij zullen conform het akkoord met voorstellen komen. Als de heer Cohen met andere voorstellen komt, kijken wij daarnaar. Wij gaan dan serieus proberen om met elkaar, met zijn drieën, tot afspraken te komen. Die handreiking heb ik vanmorgen al gedaan. Wij gaan dat proberen. Ik kan daar nu niet op vooruitlopen, omdat wij eerst met voorstellen moeten komen.

De heer Cohen (PvdA):

Dit lijkt mij geen handreiking, maar misschien net een vingerkootje.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Even voor de duidelijkheid. Een en ander slaat hard neer bij de podium- en de beeldende kunsten. Dat komt omdat er opnieuw een hek is gezet rondom de monumentenzorg en het religieus erfgoed. De heer Rutte moet maar van mij aannemen dat de afgelopen kabinetten-Balkenende er al voor gezorgd hebben dat alle kerken opnieuw in de verf zijn gezet. Zou de heer Rutte in ieder geval dit hek weg kunnen halen, zodat de bezuiniging eerlijker verdeeld wordt over de onderdelen van de cultuurbegroting?

Minister Rutte:

Laten wij het als volgt doen. Wij komen straks met voorstellen, in lijn met het regeerakkoord. De Kamer kijkt er dan naar. De heer Pechtold vraagt of de bezuiniging teruggebracht kan worden tot 70 mln. Nee, dat kan niet. Wij moeten 200 mln. zien te vinden op deze begroting. Wij komen, zoals gezegd, met voorstellen in lijn met het regeerakkoord. Als mevrouw Halsema straks andere voorstellen heeft binnen de cultuurbegroting, kunnen wij daarover praten. Als wij het met zijn drieën eens zijn over de voorstellen van mevrouw Halsema, kunnen wij zaken doen. Dat moeten wij echter doen op de momenten dat het voorligt.

De heer Roemer (SP):

Het geeft nog maar eens aan dat het aardig is dichtgetimmerd. Het wordt steeds duidelijker. Wij mogen nog een beetje stoeien over de inhoud. Wij mogen er nog een beetje in roeren. Geldt dat kleine beetje roeren ook voor de mediabegroting? Als ik De Telegraaf mag geloven, wil de VVD mogelijk het Metropole Orkest, het Radio Filharmonisch Orkest en het Groot Omroepkoor redden. Dat is leuk voor hen. Mag hierin geroerd worden of was dit een slip of the tongue van de VVD-fractie?

Minister Rutte:

De VVD-fractie gaat over haar eigen woorden. Het kabinet komt met voorstellen over de invulling van 200 mln. ombuiging op de mediabegroting. Wij hebben daarover een afspraak gemaakt. Het mag niet leiden tot een verschraling van het aanbod. Dat is een belangrijke afspraak. Wij gaan daarmee komen. Ook daarbij staan wij open voor andere suggesties binnen de mediabegroting.

De heer Roemer (SP):

Mijn vraag was concreter. De vraag was simpel, voorzitter, maar er is geen antwoord op gekomen. De vraag was of de VVD-fractie vrij is om een suggestie zoals zij in De Telegraaf heeft gedaan in de Kamer te doen. Mag de VVD-fractie gaan zoeken naar een meerderheid in de Kamer voor de voorstellen die in De Telegraaf stonden?

Minister Rutte:

De regeringsfractie en de gedoogpartij staat het natuurlijk vrij om wat betreft zaken die in het gedoogakkoord zijn opgenomen – wij spreken hier nu over kwesties uit het gedoogakkoord – met alternatieven te komen. Die moeten ordelijk eerst onderling worden besproken. Dat is wel noodzakelijk als die uit een van de drie fracties komen, omdat de drie partijen dat akkoord hebben gesloten. Als de heer Roemer met voorstellen komt, hebben wij een luisterend oor en dan zullen wij die met elkaar bespreken.

De heer Roemer (SP):

Je moet zo goed luisteren. De minister-president zegt dus dat zij ermee mogen komen, maar dat de voorstellen dan eerst met de coalitiepartijen moeten worden besproken.

Minister Rutte:

Dat is toch altijd zo? Dat is toch logisch?

De heer Roemer (SP):

Nee, het is helemaal niet duidelijk. Pas als de fracties van het CDA en de PVV het ermee eens zijn, mag het dus naar de Kamer. Nee, het is duidelijk: het is lekker dichtgetimmerd en wij hebben heel veel om te roeren.

Minister Rutte:

Er is gewoon een akkoord gesloten, een gedoogakkoord. Dit kabinet wil zich maximaal openstellen voor anderen in de Kamer om invloed uit te oefenen op de maatregelen die daaruit voortkomen. Daar moeten wij het dan wel met zijn drieën over eens zijn. Dat is toch logisch? Als er onderling behoefte bestaat om binnen dat gedoogakkoord zaken iets anders te schikken, is het toch logisch dat de contractpartners dat eerst met elkaar bespreken? Dat doet toch er niets af aan wat ik heb gezegd, namelijk dat er wat betreft het regeerakkoord en ook het gedoogakkoord een uitgestoken hand is? En dat is zeker het geval wat betreft alle onderwerpen die in het gedoog- noch in het regeerakkoord zijn geregeld.

Er zijn vragen gesteld over het nationaal woonakkoord. Het kabinet zal eerst voorstellen gaan uitwerken voor bijvoorbeeld het huurbeleid die in gang zijn gezet. Er zal uiteraard ook contact zijn met gemeenten en provincies. Zoals bekend, is de portefeuille volkshuisvesting overgedragen aan het ministerie van BZK zodat de coördinatie met andere overheden goed kan plaatsvinden. Dat is de andere zwaarbelaste minister, hier achter mij. Zij zijn te herkennen aan de grote stapels nota's dezer dagen. De contacten met de bouwwereld en institutionele beleggers zullen worden geïntensiveerd om de mogelijkheden te bezien om gezamenlijk de opgaven die er liggen op het gebied van bouwen en wonen op te pakken. Ik wil de vraag over een nationaal woonakkoord nu niet met ja of nee beantwoorden, want ik wil eerst bezien hoe die gesprekken zich de komende tijd ontwikkelen.

De heer Van der Staaij vroeg of het kabinet krachtig inzet op het aanpakken van misdrijven met een discriminatoire achtergrond en of de bestrijding van antisemitisme daar deel van uitmaakt. Het antwoord daarop is volstrekt duidelijk: ja.

Er is nog een vraag gesteld over de kwestie rond de lastenverhoging door decentrale overheden. De heer Blok en ook anderen hebben gesproken over het risico van lastenverhoging door decentrale overheden als gevolg van het overdragen van een aantal taken. Het kabinet vindt het belangrijk dat de bezuinigingen bij medeoverheden niet via hogere lasten worden afgewenteld op burgers en bedrijven, laat ik dat als eerste stellen. Dat zou schadelijk zijn voor het noodzakelijke economische herstel. In het regeerakkoord is afgesproken dat de bestaande wettelijke normering van de provinciale opcenten motorrijtuigenbelasting wordt aangescherpt. Er is ook in genoemd hoe waterschappen de aan hen opgedragen taken de komende jaren zonder extra lastenverhoging kunnen uitvoeren.

Voor het maximeren van de opbrengst van de belangrijkste gemeentelijke belasting, namelijk de ozb, geldt sinds 2008 een bestuurlijke macronorm. Gemeenten kunnen op grond van deze norm thans autonoom het eigen ozb-tarief vaststellen. De werking van de macronorm ozb-tarieven is recent geëvalueerd. Binnenkort zal het kabinet een besluit nemen over de normering van de ozb in deze kabinetsperiode. Ik vat de opmerking van de heer Blok zo op, dat het kabinet wordt aangemoedigd om de ozb ook in deze kabinetsperiode te blijven normeren. Het kabinet wil in samenspraak met de VNG bezien hoe macro een onevenredige stijging van de ozb kan worden voorkomen. De lasten van de lokale overheid lopen in zijn totaliteit mee in het inkomstenkader. Mochten deze lasten hoger uitvallen dan wordt hiervoor dus automatisch gecorrigeerd. De begrotingsregels zien er dus ook op toe dat de totale lasten voor burgers en bedrijven niet zomaar kunnen stijgen.

Ik denk dat ik hiermee aan het einde ben gekomen van de beantwoording van de vragen in de eerste termijn. Ik kijk even of leden van de Kamer die in eerste termijn het woord hebben gevoerd nu boos naar de microfoon lopen.

De voorzitter:

Nee, er is nog een tweede termijn. Dat weet iedereen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Er is één punt – dat zeg ik ook eerlijk tegen u – waar ik nog even over heb geaarzeld. Ik noem het toch omdat het mij dwars zit. Ik weet dat ik de minister-president moet aanspreken in zijn huidige functie en niet in een vorige hoedanigheid, daarom heb ik even geaarzeld. Ik maak een opmerking, gelet op de nadruk die de minister-president zelf heeft gelegd op de communicatie met de oppositie en het belang van een open en een constructief debat vanwege het minderheidskabinet. In eerste termijn heb ik verwezen naar zijn houding in de vorige periode. Toen maakte hij de opmerking: "De vijand zit in het Torentje." Hij doelde toen op het kabinet waarvan hij een heel groot tegenstander was. De minister-president is er niet toe gehouden, maar ik zou het waarderen als hij kon aangeven hoe hij daarop nu terugkijkt vanuit zijn huidige positie en dit debat.

Minister Rutte:

De vijand zit nu niet in het Torentje!

Minister Rouvoet (ChristenUnie):

Misschien kunt u wat serieuzer antwoorden, want het is voor mij een belangrijk punt. Het gaat immers om het verkeer tussen de regering en het parlement en het aandringen op een open en een constructieve houding. Ik vraag om een korte en kritische zelfreflectie, omdat ik van u verwacht dat u dat kunt opbrengen.

Minister Rutte:

Ja, dat kan ik altijd opbrengen, maar ik vind het toch wat lastig om nu in het licht van mijn huidige positie terug te gaan naar en te reflecteren op een debat dat toen is gevoerd in die situatie, met die argumentatie en in die omstandigheden. Dat voert naar mijn idee echt te ver voor dit debat. Ik vond het zeer plezierig dat er in de eerste termijn van dit debat stevig gedebatteerd werd. Er werd af en toe wat fel gedebatteerd, maar ik heb eigenlijk aan alle partijen gemerkt dat zij proberen om constructief te kijken of het mogelijk is om tot samenwerking te komen. Dat waardeer ik enorm. Mag ik dat naar aanleiding van uw vraag zeggen? Ik zeg nogmaals dat ik het echt wat te ver vind gaan om nu vanuit mijn huidige rol een mening te geven over die uitspraak in die situatie en die omstandigheden.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik vind dat jammer. Ik had het oprecht gehoopt. Ik vraag u niet om hier door het stof te gaan of iets dergelijks. Die vraag stel ik vanwege het belang om uiteindelijk samen tot zaken te komen. En u zit meer in die positie van het vorige kabinet. Ik zou mij dus kunnen voorstellen dat u daarover toch iets zegt, maar het is aan u. Wellicht komt u er in tweede termijn toe. Ik zou dat erg waarderen. U zou namelijk gek hebben opgekeken als de huidige oppositie – laat ik voor mijn eigen fractie spreken – had gezegd: boontje komt om zijn loontje. Mijnheer Rutte, u kunt me wat met uw kabinet. U zit in het Torentje en bent de vijand. We doen dat niet. Ik heb al gezegd dat dit niet onze stijl is. Mocht u het kunnen opbrengen, dan zou ik het plezierig vinden als u daarover toch een opmerking wilde maken. Desnoods doet u dat in tweede termijn.

Minister Rutte:

Ik begrijp heel goed wat de heer Rouvoet zegt. Ik heb ook heel goed gehoord dat hij gisteren opmerkte hoe zijn partij in de rol van de oppositie aankijkt tegen dit kabinet. Hij heeft gezegd dat er geen vanzelfsprekendheden zijn, maar dat er in de basis sprake is van een constructieve houding. De heer Rouvoet zei dat het niet zo is dat wij als vanzelfsprekend kunnen uitgaan van steun van de ChristenUnie. De fractie die ik toen leidde, heeft toen een groot aantal punten van het kabinetsbeleid gesteund, bijvoorbeeld de hele ingreep in de bankensector. Die is toen breed door de oppositie gesteund. Het is dus zeker niet zo dat de VVD toen onder mijn leiding oppositie voerde om oppositie te voeren. Het gehele buitenlandbeleid dat toen gevoerd werd, kon grotendeels doorgang vinden doordat de VVD dat steunde. Ik waardeer het zeer dat ook de heer Rouvoet die houding kiest. Om echter heel specifiek op die toenmalige uitspraak te reageren over de premier ... Ik heb gisteren zeer waarderende woorden gesproken over de heer Balkenende. Ook bij de overdracht van de sleutels van het Torentje en aansluitend in de persconferentie deed ik dat. Laat ik in ieder geval zeggen: die woorden kwamen uit mijn hart, omdat ik grote waardering heb voor de man en voor wat hij in de afgelopen acht jaar voor Nederland heeft betekend. Ik vind het echter echt te ver gaan om nu specifiek, gedecontextualiseerd, opnieuw in te gaan op die uitspraak.

De heer Cohen (PvdA):

In het verlengde hiervan plaats ik toch een korte opmerking. Als ik de heer Rouvoet zo hoor, ging het hem niet zozeer om de persoon van de premier, maar ging het over de regering als vijand in het Torentje. Zou je daarnaar, nu je er een weekje zit, niet misschien met een heel lichte relativering anders kunnen kijken? Misschien zou daarvoor nog een aanknopingspunt kunnen zijn. De heer Rutte heeft indertijd als voorzitter van de VVD-fractie een motie van wantrouwen ingediend toen het erom ging om in die tijd een enorm bedrag te bezuinigen, maar nu heeft de premier in de regeringsverklaring gezegd dat het achteraf gezien toch heel goed is geweest dat de regering dat toen niet heeft gedaan, omdat de wijze waarop de financiële crisis is behandeld juist goed is geweest. Ik constateer maar dat hij dat nog een keer heeft gezegd. Dat zou mede aanleiding kunnen zijn om die heel lichte relativering – dat is naar mijn mening hetgeen waar de heer Rouvoet om vraagt – te geven.

Minister Rutte:

In de regeringsverklaring heb ik waardering uitgesproken voor de aanpak van de bankencrisis en gesproken over de steun die de VVD toen op onderdelen heeft gegeven voor pakketten die te maken hadden met investeringen in de economie. Zo heb ik het in de regeringsverklaring gezegd. Feit is dat ik, in de positie die ik toen had en die ik nu niet meer heb, het kabinet vorig jaar bij de algemene beschouwingen zeer kritisch heb bejegend. Dat is waar en daar doe ik niets aan af, maar ik vind het toch wat merkwaardig om, nu ik die positie niet meer heb, vanuit mijn huidige rol te moeten reflecteren op de positie die ik toen had en en waarin ik toen uit volle overtuiging de dingen heb gedaan die ik heb gedaan. Ik vind dat echt een brug te ver. Ik kan alleen zeggen, zoals ik ook gisteren heb gezegd en vandaag weer, dat ik grote waardering heb voor de toen regerende minister-president, maar ook voor de minister van Financiën, de heer Bos, en zijn rol toen in de bankencrisis en in de gerichte investeringen in de economie die nodig waren.

De voorzitter:

Ik dank de minister-president voor de antwoorden in eerste termijn. Ik heb van de leden begrepen dat zij de dinerpauze het liefst nu houden en niet, wat mijn eigen optie was, aan het eind van de tweede termijn van de kant van de Kamer. De meerderheid bepaalt ook in dit geval de agenda. Wij schorsen nu anderhalf uur.

De vergadering wordt van 17.46 uur tot 19.15 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan verder met het debat over de regeringsverklaring. Laat ik beginnen met u uit te leggen hoe we het vanavond gaan doen. We maken het debat af. Er waren tijden dat dit soort debatten drie dagen duurde. Dit zeg ik tegen de mensen die vinden dat het nu al vrij lang duurt. Dames en heren, vroeger – gelukkig zitten er veel historici in vak-K – duurde dit debat wel eens drie dagen. Dit valt dus al mee. Het is eigenlijk ook de eerste keer sinds vier maanden dat de Kamer debatteert. Dat is ook heel erg nuttig en nodig.

We gaan direct luisteren naar de tweede termijn van de Kamer. Tegen degenen die gisteren lid zijn geworden van de Tweede Kamer zeg ik dat dit de termijn is waarin moties kunnen worden ingediend. De regering moet na de termijn van de Kamer een schorsing van enige tijd krijgen om al die bijzonder lastige vragen die de Kamer aan haar heeft gesteld te beantwoorden. Daarom is er vanavond vóór de beantwoording door de regering een korte schorsing, hoop ik. Daarna gaan we luisteren naar het antwoord van de regering. Een aantal fracties heeft mij al gevraagd om ook daarna gelegenheid te geven voor een schorsing, zodat de fracties allemaal heel goed kunnen nadenken over de standpunten die zij over de verschillende moties innemen. Heel realistisch zeg ik dat ik hoop dat we het vandaag afronden, maar dat ik niet uitsluit dat we het niet helemaal halen. Maar u gaat mij daarbij helpen. Ik geef het woord aan de heer Cohen van de fractie van de Partij van de Arbeid.

De heer Cohen (PvdA):

Voorzitter. Laat ik beginnen met iets te zeggen over het debat dat zich heeft afgespeeld over de relatie tussen regering en parlement. De verhouding tot het parlement en in het bijzonder tot de oppositie leek zo hoopgevend, maar de uitgestoken hand van de regering hangt nog steeds in de lucht. Het gedoogakkoord is in beton gegoten. Het regeerakkoord, ja, dat mogen wij aan een meerderheid helpen. Voorstellen van de oppositie moeten langs de ballotagecommissie en als de financiële consequenties er zijn, dan is het weer dichtgetimmerd. Onze verwachtingen zijn fors getemperd vandaag.

Voor financiële tegenslag – en die zal er ook zijn – heeft de PVV, zo heb ik begrepen, een blanco cheque getekend. Tegenvallers in de zorg – die zouden er heel goed kunnen zijn – betekenen ingrijpen in de zorg. De PVV zal dat moeten steunen. De minister-president was daarover glashelder. Alternatieven voor de buitenproportionele bezuinigingen op de cultuur – we hadden daarover een debatje aan het einde van de middag – moeten gevonden worden binnen de cultuursector en moeten ook weer langs de PVV. Wilders' wil is wet. Zo draait de oppositie net zo lang door de draaideur totdat zij weer buiten staat.

Ook de heer Blok heeft de uitgestoken van premier Rutte niet echt geholpen, integendeel. Hij wil geen voorstellen van de oppositie bekijken, meer nog misschien, hij kan het niet, want hij mag het niet. Want Wilders' wil is wet. De heer Wilders is als een burgemeester in oorlogstijd als het gaat om sociaal beleid. Hij erkent dat er asociale ingrepen komen met steun van de PVV, maar helaas, het is niet anders. In de bijstand, in de Wajong, in de WSW en in de ziektekosten van ouderen zullen zijn kiezers dit allemaal merken.

We hebben ook geconstateerd dat het financieel beleid deels boterzacht is. Daarom schiet het tekort. Het schiet ook tekort ten aanzien van de houdbaarheid, die in deze periode niet wordt opgelost.

Op het economisch beleid valt het nodige af te dingen. Uitvoerig zijn vandaag de 110.000 extra werklozen aan de orde gekomen.

Ten aanzien van het sociaal beleid heb ik in eerste termijn het nodige gezegd. Dat is naar onze smaak oneerlijk en onrechtvaardig. Met al die hervormingen en hervorminkjes kan de conclusie niet anders zijn dan dat de toekomst wordt uitgesteld. De noodzakelijke veranderingen zijn er niet; ze gaan in de ijskast.

De minister-president heeft een enkele, kleine, opening geboden op het terrein van de arbeidsmarkt. Zo heb ik het tenminste begrepen. We hebben daar verschillende voorstellen voor gedaan. Ik vraag de minister-president concreet of hij de 50.000 mensen die nu op de 30.000 WSW-plekken zitten, een werkgarantie geeft. "Garantie" is misschien veel gezegd, maar de minister-president begrijpt wat ik bedoel; het gaat erom dat degenen die nu op plaatsen zitten waar sprake is van deze bezuiniging wel degelijk de ruimte en de mogelijkheden krijgen om weer aan het werk te komen. Garandeert – ik gebruik dit woord op dezelfde manier – hij dat niemand van hen thuis op de bank eindigt omdat er geen plek meer is?

Het zal niet verbazen dat wij blij zijn dat hoogte en duur van de WW overeind blijven. Mijn vraag is echter of het kabinet zich zal inspannen om de trampoline te versterken. Met andere woorden: gaat het kabinet ervoor zorgen dat mensen dicht bij de arbeidsmarkt blijven door werkgevers in het eerste jaar medeverantwoordelijkheid te geven?

Kan de premier toezeggen dat de verhoging van de AOW-leeftijd gepaard zal gaan met maatregelen die de kansen op werk voor ouderen fors vergroten? Die dingen hangen immers samen: als je de AOW-leeftijd verhoogt is het ook van belang dat al degenen die langer moeten werken ook daadwerkelijk werk hebben.

Onze voorstellen met betrekking tot de onderkant van de arbeidsmarkt liggen klaar. Wij zullen deze bij de begrotingsbehandeling van het ministerie van SZW aan de orde stellen. Mijn zorg over de arbeidsmarkt is echter breder. Er worden verschillende contraproductieve maatregelen tegelijkertijd genomen. Ik noemde al de 110.000 werklozen extra, minder banen, het ingrijpen in de kinderopvang, het schrappen van gelden voor de inburgering, de 30.000 werkplekken minder bij de WSW en ten slotte de wegvallende steun voor 30-plussers die een mbo-opleiding willen volgen. In het bijzonder heb ik daarbij aandacht gevraagd voor degenen die later in de zorg willen werken.

De minister-president heeft die laatste maatregel verdedigd onder verwijzing naar een paar regelingen waardoor het beter zou kunnen. Hij noemde de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen. Deze geeft echter al vijf jaar lang niet meer de mogelijkheid om er iets aan te doen en de zorg kent ook geen O&O-fonds. De minister-president verwijst vervolgens nog naar de extra middelen die er zijn voor de ouderenzorg. Dat zou echter betekenen dat er nu al 170 mln. afgaat van het extra geld dat er is en waarvoor de zorginstellingen zelf in hun opleidingsbehoefte zouden moeten voorzien en zouden moeten opdraaien.

Het alternatief van de minister-president voor de maatregelen in het mbo zie ik dus niet. Daarom dien ik op dit punt een motie in. Ik hoop eerlijk gezegd op steun van het CDA, want ik heb maar liefst drie Tweets gelezen van de heer Biskop waarin staat dat linksom of rechtsom het geld moet worden gevonden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de komende jaren een immens tekort aan werknemers in onder andere de zorg, Cohende techniek en het onderwijs ontstaat;

constaterende dat in het regeerakkoord een bezuiniging van 170 mln. wordt aangekondigd op het beroepsonderwijs voor 30-plussers;

overwegende dat verschillende branches, werkgevers- en werknemersorganisaties deze bezuinigingen "desastreus" hebben genoemd;

overwegende dat met name de zorg- en technieksector, belangrijke aandachtspunten van het kabinetsbeleid, hard zullen worden getroffen;

verzoekt de regering, het beroepsonderwijs aan 30-plussers te ontzien bij de bezuinigingen en in beginsel dit te dekken uit de vennootschapsbelasting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cohen, Pechtold, Halsema en Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19(32417).

De heer Cohen (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister-president voor de toezegging dat hij de uiteenlopende maatregelen ten aanzien van de motie-Hamer in samenhang zal brengen en hierover zal rapporteren nog voor het debat over de begroting van het ministerie van OCW.

De minister-president wekte even de suggestie dat er ten aanzien van het WRR-rapport over ontwikkelingssamenwerking mogelijk verschil was tussen het standpunt van voormalig minister Koenders en datgene wat ik over dit onderwerp heb gezegd. Ik wil deze suggestie tegenspreken, want zij klopt niet.

De minister-president heeft enige ruimte geboden om naar de woningmarkt te kijken. Om dat vast te leggen, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland de hoogste hypotheekschuld als percentage van het bruto binnenlands product van Europa heeft;

constaterende dat er een breed maatschappelijk draagvlak bestaat van bouwers, banken en beleggers, bewoners en bezitters voor structurele hervormingen op lange termijn;

constaterende dat Nederland desondanks de hoogste gemiddelde woonlasten heeft in de Europese Unie;

constaterende voorts dat de middelen die worden gebruikt voor subsidiëring van de woningmarkt doelmatiger, efficiënter en met een grotere welvaartswinst kunnen worden ingezet;

van mening dat een gezonde en goed functionerende woningmarkt noodzakelijk is om iedereen in een huis te laten wonen dat hem past;

verzoekt de regering, een integrale visie te ontwikkelen op de woningmarkt en met voorstellen ter verbetering te komen en de Kamer hierover in het voorjaar van 2011 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cohen, Pechtold, Halsema en Rouvoet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20(32417).

De heer Cohen (PvdA):

Voorzitter. De premier zei dat de overheid een schild is voor de echt zwakkeren. Maar alle mensen, jong of oud, met een IQ boven de 70 krijgen straks geen begeleiding meer. Dan gaat het bijvoorbeeld om jongeren in het speciaal onderwijs, om ouderen die begeleiding nodig hebben na de dagopvang en om mensen die net niet meekunnen in de sociale werkplaats. Naar mijn idee is het kabinet op deze manier juist niet het schild van de echt zwakkeren in onze samenleving.

Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet alle begeleiding van mensen met een IQ boven de 70 schrapt;

overwegende dat dit licht verstandelijk gehandicapten, kinderen in het speciaal onderwijs, ouderen in de dagopvang en de mensen van de sociale werkvoorziening beperkt in hun mogelijkheden om actief deel te nemen aan de samenleving;

constaterende dat dit zich niet verhoudt met de uitspraak in het regeerakkoord dat ieder mens recht heeft op zelfbeschikking; de kans verdient het beste uit zichzelf te halen en zich te ontplooien;

verzoekt de regering derhalve, met een alternatief voor deze maatregel te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cohen, Halsema, Pechtold, Rouvoet en Roemer.

Zij krijgt nr. 21(32417).

De heer Cohen (PvdA):

Voorzitter. De heer Van Haersma Buma en trouwens ook de heer Blok complimenteer ik beiden nog met hun maidenspeech als fractievoorzitter. Maar niets verbood de heer Van Haersma Buma om te interrumperen toen de heer Wilders alle moslims weer verdacht maakte. Maar hij liet het allemaal passeren. Ik kan eerlijk gezegd mijn teleurstelling daarover niet verhullen. Ik denk dat die teleurstelling zich uitstrekt tot Hannie van Leeuwen en vele leden van het CDA. De belofte om het eigen geluid tegenover onverdraagzaamheid en intolerantie te laten horen, werd niet waargemaakt.

De PVV is in haar nieuwe rol absoluut niet ingebonden. De heer Wilders is opnieuw volledig losgegaan Cohenop de islam en de onbetrouwbaarheid van moslims. Het tegenovergestelde is wel gebeurd. Waar in het verleden de heer Balkenende of de heer Verhagen nog stevig afstand nam van deze opvattingen van de PVV, waren de minister-president en het CDA nu muisstil. Het effect van de nieuwe coalitie is dus, ten eerste, dat Wilders zijn handen vrij en maximale invloed heeft en, ten tweede, dat CDA en VVD hun gedoogpartner geen weerwoord meer geven en zich verder muisstil houden. Niet de PVV, maar CDA en VVD hebben zich effectief de mond laten snoeren. Als de minister-president dat niet met mij eens is, wat ik hoop, dan hoor ik dat graag.

Op verschillende punten hebben we gesproken over migratie en integratie. Ik heb gezegd dat het voor mij van belang is dat ook migranten uit Oost- en Midden-Europa de gelegenheid en ook een zekere dwang krijgen om werkelijk in te burgeren als ze zich blijvend in Nederland vestigen.

Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een toenemend aantal migranten uit Oost- en Midden-Europa zich blijvend vestigt in Nederland en dat voor hen inburgering niet verplicht kan worden gesteld;

verder overwegende dat ook andere groepen inburgeringsbehoeftigen niet onder de wettelijke inburgeringsplicht vallen;

van oordeel dat dit een goede integratie in Nederland en in het bijzonder het leren van de Nederlandse taal in de weg staat;

van oordeel dat mede in dat licht de leerplicht moet worden uitgebreid naar eenieder die duurzaam in Nederland verblijft en nog onvoldoende onderwijs heeft genoten c.q. de Nederlandse taal onvoldoende beheerst;

verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk een wetsvoorstel aan de Kamer voor te leggen ter introductie van een leeftijdsonafhankelijke leerplicht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cohen, Pechtold en Halsema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22(32417).

De heer Cohen (PvdA):

Ik heb vanmiddag nog aan de minister-president gevraagd waarom het kabinet de andere kant wil opgaan dan het voorstel indertijd van Ayaan Hirsi Ali om de partnerafhankelijkheid te verkleinen. We hebben het debat daarover gevoerd. Voorzitter. U kunt zich voorstellen dat dit kabinet mij niet heeft overtuigd. Daarom wil ik ook op dat punt een motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet voornemens is, de termijn waarbinnen gezinsmigranten een zelfstandige verblijfsvergunning kunnen krijgen te verlengen van drie naar vijf jaar;

overwegende dat na jarenlange politieke strijd van onder anderen oud-VVD-Kamerlid Ayaan Hirsi Ali deze termijn werd verkort van vijf naar drie jaar;

overwegende dat dit werd gedaan om met name vrouwen zo snel mogelijk een zelfstandig verblijfsrecht te geven, en daarmee de soms uitzichtloze en onderdrukkende afhankelijkheid van de partner te beëindigen;

verzoekt de regering, vrouwen te steunen in het verwerven van zelfstandigheid en de termijn voor de zelfstandige verblijfsvergunning niet te verlengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cohen, Halsema, Pechtold en Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23(32417).

De heer Cohen (PvdA):

Voorzitter. Een laatste onderwerp wat ik nog aan de orde wil stellen, betreft het dubbele paspoort. In de eerste termijn zei premier Rutte dat er een verschil bestaat tussen een kandidaat-bewindspersoon met een Turks tweede paspoort of een kandidaat met een Zweeds paspoort. In dit land mogen werkgevers geen onderscheid maken tussen sollicitanten op grond van hun afkomst. De premier heeft juist in zo'n kwestie een voorbeeldfunctie. Hij, vanzelfsprekend en bij uitstek, hoort zich aan de wet te houden. Discriminatie op grond van afkomst of welke andere eigenschap dan ook is onacceptabel. Het moet vanavond nog duidelijk worden dat de minister-president hierin zuiver heeft gehandeld. Terecht vroeg ook collega Van Haersma Buma dat van de premier. Voor mijn fractie is in eerste termijn de noodzakelijke helderheid niet geboden, want de premier gaf telkens een ander antwoord. Hij heeft gezegd dat de benoembaarheid van kandidaten niet wordt bepaald door een tweede paspoort, maar dat de procedure zou verschillen. Een kandidaat met een Turkse tweede nationaliteit zou ter discussie staan, heeft hij eerst gezegd. Daarna zei hij: zou discussie hebben opgeleverd, waar dat voor staatssecretaris Veldhuijzen niet het geval was.

Ik wil de premier nog een keer het volgende vragen. Wat zou hij met een kandidaat met een Turks paspoort hebben besproken? Welke vragen zou hij aan een dergelijke kandidaat hebben gesteld? Op welke wijze zouden die antwoorden de beoordeling hebben beïnvloed? De stelling van de premier is dat een dergelijke kandidaat wel discussie had opgeleverd, maar dat de uitkomst bij voorbaat vast zou hebben gestaan. CohenIk vraag mij af hoe dat nu in elkaar zit. Waarom zou er dan discussie geweest zijn? Waarom zou dat gesprek dan gevoerd zijn? Zou hij ook nu als premier een kandidaat met een Turkse achtergrond hebben opgeroepen, zijn of haar Turkse paspoort in te leveren? Want de premier zei nu in zijn rol nog hetzelfde te vinden als hij in 2007 als VVD-fractievoorzitter naar voren heeft gebracht. Op die vragen zou ik heel graag nog antwoord krijgen van de premier. Ik hecht in ieder geval aan de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederlandse wetgeving en internationale verdragen het bezit van een dubbele nationaliteit toestaan;

overwegende dat de Nederlandse Grondwet in artikel 3 stelt dat alle Nederlanders op gelijke voet in de publieke dienst benoembaar zijn;

constaterende dat in het regeerakkoord het bezit van dubbele nationaliteit van burgers als probleem wordt aangemerkt en verder zal worden beperkt;

constaterende dat tegen het feit dat een lid van de regering een dubbele nationaliteit heeft daarentegen, terecht, door de minister-president geen bezwaar is gemaakt;

spreekt uit dat dat wat geldt voor een lid van de regering, geldt voor alle Nederlanders met een dubbele nationaliteit, ongeacht de herkomst van de tweede nationaliteit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cohen, Pechtold en Halsema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24(32417).

De heer Blok (VVD):

Voorzitter. Ik wil maar beginnen met complimenten aan de jonge premier voor het frisse geluid dat hij heeft laten horen namens zijn al even jonge kabinet. Het debat ging wat de VVD betreft terecht voor een heel groot deel over hervormingen. Ik ben ervan overtuigd dat er, wanneer dit regeerakkoord goed wordt uitgevoerd, over vier jaar niet zal worden gezegd dat dit kabinet te weinig heeft hervormd. Dat is ook de reden waarom wij onze handtekening eronder hebben gezet.

En ja, degenen die zeggen dat de VVD op een aantal punten verder had willen gaan – ik noem de AOW, de WW en het ontslagrecht – die hebben op zichzelf gelijk, maar ik sta hier omdat ik weet dat er een regeerakkoord en een gedoogakkoord liggen met het voor de VVD best haalbare resultaat. Want belangrijker dan wat er niet in staat, is voor ons wat er wel instaat en dat is meer dan wat we in iedere andere combinatie hadden kunnen halen. Ik noem bijvoorbeeld de 3000 extra agenten en de 500 mln. extra voor infrastructuur. Op dat gebied heb ik overigens nog wel een vraag, want 500 mln. lijkt een hoop geld, maar infrastructuur is extreem duur en hard noodzakelijk in Nederland. Het regeerakkoord zegt daar nog iets belangrijks over, namelijk dat dit kabinet, en dat wordt hoog tijd, zich ook echt gaat inzetten voor het aantrekken van extra geld, privaat geld. Ook op dat gebied zal de VVD het kabinet aan zijn afspraken houden. We vinden dat dit extra geld er, linksom of rechtsom, moet komen, want dat is hard nodig.

Dan de, heel belangrijke, hervormingen in de zorg – ze zijn eigenlijk nauwelijks aan de orde geweest in het debat – want ja, dat extra geld is ontzettend belangrijk voor de verpleegkundigen. Maar juist in de zorg, waar zo veel mensen van afhankelijk zijn en waar zo zeer sprake is van personeelstekorten en vaak te schrale zorg, is het belangrijk dat een aantal grote structurele hervormingen plaatsvindt, zoals dat wettelijke pgb, waar wij al jaren voor strijden en dat nu eindelijk wordt gerealiseerd. Maar ook die andere verantwoordelijkheid, van de AWBZ, waaronder die belangrijke ouderenzorg en gehandicaptenzorg vallen.

En ja, ook die 18 mld. hadden we in geen enkele andere coalitie kunnen binnenhalen. Iedere andere coalitie had betekend dat er een veel te grote rekening naar een volgende generatie zou zijn doorgeschoven.

De heer Pechtold (D66):

Nu begint het me een beetje de keel uit te hangen. Er is twaalf dagen onderhandeld over Paars en ik kan me ontzettend goed herinneren dat de VVD niets wilde op de woningmarkt. Bij de PvdA was het wat moeizaam op de arbeidsmarkt, maar ik zag lichte beweging, in ieder geval meer beweging dan bij de VVD. Daar zitten de miljarden. Daar zitten de echte hervormingen. Daar zitten de eerlijke kansen op een huis en op een baan. Daar zat het geld om in onderwijs echt te investeren en de kenniseconomie los te trekken. Kom er nu niet mee aan dat 3000 agenten, eventueel, als de bezuinigingen allemaal zijn doorgeteld, waaronder 500 poezen- en kattenpolitie, en iets in de zorg waarvoor u zelf nog niet uit de stoel bent gekomen om het in het debat in te brengen of te ondersteunen, ertegenop wegen. U hebt de rest niet verkend. Het was uw ferme eerste wil. U hebt het gedaan. Wij hebben de streep getrokken, maar waar u gisteren niet uitblonk in het hand reiken, terwijl u tussen oppositie hier en vak-K daar de bruggenbouwer van de drie meter kunt zijn, zou ik van u nu toch verwachten dat u ook een keer een streep trekt.

De heer Blok (VVD):

We hebben uitgebreid onderhandeld met de heer Pechtold, de heer Cohen en mevrouw Halsema. Volgens mij hebben wij dat allemaal afgesloten in de overtuiging dat wij heel serieus hebben onderhandeld en daarin diep zijn gegaan. Dat gevoel heb ik ook. We hebben echter ook naar buiten gebracht dat we niet verder kwamen dan 12 mld. Dat is toch echt minder dan 18 mld., en dat is alleen het financiële onderdeel. Ook de andere onderdelen, zoals het extra geld voor wegen en de extra agenten zag ik niet aan de horizon.

De heer Pechtold (D66):

Dan even boter bij de vis. U noemde zojuist een punt van minister Schultz van Haegen. U vraagt: die 500 mln., is die wel zeker? Het verkiezingsprogramma van D66, en overigens ook dat van GroenLinks en dat van de PvdA, had een 50% reductie van de files. Waarom? Omdat wij het lef hebben om de kilometerheffing in te voeren. Uw programma heeft een reductie van 5% van de files en u moet nu een paar kilometer asfalt van 500 mln. gaan aanleggen waarvan u hier nu nog in tweede termijn moet vragen of het wel zeker is. Dat is de wereld van verschil. Het lef hebben om niet alleen iets een hervorming te noemen, maar ook de echte hervorming te doen. Een hervorming is wanneer je iets omzet in deze maatschappij waarvan mensen op dit moment denken: jeetje, gevestigde belangen, even wat minder voor mij, maar beter voor mijn kinderen. Daar hebt u het lef niet voor gehad. We hebben er twaalf dagen aan gesjord en ik vond het jammer dat het niet lukte, maar ga nu niet met het pruillipje lopen zeggen dat er geen alternatieven waren, want die waren er wel. Dat is gisteren ook nog eens door mevrouw Halsema neergezet. Ik doe nu de handreiking: zet een streep en zorg dat u ons helpt waar die 52 zetels ons soms nodig hebben. De afgelopen dagen had ik soms het idee dat u met een gestrekt been kwam. Vervang dat door een handreiking.

De heer Blok (VVD):

Een van de punten waarover we het niet eens zijn geworden, was de infrastructuur. Rekeningrijden is voor de VVD geen begaanbare weg. Ik ben ervan overtuigd dat investeren in infrastructuur wel heel verstandig is. Ik vind de 500 mln. fantastisch, maar constateer dat er nog een belangrijke afspraak is gemaakt in het regeerakkoord. De infrastructuur is niet alleen een belangrijk onderwerp als het gaat om in de file staan. Dat is al erg genoeg voor al die mensen die op weg zijn naar werk, kinderopvang of familie. Daarnaast is de infrastructuur namelijk keihard nodig voor ons verdienvermogen. Ik ben dus heel trots op de afspraken die we in deze combinatie wel hebben kunnen maken die we niet met u hadden kunnen maken.

De heer Pechtold (D66):

Ik ga toch maar even door op de kilometerheffing. In de afgelopen tien jaar staat het woordje "VVD" daar van begin tot eind onder. Hofstra diende de motie in. Het zijn VVD-ministers en VVD-kabinetten die de kilometerheffing verder hebben behandeld. Inderdaad heeft de VVD van een hoop van dergelijke impopulaire punten een groot verkiezingsonderwerp gemaakt. In die zin is 31 zetels een pyrrusoverwinning, want u hebt zichzelf vastgezet op de belangrijke hervormingen. U zet nu 3000 politieagenten en een klein beetje prestatiebeloning voor leraren terwijl er op het onderwijs wordt bezuinigd, neer als een hervorming. Ik geef u voor de derde keer de kans: trek nou eens die streep en laten we echt met handreikingen beginnen.

De heer Blok (VVD):

Ik heb heel bewust aangegeven wat alleen in deze combinatie binnen te halen was. De heer Pechtold noemt het zelf: 3000 agenten, geen rekeningrijden, maar wel extra infrastructuur en 18 mld. aan ombuigingen. En daar ben ik trots op, want het was moeilijk genoeg om dat resultaat op papier te bereiken. Het zal bovendien nog moeilijk genoeg zijn om die resultaten ook te behalen. Mijn fractie zal het kabinet daar dan ook echt aan gaan houden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

500 mln. voor infrastructuur is om precies te zijn twee kilometer A4. Daar wens ik u ontzettend veel succes mee. Bovendien hebt u die 500 mln. niet eens, maar is er een tekort van 590 mln. op bereikbaarheid. Mocht u er ooit in slagen om die twee kilometer toch aan te leggen, dan ben ik heel benieuwd waar ze dan naartoe zullen gaan.

U hebt tot nu toe nog niet geëxcelleerd in de onafhankelijkheid die u ten toon wilde gaan spreiden, zoals u in uw eerste interview bij Nieuwsuur zei. U zei toen dat u zich onafhankelijk wilde gaan opstellen ten opzichte van het kabinet. Als er vanuit de Kamer toch een initiatief komt om de arbeidsmarkt wat meer te flexibiliseren en open te stellen voor outsiders, zult u dat dan met een open oog tegemoet zien en met ons bespreken, ook als dat de WW en het ontslagrecht impliceert?

De heer Blok (VVD):

Ik zal alle voorstellen met een open oog tegemoet treden. Dat heb ik gisteren overigens ook aangegeven. Ik houd mij echter aan de afspraken met CDA en PVV. Voorstellen op dit gebied zal ik dus met hen bespreken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter, u moet mij corrigeren als het niet waar is, maar volgens mij is het nog nooit voorgekomen dat een regeringsfractie zich ook gebonden voelt aan afspraken die níét in het regeerakkoord staan en daarvoor eigenlijk ook een soort regeerakkoordafspraak maakt. Dat is een vorm van monisme die we nog niet eerder hebben gezien. Je tekent regeerakkoorden en je praat met zijn drieën over wat daarin staat. U wilt nu ook met zijn drieën praten over wat er niet in staat. Is dat het nieuwe dualisme?

De heer Blok (VVD):

Het is in coalitieverhoudingen goed gebruik om met elkaar te overleggen over onderwerpen die u noemt, maar ook over andere onderwerpen. Dat betekent niet dat je met handen en voeten aan alles gebonden bent. We hebben een boeiend debat gehad over de vraag of je dezelfde intenties moet hebben om tot dezelfde uitkomsten te komen. Dat hoeft dus niet. Ik ga niet alleen over dit soort dingen overleggen, maar ik ga over veel meer dingen overleggen met onze coalitie- en gedoogpartner. Op die manier kun je een land fatsoenlijk besturen. Dan kan daaruit komen dat je het niet met elkaar eens bent. Prima, maar dat overleg zal er altijd zijn.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Halsema.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Laat ik de vraag nog een keer zo duidelijk mogelijk stellen. De premier is er buitengewoon helder in en zegt: wij hebben afgesproken dat wij niet aan de WW en het ontslagrecht zullen komen. Dat staat niet in het akkoord. U bent alleen gebonden aan het akkoord. Is er een redelijke kans dat u met partners in de Kamer alsnog komt tot een voorstel voor aanpassing van WW en ontslagrecht?

De heer Blok (VVD):

Op het moment dat wij het daarover eens worden met de coalitie- en de gedoogpartner wel, dus ik daag u uit om met een spannend voorstel te komen dat op een breed draagvlak kan rekenen.

De voorzitter:

U hebt straks ook nog een eigen termijn, mevrouw Halsema.

De heer Blok (VVD):

De VVD acht niet alleen zichzelf gebonden aan dit lange pakket van o zo belangrijke hervormingen, maar acht ook het kabinet eraan gebonden. Ja, er zijn inderdaad vele onderwerpen die niet in het regeerakkoord staan en er zullen zich ook nog vele onderwerpen voordoen in deze Kamer waarvan wij ons nu nog geen voorstelling kunnen maken, maar die vanzelf langs komen drijven. Bij veel van die onderwerpen zullen ongetwijfeld fracties handen naar ons uitsteken, zullen wij kans zien om die handen ook te pakken en zullen wij als VVD-fractie handen uitsteken naar andere fracties. Maar volgens ons is nu aan de orde dat de handen uit de mouwen moeten.

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. Ik heb met heel veel interesse naar de minister-president geluisterd. Hij deed het met flair. Ik zie uit naar de vele debatten die de komende tijd ongetwijfeld zullen volgen en die wij samen zullen voeren. Maar een ding is mij toch vooral opgevallen. Hoe is het mogelijk dat zo'n aardige man bereid is zo'n beleid te verdedigen?

De premier heeft ook een vreemde opvatting over de sociale zekerheid. Die noemt hij een geluksmachine: die machine moeten wij stopzetten. De sociale zekerheid is geen geluksmachine, maar een pijler onder onze beschaving. Goede sociale voorzieningen zijn nodig om mensen die ziek worden, oud worden of hun werk verliezen niet te laten vervallen in armoede. Ik ben blij met de toezegging van de minister-president dat wij samen naar een sociale werkplaats gaan, als ik dat tenminste goed heb begrepen. Dan kunt u zien waarom al deze mensen daar zeer zinvol en gewaardeerd werk doen. Dan kunt u van de mensen in de WSW horen waarom zij niet elders aan de slag komen, omdat zij daar door niemand worden aangenomen.

De minister-president vond dat ik een karikatuur maakte van zijn voorstellen om fors te snijden. Maar ik verzin het toch niet dat er 30.000 banen minder komen in de sociale werkvoorziening? Ik verzin het toch ook niet dat mensen in de bijstand op termijn € 2000 moeten inleveren? Ook jonggehandicapten mogen de rekening van de crisis betalen, terwijl de veroorzakers van de crisis, onder anderen bankiers, volledig buiten schot blijven. Dit is de omgekeerde wereld. Dit is solidariteit volgens dit kabinet. Deze premier weet net zo goed als ik dat de mensen die nu in de Wajong of de sociale werkvoorziening zitten weinig kans maken op de reguliere arbeidsmarkt. Als bedrijven geen noodzaak zien of plicht hebben om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen, wacht deze mensen een plek achter de geraniums. Daarom heb ik een beter voorstel.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat jonggehandicapten, mensen met een arbeidsbeperking en bijstandsgerechtigden fors moeten inleveren op inkomen en werk;

overwegende dat zij hiermee de rekening van de crisis betalen terwijl zij hieraan part noch deel hebben;

verzoekt de regering, de voorgenomen bezuinigingen op jonggehandicapten, mensen in de sociale werkvoorziening en bijstandsgerechtigden ongedaan te maken en deze kosten te dekken middels invoering van een bankenheffing,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Roemer, Cohen, Thieme en Halsema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25(32417).

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. Ik waardeer het dat de PVV het voor elkaar heeft gekregen dat het kabinet gaat investeren in ouderenzorg. Dit kabinet gaat echter nog veel meer en veel harder bezuinigen op de totale zorg. Ook de SP zou bezuinigen in de zorg, zei de heer Wilders. Jazeker: op de idiote marktwerking die hij wil doorzetten en die wij willen stoppen, en op dure salarissen van specialisten en topbestuurders in de zorg. Wij hebben voorstellen om de lasten eerlijker te verdelen via een inkomensafhankelijke zorgpremie. Wij maken een einde aan die enorme lobbygekte en leggen de rekening niet bij de patiënt. Wij voeren geen ziektetaks in. Ik heb een beter plan.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, de salarissen van bestuurders én interimmers in de zorg te maximeren op het niveau van het ministersalaris en de opbrengst hiervan te gebruiken om af te zien van bezuinigen op de bewoners van zorginstellingen en af te zien van het scheiden van wonen en zorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26(32417).

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. Het kabinet doet Nederland op meer terreinen in de uitverkoop; letterlijk. Naar schatting 100.000 voetbalvelden aan natuur staan op de nominatie om geschrapt of verkocht te worden, zelfs als daarover door provincies al afspraken zijn gemaakt. Al jarenlang hebben we honderden miljoenen geïnvesteerd in de aankoop en ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur. We hebben het voor 80% voor elkaar om de gezondheid en diversiteit van onze natuur te behouden. Hoe dom kun je zijn om zo'n mooie investering ongedaan te maken zonder te weten welke verregaande gevolgen dat zal hebben? Ik heb daarom een beter plan.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het regeerakkoord een Roemeropbrengst van 10 mln., oplopend naar 40 mln. structureel, is opgenomen uit de verkoop van gronden van Staatsbosbeheer buiten de ecologische hoofdstructuur;

overwegende dat in het regeerakkoord nog een groot aantal andere bezuinigingsmaatregelen op natuur is voorzien, waarbij het totale rijksbudget met 38% wordt verminderd;

verzoekt de regering, de verkoop van gronden door Staatsbosbeheer op te schorten tot de effecten van de natuurparagraaf van het regeerakkoord door het Planbureau voor de Leefomgeving zijn doorgerekend en besproken met de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Roemer, Cohen, Pechtold, Thieme, Halsema en Rouvoet.

Zij krijgt nr. 27(32417).

De heer Roemer (SP):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Het spijt me, maar ik moet nog één ding zeggen. Het is ontzettend afleidend dat er zo veel wordt gelopen en gesproken tijdens de inbreng van de heer Roemer. Ik vind dat niet correct naar de collega en evenmin naar de voorzitter. De heer Roemer vervolgt zijn betoog.

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. Terwijl zo veel mensen zo hard worden gepakt – mensen in de sociale zekerheid, mensen in de zorg, ouderen, studenten, leraren, politieagenten en ga zo maar door – blijven banken en topsalarissen buiten beeld. Ik vind dat schandalig. Zelfs de bonussen vliegen weer in het rond. Verzekeraars zouden met een vergelijkbare code als de Code Banken komen, maar helaas blijft juist het bonusgedeelte achterwege. Er kunnen dus wederom exorbitante bonussen uitgedeeld gaan worden. Ook in dit opzicht heb ik dus een beter plan.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Tijdelijke commissie onderzoek financieel stelsel heeft aanbevolen dat naast de banken ook andere financiële instellingen zoals verzekeraars een eigen code opstellen op basis van de Code Banken en de aanbevelingen van de Tijdelijke commissie onderzoek financieel stelsel met betrekking tot het beloningsbeleid;

constaterende dat de verzekeraars bezig zijn een Code Verzekeraars op te stellen die zodanig wordt vormgegeven dat deze niet geldt voor de topholding van enkele grote verzekeraars zoals Aegon en ING, maar slechts voor enkele dochtermaatschappijen;

constaterende dat zulks niet in overeenstemming is met de aanbevelingen van de Tijdelijke commissie onderzoek financieel stelsel;

constaterende dat conform de aanbevelingen van de Tijdelijke commissie onderzoek financieel stelsel op zo'n moment een wettelijk regeling nadrukkelijk in beeld komt;

verzoekt de regering, de Code Verzekeraars niet in aanmerking te laten komen voor wettelijke verankering zonder dat deze in overeenstemming is gebracht met de aanbevelingen van de Tijdelijke commissie onderzoek financieel stelsel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Roemer, Cohen, Thieme en Halsema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28(32417).

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. Het kabinet wil 18 mld. bezuinigen op gewone mensen, maar wat bezuinigen de ministers op zichzelf? De politieke vrienden van de minister-president in Engeland hebben het goede voorbeeld gegeven door 5% te bezuinigen op hun eigen vergoedingen. Dat kunnen wij beter. Als wij zo veel offers vragen van anderen, mogen wij onszelf niet ontzien. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, te komen met voorstellen om te bezuinigen op de vergoedingen voor politieke ambtsdragers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29(32417).

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. Wat betreft de integratie laat het kabinet een enorme steek vallen. Het gaat dan om de huidige volkswijken. Dit kabinet doet nagenoeg niets aan de jarenlange verwaarlozing van die wijken, aan de verpaupering van veel van die wijken, aan de onevenwichtige samenstelling van die wijken en aan de kansen van vele mensen die nu werkloos zijn. De premier verwees naar de Schilderswijk. Laten wij daar nu net geweest zijn, minister-president. Ik wil u graag via de voorzitter ons rapport met de conclusies en aanbevelingen overhandigen. Ik vraag u om een inhoudelijke reactie hierop.

De voorzitter:

Ik zal zorgen dat het rapport aangereikt wordt aan de regering. Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij Roemerhet Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. Bij de komende begrotingen zullen wij nog met tal van voorstellen gaan komen, bijvoorbeeld als het gaat om de bezuinigingen in het onderwijs, op zorgleerlingen. Dat kan echt niet. Ik hoop dat het kabinet voor die tijd tot inkeer gaat komen.

Wat betreft de politie: die 3000 agenten zijn echt een lege dop. De eerdere bezuinigingen zijn, ondanks een aangenomen Kamermotie, niet van tafel. Vele korpsen hebben forse financiële problemen. Om dat op te vangen, moeten er ongeveer net zo veel agenten uit, als er bij komen. Kortom, min 3000 plus 3000 is nul extra centen en nul extra agenten. Dit lijkt, als het zo is, meer op misleiding, dan op daadwerkelijk meer agenten.

Voorzitter. Forse bezuinigingen in de zorg en de sociale zekerheid en nauwelijks nieuwe agenten. Dat is een korte samenvatting van het debat.

Ik wil de premier complimenteren met zijn eerste debat als premier. Op één misser na, die van het dubbele paspoort, was het een goed en stevig debat. Wij verschillen op veel punten fors van mening. Dat mag, maar dat werd ook heel duidelijk gemaakt in een open en eerlijk debat. Ik hoop echter dat het akkoord van het kabinet niet zo dichtgetimmerd zal blijken te zijn als waar het vandaag op leek.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn beantwoording in eerste termijn en voor de heldere en duidelijke antwoorden die hij heeft gegeven op de vragen van mijn fractie over het duurzame karakter van het kabinet, over zaken als een levenlang leren en de oplossingen die wij vinden voor de problemen die gesignaleerd zijn en over ruimte voor de samenleving en ruimte voor de regio's. Het doel van dit kabinet is duidelijk en wij onderstrepen dat van harte. Wij willen dat de Nederlandse samenleving sterker uit de crisis komt. Dat was het uitzicht op de berg waar ik het gisteren over had, maar voor wij daar zijn – dat heb ik gisteren ook gemarkeerd – moet er nog heel veel gebeuren. Het gaat ons dan niet alleen om cijfers en om geld, maar om minder overheid, meer samenleving, meer vertrouwen in burgers, meer verantwoordelijkheid voor elkaar.

Dit kabinet, zo heeft de minister-president de afgelopen twee dagen laten zien, sluit zich niet op achter de dijken, maar kijkt daar juist overheen. Dat is van belang, want juist in deze crisistijd moeten wij ons realiseren dat wij veel van ons geld over de grenzen verdienen. Tegelijkertijd moeten wij beseffen, ook in deze dagen waarin wij met elkaar debatteren en waar het ook veel gaat over wensen die geld kosten, dat wij in Nederland door de crisis met zijn allen 6% armer zijn geworden. Er is ruim 30 mld. gewoon verdampt in deze samenleving. Wij waren dat wellicht de afgelopen dagen al weer bijna vergeten. Om die reden is het een verplichting aan de samenleving, die het kabinet aangaat en die deze coalitie aangaat, om de overheidsfinanciën op orde te brengen en die 18 mld. te bezuinigen.

Er is vandaag en gisteren uitgebreid gesproken over de hervormingen die dit kabinet wil doorvoeren. Natuurlijk moeten wij en ook het kabinet beseffen dat van alle groepen in de samenleving een bijdrage aan dat herstel wordt gevraagd. Makkelijke oplossingen zijn er niet. Terecht heeft de minister-president gezegd dat niet alle geluk van de overheid kan worden verwacht. Tegelijkertijd zal naar de mening van het CDA de overheid altijd een schild moeten zijn voor de mensen die echt niet kunnen. Zij moeten kunnen rekenen op de overheid en zij moeten kunnen rekenen op dit kabinet. Dát is echte solidariteit.

De hervormingen zijn nodig om mensen weer aan het werk te krijgen. Daarmee wordt het draagvlak onder de sociale voorzieningen en onder de arbeidsmarkt juist versterkt. Wij zetten daarom in op een sociaal akkoord met de werkgevers en de vakbonden om sterker uit deze crisis te komen; wij hebben gehoord dat het kabinet dit ook doet. Onderdeel daarvan is het volgen van de sociale partners bij de wijzigingen op het gebied van de AOW. Wat de onderkant van de samenleving betreft, waarover de afgelopen dagen veel is gesproken, is de kern van de hervormingen juist dat zoveel mogelijk jongeren met een handicap bij reguliere werkgevers aan de slag worden geholpen. Dat is de kern die wij willen. Ons doel is ook dat gemeenten meer maatwerk kunnen leveren.

Ik hecht eraan te benadrukken wat ik gisteren heb aangegeven over de samenwerking in dit parlement. Dit akkoord, zo beseffen wij terdege, biedt de basis voor een minderheidskabinet. Daarom heb ik gezegd en herhaal ik nu dat dit kabinet naar onze mening niet alleen de verplichting maar vooral ook de kans heeft om bruggen te slaan naar de samenleving en naar dit parlement. De premier heeft dan ook heel duidelijk aangegeven hoe zich dat kan verhouden tot de afspraken die gemaakt zijn in het regeerakkoord en het gedoogakkoord. Onze fractie houdt zich immers aan afspraken. Ik heb gisteren echter ook gezegd dat ik het als mijn opdracht zie om in de komende periode verbinding te zoeken waar dat mogelijk is.

Tot slot: mijn fractie ziet de toekomst optimistisch tegemoet. De premier heeft namens het kabinet aangegeven dat niet je afkomst maar je toekomst telt. De Nederlandse samenleving is klaar voor de toekomst. Het CDA gelooft in een samenleving waarin mensen verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen leven, maar ook en vooral voor elkaar. Daarmee werken wij pas echt aan herstel van vertrouwen tussen burgers onderling en tussen burgers en overheid en komt iedereen uiteindelijk sterker uit de crisis.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik bedank de nieuwe premier. Die dank is ruiterlijk, want hij was helder, enthousiast en gedreven. Hij was ook consistent, in "nee": "nee" tegen de echte hervormingen op de woningmarkt en de arbeidsmarkt. Dat zijn de zaken waarbij je voor de volgende generatie de schuiven echt zou verzetten. Het was "nee" tegen de kansen in het onderwijs, waarop bezuinigd wordt. Vandaag is blootgelegd dat dit ook geldt voor de kenniseconomie. Er wordt wel een douceurtje uitgedeeld, maar de concurrentiekracht van Nederland wordt niet verbeterd. Daarmee wordt ook "nee" gezegd tegen generaties, maar dat is misschien tekenend voor dit kabinet, want bezuinigen wordt uitgelegd als saneren in plaats van hervormen. Die handreiking begint wat mij betreft obligaat te worden of zal de komende weken ingevuld moeten worden. Wij geloven immers niet in een "invisible hand". Wij zouden die hand graag meer gematerialiseerd willen zien. Ik probeerde zojuist wederom drie keer collega Blok ertoe te verleiden om een streep te zetten, maar ik kreeg weer een gestrekt been. Dat vind ik teleurstellend. Ik hoop echt dat hij zich daar eens overheen wil zetten.

Veel alternatieven – daarbij was sprake van zo'n uitgestoken hand – zijn weggewuifd. Ik geef toch nog maar eens in overweging om ons tegemoet te komen op het punt van de cultuur wanneer de desbetreffende begroting behandeld wordt. De enige handreiking kwam van of ging naar Wilders wat betreft het koningshuis. Mijn voorganger, De Graaf, is daar al eens mee gekomen; het staat in mijn partijprogramma. Wij zullen samen met de heer Wilders dus goed bekijken hoe het ceremonieel koningschap op een verantwoorde wijze, langs koninklijke weg, kan worden ingevuld. Ik vind het ruiterlijk van de heer Wilders dat hij zegt dat dit anders kan, bijvoorbeeld rond het formatieproces en het debat daarover. Ik hoop dan ook dat wij daarover op korte termijn met elkaar zaken kunnen doen.

Is deze coalitie vernieuwend? Is deze manier van gedogen wenselijk? Mijn conclusie moet zijn dat dit niet het geval is. In die zin is dit debat ook verhelderend. Er is een wekelijks overleg met Wilders. Eigenlijk betekent dit dat de premier op maandag naar de Koningin gaat en op dinsdag naar de Zonnekoning. Elk alternatief moet langs drie partijen: gedoogakkoord, regeerakkoord en de 18 mld. Ik heb vandaag niet mijn vinger erachter kunnen krijgen waar nu precies het verschil zit. Het ontslagrecht was tekenend daarvoor. Dat staat niet in het gedoogakkoord, niet in het regeerakkoord en valt niet onder de 18 mld., maar het zit naar mijn gevoel wel muurvast.

Ik heb zeventien hervormingen genoemd. Dat kunnen nooit hervormingen zijn en dat zijn ze dan ook niet. Wij wachten wel af wat er gaat komen. Wij zijn namelijk heel benieuwd wat er uit de ministerraad komt. Ik neem aan dat die vrijdag plaatsvindt. Ik prijs me echter gelukkig met de toezegging van de premier om de afrekenbaarheid, ook met de Rekenkamer en het verslag van het Rijk, zo te maken dat wij niet een ellenlang verhaal krijgen. Het worden geen smileys zoals bij Balkenende IV. Het wordt echter iets dat valt onder afspraak is afspraak. Ik zal hierover geen motie indienen, hoewel ik die heb klaarliggen, omdat ik de toezegging van de premier dusdanig helder vind dat ik op dit moment daarop vertrouw.

Twee punten over de formatie zijn wat mij betreft nog niet beantwoord. Waarom is het voorbehoud van de dissidenten – er is nu zelfs een dissident die, naar ik begrijp, alweer opstandig aan het twitteren is over het mbo – niet opgenomen in het eindverslag van Opstelten? Die vraag moet beantwoord worden. Ook wil ik iets weten over de concessies aan de SGP. De heer Van der Staaij blijft daar vaag over. In zijn geloofskringen geldt dat "takkiejakkie" toch niet? Ik wil graag weten wat de portee daarvan precies is.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dit moment sluit aan op het feit dat D66 en de PVV elkaar nu net hebben gevonden. Als dit soort dingen gebeuren in dit debat, als dergelijke bruggen tussen D66 en de PVV worden geslagen, moet je er niet raar van opkijken dat er meer misgaat.

De heer Pechtold (D66):

Mijnheer Van der Staaij, ik had gehoopt dat u zou zeggen dat de SGP en de moslims ook een band zullen krijgen; dat de geloven samen kunnen gaan.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mijn punt is helder gemarkeerd. De heer Pechtold probeert mij dit elke keer te laten herhalen. Dat wil ik graag doen. De SGP-fractie heeft het regeerakkoord en het gedoogakkoord niet getekend. Verder is het aan het kabinet om rekening te houden met de gevoelens in de Kamer. Mijnheer Pechtold, hiervoor moet u bij het kabinet zijn. Dit is mijn heldere antwoord.

De heer Pechtold (D66):

Dat u geen handtekeningen hebt gezet, is mij helder. De schriftlezing van wat ik allemaal de afgelopen dagen langs heb zien komen, doet mij deze vraag herhalen richting de premier. Ik hoop dadelijk van hem, met wat minder omhaal, iets over de positie van de heer Van der Staaij en zijn collega te horen.

Voorzitter. Ik wil vier moties indienen, want ik heb er zojuist, na toezegging, één ingeleverd.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de werkloosheid als gevolg van de maatregelen van dit kabinet toeneemt met 100.000 personen in 2015;

constaterende dat het kabinet enkel maatregelen neemt aan de onderkant van de arbeidsmarkt door aanpassing van de Wajong, WSW en WWB, maar dat deze maatregelen mensen geen arbeidsmarktperspectief bieden;

overwegende dat flexibiliteit op de arbeidsmarkt nodig is om de uitdagingen – waaronder de toenemende werkloosheid en de vergrijzing – veerkrachtig op te vangen;

overwegende dat insiders en outsiders verschillende posities en ongelijke rechten op de arbeidsmarkt hebben waardoor deze flexibiliteit wordt belemmerd;

verzoekt de regering, een integrale visie op de arbeidsmarkt te ontwikkelen – daar in ieder geval het ontslagrecht en de WW in te betrekken – voorstellen te doen voor een meer activerend arbeidsmarktbeleid om mensen van baan naar baan te helpen en de Kamer hier voor het voorjaar van 2011 over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Halsema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30(32417).

De heer Pechtold (D66):

De volgende motie gaat over de ecologische hoofdstructuur.

De PechtoldKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet bij herijking van de ecologische hoofdstructuur (ehs) de nadruk wil leggen op kwaliteit, inrichting en beheer;

overwegende dat het kabinet het natuurbeleid wil decentraliseren naar de provincies;

overwegende dat per provincie de stand van realisatie ehs verschilt;

verzoekt de regering om de inhoudelijke invulling van de geplande bezuinigingen, ruimtelijke opgave en tijdpad in overleg met provincies, natuurorganisaties en de landbouwsector nader vorm te geven;

verzoekt de regering om te voorkomen dat de kwaliteit van beheer van bestaande natuurgebieden in de ehs achteruitgaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Halsema, Cohen, Rouvoet, Roemer en Thieme.

Zij krijgt nr. 31(32417).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat kunst en cultuur Nederland bijdraagt aan het welzijn, talenten ontwikkelt en een gunstige werking heeft op het vestigingsklimaat en toerisme;

overwegende dat de bezuinigingen op kunst en cultuur, het afschaffen van de cultuurkaart voor jongeren, het afschaffen van het muziekcentrum voor de omroep, de bezuinigingen door provincies en gemeenten en onder meer het verhogen van het btw-tarief, cumuleren tot een onevenredige bijdrage van deze sector aan de bezuinigingen die de kwaliteit en toegankelijkheid zullen schaden;

verzoekt de regering om de voorgenomen bezuinigingen in de kunst- en cultuursector op te schorten, te komen met een integrale visie, en daarin kwaliteit leidend te laten zijn voor toekomstige beleidskeuzes,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Cohen, Halsema en Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32(32417).

De heer Pechtold (D66):

Het was vorige week nationale Donorweek. Ik heb al vaker vanaf deze plek getracht om daarvoor iets te doen. De vorige premier, Balkenende, deed daar ook een keer een oproep voor. Volgens mij was het een ruiterlijk gebaar tijdens de algemene politieke beschouwingen. Daarvoor is de volgende motie ook bedoeld.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de Kamer geen overeenstemming bestaat over een verplichting voor mensen om een keuze te maken of zij orgaandonor willen zijn;

overwegende dat de publiciteit rond de nationale Donorweek veel extra donoren heeft opgeleverd;

verzoekt de regering, een beroep te doen op medeoverheden om actiever te zijn bij het verstrekken van donorformulieren, bijvoorbeeld bij het verstrekken van reisdocumenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Halsema, Cohen, Rouvoet en Van Haersma Buma.

Zij krijgt nr. 33(32417).

De heer Pechtold (D66):

Tot slot. Onder liberalen zijn altijd hervormers van formaat geweest. Het is een lange rij, mijnheer de minister-president, van Thorbecke via Kappeyne van de Coppello naar Sam van Houten en Cort van der Linden. Het zijn stuk voor stuk mensen die Nederland hebben gemaakt tot een land dat er mag zijn. Nu eindelijk weer een liberaal het roer van staat in handen neemt, zou je verwachten dat die eregalerij glimlachend toekijkt. De werkelijkheid is, denk ik, anders. De liberale voorvaderen van de minister-president zullen bezorgd zijn dat achter dit kabinet een macht staat die zich richt tegen veel waarvoor liberalen hebben gestaan en gestreden. Als je goed luistert, hoor je ze zeggen: Beste Mark, de leiding in handen krijgen is mooi. Wij weten er alles van. Maar het is ook riskant, in dit geval te riskant. De risico's zijn veel groter dan de kans op succes. De prijs voor dit premierschap is misschien te hoog.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Dank u zeer. Ook ik wil beginnen met namens mijn fractie premier Rutte te danken voor zijn antwoorden. Ik maak hem ook een compliment voor zijn optreden, dat absoluut het optreden van een premier waardig is en een oprecht compliment waard. Chapeau!

De nieuwe minderheidsregering, gedoogd door de PVV, zo bleek uit het debat vandaag en gisteren, wordt niet door de linkse kerk omarmd. Dat doet mij deugd! Er zijn niet veel zekerheden in het leven, maar een van de zekerheden die wij nog over hebben is dat de linkse kerk, als altijd, aan de verkeerde kant van de streep staat. Daarom is het ook zo mooi dat met dit regeerakkoord, dit gedoogakkoord, een einde komt aan de politieke macht van diezelfde linkse kerk over Nederland. Ons land schrijft daarmee nu geschiedenis. Betere tijden breken aan. Ooit zal oktober 2010 in de geschiedenisboeken worden geduid als een keerpunt in de Nederlandse politiek: de dag waarop de stem van het volk eindelijk doordrong in het regeringsbeleid, eindelijk Nederland sterker zal maken, eindelijk Nederland veiliger zal maken, eindelijk Nederland Nederlandser zal maken.

De afgelopen dagen hebben wij heel veel zure collega's, als ik dat zo mag zeggen, meermaals horen verklaren dat de minderheidsformule dit kabinet instabiel maakt. Maar zuurlinks snapt er niets van. Een kabinet is stabiel als het kan rekenen op een meerderheid van de Tweede Kamer. En dat, hoe krap dan ook, is nu het geval. De afspraken tussen de regeringspartijen VVD en CDA en de gedoogpartner PVV steunen op een meerderheid in de Kamer. Mijn partij – ik heb dat al eerder gezegd – zal zich een betrouwbare partner tonen de komende jaren.

Ik zei het gisteren al en ook vandaag in een interruptiedebatje: de PVV is voor het koningshuis en pro-oranje. Wij vinden het echter om heel veel redenen, niet in de laatste plaats om democratische redenen, onwenselijk dat de Koning, zoals het staatshoofd in de Grondwet wordt genoemd, deel uitmaakt van de regering en dus ook rechtstreeks invloed kan uitoefenen op de regeringsvorming. Wij zijn het daarmee eens met een steeds groter deel van de Nederlandse bevolking, dat de rol van het staatshoofd eveneens wil beperken tot een uitsluitend ceremoniële functie. Een land als Zweden heeft zijn monarchie al enkele decennia in die zin gemoderniseerd en de populariteit van die monarchie in Zweden werd daardoor niet aangetast, in tegendeel. Ook Luxemburg heeft die stap gezet en in België lijkt daar nu ook een meerderheid voor te bestaan.

De minister-president heeft vanmiddag gezegd hier niet aan te willen. Dat is jammer. Wij geven ons echter niet zo snel gewonnen. Het debat hierover moet serieus en uitgebreid worden gevoerd in dit huis. Wij zullen daarom met een initiatiefwet komen als de volgende motie wordt verworpen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, met een voorstel tot wijziging van de Grondwet te komen teneinde te bewerkstelligen dat de Koning geen deel meer uitmaakt van de regering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34(32417).

De heer Pechtold (D66):

Ik probeerde zojuist ruimte te zoeken voor inhoudelijke samenwerking met de PVV. De heer Wilders maakt het echter nu heel smal door alleen de rol van de Koning in de regering te benoemen. Ik zou graag met hem samen willen denken, nu wij in de richting van een abdicatie gaan, over een moderne invulling van het koningschap voor de nieuwe monarch. Met een motie met zo'n smalle basis, maakt de heer Wilders het mijn fractie wel moeilijk om vanavond haar oordeel te bepalen. Waarom niet een oproep doen, kijken of die genegeerd wordt en vervolgens zelf kijken wat er allemaal onder moet vallen? Ik kan mij nog veel meer zaken rond het koningshuis voorstellen die aan modernisering onderhevig kunnen zijn. Moet het Koninklijk Huisarchief bijvoorbeeld niet voor een deel gewoon een privéarchief zijn en ga zo maar door? Waarom niet de rust en waarom het zwart-witbeeld van deze motie?

De heer Wilders (PVV):

Het is geen zwart-witbeeld. Dit is iets waar ik in mijn eerste termijn al voor heb gepleit en wat de minister-president in zijn eerste termijn heeft afgewezen. Het is dus niet meer dan consistent dat ik daar een motie over indien. Dit is voor ons een heel belangrijk punt. Ik begrijp dat de boodschap van de heer Pechtold is dat het eigenlijk breder zou moeten, dat de discussie ook over het archief en andere zaken zou moeten gaan. Wat dat betreft, kan hij in de PVV altijd een gesprekspartner vinden. Wij zijn daar graag toe bereid.

De heer Pechtold (D66):

Mijn fractie zal haar stemgedrag over deze motie laten afhangen van de afweging of het mogelijk is om op een fatsoenlijke wijze een discussie te starten om deze modernisering in te gaan. Het gaat ons er niet om nu even snel iets te doen, maar om het resultaat. Daar zullen wij naar kijken.

De heer Wilders (PVV):

Daar gaat het ons ook om.

Nederland gaat een andere koers varen. Dat gaat het doen omdat de kiezers dat willen en omdat daar de enige kans ligt om onze welvaart, ons welzijn en onze identiteit als Nederlanders te waarborgen. Het roer gaat om omdat het roer om moet, omdat moet worden gebroken met het verleden, omdat ons land terug op het juiste pad moet worden gezet. Politiek betekent eigenlijk niet meer dan keuzes maken en wij maken die keuzes. Wij kiezen voor democratie. Wij kiezen voor vrijheid. Wij kiezen voor veiligheid. Wij kiezen voor Nederland. In een wereld die steeds groter wordt, biedt de natie de burgers houvast. De PVV is een patriottistische partij. We zijn daar trots op. De PVV is een partij die zich er ook niet voor schaamt om de Nederlandse identiteit te willen handhaven. Daarom zijn wij, 24 man sterk, er trots op dat wij het historische akkoord, dat we de afgelopen maanden bereikt hebben, te omarmen. Ik ben er daarom bijzonder trots op dat ik tegen de 1,5 miljoen PVV-kiezers kan zeggen: jawel, uw stem heeft ervoor gezorgd dat er eindelijk een nieuwe wind gaat waaien in Nederland. Dankzij u gaan bijvoorbeeld het aantal asielzoekers en immigranten zeer substantieel omlaag. Daarbij kan de doelstelling van 50% minder niet-westerse allochtonen behaald worden.

Nederland wordt eindelijk veiliger, omdat criminelen harder worden gestraft en er in het vervolg wordt gekozen voor de slachtoffers in plaats van voor de daders.

Er wordt ook fors geïnvesteerd in de ouderenzorg, zodat de senioren in onze verpleeg- en verzorgingshuizen een meer menswaardig, fatsoenlijk bestaan krijgen.

Wij zijn ook van mening dat het ongewenst is als bewindslieden een dubbele nationaliteit hebben, wat die nationaliteit ook mag zijn: van welk land dan ook. Naar welke peiling je ook kijkt, je ziet dat dit de mening is van de meerderheid van de Nederlandse bevolking. Het is teleurstellend dat de premier niet heeft aangegeven dat de staatssecretaris van VWS haar Zweedse nationaliteit zal opgeven. Daarom dien ik, zoals aangekondigd, de volgende motie in.

De WildersKamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner, haar Zweedse nationaliteit op te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35(32417).

De heer Wilders (PVV):

Ik rond af.

De heer Pechtold (D66):

De heer Wilders zei zojuist: ja, maar ik ben wel consequent. Dat zei hij zojuist, toen ik hem interrumpeerde. Ik vraag hem nu dus waarom de inconsequentie ontbreekt.

De heer Wilders (PVV):

Wij zijn zeer consequent.

De heer Pechtold (D66):

Nee, want de vorige keer was het een motie van wantrouwen en nu is het een verzoek.

De heer Wilders (PVV):

Ja, nu is het inderdaad een verzoek. Daarin hebt u gelijk. Wij dienen geen motie van wantrouwen in om de eenvoudige reden dat wij dit kabinet niet in problemen willen brengen en dat wij het vorige kabinet dolgraag in problemen wilden brengen. Eerlijker kunt u het niet krijgen.

De heer Pechtold (D66):

Nee, ik zou bijna zeggen dat het ontnuchterend eerlijk is, maar ook onthullend eerlijk.

De heer Wilders (PVV):

Kijk!

De heer Pechtold (D66):

Wat zijn de principes dan waard? Dan is het dus een principe, want op het moment dat er een regering zit die niet helemaal naar uw zin is, voert u het wel door. In andere gevallen doet u dat niet. Dit is toch één van uw principiële punten? Dit is het toch waarvoor zeven pagina's in dat regeer- en gedoogakkoord zijn opgenomen? Dit is het toch waarvoor u het wilt doen? Dit is toch die Europese gedachte van landen die op dit moment hun ketenen aan het afwerpen zijn, dat hele verhaal? Nu is de boter bij de vis. Nu wordt de voorbeeldfunctie gegeven en dan is het gebeurd nadat er 24 handen omhoog zijn gegaan. Is dit het nou, wanneer de tanden getoond moeten worden?

De heer Wilders (PVV):

Ik weet niet hoe vaak u het horen wilt, maar ik zeg nogmaals dat wij dit kabinet niet in problemen gaan brengen en dat wij het andere kabinet dolgraag in problemen brachten. Ik wil het nog wel vijf keer herhalen, hoor. Een ander antwoord krijgt u niet van mij.

De heer Pechtold (D66):

Dat doet mij een beetje denken aan het moment waarop collega Van Geel daar stond. Dus u zegt: ik ga het kabinet gewoon vier jaar lang niet in problemen brengen. Nou, dan weten we als oppositie waaraan we toe zijn.

De heer Wilders (PVV):

Veel plezier dan!

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik stel een vraag over de motie, want die is zo wonderlijk gesteld. U richt zich rechtstreeks tot de staatssecretaris. U verzoekt haar om haar paspoort in te leveren. U beschouwt het dus eigenlijk helemaal niet als een kabinetskwestie?

De heer Wilders (PVV):

Hoe u het wilt. Wat maakt het mij uit of het een kabinetskwestie is. Ik heb die motie gericht aan de staatssecretaris omdat het gelukkig nog niet zo erg is dat het hele kabinet een dubbele nationaliteit heeft.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Nee, maar het gaat hier om een beslissing van de minister-president om een staatssecretaris toe te laten tot de gelederen en gekwalificeerd te vinden die een dubbel paspoort heeft. Vervolgens kiest u echt de slapst denkbare weg. In plaats van dat u de minister-president aanspreekt op zijn verantwoordelijkheid richt u zich tot een staatssecretaris die helemaal het woord niet heeft gevoerd. U dient een symbolische motie in waarvan u eigenlijk zegt: voert u hem absoluut niet uit, want ik wil het kabinet niet in problemen brengen. Maar eigenlijk bent u nog laffer, want u zegt: ik durf de minister-president er niet eens op aan te spreken. Leg me dat nou eens uit.

De heer Wilders (PVV):

Nee hoor, ik spreek de staatssecretaris aan om wie het gaat. Nogmaals, u kunt ervoor zorgen dat die motie misschien wordt uitgevoerd. Steun de motie! Ik roep u allemaal op: steun de motie. Wie weet, hebben wij aan het einde van de avond een staatssecretaris van Volksgezondheid die alleen de Nederlandse nationaliteit heeft. Mooier kan toch niet?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Maar u zondert haar af van de rest van het kabinet. U geeft me ook helemaal geen antwoord. U kletst er gewoon een beetje omheen.

De heer Wilders (PVV):

Goed hè?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ja, ontzettend goed. Deed Balkenende ook. Hij heeft er zeven jaar premier mee kunnen zijn. Daar moet u trots op zijn. Maar u zondert de staatssecretaris af. Moet zij zo meteen antwoord gaan geven en zeggen of zij de motie uitvoert? U hebt zich immers helemaal niet gericht tot de heer Rutte, tot de premier, want dat durft u niet. U durft er niet eens een algemene kabinetskwestie van te maken. Dit is gewoon laf!

De heer Wilders (PVV):

Nee hoor, het is gewoon gericht op degene om wie het gaat.

Voorzitter. Wij beseffen dat deze politieke samenwerking, en voor ons in het bijzonder dit gedoogakkoord, nog maar het begin is van de uitvoering van ons PVV-programma voor Nederland. Wij maken deel uit van de geschiedenis, die een voortdurend appel op ons doet. In de Gouden Eeuw van de Nederlanden, in die tijd nog de Zeventien Nederlanden, later de Zeven Provinciën, toen onze natie werd gevormd, behoorden wij Nederlanders tot de meest vrije volkeren ter wereld. Wij hadden een van de meest democratische bestuursvormen ter wereld. Historisch gezien behoorden wij Nederlanders tot de pioniers van de politieke vrijheid. Wij willen als PVV – dat is onze ambitie – van Nederland weer een baken van vrijheid maken. Vandaag waait al een begin van die geest van de vrijheid door dit huis. Nederland werd bevrijd van de heerschappij van die verschrikkelijke linkse kerk. Zonder de PVV was dat vandaag niet mogelijk geweest. Daarom ben ik vandaag met recht en reden trots op wat is bereikt, en zijn wij vooral die 1,5 miljoen Nederlanders die op ons hebben gestemd, dankbaar dat zij dit de komende jaren mogelijk hebben gemaakt.

Ik sluit af met een wens aan dit kabinet voor de komende vijf jaar: heel veel succes.

(geroffel op de bankjes)

De heer Roemer (SP):

Ik wil de heer Wilders daarmee dan feliciteren. Met forse bezuinigingen op de sociale zekerheid, die hij zelf ook pijnlijk noemde, de WSW en de Wajong. Forse bezuinigingen in de bijstand. Geen maatregelen nemen tegen topsalarissen in de zorg. "65 blijft 65" is ook van de baan. Allemaal mooi PVV-geluid, waarvan akte. Mijn vraag is de volgende. Is de heer Wilders niet net zoals ik erg geschrokken van de feiten die blijken over de politiebezuinigingen? Er komen geen 3000 agenten bij, want er worden er eerst 3000 uit gestuurd.

De heer Wilders (PVV):

Nee hoor. Kijk, wat wij voor elkaar hebben gekregen met de politie – de minister-president heeft het volgens mij heel helder gezegd – is dat er in vergelijking met nu 3000 extra agenten bij komen. Dat er voor de puinhopen van een vorige minister, mevrouw Ter Horst van de Partij van de Arbeid die, geloof ik, een te dure en niet goed gefinancierde cao had afgesloten, ook nog de prijs moet worden betaald, dat is jammer. Dat is sneu. Maar het verschil tussen die situatie en nu zijn 3000 extra agenten. Daar zijn wij ontzettend trots op en dat had u, hoe je ook aan de zijkant staat te schreeuwen, niet voor elkaar gekregen.

De heer Roemer (SP):

Mijnheer Wilders, ik sta niet te schreeuwen, ik kom alleen met goede voorstellen, en zelfs voorstellen die soms gesteund worden door u, heel vaak zelfs als ze sociaal zijn. Dat zijn onze voorstellen namelijk altijd. Maar de feiten zijn nu duidelijk. Er lag een motie, aangenomen door de Kamer, gesteund ook door de PVV. Die motie wordt ook door dit kabinet gewoon terzijde geschoven. Er zijn financiële problemen bij de korpsen. De bonden, inclusief Jozias van Aartsen, zeggen: netto komt er geen cent en geen agent bij. Zonder uw maatregelen waren het er inderdaad 3000 minder geweest, maar netto komt er geen agent bij op straat. Hou dan ook niet het praatje voor de bühne dat het veiliger wordt en dat er agenten bijkomen. Nee, netto is het gewoon nul. Wees dan ook een man en zeg dan gewoon heel eerlijk dat je er niet meer hebt uitgehaald. Ik ben blij met die 3000 agenten, maar het is gewoon geen eerlijk verhaal.

De heer Wilders (PVV):

Als er één passage is waarop wij trots zijn in dit gedoogakkoord – gelukkig zijn wij op heel veel passages trots – dan is het wel de passage over veiligheid. Er komen 3000 agenten meer, mijnheer Roemer, 3000 agenten meer, vergeleken met het vorige kabinet. Ik hoop dat u nog een keer opstaat, dan kan ik het nog een keer vertellen. Minimumstraffen worden geïntroduceerd voor recidive. Criminelen kunnen worden gedenaturaliseerd. Dat is wat anders dan het geknuffel van criminelen aan de linkerkant van de Kamer. Wij doen er eindelijk wat aan, wij komen ermee en zijn er ontzettend trots op. Dank u wel.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Laat ik allereerste de premier danken voor zijn beantwoording in eerste termijn. Ik heb het vandaag buiten ook al een paar keer gezegd: het was wel eens een verademing om in debat te zijn met iemand die in ieder geval probeert antwoord te geven op je vragen. Ik heb gezien dat de premier inmiddels de Socratesprijs in ontvangst heeft mogen nemen omdat hij de beste debater van de dag zou zijn. Dat lijkt mij een mooie start voor zijn periode als premier.

Dit wil niet zeggen dat GroenLinks tevreden is over de inhoud van de antwoorden. Laat ik maar eens beginnen met de welbewuste handreiking. Ik heb vandaag vooral een premier gezien die zo bang is om zijn vingers te branden, dat hij zijn hand alweer teruggetrokken heeft voordat je in staat bent om de hand te grijpen, waardoor je hand in het luchtledige blijft wapperen. Het neigt naar holle retoriek, bedoeld om het hier gezellig te houden. Een beetje government by smile, zoals vriend van de premier Jort Kelder zou zeggen. Het de hand reiken gaat natuurlijk ook lekker als tegelijkertijd je coalitiepartner – ik citeer de heer Blok, die sprak over de coalitiepartner – meer dan 4 miljoen progressieve kiezers schoffeert, zoals hij net ook weer deed. Dit zijn volgens mij al die kiezers die de premier de hand zou willen reiken. Wellicht zou hij er dus eens over moeten nadenken hoe hij ervoor kan zorgen dat de mensen met wie hij in contact wil komen, een vrij aanzienlijk deel van onze bevolking, niet aanhoudend geschoffeerd worden.

De onderlinge machtsverhoudingen in dit kabinet en wat daarbuiten bungelt zijn zacht gezegd schimmig. Wat niet in het akkoord staat, is niet onderhandelbaar. Wat er wel in staat, is nauwelijks onderhandelbaar. Ik kan na vandaag alleen maar vaststellen dat er inderdaad sprake is van een meerderheidskabinet, waarbij de PVV geen ministers heeft geleverd. Waarschijnlijk had ze de kwaliteit er niet voor in huis. Ik heb mij vandaag in de loop van de dag ook wel afgevraagd, terwijl de heer Wilders onbeweeglijk op zijn bankje zat, of hij misschien ondertussen met zijn BlackBerry bezig was antwoorden in te typen, waardoor de premier even opveerde. "Ja, nee, wel handreiken, niet handreiken."

Ook de heer Blok en zijn bereidheid om na te denken over samenwerken met het parlement kan ik niet erg hoopgevend vinden, omdat ook hij duidelijk liet merken dat samenwerken afhankelijk is van de instemming die de PVV op gezette tijden geeft. "Wilt u met mij praten, dan zullen we eerst met zijn drieën overleggen." Wij weten nu dat bij WW en ontslag een njet zit ter rechterzijde. Wij kunnen dus aankloppen, maar de premier geeft toch niet thuis.

Ik denk dat we mogen vaststellen dat we met deze premier een nieuwe, eloquente, woordvoerder hebben gekregen van het midden- en kleinbedrijf Wilders bv. Dit wordt wel heel erg duidelijk op het moment dat de premier zich geschrokken en spontaan excuseert bij de heer Wilders omdat hij is vergeten te melden wat het precieze cv is van zijn CDA-staatssecretaris. Zo langzamerhand vraag ik mij wel af of hij zich al bij zijn staatssecretaris heeft geëxcuseerd. Zij is al een week tot twee weken voorwerp van een symbolisch non-conflict, aangezwengeld door de eigen inconsequenties van de premier en zijn coalitiepartner in het verleden. Nu is zij voorwerp geworden van een motie, zonder dat zij ooit het woord in de Kamer heeft kunnen voeren. Ik zou zeggen: dat is niet erg hoffelijk en dat verdient een publiek excuus.

De macht van Wilders wordt wat mij betreft des te pijnlijker als het gaat om het gedogen van zijn harde en kwetsende opvattingen over de islam. Tot nu toe heb ik de heer Rutte dan alleen maar de vrijheid van meningsuiting van de heer Wilders horen verdedigen. Da's mooi, maar zo langzamerhand vraag ik mij wel af of de heer Rutte zelf nog vrijheid van meningsuiting bezit. Een vrij debat betekent immers ook dat je je teweer mag stellen tegen opvattingen waarmee je het niet eens bent en dat je niet als een geslagen hond toekijkt. Ik zeg dit ook heel nadrukkelijk tegen de heer Van Haersma Buma.

Je teweerstellen tegen het maken van kwetsende opmerkingen over moslims is niet alleen van belang om je eigen achterban te behagen, het is ook van groot belang – ik zeg dit ook tegen de heer Blok – omdat juist de klassieke bestuurspartijen rechts van het midden moeten laten zien dat het schofferen van moslims in ons land niet acceptabel is. Zij zullen moslims ook elke dag moeten verdedigen.

Ik wil over dit onderwerp een motie indienen. Ik vraag het CDA om goed op te letten bij deze motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat iedereen in ons land gelijkwaardig wordt behandeld;

overwegende dat diegenen die van elders naar Nederland zijn gekomen, alsmede hun kinderen en kindskinderen, een positieve bijdrage kunnen leveren aan onze samenleving, mits zij zich daarvoor inzetten en daartoe ook ruimhartig de kans krijgen;

overwegende dat maatregelen, en in het bijzonder die maatregelen die asiel, immigratie, gezinsmigratie, inburgering en diversiteitsbeleid betreffen, gericht zijn op het uitbannen van misbruik en misstanden en niet mogen leiden tot ongelijkwaardige behandeling van mensen;

verzoekt de regering, in woord en daad uit te dragen dat het tegengaan van islamisering geen doelstelling van beleid is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema, Cohen, Pechtold en Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36(32417).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Het kabinet zegt zich te baseren op de gelijkwaardigheid van mensen en wil geen maatregelen treffen die daarmee in strijd zouden kunnen zijn. Ik dien een motie in over het gevaar dat homoseksuelen onverhoopt de dupe zouden kunnen worden van de aanscherpingen van de eisen voor gezinsmigratie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet zich voorneemt om maatregelen te nemen die leiden tot een zeer substantiële daling van de instroom van migranten;

overwegende dat onder meer de mogelijkheden van gezinsvorming en -hereniging worden beperkt tot partners die gehuwd zijn of met wie een geregistreerd partnerschap is aangegaan;

overwegende dat door deze voorgestelde beperking partners van hetzelfde geslacht uitgesloten zullen worden van gezinsvorming en -hereniging daar het homohuwelijk en de registratie voor partners van gelijk geslacht in slechts enkele landen en Amerikaanse staten wettelijk wordt erkend;

verzoekt de regering om af te zien van immigratiemaatregelen die de gelijkwaardigheid van partners van hetzelfde geslacht aantasten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema, Cohen, Pechtold en Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37(32417).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik geloof dat ik nog maar heel weinig tijd heb. Ik houd het dus kort. Ik heb nog twee moties, die gaan over het tekort aan hervormingsmaatregelen en het tekort aan aandacht voor jongeren en hun toekomst in het regeerakkoord. Deze moties zijn een beperkte poging om iets te repareren en meer oog te hebben voor de toekomst van ons land.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het regeerakkoord per saldo niet wordt geïnvesteerd in onderwijs;

overwegende dat breed gedeeld wordt dat Nederland wereldwijd tot de top vijf van kenniseconomieën Halsemamoet gaan behoren;

overwegende dat de afgelopen jaren de vennootschapsbelasting al fors verlaagd is en Nederland nu een tarief heeft dat tot het laagste behoort van de westerse landen;

verzoekt de regering, de voorgenomen verlaging van de vennootschapsbelasting met nog eens 1 procentpunt niet door te laten gaan en de middelen daarvoor ten goede te laten komen aan het onderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema, Cohen, Thieme, Pechtold en Roemer.

Zij krijgt nr. 38(32417).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Mijn laatste motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het regeerakkoord aansluiting zoekt bij de klimaat- en energiedoelstellingen zoals die in Europa zijn afgesproken;

constaterende dat ook op het terrein van milieu, natuur en biodiversiteit internationale afspraken zijn gemaakt, maar dat niet duidelijk is hoe de verminderende ambities van het kabinet aansluiten bij die afspraken;

constaterende dat het voor het milieu-, klimaat- en natuurbeleid van belang is om een strategie te hebben op de vergroening van onze economie, inclusief bijbehorende maatregelen;

verzoekt de regering om een integrale visie te ontwikkelen op de te behalen kabinetsdoelen voor milieu, natuur en klimaat, dit vergezeld te laten gaan van een integrale doorrekening door het Planbureau voor de Leefomgeving en het Energieonderzoekcentrum Nederland zoals dat gebruikelijk is, en dit voor Prinsjesdag 2011 aan de Kamer te presenteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema, Pechtold, Cohen, Thieme, Rouvoet en Roemer.

Zij krijgt nr. 39(32417).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Na een dag debat begin je enig zicht te krijgen op de stijl die de nieuwe premier wil gaan hanteren. Wat daarbij opvalt is het volgende. Je bezuinigt op de allerkwetsbaarsten, bijvoorbeeld in de WSW, maar je zegt dat hun positie daar aanzienlijk door verbeterd. Je bezuinigt op onderwijs, maar de kwaliteit van het onderwijs schiet omhoog. Je haalt al het milieubeleid weg en zegt dat dit een green deal is om je de vingers bij af te likken. Het optimisme regeert. De premier wil afgerekend worden op zijn daden. Nu, premier, u hebt vandaag de lat voor uzelf nogal hoog gelegd. Reken maar dat wij u op uw daden zullen afrekenen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Laat ik beginnen met royale complimenten te maken aan het adres van de minister-president voor de manier waarop hij het debat gevoerd heeft. Ik zeg dat zonder enige reserve. Het was zijn eerste grote debat namens het kabinet in de Kamer. Ik heb een aantal keren van dichtbij mogen meemaken wat dat ook fysiek vergt van iemand die daar de hele dag moet staan. Dat niet alleen, maar hij heeft veel antwoorden gegeven. Je hoeft het met de antwoorden niet eens te zijn – dat was voor ons vaak niet het geval – om wel vast te stellen dat een heel inhoudelijk debat is gevoerd en van zijn kant ook met veel flair. De Socratesprijs lijkt mij verdiend. Het was knap. Mijn complimenten.

Dat brengt mij bij het punt van de open en constructieve houding van de coalitie en het kabinet. Wat de fracties betreft, volsta ik met de opmerking dat volgens mij de heer Van Haersma Buma het een stuk beter heeft begrepen dan de heer Blok, kijkend naar de houding waarmee zij hier stonden. De heer Blok had de uitstraling dat er een kabinet zat met steun van pak 'm beet zo'n 100 zetels, terwijl de heer Van Haersma Buma zich goed realiseerde dat er ook met de oppositie zaken gedaan zal moeten worden. Ik heb dat gewaardeerd.

Van de kant van het kabinet blijft het diffuus. Ik ga daar nu niet verder over uitweiden. Er is een gedoogakkoord. Dat is onderdeel van een regeerakkoord. Er is een bijlage bij beide en die horen ook weer bij elkaar. De ene keer hebben we te maken met twee coalitiefracties met overleg en dan weer met drie coalitiefracties met overleg. Ik ben er nog niet helemaal uit of de PVV-fractie in de ogen van de premier nu een tweederangs coalitiefractie is of een eersterangs oppositiefractie, maar daar horen we vast meer over.

Ik ben nog niet onder de indruk van de handreiking en de tegemoetkomendheid van het kabinet. Toen ik bijvoorbeeld op het punt van de ontwikkelingssamenwerking en de bezuinigingen een voorstel, een stap in de richting van het kabinet deed om te zoeken naar een uitruil met andere bezuinigingen of een fasering, werd dat direct van de hand gewezen.

Over het gedoogakkoord: als de oppositie vanwege het gebrek aan ruimte bij de coalitie, inclusief de PVV, vandaag gedaan had wat de heer Wilders met zijn fractie anderhalf geleden bij het debat over het crisisakkoord had gedaan toen hij bij de heer Van Geel te weinig ruimte vond, was het hier vandaag in de zaal knap leeg geweest.

Op het punt van de hervormingen stelt de minister-president mij wel wat teleur. Alles is bespreekbaar, met uitzondering van alles wat in de 18 mld. zit, de WW en het ontslagrecht. De kroonjuwelen van de VVD heeft hij gesloten terrein genoemd. Ik vrees dat de woningmarkt daar ook onder valt. Wel is helder geworden dat de definitie van hervormen zoals gehanteerd door de minister-president – "snoeien om te groeien" – betekent dat hervormen niets anders is dan bezuinigen. Als je dat dan doet, dan moet er wel met visie bezuinigd worden, en die heb ik, ook in deze twee dagen, onder die bezuinigingen niet kunnen ontdekken. Het is vandaag dus geen hervormingsdag geworden, maar ik troost mij met de gedachte dat dit komende zondag wel het geval is.

De definitie van hervormingen verklaart wel waarom de minister-president wijselijk niet is ingegaan op wat ik heb opgemerkt over de klok van Rutte, een aantal jaren geleden opgesteld voor de Tweede Kamer, over de oplopende staatsschuld, die de komende jaren dus stevig blijft doortikken. Dat los je niet op met een nationale politie.

Ik heb een vraag gesteld over de Groenregeling. Ik ben daar nu kort over omdat ik nog een antwoord tegoed heb op de vraag wat de bezuiniging van 100 mln. gaat betekenen. Deze zit in afschaffing van de heffingskorting. De minister-president zegt dat hij daarop terugkomt en dat er in box 3 een mogelijkheid blijft. Dat is nu ook zo, maar dat neemt niet weg dat er sprake is van een halvering van de bevoordeling van dat type beleggingen. Ik wacht het antwoord af. Die 8 mld. wordt nu wel geïnvesteerd en belegd. Het zou doodzonde zijn als dat verdwijnt. Daarom dien ik zekerheidshalve de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de heffingskorting van 1,3% voor duurzame, culturele en sociaal-ethische beleggingen en beleggingen in durfkapitaal wil laten vervallen;

overwegende dat dit een nadelig effect heeft op de investeringen en daarmee op het ondernemerschap;

overwegende dat de kosten van de bezuiniging vele malen hoger zijn dan de baten, vanwege de afnemende investeringen en het effect hiervan op innovatie en werkgelegenheid;

van mening dat het juist in deze economische tijd van belang is, een gunstig investeringsklimaat te creëren;

verzoekt de regering, een substantieel deel van de heffingskorting voor duurzame, culturele, sociaal-ethische en durfkapitaalbeleggingen te handhaven en de dekking hiervoor te vinden in de stroomlijning van de milieu-investeringsaftrek (MIA), de energie-investeringsaftrek (EIA) en de willekeurige afschrijving voor milieu-investeringen (Vamil),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rouvoet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40(32417).

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik vraag de minister-president goed te noteren dat ik hem met deze motie dus een stap tegemoetkom, want liefst zou ik die vrijstelling helemaal behouden hebben. Ik kom het kabinet een stap tegemoet door te pleiten voor het grotendeels behouden ervan.

Ik zal niet spreken over de green deal. Ik heb de motie van mevrouw Halsema daarvoor ondertekend, omdat ik het nog erg abstract vind.

Ik heb nog een opmerking over de acceptatieplicht. Ik noteer dat er geen afspraken tussen de fracties van CDA en VVD zijn. Ik betreur dat en vind dat een ernstige omissie. Ik noteer ook de uitspraak van de minister-president dat er een stevige toets op artikel 23 zal komen in de ministerraad. Prima, goed dat uit de mond van een liberale premier te horen, maar ik noteer ook dat de minister van Onderwijs die toets al heeft aangelegd en de volgende conclusie heeft getrokken, een letterlijk citaat: het voorstel van de PvdA tast de grondwettelijke vrijheid van onderwijs aan. Een acceptatieplicht verdraagt zich niet met de vrijheid van onderwijs. Ik vertrouw erop dat die conclusie te zijner tijd ook uit de ministerraad zal komen.

Over het NRC-artikel nog een vraag. Ik heb goed naar de minister-president geluisterd over immuniteit en de groepsbelediging op grond van religie. Ik vraag hem de volgende vraag scherp te beantwoorden. Is het nu zo dat onder verantwoordelijkheid van de formateur dan wel de minister-president er dus niet is onderzocht of groepsbelediging op grond van religie, geloof, zou kunnen worden uitgezonderd, al dan niet via immuniteit voor politici, van het verbod op discriminatie en belediging? Ik hecht zeer aan een precies antwoord op deze precieze vraag.

Over de krimpregio's dien ik een motie in. Er is veel over te zeggen, maar de tijd daarvoor ontbreekt mij. Het is nog vaag: er ligt nog een en ander en er komt nog een en ander.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een groot aantal regio's in Nederland te kampen heeft met krimpproblematiek, bijvoorbeeld Noord-Nederland, Limburg, Zeeland en de Achterhoek;

overwegende dat krimp grote gevolgen heeft voor de leefbaarheid van dorpskernen en steden, in het bijzonder door het verdwijnen van basisvoorzieningen, verzwakking van de lokale economie, verlies van werkgelegenheid en door teruglopende leerlingaantallen verdwijnende scholen;

overwegende dat in het regeerakkoord staat vermeld dat in samenwerking met de krimpregio's manieren worden gezocht om deze regio's nieuwe impulsen te geven;

verzoekt de regering, de Kamer uiterlijk in het voorjaar te informeren over de uitvoering van de maatregelen gericht op krimpregio's inclusief tijdpad en benodigde financiële middelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rouvoet en Cohen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41(32417).

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik kom Rouvoetop mijn laatste inhoudelijke punt. Ik heb zo-even de minister-president complimenten gemaakt. Hij heeft zich niet verscholen achter procedures. Op één punt heeft hij mij wel teleurgesteld en dat betrof mijn vraag over de effecten van het regeerakkoord op de inkomenspositie van de gezinnen met kinderen. Ik kan daar een heel verhaal over houden, maar het is eenvoudig te doen. De MEV 2008 had gewoon zo'n overzichtje. Ik vraag de minister om ervoor te zorgen dat wij de gegevens hebben. Voorzitter, wij hebben die informatie nodig om straks de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid adequaat te kunnen bekijken en eventueel te kunnen amenderen. Zekerheidshalve dien ik toch een motie in op dit punt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het regeerakkoord een aantal maatregelen bevat, zoals de korting op het kindgebonden budget, die forse effecten zal hebben op de koopkracht van gezinnen met kinderen;

constaterende dat de exacte effecten niet zijn af te leiden uit de CPB-doorrekening van het regeerakkoord;

verzoekt de regering, voor de behandeling van de begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid te komen met een doorrekening van de effecten van voorgenomen maatregelen uit het regeerakkoord voor de koopkracht van gezinnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rouvoet, Cohen en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42(32417).

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter, ik kom tot een afronding.

De reactie van het kabinet op onze moties en in het algemeen de moties van de oppositie, zullen natuurlijk ook een lakmoesproef zijn voor de echte bereidheid van het kabinet en de minister-president tot een open en constructieve dialoog en samenwerking, ook met de oppositie. Als de moties allemaal zonder pardon worden ontraden, is dat ook helder; dan hebben we daar tenminste helderheid over gekregen. In dat verband heb ik ook een uitnodiging gedaan aan het adres van de minister-president om daar een reflectie op te geven, ook in het licht van voorgaande perioden. Ik laat dat nu verder rusten. Die uitnodiging ligt er. De houding van de ChristenUnie-fractie zal niet anders zijn dan aangegeven: constructief waar het kan; kritisch en zo nodig zeer kritisch waar dat nodig is. Onze steun is evenmin als die van de Partij voor de Vrijheid gratis. We zijn wel gouvernementeel maar niet gek. Met die houding wachten we inderdaad op de daden van het kabinet, en zien we uit naar het debat daarover.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik wil ook graag beginnen met oprechte complimenten aan het adres van de premier voor zijn knappe debuut in deze rol. Het was een enthousiaste en sterke bijdrage. Ik stel ook met vreugde vast dat het een waardig en een inhoudelijk debat is. Dat moeten we eerlijk vaststellen; dat hebben we ook wel eens anders meegemaakt. Ik vind dat dit met waardering kan worden geconstateerd.

Het debat begon en eindigde met de ruimte die er is voor de Kamer. Uitgestoken hand of wassen neus? Dat was ongeveer het thema. Ik blijf erbij dat een minderheidskabinet juist meer kansen biedt voor de Kamer. De tijd zal moeten leren wat het echt waard is, maar ik hoorde de heer Cohen gisteren in een ander verband nog het voorbeeld noemen van de Vreemdelingenwet. Dat was een mooi voorbeeld van een meerderheidskabinet, een paars kabinet, waarbinnen de partijen heel verschillend dachten. Dat leidde tot een zodanig dichtgetimmerd geheel dat er echt voor oppositiepartijen geen enkele ruimte was. Als je het daartegen afzet, denk ik dat hier duidelijk meer ruimte is.

Over paars gesproken: als ik de heer Pechtold hoor over onderwijsvrijheid, medische ethiek en winkeltijden zal duidelijk zijn dat de SGP-fractie er positief over is dat er geen nieuw paars kabinet tot stand is gekomen. Want als we horen waar de accenten liggen in die bijdrage kunnen we verwachten dat we juist in een paarse stroomversnelling terecht waren gekomen.

Op medisch-ethisch gebied ben ik blij dat dit kabinet geen verslechtering in het vooruitzicht stelt en het de bestaande beleidslijn, ook voor alternatieven voor abortus en euthanasie en dergelijke, wil voortzetten. Waardering ook voor het feit dat het kabinet niet wil tornen aan de onderwijsvrijheid. Wat dit waard is, zal de praktijk nog wel moeten leren. Onze stelling is en blijft dat ook de wetsvoorstellen rond de acceptatieplicht en de enkelefeitconstructie wel degelijk schuren met en een inperking betekenen van de grondwettelijk gewaarborgde onderwijsvrijheid, die ook in het regeerakkoord terugkomt. Wat betreft de koopzondagen spreekt het ons aan dat het kabinet de bestaande situatie wil handhaven en ook het wetsvoorstel dat bij de Eerste Kamer ligt niet zal intrekken.

Tegelijk zal duidelijk zijn – ik heb nu een aantal voorbeelden genoemd – dat onze inzet op terreinen als bescherming van het leven, zondagsrust en dergelijke verderstrekkend is en blijft. Het is geen 100% SGP-beleid dat in het regeerakkoord en in het gedoogakkoord is vastgelegd. Dat zal duidelijk zijn. Als SGP-fractie zullen we het kabinet onafhankelijk en constructief bejegenen.

Ik heb gefascineerd de discussie over de dubbele paspoorten gevolgd. Ik vind het een mooi voorbeeld van een onderwerp dat heel gevoelig ligt omdat het raakt aan gelijkheid en rechtvaardigheid. Tegelijkertijd moeten we een nuchtere discussie kunnen blijven voeren. Pas op voor Procrustes. Dat was een wrede rover uit een Griekse sage. Hij legde passerende reizigers op een bed en paste hun lengte daaraan aan. Wie te kort was, werd flink uitgerekt. De reizigers die te lang waren, kregen een stuk van hun benen afgehakt. Een gelijke behandeling met catastrofale gevolgen. Als de term "gelijke behandeling" valt, moeten we altijd bekijken of de situaties wel echt gelijk zijn. Je moet niet direct in een kramp schieten. Natuurlijk moet je dezelfde maatstaf aanleggen. Ik vind het echter een legitieme discussie om onder ogen te zien dat simpelweg niet elk land zich op dezelfde wijze inmengt in het gedrag van onderdanen in het buitenland. In relatie tot Turkije kan een discussie over Armeense genocide spelen en dat is met Zweden niet aan de orde. Dat is gewoon een nuchter feit. Ik vind dat we dat niet moeten vergeten bij alle discussies rond gelijkheid. Anders komen we weer terug in de tijden van een paars kabinet dat met een kaderwet minderheden kwam waarin Friezen en Marokkanen op een lijn werden gesteld.

De heer Pechtold (D66):

Dat waren de jaren negentig, maar u hebt Procrustes van rond het jaar nul nodig om uw punt te maken. Zo zie je dat vergelijkingen vanuit oude boeken soms mooi zijn voor kunsthistorici of historici, maar als je daar in 2010 je zaak nog mee moet bewijzen, loop je toch een beetje achter. U zei zojuist dat u de discussie hebt aangehoord. Dat was nu inderdaad waardoor ik me afvroeg of de Staatkundig Gereformeerde Partij hierin ook een beetje met dubbele maten meet. Het ging niet om gelijkheid, het ging om gelijkwaardigheid. Wij hakken geen benen af en we rekken niemand op. U wekt richting alle Turken hier in Nederland de suggestie dat de Armeense kwestie hen allemaal in de problemen zou kunnen brengen. Hoe zit het dan met Russen, Amerikanen en mensen uit landen waar de regimes minder vriendelijk zijn? Hoe zit het met mensen die juist vanwege dat soort zaken hiernaartoe zijn gekomen? Ik vind dat u ten opzichte van uw voorganger wat meer het randje zoekt en dat bevalt me niet.

De heer Van der Staaij (SGP):

De heer Pechtold betrekt in deze interruptie een flink aantal stellingen. Hij begon met de vergelijking dat wij in het jaar nul zijn blijven steken. Dat lijkt me niet helemaal de juiste datering van Procrustes, maar dat terzijde. Het gaat erom dat je wel degelijk moet leren van het verleden en niet moet blijven steken. Bij de D66-fractie vraag ik me wel eens af of we nog middenin de schoolstrijd zitten. Die tijd is toch wel voorbij? Wij hebben oog voor gelijkwaardigheid. Mijn punt was simpelweg dat we die les van Procrustes moeten leren. Pas op dat je niet alles gelijk noemt wat niet gelijk is. Het is helder dat je op een faire manier – daarin bestaat geen verschil met mijn voorgangers – gelijke situaties gelijk moet behandelen. Je moet echter wel nuchter een discussie kunnen voeren. Speelt in het ene land dezelfde problematiek als in een ander land? Een strafwetboek rond de Armeense genocidekwestie in Turkije is iets anders dan wat in Zweden aan de orde is. Dat betekent niet dat het een wel een probleem is en het ander niet. Aan het eind kom ik tot dezelfde conclusie als de heer Pechtold, namelijk dat er geen enkele sprake is van loyaliteitsproblemen. Wij hebben toen geen motie gesteund en hebben ook nu geen enkele behoefte om een motie te steunen. Ik vind wel dat we gewoon een inhoudelijke discussie moeten kunnen voeren over de vraag of situaties gelijk zijn of niet.

De heer Pechtold (D66):

Wat ben ik blij met mijn interruptie. Daardoor werd de heer Van der Staaij toch iets meer geprikkeld om de begrippen "gelijk" en "gelijkwaardig" vorm te geven. Ik ben het inderdaad met hem eens dat je niet moet blijven hangen in oude beelden uit het verleden, bijvoorbeeld als het om de man-vrouwpositie gaat.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dat speelde inderdaad ook in de tijd van het kabinet-Cort van der Linden, maar ik heb toch het idee dat bij de SGP-fractie het algemeen kiesrecht in ieder geval beter is geland dan de vrijheid van onderwijs bij de D66-fractie.

De voorzitter:

U rondt uw betoog af.

De heer Van der Staaij (SGP):

Laat ik dan nog maar een punt noemen. Het is vaak gegaan over de hervormingen die nodig zijn. Wat is eigenlijk een goede maatstaf die je een kabinet kunt toewensen bij hervormingen en ook bij de omgang met de Kamer? Ik heb de bijdragen van de diverse sprekers vandaag en gisteren goed gehoord. Ik vind dat het beste motto is aangereikt door de heer Roemer van de SP-fractie; misschien een beetje verwarrend, maar het is toch echt zo. Hij zei gisteren namelijk: onderzoek alle dingen en behoud het goede. Dat gaf hij het kabinet mee. Maar tussen SP en SGP zit natuurlijk wel een letter verschil door die G, dus ik heb nog even in de bijbel nagezocht hoe het er nu precies staat. Dan staat er: beproeft alle dingen en behoudt het goede. Het beproeven gaat nog een slagje dieper dan het onderzoeken, maar ook in de totale context kunnen wij heel goed terecht om te vinden wat de goede weg is, ook voor het nieuwe beleid.

De voorzitter:

Dank u wel. Wij gaan nu luisteren naar de laatste spreker. Ik verzoek ook voor deze laatste spreker uw volle aandacht: mevrouw Thieme van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Ook ik wil de minister-president bedanken voor de beantwoording van onze vragen in eerste termijn en hem natuurlijk complimenteren met de wijze waarop hij dat heeft gedaan. Ik sluit mij graag aan bij de complimenten van mijn collega's.

De minister-president heeft tijdens de beantwoording zijn groenrechtse agenda, die hij in 2008 aankondigde, in eerste termijn nog steeds niet helemaal helder gemaakt. Ik heb daarom nog wat aanvullende vragen en moties.

De minister-president geeft aan dat hij de rekening van het huidige beleid niet wil doorschuiven naar toekomstige generaties. Maar hij beperkt zich om onduidelijke redenen tot de rekeningen die direct samenhangen met het begrotingstekort. Kan de minister-president in tweede termijn alsnog ingaan op mijn vraag waarom hij alleen in termen van geld denkt, als het gaat om het niet mogen doorschuiven van rekeningen naar toekomstige generaties? Dan denk ik in termen van de dingen die echt van waarde zijn, zoals schone lucht, schoon water, schone bodem, biodiversiteit en dat soort belangrijke waarden.

Het met de kaasschaaf frustreren van de regeling die ethisch beleggen fiscaal minder oninteressant maakt, staat haaks op alles waarvoor dit kabinet zegt te staan. De betrouwbare overheid liet in 2007 via toen nog staatssecretaris De Jager de groenregeling evalueren. In die evaluatie staat dat de uitvoering van de regeling groen beleggen effectief en efficiënt is, dat de kosten van de uitvoering laag zijn en dat er geen argumenten zijn gevonden om de taakverdeling en de procedures aanmerkelijk aan te passen. Welke andere regeling maakt het mogelijk om € 1 van de overheid te laten leiden tot € 40 innovatieve duurzame investeringen, wat volgens CE Delft weer leidt tot een milieuwinst van € 65? Waarom laat dit kabinet de milieuonvriendelijke vrijstelling van rode diesel bestaan? Waarom een laag btw-tarief in stand houden voor de milieuonvriendelijke teelt van siergewassen, terwijl dit tweemaal zo veel kost als de afschaffing van de groenregeling oplevert? Dat klinkt niet als een stroomlijning van de belastingwetgeving, maar als een keiharde ontgroening van beleid, zelfs als die ontgroening meer kost dan ze oplevert. Ik wil dan ook graag de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet de heffingskorting van 1,3% voor groen beleggen, sociaal-ethisch beleggen en cultureel beleggen wil laten vervallen om ongeveer 100 mln. te bezuinigen;

overwegende dat het afschaffen van genoemde fiscale regelingen het Rijk naar verwachting 160 mln. aan gederfde btw-inkomsten zal kosten, en investeerders hierdoor 80 tot 90 mln. aan opbrengsten mislopen;

overwegende dat uit onderzoek blijkt dat de groenregeling daadwerkelijk bijdraagt aan de ontwikkeling en marktintroductie van nieuwe technologieën;

overwegende dat de heffingskorting de ambitie van het kabinet om ondernemerschap en de private financiering van ontwikkelingssamenwerking en kunst & cultuur te stimuleren, juist ondersteunt;

verzoekt de regering, de plannen met betrekking tot het afschaffen van de Regeling Groenprojecten, de Regeling Sociaal-ethisch beleggen en de Regeling Cultureel beleggen te heroverwegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme, Halsema en Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43(32417).

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Dit kabinet gaat fors bezuinigen op de natuur. Dat is heel onverstandig, zowel voor onze leefomgeving als voor ons huishoudboekje op de lange termijn. Als het kabinet zegt dat het op peil houden van biodiversiteit belangrijk is, is het minste dat je mag verwachten toch wel dat onze bestaande natuurgebieden in elk geval behouden blijven, zeker als niet langer wordt geïnvesteerd in nieuwe. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet gaat bezuinigen op de investeringen in de ecologische hoofdstructuur;

van mening dat, als er minder natuur zal worden gerealiseerd, het extra belangrijk wordt om te behouden wat we al hebben;

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat bestaande natuurgebieden binnen de ecologische hoofdstructuur intact blijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme, Cohen, Pechtold en Halsema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44(32417).

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Groenrechtse premier Rutte is een dierenvriend. Zo hebben we hem horen zeggen dat het stapelen van varkens een mensonwaardige manier van veehouderij is en dat consumenten die € 1 betalen voor een pond gehakt, de kop in het zand steken als zij menen dat het vlees diervriendelijk geproduceerd kan zijn. We mochten vandaag ook constateren dat hij de slachtmethode voor kippen en varkens afschuwelijk vindt. In eerste termijn heeft de premier gezegd dat er ruimte is om te discussiëren over de vee-industrie. Daar ben ik blij om. Wij zijn echter van mening dat ons land zich in die discussie niet mag verschuilen achter Europa. Dat zal ook coalitiepartner PVV niet willen; die partij ziet immers weinig in Europa. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet het dierenwelzijn wil bevorderen;

constaterende dat het kabinet ten behoeve van de dieren in de veehouderij slechts wil inzetten op onderhandelingen in de EU;

verzoekt de regering, een eigen verantwoordelijkheid te nemen door ook op nationaal niveau de dierenwelzijnsregels aan te scherpen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme, Pechtold en Halsema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45(32417).

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Ik hoop dat de premier deze motie ziet als een steun in de rug voor zijn beloftes voor een diervriendelijker veehouderij.

De voorzitter:

Op verzoek van de minister-president schors ik de vergadering een kwartier.

De vergadering wordt van 21.15 uur tot 21.30 uur geschorst.

Minister Rutte:

Mevrouw de voorzitter. Ik wil eerst even terugkomen op het einde van de vorige termijn, toen de heer Rouvoet mij een vraag stelde over een opmerking die ik heb gemaakt in mijn rol als fractievoorzitter. Ik heb daarover nagedacht, omdat ik de context van dat debat niet terug kan halen. Blijkbaar is in het vuur van het debat door mij iets gezegd dat door hem als buitengewoon onaangenaam werd ervaren. Ik kan nu niet terughalen wat er precies is gebeurd en wat de aanleiding was voor die opmerking. Ik wil hier wel zeggen dat het geen moment mijn bedoeling is geweest om hem of de minister-president die hier toen zat, ook maar op enigerlei wijze te desavoueren. Als hij daar nu op terugkomt, is dat iets dat hem dwars zit. Daar heb ik dan een antwoord op te geven. Ik kan nu echter niet meer terughalen wat de context van het debat was en wat er gebeurd is. Eerlijk gezegd, herinner ik het mij niet meer, maar als ik in het vuur van het debat iets heb gezegd dat door hem zo is opgevat, dan is dat in ieder geval niet mijn bedoeling geweest.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik waardeer het niet alleen dat de minister-president hier eigener beweging op terugkomt na wat hij hier in eerste termijn over heeft gezegd. Ik waardeer ook de strekking en de lading van zijn woorden. Ik versta die zo dat die aansluiten bij wat hij gisteren in zijn regeringsverklaring heeft willen zeggen over de houding van de oppositie nu. Ik waardeer dat en neem er met respect kennis van.

Minister Rutte:

Dank u.

Voorzitter. De heren Cohen en Pechtold hebben gevraagd hoe het zit met het regeerakkoord en of als er in het regeerakkoord iets gewenst wordt, daarover ook afstemming moet zijn met de PVV. Het antwoord daarop is: nee, zolang wij maar binnen de grenzen van het regeerakkoord tot afspraken komen. Het is dan gewoon een zaak van CDA en VVD. Ik heb nog eens door het regeerakkoord gebladerd. Daar staan tal van zaken in op het terrein van de buitenlandse politiek, van de economie en van niet zozeer de ouderenzorg, maar wel van de ziekenhuiszorg. Verder staan er heel veel voorstellen in op het terrein van het onderwijs en van de woningmarkt. Niet alle voorstellen, maar een aantal voorstellen komt terug in de 18 mld. Het is niet zo dat het kabinet gaat proberen, zoals de heer Cohen zei, om een vinkje te halen van een van de oppositiepartijen en zal vragen: wilt u even ons voorstel steunen? Wij zullen voor voorstellen die voortkomen uit het regeerakkoord, rekening moeten houden met de politieke oriëntatie van de andere partijen. Wij gaan dus niet alleen hier in de Kamer onderhandelen. Sterker nog, in de vormgeving van de voorstellen zullen wij daar al rekening mee houden. Anders zou het inderdaad gaan om het halen van een vinkje.

Als het gaat om zaken uit het gedoogakkoord, dan zijn aanpassingen een kwestie van overleg tussen drieën, maar ook daar zijn die mogelijk. Wij hebben het al gehad over voorstellen voor de cultuurbegroting en er is gevraagd of die ook anders kunnen. Maar het gaat ook om de voorstellen voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Dan zijn er natuurlijk nog tal van onderwerpen die noch in het regeerakkoord, noch in het gedoogakkoord zijn geregeld. Ook dan moeten wij kijken of wij tot afspraken kunnen komen. Er zijn inderdaad een paar onderwerpen waarbij dat niet kan. Ik ga die niet herhalen, want daar ben ik vanmorgen mee begonnen. In reactie op de heer Cohen en de heer Pechtold wil ik dus zeggen: dit is echt hoe wij erin zitten. Zo wordt dat in het moderne spraakgebruik gezegd.

De heer Cohen heeft gevraagd naar het zittende bestand in de WSW. Het zittende bestand wordt niet geraakt door de bezuinigingen. Die afspraak hebben wij gemaakt. Verder blijft de WSW bestaan voor mensen met een indicatie, die aangewezen zijn op een beschutte werkplek. Het streven is om zo veel mogelijk mensen aan het werk te krijgen op een voor hen geschikte werkplek. Daarbij is het ook mogelijk om bijvoorbeeld vanuit de WWB, dus vanuit de bijstandsmiddelen, met loondispensatie aan het werk te gaan bij een reguliere werkgever. Een baangarantie kan ik hier niet geven, maar het zittende bestand vallen wij niet lastig en de WSW blijft ook in de toekomst gewoon bestaan voor de mensen die daarop aangewezen zijn.

Dan het punt van de AOW-verhoging. Sociale partners hebben zelf al gezegd dat zij later nog met voorstellen zullen komen. Ik heb daar in eerste termijn ook aan gerefereerd toen het ging om een verdere uitwerking van hun AOW-voorstellen en wat die betekenen voor het aan het werk houden van oudere werknemers. Dat is als het ware een onderdeel van het stichtingsakkoord dat werkgevers en werknemers hebben gesloten.

In het bijzonder wat de politiesterkte betreft moet ik de heer Roemer erop wijzen dat de SP in het eigen programma ten opzichte van het basispad een intensivering op veiligheid van 300 mln. had staan, waarvan 100 mln. voor de politie. Wij trekken 370 mln. uit voor de politie. De SP corrigeert dus bij lange na niet de bezuinigingen van het vorige kabinet. Wij corrigeren die wel en doen er nog fors bovenop. Dat zal dus uiteindelijk ook leiden tot fors meer agenten. Zou het kabinet er niet geweest zijn, gaat het om een toename van 3000 ten opzichte van de startsituatie, maar ook in de netto-sfeer zal het leiden tot een forse toename van het aantal agenten. Dat zal later zichtbaar worden wanneer de cijfers in het debat met de minister van Veiligheid en Justitie hier gepresenteerd worden.

Ik kan de heer Blok verzekeren dat de investeringen voor infrastructuur staan. Ik verwijs naar de schriftelijke antwoorden van vanochtend. Er valt 3 mld. vrij uit het in de komende jaren sluiten van het FES. Daar staat 5 mld. structureel per jaar tegenover voor de wegen en het spoor. Dat bouwt in de periode tot 2020 op tot een bedrag van 3,3 mld., wat ook dat eerste compenseert. Tegelijkertijd bereiken wij hiermee dat de aardgasmiddelen in het FES echt gebruikt gaan worden om de staatsschuld versneld af te bouwen en daarmee een, zoals ik het vanochtend noemde, omgekeerd "sovereign wealth fund" te creëren. De Noren zijn hiermee eerder begonnen en hebben dus een fonds met geld erin opgebouwd. Wij bereiken hiermee in ieder geval dat wij proberen om de schuld te verlagen.

Tegen de heer Roemer zeg ik dat het mooie rapport van de Socialistische Partij over de Schilderswijk, getiteld De Schilderswijk aan het woord, waaraan in het bijzonder mevrouw Karabulut heeft gewerkt, door mij in handen van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt gegeven. In zijn begrotingsbehandeling zal hij daar graag nader op ingaan. Dit is overigens geen overval, want het is met de minister afgesproken dat hij er in de begrotingsbehandeling nader naar zal kijken. Hij heeft mij laten weten dat hij zich daarop verheugt. Zonder gekheid: dit gaat écht om een belangrijk thema. Hoe ga je er nu mee om zonder met een doelgroepenbeleid te werken, zo zeg ik vanuit onze oriëntatie als kabinet van CDA en VVD, maar door gewoon gerichte maatregelen te nemen die voor iedereen van belang zijn? Maatregelen waarmee je Nederland sterker maakt om juist deze wijken, beter gezegd deze buurten, te versterken. De heer Winsemius heeft mij namelijk ooit geleerd: mensen wonen niet in een wijk, maar in een buurt.

Tegen D66 kan ik formeel zeggen dat het klopt wat de heer Van der Staaij heeft gezegd, namelijk dat hij niet heeft getekend voor het regeerakkoord en het gedoogakkoord. Er is dus geen bijzondere samenwerkingsrelatie met de SGP.

De heer Rouvoet heeft gevraagd hoe het zit met de kwestie van de vrijstelling in box 3. Ik had hem beloofd dat ik daar in tweede termijn op zou terugkomen. Ik herhaal dat de vrijstelling in box 3 blijft bestaan en dat alleen de heffingskorting verdwijnt. Dat is een versobering en geen afschaffing. Dit betekent dat groene beleggingen fiscaal nog steeds worden bevoordeeld ten opzichte van andere beleggingen. Bij dergelijke investeringen speelt uiteraard mee dat ook andere, meer ideële motieven een belangrijke rol hebben. Op dit moment is in totaal ongeveer 8 mld. aan de orde in box 3. Die 8 mld. betreft een technische berekening. De extra fiscale aftrek van 1,3% wordt namelijk afgeschaft, met een opbrengst van ongeveer 100 mln. Via allerlei verdeelsleutels werkt dit uiteindelijk door op de 8 mld. Dat zegt echter niets over hoeveel de investeringen zullen veranderen als een versobering of zelfs afschaffing zou worden doorgevoerd. Daarmee is het voor mij helaas niet mogelijk om hier een exacte inschatting te geven van de effecten. De regeling blijft bestaan, maar in een versoberde vorm. Nogmaals: de effecten daarvan kan ik hier niet in detail geven.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Op dit punt dreigt het debat heel technisch te worden, maar volgens mij kunnen wij het makkelijk eens worden met elkaar. Als je een facilitering hebt van bepaalde beleggingen van in totaal 2,5% – namelijk deels via de heffingskorting en deels via de vrijstelling in box 3 – en als je die facilitering halveert omdat je de heffingskorting van 1,3% afschaft, blijft dat niet zonder gevolgen voor de investeringen en beleggingen van die 8 mld., die daarmee gemoeid zijn.

Minister Rutte:

Zeker.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Als je het nu aantrekkelijk genoeg vindt – normaal is het rendement te laag, maar dat krijg je nu wel – zal door de halvering van de facilitering de animo om in groen te beleggen niet toenemen. Daar kunnen wij het over eens zijn. In die zin zal ik het antwoord van de minister-president op mij laten inwerken. Misschien is het inderdaad een goed idee om dit bij het belastingplan te laten terugkomen. Ik zal daar even over nadenken. Dit gaat namelijk tegelijkertijd ook over beleggingen en investering cultuur. Als je van de ene kant daarop bezuinigt en van de andere kant degenen die er zelf in willen investeren, de motivatie daarvoor ontneemt, pak je hetzelfde doel twee keer. Het kan verstandig zijn om daar toch een verzachting in aan te brengen. Ik zal daarover nadenken voor het belastingplan.

Minister Rutte:

Dat zou inderdaad een goede plek zijn om daar nader over te spreken, al is het nu lastig in te schatten of dan precies inzage in de cijfers kan worden gegeven. Voor een deel zit dit ook in de inschatting van de gedragseffecten. Natuurlijk heeft de heer Rouvoet gelijk. Als je dit doet, leidt dat tot een versobering en zal het zeker ook een effect hebben op de werking ervan.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Misschien is dit ook het juiste moment om over mijn motie te spreken. Daarin verzoek ik de regering om de afschaffing van de heffingskorting te heroverwegen.

Minister Rutte:

Ik wil de moties dadelijk allemaal langslopen. Ik ben nu bij de vragen die niet tot moties hebben geleid. Ik kom zo bij uw motie.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Oké, dan kom ik er dan nog op terug.

Minister Rutte:

Ik kom daar zeker op terug.

De heer Pechtold stelde een vraag over de situatie van de discussie in het CDA in aanloop naar het afsluiten van het regeerakkoord en het gedoogakkoord. Ik verwijs in dit kader naar het eindverslag van de informateur van 7 oktober. Ik was daarbij. Wat daar staat, is verklaard door de toenmalige CDA-fractievoorzitter. Het was in de onderhandelingen vervolgens aan collega Geert Wilders en aan mij om voor onszelf de vraag te beantwoorden of wij dit voldoende zekerheid vonden bieden. Die vraag hebben wij positief beantwoord. Het gevolg daarvan, mijnheer Pechtold, ziet u hier.

De heer Pechtold (D66):

Die weging is niet aan u. Dit is in het verslag van Opstelten een omissie ten aanzien van Hare Majesteit. Hare Majesteit geeft opdracht aan een informateur om te zoeken naar een stabiele regering in Staten-Generaal. Dat is de opdracht. Als dan vervolgens, ofwel aan tafel, ofwel op een andere manier, blijkt dat die stabiliteit ter discussie kan staan, is dat een politiek feit. Staatsrechtelijk is het van groot belang dat een informateur daar onderzoek naar doet. Er ligt een brief van twee collega's en een derde zou zich daar misschien zelfs in kunnen voegen. In die brief staat duidelijk geschreven dat Kameruitspraken van de rest van de Kamer over gelijkwaardigheid die in het geding is, gesteund zullen worden. Dat had moeten worden meegenomen. Mijnheer Rutte, u als opvolger, als formateur, hebt daarmee te handelen en hebt daarover in deze Kamer een verklaring af te leggen. U kunt niet zeggen: omdat ik het geen probleem vindt en Verhagen ook niet en wij hier zitten, is het dus over. Wij moeten dit staatsrechtelijk zuiver houden. Ik vind dat u de procedure deze zomer al geregeld naar uw hand hebt gezet door de ene informateur de volgende te laten benoemen. Die kritiek heb ik geuit. Dit punt zult u echter toch vanavond moeten verklaren.

Minister Rutte:

Het is merkwaardig dat u er geen bezwaar tegen had dat de heer Tjeenk Willink in zijn eindverslag de twee informateurs voor de Paarse onderhandelingen voorstelde. Toen heb ik u daar niet over gehoord.

De heer Pechtold (D66):

Hij noemde niet de namen erbij. Dat was heel wat anders.

Minister Rutte:

De namen stonden er wel in. Daar stond in dat de heer Rosenthal en de heer Wallage werden voorgedragen als informateur. Daar was ik zelf bij. Ik herinner mij de zaterdagochtend in de Eerste Kamer. Wij hebben lang erover gesproken wie wij moesten vragen als informateurs voor paars. Ik wil niet flauw doen, maar u was daar zelf bij. U hebt dat toen goed gevonden. Nu verwijt u mij echter dat er later nog een keer door een informateur, namelijk de heer Lubbers, iemand is voorgesteld: de heer Opstelten.

De heer Pechtold (D66):

Omdat u iemand uit de fanclub bij u wilde. Ik weet nog dat mevrouw Halsema en ik hele lijsten met alternatieven aangedragen hebben.

Minister Rutte:

Dat is niet de discussie.

De heer Pechtold (D66):

Het was: nee, die twee. Het gaat nu echter even niet over die informateurs.

Minister Rutte:

Ja, nu niet meer.

De heer Pechtold (D66):

Het gaat om de opdracht. Nee, niet zo geïrriteerd. Het gaat om de opdracht van die twee en de stabiliteit. U stond daar gisteravond, maar ik heb mevrouw Ferrier en de heer Koppejan uitgebreid op de gang zien zitten. Zij werden nog eens gemasseerd door mevrouw Bijleveld; daarna kwam er nog een keer iemand langs. Ik heb ook gehoord wat mevrouw Ferrier vanochtend zei op BNR Nieuwsradio. Mijnheer Rutte, u hebt een kabinet dat op 52 zetels gebaseerd is. U hebt gedoogsteun. U hebt dissidenten. U hebt gezegd: ik kijk met een schuin oog naar de SGP. Ik vind dat u uw rol van formateur serieus moet nemen. Er ligt een brief over twee dissidenten die iedereen heeft kunnen lezen. Zij zeggen voor Kameruitspraken te stemmen, terwijl uw beleid daar misschien van afwijkt. Ik wil dat u daar verantwoording over aflegt.

Minister Rutte:

Dat wij dit hier bespreken, is logisch. In het debat over de regeringsverklaring staat ook de formatie ter discussie. Mijnheer Pechtold, het is volstrekt logisch dat u die vraag hier stelt. Die hoort hier ook, want daar gaat het debat over de regeringsverklaring ook over. Dat verwijt ik u dus geen seconde. Ik zal ook niet nog een keer zout wrijven in de wonden over het feit dat u mij verwijt dat de informateurs werden aangewezen, terwijl u dat zelf bij Paars ook deed. De heer Pechtold vraagt wat wij hebben gedaan op de bewuste dinsdag, woensdag en donderdag, naar aanleiding van de situatie in de CDA-fractie. Wij hebben ons ervan vergewist dat er zekerheid was over de steun van de volle fractie van het CDA. Die vraag is door ons alle drie positief beantwoord. Het verslag hiervan vindt de heer Pechtold in het eindverslag van de informateur. Dat is de situatie.

De heer Pechtold (D66):

Daar neem ik aanstoot aan. Nu blijkt immers dat de heer Opstelten kennelijk al betrokken was bij misschien nieuwe, prachtige functies.

Minister Rutte:

Hier maak ik bezwaar tegen, voorzitter.

De heer Pechtold (D66):

Het gaat erom dat een informateur, onafhankelijk en in opdracht van de Majesteit, een verslag doet en de transparantie achteraf voor de Kamer optimaliseert. Dat is de bedoeling. Dat is de opdracht. Het gaat er niet om of de heer Rutte zich ervan vergewist, maar of de informateur zich ervan vergewist. Het gaat erom of de heer Rutte als informateur, als erfnemer van die opdracht hierover een verklaring wil afleggen. Dat ik pas in tweede termijn een begin van een antwoord krijg is tekenend. De heer Rutte zegt als formateur kennelijk met de twee te hebben gesproken. Ik vraag hem hoe hij de brief van de twee heeft zeker gesteld voor toekomstige stemmingen en steun.

Minister Rutte:

Als formateur van dit kabinet maak ik in de eerste plaats ernstig bezwaar tegen een opmerking die de heer Pechtold zojuist heeft gemaakt. Ik moet dat hier doen. Ik vind dat mijn rol en mijn taak. Die opmerking luidt dat de opvattingen van de heer Opstelten als informateur, in de aanloop naar het kabinet, weleens gekleurd zouden kunnen zijn door het feit dat hij op dat moment wel of niet kon weten of hij gevraagd zou worden voor een ministerspost. Dat heeft de heer Pechtold net gezegd.

De heer Pechtold (D66):

Ja. Is dat heel bijzonder?

Minister Rutte:

Ik vind dit een directe aanval op de integriteit van de heer Opstelten. Ik neem daar afstand van. Ik verzeker de heer Pechtold dat er geen enkele reden toe is. Ik verdedig mij verder niet. Dat is helemaal niet nodig. Het zou de heer Pechtold sieren als hij afstand neemt van dat deel van de opmerkingen die hij zojuist heeft gemaakt.

Ik keer terug naar de inhoud. Ik herhaal dat wij in die drie dagen met elkaar vast hadden te stellen of er al of niet sprake was van steun van de drie schragende fracties voor deze politieke samenwerking, in het bijzonder steun van het CDA vanwege het feit dat er een speciaal partijcongres had plaatsgevonden. Dat hebben wij gedaan op de dinsdag en de woensdag na het CDA-congres, ook naar aanleiding van de CDA-fractievergadering. Uiteindelijk hebben wij met zijn drieën vastgesteld dat die steun er is.

De heer Pechtold (D66):

Waar ken ik de uitdrukking "het zou u sieren" nou van? Dat ging over een staatssecretaris waarvan het paspoort ...

Minister Rutte:

Ik vind dit geen sterk optreden van de heer Pechtold. Hij zou terug kunnen nemen wat hij net zei over de heer Opstelten.

De heer Pechtold (D66):

Ik vind de uitdrukking historisch wel interessant. De heer Rutte begint weer over: wij drieën. Hij heeft als formateur een opdracht omdat de informateur zijn eindverslag heeft geschreven. Daarover gaat het. Als de heer Rutte zegt dat hij het goed heeft gedaan, zeg ik dat dit in het eindverslag had moeten staan. Dat vraag ik ook al een tijdje, los van alle irritatie die er omheen hangt. Ik vraag de heer Rutte te bevestigen dat in het eindverslag de vergewissing van de steun van de twee en het feit dat er een brief ligt, had moeten staan.

Minister Rutte:

Dat is natuurlijk onderdeel van het verslag dat de heer Opstelten heeft uitgebracht aan de Koningin. Hij was degenen die haar moest informeren over deze politieke samenwerking en deze coalitie van CDA en VVD. Dat heeft hij gedaan. Ik heb er als onderhandelaar bij gezeten. Ik kan mij volledig in de teksten vinden. Ik leg de heer Pechtold uit dat deze constatering is gedaan tegen de achtergrond van de discussies die wij met elkaar hebben gevoerd op de dinsdag en de woensdag, na het bewuste CDA-congres. Op die basis ben ik die donderdagavond door de Koningin gevraagd als formateur. Zo'n verzoek neem je niet aan, maar neem je dan formeel in beraad. Ik heb dat toen in beraad genomen en mij vervolgens vanaf vrijdag beziggehouden met het aanzoeken van de ministers.

De heer Pechtold (D66):

Ik houd voor de laatste keer vol – niet in vragende zin, want dan zou het een herhaling zijn – dat gezien de zo smalle basis en de opdracht tot stabiliteit de brief op enigerlei wijze in de verslaglegging genoemd had moeten worden, zodanig dat transparant is dat een vergewissing van de meerderheid is gemaakt. Dat blijft nu toch een beetje onduidelijk. Laten wij het daarbij houden.

Minister Rutte:

Ik ben het daarmee niet eens. Er is een heel feitencomplex rondom de drie fracties, in het bijzonder bij het CDA. Dat heeft te maken met het congres, wat daar is gebeurd, en vervolgens met de situatie in de fractie. Op basis daarvan is de conclusie getrokken door de heer Wilders, de heer Verhagen en mij dat er alle aanleiding was om aan te nemen dat die zetels er zijn. De informateur had wat ons betreft de zaken goed opgeschreven in het eindverslag, zodat dit eindverslag door hem kon worden uitgebracht aan de Koningin.

De heer Rouvoet sneed de kwestie van de parlementaire immuniteit et cetera aan. Ik heb daar eigenlijk in mijn eerste termijn alles al over gezegd. Dit zijn zaken die zich hebben afgespeeld in de vertrouwelijkheid van de kabinetsformatie. Die zijn uitgelekt naar de NRC aan de hand van ambtelijke notities. Ik wil er eigenlijk niet verder op ingaan. Er is iets wat ik wel bijzonder vind. Ik heb in een eerder stadium onderhandeld met vertegenwoordigers van enkele andere partijen, met mevrouw Halsema, de heer Pechtold en de heer Cohen. Wij spreken hier over de hele informatie. Ook uit die gesprekken is nauwelijks iets gelekt. Dat vind ik ook correct. Ik waardeer dat enorm, ook van de collega's. Zij hadden mij nu best in de problemen kunnen brengen met opmerkingen over dat ik toen wel bereid was om a, b of c te doen. Als wordt gevraagd wat dat dan was, zullen zij dat niet zeggen. Dat waardeer ik enorm. Omgekeerd zal ik dat ook niet doen. Dat is belangrijk bij een formatie. Een formatie valt volgens mij formeel onder de ministeriële vertrouwelijkheid. Ik voel mij dus niet geroepen om hier verder uit te weiden over dat NRC-artikel. Ik heb daarover gezegd wat ik heb gezegd. Wat erin staat, klopt niet. Ik kan er echter verder niet op ingaan.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik begrijp het wel een beetje. Wij hebben echter ook afgesproken dat er in dit debat nog verantwoording wordt afgelegd over het hele formatieproces. Daarom wordt de minister-president ook af en toe aangesproken op zijn werkzaamheden als formateur. In het NRC-stuk staat dat een en ander zou blijken uit formatiestukken. De minister-president sprak echter goede woorden over dat mensen niet worden beoordeeld op hun geloof of de groep waartoe zij behoren, maar individueel. Dan is het niet zo ingewikkeld. Het zou voor hem dan makkelijk moeten zijn om te zeggen dat de suggestie dat is onderzocht of belediging op grond van het behoren van een groep of een geloof uitgezonderd zou kunnen worden van het verbod op belediging of discriminatie echt onzin is. Ik vind het wel belangrijk om dat te weten. Dat zou hij toch moeten kunnen zeggen. Daarom heb ik mijn vrij precies geformuleerde vraag gesteld. Ik wil weten of hij als onderhandelaar of als formateur dan wel aan de hoofdtafel op het punt van de vrijheid van meningsuiting dit gerapporteerd heeft gekregen, of daar de mogelijkheden om specifiek het punt van religie, geloof, uit te zonderen van het verbod op belediging ter sprake zijn geweest.

Minister Rutte:

Ik begrijp de vraag. Als ik die zou beantwoorden, zou ik echt mededelingen doen uit de zeer diepe vertrouwelijkheid van de informatie. Ik heb al gezegd dat de conclusies uit het NRC-artikel niet kloppen en dat uiteindelijk de besprekingen zijn afgeketst op dit onderwerp. De heer Wilders en ik hebben toen tegen elkaar gezegd dat als wij wat willen, de VVD en de PVV samen initiatieven moeten nemen en moeten kijken of daar steun voor is. Dat zou in elk geval niet meer gebeuren in het kader van het regeerakkoord of het gedoogakkoord. Dat is de conclusie op dit punt en wat er in de NRC staat klopt niet.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dit is toch nieuw ten opzichte van wat de minister-president in zijn eerste termijn zei. In de eerste termijn zei hij dat het niet was besproken, maar dat er wel is gerefereerd aan de vrijheid van meningsuiting. Nu zegt hij dat hij en de heer Wilders hebben gezegd dat als zij dat willen, zij dat samen moeten regelen via een initiatiefwetsvoorstel. Dat zei hij in zijn eerste termijn niet.

Minister Rutte:

Dat ging over het onderwerp vrijheid van meningsuiting. Ik heb in mijn eerste termijn al gezegd dat wij hebben gesproken over het onderwerp vrijheid van meningsuiting. Ik vind – dat raakt mij zeer – net als het CDA en de PVV – dat is ook te zien in de inleiding van het regeerakkoord – dat debatten zoveel mogelijk in de samenleving, bijvoorbeeld hier in de Kamer, moeten plaatsvinden en zo min mogelijk in de rechtszaal. Ik noem maar een onderwerp. Dat heeft te maken met de grenzen van de vrijheid van meningsuiting. Wij hebben gekeken of wij elkaar konden vinden op een inhoudelijke oriëntatie op dat onderwerp. Dat is niet gelukt. Wij, de VVD, het CDA en de PVV, hebben daarom afgesproken – dat vertel ik hier in alle openheid – dat het de VVD en de PVV nu vrij staat om in de Kamer met voorstellen te komen en te bezien of daar een meerderheid voor is.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat betrof dus niet specifiek het uitsluiten van religie?

Minister Rutte:

Nee.

Er is een vraag gesteld over het doorschuiven naar een volgende generatie van de rekening. Ik heb al gezegd dat dit kabinet inzet op het versterken van de concurrentiekracht van bedrijven. Wij zetten in op innovatie om zo de versterking van de economie te stimuleren, ook van het groene karakter ervan. Wat ons betreft gaat dit over onderwerpen als het milieu, water, grondstoffen, voedsel, energie en ook de samenhang daartussen. Ik heb vanmorgen al gezegd welke milieudoelstellingen moeten worden behaald, maar ook welke instrumenten we daarvoor inzetten: brongericht beleid, zoals het beperken van verkeersemissies, meer openbaar vervoer, eventueel CO2-opslag, uiteraard in combinatie met het mogelijk maken van kernenergie, de greendeal met de samenleving en de regeling Stimulering Duurzame Energie. Dat is het instrumentarium dat we daarvoor inzetten. Ik begrijp dat mevrouw Thieme zegt dat haar conclusie is dat we het doorschuiven. Dat is niet mijn conclusie. Ik denk juist dat we een zeer ambitieuze agenda hebben.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dit kabinet gaat meer asfalt creëren. Dit kabinet gaat inzetten op kernenergie, terwijl die vorm van energie totaal niet milieuvriendelijk is. Dit kabinet gaat ervoor zorgen dat de natuur niet verder ontwikkeld wordt en dat kost wat. Dat kost een heleboel. Als wij namelijk nu niet iets gaan doen aan het biodiversiteitsverlies, hebben we straks 3,7 biljoen aan economische schade, minister-president. Daarnaast hebben we alleen al in Nederland een schade van 2,1 mld. per jaar vanwege de milieuschade door de veehouderij. We hebben 80 mld. aan adaptatiekosten voor de ontwikkelingslanden vanwege ons gedrag in de westerse wereld voor het produceren en consumeren. Daar doet dit kabinet helemaal niets aan. Ik vraag de minister-president wat dit kabinet gaat doen om die kosten inderdaad niet door te schuiven naar toekomstige generaties en die nu in te perken door echte maatregelen te nemen in plaats van terug te gaan naar business as usual waarbij vooral "erst das Fressen en dan die Moral" als motto geldt.

Minister Rutte:

Daaraan raakte mijn vorige antwoord. Ik heb het instrumentarium genoemd, de doelstellingen en gezegd hoe we dat gaan doen. Door dit debat realiseer ik mij dat wij zullen proberen om elkaar de hand te reiken ten aanzien van dit specifieke onderwerp. Mijn politieke taxatie is overigens wel dat u en ik wat dit specifieke onderwerp betreft iets uit elkaar staan. Daarmee moet ik leven, maar ik hoop van harte dat dit niet zo is ten aanzien van andere onderwerpen. Wij gaan daarmee dus aan de slag en ik vind dat het een ambitieuze agenda is. U vindt dat geen ambitieuze agenda, maar ik vind oprecht wel dat dit er een is.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Als de minister-president zo veel vertrouwen heeft in zijn milieumaatregelen, waarom is hij dan niet bereid om de Kamer in ieder geval te laten weten wat het Planbureau voor de Leefomgeving daarvan vindt? En waarom is hij niet bereid om die maatregelen dan ook te laten doorrekenen? De minister-president zegt: nou, nee. Dat laat ik de Kamer niet weten. We hebben al gehoord van staatssecretaris Atsma in antwoord op Kamervragen dat wij niet de eerste analyses van het Planbureau voor de Leefomgeving mogen krijgen op basis van het regeerakkoord. Dan vind ik dat de minister-president de Kamer moet laten weten wat zijn milieumaatregelen zullen opleveren.

Minister Rutte:

Ik heb gezegd dat, zodra maatregelen verder zijn uitgewerkt, ook de verschillende rekenmeesters via de normale procedures zullen worden gevraagd om dingen door te rekenen. Laten we het debat niet overdoen over het op dit moment doorrekenen van de globale teksten in het regeerakkoord, die juist nu moeten worden omgezet in concrete maatregelen. Ik heb daarover vanmorgen al een en ander gezegd. Ik ben daar niet voor.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Als het niet nodig is om een en ander door het Planbureau voor de Leefomgeving te laten doorrekenen vanwege het feit dat er nog niets ligt, vraag ik mij af waarom staatssecretaris Atsma al aangeeft dat er een analyse ligt. Dan moeten we die ook gewoon kunnen krijgen.

Minister Rutte:

Ik zeg nogmaals dat de volgende zaken er liggen: de intenties, de doelstelling en het instrumentarium, zoals dat is opgenomen in het regeerakkoord. We gaan dat verder uitwerken en een en ander zal, zoals dat hoort, worden doorgerekend en bekeken door alle deskundigen die daarover gaan.

Ik kom bij de moties.

De heer Cohen (PvdA):

Ik heb nadere vragen gesteld over de kwestie van het dubbele paspoort. Ik weet niet of u die wilt behandelen aan de hand van de moties, of dat u die vragen eerst wilt beantwoorden.

Minister Rutte:

Ik kan daar nu nader op ingaan. Dit komt overigens ook terug bij het punt over de dubbele paspoorten. Het overleg waaraan ik heb gerefereerd, heb ik ook in eerste termijn genoemd. Dat is het overleg dat had moeten plaatsvinden als ik de fout niet had gemaakt dat ik de heer Wilders niet heb geïnformeerd. Dat is het overleg dat had moeten plaatsvinden tussen de heer Wilders, de heer Verhagen en mij. Dat zou geleid hebben tot de normale voordracht van de eventuele Marokkaanse of Turkse staatssecretaris, in casu nu de staatssecretaris die zowel een Nederlands paspoort heeft als een Zweeds paspoort. Ik heb dat antwoord al gegeven in eerste termijn.

De heer Cohen (PvdA):

Vervolgens is gevraagd of dat een andere behandeling zou zijn geweest? Toen was uw antwoord: mijn eerlijke antwoord is dat er dan een discussie zou zijn geweest.

Minister Rutte:

Ja, dat heb ik gezegd. Het is namelijk een discussie die gevoerd moest worden tussen de heer Wilders, de heer Verhagen en mij. Doordat ik die fout heb gemaakt ten aanzien van staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner had die discussie moeten plaatsvinden.

De heer Cohen (PvdA):

Dat wil zeggen dat de discussie met mevrouw Veldhuijzen op dezelfde manier had moeten plaatsvinden als de discussie niet met mevrouw Veldhuijzen, maar met een Turkse staatssecretaris gevoerd zou zijn.

Minister Rutte:

Zo is het. Precies.

De heer Cohen (PvdA):

Dat gesprek zou op precies dezelfde wijze hebben plaatsgevonden, met precies dezelfde conclusie.

Minister Rutte:

In ieder geval met dezelfde conclusie. Of het op dezelfde wijze had plaatsgevonden, hangt ook van de andere gespreksdeelnemers af. Maar de conclusie zou zijn zoals ik die nu schets.

De heer Cohen (PvdA):

Maar wat zou dat gesprek geweest zijn? Wat zou de inhoud van dat gesprek geweest zijn?

Minister Rutte:

Luister, nou moet ik een toneelstuk gaan opvoeren. Dat gesprek heeft door een fout van mij niet plaatsgevonden. Punt. Dat gesprek had moeten plaatsvinden. Dat heeft niet plaatsgevonden. Ik kan hier niet gaan naspelen hoe dat gesprek gegaan zou zijn. Zo van: dan had Geert dat gezegd en Maxime zus. Sorry, de heer Wilders had dit gezegd, de heer Verhagen dat en dan had de informateur daar zo op gereageerd. O nee, in dat geval was ik formateur, dus dan had de heer Blok daar zo op gereageerd. Zo werkt het niet.

De heer Cohen (PvdA):

Dit wil dus zeggen dat het gesprek zowel qua procedure als qua uitkomst hetzelfde was geweest?

Minister Rutte:

Ja, maar over de opstelling van de gesprekspartners kan ik u geen garantie geven.

De heer Cohen (PvdA):

Dat begrijp ik, maar in beide gevallen was er dus sprake geweest van een benoeming. Zou u in dat gesprek tegen de kandidaat-staatssecretaris nog hebben gezegd dat het haar zou sieren om afstand te doen van haar tweede nationaliteit?

Minister Rutte:

Ik heb er nu alles over gezegd. We hebben de hele als-dansituatie doorgewerkt. Ik ga hier niet een heel gesprek naspelen. De conclusie is volstrekt duidelijk, mijnheer Cohen, namelijk dat de betrokkene zou worden benoemd.

De heer Cohen (PvdA):

De vraag blijft interessant, juist omdat u een paar jaar geleden deze vraag wel hebt gesteld aan de toenmalige staatssecretaris.

Minister Rutte:

Ik heb dit al helemaal uitgelegd in het uitvoerige debat dat wij hier gevoerd hebben, dat ik overigens inhoudelijk een goed debat vond. Deze kwestie speelt al een week in de media. Ik vond het debat hierover uitstekend. Daarin zijn alle argumenten besproken. Ik heb de context van de situatie genoemd, van het kabinet, van het feit dat er geen voorstellen lagen om te komen tot een beëindiging of tot het zo veel mogelijk beperken van een dubbele nationaliteit, et cetera, et cetera. U kunt mij niet vragen om de context van die situatie over te planten op een gesprek dat niet heeft plaatsgevonden.

De heer Cohen (PvdA):

Maar omdat die context er nu is, omdat dit kabinet van plan is om daarin verandering aan te brengen zegt u dat het niet meer nodig is om tegen deze staatssecretaris te zeggen dat het haar zou sieren als zij afstand zou doen van haar andere nationaliteit.

Minister Rutte:

Ik heb vanmiddag de hele context geschetst. Ik noem daar een aantal elementen uit. Ik ga dat debat hier niet overdoen. Ik blijf bij mijn antwoord van vanmiddag. Het antwoord is volgens mij volstrekt helder. De conclusie zou zijn geweest: benoeming.

De voorzitter:

Mijnheer Cohen, ik denk dat u een conclusie moet trekken. Ik zie niet hoe nadere vragen succes hebben.

De heer Cohen (PvdA):

Dat ben ik met u eens. De conclusie is dat toen gezegd werd dat het de staatssecretaris zou sieren als zij afstand zou doen van de tweede nationaliteit. Dat antwoord blijft hier volstrekt in het midden. Dat betekent dat het antwoord anders is dan drie jaar geleden.

Minister Rutte:

Dan doet u echt onrecht aan het antwoord dat ik eerlijk probeer te geven. Dat mag, maar de conclusie laat ik voor uw rekening.

De voorzitter:

Mevrouw Halsema, probeert u een nieuwe invalshoek te kiezen?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Absoluut voorzitter, daar kunt u helemaal van op aan.

De voorzitter:

Dank u wel.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De premier kwam net ontroerend op voor de integriteit van de heer Opstelten. Ik pinkte een traantje weg, had mijn kroeldoek weer nodig. De staatssecretaris heeft twee weken mogen wachten op duidelijkheid voordat de premier aangaf dat er geen enkel probleem was en dat er een gesprek was geweest. Ook vandaag is er weer openlijk getwijfeld aan haar loyaliteit. Ik vind dat het hoog tijd is dat de premier eens even voor haar in 't geweer komt en luid en duidelijk zegt dat er nooit enige twijfel aan haar loyaliteit is geweest, dat het vervelend is dat zij voorwerp is geworden van zo'n discussie en dat dit een effect is geweest van de inconsequentie van de eerdere opvattingen van de premier.

Minister Rutte:

Dat laatste laat ik voor uw rekening. Ik heb natuurlijk de zaterdag toen dit bericht in De Telegraaf verscheen, contact gehad met collega Marlies Veldhuijzen van Zanten-Hyllner. Uiteraard hebben we contact gehad. We hebben toen de zaak met elkaar besproken, hè, Marlies?

De heer Pechtold (D66):

Hè?

Minister Rutte:

Zeg ja!

(hilariteit)

Minister Rutte:

Doordat ik wist van haar dubbele nationaliteit en haar heb voorgedragen voor benoeming door de koningin heb ik volstrekt duidelijk gemaakt dat loyaliteit en benoembaarheid geen probleem waren in combinatie met die dubbele nationaliteit. Ik was voor mijn eerste buitenlandse bezoek bij de heer Leterme. Ik dacht: nu komen de grote vragen van de wereld. Toen kwam deze vraag van de NOS, heel belangrijk, dat begrijp ik ook. Dat snap ik allemaal. Toen heb ik het allemaal nog eens bevestigd. Maar dat wij in de politiek soms onderdeel zijn van discussie en dat dit soms ook heel vervelend is, dat hoort bij ons vak. Ik kon dit niet verder inperken dan dat ik vanaf het eerste moment in haar richting en door mijn voordracht voor haar benoeming heb duidelijk gemaakt dat hier op geen enkele manier bezwaar was, noch vanwege loyaliteit, noch vanwege benoembaarheid, om geïnstalleerd te worden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Laat ik daarover nou een beetje met u van mening verschillen ... U had namelijk nog veel meer duidelijkheid kunnen scheppen door op de dag dat dit naar buiten kwam, dezelfde dag dat de heer Wilders riep dat hij een motie ging indienen, ferm voor uw staatssecretaris te gaan staan en te zeggen: "Dat accepteren we dus niet. Dit is mijn staatssecretaris, ik heb haar met open ogen aanvaard en benoemd en er is geen sprake van dat hier een probleem ligt."

Minister Rutte:

Ik meen dat ik dat gedaan heb, alleen al door het simpele feit dat ik wist van haar dubbele nationaliteit. Ik heb dat nog een keer herhaald in Brussel en we hebben daarover contact gehad. Ik vind dat ik het heb gedaan. U vindt dat niet. U zou het in mijn rol blijkbaar anders doen. Prima. Dan weet ik dat. Als u dan hier staat, zullen we dat zien.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dit noemen ze een handreiking. Die had u kunnen doen.

Minister Rutte:

In uw richting?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

En in de hare.

Minister Rutte:

Die heb ik gedaan.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Minister Rutte:

Ik kom bij de moties. De motie-Cohen c.s. op stuk nr. 19 betreft het beroepsonderwijs voor 30-plussers. Ik wil de heer Cohen zeggen dat ik vanmorgen heb gewezen op het overleg dat gaat plaatsvinden tussen werkgevers en werknemers, naar aanleiding van vragen van de heer Van Haersma Buma van het CDA. In dat overleg zal worden nagegaan hoe, mede in het licht van de O&O-fondsen en allerlei andere regelingen, zo goed mogelijk de situatie van de 30-plussers in het mbo kan worden bekeken. Als ik nu een advies moet uitbrengen over de motie luidt dat: ontraden. Mag ik de heer Cohen echter in overweging geven – hij gaat er natuurlijk zelf over – om de motie aan te houden totdat er meer duidelijkheid is over dat overleg?

In de motie-Cohen c.s. op stuk nr. 20 wordt de regering verzocht, een visie te ontwikkelen op de woningmarkt. Deze motie raakt rechtstreeks aan de hele situatie van de hypotheekrenteaftrek en allerlei andere zaken rondom de woningmarkt. Wij hebben die woonvisie neergelegd in het regeerakkoord. Deze visie ziet op een hervorming van de huurmarkt, op het doorbreken van de gebrekkige doorstroming op die markt en op het probleem van het aanpakken van het scheefwonen. De heer Cohen weet wat we daaraan gaan doen: een boveninflatoire huurverhoging voor mensen die meer dan € 43.000 verdienen, het terugbrengen van de taken van woningcorporaties tot de kern en het stimuleren van woningcorporaties om huizen te verkopen. Per saldo wil ik daarom deze motie ontraden.

De motie-Cohen c.s. op stuk nr. 21 betreft de situatie van mensen met een IQ boven de 70. Ik wil erop wijzen dat wij in het regeerakkoord de helft hebben ingeboekt van wat in de ambtelijke heroverwegingen was voorzien aan opbrengsten van deze IQ-maatregel. Daarom is mogelijk deze motie niet nodig. We hebben de helft ingeboekt van wat was voorzien. Dat betekent dat er veel geld is om individueel maatwerk toe te passen. Tegen die achtergrond denk ik dat de strekking, de geest van de motie onderdeel is van het kabinetsbeleid. De letterlijke motie echter die hier ligt, slaat een gat in de dekking en moet ik ontraden.

In de motie-Cohen c.s. op stuk nr. 22 wordt de regering verzocht om zo spoedig mogelijk een wetsvoorstel aan de Kamer voor te leggen ter introductie van leeftijdsonafhankelijke leerplicht. Ook deze motie brengt heel veel kosten met zich mee. Ik vraag de heer Cohen het volgende. Het kabinet komt met voorstellen over de startkwalificatie voor nieuwkomers. Deze moeten gezien worden in samenhang met de leerplicht en de leerwerkplicht tot 27 jaar. Het kabinet komt met voorstellen op dit terrein; de minister van BZK heeft dit op zijn bord liggen als hij naar de Schilderswijk is geweest. Deze voorstellen komen er. Mag ik de heer Cohen de suggestie doen om zijn motie aan te houden totdat deze voorstellen er liggen?

Over de volgende motie hebben wij vanmiddag gedebatteerd. Ik ben het echt oneens met het gevraagde in deze motie, dus ik moet deze echt ontraden. Voor de argumentatie verwijs ik naar het debat dat we daarover vanmiddag uitvoerig hebben gevoerd.

De motie-Cohen c.s. op stuk nr. 24 is denk ik overbodig. In deze motie wordt uitgesproken dat wat geldt voor een lid van de regering, ook geldt voor alle Nederlanders met een dubbele nationaliteit. Zoals bekend wil dit kabinet een einde maken aan de situatie met dubbele nationaliteiten. In die zin is deze motie overbodig, want wat erin staat, is gewoon staande praktijk. Het kabinet wil er weliswaar verandering in brengen, maar vanuit de bestaande situatie is dit staande praktijk.

De motie-Roemer c.s. op stuk nr. 25 gaat over de bezuinigingen op jonggehandicapten. Ik heb al eerder in het debat gezegd dat dit geen kille bezuiniging is. Laten we dat debat van vanmiddag nu niet helemaal overdoen. We hebben hier bedoeld de arbeidsparticipatie in een structureel krapper wordende arbeidsmarkt te verhogen. Het probleem is dat de indiener de dekking zoekt in lastenverzwaring. Dat is in strijd met de begrotingsregels. Wij zijn voorstander van de bankenheffing; daar kunnen we elkaar vinden. Deze moet dan wel vanuit een internationaal speelveld plaatsvinden, dus in Europees verband. De heer Roemer weet dat er bijvoorbeeld op de Europese top van morgen en overmorgen voorstellen liggen op het terrein van de bankenheffing.

Dan heeft de heer Roemer een motie ingediend om de salarissen van bestuurders in de zorg te maximeren op het niveau van het ministersalaris en om de opbrengst te gebruiken om af te zien van bezuinigingen op bewoners in zorginstellingen. Wij willen wonen en zorg scheiden. Dat heeft een efficiencyopbrengst. Ik vraag de heer Roemer om deze motie te betrekken bij de debatten die op afzienbare termijn zullen plaatsvinden over de voorstellen van het kabinet voor het scheiden van wonen en zorg en om dan te bezien of zijn zorg dat dit leidt tot een extra financiële aanslag op deze mensen, bewaarheid wordt. Of dat, zoals wij denken, dit een gevolg is, zoals ook uit de ambtelijke heroverwegingen blijkt, van het feit dat we daar op verstandige manier uitvoering aan geven.

De volgende motie gaat over Staatsbosbeheer. Het punt is dat in het regeerakkoord en ook in het gedoogakkoord in de zin van de doorwerking in de bezuinigingen, is voorzien in een forse taakstelling voor Staatsbosbeheer. Die wordt gedeeltelijk ingevuld door gronden te verkopen. In die zin zou deze motie een gat slaan in de financiële dekking.

De heer Roemer (SP):

Dan leest u de motie niet goed. Het enige wat ik vraag is om de verkoop op te schorten tot de effecten bekend zijn. Daar hoeven we niet vier jaar op te wachten.

Minister Rutte:

Ik begrijp wat u zegt, maar het verkopen van die gronden van Staatsbosbeheer is nu onderdeel van de dekking van de bezuinigingen. Dat kunnen we niet zomaar opschorten, want dan slaan wij gaten in de financiële opbouw. Wij gaan het niet onnodig snel doen, dus als er ruimte voor is, doen we dat conform het pad dat daarvoor is uitgezet in de bezuinigingen van 18 mld. Maar zoals de motie er nu ligt zou het een gat slaan in onze begroting.

De heer Roemer (SP):

Dat ontken ik. Ik heb vandaag volgens mij al vijftien keer geprobeerd om een handreiking te doen. Er is er nog niet een gelukt. Ik krijg echt wel gelijk dat alles dichtgetimmerd is. Ik denk dat u redelijk snel de effecten van de natuurparagraaf gaat doorrekenen. Die komen er allemaal een keer aan. Waarom gaat u dan nu al gronden verkopen? Kunt u niet even wachten tot de effecten bekend zijn? Als zelfs dat al niet kan ... We slaan geen gat in de begroting, want het doorberekenen van zo'n plan duurt geen vier jaar. Het enige wat ik vraag is: verkoop je schoenen niet voor je nieuwe hebt.

Minister Rutte:

Doet u het dan zo dat u de motie aanhoudt tot de behandeling van de begroting. Die begrotingen komen nu heel snel naar de Kamer. Het is nu eind oktober en nog voor de kerst zijn ze allemaal behandeld.

De heer Roemer (SP):

Onder de voorwaarde dat er voor die tijd geen grond verkocht wordt.

Minister Rutte:

Dat hangt ervan af wanneer de begrotingsbehandeling is.

De heer Roemer (SP):

Dit jaar.

Minister Rutte:

We gaan het zo doen. Als het mogelijk is om het even op te houden tot de begrotingsbehandeling, doen we dat, en als dat niet zo is, doen we het niet. Maar als het kan, doen we het.

(hilariteit)

De heer Roemer (SP):

Dat is een heerlijke handreiking! Legt u nu eens uit wat u zegt.

Minister Rutte:

Het hangt ervan af wanneer de begroting hier wordt behandeld.

De heer Roemer (SP):

Laat ik de minister-president helpen. Ik zag de staatssecretaris ja knikken. Ik houd de motie aan tot de begrotingsbehandeling. Tot die tijd wordt er geen vierkante meter verkocht.

Minister Rutte:

We doen het volgende. Als het niet mogelijk is om de verkoop aan te houden tot de behandeling van de begroting, stuurt de staatssecretaris eerst een brief voordat hij gronden gaat verkopen. Laten we het zo afspreken. Dan kunt u de motie intrekken.

De heer Roemer (SP):

Dan houd ik de motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Roemer stel ik voor, zijn motie (32417, nr. 27) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Rutte:

Over de volgende motie van de heer Roemer laat ik het oordeel over aan de Kamer. Deze gaat over de Code Verzekeraars. Over deze kwestie kan de minister van Financiën ook een brief sturen aan de Kamer.

De heer Roemer (SP):

Als het niet kan, krijgen wij een brief van de minister dat het niet kan?

Minister Rutte:

We laten het oordeel over aan de Kamer. Met andere woorden, we hebben geen bezwaar tegen deze motie. In alle ernst, dat is het serieuze antwoord.

De voorzitter:

De minister-president realiseert zich wel dat ik direct zijn toezeggingen moet samenvatten?

Minister Rutte:

Ik maak het zo moeilijk mogelijk.

Ik kom op de motie waarin wordt gevraagd om te bezuinigen op de vergoedingen voor politieke ambtsdragers. Het vorige kabinet heeft, ondanks het advies van de commissie-Dijkstal om de salarissen met 30% te verhogen, besloten om dat niet te doen. Dit kabinet bestendigt die lijn. Als de heer Roemer voorstelt de salarissen met 30% te verhogen en daar 10% af te halen, is het wat anders, maar deze motie betekent dat zelfs ten opzichte van de voorstellen van de commissie-Dijkstal de salarissen 10% verslechteren. Daar is het kabinet tegen.

De heer Roemer (SP):

Sorry, maar ik verwacht dat de minister-president, die af en toe zelf nog steeds les geeft, wel leest wat er staat. Ik heb de suggestie gedaan wat wij gedaan hadden als wij in vak-K zaten, maar ik vraag in het dictum om met voorstellen te komen. De minister-president moet wel goed lezen. Hij zal dan nog wel nee zeggen, want hij wil dat helemaal niet, en wij wel, maar hij moet wel goed lezen wat er staat.

Minister Rutte:

Dan zeg ik nee. Nogmaals, de voorstellen van Dijkstal zijn al niet doorgegaan. Wij zouden de salarissen toen met 30% verhogen. U zegt 10%. Akkoord, in de motie wordt die 10% niet genoemd, maar wel een verlaging. Als je dit type beroepen – zoals wij zitten als regering, Kamer en zware burgemeesters- en wethoudersposten – op niveau wilt uitvoeren, dan zou ik de maatregel in de motie een iets te gemakkelijke maatregel vinden, zo zeg ik uit onze oriëntatie.

Bij motie wordt de regering verzocht, een integrale visie op de arbeidsmarkt te ontwikkelen. Het probleem is dat hierbij de hele kwestie van de flexibiliteit op de arbeidsmarkt zelve wordt betrokken. Dat raakt dus aan het ontslagrecht. Ik heb al gezegd dat daarvoor geen mogelijkheden zijn in deze politieke samenwerking. Wel wordt binnenkort de begroting Sociale en Werkgelegenheid behandeld. Ik kan mij voorstellen dat de fracties tegen de achtergrond van deze motie een debat voeren met de minister en de staatssecretaris over dit onderwerp, dus het bredere onderwerp van de aanpak van de werkloosheid en de vraag hoe wij in de toekomst omgaan met het bestrijden van de werkloosheid. Nogmaals, wij hebben geen mogelijkheden op het terrein van WW en ontslagrecht, maar wel op tal van andere terreinen. Ik kan mij voorstellen dat de motie wordt aangehouden tot dat debat.

Wij hebben goed gekeken naar de motie van het lid Pechtold waarin wordt gevraagd om het nader vormgeven van de inhoudelijke invulling van de geplande bezuinigingen inzake natuurbeleid. Wij hebben daar goed naar gekeken. Het punt is dat wij nu niet kunnen overzien of dit financiële consequenties heeft. Dat is zo snel niet in te schatten, mede vanwege de wijze waarop de motie gesteld is. Wij kijken er met een positieve blik naar en mijn suggestie aan de heer Pechtold is om dit punt aan de orde te stellen bij de behandeling van de begroting van de betrokken bewindslieden. Dan kunnen wij antwoord geven op de vraag of dit mogelijk is in het licht van het financiële beslag.

De heeft Pechtold vraagt bij motie om de voorgenomen bezuinigingen op kunst en cultuur op te schorten. Daarover hebben wij een heel debat gevoerd. Dat raakt rechtstreeks de voorgenomen bezuinigingen. Ik ontraad de motie.

De volgende motie betreft de donorformulieren. U hebt natuurlijk allemaal het ingevulde donorregisterkaartje in uw portemonnee, al is het uw persoonlijke overtuiging of u dat wel of niet doet, maar ik hoop in ieder geval dat u er allemaal over hebt nagedacht. Uiteindelijk bepaalt iedereen zelf of hij dat doet. Wat in de motie wordt gevraagd, is zonder meer ondersteuning van het beleid. Er is op dit terrein al veel gebeurd en dat is erg belangrijk. Het is dan ook prima om hiermee door te gaan. Van harte steun voor deze motie.

Ik kom op de motie van de heer Wilders over de positie van de Koning als lid van de regering. Wij ontraden deze motie. Omdat de Koning lid is van de regering, zijn ministers daarvoor volledig verantwoordelijk ten opzichte van het parlement en daarmee is het koningschap ook stevig democratisch verankerd. Wij zien ook het risico dat de positie van de Koning buiten de regering juist kan leiden tot het omgekeerde effect, namelijk dat die persoon ook een zelfstandige positie met eigen taken kan gaan krijgen waardoor de klok als het ware wordt teruggedraaid en ook de grondwetsherziening en de grondwetsmodernisering van 1983 ongedaan zouden worden gemaakt.

De motie van de heer Wilders op stuk nr. 35 ontraad ik. We hebben het debat daarover gevoerd. Er is bij ons geen twijfel over haar benoembaarheid. Zij is inmiddels trouwens benoemd. Maar goed, ik ontraad de motie om alle reeds genoemde redenen.

De motie op stuk nr. 36 is in lijn met wat ik ook gisteren in de Kamer heb gezegd. Ik heb het vandaag in het debat ook letterlijk zo gezegd. In die zin is het een overbodige motie. Als de Kamer haar wil aannemen, is dat natuurlijk mogelijk. Dit gaat over de motie op stuk nr. 36, over de islamisering. Ik heb vandaag al gezegd dat het tegengaan van islamisering geen onderdeel is van ons beleid. Dat herhaal ik hier. Wellicht kunnen de indieners de motie op grond van die uitspraak intrekken. Nogmaals, wij denken dat zij overbodig is; wij zijn het daarover eens.

De motie op stuk nr. 37 gaat over homoseksuelen in relatie tot gezinsvorming en -hereniging. Die motie is tot op zekere hoogte overbodig, omdat het voor homosek­suelen mogelijk is om op ambassades een geregistreerd partnerschap aan te gaan of dat via een toeristenvisum in Nederland te doen. Voor deze specifieke groep is dus al beleid mogelijk. Er zit wel een groot risico in van misbruik; dat zeg ik er heel eerlijk bij. Het is heel moeilijk bij dit onderwerp, maar er is echt een risico van misbruik. Ik zou mevrouw Halsema dus de volgende suggestie willen doen. Ik denk dat de motie overbodig is – dat is onze conclusie op dit moment – omdat dit nu staand beleid is, maar mevrouw Halsema zou de motie kunnen betrekken bij de behandeling van de begroting van Immigratie en Asiel, om te bezien of in dit specifieke probleem van homoseksuelen is voorzien.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik begrijp uit het antwoord van de premier dat het niet de intentie van het kabinet is om homoseksuelen uit te sluiten. Ik houd mijn motie dan ook aan om te bezien of het probleem ontstaat.

Minister Rutte:

Dank.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Halsema stel ik voor, haar motie (32417, nr. 37) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Rutte:

In de motie op stuk nr. 38 wordt de regering verzocht om de voorgenomen verlaging van de vennootschapsbelasting met nog eens 1 procentpunt niet door te laten gaan. In mijn termijn heb ik aangegeven waarom de verlaging van de vennootschapsbelasting zo belangrijk is. In de afgelopen jaren, een hele periode van Balkenende IV, is de vennootschapsbelasting niet verlaagd. Zij is alleen verlaagd voor kleine bedrijven, maar het reguliere tarief is gewoon 25,5% gebleven. In de Miljoenennota voor 2011 van ChristenUnie en CDA is een verlaging opgenomen van 0,5%. Dat is ter compensatie van de sterk stijgende kosten voor de zorg. Ik voeg daar nog aan toe dat dit ook geldt voor de WW-premies. Dat zijn dus twee forse extra posten voor het bedrijfsleven die je hiermee compenseert. Wat wij nu doen, is een verdere 1% verlaging. Dat doen we omdat we tegelijkertijd de subsidies korten op het ministerie van Economische Zaken, zodat we minder gaan rondpompen. Dat geld was dus beschikbaar in de vorm van subsidies en het komt beschikbaar in de vorm van een verlaging van de vennootschapsbelasting.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

In de afgelopen acht jaar is de vennootschapsbelasting van zo'n 40% omlaaggegaan naar 25,7%. Dit jaar gaat zij van 25,7% naar 25%. Dat is dus een forse, maar dan ook echt een forse verlaging. En nu wil het kabinet er nog een keer een procent van afhalen. Bij de laatste verlaging was er al protest vanuit het buitenland, omdat Nederland officieel een belastingparadijs werd en bedrijven in hun eigen landen nog eens werden aangeslagen voor de belastingen. Dat kan nu weer gebeuren. Bovendien vraag ik de minister-president om een kwalitatieve afweging te maken. Ik zeg niet: doe het niet en voeg het bij de algemene middelen. Nee, investeer het in het onderwijs, want dat vindt u zo belangrijk.

Minister Rutte:

Dat begrijp ik. We willen natuurlijk ook investeren in het onderwijs en dat doen we door daar geld vrij te spelen dat nu niet goed besteed wordt in onze ogen, of waarvan we vinden dat het beter kan worden besteed. Zo investeren we in het onderwijs. Hier heb je te maken met de concurrentiekracht van ons bedrijfsleven. Ook die hebben we te bezien. Regeren blijft keuzes maken in schaarste; dat is nu eenmaal zo. We hebben al die doelen met elkaar af te wegen en te bezien en ik denk dat we erin zijn geslaagd om dat evenwichtig te doen. Dit hoort er ook bij. Het zou een enorme lastenverzwaring voor het bedrijfsleven zijn. Als je de effecten in de WW en in de Zorgverzekeringswet, die enorm doorwerken en waarbij soms de helft van de kosten van de ziektekostenverzekeringswet terechtkomt bij het bedrijfsleven, als je die enorm stijgende premies niet voor een deel zou compenseren met lagere vennootschapsbelasting, dan tast dat oprecht de concurrentiekracht van het bedrijfsleven aan, en dus de werkgelegenheid.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Maar daarom is de winstbelasting dit jaar al van 25,7% naar 25% verlaagd! En daar haalt u nog een procent van af. En echt, het bedrijfsleven is niet zo zielig, en zeker niet het bedrijfsleven dat u nu nog eens extra gaat ontzien. Ik heb het nog een keer gecheckt: de grootste winsten zijn bij de banken gemaakt en die geeft u een extra douceurtje, terwijl het gewoon naar het mbo zou kunnen gaan of naar passend onderwijs. Dat zijn allemaal zaken die u zegt zo belangrijk te vinden. Ik wil ook nog even iets rechtzetten. Ik accepteer dat u geen 100 mln. bezuinigt. Dat kan een verrekening zijn in de begroting. U investeert echter ook geen cent in het onderwijs.

Minister Rutte:

We spelen in het onderwijs 1,3 mld. vrij door uitgaven waarvan wij menen dat die minder zinvol zijn – altijd pijnlijk – terug te investeren in het onderwijs. Daardoor kunnen we voor 1,3 mld. grote reparaties en verstevigingen in het onderwijs aanbrengen. U hebt gelijk dat het geen netto-investering is. Het is een investering die voortkomt uit het feit dat we tegelijkertijd ook 1,3 mld. in het onderwijs vrijspelen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik wil een opmerking maken. Daartoe ben ik een beetje geprovoceerd doordat de minister-president bijna als een zelfstandig argument leek te hanteren dat dit in het pakket zat waarvoor CDA en ChristenUnie hadden getekend. Als dat een zelfstandig argument is, trekken we dat door naar het kindgebonden budget. Zo niet, dan voel ik me hier volstrekt vrij in.

Minister Rutte:

Dat begrijp ik volledig. Wat ik ermee wil zeggen, is dat er een goede reden was in de Miljoenennota van 2011 om deze maatregel te nemen. Die kwam voort uit de sterk stijgende WW-premies en de sterk stijgende premie voor de Zorgverzekeringswet.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De goede reden om te kiezen voor de verhoging van het kindgebonden budget was er ook.

Minister Rutte:

U zegt terecht tegen mij "ga niet shoppen", althans niet selectief. Shoppen is altijd goed voor de economie, maar niet selectief.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 39 van mevrouw Halsema over de integrale visie op de te behalen kabinetsdoelen. Ik heb al gezegd dat het kabinet wat betreft de green deal en de SDE-plusregeling zal komen met concrete maatregelen. De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zal wat betreft de green deal binnenkort om tafel gaan zitten met het georganiseerd bedrijfsleven en andere partijen om te komen tot die afspraken over een green deal. Hij zal de Kamer daar ook over berichten. Met andere woorden: is het denkbaar dat deze motie wordt aangehouden totdat de resultaten van die verschillende overleggen zichtbaar zijn? Deze motie zelf legt namelijk een extra laag over die overleggen. Dat zou de minister dwingen om ook nog eens te werken – hij is overigens al druk bezig – aan een integrale visie. Volgens ons zit die in het regeerakkoord en die visie gaan we uitwerken. Daarmee geven wij naar onze mening invulling aan deze motie. Als u haar letterlijk uitgevoerd wilt hebben, dan is dat niet mogelijk. Bovendien heb ik bezwaar tegen het eerste overwegende over kernenergie, maar dat is een considerans.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat is eruit.

Minister Rutte:

Prima. Excuus. Ik had het doorgestreept omdat ik dacht dat het eruit moest, maar het is er dus al uit.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Toch fijn dat we dat zelf al hadden gedaan. Deze motie is een steuntje in de rug. U wilt met een integrale visie komen waarin de kabinetsdoelen helder zijn geformuleerd. Dat willen wij ook. Dat is hartstikke fijn. Wij willen alleen ook dat u haar even doorrekent vóór de begroting van 2011. Volgens mij kunt u daar heel eenvoudig "ja" op zeggen. Als u met een integrale visie komt die goed is, laat u die graag even doorrekenen, want dan hebt u ook nog eens het bewijs in handen.

Minister Rutte:

Dat raakt aan het debat dat we vandaag al voerden. Ik denk dat we langs verschillende routes op hetzelfde punt uitkomen. U wilt eerst een integrale visie. Het op dit punt wat Rotterdamsere kabinet wil nu eerst aan de slag en wil ervoor zorgen dat er gewoon concrete afspraken worden gemaakt. Wij menen dat de integrale visie in het regeerakkoord staat. Uiteindelijk zult u waarschijnlijk ook geïnteresseerd zijn in wat er in die concrete uitwerking komt te staan. Dat komt allemaal naar de Kamer. U legt er nu een extra behandelslag overheen in de vorm van een integrale visie. Dat vinden wij dubbel werk en daarom wil ik de letterlijke motie ontraden. Mijn suggestie is deze motie aan te houden totdat die verschillende uitwerkingen hier zijn gepresenteerd.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Met dat Rotterdamse kabinet verwees u toch niet naar de wedstrijd van vorig weekend?

Minister Rutte:

Nee.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U hoeft geen extra werk te doen. U moet gewoon goed op papier zetten wat u wilt gaan doen en of u iets wilt gaan doen, want daarvan zijn wij nog lang niet overtuigd. U kunt op uw manier alles netjes onder elkaar zetten en vervolgens willen wij het doorgerekend zien. Daar gaat het om. Daarna kunt u het naar de Kamer sturen. Laat het even doorrekenen. Dat is voor ons het belangrijkst.

De voorzitter:

Dat punt had u al gemaakt.

Minister Rutte:

Ik heb al eerder gezegd dat de zaken die onderdeel zijn van de uitwerkingen die normaal ook worden doorgerekend, ook nu zullen gebeuren volgens de normale ordelijke procedure.

De voorzitter:

We worden nu echt allemaal een beetje moe. Ik hoor herhalingen.

Minister Rutte:

Ik ga door met de motie op stuk nr. 40 waarin de regering gevraagd wordt een substantieel deel van de heffingskorting voor duurzame, culturele, sociaal-ethische beleggingen en durfkapitaalbeleggingen te handhaven en de dekking hiervoor te vinden in de stroomlijning van de milieu-investeringsaftrek (MIA), de energie-investeringsaftrek (EIA) en de willekeurige afschrijving voor milieu-investeringen (VAMIL). Wij denken dat die dekking ten koste gaat van de te sluiten green deal, wat daarmee een van de doelstellingen van het kabinet tegenwerkt. Dan gaat het vooral om de milieu-investeringsaftrek. Er is een bewuste keuze gemaakt in het regeerakkoord om het op deze manier te doen. Ook de Commissie Belastingstelsel heeft negatief geadviseerd over een effect van deze heffingskortingen. Wij ontraden de motie.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat zou ik niet doen, als ik de minister-president mag adviseren. Ik heb eerder gezegd dat ik de motie wellicht moet aanhouden totdat de discussie over het Belastingplan wordt voortgezet. Het zou jammer zijn, als u de motie ontraadt. Als u de motie niet ontraadt, houd ik haar aan.

Minister Rutte:

Dan neem ik het ontraden terug en kunt u haar aanhouden.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Kijk!

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Rouvoet stel ik voor, zijn motie (32417, nr. 40) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Rutte:

Wij staan positief tegenover de motie op stuk nr. 41 over de krimpregio's. Er staat een zinnetje in over de benodigde financiële middelen. Dat moet dan wel allemaal goed worden bekeken. Wij denken dat de motie op zichzelf ondersteuning is van het beleid, maar ik moet die dan wel zo uitleggen dat die benodigde financiële middelen binnen de bestaande belegde begroting moeten worden gevonden. Wij nemen natuurlijk een aantal maatregelen uit dit regeerakkoord die met name effect zullen hebben op de krimpregio's en terecht. Maar ik neem aan dat er niet mee wordt bedoeld – zo interpreteren wij de motie althans – dat daarvoor extra financiële middelen beschikbaar moeten komen.

De motie op stuk nr. 42 gaat over de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en de doorrekening. Er komt een update van Sociale Zaken over de standaard koopkrachttabel. Ik heb het nog even uitgezocht naar aanleiding van de discussie in eerste termijn. Dat is inclusief gezinnen met kinderen. Daarna komt ieder jaar naar aanleiding van de augustusbesluitvorming deze zelfde tabel in de begroting van Sociale Zaken voor het daaropvolgende jaar. Onze taxatie is dat daarmee de motie inmiddels wordt uitgevoerd en overbodig is.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Wij krijgen ieder jaar de MEV. In de MEV 2008 stond een aparte tabel 4.7 – ik heb het nagekeken – over gezinnen met kinderen. In de standaard koopkrachtplaatjes zit de uitsplitsing voor alleenstaande ouders, maar niet de uitsplitsing naar gezinnen met kinderen in verschillende samenstelling. Dat zou ik wel graag hebben. Wij hebben natuurlijk alleen de MEV tot en met de stand van zaken Prinsjesdag en niet inclusief de maatregelen van dit kabinet uit het regeerakkoord.

Minister Rutte:

Er komt een update voor 2011 inclusief de gezinnen met kinderen. Wij gaan natuurlijk niet over de MEV, maar het Centraal Planbureau. Maar voordat de begroting van Sociale Zaken hier wordt behandeld, komt er een update inclusief de gezinnen met kinderen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

En daardoor is er geen bezwaar tegen deze motie?

Minister Rutte:

Nee, wij zijn heel voortvarend: ze wordt al uitgevoerd. Ik hoop dan ook dat ze wordt aangenomen, want anders is er geen steun voor ons beleid.

De motie op stuk nr. 43 van mevrouw Thieme gaat over de afschaffing van de regeling groenprojecten, de regeling sociaal-ethisch beleggen en de regeling cultureel beleggen. Die discussie hebben wij eigenlijk al gehad. Wellicht is het verstandig om deze motie ook te bekijken in het licht van de motie op stuk nr. 40 van de heer Rouvoet, die hij heeft aangehouden. Wellicht zou mevrouw Thieme kunnen beslissen om in diezelfde lijn haar motie aan te houden totdat wij die discussie hebben gevoerd.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dat gaan wij doen. Ik houd de motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Thieme stel ik voor, haar motie (32417, nr. 43) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Rutte:

De motie op stuk nr. 44 van mevrouw Thieme verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat bestaande natuurgebieden binnen de ecologische hoofdstructuur intact blijven. Dit is onderdeel van de aangekondigde herijking. Ik kan nu niet vooruitlopen op de uitkomsten. De bestaande internationale biodiversiteitsdoelen zijn natuurlijk altijd leidend. Ik zou de motie daarom nu moeten ontraden. Ik kan mij ook voorstellen dat mevrouw Thieme haar motie betrekt bij het debat dat zal plaatsvinden over die herijking, want dan kunnen wij kijken of wij het met elkaar eens zijn en of zij die besluitvorming dan wil beïnvloeden.

Tot slot kom ik bij de motie op stuk nr. 45 over het aanscherpen van de dierenwelzijnsregels ten opzichte van het EU-niveau. Wij zijn daartegen en daarom ontraad ik deze motie. Wel zullen wij alle maatregelen uit het gedoogakkoord/regeerakkoord uitvoeren ten aanzien van dierenwelzijn.

De heer Cohen (PvdA):

De opbrengst van de aanbevelingen door het kabinet is niet verschrikkelijk hoog. Ik begrijp best dat het kabinet over een heleboel moties zegt: nee, dat doen wij niet. Maar deze opbrengst is toch wel heel karig. Over twee moties is positief geadviseerd met de mededeling: dat is staand beleid. Verder is er ruimte om de verkoop van gronden van Staatsbosbeheer nog een paar weken op te schorten. Dat is het ongeveer. Daarnaast is een aantal moties aangehouden. Daaraan voeg ik er nog een toe. Ik wil mijn motie over het mbo (32417, nr. 19) graag aanhouden. Wat mij betreft wachten we het verslag af van het overleg dat wordt gevoerd. Daarna zullen we dit opnieuw bekijken.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Cohen stel ik voor, zijn motie (32417, nr. 19) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Rutte:

Voorzitter. Er is natuurlijk een aantal moties waarover we het echt oneens zijn, zeker als ze ook aan de bezuinigingen raken. Toch vind ik het juist de kracht van dit deel van het debat, dat we met elkaar afspraken maken om veel van de moties te betrekken bij de specifieke onderdelen van het beleid, bijvoorbeeld waar het gaat om de groene kanten van beleggen, maar ook bij allerlei andere kwesties. Dat lijkt me winst.

Staat u mij een kort slotwoord toe. Ik zal niet verhullen dat het ook voor mij twee bijzondere dagen waren. Dit is de eerste keer dat ik als minister-president met de Kamer mocht debatteren over de plannen van het kabinet. Van mijn kant is de ervaring dat het debat soms stevig, maar ook open en op de inhoud is gevoerd. Ik heb het debat zeer gewaardeerd en zie uit naar de verdere discussies met de Kamer, juist om te bekijken of we tot gezamenlijke opvattingen kunnen komen.

Ik citeerde gisteren mijn voorganger en betbetambtsvoorganger Cort van der Linden. Aan het einde van het debat waarin hij zijn kabinet aan de Kamer presenteerde, zei hij: de regering zou dit niet begonnen zijn wanneer zij niet werkelijk dacht dat er een goede kans van slagen was. Dat zei hij toen letterlijk in het debat over de regeringsverklaring. Hij doelde daarmee overigens op de hervorming van het kiesstelsel. Het gaat er nu weer om om Nederland met dit kabinet van het slot te halen. We moeten de overheidsfinanciën saneren. We moeten dit prachtige land sterker, veiliger en welvarender maken; ik denk dat we er allemaal van overtuigd zijn dat dit kan. De voorstellen van het kabinet zullen daar ook op gericht zijn. We geloven daarin en staan daarvoor.

We beseffen oprecht dat we dit doen in zeer bijzondere omstandigheden; het debat heeft dat ook nog eens laten zien. We kampen met de gevolgen van een ongekende economische en financiële crisis. Laten we onszelf niets wijsmaken: Europa zit nog middenin de nasleep daarvan. Ook in Nederland is de staatsschuld fors geraakt en zijn er sterk oplopende begrotingstekorten door deze crisis. We krijgen binnenkort te maken met de verdere effecten van de vergrijzing.

Dat betekent naar onze overtuiging dat de makkelijke oplossingen niet meer volstaan en dat er een stevig bezuinigingspakket van 18 mld. noodzakelijk is. Ik heb al eerder gezegd dat die bezuinigingen alle Nederlanders zullen raken. Het is een enorm bedrag en we voelen dit ook als een enorme opdracht. Die opdracht is noodzakelijk, maar het is een eerlijke boodschap die we brengen. Als het aan ons ligt, aan het kabinet, zullen we ons zeer hard inzetten voor hetgeen we hebben beloofd. We zullen proberen het waar te maken. Ik heb er alle vertrouwen in dat dit team van ministers en staatssecretarissen deze moeilijke klus ook gaat klaren. We hebben samen de ambitie om Nederland sterker uit de crisis te loodsen.

We doen dat in het absolute besef dat we de steun en het draagvlak van velen in deze samenleving nodig hebben. Die zijn niet alleen nodig in politiek opzicht, maar ook in de samenleving als geheel, onder de mensen. Dit is een kabinet voor heel Nederland, voor iedereen. We willen dus ook met iedereen samenwerken, zeker ook met alle leden van deze Kamer. Ik wil dat aan het eind van dit debat nogmaals onderstrepen.

En nu gaan we aan de slag, want er is enorm veel te doen. Ik dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over een halfuur zullen we deze vergadering voortzetten. We gaan dan stemmen.

De vergadering wordt van 22.48 uur tot 23.20 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik hoor net dat wij vandaag met echt alle 150 leden in deze zaal aanwezig zijn. Dat is toch heel bijzonder. Dat is overigens dankzij de heer De Roon, die ongeveer van zijn ziekbed is verrezen.

Wij gaan nu stemmen.

In stemming komt de motie-Cohen c.s. (32417, nr. 20).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, D66, de PvdD, de ChristenUnie en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Cohen c.s. (32417, nr. 21).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, D66, de PvdD en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Cohen c.s. (32417, nr. 22).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, D66 en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Cohen c.s. (32417, nr. 23).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, D66, de PvdD en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Cohen c.s. (32417, nr. 24).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, D66, de PvdD en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Roemer c.s. (32417, nr. 25).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Roemer (32417, nr. 26).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Roemer c.s. (32417, nr. 28).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Roemer (32417, nr. 29).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Pechtold/Halsema (32417, nr. 30).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, D66, de PvdD, de ChristenUnie en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Pechtold c.s. (32417, nr. 31).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Pechtold c.s. (32417, nr. 32).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, D66 en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Pechtold c.s. (32417, nr. 33).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Nu de motie op stuk nr. 31 over het natuurbeleid is aangenomen, zou ik graag ruim voor de behandeling van de desbetreffende begroting een reactie van het kabinet ontvangen. Nu de motie op stuk nr. 33 over donorformulieren ook is aangenomen, wil ik vragen of zo snel mogelijk aan de Kamer bericht kan worden hoe deze motie wordt uitgevoerd.

De voorzitter:

Wij zullen het stenogram doorgeleiden naar het kabinet.

In stemming komt de motie-Wilders (32417, nr. 34).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, D66, de PvdD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Wilders (32417, nr. 35).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Halsema c.s. (32417, nr. 36).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, D66, de PvdD, de VVD, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Halsema c.s. (32417, nr. 38).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, D66, de PvdD, de ChristenUnie en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Halsema c.s. (32417, nr. 39).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, D66, de PvdD, de VVD, de ChristenUnie, de SGP en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Rouvoet/Cohen (32417, nr. 41).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Rouvoet c.s. (32417, nr. 42).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Thieme c.s. (32417, nr. 44).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, D66, de PvdD en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Thieme c.s. (32147, nr. 45).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, D66 en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Ik dank u allen voor uw medewerking vandaag.

Sluiting 23.30 uur

Naar boven