Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2007 (30800 VII).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De heer Kalma (PvdA):

Voorzitter. Ik heb nog twee punten. Het eerste gaat over het bedrijfsmatig denken bij de overheid. Ik dank beide ministers voor hun reactie op deze problematiek, zoals deze is geanalyseerd door de vicevoorzitter van de Raad van State. Ik ben blij met deze reacties, ondanks dat zij kort waren. Ik vond ze ook opvallend, omdat de heer Tjeenk Willink deze kwestie betitelt als een zeer ernstig probleem. Minister Remkes vindt dat de vicevoorzitter op een aantal punten te somber is, waarmee het nog steeds een behoorlijk probleem blijft. Binnen het nieuwe kabinet en ook in de Kamer zal deze kwestie aandacht moeten krijgen.

De heer Van Raak vroeg mij of ik bij de kritische terugblik van de heer Tjeenk Willink, die ik in aanzet gesteund heb, ook de Paarse kabinetten op het oog had.

Minister Remkes:

U hebt u er in ieder geval op gekleed.

De heer Kalma (PvdA):

Ik heb mij er inderdaad op gekleed. Ik duidde er zelf al enigszins op door te spreken over het terugblikken op een langere periode, zo lang zelfs dat grenzen tussen regerings- en oppositiepartijen enigszins vervagen. Een ontwikkeling als de door de heer Tjeenk Willink geanalyseerde, gaat mijns inziens over veel meer dan over kabinetsbeleid. Het gaat daarbij immers om een veel bredere ontwikkeling. Over de opbrengsten van de Paarse kabinetten kun je bovendien genuanceerder denken dan soms wordt gedaan, bijvoorbeeld door de heer Van Raak. Tijdens deze kabinetten was er geen sprake van een en al privatisering. Als de heer Raak nu vraagt of ik bij de kritische terugblik ook de periode van 1994 tot 2002 op het oog had, dan is het antwoord: ja, en misschien had ik een periode op het oog die nog verder teruggaat.

Ik dank de ministers tot slot voor de toezegging om verder materiaal over de Wopt.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb in eerste termijn een opmerking gemaakt over de eventuele verhoging van de ministerssalarissen met 30%. Ik heb begrepen dat de PvdA voorstander is van een verhoging met maximaal 10%. Ik dien er dadelijk een motie over in. De heer Kalma voelde er niet zoveel voor die mee te tekenen. Daarom ben ik benieuwd naar het standpunt van de fractie van de PvdA in dezen. Waarom wil die fractie deze kwestie nu niet regelen? De PvdA stond daar wel voor. Het was zelfs een item in de verkiezingscampagne! Hoe zit dat nu met de PvdA?

De heer Kalma (PvdA):

De PvdA is voor een normering van de topinkomens en tegen overmatige gouden handdrukken. Ik heb daar in eerste termijn ook op gewezen. Wij hebben ons herhaaldelijk duidelijk uitgesproken tegen grote verhogingen van het norminkomen, zonder ons op een specifieke verhoging vast te leggen. In termen van effectiviteit en snelheid, waar ook mevrouw Van Gent op aandringt, lijkt het ons het beste als deze kwestie onderdeel uitmaakt van de kabinetsformatie. Wij hopen dat dit resultaat oplevert. Als dat niet het geval is, kan de Kamer dit aan het nieuwe kabinet voorleggen. Het lijkt mij niet verstandig ons nu al op een percentage vast te leggen, want waarom moet het precies 10% zijn en geen 12%? Stel dat het 5% wordt, terwijl mevrouw Van Gent zich verzet tegen een verhoging van het norminkomen en zich heeft vastgelegd op 10%. Dat lijkt mij niet verstandig.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat is een aardig ingestudeerd antwoord, maar uitermate onbevredigend. De heer Kalma heeft het over 5%, maar hij weet ook dat de PvdA momenteel besprekingen voert met twee andere partners, waarvan de grootste, het CDA, voorstander is van een verhoging van de salarissen met 30%. De PvdA-fractie kan beter eieren voor haar geld kiezen wat dit betreft. Die fractie heeft wel vaker geprobeerd om dingen in de formatie te regelen, maar dat is helemaal mislukt. De PvdA moet het ijzer smeden als het heet is. Wouter Bos heeft nota bene mooie sier met deze kwestie gemaakt in de verkiezingscampagne, want toen had hij het over maximaal 10%. Dat betekent overigens ook dat het minder mag zijn.

De heer Kalma (PvdA):

GroenLinks verzoekt het kabinet met klem om vóór 1 mei met voorstellen op dit punt te komen. Dat vinden wij niet reëel. Ons standpunt is duidelijk. Wij streven naar een snelle regeling van deze kwestie via de kabinetsformatie, maar dat wachten wij af.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

In de motie wordt niet gesproken over de datum van 1 mei. Mijn fractie is voor de nullijn, maar als de salarissen toch worden verhoogd, dan mag dat wat ons betreft met maximaal 10%. Dat sluit helemaal aan bij wat de PvdA wil. Ik vind het dus onbegrijpelijk dat de PvdA nu slappe knieën heeft en die kwestie laat liggen voor de formatie, want dan kan het mislukken. Dus eigenlijk is het heel aardig van mij dat ik u en uw partij help om tot maximaal 10% te komen, want straks moet u instemmen met 15% of 20% en dan bent u wel de pineut.

De voorzitter:

Ik vind dat u erg veel tijd neemt om dit punt duidelijk te maken.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De heer Kalma begrijpt mij anders niet.

De heer Kalma (PvdA):

Het punt is duidelijk. Ik begrijp u heel goed. De PvdA heeft een duidelijke richting aangegeven. Het lijkt ons niet goed om ons op die 10% vast te leggen. Dat heeft de PvdA ook nooit gedaan. Wij hebben in ons verkiezingsprogramma noch in de Kamer het standpunt verkondigd dat het 10% maximaal moet worden.

De heer Pechtold (D66):

De afgelopen dagen hebben velen zich erover verbaasd dat de fractie van D66 het goed vindt dat in de formatie die nu plaatsvindt enige terughoudendheid is betracht. Maar nu ik de heer Kalma populistische verhalen hoor houden over gouden handdrukken breekt wel mijn klomp. Dan wil ik hem uit een heel andere invalshoek dan mevrouw Van Gent vragen waarom hij het alleen maar heeft over maxima en niet over minima. Er lag na jaren van getouwtrek een goed voorstel voor 30% zonder dat de mensen zelf onderwerp van bespreking waren. De heer Kalma stelt nu namens de PvdA voor om in achterkamers het eigen salaris voor de komende jaren vast te stellen. Hij gooit met allerlei getallen, maar kan hij niet namens de PvdA-fractie duidelijk maken welk inkomen als maatstaf voor de rest moet gelden en ermee instemmen dat 30% prima is? Nee, dat doet hij niet. Hij laat nu de heren zelf, waarvan minstens een paar er dadelijk zelf van gaan genieten, dit vaststellen. Onbegrijpelijk!

De heer Kalma (PvdA):

Nee, dat is zeker niet het geval. Ik neem aan dat een verhoging van die salarissen niet gebeurt zonder dat de Kamer daarmee van doen krijgt. Dus er is geen sprake van het regelen in achterkamertjes. Mevrouw Van Gent zegt terecht dat het al erg lang geduurd heeft. Ik denk niet dat het aan de snelheid bijdraagt als wij ons op 10% zouden vastleggen. Mevrouw Van Gent zegt dat ik met cijfers goochel en dat ik het heb over maximaal 10%. De PvdA-fractie heeft nooit over maximaal 10% gesproken. Dat doet mevrouw Van Gent.

De heer Pechtold (D66):

Het gedonder begon toen na jarenlang goed advies Dijkstal met 30% kwam en Wouter Bos eventjes riep: 10% is wel voldoende. Toen ging de hele discussie weer schuiven en kregen wij die populistische vergelijkingen met gouden handdrukken. Nu vraag ik de heer Kalma klip en klaar: is het minimaal, is het maximaal, is het een verkiezingsbelofte of staat u nog open voor die 30%?

De heer Kalma (PvdA):

U wilt mij tot allerlei uitspraken verleiden, maar ons standpunt is duidelijk. Wij zijn voor normering en wij zijn tegen grote verhogingen van het norminkomen. Er mag eens een percentage genoemd zijn, maar daar hebben wij ons nooit op vastgelegd. Dus ik begrijp niet dat u er zo veel volume tegenaan gooit.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. De minister heeft mij geantwoord dat hij het onterecht vindt dat ik dit kabinet verwijt in te zetten op repressief beleid en niet zozeer op preventief beleid. Ik weet niet waar hij naar gekeken heeft de afgelopen vier jaar, maar de nadruk lag wel heel erg op strafrechtelijke maatregelen en veel minder op preventieve maatregelen ter voorkoming van uitwassen. De minister van Justitie was niet voor niets zo vaak in de Kamer. Dat had ermee te maken dat wij instrumenten behandelden die uit die koker kwamen. Ik hoop en verwacht dat het nieuwe kabinet daarmee zal breken.

Op een aantal maatregelen is bezuinigd, zoals op Onze Buurt aan Zet, met het gevolg dat nieuwe maatregelen genomen moesten worden voor de aanpak van achterstandswijken, een punt waarover minister Nicolaï erg tevreden lijkt. De PvdA-fractie zal in de komende jaren, ook in de formatie, op dit punt de nadruk leggen om ervoor te zorgen dat wij tot een goede gecoördineerde aanpak komen, met regie, om de achterstandswijken op een efficiënte manier te helpen en te ondersteunen. Daarbij moet de nadruk liggen op het voorkomen van uitval op scholen en het voorkomen van verloedering van wijken. Daarin moet geïnvesteerd worden en daarop moet niet worden bezuinigd, zoals in de afgelopen periode is gebeurd.

Ik ben blij dat het beleidskader van de politie ruimte biedt voor preventie. Ik hoop dat dit het effect heeft dat de wijkagent weer de rol zal krijgen die hij in het verleden had. In de oude prestatieafspraken was die rol weggevallen. Of dat nu wel of niet de bedoeling van het beleid was, maakt niet uit. Het had wel dit effect. De agenten klaagden daar ook over. Ik ben ook blij dat de minister heeft toegezegd dat hij in de komende periode zal blijven stimuleren dat buurtbewoners meer zeggenschap en inspraak krijgen in het eigen beleid. Er is een aantal goede Nederlandse voorbeelden te noemen, in Deventer en Heemskerk. Die initiatieven zullen nu ook verder worden gesteund. Ik verwacht dat een nieuw kabinet daar veel aandacht aan zal besteden.

Een groot punt van zorg is en blijft de politie. De minister verwacht dat de toegezegde politiesterkte in 2010 behaald zal worden. Als ik minister was, had ik dat ook gezegd. Dan doe je namelijk een uitspraak over een periode die niet meer in je kabinetsperiode valt. De minister heeft echter ook gezegd dat de kwaliteit en de kwantiteit van de politie in het geding zijn. Opleidingen moeten beter worden en er is een budgettekort van 70 mln. à 80 mln. Dat had de minister in de afgelopen vier jaar al kunnen zien aankomen. Had hij niet eerder kunnen ingrijpen? Ik merk overigens op dat het bij het kwaliteitsniveau niet alleen gaat om het goede recherchewerk maar ook om de wijkagent, want die krijgt met steeds complexere problemen te maken. Ik denk dat wij als Kamer goed in de gaten moeten houden dat dit op orde komt. Wij zullen de bevindingen van de taskforce dan ook nauwlettend volgen en monitoren.

Dit is de laatste begrotingsbehandeling van deze ministers. Ik dank ze voor de antwoorden en ik wens ze veel succes in de toekomst.

De voorzitter:

Ik maak graag van de gelegenheid gebruik om mevrouw Kuiken en de heer Kalma te feliciteren met het feit dat zij gisteren hun maidenspeech hebben gehouden. Hun optreden was zeer de moeite waard. Ik zal eerst nog even luisteren naar wat de heer Brinkman te zeggen heeft, voordat ik hem ga feliciteren.

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. De heer Brinkman moet het dus eerst verdienen. Na zijn optreden van gisteren, waarvan ik getuige van mocht zijn, heb ik daar alle vertrouwen in.

Ik dank de ministers voor hun antwoorden. Ik dank ze vooral voor het tomeloze vertrouwen in de rechte rug van deze volksvertegenwoordiger. Mijn dag, sterker nog, mijn week kon vanmorgen voor half elf al niet meer stuk. Ik ben blij met een aantal toezeggingen. De minister nodigt vrijwilligers uit om in de meest brede zin hun gedachten en ideeën over de vrijwillige brandweer en de brandweer in het algemeen te spuien. Vanzelfsprekend hoort daar ook de cao bij, maar ik zie dat ruimer. De minister verwacht dat het wetsvoorstel over de veiligheidsregio's in februari zal terugkomen van de Raad van State. Ik hoop dat wij dat dan in de lente kunnen behandelen. Verwacht hij in dezelfde maand duidelijkheid over de arbeidstijden voor de brandweer?

De minister is mij nog een antwoord schuldig op de vraag over het vermistepersonensysteem. Ik ga ervan uit dat dit antwoord in tweede termijn komt.

Wij hebben gediscussieerd over hartritmebewakingsapparatuur en defibrillatoren. Beide woorden doen het bij scrabble vast erg goed. Mevrouw Griffith en mevrouw Kuiken hebben gezegd dat zij het amendement dat ik heb ingediend ook willen ondertekenen. Als de minister dat echter wil overnemen, dan kunnen wij het intrekken. Ons vertrouwen in de minister is groot en wij willen de dingen niet dubbel doen.

Minister Remkes:

Wat mij betreft is dat amendement overbodig. Ik zeg dus toe dat 3000 auto's met zo'n apparaat zullen worden toegerust.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik kijk even naar de collega's en ik merk dat zij het ermee eens zijn. Dus bij dezen trek ik mijn amendement in.

De voorzitter:

Het amendement-Spies (stuk nr. 27) is ingetrokken.

Mevrouw Spies (CDA):

Het is hetzelfde artikel en het zit in de niet verplichte uitgaven binnen dat artikel, dus lijkt mij dat er geen nota van wijziging noodzakelijk is.

Wij hebben nog een discussie gehad over de Randstad en de rest van Nederland. Nogmaals, ik ben het zeer met de minister eens dat wij geen problemen moeten zoeken op die plekken waar ze er niet zijn. Ik moest een beetje denken aan dat reclamespotje met een oude mijnheer die probeert een roetvlek op het behang te verwijderen en dan die plek al wrijvend alleen maar groter maakt. Laat dat niet het symbool zijn voor de discussie over de bestuurlijke structuur, althans niet voor de provinciale schaal.

Ik heb mijn oprechte teleurstelling uitgesproken over de voortgang van de precario. Het had echt anders gemoeten dan het is gegaan, maar ik neem aan dat er toch een ultieme poging wordt gedaan om als de informatie van de gemeenten binnen is dit dossier echt vlot te trekken. Ik zou er dan ook maar een deadline bij stellen: als je niet voor 1 februari informatie hebt geleverd, heb je in ieder geval ook geen financiële schade geleden. Ik denk dat wij op dat punt maar even moeten doorbijten, want voor gemeenten kan dit geen nieuws meer zijn.

Ik ben buitengewoon benieuwd naar het resultaat van het gesprek dat de minister met de commissaris van de Koningin in Zuid-Holland gaat voeren over het grote aantal waarnemers en met name over de langdurigheid van die waarnemingen.

Ik ga ervan uit dat wij op korte termijn, bij voorkeur binnen enkele weken de brief tegemoet kunnen zien die de minister samen met zijn collega van Financiën zal schrijven over de dienstauto's en het verkleinen van het grijze gebied tussen privégebruik en zakelijk gebruik en dat die brief ook beoogt om richting te geven aan de wijze waarop de Belastingdienst met dat begrip omgaat.

Ik heb ook gehoord dat wij voor de zomer voorstellen kunnen verwachten over een advies van de commissie-Dijkstal over normering in de semipublieke sector.

De minister en ik verstaan elkaar inderdaad goed als het gaat om de rijksdienst. Wij praten niet zozeer over het formele gegeven dat mensen in algemene dienst zijn als zij bij het Rijk in dienst zijn, maar dat het er vooral om gaat dat dit ook materieel invulling krijgt in de vorm van één personeelsbeleid met soepele overgangen tussen departementen omdat dit naar onze stellige overtuiging zeer behulpzaam kan zijn bij het verkleinen van de schotten tussen de diverse departementen.

In het kader van de Trendnota heb de minister nog gevraagd om specifieke aandacht te besteden aan mensen die moeilijk bemiddelbaar zijn, juist ook om die voorbeeldfunctie in te vullen. Ik heb het voorbeeld genoemd van mensen die langdurig in een uitkering zitten. De komende jaren zullen wij echt met man en macht moeten werken aan het uit die uitkering krijgen voor zo ver dat nog tot de mogelijkheid van die mensen behoort. Ik denk dat het Rijk als werkgever daarin het voortouw moet nemen om te proberen juist die mensen, daar waar mogelijk weer een plek op de arbeidsmarkt te geven.

Minister Nicolaï zou ik willen zeggen dat hij een heel eind is, maar dat die 30% en 40% reductie van monitorings- en rapportageverplichtingen nog steeds niet de gevraagde 50% zijn. Ik wil hem dan toch nog heel indringend vragen wat hij gaat doen om aan deze gezamenlijk overeengekomen doelstelling te voldoen.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Ik heb drie toezeggingen gekregen waar ik volgens de minister van Binnenlandse Zaken uitermate tevreden zou moeten zijn, maar dat valt nog te bezien.

De minister voor Bestuurlijke vernieuwing heeft ons een brief toegezegd over de nieuwe klachten van de stichting Wij vertrouwen stemcomputers niet. Volgens die stichting zijn eigenlijk alle stemcomputers ten onrechte goedgekeurd omdat de software niet op de juiste manier is getoetst. Ik zie naar die brief uit, maar de conclusie weet ik inmiddels al, want die heeft de minister al verklapt. Hij ziet geen probleem, maar dat maakt mij wel des te benieuwder naar zijn argumentatie. Graag krijgen wij die brief voor 8 februari als het algemeen overleg over dit onderwerp wordt gevoerd.

Dan de toezegging over de klachten over de politie. De minister zei dat ik dan moet wachten op het rapport van de inspectie dat in februari zal verschijnen. Ik zou daar blij mee moeten zijn. Ik wil daar graag blij mee zijn, maar dan wel op enkele voorwaarden. De eerste is dat in het rapport duidelijk wordt gemaakt hoe het komt dat de klachten vanaf 2001 met bijna 40% zijn toegenomen. De tweede is dat in het rapport iets moet staan over mijn voorstel om jaarlijks de politie landelijk te laten rapporteren over klachten uit de regio's. Er zou anders toch op een andere manier aan deze wensen tegemoet moeten worden gekomen.

Voorts misschien het belangrijkste punt van vandaag: de klokkenluidersregeling. Ik ben oprecht gelukkig met de toegezegde evaluatie van de klokkenluidersregeling. Wanneer kunnen wij die verwachten? Dat hoeft niet op de dag nauwkeurig. Ik wil weten of de minister in die evaluatie ingaat op de financiële problemen waarmee klokkenluiders te maken kunnen krijgen als ze oneervol worden ontslagen en rechtszaken moeten gaan voeren. Worden in die evaluatie verder de redenen meegenomen om niet te luiden, dus waarom mensen nog steeds bang zijn om de klok te luiden en misstanden naar buiten te brengen?

Mevrouw Spies (CDA):

Ik kom even terug op de klachtenregeling. Ik ben bang dat collega Van Raak het onmogelijke vraagt. Hij stelt namelijk twee randvoorwaarden bij een rapport, waarvan de inhoud nog niet bekend is. Is wat hij wil wel uitvoerbaar?

De heer Van Raak (SP):

Volgens de minister wel. Ik sta er ook een beetje van te kijken. Dat waren echter de twee vragen die ik stelde en het antwoord van de minister was dat hij daaraan tegemoet zou komen door een inspectierapport. Ik vraag me ook af hoe hij dat gaat doen, maar ik ben heel benieuwd. Ik neem aan dat dit bij deze minister wel in goede handen is. Het is eigenlijk niet mijn probleem, maar zijn probleem. Hij zal er zo direct ongetwijfeld op ingaan.

Ik zie de evaluatie van de klokkenluidersregeling dus met veel interesse tegemoet, maar wil er desondanks een motie over indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een evaluatie van de huidige klokkenluidersregeling voor de publieke sector zal plaatsvinden;

van mening dat mogelijkheden dienen te worden onderzocht om het melden van een misstand in elk geval te omkleden met een aantal basisbeschermingen voor de meldende ambtenaar;

verzoekt de regering om bij de evaluatie van de klokkenluidersregeling aandacht te besteden aan de vorming van een klokkenluidersfonds beheerd door een onafhankelijke derde,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raak. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28(30800 VII).

Mevrouw Griffith (VVD):

Voorzitter. Namens mijn collega Van Beek bedank ik beide ministers voor hun antwoorden. Wij zijn blij met de diverse toezeggingen. Nog twee korte opmerkingen. Ik heb met de minister gesproken over de taskforce personeelsvoorziening die gaat komen. De minister gaf aan dat er voor bepaalde functies bij de politie een salarisverhoging komt, of dat in ieder geval zal worden gekeken naar het loon. De minister zei dat hij daar niet met de Kamer over wilde praten, of over de rug van de Kamer met de bonden wilde onderhandelen. Dat was natuurlijk geenszins de bedoeling van de VVD-fractie. Het gaat ons echter wel om zijn keuze voor functies; daar willen wij zicht op hebben. Ik hoop dat wij daar met de evaluatie, of het rapport met de toetsing van de taskforce personeelsvoorziening, meer zicht op krijgen.

Dank ook voor de toezegging van de evaluatie naar aanleiding van de zware storm. Mijn collega's Van Gent en Van der Staaij hebben onderwerpen aan die evaluatie toegevoegd. De VVD-fractie wil een vrij brede evaluatie en geen enge focus. Natuurlijk gaat het er ook om, niet alleen lessen te trekken uit de zaken die verkeerd zijn gegaan, maar ook uit de zaken die goed zijn gegaan. Als er gaandeweg zaken naar voren komen, stel ik voor om ook die mee te nemen in deze vrij brede evaluatie.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Brinkman van de fractie van de PVV.

Mijnheer Brinkman, u beschikt niet meer over spreektijd. Ik heb voor u, evenals overigens voor mevrouw Van Gent, een uitzondering gemaakt om u in de gelegenheid te stellen, uw moties in te dienen. Ik verzoek u wel om het kort te houden.

De heer Brinkman (PVV):

Dank u wel, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Brinkman

constaterende dat de rechterlijke macht steeds grovere beledigingen en verbaal geweld aan politiefunctiona­rissen onbestraft laat;

van mening dat dit het gezag van de politie op straat verder doet afnemen, waardoor ook de effectiviteit van de politie erodeert;

van mening dat dit onwenselijk is en dat ook verbaal geweld tegen hulpverleners, waaronder de politie, krachtiger dient te worden bestreden;

verzoekt de regering, te bezien of het door middel van wetswijziging mogelijk is dat beledigingen en verbaal geweld aan politiefunctionarissen zo veel mogelijk kunnen leiden tot veroordeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Brinkman. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29(30800 VII).

Mevrouw Griffith (VVD):

Weet u dat er volgende week een algemeen overleg wordt gehouden over dit onderwerp?

De heer Brinkman (PVV):

Daarvan ben ik op de hoogte.

De heer Van der Staaij (SGP):

Het is lastig om dit onderwerp nu te bespreken, omdat er in dit algemeen overleg op zal worden teruggekomen. Is het niet verstandig om deze motie met het oog daarop aan te houden?

De voorzitter:

Bent u bereid om deze motie aan te houden tot na dit algemeen overleg?

De heer Brinkman (PVV):

Dat is prima.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Brinkman stel ik voor, zijn motie (30800-VII, nr. 29) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De heer Brinkman (PVV):

Ik kom nu toe aan mijn laatste twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de politie twee verschillende taken heeft en derhalve wordt aangestuurd door twee ministers;

overwegende dat deze tweeledige aansturing samen met de delegatie van taken en bevoegdheden aan de 25 "driehoeken" in de praktische uitvoering tot ongewenste situaties leidt;

overwegende dat de democratische controle op de politie in het huidige systeem nagenoeg niet tot zijn recht kan komen en er ook feitelijk sprake is van een "democratisch gat";

verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de haalbaarheid en wenselijkheid van een reorganisatie waarin de politie wordt aangestuurd door één minister en de macht van de burgemeester wordt beperkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Brinkman. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30(30800 VII).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat burgemeesters de bevoegdheid hebben, wel of niet op te treden bij ontruiming van illegaal gekraakte panden;

overwegende dat deze bevoegdheid van burgemeesters vaak ongewenste deals tot gevolg heeft met krakers, doordat deze krakers vaak onder dreiging van geweld de burgemeesters tot een compromis dwingen;

overwegende dat door deze compromissen de overheid veelal financieel benadeeld wordt;

overwegende dat door deze compromissen daders van vernielingen en illegale kraakacties hun straf ontlopen;

verzoekt de regering, centrale en dwingende beleidsregels op te stellen op grond waarvan illegale kraakpanden altijd kunnen worden ontruimd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Brinkman. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31(30800 VII).

Mijnheer Brinkman, alsnog van harte gelukgewenst met uw maidenspeech van gisteren!

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb goed geluisterd naar de bewindslieden en besloten om, in de woorden van de heer Nicolaï, drie moties in te dienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Van Gent

overwegende dat het huidige, demissionaire kabinet heeft voorgesteld het ministerssalaris met 30% te verhogen;

overwegende dat het huidige salaris van bijna € 10.000 bruto per maand hoog genoeg is;

verzoekt de regering, indien wordt besloten tot een verhoging van de ministerssalarissen, deze niet meer te laten zijn dan 10% in plaats van de voorgestelde 30%,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32(30800 VII).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kamer reeds verscheidene malen per motie heeft uitgesproken dat er in de semipublieke sector een beloningsnorm dient te komen die is gerelateerd aan het salaris van de minister-president;

overwegende dat deze moties (Bakker c.s., Kant c.s., Irrgang c.s. en Van Gent c.s.) nog niet zijn uitgevoerd;

verzoekt de regering, uiterlijk in mei 2007 een wetsvoorstel naar de Kamer te sturen dat de normering regelt van topinkomens bij organisaties die voor 50% of meer worden gefinancierd uit belastingen, premies en/of heffingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Van Raak en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33(30800 VII).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Dan dien ik nu mijn derde en laatste motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de commissie-Dijkstal een nieuwe regeling heeft voorgesteld die bijverdiensten van voltijdsbestuurders, waaronder commissarissen der Koningin, gedeputeerden en burgemeesters en wethouders van grote steden afroomt;

overwegende dat dit fulltime functies zijn die ook fulltime worden beloond;

verzoekt de regering, uiterlijk in mei 2007 de Kamer een voorstel te doen voor afroming van de bijverdiensten van fulltime bestuurders tot het niveau van maximaal het salaris van de minister-president,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent en Van Raak. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34(30800 VII).

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de beide ministers voor hun uitgebreide en behoorlijk complete beantwoording, waarbij de één soms wat wijdlopiger was dan de ander. De fractie van de ChristenUnie was heel content met de toezegging van minister Nicolaï over de verdere evolutie van DigiD en de mogelijkheden om te machtigen. In het kader van de elektronische overheid is dit een goede ontwikkeling. Mijn fractie ondersteunt deze ontwikkeling.

Minister Remkes heeft een duidelijk antwoord gegeven op de regionalisering van de brandweer. Wij constateren echter wel dat de door de heer Slob ingediende motie niet uitgevoerd wordt, maar dat hierover bij de minister een andere beleving bestaat. Mijn fractie denkt dat er wel een forse discussie over bijvoorbeeld de gevolgen van de regionalisering voor de beschikbaarheid van de vrijwilligers gevoerd zal worden. Zij zullen mogelijkerwijs toch op een andere manier worden aangesproken. De minister heeft mooie woorden gesproken over de toezegging dat de vrijwilligers van de brandweer bij de organisatiewijziging betrokken worden. Het is een bekend feit dat zij niet allemaal georganiseerd zijn. Op welke manier moet dit volgens de minister georganiseerd worden?

Het is goed dat minister bevestigt dat hij terugkomt op de verantwoordelijkheid van de gemeentes inzake het toezicht op de veiligheid van de gebouwen. Zijn opmerkingen over de schaalgrootte laten de huidige verantwoordelijkheid van de gemeentes onverlet. Daarnaast zal het zaak blijven dat ook in een grote gemeente – in de optiek van de minister misschien wel in een extra grote gemeente – voor voldoende deskundigheid en daadwerkelijk toezicht wordt gezorgd. De problemen waren niet zozeer het gevolg van het feit dat de regelgeving niet deugde, maar dat ze niet werden gehandhaafd. Wij hebben gezien dat dit dan toch behoorlijke consequenties heeft.

Met betrekking tot het eigen belastingdomein en de vrijwillige ozb-verhoging in Leiden wil ik er een lans voor breken dat de gemeenten daarin niet te ver worden beknot. Er wordt een discussie gevoerd over het eigen belastinggebied. Wil de minister toezeggen dat er, zolang die discussie loopt, geen sprake zal zijn van verdere beknotting, met name van de ontheffing voor Leiden? Laat de minister enige clementie betrachten jegens de gemeenten die daarover op een onzes inziens goede wijze met de burger hebben gesproken.

Ten slotte maak ik nog een opmerking over het vertrouwen van de burgers in de overheid. Ik onderschrijf de analyse van minister Nicolaï op dit punt in hoge mate. Hij zegt eigenlijk: probeer het probleem zo klein mogelijk te maken en begin dan ook met de verbetering van de dienstverlening. Ik vond het wel grappig dat hij constateerde dat er eigenlijk helemaal geen kloof is. Zijn opmerking dat wij vertrouwenwekkende politici moeten zijn was mij uit het hart gegrepen; ik onderschrijf dat van harte. Wij constateren dat het vertrouwen van de burger nog niet daadwerkelijk is gegroeid, maar wij hopen wel dat het goede zaad is gezaaid. Wij mogen dan naar een volle wasdom uitkijken.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik wil graag de bewindslieden hartelijk danken voor hun uitvoerige beantwoording. Het is nu, in deze tweede termijn, maar met name in de nadagen van een demissionaire periode, niet het goede moment om nog eens uit te dagen, definitief knopen door te hakken over hoe het verder moet met de Randstad of met het middenbestuur. De persoonlijke beschouwingen van minister Remkes, hoe interessant ook, helpen in dit geval niet zoveel om het standpunt van het kabinet of dat van de VVD-fractie te weten te komen. Op die beschouwingen nu doorgaan, zou dan ook meer verwarring stichten dan helderheid bieden.

Waar ik de bewindslieden in deze demissionaire periode wel voor wil complimenteren, is hun inzet om – het kwam in dit debat eveneens weer naar voren – ook op politiek minder geprofileerde punten niet stil te zitten, maar te kijken hoe er bijvoorbeeld bij het stemmen vanuit het buitenland, nog maatregelen kunnen worden genomen om de service voor de burger zo sterk mogelijk te maken. Daarmee wil ik mijn tweede termijn afsluiten.

Minister Remkes:

Voorzitter. Laat ik innovatief beginnen met de moties. Meestal doe je dat aan het slot.

De motie-Van Raak over de klokkenluiders vraagt om aandacht te besteden aan een klokkenluidersfonds. Ach, het lijkt mij geen probleem om daar aandacht aan te besteden, mits daar niet op voorhand de conclusie aan verbonden wordt dat het fonds er dan ook komt. Daar moeten wij even helderheid over hebben, want dat staat er niet. Geen vlugge nummertjes. Als dat zo is, dan laat ik het oordeel over deze motie graag aan de Kamer over.

De heer Van Raak (SP):

Onderzoek alles en doe dat goed, zou ik daaraan willen toevoegen.

Minister Remkes:

Dan laat ik dus het oordeel over deze motie graag over aan de Kamer.

Dan kom ik bij de motie-Brinkman die verzoekt om een onderzoek naar de politieorganisatie. Ik moet de aanneming van deze motie ontraden. Deze motie is al uitgevoerd. Er is al een "rapport-Brinkman". Het heet het rapport van de commissie-Leemhuis. Daarop is het wetsvoorstel gebaseerd dat bij de Kamer ligt en ik heb niet opnieuw behoefte aan een onderzoek. Het kabinet heeft zijn werk gedaan. Daarom ontraad ik de aanneming van deze motie.

Dan hebben wij de motie-Brinkman over geweld aan politiefunctionarissen. Ik moet heel eerlijk zeggen dat de uitspraak van de rechter mij ook is opgevallen, laat ik het zo maar formuleren. Wij komen daar volgende week in een AO over te spreken. Ik acht het inderdaad goed om de motie aan te houden. Dan krijgt het debat van volgende week ook iets meer vlees op de botten.

Dan de motie van de heer Brinkman over het kraken. Toen ik dat verhaal hoorde, dacht ik dat dit eigenlijk bij de begrotingsbehandeling van VROM hoort. Ik heb namelijk de indruk – en daar zou ik overigens niet zozeer op tegen zijn – dat hier aangedrongen wordt op een wijziging van de Leegstandswet. Ik zie mevrouw Van Gent knikken, dus dat klopt. Dat betekent dat het kraken sowieso de wereld uit gebannen wordt. Dat is op zichzelf een interessant debat. Daar heeft mijn voormalige collega Dekker in het verleden ook iets over gezegd. Dat lijkt mij dan ook de weg door de voordeur en ik denk niet dat het goed is om hier een partiële discussie te voeren. Je hoort toch echt te praten met elkaar over de wet zelf. Mij lijkt dat die discussie ook veel fundamenteler is. In dat licht ontraad ik de aanneming van deze motie.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Ik wijs de minister er wel op dat tot op de dag van vandaag de burgemeesters de bevoegdheid hebben om deals met krakers te sluiten. In een stad als Amsterdam onderhouden en benutten krakers al sinds jaren onterecht vele tientallen kraakpanden. Zij verhuren ze zelfs onderhands. Er is een gigantische zwarte handel in kamers. Het lijkt mij simpel om daar paal en perk aan te stellen, of er nu een antikraakwet komt of niet.

De minister zegt over de eerste motie dat deze regering al onderzoek naar een nationale politie heeft gedaan en dat deze motie al wordt uitgevoerd, maar ik heb gezegd dat er nog niets aan de macht van de burgemeester is gedaan en dat via deze motie die macht kan worden gebroken.

Minister Remkes:

De heer Brinkman vraagt om onderzoek, maar weet het resultaat dus al. Ik zeg dat de commissie-Leemhuis het politiebestel uitvoerig heeft bestudeerd. Daaruit zijn bepaalde aanbevelingen voortgekomen. De aanbeveling was niet om het gezagsdualisme te doorbreken. Het kabinet is de mening ook niet toegedaan dat dit moet gebeuren. Het heeft op grond van die aanbeveling een wetsvoorstel voorbereid, dat bij de Kamer ligt. Ik heb geen behoefte aan nader onderzoek.

Mevrouw Van Gent heeft via haar motie gevraagd om het niet meer te laten zijn dan 10%. Gegeven het kabinetsstandpunt, moet ik de aanneming van haar motie ontraden. Ik vind het ook een raar moment om een dergelijke motie in te dienen, want er liggen wetsvoorstellen bij de Kamer, zoals ik in eerste termijn heb gezegd. Een dergelijke discussie moet mijns inziens worden gevoerd op basis van weloverwogen argumentatie. Die argumentatie hoort volgens mij thuis bij de behandeling van het wetsvoorstel. Of een nieuw kabinet dan eventueel op basis van nadere afspraken met een nota van wijziging komt, is mogelijk. De door mevrouw Van Gent voorgestelde gang van zaken vind ik in ieder geval raar. Daarom ontraad ik de aanneming van de door haar ingediende motie.

Mevrouw Spies heb ik toegezegd dat dit voorjaar het rapport van de commissie-Dijkstal verschijnt. Het is dus onmogelijk om uiterlijk in mei 2007 een wetsvoorstel klaar te hebben. Dat kan natuurlijk niet. Ook in die context ontraad ik de aanneming van de motie. Wij zijn met de uitvoering van een van de moties bezig, namelijk de motie-Bakker c.s. Daarover zijn brieven aan de Kamer gestuurd. Ik zou zeggen: heb even geduld. Ik zeg niet dat het probleem onbelangrijk is, integendeel, maar vind wel dat de normale, fatsoenlijke procedures moeten worden gevolgd. Het is van tweeën een. Je stelt een adviescommissie in. De Kamer is ermee akkoord gegaan dat wij voor de uitvoering van de motie-Bakker de lijn van de commissie-Dijkstal kozen. Wat wil je nog meer? Ik heb mij toch ordentelijk aan de gemaakte afspraken te houden? Het zou toch buitengewoon onfatsoenlijk zijn als de regering een commissie om advies had aangevraagd en daar vervolgens dwars doorheen fietste? Mevrouw Van Gent weet dit. Dit zou buitengewoon onbehoorlijk zijn. Ik maak hier ook nog een wat fundamentelere opmerking over, in het bijzonder bestemd voor de heer Kalma. Het kabinet heeft ervoor gekozen om de indruk te verminderen dat de politiek voortdurend over haar eigen inkomens moet praten. Daarom heeft het gekozen voor een onafhankelijke commissie, die zwaarwegende adviezen moet uitbrengen. Dat is de achtergrond. Het kabinet heeft willen voorkomen dat wij over onze eigen salarissen zouden praten. Daarom hebben wij gezegd dat de aanbevelingen zijn gericht aan het volgende kabinet. Ik constateer dat, als gevolg van mede door de Kamer gekozen procedures, het beeld bestaat dat de politiek voortdurend over zijn eigen salaris zit te praten. Dat vind ik volkomen verkeerd.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik wil best mijn motie aanhouden over de kwestie publiek/semipubliek. De minister zegt dat de motie-Bakker nu wordt uitgevoerd, maar ik mag aannemen dat de moties-Bakker/Irrgang/Kant/Van Gent worden meegenomen in het advies van de commissie-Dijkstal. Als dat zo is, wil ik wel mijn motie aanhouden.

Minister Remkes:

Ik ken de motie-Bakker, waarover wij apart hebben gerapporteerd. Als de motie-Kant/Irrgang/Van Gent de bedoeling had om uitvoering te geven aan de motie-Bakker, kan ik op dat punt geen toezegging aan mevrouw Van Gent doen. De Kamer is ruim geïnformeerd over de wijze waarop wij daarmee aan de slag zijn gegaan. Naar mijn mening is dat op heel fatsoenlijke wijze gebeurd.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De genoemde moties zijn aangenomen. Het gaat daarbij om verschillende sectoren. Ik mag aannemen dat die sectoren ook worden meegenomen in het advies van de commissie-Dijkstal.

De voorzitter:

Moties worden uitgevoerd door de regering. Daarvan gaan wij altijd uit. Dat spreekt ook voor deze minister vanzelf.

Minister Remkes:

Ik ken eigenlijk alleen de motie-Bakker. Over de andere moties kan ik niets zeggen.

Ik kom op de andere motie van mevrouw Van Gent, waarin wordt gevraagd om uiterlijk in mei aanstaande de Kamer een voorstel te doen voor afroming van de bijverdiensten van fulltime bestuurders tot het niveau van maximaal het salaris van de minister-president. Op dit punt ligt er al een wetsvoorstel bij de Kamer. Het kabinet heeft hierover dus zijn opvatting gegeven. Het lijkt mij dan ook vreemd om deze motie te aanvaarden.

Door het niet in behandeling nemen van dit complex aan wetsvoorstellen is een versobering van de wachtgeldregeling tot dusverre nog niet serieus aan de orde. De zogenaamde sollicitatieplicht, waarom de Kamer ook bij motie heeft gevraagd, is een onderdeel van die wetsvoorstellen en blijft hierdoor onbehandeld. Dat geldt ook voor de versobering voor fulltime bestuurders. Het merkwaardige feit dat zich nu dus voor dat mevrouw Van Gent aan het kabinet vraagt om met een voorstel te komen op dit punt.

De voorzitter:

Ik wijs erop dat mevrouw Spies heeft aangekondigd dat zij om 15.30 uur de vergadering moet verlaten.

Minister Remkes:

Aan het adres van mevrouw Kuiken herhaal ik dat het kabinet ervan overtuigd is dat de sterktedoelstelling 2010 zal worden gehaald. De vergrijzing heeft dan ook geen gevolgen voor die doelstelling. Wij hebben om die reden ook de taskforce ingesteld. De gevraagde rapportage zal worden geregeld. De forse uitstroom als gevolg van de vergrijzing heeft betrekking op de periode na 2010 en omvat zowel de voorziene als de onvoorziene uitstroom, bijvoorbeeld als gevolg van arbeidsmarktontwikkelingen. Ik zeg er overigens bij dat het laatste uiteraard moeilijk voorspelbaar is. Vanwege de gemiddelde duur van de opleiding, van ongeveer drieënhalf jaar, zal de personele terugval vanaf 2011 gecompenseerd moeten worden door aspiranten al vanaf 2008 naar de opleiding bij de politieacademie te sturen.

Bij mevrouw Griffith is er sprake van een misverstand. Ik heb in mijn eerste termijn niet aangegeven dat er al concrete groepen medewerkers bij de politie zijn aangewezen die een hogere functiewaardering zouden krijgen. Om specifieke specialisten te kunnen aantrekken, zullen er echter maatregelen moeten worden genomen; dit zal de taskforce verder in beeld moeten brengen. Ik ben het met mevrouw Griffith eens dat het daarbij niet alleen moet gaan om de recherchefuncties. De eisen die bijvoorbeeld aan de vaardigheden van wijkagenten worden gesteld, zijn in een aantal situaties in een ander licht komen te staan.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Neemt de taskforce ook direct de kwestie van de diversiteit mee? Die hangt immers ook samen met de instroom van nieuwe politieagenten.

Minister Remkes:

Daarbij zal ongetwijfeld binnen de taskforce worden stilgestaan. U weet dat ik zelf een wat nieuwe impuls aan het diversiteitsbeleid heb gegeven. Volgens mij is dat nog steeds een goede koers. Als de taskforce hieraan echter een toegevoegde waarde kan geven, moet dat zeker gebeuren.

Mevrouw Spies vroeg naar het Vermiste Personen Systeem. In augustus heb ik in antwoord op schriftelijke vragen aangegeven dat het VPS nog altijd effectief werkt. Ook ondersteunt het systeem het opsporingsproces nog altijd goed. Ik heb toen echter ook gemeld dat een aantal functionaliteiten van het systeem beter kan, zoals veel dingen altijd nog beter kunnen. Op dit moment zijn wij aan het inventariseren welke wensen voor verbetering aan de ICT er bij de politie leven. Naar verwachting is dit halverwege dit jaar klaar. Ik zal de Kamer hierover schriftelijk informeren. De benodigde aanpassingen aan het systeem zal ik hierbij meenemen. Ik hecht er uiteraard aan, net als de Kamer, dat dit systeem goed functioneert.

Minister Nicolaï:

Voorzitter. Mevrouw Spies vroeg naar de registratieverplichtingen, die volgens de motie die breed door de Kamer is gesteund, voor burgers en ondernemers tot 50% teruggebracht moeten worden. In mijn eerste termijn heb ik aangegeven dat de 30% voor burgers en de 40% voor bedrijven al heel grote stappen zijn. Mevrouw Spies weersprak dit niet. Ik ben het echter met haar eens dat wij er daarmee nog niet zijn. Daarom zijn wij nog hard bezig. Er is een vervolgtraject om ervoor te zorgen dat wij inderdaad deze 50% gaan halen. Ik ben ervan overtuigd dat dit percentage ook gehaald kán worden.

In de eerste plaats kan dat door nog veel meer en beter gebruik te maken van elektronische mogelijkheden. Dat de "elektronische overheid" nog niet overal goed werkt, is een doorn in het oog van velen. Deze mogelijkheden kunnen enorme tijdwinst opleveren. Wij hebben voorbeelden van de "elektronische overheid" waaruit wij lessen kunnen trekken. Ik noem het Elektronische Patiëntendossier en het Digitaal Klantendossier.

In de tweede plaats kan het percentage van 50 gehaald worden door beroepsgroepen te bevragen en te onderzoeken, zoals agenten, gezinsvoogden, leraren. Wat zijn hun registratielasten en andere administratieve lasten en problemen? Er moet dus vanuit de professional en de werkvloer naar boven worden gekeken. Daarnaast is ook een analyse nodig van de regels waaraan de wetgever, de rijksoverheid, de gemeentelijke en de provinciale overheid iets kunnen doen. Ten slotte moet bekend zijn welke verplichtingen voortkomen uit de organisatie zelf, de afnemer, de verzekeraar enzovoorts. Daaraan kan de overheid uiteraard minder gemakkelijk iets doen. Met andere woorden, wij gaan door. Wat mij betreft halen wij op niet al te lange termijn de volle 50%. Ik dank mevrouw Spies voor haar positieve woorden over het Kafkatraject. Begin februari volgt er nog een bijeenkomst. Dan krijg ik de eerste resultaten te zien. Ik zal die vervolgens aan de Kamer melden.

Mevrouw Kuiken maakte een opmerking over het grotestedenbeleid. Zij sprak concreet over een bezuiniging op specifieke projecten, althans op de subsidiemogelijkheid voor de projecten Onze buurt aan zet. Daarvoor zijn extra middelen ingezet, als een soort experiment. Vervolgens is een en ander geëvalueerd. Daarna hebben wij bekeken wat wij ervan kunnen leren, zodat wij die lessen kunnen voorhouden aan andere steden. Dat traject is doorlopen, maar het is niet de bedoeling dat het Rijk dit soort projecten structureel subsidieert. Inmiddels zijn al wel nieuwe stappen gezet. Met die 25 mln. voor sociale herovering wij eenzelfde aanpak gevolgd. Daarbij is gekeken naar de grootste probleemwijken en gezocht naar inventieve manieren om de problemen daar op te lossen. Ook daaruit kunnen lessen worden getrokken voor andere probleemwijken. Die aanpak hebben wij tot nu toe gevolgd en tot op zekere hoogte blijven wij die volgen. Het is overigens niet altijd een kwestie van geld, ook niet als het gaat om het grotestedenbeleid. Ik noemde eerder een voorbeeld dat niet veel geld heeft gekost, maar waarbij gewoon slim is nagedacht en waarbij vervolgens op de goede manier mensen bij zijn betrokken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Het klopt toch dat bepaalde subsidies voor projecten, waarbij buurt- en wijkniveau werden gestimuleerd, zijn stop gezet en dat daarvoor nu weer 12 mln. is vrijgemaakt? Ik vind dat exemplarisch.

Minister Nicolaï:

Het is exemplarisch voor het goede grotestedenbeleid van dit kabinet. Wij nemen niet structureel over wat grote steden moeten doen. Wij kijken waar wij kunnen helpen en waar wij experimenten kunnen uitvoeren en nieuwe ideeën kunnen opdoen. Die houden wij vervolgens weer aan anderen voor.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Wij hebben een iets andere visie volgens mij.

Minister Nicolaï:

Dan nog iets over het stemmen en de stemmachines. De heer Van Raak stelde dat de Kamer de brief daarover nog moet krijgen, maar dat de conclusie al bekend is. Ik heb geformuleerd wat ik heb geformuleerd. Zoals ik het nu zie, is er geen aanleiding voor nieuwe maatregelen op dit punt. Ik wuif deze kwestie daarmee niet weg, want de geuite zorgen zijn stuk voor stuk zorgvuldig bekeken. Ik heb ook contact gezocht met de betrokkenen. Het grootste bezwaar, zoals ik het begrijp, is niet dat er iets nieuws aan de hand is. Wij controleren een stemmachine. Daar zit software in. Als die werkt, werkt die. Ik lees in de brief dat het grootste bezwaar meer juridisch van karakter is. Dat is niet mijn eerste zorg. Ik zal de Kamer echter netjes informeren. We komen er nog verder over te spreken.

Ik dank de heer Van der Staaij voor zijn compliment voor de ijver die wij tot op het laatste moment aan de dag leggen voor minder zichtbare zaken, zoals het vergemakkelijken van stemmen in het buitenland.

Ik dank de heer Cramer voor zijn samenvatting in tweede termijn van de discussie over het vertrouwen van de burger en de vraag of dat toeneemt. Naar aanleiding van mijn schets stelde hij dat het goede zaad in ieder geval is gezaaid.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de tweede termijn van de regering.

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen over de ingediende moties. Aangezien dit de laatste begrotingsbehandeling was, stel ik voorts voor, op 6 februari aanstaande te stemmen over alle resterende begrotingswetten en de daarop ingediende amendementen.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

Sluiting 15.33 uur

Naar boven