Aan de orde is het debat over het eindverslag van de informateurs.

De voorzitter:

Ik stel voor, de volgorde van de sprekers in het debat van vanmiddag vast te stellen volgens de grootte van de fracties, met dien verstande dat de fracties van CDA en PvdA als laatste zullen spreken. Ik stel voor, de spreektijden vast te stellen op 10 minuten per fractie. Daarna kunnen de informateurs de eventueel aan hen gestelde vragen beantwoorden, indien zij daartoe bereid zijn.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Marijnissen over de orde.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Ik zet nu eigenlijk mijn bijdrage aan de regeling van werkzaamheden van afgelopen dinsdag voort. Wij hebben toen gesproken over de onderliggende stukken van de kabinetsformatie. Ik had dit onderwerp ook in mijn eerste termijn kunnen behandelen, maar ik vind het correcter om het als punt van orde naar voren te brengen, aangezien het dinsdag bij de regeling aan de orde was.

Ik vind het een rare zaak dat wij hier nu spreken over een stukgelopen formatie, terwijl de stukken die hebben geleid tot dit stuklopen, ons niet zijn overhandigd. De informateurs schrijven dat dit nu eenmaal niet gebruikelijk is, omdat een en ander vertrouwelijk moet blijven om verder te kunnen onderhandelen. Ik wijs erop dat wij in 1994 een soortgelijke situatie hebben meegemaakt; ook toen liep de formatie stuk. Destijds vond er ook een tussentijds debat plaats. Daarbij hadden wij echter wel degelijk de beschikking over de doorrekeningen van het CPB, zelfs van twee scenario's. Ik snap dan ook werkelijk niet waarom de informateurs het standpunt huldigen dat het in het kader van mogelijk verdere onderhandelingen onmogelijk is.

Ik begrijp ook niet dat de heer Balkenende en de heer Bos tot op heden hebben geweigerd die stukken aan de Kamer te overleggen. Het is niet alleen voor de Kamer, maar ook voor de Nederlandse kiezers onduidelijk hoe een en ander is gelopen. Wij kennen weliswaar de chronologie van de gebeurtenissen uit de brief van de informateurs, maar weten niet wat er precies inhoudelijk is gebeurd: waarover men het eens was en waarop het stuk is gelopen. Daarom richt ik mij tot de heren Balkenende en Bos om hier nu eens klip en klaar duidelijk te maken waarom zij weigeren die stukken te overhandigen. Ik hoop echter dat zij mij nu kunnen zeggen wanneer ik ze kan krijgen.

De heer Zalm (VVD):

Voorzitter. Ik heb vanmorgen een vergelijkbaar verzoek schriftelijk gedaan aan beide fractievoorzitters. Ik heb begrip voor het argument van de informateurs dat het de onderhandelingen kan bemoeilijken als onderhandelende partijen denken vertrouwelijk te zijn, terwijl het vervolgens toch openbaar wordt. De onderhandelaars hebben echter beiden in het openbaar ter verdediging van hun positie gerefereerd aan de stukken. Het is dan wat vreemd dat wij die stukken niet te zien krijgen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Pro forma en eigenlijk in strijd met de regels die u hanteert, meld ik dat ik het verzoek ondersteun. Ik vraag de heren Balkenende en Bos om nu openheid van zaken te geven en ons niet langer lastig te vallen met allerlei niet relevante details, zoals dienstauto's en telefoontjes. Ik vraag hen werkelijk inzicht te geven in het verloop van het formatieproces.

De heer Herben (LPF):

In aanvulling op het verzoek van de heer Marijnissen wijs ik erop dat de Kamer op z'n minst de doorrekeningen van het CPB kan krijgen. Met deze koele economische cijfers kan iedereen zijn voordeel doen.

De heer Dittrich (D66):

Toen de formatie van het eerste paarse kabinet mislukte, zijn de stukken wel in de openbaarheid gebracht. Het is van groot belang dat wij de desbetreffende stukken nu ook krijgen van de heren Bos en Balkenende. Ik steun het verzoek derhalve.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter. Het verzoek van de heer Marijnissen is vooral ingegeven door de wens om zich een beter beeld te kunnen vormen van het mislukken van de informatie. Het is een goed gebruik dat de informateurs vaststellen of een poging kan lukken of niet; dat is hun bevoegdheid. De informateurs hebben aangegeven dat deze poging is mislukt, maar dat de gegevens relevant kunnen zijn in een volgende fase. Het lijkt mij van belang dat politieke partijen de ruimte hebben om niet continu geconfronteerd te worden met cijfers die eerder zijn gewisseld. Daarop gelet, is het niet verstandig om deze stukken openbaar te maken. Het zou het verdergaand proces van de totstandkoming van een kabinet alleen maar belemmeren. Het lijkt mij dus niet goed om aan de wens van de heer Marijnissen en de heer Zalm tegemoet te komen.

De heer Bos (PvdA):

Ik ben niet in de positie om een machtiging af te geven om stukken die niet door mijzelf geschreven zijn in de openbaarheid te brengen. Ik ben wel bereid om vanmiddag mondeling en de komende dagen schriftelijk volledig verantwoording af te leggen over alles wat de PvdA in de onderhandelingen heeft ingebracht.

De heer Marijnissen (SP):

Ik moet toch de onvermijdelijke vraag aan de informateurs stellen, hoewel ik had aangekondigd daar waarschijnlijk niet toe over te hoeven gaan. Ik heb het stuk voor mij dat na het mislukken van de onderhandelingen over het eerste paarse kabinet naar de Kamer is gezonden. Dit is een vrij omvangrijke reactie van het CPB op de voorstellen die destijds ter tafel lagen. Met andere woorden: de suggestie dat er een soort ongeschreven regel bestaat, klopt niet. Ik beschik over dit stuk, terwijl het toen onderdeel van de onderhandelingen was.

Heel Nederland kijkt met grote belangstelling naar de totstandkoming van een kabinet en is teleurgesteld dat dit na negen weken onderhandelen weer is uitgesteld. Eerst was er een verkiezingscampagne waarbij politici niet van het scherm waren te slaan. Daarna werd Nederland geconfronteerd met negen weken stilte, om niet te zeggen "muisstilte". Zelfs na het mislukken van de onderhandelingen mogen wij nog niet weten wat er inhoudelijk gespeeld heeft. De heer Bos voelt zich niet gemachtigd om stukken die hijzelf niet geschreven heeft in de openbaarheid te brengen. Wil hij wel de door de PvdA op schrift aan de informateurs verstrekte voorstellen aan ons geven? Wil de heer Balkenende dat met de inbreng van zijn partij doen?

Wat is ertegen dat het Nederlandse volk na negen weken zwijgen en stilte nu eindelijk eens iets verneemt over hetgeen deze twee partijen na de verkiezingen met hun beloften hebben gedaan? Het zou het politiek inzicht van de bevolking uitermate kunnen verbeteren. Mede gelet op het bestrijden van de oude politiek in de vorm van het bevorderen van openheid en doorzichtigheid, heb ik geen inhoudelijk argument gehoord om de desbetreffende stukken niet te geven.

De heer Bos (PvdA):

Ik wil hier wel op antwoorden, maar het is grotendeels een herhaling van mijn eerdere reactie. Ik dacht dat het debat van vanmiddag bedoeld was om mondeling verantwoording af te leggen over de wijze waarop het proces zich heeft afgespeeld en over de inzet van de betrokken partijen. Wij zijn reeds vanochtend begonnen met het op papier stellen van onze inbreng, zodat de heer Marijnissen en anderen uitgebreider kennis kunnen nemen van de manier waarop de PvdA in de verkiezingscampagne met een aantal zaken is omgegaan en hoe zij dit vervolgens vertaald heeft in de inzet in de onderhandelingen.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter. De tijdens deze niet afgeronde informatieronde beschikbaar gestelde informatie kan relevant zijn voor het verdere proces waarin je met andere partijen verder moet. De fractie van mijn partij heeft er nu geen baat bij om deze informatie openbaar te maken, omdat zij hoopt betrokken te blijven bij een informatie en dit een voordeel voor andere gesprekspartners zou zijn. Volgens mij mag ik dit argument juist met het oog op de komende onderhandelingen duidelijk naar voren brengen. In die zin is trouwens genoeg duidelijk gemaakt dat wij hier best zaken mondeling aan de orde kunnen stellen, maar dat dit iets anders is dan het hele dossier op tafel leggen. Dat lijkt mij niet geschikt.

De heer Donner:

Voorzitter. De heer Marijnissen geeft een voorbeeld uit 1994. Het kan zijn dat dit in de context van die informatie aan de orde komt. Hij moet ons standpunt echter in samenhang met het karakter en de plaats van de informatie in ons politieke bestel plaatsen. Wij hebben een meerpartijensysteem, waarbij partijen zich in verkiezingscampagnes of eventueel in het kader van een breuk van elkaar af bewegen. Het is mogelijk dat hun standpunten vervolgens weer naar elkaar toe moeten worden gebogen in het kader van een informatieproces. Derhalve is de informatie in Nederland voor het vormen van stabiele regeringsinformaties van essentieel belang. Het enige alternatief is dat de Kamer rechtstreeks een formateur aanwijst. Dit karakter brengt met zich dat partijen in dit proces af moeten kunnen gaan op de vertrouwelijkheid van wat er gewisseld wordt. In iedere fase worden er standpunten in het kader van een compromis ingenomen zolang er geen definitief en afgerond regeerakkoord ligt. Van de hier doorgerekende voorstellen is helemaal niet gezegd dat de partijen daar volledig mee konden instemmen. Het ging om doorgerekende pakketten. Derhalve kunnen die berekeningen niet gegeven worden. Er staan namelijk lijsten van voorstellen in. Het karakter van de informatie maakt om die reden dus dat de informatie niet gegeven wordt. Men raakt het functioneren van het politieke bestel op een vrij centraal punt door te verwachten dat deze informatie wel openbaar wordt. Dit zal echter moeten worden geregeld tijdens een gesprek met de uiteindelijk aangewezen minister-president. Hij verantwoordt namelijk het informatieproces. Op dit moment heeft de Kamer een debat met zichzelf en zijn er alleen informateurs om informatie te geven. Er is geen aanleiding om op dit punt het informatieproces fundamenteel te wijzigen. Anders wordt het hele proces in gevaar gebracht en ontstaat het risico dat er geen stabiele coalities meer mogelijk zijn.

De heer Marijnissen (SP):

Ik moet de informateur terechtwijzen, want ik heb het empirisch bewijs dat wel kan wat ik wil. In 1994 kon het en vervolgens brak er een acht jaar durende periode van Paars aan. Nou, die was heel stabiel. Dus het argument van de informateur geldt geenszins.

Voorzitter. Dan kom ik bij de opmerkingen van de heren Bos en Balkenende, want daar heb ik natuurlijk wel een appeltje mee te schillen. De heer Bos zegt eerst dat hij de gevraagde stukken niet kan overhandigen omdat het CDA er ook bij betrokken is. Vervolgens vraag ik hem of hij mij de door de PvdA op schrift gestelde suggesties aan de informateurs wil geven. Daar heeft het CDA niets mee te maken. Dat kan de PvdA dus doen. Hetzelfde verzoek doe ik ook aan de heer Balkenende.

Ik snap ook wel dat hier gesproken kan worden van een staatsrechtelijke kronkel, het probleem van de openbaarheid in de context van de onderhandelingen: hoe kom je tot elkaar? Maar op zo'n cruciaal moment als nu is aangebroken, waarbij een door iedereen gewenst kabinet is stukgelopen en waarschijnlijk niet te lijmen valt, vind ik het ongehoord dat de formatie gewoon doorgaat. Ik moet morgen naar de Koningin om een advies te geven en ik heb de informatie niet. Dat is onbegrijpelijk in het perspectief van de door beide partijen beloofde openheid en transparantie.

De voorzitter:

Ik constateer dat de fracties van het CDA en van de PvdA de opvatting hebben zoals door de twee fractievoorzitters naar voren is gebracht. Ik constateer tevens dat door beide fractievoorzitters niet op het verzoek van de heer Marijnissen wordt ingegaan om nog voordat het debat begint met gegevens te komen.

De heer Zalm (VVD):

Voorzitter. Ik wil graag nog een opmerking maken over het materiaal dat wij niet krijgen. Ik kan mij iets voorstellen bij materiaal dat vertrouwelijk is, maar spreek er dan ook niet over tegen de pers, al dan niet via je woordvoerders. En doe je dat wel, stel dat materiaal dan ook beschikbaar aan de Kamer, want de democratie is belangrijker dan de mediacratie.

Mijnheer de voorzitter. Nederland is in problemen. De economie loopt niet goed, de overheidsfinanciën dreigen weer te ontsporen, mensen maken zich zorgen over hun baan, hun pensioen en de vraag of hun kinderen nog wel aan de slag zullen komen. Mensen zijn ook bezorgd over hun veiligheid, ergeren zich aan bureaucratie en willen meer waar voor hun geld bij de gezondheidszorg en het onderwijs. Zij verwachten van de politiek dat er iets aan die problemen wordt gedaan.

Het CDA en de PvdA kregen bij de laatste verkiezingen een royale meerderheid. Het was aan hen om een regering te vormen die deze problemen zou aanpakken. Het is teleurstellend, onverantwoord en onbegrijpelijk dat ze elf weken lang bezig zijn geweest zonder resultaat. Was het onhandigheid en onervarenheid, zeg maar amateurisme? Was het onwil? Was het gebrek aan vertrouwen en slechte chemie? Was het een te groot verschil in ideologie? Of waren er onoverbrugbare verschillen op financieel terrein?

Van onhandigheid is zeker sprake. Wie eerst opgetogen is over het bereiken van een financieel akkoord met vele miljarden lastenverzwaring en daarna teleurgesteld dat dit slecht uitpakt voor de inflatie, de koopkracht en de werkgelegenheid, is niet professioneel. Wie daarna zegt dat hij dat altijd al geweten heeft, maar uit tactische overwegingen toch akkoord is gegaan, is een of jokkebrok of onverantwoordelijk of beide.

Van onwil was ook sprake. Wie onderhandelt en intussen de pers bewerkt met verhalen om de andere partij zwart te maken, maakt niet de indruk serieus te willen. Hieraan hebben beide partijen zich schuldig gemaakt. Ook dit kan worden verklaard uit onhandigheid en onkunde over de wijze waarop je als aanstaande coalitiepartijen met elkaar moet omgaan. Het dieptepunt van roddel en achterklap kwam overigens pas nadat de breuk een feit was. Het absolute dieptepunt in mijn waarneming was het optreden van Bos in Barend en Van Dorp. In zijn rol als vermoorde onschuld reageerde hij met fraai gespeelde verbazing op allerlei malicieuze details over Balkenende. Aangezien het over een tweegesprek ging, kunnen die details alleen maar van Bos zelf afkomstig zijn. Treurig! Ik zou ook graag de kant van Balkenende horen. Pleegde hij inderdaad veel telefoontjes omdat hij geen mandaat had? Zo nee, waarover gingen die telefoontjes dan wel?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Nu de heer Zalm over telefoontjes van Balkenende begint, lijkt het me goed om voor de parlementaire geschiedenis een ding helder te krijgen. Waren dat ook telefoontjes met u vorige week, mijnheer Zalm?

De heer Zalm (VVD):

Nee, dat kan ik u hier wel vertellen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wilde dat even weten. Er zijn dus ook geen gesprekken geweest tussen de heer Balkenende en u vorige week, zoals gesuggereerd is?

De heer Zalm (VVD):

Lopende de informatie heb ik geen enkel contact met de heer Balkenende gehad.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dus u heeft alleen stiekem sigaretjes gerookt met de heer Verhagen?

De heer Zalm (VVD):

Dat was er maar één.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat is er één te veel.

De voorzitter:

Dat gebeurde hierachter op een plaats in het gebouw waar dat niet mag. Ik verzoek de heer Zalm dat nooit meer te doen.

De heer Zalm (VVD):

Voorzitter. Ik heb bekend dat het illegaal was. Ik neem uw aanmaning serieus.

Gebrek aan vertrouwen en chemie is zeker ook aan de orde geweest, maar mag dat leiden tot een breuk? Hoewel onderhandelingen sterk bevorderd kunnen worden als er veel wederzijds vertrouwen en een zeer goede chemie is, moet je het soms met minder doen dan je zou willen. Als werkgevers en werknemers onderhandelen over een CAO, zijn de persoonlijke verhoudingen zelden een breukpunt. Ik heb zelf regelmatig moeten onderhandelen met PvdA'ers met wie ik een wat moeilijke chemie had – ik zal geen namen noemen – maar dat leidde nimmer tot een breuk.

Een te groot verschil in ideologische opvattingen is ook genoemd. De informateurs melden echter dat op alle niet financiële punten vrijwel volledige overeenstemming is bereikt. Bovendien zijn de ideologische verschillen tussen CDA en PvdA niet wezenlijk kleiner of wezenlijk groter dan tussen CDA en VVD. Bij de vorige formatie leidde dat niet tot onoverkomelijke problemen. Bij alle eerdere formaties moesten ook ideologische verschillen worden overbrugd.

Waren er dan te grote inhoudelijke verschillen op financieel terrein? Er was overeenstemming over een financieel pakket, dat men naar het CPB heeft gezonden. Ook na de vernietigende CPB-conclusies was er een fase waarin men elkaar op 1 of 2 mld genaderd was. Dat had toch overbrugd kunnen worden?

Uit het verslag van de informateurs valt niet op te maken wat nu de echte oorzaken van het mislukken van de informatiepoging zijn. Het verslag is erg procedureel. De lezer die de uitkomst niet kent, denkt tot de laatste alinea "dat loopt wel goed af". Het enige wat volgens het verslag lijkt te zijn misgegaan, is dat het CDA donderdagavond een eigen voorstel op tafel heeft gelegd, dat de informateurs daar weinig heil in zagen en dat het CDA geen heil zag in een nieuw voorstel van de informateurs. Daarmee heb je de echte oorzaak van de mislukking naar mijn oordeel niet te pakken. Ik vraag informateurs en onderhandelaars om commentaar op mijn beschouwing over de achterliggende oorzaken.

Als de laatste alinea in het verslag van de informateurs de totale verklaring is, zou de breuk makkelijk te herstellen zijn. Wat is het oordeel van de informateurs en van de onderhandelaars over de mogelijkheden om alsnog tot overeenstemming te komen, eventueel met behulp van andere informateurs en andere onderhandelaars? Pas als zij daar het antwoord op weet, kan de VVD een positie bepalen over het vervolg.

Feit is wel dat het CDA in het eindstadium niet handig heeft geopereerd. Als je het niet meer ziet zitten, moet je dat gewoon zeggen en niet plotseling met een eigen voorstel komen met onverwacht veel vervelende elementen voor de andere partij. De Partij van de Arbeid wentelt zich nu in de slachtofferrol en wil straks met opgelucht gemoed schone handen houden ten opzichte van een onvermijdelijk pijnlijk beleid in moeilijke tijden. Dat men bij de eerste fractievergadering van de PvdA na de breuk niet bedrukt en bedroefd bijeenzat, maar met enthousiast applaus de fractievoorzitter begroette, spreekt boekdelen.

Hoewel de informateurs de schuld van de breuk bij het CDA leggen, valt ook op de rol van de PvdA veel aan te merken. Het gedraai rond Irak droeg niet bij aan een goed onderhandelingsklimaat. De bewering dat men bewust akkoord was gegaan met een financieel pakket waarvan men wist dat het desastreus zou uitpakken, is ook niet constructief te noemen. Aan het elkaar zwart maken via lekkages naar de media heeft de Partij van de Arbeid actief meegewerkt, terwijl zij wist dat dit de kans op een coalitie zou verkleinen.

Het is ons onvoldoende duidelijk waarom dit echt is misgegaan. Hoewel met nog meer modder gooien na de breuk de sfeer verder bedorven heeft, blijft het de vraag of deze breuk onvermijdelijk en definitief is. Wel zeker is dat ondertussen elf kostbare weken zijn verspild terwijl er talloze problemen zijn die om een krachtige regering vragen. Treurig, onverantwoord en onbegrijpelijk.

De heer Marijnissen (SP):

De heer Zalm doet alsof de breuk nog wel even gelijmd kan worden om op die manier in dit debat de cruciale vraag te ontlopen, maar dat zal niet helemaal gaan. De politieke vraag is uiteindelijk toch of de heer Zalm bereid is om de stekker er weer in te doen. Ik hoef niet te zeggen waarin, want dat weet hij heel goed. Ik hoor graag een antwoord op deze vraag.

De heer Zalm (VVD):

Het antwoord op die vraag krijgt u niet eerder dan na dit debat en nadat ik met mijn fractie heb overlegd.

De heer Marijnissen (SP):

U lijkt zo bij het duo Bos/Balkenende aan te kunnen schuiven.

De heer Zalm (VVD):

Ik wil eerst weten waarom deze informatie nu echt is misgelopen en of er naar het oordeel van de fractievoorzitters en de informateurs nog mogelijkheden tot herstel zijn. Pas dan is het aan de VVD om haar standpunt te bepalen, en dan is het ook nog de eigenaardige gewoonte dat ik dat niet in mijn eentje doe, maar dat de fractie dat doet.

De heer Marijnissen (SP):

Dat is heel erg goed, maar het is nu de vraag of u daarop niet heeft geanticipeerd; dat kan ik mij namelijk niet voorstellen. De heer Balkenende is de afgelopen dagen in de media geweest. Daar was geen Spaans bij. Hij was zeer duidelijk: er is voor mij nog maar één coalitie aan de orde en dat is er een met de VVD; daar heb ik altijd voor gestaan en dat komt er nu weer uit. Is de heer Zalm bereid zo'n coalitie met het CDA aan te gaan? En welke partij wordt dan de derde?

De heer Zalm (VVD):

Ik ben ook in de media te horen en te zien geweest, niet zo vaak, maar ik ben er wel geweest. Ik heb daar duidelijk gezegd dat wij eerst het Kamerdebat willen voeren, zodat wij weten hoe het precies zit. Pas daarna zal onze fractie haar standpunt bepalen. Dat Kamerdebat moet nu eerst worden afgerond.

De heer Marijnissen (SP):

Dan zal ik daar in tweede termijn op terugkomen. In eerste termijn heeft u alle ruimte om de twee woordvoerders vragen te stellen. Dat geeft mij het recht u in tweede termijn te vragen wat u uw fractie gaat voorstellen.

De heer Zalm (VVD):

Dat is dan een probleem, omdat mijn fractie niet tussentijds vergadert.

De heer Marijnissen (SP):

Ik zei dat ik u zal vragen wat u uw fractie zult voorstellen.

De heer Zalm (VVD):

U krijgt dan het antwoord dat ik u net gaf.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Uit de media heb ik begrepen dat de fractie van de VVD vrijdag al uitgebreid vergaderd heeft. Het lijkt mij dat er al een tussenstand zou moeten zijn. Ik ben erg benieuwd naar de inzet van de VVD-fractie op dit moment. Vindt zij nog steeds dat er gelijmd zou moeten worden? Dat was toch het uitgangspunt op vrijdag? Personen in de top van het CDA hoor je wel een blokkade opwerpen, maar je hoort ook heel andere geluiden. Is de inzet van de VVD-fractie dat er gelijmd moet worden?

De heer Zalm (VVD):

Mijn stelling is steeds geweest dat, gelet op de verkiezingsuitslag, het voor de hand lag dat deze twee partijen een regering zouden vormen. Wat zij gedaan hebben, vind ik onverantwoord. Als blijkt dat zij geen regering kunnen vormen, maar dat moet vandaag dan echt duidelijk worden, zullen wij onze positie nader bepalen.

U vroeg naar een tussenrapportage. Die tussenrapportage kan ik u geven. Onze conclusie was dat wij eerst dit debat ingaan om te horen hoe het zit en te bekijken of er nog iets te lijmen valt. Daarna zal onze fractie haar standpunt bepalen. U bent dus geheel op de hoogte. Verder dan met de uitkomsten van dat fractieberaad kan ik u niet helpen. Wij hebben namelijk geen autoritair regime in de VVD.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat is nieuws. Ik leefde in een andere veronderstelling. Ik vind het echter teleurstellend dat u wel om een debat op maandag vraagt, waarbij wij u overigens meteen gesteund hebben, om anderen tot verantwoording en openheid te dwingen en dat zelf niet doet.

De heer Zalm (VVD):

U krijgt die gelegenheid nog. Zodra wij ons standpunt hebben bepaald, kunt u mij vragen stellen en bekritiseren. Waar het nu om gaat, is vast te stellen waarom deze formatiepoging is misgelopen en of die onherstelbaar is. Afhankelijk van onze conclusie zullen wij onze positie nader bepalen. Mij lijkt dat de normaalste gang van zaken.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Zoals zovele Nederlanders ben ik verbijsterd. Ik vind dat de heren Bos en Balkenende een beschamende vertoning hebben opgevoerd de afgelopen negen weken en zich eigenlijk hebben gediskwalificeerd. Ik heb het al eerder gezegd: ik vind het een blamage dat de twee grootste partijen rond de tafel gaan zitten, dat zij als middenpartijen negen weken de tijd nemen, dat zij vervolgens praten, praten, praten en de buitenwacht in het ongewisse laten over wat er precies is besproken. Vroeger lekte er nog wel eens wat bij een formatie, maar bij deze niks. Het enige wat lekte, was: het is vandaag weer een heel cruciale dag! Dat hebben wij wel twintig keer gehoord! Alles bij elkaar vind ik het een blamage dat dit heeft kunnen gebeuren.

Nederland wordt al een jaar niet meer fatsoenlijk geregeerd. De heer Zalm zei het ook al. De economie holt achteruit, de werkloosheid loopt op. Zorg, onderwijs en veiligheid waren zaken waar iedereen in de campagne over sprak, maar wij moeten nu wachten en nog eens wachten tot er een antwoord, een beleid komt. Er wordt ook nog een oorlog gevoerd, waaraan wij politieke steun verlenen, maar geen militaire en hier wordt maar gepraat, gepraat en nog eens gepraat. Wekenlang en ook nog zonder resultaat. En dat is het ergste.

Dit debat gaat over geloofwaardigheid en niks anders. De vraag is of de manier waarop CDA en PvdA hebben geopereerd, geloofwaardig is. Of gold voor beide partijen, voor de een misschien wat meer dan voor de ander: hoe kan ik een tactisch moment afwachten waarop ik geloofwaardig kan zeggen dat deze formatie geklapt is? Hoe geloofwaardig is het om na negen weken te moeten vaststellen dat er geen chemie is tussen die twee heren? Je moet wel een heel bijzonder karakter en capaciteiten hebben of gebrek daaraan om daar negen weken voor nodig te hebben, zeker als je pas dan kunt vaststellen dat er geen onderling vertrouwen is. De gang van zaken tot nu toe is net zo ongeloofwaardig als het standpunt inzake Irak van de PvdA en van de regering.

Ik wil de zaken in perspectief plaatsen. Op 22 januari was iedereen, niemand uitgezonderd, het erover eens dat er een kabinet moest komen van CDA en PvdA. Dat waren de twee veruit grootste partijen. Een partij had grote winst geboekt bij de laatste verkiezingen. Beide partijen zouden, zoals Zalm zojuist terecht heeft gezegd, op enigerlei wijze door één deur moeten kunnen, zie het verleden. Veel echt wezenlijke verschillen heb ik in de programma's ook niet kunnen ontdekken. Samen 86 zetels in de Kamer; als dat geen werkbare meerderheid is, weet ik het niet meer. Ik sluit mij bij Zalm aan: de brief van de informateurs laat ons zien dat er zowel inhoudelijk als financieel voor de informateurs geen echte hobbels meer waren te nemen. Dan is het een raadsel hoe zo'n formatie uiteindelijk toch kan mislopen.

Om het even in perspectief te plaatsen: de formatie tot nu toe van het nieuwe kabinet-Balkenende – daar zullen wij nog maar even van uitgaan – heeft bijna net zolang geduurd als de zittingsperiode van "Balkenende-I". In een slakkengang – om te voorkomen dat mensen al bij de verkiezingen voor de provinciale staten met de nieuwe coalitie zouden afrekenen – is er onderhandeld om op die manier op weg te gaan naar een definitieve scheiding der geesten. Uit de brief van de informateurs blijkt dat een grote verantwoordelijkheid voor de breuk bij het CDA ligt: het CDA kwam met voorstellen die voor de PvdA en de informateurs onaanvaardbaar waren. Ik heb de PvdA gewaarschuwd: let op, met het CDA is het onveilig vrijen. Omdat dat zo onsmakelijk is, zal ik die metafoor niet doortrekken door mij publiekelijk af te vragen waar deze "one night stand" toe geleid heeft. Ik ga de cruciale vraag, die wij in onze fractie al besproken hebben, niet uit de weg: wat is een geloofwaardige uitkomst van dit hele formatieproces? In de ogen van mijn fractie is de minst voor de hand liggende optie om alweer te onderzoeken of deze twee partijen samen kunnen. Er zijn heel veel grote woorden gebruikt; ik refereerde al aan "chemie" en "geen vertrouwen". Als je negen weken aan tafel hebt gezeten en toch niet in staat bent om tot een akkoord te komen, zit er echter iets fundamenteels fout.

Door de heer Balkenende, een van de onderhandelaars, is al meteen gezegd: wij gaan voor een voortzetting van Balkenende-I; wij gaan verder met de VVD en de LPF is bij ons wel degelijk in beeld. Dit is om meerdere redenen ongeloofwaardig. Juist vanwege het uiteenvallen van die coalitie zijn de verkiezingen uitgeschreven. Bovendien heeft zowel Balkenende als Zalm eerder letterlijk gezegd een hernieuwde samenwerking met de LPF ongeloofwaardig te vinden. De derde reden waarom deze optie raar en ongeloofwaardig is, is dat de LPF door de kiezer van 26 naar 8 zetels is teruggegaan. Het is niet geloofwaardig om zo'n uitslag vervolgens te belonen met een hernieuwde plek in de regering.

D66 is een andere partij die in beeld is, maar de heer Dittrich verklaart keer op keer niet in beeld te willen zijn voor een CDA/VVD-coalitie. Het zou erg ongeloofwaardig zijn als de heer Dittrich daar nu voor een referendumpje of wat dan ook plotseling op terug zou komen.

Dan een kabinet van het CDA en de VVD met steun van de kleine christelijke partijen. De ChristenUnie komt er niet, want die kan maar tot 75 tellen; daarom is de SGP nodig. Ik ken de heer Van der Vlies als een principieel man met principiële uitgangspunten, met name op immaterieel vlak. Ik kan mij daarom niet voorstellen dat hij de liberalen van Zalm aan een meerderheid zal helpen. Dus: niet geloofwaardig.

Wij kunnen ook terug in de geschiedenis: wij kunnen weer verder met Paars. Dat werd echter al voor de verkiezingen door alle drie betrokken partijen uitgesloten. Bovendien heeft de kiezer in mei vorig jaar reeds afgerekend met deze optie. Niet geloofwaardig.

Een minderheidsregering van het CDA en de VVD, al of niet met gedoogsteun van de heer Herben; ik herinner mij het 2Vandaag-debat nog. Dat komt de door beide partijen voor de verkiezingen beleden opvatting dat er, gelet op de staat van het land, na alle ellende van het kabinet-Balkenende vooral een stabiele regering moet komen, niet ten goede.

Tot slot een minderheidsregering van de PvdA, de SP, GroenLinks en D66. Zo'n regering zou geconfronteerd worden met de rechtse meerderheid in de Kamer. Niet geloofwaardig.

Veel van de huidige formatie-ellende is terug te leiden op de misrekening van Wouter Bos dat een progressief kabinet met het CDA mogelijk is. Hoewel hij wist dat het CDA begrotingsevenwicht in 2007 als uitgangspunt had genomen, dat het CDA met de VVD verder wilde en dat het CDA fors naar rechts was opgeschoven, wilde Bos de kiezer toch doen geloven dat een progressief CDA/PvdA-kabinet mogelijk was. Zeker, mijn fractie heeft ook bepleit dat deze mogelijkheid als eerste zou worden onderzocht. Wij deden dat op grond van de verkiezingsuitslag. Maar dit werd beslissend beïnvloed door de suggestie dat een coalitie tussen CDA en PvdA mogelijk zou zijn. Die suggestie is onjuist gebleken.

We kunnen er niet aan voorbij dat partijen vóór 22 januari nogal nadrukkelijk in de richting van de kiezers vastlegden wat ze wel en niet wilden in de formatie. Die belofte moet serieus worden genomen, op straffe van nog verder verlies van geloofwaardigheid. In zo'n situatie moeten wij ons realiseren dat wij in een democratisch land leven en dat de kiezer het laatste woord dient te hebben. Ik zit niet op verkiezingen te wachten, maar de ontstane politieke situatie laat geen andere mogelijkheid open. Democratie is een groot goed, en geen luxe speeltje slechts voor mooiweerkiezers. De politiek kan niet op een geloofwaardige wijze uit de impasse komen en daarom moet de kiezer zeggen hoe het verder moet. Dat vereist wel dat de politiek de kiezer een duidelijke keuze voorlegt; in ieder geval duidelijker dan op 22 januari jl.

Voorzitter. Mijn voorstel is als volgt. Laat Bos erkennen dat met het huidige CDA geen sociaal beleid is te voeren, omdat die partij kiest voor neoliberaal, rechts beleid. Laat het CDA erkennen dat het samenwerking met partijen aan zijn linkerzijde niet wenst. Na de verkiezingen hebben Balkenende en het CDA hun ware gezicht getoond. Hield men tijdens de campagne nog zoveel mogelijk de fictie van een sociaal CDA in stand, nu weten wij en de kiezer hoe ver men wil gaan met het leggen van de zwaarste lasten op de zwakste schouders, de verdere sloop van de sociale zekerheid en de uitverkoop van de publieke sector. Laat de PvdA erkennen dat het fout was om al voor de verkiezingen samenwerking met de linkse, progressieve partijen af te wijzen, daarmee de kiezer een echt alternatief voor de politiek van de laatste decennia onthoudend. We kunnen en moeten – er is immers geen geloofwaardig alternatief – de kiezer nu een fatsoenlijk en reëel te beantwoorden vraag voorleggen: maken we ons land socialer of liberaler, oftewel wilt u een progressief sociaal kabinet of een conservatief liberaal kabinet? Dat is de keuze de kiezer moet worden voorgelegd.

Ik wil nog een enkel woord wijden aan de discussie van zojuist over de stukken. Het is niet geloofwaardig om zo lang rond de tafel te zitten, een lange tijd stil te blijven, daarna te mislukken in de formatie en de stukken vervolgens niet te willen overhandigen. Ik zei al dat die stukken in 1994 wél werden gepresenteerd, wat het Nederlandse volk de mogelijkheid gaf om te beoordelen wat er materieel met zijn stem gebeurt. Ik mag echter graag gebruik maken van alle klokkenluiders in Nederland als er een gelegenheid is om mij een handje te helpen. Een is er al geweest en die heeft mij in staat gesteld om inzage te hebben in het stuk dat het CDA ten langen leste indiende. In die twee kantjes van het CDA-voorstel staat onder andere te lezen dat de fysiotherapie uit het ziekenfonds gaat en de huishoudelijke hulp en de thuiszorg uit de AWBZ; er staat ook een bezuiniging in van 200 mln op lokaal kwijtscheldingsbeleid voor gemeenten en bijzondere bijstand...

De voorzitter:

Mijnheer Marijnissen, nu u gaat citeren uit het stuk dat u voor zich hebt, verzoek ik u om het aan alle leden ter beschikking te stellen.

De heer Marijnissen (SP):

Met alle plezier, voorzitter. Als CDA en PvdA dit weigeren, zal ik dat doen.

De voorzitter:

Dan verzoek ik u om niet langer op het stuk in te gaan, maar het te bewaren voor de tweede termijn, zodat iedereen het heeft kunnen inzien. U begrijpt dat ik dit doe om de Kamer in het geheel terwille te zijn. Ik vind het namelijk niet goed dat vanaf het spreekgestoelte wordt gesproken over stukken waarover niet iedereen kan beschikken.

De heer Marijnissen (SP):

Ik zal zorgen dat iedereen ze krijgt. Ik zal dit ook doen met alle andere stukken die ik hopelijk nog zal ontvangen van de klokkenluiders in Nederland die de beschikking hebben over de stukken, zodat wij ze alsnog kunnen inzien.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Waarom wilde de heer Marijnissen dit debat? Wat is volgens hem de functie van dit debat, nu hij zijn conclusies over wat na dit debat moet gebeuren, nu al zo overduidelijk heeft getrokken?

De heer Marijnissen (SP):

Dat lijkt mij voor de hand liggend. Ik heb een aantal prangende vragen aan het adres van de heren Balkenende en Bos. Die vragen zal ik stellen in hun termijnen. Nu kan ik echter alles overzien. Dit weekend ben ik alle mogelijke opties langsgelopen. Ik ben tot de conclusie gekomen dat gezien de verkiezingsuitslag en hetgeen nu op tafel ligt en ons bekend is, er eigenlijk geen geloofwaardig alternatief meer is voor nieuwe verkiezingen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Het antwoord op al die prangende vragen is voor de heer Marijnissen blijkbaar niet zo relevant dat hij niet nu al zijn conclusie kan trekken; eigenlijk heeft hij dit debat niet nodig om te weten hoe het verder moet.

De heer Marijnissen (SP):

Uiteraard is het altijd mogelijk om tot voortschrijdend inzicht te komen; ik hoop soms dat de heer Rouvoet daar ook toe komt. Het is niet zo dat ik niet ben te overtuigen. Als de twee heren hier elkaar zo dadelijk in de armen vallen, zou ik denken: gelukkig, Nederland heeft een kabinet en wij kunnen aan de slag. In het licht van de uitspraken van beiden en de wederzijdse wijze van bejegening acht ik het echter weinig geloofwaardig dat dit gebeurt. Na het lezen van de CDA-voorstellen zou ik ook niet graag willen dat de PvdA onder het juk door gaat van het CDA. Tegen de PvdA-fractie zeg ik: houd de rug recht en pas goed op die stemmen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dit klinkt allemaal best aardig. Als de heer Marijnissen echter dit debat in gaat met een aantal prangende vragen aan de onderhandelaars, neem ik aan dat hij nog nader wil bekijken wat de situatie is en welke betekenis dat heeft. Via de Handelingen heeft hij zijn advies aan de Majesteit eigenlijk al aangeboden. Blijkbaar hoeft hij geen antwoord te krijgen op de vragen die hij zegt te hebben, om zich een oordeel te kunnen vormen over de reële mogelijkheden; het lijstje is al afgevinkt.

De heer Marijnissen (SP):

Wij moeten onszelf als Kamerleden niet overschatten. Ik geloof niet dat wij in dit debat alle details boven tafel krijgen van wat er aan de overkant in het gebouw van de Eerste Kamer de afgelopen negen weken is gebeurd; daarover maak ik mij geen enkele illusie. De zaken liggen zoals zij liggen. De beide heren beschimpen elkaar en ik zie ze zo een, twee, drie niet gelijmd worden. Zij wijzen dat in dit stadium ook beiden af. Dat is een reëel bestaand feit, waarop ik heb geanticipeerd, waarover ik heb nagedacht. Wat zouden de oplossingen moeten zijn? Wat zou het advies aan de Koningin moeten zijn? Welaan, de conclusies daarover van de SP-fractie heb ik reeds medegedeeld.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De heer Marijnissen zegt dat door beide heren een lijmpoging wordt afwezen; die informatie heb ik niet. Ik heb het gevoel dat het slechts gaat om een blokkade van de CDA-fractie.

De heer Marijnissen (SP):

Ja, maar ik heb van de heer Bos al regelmatig vernomen dat hij weinig heil ziet in een lijmpoging.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb de heer Bos steeds horen zeggen dat hij wel openstaat voor een lijmpoging. Daarom stel ik deze vraag aan de heer Marijnissen. Als hij nu al pleit voor nieuwe verkiezingen en hij daarin zijn zin niet krijgt, kan dat betekenen dat hij zich moet neerleggen bij een rechtse meerderheid.

De heer Marijnissen (SP):

De heer Bos zit vlakbij; hij kan het straks uitleggen. Ik heb zijn commentaren gelezen en die komen neer op: in dit stadium hebben wij er geen enkel vertrouwen in, gezien wat er is gebeurd. Als hij nu zegt dat hij morgen weer wil gaan lijmen, sluit ik mij daar onmiddellijk bij aan. Nogmaals, ik heb in eerste aanleg bij de Koningin ook de totstandkoming van dit kabinet bepleit, omdat het de enige manier is waarop recht kan worden gedaan aan de verkiezingsuitslag. Wij staan hier echter omdat dat is mislukt, en niet omdat het is gelukt.

De heer Bos (PvdA):

Ik wil herhalen wat ik daarover letterlijk heb gezegd. Wij zijn niet opgehouden met onderhandelen en zijn bereid om door te gaan waar wij waren gebleven. Een lijmpoging heeft echter alleen zin als de liefde van twee kanten komt. Op dat punt ben ik wel enigszins somber.

De heer Marijnissen (SP):

De heer Bos is dus niet voor een lijmpoging.

De heer Herben (LPF):

Voorzitter. Gezien de overvolle zaal en publieke tribune ben ik blij dat een van onze voorstellen tot vernieuwing van de werkwijze, namelijk om ook op maandag bijeen te komen, is gehonoreerd. Alleen had ik graag gezien dat er een andere aanleiding zou zijn geweest.

Onder grote druk van de spraakmakende goegemeente is Wouter Bos uitgehuwelijkt aan Jan Peter Balkenende. Nog voordat het verstandshuwelijk werd geconsumeerd, zijn de festiviteiten echter al afgeblazen. Waarvoor de gewone burger drie minuten nodig had om te voorspellen, hebben de onderhandelaars drie maanden nodig gehad. De informateurs hebben het kennelijk nog niet door, want zij hadden nog wel verder willen praten.

Het standpunt van de LPF is bekend: gedwongen uithuwelijking moet worden afgeschaft. Toch hebben ook wij ingestemd met deze poging tot kabinetsformatie. Het was een rituele dans die moest worden uitgevoerd. De druk van pers en vakbonden was zo groot dat ieder ander kabinet geen enkel krediet zou hebben gekregen en vanaf dag één zou zijn belaagd. Zelfs nu nog dreigt de FNV met sociale onrust, wat onacceptabel en ondemocratisch is. Het is voor velen kennelijk moeilijk te verkroppen dat de "rechtse" partijen 85 zetels hebben gehaald en de "linkse" partijen, gemakshalve inclusief D66, slechts 65.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als ik mij goed herinner heeft de LPF-fractie de Koningin geadviseerd om de mogelijkheden te onderzoeken voor een coalitie van CDA en PvdA.

De heer Herben (LPF):

Jazeker, maar zoals ik zojuist zei, had dat veel overeenkomsten met een rituele dans. Bovendien had de LPF-fractie daar nog een aantal andere argumenten voor, die ik u graag zal uitleggen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U zegt dus achteraf dat u de Koningin eigenlijk hebt verzocht een rituele dans uit te voeren?

De heer Herben (LPF):

Die conclusie neigt naar majesteitsschennis en dat vind ik iets te veel van het goede.

Het had nog kunnen slagen als het duo Donner en Leijnse zich bekwame koppelaars had getoond, maar helaas: de gekozen aanpak die, voorzover wij het konden waarnemen, puur technocratisch en cijfermatig was, moest wel tot een fiasco leiden omdat er niet gelijktijdig werd gewerkt aan een breed draagvlak binnen de betrokken fracties. Het is geen schande dat het is geprobeerd en het is geen schande dat het is mislukt, maar het is wel beschamend dat men drie maanden nodig had om daarachter te komen. Dat tijdverlies zit mijn fractie behoorlijk dwars. De grote problemen in ons land vragen om een daadkrachtige regering. Vorig jaar was de LPF als jonge partij twee maanden verdeeld en dat hebben velen ons aangerekend. Ik denk dat heel wat gevestigde partijen die, zoals het CDA en de PvdA, op een lange ervaring kunnen bogen, even in de spiegel moeten kijken voordat men zich weer laatdunkend over de LPF uitlaat.

De LPF-fractie heeft de afgelopen zes maanden, ondanks de vernederende behandeling door haar coalitiepartners, nimmer het landsbelang uit het oog verloren en heeft zich constructief opgesteld, zodat de begroting voor 2003 kon worden behandeld. Als zij dit niet had gedaan, waren de problemen nu nog veel groter geweest. Ik verlang geen excuses van de fracties van CDA en VVD. Ik heb geen boter op mijn hoofd, want ook de LPF-fractie heeft in september en oktober 2002 gefaald. Wordt het echter geen tijd te erkennen dat de LPF zich opmerkelijk heeft hersteld? Zoals ook vice-voorzitter Tjeenk Willink van de Raad van State in zijn jaarverslag opmerkte, had eerst een lijmpoging richting LPF-fractie moeten worden ondernomen. De leden mogen mij tegenspreken als het niet zo is, maar alle partijen in deze Kamer wilden van de LPF af. De LPF is het muurbloempje, het meisje met wie niemand wilde dansen, maar die achteraf toch een aantrekkelijk verschijning is geworden. Gezien al het voorafgaande, is regeringsdeelname voor ons echter niet vanzelfsprekend. Wij laten ons niet uithuwelijken en wij zijn niet ten huwelijk gevraagd.

Natuurlijk ben ik van mening dat geen enkele zichzelf respecterende politieke partij zich aan regeringsdeelname mag onttrekken als het landsbelang daarom vraagt. Wat dat betreft zitten er echter nog meer muurbloempjes in de bankjes. Ik zal straks met belangstelling luisteren naar de heer Dittrich. Zijn partij is ooit groot geworden met de leus "het redelijke alternatief". Daarom zeg ik: geen woorden maar daden. Onze leus en partijdoelstelling is "het land teruggeven aan de burger". Tot mijn grote verbazing hoorde ik de heer Verhagen deze zin gisteren uitspreken in Buitenhof. Bewust of onbewust, vraag ik mij af. Hij heeft natuurlijk gelijk als hij stelt dat het CDA en de PvdA uitgaan van een verschillende maatschappijvisie. Dient de burger de overheid of is de overheid er om de burger te dienen en te helpen zich te ontwikkelen tot mondige individuen met een baan en zelfrespect, niet afhankelijk van subsidies en uitkeringen? Ik hoor graag van de informateurs of dit een rol heeft gespeeld tijdens de informatie. Oost is oost en west is west en nooit zullen de twee elkaar ontmoeten, schreef Rudyard Kipling.

Waarop de informatie is stukgelopen, blijft onduidelijk. Het is natuurlijk duidelijk dat er geen onderling vertrouwen is gegroeid, maar het blijft vreemd dat de heer Donner op 3 februari jl. schreef dat hij voldoende vertrouwen had gezien om met de informatie te starten. Uit het feit dat de CDA-fractie tijdens het debat over Irak afstand nam van haar huidige coalitiepartners VVD en LPF, leid ik af dat deze partij echt tot overeenstemming wilde komen met de PvdA. Dat wilde de PvdA ook wel, maar dan met een ander CDA en een andere leider dan nu. Ik heb geen andere verklaring voor het feit dat de heer Bos tijdens de lange formatieperiode steeds bleef steken in verkiezingsretoriek en zich bleef opwerpen als de enige kampioen van de sociaal zwakkeren. Dat moet wel kwaad bloed zetten bij je onderhandelingspartner. Helaas zijn er geen documenten, zoals de CPB-doorrekening, overgelegd waaruit wij kunnen afleiden hoe ver men is gekomen. Dat is niet alleen voor de schuldvraag interessant. Het zou ook het werk van de nieuwe onderhandelaars verlichten en tijd besparen als tenminste de koele economische cijfers op tafel zouden komen. Ik heb geen behoefte aan de gekuiste versie die de heer Bos ons aanbiedt en ik heb ook geen behoefte aan het gelekte lijstje dat de heer Marijnissen ons aanbiedt. Ik begrijp van de voorzitter niet dat hij dit zomaar toestaat. Ik herinner mij van het debat rondom Margarita dat hij hier geen gelekte informatie besproken wilde hebben. Ik wil de cijfers van het CPB officieel zien.

Het zwartepieten is het afgelopen weekeinde door de PvdA zeer bekwaam gespeeld. Mijn complimenten daarvoor. Wij zagen de ingeseinde bevriende media uitrukken naar de fractiekamer en naar de markt en het werd bekwaam afgerond door Barend & Witteman en door Barend & Van Dorp. Ik doe niet mee met zwartepieten. Waar twee kijven, hebben twee schuld. Eigenlijk vier, want ook de informateurs hebben zich niet dienend, maar dwingend opgesteld, zoals blijkt uit hun weigering het laatste CDA-voorstel te bespreken. De tv-optredens hebben inmiddels duidelijk gemaakt dat een lijmpoging geen enkele zin meer heeft. Ik hoor dat nog wel graag van beide fractievoorzitters in deze Kamer. Wij spreken hier rechtstreeks tot elkaar en niet via de media.

Ik roep alle partijen in deze Kamer op zich tijdens het overleg met de Koningin en daarna in het overleg met de nieuwe informateur constructief op te stellen in het belang van het land. Ik ben in ieder geval blij met de toezegging van de premier dat hij alles in het werk zal stellen om de voorjaarsnota tijdig te laten behandelen door deze Kamer. De kiezer heeft op 22 januari gesproken en daarmee zullen de politici het moeten doen. Tegen de heer Marijnissen zeg ik: verkiezingen zijn niet het casino van de democratie, waarin men net zo lang kan doordobbelen tot men een welgevallige uitslag heeft. Gokkers staan meestal op straat met lege handen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Gelukkig was het mooi weer het afgelopen weekeinde, want televisie kijken was een bezoeking. Toen ik de tv aandeed, werd ik getrakteerd op de emotie-tv van Bos, Balkenende en Verhagen. De teksten zouden niet misstaan bij Oprah Winfrey of in een zelfhulpboek met de titel "hoe overwin ik mijn echtscheiding?". "Balkenende keek mij niet meer aan", snotterde Wouter Bos vrijdagavond. "Er is geen chemie", spindoctorde het CDA terug op haar beurt. "Er is te veel gebeurd", galmden beide partijen.

De Boeketreeks-clichés waren nog tot daar aan toe; ronduit schandalig vond ik de schaamteloosheid waarmee het gepaard ging. De twee grootste partijen in dit land, de overduidelijke winnaars van de verkiezingen, versjacheren na 77 dagen de formatie zonder aan iemand uit de kunnen leggen waar de inhoudelijke verschillen werkelijk zitten en wat onoverbrugbaar is. Het ergste is dat zij dat doen zonder zich daarvoor te schamen. Geen van de leidende figuren heb ik spijt horen betuigen. Niemand wenst te erkennen dat dit een blamage van jewelste is. Niemand verantwoordt zich naar behoren. Let wel: met verantwoorden bedoel ik niet flyeren in Rotterdam of een beetje praten bij Buitenhof. Ik bedoel de formatiegegevens openbaar maken, inzicht geven in de inhoudelijke en politiek-strategische posities die je inneemt en je inzet in de verschillende fasen van het formatieproces kenbaar maken. Tekenend is misschien wel dat de heer Balkenende nu zegt dat hij met terugwerkende kracht niet lastiggevallen wil worden door formatiegegevens. Dat heet "openbaarheid" in een democratie.

CDA noch PvdA lijkt een antenne te hebben voor de boosheid van mensen in het land over het gezeur van volwassen kerels, terwijl er oorlog is, terwijl de economie verder terugloopt, het levensonderhoud duurder wordt en de werkloosheid toeneemt. Zozeer het formatieproces eerder op een imagocampagne van beide partijen leek dan op het zoeken van een integer en serieus bestuurlijk compromis, zo ontluisterend is de voortijdige afloop ervan. Voor GroenLinks kan er geen twijfel bestaan: het CDA is de hoofdschuldige met een hoofdletter H. Krap een half jaar geleden viel circus Balkenende over macht en macho's. En nu vallen aanstaande eega's over te grote ego's. Het was onderhandelaar Balkenende die het eerst de tekst "Er is te veel gebeurd." uitsprak. Wat een gotspe, er is veel te weinig gebeurd! Hoezo, duidelijkheid en daadkracht? Wat hebben wij gezien? Angst en achterklap. De kiezers waren op 22 januari niet mis te verstaan, en dat is ook Kamerbreed erkend. Een coalitie van Partij van de Arbeid en CDA was onvermijdelijk. Dat gaf het CDA als grootste partij een grote verantwoordelijkheid om de formatie snel en voortvarend in goede banen te leiden. Maar na twee maanden kan het CDA maar twee wapenfeiten melden. Het CDA heeft gebroken, willens en wetens, door een voorstel te doen dat niet alleen voor de PvdA, maar ook voor de informateurs een politieke en economische verslechtering betekende. Graag zou ik hierop een reactie van de informateurs horen, want het klopt toch dat zij het voorstel van de heer Wijn en zijn EZ-ambtenaren van donderdagavond niet als een economisch meer bevredigend voorstel beschouwden, maar als een verslechtering? Het tweede wapenfeit: het CDA blokkeert een lijmpoging.

Deze twee wapenfeiten na 77 dagen leveren voor GroenLinks het beeld op van sabotage van het formatieproces, van arrogante en ouderwetse machtspolitiek en van het bruuskeren van de kiezer. En ook bij JP, de breker Balkenende, geen spoor van schaamte. Hij voelt zich onbeschadigd, het CDA en hij zijn niet los te krijgen van elkaar. Jan Peter weet het altijd beter, hij wordt hoe dan ook premier, zelfs als dit regeren met de LPF betekent. Blijkbaar is Balkenende zijn uitspraak tijdens het slotdebat van de verkiezingscampagne op 22 januari vergeten. Daarom herhaal ik die maar eens; toen zei de heer Balkenende: "Het is ongeloofwaardig en niet te begrijpen om, wanneer er drie partijen met elkaar aan de gang zijn gegaan en het gaat fout, in dezelfde samenstelling door te gaan." Dan zeg ik tegen het CDA en tegen de heer Balkenende: "Door na willens en wetens te hebben gebroken en een lijmpoging te hebben geblokkeerd, af te koersen op een kabinet-Balkenende, Zalm en Nawijn heeft u uw geloofwaardigheid verloren."

Maar, voorzitter, ook de PvdA gaat niet vrijuit, want wat wilde deze partij in de afgelopen maanden eigenlijk? Nu zegt Bos: "Wij wisten dat begrotingsevenwicht in 2007 een doodlopende weg was." Maar ruim een maand geleden ging hij akkoord met een begrotingsevenwicht als werkhypothese. Wat is dit? Opzettelijke vertraging? Zelf niet weten wat je wilt? Of het wel weten en de slechte boodschap aan de onderhandelingstafel niet durven brengen en wachten tot het CPB het Salomonsoordeel velt? Op geen enkel moment heeft de Partij van de Arbeid kunnen uitleggen wat haar inzet was, ook niet als daar bijvoorbeeld door GroenLinks naar gevraagd werd. Een partij zonder profiel of koers is een zwakke onderhandelingspartner.

Nu zegt de PvdA wel degelijk te willen lijmen. Vrijdagochtend verheugde ik mij daarover, maar na de op de persoon gerichte anticampagne van dit weekend, de sfeerbedervende, maar niet-relevante details van dienstauto's, telefoontje en JP's oogopslag vraag ik mij sterk af hoe serieus de wens van de PvdA om te lijmen eigenlijk is. Of gaat het haar uiteindelijk alleen om het wekken van de suggestie, alles aan de vorming van een regering te hebben gedaan om met een gerust gemoed in de oppositie te kunnen gaan?

Wat nu? Hieraan gaat een vraag vooraf, namelijk: wie gaat dit bepalen, het staatshoofd of de Kamer? Nu wij hier toch een debat voeren, lijkt het mij dat de Kamer dit bepaalt. Het lijkt mij dat wij dit debat vandaag zouden moeten kunnen afsluiten met een democratisch gemandateerd voorstel voor het verdere verloop. En voor GroenLinks is er maar één optie. Hoewel het steeds moeilijker lijkt te worden, vinden wij dat er een serieuze lijmpoging moet worden gedaan. Het is een kwestie van afstrepen. Hier en daar, bijvoorbeeld door de SP, is er gesuggereerd dat er nieuwe verkiezingen zouden moeten worden uitgeschreven. Wij vinden dat in dit stadium niet verantwoord, niet verstandig. De heer Herben en ik hebben blijkbaar dezelfde vergelijking in gedachten gehad, want ook ik zou willen zeggen dat verkiezingen geen experiment, geen dobbelspel zijn waarbij je de stenen eindeloos kunt opgooien tot er twee zessen liggen. En het zou in dit stadium een wel zeer risicovolle test van het uithoudingsvermogen van de kiezer zijn.

De heer Marijnissen (SP):

Van de heer Herben kon ik het nog aanvaarden, maar van mevrouw Halsema absoluut niet. Ik hoor het nu voor de tweede keer, dus het wordt tijd om ertegen op te treden. Hoe haalt mevrouw Halsema het in haar hoofd, evenals de heer Herben, als zouden in mijn ogen de verkiezingen iets zijn zoals gokken of dobbelstenen opgooien? Dat vind ik in het geheel niet. Ik stel vast dat de wens van de kiezer niet wordt uitgevoerd. Dat is een politieke realiteit waarmee mevrouw Halsema ook te maken heeft. CDA en PvdA willen niet met elkaar. Dan kan mevrouw Halsema tekenen voor een kabinet met de LPF, met de heer Herben, waarvan zij weet dat de partij is gedecimeerd door de kiezer. Ik snap niet hoe zij verkiezingen kan vergelijken met gokken, zoals de heer Herben, of met het opgooien van dobbelstenen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb het woord "gokken" niet gebruikt, dat was de heer Herben. Als je nu verkiezingen ingaat in de hoop dat de uitkomst een links en progressief kabinet is – dat is namelijk de enige regering die u acceptabel vindt en die ik ook overigens het liefste wens – kom je wat mij betreft dicht in de buurt van gokken. Als ik de kiezersbewegingen van de afgelopen anderhalf jaar zie, zie ik links niet erg groot worden. Wij hopen natuurlijk dat het anders wordt; wij hopen dat met iedereen aan de linkerkant van dit forum. Wij moeten hierin echter realistisch zijn. Als ik de weg van de heer Marijnissen, die ik zorgwekkend vind, volg, wordt een rechts kabinet onvermijdelijk als hij zijn zin niet krijgt bij die verkiezingen. Ik heb ook niemand anders daarover gehoord behalve de SP en Lodewijk de Waal tot dusverre. U zwemt dus in een fuik waar wij niet in moeten zwemmen.

De heer Marijnissen (SP):

Ik stel vast dat mevrouw Halsema zelf de verkiezingen niet serieus neemt. Ik neem ze wel serieus. Ik wil de mensen de keuze voorleggen tussen een progressief-sociaal kabinet of een conservatief-liberaal kabinet. Als het volk voor het laatste kiest, is dat de uitspraak van de kiezer. Bij deze verkiezingen hebben heel veel mensen op de PvdA gestemd in de veronderstelling dat – ik citeer de heer Bos – een progressief kabinet mogelijk was met het CDA. Dat is niet mogelijk gebleken. Ik neem dus de kiezer serieus. Als de kiezer kiest voor een rechts beleid, moet er een rechts beleid komen in Nederland zodat men ook weet waarvoor men heeft gekozen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ook ik neem de kiezer uitermate serieus. Ik breng in herinnering dat de kiezer krap drie maanden geleden heeft gekozen en een heel duidelijke keuze heeft gemaakt.

Bovendien – en ik keer nu terug naar mijn tekst – niet de verkiezingsuitslag is de oorzaak van de formatiebreuk, maar de incompetente omgang van politici met die uitslag.

De heer Marijnissen (SP):

Hoe weet u dat?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Anders stonden wij hier niet, mijnheer Marijnissen! Het blijkt wel dat incompetent is omgegaan met de verkiezingsuitslag, want twee partijen die zouden gaan regeren en waarvoor de kiezers duidelijk hebben gekozen, zijn elkaar in de haren gevlogen zonder hun inhoudelijke verschillen goed duidelijk te kunnen maken en komen alleen maar met quasi-emotionele termen als "geen chemie".

De heer Marijnissen (SP):

Naar mijn idee kan mevrouw Halsema de term "incompetent" absoluut niet waarmaken. Het CDA wil het gewoon niet. Het CDA wil met de PvdA op één voorwaarde, namelijk dat de PvdA de asociale voorstellen van het CDA aanvaardt. Daartegen heeft de PvdA "nee" gezegd en daarvoor verdient zij een compliment en geen kritiek. Ik ben niet degenen die de PvdA onder de rokken van Balkenende zal jagen. Als mevrouw Halsema dat wel wil, moet zij dat maar doen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voor mij geldt nog altijd dat ik liever een CDA/PvdA-kabinet heb dan een rechts kabinet. U koerst af op een rechts kabinet en ik vind dat uitermate onverstandig. Ik noemde overigens ook niet politici incompetent, ik sprak over een incompetente omgang van politici met de verkiezingsuitslag. Als u andere informatie heeft waaruit blijkt dat competent met de verkiezingsuitslag is omgegaan, hoor ik dat graag van u. Eerlijk gezegd, ik vind het tot dusverre bedroevend.

De heer Marijnissen (SP):

Ik heb ook aanschouwd wat allemaal is gebeurd en gehoord wat is gezegd. Ik heb dat in mijn betoog al aangegeven. Alleen het woord "incompetent" is hier niet het juiste woord. Het gaat over politiek en politieke keuzes. De manier waarop het is gedaan, is vers twee. U zat er niet bij en ik zat er niet bij. Wij kunnen niets verifiëren. Door het CDA zijn voorstellen gedeponeerd die zelfs de informateurs te ver gingen. Dat heeft niets te maken met incompetentie...

De voorzitter:

U herhaalt uw vorige interruptie. Mevrouw Halsema vervolgt nu haar betoog.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik denk dat wij de gang van zaken verschillend mogen waarderen. Er is wel degelijk sprake van een incompetente omgang met de verkiezingsuitslag en dat houd ik hier ook staande. Zoals ik al eerder heb gezegd, vind ik het een volstrekte miskenning van de verantwoordelijkheid die de grootste partij en de duidelijke winnaar van de verkiezingen hebben om samen een regering te formeren. De afgelopen weken heb ik voornamelijk sabotage, malicieus geroddel en destructie gezien en heel weinig pogingen om tot elkaar te komen. Dit zouden politieke keuzes kunnen zijn, maar ik noem het ook incompetentie.

Nieuwe verkiezingen zijn geen garantie voor een beter verloop van de formatie. De tweede optie is een formatie over rechts. Deze optie betekent ontkoppeling, vergroting van de inkomensverschillen, verhoging van de nominale premies, minder handen aan het bed, minder leerkrachten voor de klas en minder stadswachten, kortom een asociale coalitie. Behalve het CDA lijkt daar ook niemand echt warm voor te lopen. De vraag aan de VVD-fractie is dan wel of zij na het amateuristische gedrag van de afgelopen weken het CDA – ik parafraseer de heer Zalm – zo'n machtspositie gunt, wetende dat de VVD daarvan vroeger of later de wrange vruchten zal plukken.

Dan kom je uit bij lijmen, ondanks de blokkade van de top van het CDA en ondanks het over en weer gooien met modder. Ik zeg tegen de heren Balkenende en Bos dat er een hoger belang is dan onderlinge chemie, namelijk het landsbelang. Laat ik dat woord nu maar eens een keer gebruiken. Dat is het uitdrukking geven aan de wens van een forse meerderheid van de kiezers. Afgelopen vrijdag heb ik, evenals D66, voorgesteld om een proeve van een regeerakkoord te laten schrijven door een mogelijk toekomstige premier, zoals dat ook in 1994 gebeurde na het mislukken van de eerste formatiepoging van Paars. Toen zette Wim Kok zich in nadrukkelijke opdracht van de Majesteit aan het schrijven van een proeve. Gezien de blokkade die hij het afgelopen weekeinde afkondigde, kan de huidige premier niet diegene zijn die nagaat of er kan worden gelijmd. Uit het CDA bereiken ons echter ook geheel andere geluiden. Wij stellen dan ook voor om bijvoorbeeld Bert de Vries op voordracht van de Kamer door de Koningin te laten aanzoeken om na te gaan of er toch kan worden gelijmd.

Je debatteert met elkaar om duidelijkheid over de richting van de formatie te krijgen. Daarom steunden wij ook direct het verzoek van de VVD-fractie om vandaag nog met elkaar over het formatiefiasco te spreken en zal ik later deze week het voorstel van de GroenLinks-fractie verdedigen om de informateurs tussentijds de Kamer te laten informeren over het formatieproces. Het was de heer Zalm die na de val van Paars 2 in zijn evaluatie schreef dat het mijden van risico zeer riskant is. In dat licht wil ik hem dan ook vragen om klare wijn te schenken tijdens dit debat en zijn koers niet pas na afloop van het debat bekend te maken. Ik krijg graag in tweede termijn duidelijkheid over de "regeringsfähigkeit" van de VVD.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Als ik het interruptiedebatje tussen de heer Marijnissen en mevrouw Halsema zo aanhoor, krijg ik het gevoel dat er een virus op het Binnenhof rondwaart. De kift die tussen Bos en Balkenende heeft toegeslagen, is naar deze zaal overgeslagen. Na tweeënhalve maand onderhandelen is de kabinetsformatie van CDA en PvdA mislukt. Mensen die de moeite genomen hebben om in januari en ook nog in maart naar de stembus te gaan, moeten zich bekocht voelen. De kiezers hebben CDA en PvdA bijna even groot gemaakt. Zij hadden mogen verwachten dat de leiders van die partijen zich verantwoordelijk zouden opstellen en zorgvuldig en betrouwbaar zouden onderhandelen. Dat is echter een illusie gebleken. Hoe een kabinetsformatie verworden is tot een amateuristisch toneelstuk achter de schuifdeuren! Misschien nog wel pijnlijker dan het mislukken van de formatie zelf is het dat na de breuk het moddergooien en spindoctoren in de media tussen CDA en PvdA is losgebarsten. De politiek als geheel wordt hierdoor te kijk gezet. Ik geloof niet dat het vertrouwen in het oplossend vermogen van de politiek door dit gedoe zal toenemen.

Waar is het misgegaan? Allereerst nodigt het democratisch bestel uit tot onbegrijpelijke taferelen. Bij ons brengt de kiezer maar één stem uit en daarmee stelt hij de Tweede Kamer samen. Na de verkiezingen moet hij maar afwachten wie het voortouw neemt bij het samenstellen van de regeermacht. Er kan uiteindelijk een heel verrassende regering uitrollen. De kiezer heeft na het uitbrengen van zijn stem geen enkele invloed meer. Dit systeem is vermolmd. D66 wil het dan ook anders. Het is veel beter om de kiezer twee stemmen te geven. Hij kiest rechtstreeks de macht – de minister-president – en daarnaast brengt hij ook een stem uit op de controleur van de macht, de Tweede Kamer. In dit systeem kunnen de fracties in de Tweede Kamer zich onafhankelijker en dualistischer opstellen en dat komt de slagkracht van de politiek ten goede.

Als wij het systeem niet veranderen, zullen wij altijd blijven zitten met een structurele onduidelijkheid. De formatieperiode is de Bermudadriehoek van ons staatsrecht. Ook deze formatie kenmerkte zich weer door geslotenheid en geheimzinnigheid. Het stuklopen van die formatie is bizar en beschamend. De informateurs laten in hun wat vage brief weten dat de partijen dicht bij overeenstemming waren. Zij wilden beide partijen een voorstel voorleggen dat minder desastreuze effecten had op de groei, de werkgelegenheid en de inflatie. De PvdA wilde daar verder over praten, maar toen kwam plotseling het CDA binnen, trok een lijst uit de binnenzak en verraste daarmee de PvdA en de informateurs. Het is een "shock and awe"-methode die niet alleen in Bagdad, maar ook op het Binnenhof effect heeft gehad.

Definitief geen CDA en PvdA? Zullen PvdA en CDA nog over de persoonlijke verwijten heen kunnen stappen en een kabinet kunnen formeren? Dat is de kernvraag die in dit debat beantwoord moet worden. Gebrek aan chemie, de woorden van de premier? Ik denk dat je aan politieke leiders de eis mag stellen dat ze zich zakelijk opstellen en de problemen van het land willen oplossen. Een kabinet hoeft geen vriendenclub te zijn. Na ruim negen weken onderhandelen concluderen dat er geen chemie is, is een zwaktebod. Het is trouwens ook een ongrijpbaar argument. Pas in het weekend, toen de verwijten over en weer vlogen, werd ons duidelijk dat een combinatie CDA/PvdA onwaarschijnlijker wordt. Waar heeft dat precies aan gelegen? Die vraag is voor ons moeilijk te beantwoorden, mede omdat de informateurs, maar ook de betrokken partijen weigeren de noodzakelijke stukken te overleggen. Ik vind dat bijzonder teleurstellend. Ik kijk nu de heer Bos en ook de heer Balkenende aan. Openheid en transparantie waren toch tot voor kort ook uw sleutelwoorden? Waar blijft u nu? U blijft gewoon zitten, u geeft de stukken niet en wij moeten ons maar baseren op wat u in de krant hebt laten lekken en wat u over en weer hebt gezegd. Aan de informateurs vraag ik of het mislukken van deze formatie in hoofdzaak aan slechte persoonlijke verstandhoudingen ligt. Zo ja, is er dan wel zaken te doen met andere onderhandelaars van CDA en PvdA?

Is een nieuwe regering wel nodig? De zon schijnt. De winkels zijn open. Met Pasen gaan veel mensen met vakantie. De schoolexamens worden op tijd afgenomen. Kortom, bewijst de politiek niet dat zij overbodig is en dat de ambtenaren het land wel draaiende houden? Ik verzet mij tegen dit soort gemakkelijke gedachten. Het is wel degelijk van belang dat er snel knopen worden doorgehakt. In Europa is Nederland zijn positie aan het verliezen. De Nederlandse regering moet echt initiatieven nemen.

Het begrotingsbeeld ziet er slecht uit. Het jaar 2003 mag geen verloren jaar worden. Elke dag raken meer mensen hun baan kwijt. De werkloosheid onder de jeugd neemt toe. Economisch gaat het niet goed met Nederland. Er moeten dus stevige impulsen worden gegeven, anders wordt onze achterstand in Europa nog groter. De kwaliteit van het onderwijs holt achteruit. Extra investeringen zijn noodzakelijk. Het mes moet hoognodig in de verstikkende regeldichtheid en logge overheidsbureaucratie worden gezet.

Hoe nu verder? Dit debat is nodig om duidelijkheid te krijgen over het al dan niet definitieve einde van de meest voor de hand liggende combinatie van het CDA met de Partij van de Arbeid. De breuk kwam donderdag, maar de dagen erna leek het eigenlijk geen breuk meer, maar een amputatie. Er werd zeldzaam kinderachtige politiek vertoond. De heren Bos en Balkenende verweten elkaar dat zij elkaar treiterden, dat zij voor vertraging zorgden, dat de één steeds tussendoor belde, terwijl de ander zei dat het alleen maar om een telefoontje aan de chauffeur ging en ga zo maar door. Het was echt van een bedenkelijk niveau. D66 weigert zich erbij neer te leggen dat de twee grootste partijen van ons land zo met het landsbelang omgaan. Het is daarom nodig dat de politieke leider van het CDA of een andere prominente CDA'er met gezag directe verantwoordelijkheid neemt, een proeve van een financieel-sociaal-economische visie op tafel legt en die proeve voorhoudt aan de andere politieke partijen, in de eerste plaats aan de Partij van de Arbeid. Aan de interruptiemicrofoon hebben wij de heer Bos al horen zeggen dat hij op zichzelf een lijmpoging niet uitsluit. Hij voegt hieraan toe dat de liefde wel van twee kanten moet komen.

Het gaat niet aan om nu al nieuwe coalitiemogelijkheden te bestuderen die allemaal bezwaarlijk zijn. Met alle respect, een coalitie met onder andere de LPF betekent toch dat een mislukking wordt gerestaureerd. Een coalitie met onder andere de ChristenUnie, de SGP of D66 is bezwaarlijk. De afgelopen weken is mij herhaaldelijk gevraagd of D66 deel wilde uitmaken van een coalitie. Het mag iedereen duidelijk zijn dat D66 niet naar regeringsverantwoordelijkheid hengelt. Dit heb ik eerder al gezegd. Er is ook geen enkele reden voor. Een ding is in ieder geval zeker: er moet een kabinet komen dat wezenlijk wil ingrijpen in de knelpunten van overheid en van samenleving.

De heer Marijnissen (SP):

Ik let altijd heel goed op de woorden die iemand gebruikt. Als de heer Dittrich zegt dat D66 niet naar regeringsdeelname hengelt, is dat iets anders dan dat hij het uitsluit. Sluit hij uit dat hij de fracties van het CDA en de VVD aan een meerderheid helpt?

De heer Dittrich (D66):

Wij hebben in een eerder stadium al gesteld dat wij er eigenlijk niets in zien. Wij hebben al voor de verkiezingen gezegd dat alleen als D66 groter wordt, zij zo'n combinatie niet direct wil uitsluiten. Wij zijn echter kleiner geworden. Wij hebben een zetel verloren. Wij hebben nooit een partij uitgesloten. D66 is geen partij die andere partijen echt uitsluit.

De heer Marijnissen (SP):

Ik vond het al raar dat in de eerste brief van de informateurs de woorden "waarschijnlijk niet" of zoiets dergelijks stonden. Ik vind dit ook rijkelijk vaag.

Ik ben heel helder. De SP zal nooit in een coalitie gaan zitten met het CDA en de VVD. Dit doet de SP nooit. Dat is niet onze politiek. De heer Dittrich zegt steeds dat zijn partij het niet doet. Stel nu dat het landsbelang roept en de Koningin en iedereen er aan te pas komt om tegen de heer Dittrich te zeggen dat het landsbelang vereist dat D66 het CDA en de VVD aan een meerderheid helpt. Doet de heer Dittrich dat dan?

De heer Dittrich (D66):

Stelt u zich eens voor wat het had betekend voor de formatiepoging van CDA en PvdA als ik al tweeënhalve maand geleden – want zo lang zijn partijen al bezig – had gezegd dat D66 toch wel wil deelnemen aan een regering met CDA en VVD.

De heer Marijnissen (SP):

Stel dat u dat gezegd had? U hebt dat niet gezegd en ik hoop dat u het nu ook niet doet. Zo komt u bij mij niet weg. Dus nogmaals mijn vraag: bent u bereid hier toe te zeggen dat u nooit en te nimmer CDA en VVD aan een meerderheid zult helpen?

De heer Dittrich (D66):

Nee, daar ben ik helemaal niet toe bereid. Stel je nu eens voor dat het verkiezingsprogramma van D66 in een nieuw regeerakkoord geschreven zou worden, zou ik dan moeten zeggen "nooit"? Wat een onzin!

De heer Marijnissen (SP):

Ik vraag mij wel eens af of men bij D66 met beide benen op de grond staat. Acht u de kans aanwezig dat CDA en VVD uw verkiezingsprogramma zullen overnemen?

De heer Dittrich (D66):

Nee. Daarom zeg ik ook dat ik helemaal niet geloof dat die combinatie erin zit. Ik heb dat al eerder gezegd.

De heer Marijnissen (SP):

U gelooft niet dat zij uw verkiezingsprogramma zullen overnemen?

De heer Dittrich (D66):

Dat klopt.

De heer Marijnissen (SP):

U zei zojuist nog tegen mij: Stel dat...

De heer Dittrich (D66):

U bent met allemaal stelvragen bezig. Ik ga daar nu in mee en u gaat mij dat vervolgens verwijten.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Het spijt me. Ik vind dat wij elkaar hier mogen bevragen op onze politieke inzet. Ik vraag aan de heer Dittrich helderheid te verschaffen over zijn eventuele bereidheid CDA en VVD aan een meerderheid te helpen. Nu blijkt dat de suggestie die de heer Dittrich de afgelopen maanden en weken bij de kiezer gewekt heeft, niet zo hard is als iedereen dacht. De heer Dittrich laat wel degelijk de mogelijkheid open dat D66 deze twee rechts partijen aan een meerderheid helpt.

De heer Dittrich (D66):

Denkt u nu werkelijk dat CDA en VVD kernpunten van D66 zoals democratische vernieuwing, bestuurlijke vernieuwing, verbetering van het onderwijs en andere internationale politiek ten aanzien van Europa zullen overnemen? Ik denk dat die kans er niet is. Het antwoord is dus "nee".

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik kan het me verbeelden, maar ik krijg het gevoel dat de heer Dittrich als staat te onderhandelen. Hij noemt namelijk een aantal punten die voor D66 belangrijk zijn. De vaststelling van de heer Marijnissen klopt dus dat D66 niet uitsluit.

De heer Dittrich (D66):

D66 sluit nooit partijen uit. We hebben dat niet voor de verkiezingen gedaan en we doen dat ook niet na de verkiezingen. Dat is misschien een politieke methode die GroenLinks en de SP toepassen, maar D66 doet dat niet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Wat betekent het overigens voor de lijmpoging als u nu al gaat zeggen dat u het niet uitsluit? Daar heeft u verder dan zeker ook weinig fiducie in.

De heer Dittrich (D66):

Mevrouw Halsema, ik heb zojuist het voorstel gedaan dat de heer Balkenende of een andere prominente CDA'er een proeve van een regeerakkoord schrijft en dit allereerst aan de Partij van de Arbeid aanbiedt. Waarom? Omdat de verkiezingsuitslag CDA en PvdA tot de twee grootste partijen heeft gemaakt. Wij hebben altijd gezegd dat dit de combinatie is die dit land moet gaan regeren. Zij hebben er een puinhoop van gemaakt in de onderhandelingen en ze zijn heel emotioneel geweest. Dat wil echter niet zeggen dat zij, als zo'n proeve van een regeerakkoord er komt en de emoties wat geluwd zijn, misschien niet weer met een zakelijke blik naar die proeve kunnen kijken en het landsbelang weer in het achterhoofd kunnen krijgen. Zij kunnen dan misschien wel weer tot een formatie komen. Dat is de inzet van D66.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik begrijp het. Als er daarnaast een referendum en wat onderwijs in de proeve zit, kan D66 een van de spelers zijn. Ik heb daar nog een vraag bij. U deed in de campagne voor de provinciale verkiezingen de opvallende uitspraak dat D66 gedoogsteun wil geven aan CDA en PvdA in de Eerste Kamer. Als ik het goed begrijp, wil D66 aan elk kabinet steun gaan geven.

De heer Dittrich (D66):

U begrijpt dat niet goed. Het is goed dat u dat vraagt. Het stond niet goed in de krant. Ik heb over de Eerste Kamer het volgende gezegd. Als D66 nodig is voor een meerderheid, omdat CDA en PvdA in de Eerste Kamer samen geen meerderheid zullen houden, zal de fractie van D66 in de Eerste Kamer per onderwerp bekijken of de onderwerpen haar aanspreken. Wij zullen niet zoals sommige oppositiepartijen bij voorbaat alles willen afstemmen. Wij willen ons constructief opstellen. Je mag dat ook van D66 verwachten.

Mijnheer de voorzitter. Ik vind dat PvdA en CDA nog steeds aan zet zijn in het kader van het landsbelang. Zij hebben er een beschamende vertoning van gemaakt. De fractie van D66 wil ze graag een herkansing bieden.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Mijnheer de voorzitter. Woensdag is het precies een jaar geleden dat minister-president Kok het ontslag van zijn kabinet aankondigde. Hij wilde "zijn verantwoordelijkheid nemen". Wij hebben die woorden sindsdien vele malen gehoord, maar we hebben er te weinig van gezien. Er is in algemene zin sprake van een crisis in het politiek leiderschap. De mislukte formatiepoging van de afgelopen maanden is daar een demonstratie van. Ik zeg dit zonder enige vrolijkheid. Integendeel, de fractie van de ChristenUnie taxeert de huidige situatie als buitengewoon ernstig. Het land verkeert feitelijk al een jaar in een politiek-bestuurlijk vacuüm De economische situatie, de internationale omstandigheden, maar ook allerlei ontwikkelingen in eigen land schreeuwen om gezagvol leiderschap en een krachtig landsbestuur. Wat we te zien krijgen is – in de woorden van Godfried Bomans – gekibbel in de zandbak van de Nederlandse politiek, waarvan het deksel op vallen staat. Typerend was dat de heren Bos en Balkenende afgelopen vrijdag, toen zij terugkeken op maandenlang vruchteloos gesteggel over een papieren werkelijkheid, als hoogtepunten noemden het samen eten van een ijsje en het bezoeken van een voetbalwedstrijd. Dat is allemaal leuk en aardig, maar het is niet wat verwacht mag worden op het moment dat het land in een impasse is terechtgekomen. Dit was helemaal geen informatie, maar de verlenging van een wedstrijd. De twee partijen waren vooral tegenstanders, die elk probeerden hun punten te scoren. De uitslag: onbeslist; terug naar de kleedkamers.

Het moet mij van het hart dat het geen fraaie vertoning is geweest wat we de afgelopen elf weken te zien hebben gekregen. Veel prestiges, weinig prestaties. Elf weken lang een gesprek vanuit de loopgraven tussen twee partijleiders die van de kiezer een grote verantwoordelijkheid op hun schouders gelegd hebben gekregen, zonder dat er sprake was, zo blijkt achteraf, van werkelijk vertrouwen en de bereidheid om er samen uit te komen. Dat had tot gevolg dat in deze informatie opmerkelijk vaak sprake was van een cruciale fase, het moment, de dag of de week van de waarheid. Kennelijk hebben de informateurs iets te gemakkelijk als hun uitgangspunt genomen – zie hun verslag – dat die bereidheid en dat vertrouwen er wel waren. Het is natuurlijk niet best dat na bijna drie maanden de informatie stukloopt doordat er geen chemie is tussen de onderhandelaars. De vraag is ook of persoonlijke chemie nodig is om een kabinet te vormen. Het is mooi als het klikt tussen personen, maar belangrijker is dat er politiek vertrouwen is, een vertrouwen dat is gebaseerd op de verwachting dat men er samen inhoudelijk uit kan komen. Als het aan dat vertrouwen ontbrak, kan begrip worden opgebracht voor de breuk, maar dat had dan ook wel in de eerste week kunnen worden vastgesteld.

Als rechtgeaard protestant voel ik mij wel thuis bij de stelling van prof. Van Schendelen, dat in een proces zoals dit de katholieke methode van eerst vertrouwen kweken, dan problemen bespreken, de voorkeur verdient boven de protestantse aanpak van de informateurs. Ik zeg dat zonder te blikken of te blozen!

Al met al zijn opnieuw persoonlijke factoren doorslaggevend geweest. Dat zou bij het vormen van een kabinet niet aan de orde moeten zijn. Politiek vraagt zeker bij zo'n proces om mensen die bereid en in staat zijn over hun eigen schaduw heen te springen. Ik ga ervan uit dat de collega's Bos en Balkenende bereid zullen zijn om in te gaan op de vraag die hun van verschillende kanten is voorgelegd, namelijk wat volgens hen de werkelijke oorzaak van de mislukking is geweest. Specifiek aan de heer Balkenende vraag ik hoe ik zijn stelling dat het misliep door "het gebrek aan chemie" moet rijmen met de uitspraken van enkele andere CDA'ers dat een ideologische kloof over de vraag waar het met Nederland naartoe moet, de oorzaak is geweest. Ik ben op dat punt ook geïnteresseerd in de opvatting van de informateurs.

Het verslag van de informateurs geeft glashelder aan wat de directe aanleiding was voor het mislukken van de informatiepoging: de weigering van de heer Balkenende afgelopen donderdag om over iets anders verder te praten dan over de eigen nieuwe financiële voorstellen. De informateurs stelden onomwonden dat deze voorstellen geen basis voor het overleg konden vormen, enerzijds doordat zij niet gunstig uitpakten en anderzijds doordat zij niet pasten bij wat al eerder was afgesproken. De stelling dat de nieuwe voorstellen een uitwerking waren van het al bereikte akkoord, een oprechte poging om eruit te komen, vindt dus geen steun in het verslag van de informateurs. Een reactie van collega Balkenende op dit punt stel ik op prijs.

Tegelijk is voor mij glashelder dat de oorzaak van de breuk niet op donderdag is te vinden. Als ik de harde en bittere verwijten van de afgelopen dagen op mij laat inwerken, is het duidelijk dat deze coalitie eigenlijk nooit een serieuze kans heeft gehad. De schuld daarvoor zou ik niet louter bij één partij durven leggen, alleen al omdat ik er niet bij heb gezeten. Ik moet afgaan op het verslag van de informateurs en op hetgeen de betrokkenen naar buiten hebben gebracht.

Ik wil in dit verband even stilstaan bij een fase van de informatie waaraan de informateurs opvallend weinig woorden wijden, terwijl die naar mijn inschatting cruciaal is geweest voor de onderlinge verhoudingen en daarmee voor het mislukken van de informatie. Ik doel nu op de week van 17 tot 24 maart, de week waarin de oorlog tegen Irak uitbrak. Voor mij was het halfhartige kabinetsstandpunt – wel politieke steun, geen militaire steun – waarin mijn fractie zich zoals bekend voor 50% in kon vinden, wel een indicatie dat het CDA wilde investeren in de samenwerking met de Partij van de Arbeid. Laten wij maar eerlijk zijn: als het CDA op dat moment niet met de PvdA in gesprek was geweest, dan was dit nooit het kabinetsstandpunt geworden! Deze uitgestoken hand is door de PvdA gemist, of misschien moet ik zeggen: genegeerd. Mijn inschatting is dat de stevige inbreng van de PvdA-fractie in het debat op 18 maart, waarbij collega Bos ook politieke steun vierkant van de hand wees, veel kwaad bloed heeft gezet en heeft bijgedragen aan de sfeer van achterdocht, waardoor klaarblijkelijk de rest van de informatie werd gekenmerkt. Dat werd niet opgelost, zoals wordt gesuggereerd in het verslag van de informateurs, door de formule waarop het meningsverschil op 24 maart werd gebracht en die neerkwam op: we agree to disagree, maar wij zijn het erover eens dat de oorlog een feit is.

Het is nadien nooit meer goed gekomen. Dat kan natuurlijk ook niet. Op formules kun je geen stabiel kabinet of een krachtig beleid bouwen. Dat bleek ook wel bij de besprekingen de laatste weken over het financieel-economisch akkoord, vooral nadat het rapportcijfer van het CPB bekend was geworden. Vertrouwen in politieke zin laat zich niet afdwingen, zeker niet door 's lands rekenmeesters.

Ook de gesprekken onder vier ogen mochten niet meer baten. Overigens heb ik mij daar wel hogelijk over verbaasd. Er is natuurlijk niets mis mee als onderhandelaars tussentijds samen eens een kop koffie gaan drinken en elkaar in de ogen kijken. Integendeel. Dat kan buitengewoon heilzaam zijn voor de onderlinge verhoudingen. Wanneer echter publiekelijk wordt aangekondigd dat de besprekingen onder leiding van de informateurs geen perspectief meer bieden en dat er een ander, nieuw initiatief nodig is om de informatie te redden, dan worden de door Hare Majesteit benoemde informateurs daarmee gewoon gebruuskeerd. Ik had het goed kunnen begrijpen als de informateurs op dat moment al hun opdracht hadden teruggegeven. Hebben zij dat toen al overwogen? Is het overigens waar dat zij op woensdagmiddag hebben aangeboden om het alsnog te doen, als beide onderhandelaars er de voorkeur aan zouden geven, zonder hen verder te onderhandelen? Dat zou ik toch wel merkwaardig vinden.

Waarom hebben de informateurs zich door het initiatief van de onderhandelaars ervan laten weerhouden, de laatste verkenning om te zetten in een concreet voorstel? Had dat de druk om een ultieme poging te wagen niet extra groot gemaakt? Voor de zekerheid vraag ik met nadruk of zij op basis van hun ervaringen met de onderhandelaars van beide partijen een nieuwe poging met CDA en PvdA nog zinvol achten. Dat staat los van de vraag of zij dat zelf zouden doen dan wel anderen.

Er zijn opnieuw bijna drie maanden verloren gegaan, kostbare maanden gezien de vraagstukken die dringend om een krachtige aanpak vragen. Nederland staat er niet goed voor, ook internationaal gezien niet. De nood is aan de man, zo menen wij. Er is dringend behoefte aan leiderschap, aan politieke leiders met het verantwoordelijkheidsbesef om op korte termijn tot een krachtig landsbestuur te komen. Wij kunnen ons geen slepende onderhandelingen meer permitteren en dus ook geen strategische spelletjes om onderhandelingsposities te versterken. Echt leiderschap is niet zozeer een persoonlijke eigenschap, maar eerst en vooral een opdracht. Wie die opdracht serieus neemt, kan slagen, ook als er geen chemie is.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter. De oorlog in Irak, de in ons land woedende klassieke vogelpest die als een gesel onze samenleving tuchtigt, de zeer tegenvallende financieel-economische problematiek die ons land zelfs in de onderste regionen van de Europese Unie heeft gebracht, kortom problemen te over. Vorige week donderdag werd daar gewoon nog een groot probleem aan toegevoegd, te weten een breuk in de informatiebesprekingen die tot een spoedige totstandkoming van een kabinet van CDA en PvdA hadden moeten leiden. Het is extra vervelend, omdat ons land al bijna een jaar een stabiel bestuur mist.

In plaats van daadkracht straalt de politiek in de ogen van de kiezers traagheid en zelfs een zekere mate van machteloosheid uit om de problemen waaronder ons land gebukt gaat eindelijk eens gezaghebbend aan te pakken. De verkiezingsuitslag zou in de ogen van velen leiden tot de conclusie dat CDA en PvdA tot elkaar veroordeeld zijn om een kabinet te vormen. Wij hebben dat meteen betwist. Ik verwijs daarvoor naar ons uitgebrachte advies aan Hare Majesteit in januari jongstleden, omdat er een centrum-rechtse meerderheid was en bleef. Die meerderheid was kleiner geworden, maar bleef wel bestaan. Het was uiteraard een voor de hand liggende mogelijkheid om te onderzoeken of een kabinet van het CDA en de PvdA tot stand kon komen, maar dat was bepaald niet de enige mogelijkheid. Wel was en is een hard feit dat, in tegenstelling tot wat in die partijen werd gehoopt, het CDA en de VVD geen meerderheid behaalden in onze Kamer. De heren Balkenende en Zalm hebben er geen doekjes om gewonden: zij waren het liefst met elkaar verder gegaan na de strubbelingen en fiasco's in de tweede helft van vorig jaar. Dat lukte dus niet zonder meer.

Voor een kabinetsformatie zijn voor de deelnemende partijen ten minste twee dingen nodig: allereerst inhoudelijke overeenstemming over de meest springende punten, maar vervolgens ook een voldoende mate van onderling vertrouwen. Je moet eigenlijk ongezien van elkaar op aan kunnen en weten waar de ander staat en blijft staan, in makkelijke, maar vooral in moeilijke tijden. Dat er moeilijke tijden zijn gekomen en mogelijk nog verder zullen komen, is iedereen duidelijk. Aan elke kabinetsformatie, zo zei iemand onlangs, ligt een verstandshuwelijk tussen partijen ten grondslag. Laat dat zo zijn, maar je moet wel je verstand gebruiken. De heren informateurs Donner en Leijnse constateren dat er welhaast overeenstemming was over de meeste inhoudelijke kwesties. Zij waren nog niet uitonderhandeld over een financieel beeld dat de relevante indicatoren van het financieringstekort en de werkgelegenheidseffecten positief zou beïnvloeden. Aldus de laatste alinea van het verslag van de informateurs aan de Koningin, daarmee suggererend dat een voor te leggen compromis op 11 april kansrijk zou zijn en zelfs beslissend. Het kwam er evenwel niet van omdat het CDA afhaakte, nadat zijn alternatief plan afgewezen was.

Je zou dan denken: wat jammer nu toch, stranden in het zicht van de haven! Een verschil van een paar miljard euro moet toch te overbruggen zijn. Dat is natuurlijk zo, verondersteld dat de bereidheid en het vertrouwen er zijn om er met elkaar uit te komen. Blijkbaar schortte het aan dat vertrouwen. Dat valt ook op te tekenen uit diverse monden van tot oordelen bevoegde betrokkenen. Direct na de breuk haalden enkelen, begrijpelijk geëmotioneerd, hun gram, helaas soms zelfs met platvloerse taal. Dat gebrek aan vertrouwen – de chemie, zoals anderen dat noemen – had de SGP-fractie reeds eerder vastgesteld. Daarom heeft de ontknoping van donderdagavond jongstleden de SGP-fractie bepaald niet overrompeld. Wij zagen die bui hangen, zie ook ons artikel op de opiniepagina in NRC Handelsblad van vorige week dinsdag. Wij waren er niet op uit om gelijk te krijgen, maar de ontwikkeling heeft ons op dit punt wel in het gelijk gesteld. Als je samen een kar uit het zand moet trekken en de een wil dat rechtsom en de ander linksom, dan schiet dat niet op. Op zijn best is in dit stadium te verwijten dat men daar eerst na elf weken achter is gekomen, zeker als de informateurs in hun verslag aangeven dat deze kwestie eigenlijk van het begin af aan een rol van betekenis heeft gespeeld. Akkoord, de oorlog in Irak had zijn eigen uitwerking op de besprekingen – dat herinneren wij ons allemaal nog scherp – en de statenverkiezingen moesten worden afgewacht, maar dan toch nog!

Inmiddels zitten wij als samenleving wel met een probleem. De vraag aan wie dat primair te wijten is, is reeds luid en duidelijk gesteld, door journalisten, door wetenschappers, door politici. Wij zetten ons nu maar niet aan het beantwoorden van de schuldvraag; dat is op dit ogenblik ook niet het vruchtbaarste. Wel willen wij als fractie nadrukkelijk beklemtonen dat iedereen zijn verantwoordelijkheid wel goed moet verstaan. Het lijkt wel eens een spelletje, een kwartetspelletje of zo, maar dat is het in het licht van de genoemde problemen in ons land natuurlijk absoluut niet. Er zou niet nog meer tijd verloren moeten gaan. Elke dag kost geld, letterlijk, en woedt de problematiek van normvervaging, criminaliteit en dergelijke maar voort. We moeten goed beseffen dat we er altijd, te eniger tijd, de rekening van krijgen gepresenteerd. Daarom doen wij een beroep op de directbetrokkenen – nu, naar het ons voorkomt, vooral de heren Balkenende en Zalm – om hun verantwoordelijkheid in het bijzonder te verstaan en daaraan snel daden te verbinden, door de draad weer op te pakken en niet opnieuw een snuffelperiode van verkennen en aftasten in te lassen. Bovenal is het uiteraard aan Hare Majesteit om een volgende fase in gang te zetten en het initiatief te nemen tot een nieuwe informatieronde met een door haar afgegeven nieuwe opdracht.

Getalsmatig is duidelijk welke combinaties tot een meerderheid in het parlement leiden: CDA plus VVD, met LPF, met D66 of met de kleine christelijke fracties. Het zal nu wel de kant opgaan van een poging om een akkoord te smeden tussen CDA, VVD en LPF, met als uitgangspunt het Strategisch akkoord van vorig jaar, uiteraard aangepast aan de actuele situatie. Wij vragen nog één keer aandacht voor de toch niet zonder meer uit te sluiten mogelijkheid van een minderheidskabinet van CDA en VVD, zoals wij dat ook in NRC Handelsblad van vorige week suggereerden. Natuurlijk niet als eerste optie, mogelijk zelfs als laatste. Waarom zou deze van meet af aan tot krachteloosheid moeten leiden? Die stelling gaat ervan uit dat de overige delen van de Tweede Kamer de handen ineenslaan en ineengeslagen weten te houden bij een belangrijk voorstel, of zelfs als het gaat om het voortbestaan van een dergelijk kabinet. Het is de vraag of zo'n eensgezindheid te verwachten valt bij goed beargumenteerde en heldere voorstellen inzake majeure problemen in de samenleving. Een dergelijk kabinet is niet op voorhand en min of meer vanzelfsprekend verzekerd van voldoende steun in de Kamer en moet dus de onontbeerlijke aanvullende steun in de Tweede Kamer verwerven, en in kritische gevallen zelfs bevechten of verdienen op kracht van argumenten. Dat zal ongetwijfeld het parlementaire debat zeer verlevendigen. Het sterkste tegenargument is natuurlijk dat een dergelijke optie te weinig zekerheid of stabiliteit biedt en niet echt past in onze politieke cultuur. Dat valt uiteraard niet heel gemakkelijk tegen te spreken. Maar wat als de nood nu aan de man komt? Het land moet wel geregeerd worden. In zo'n situatie zou ook de SGP bepaald niet weglopen voor haar verantwoordelijkheid; zo kent men ons. In het verleden zijn er wel vaker minderheidskabinetten geweest, ik erken steeds in bijzondere omstandigheden of ten aanzien van bepaalde kwesties en soms met een beperkt mandaat, soms met een beperkte opdracht. Deze mogelijkheid valt dus niet uit te sluiten als de huidige impasse moet worden doorbroken. Een bijzondere situatie vraagt om een bijzondere oplossing; een onorthodoxe situatie vraagt om een onorthodoxe oplossing – neem dat nu eens aan van die orthodoxe SGP.

Nieuwe verkiezingen uitschrijven lijkt mij echt de allerlaatste mogelijkheid. Dat zouden wij echt het naar jezelf toehalen van een brevet van onvermogen vinden, nog los van de vraag hoe de kiezer daarop zal reageren: of kiezers in zo'n situatie voldoende zijn te motiveren om naar de stembus te komen – drie keer in één jaar voor hetzelfde orgaan lijkt toch echt te veel van het goede. Het kiezersvolk is trouwens ook geen dobbelsteen die je maar kunt blijven opgooien totdat het gewenste getal bovenligt.

Het is onze vurige wens en bede dat Hare Majesteit de kracht en wijsheid zal mogen ontvangen van Hem die deze geven kan, om ons land en de politiek uit deze impasse te leiden, kan het zijn op zodanige wijze dat de zegen van God daarover in te wachten valt.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter. Afgelopen donderdag kwam er een breuk in de formatie. Dat heeft velen pijn gedaan, er is verwondering over, er is kritiek op; die situatie ontvouwde zich sinds die dag. Op die avond trok het CDA de conclusie dat het geen zin had om verder te gaan met de onderhandelingen en de besprekingen. Daarop is uiteraard kritiek gekomen, in de media en ook vandaag hier in de eerste termijn; kritiek op de inhoud maar ook kritiek vanwege de gehele situatie waarin wij ons bevinden. De heer Zalm heeft gewezen op de moeilijke financiële tijden. De heer Marijnissen wees erop dat het kabinet al zo lang demissionair is. De heer Herben sprak over tijdverlies. Dit zijn slechts enkele beelden die in dit debat naar voren zijn gekomen.

De CDA-fractie neemt haar verantwoordelijkheid voor wat is gebeurd. Wij leggen hier vandaag verantwoording af en blijven bij onze stellingname van donderdagavond dat deze stap nodig was. Alvorens in te gaan op de breuk lijkt het me goed om even stil te staan bij de voorgeschiedenis. Ik zal eerst ingaan op de verkiezingen en de conclusies die daaraan konden worden verbonden. Daarna kom ik bij de breuk en de vraag: hoe gaan wij hiermee verder?

Er is een campagne geweest waarin partijen hun eigen lijn hebben gekozen. Dat gold voor de PvdA, het CDA en alle andere partijen. Op 22 januari kwam vervolgens de uitslag. In deze Kamer is reeds eerder besproken dat de uitslag van die verkiezingen niet geheel eenduidig was. De PvdA boekte een enorme winst, wat een signaal van de kiezer was. Een andere belangrijke conclusie was echter dat het beleid van het zittende kabinet bepaald niet was weggestemd. De LPF kreeg weliswaar beduidend minder zetels, maar zowel de VVD als het CDA won. Het niet wegstemmen van het beleid is en blijft een relevant gegeven. Vervolgens hebben consultaties plaatsgevonden: hoe gaan wij nu verder?

In de daaropvolgende fase onder leiding van de heer Donner is vastgesteld dat de mogelijkheden voor de vorming van een kabinet van CDA en PvdA moesten worden onderzocht. Voor het CDA was dit uiteraard een periode van gewenning, omdat wij voor de verkiezingen duidelijk hadden aangegeven dat wij het liefst een combinatie van CDA en VVD wilden. Naar ons oordeel zou een dergelijke coalitie het best de problemen van Nederland aankunnen. Dit hing samen met de nieuwe agenda waarmee het CDA al in de jaren van oppositie bezig was. In het licht van de noden van de samenleving hebben wij een politieke agenda opgesteld die betrekking had op zaken als versterking van een betrokken samenleving, vermindering van de regelzucht, herijking van de rol van de overheid, herstel van verantwoordelijkheid, een ander inkomens- en familiebeleid, een financieel beleid geënt op de eisen van de toekomst, een slagvaardige overheid, een krachtig veiligheidsbeleid en een goed immigratie- en integratiebeleid. Dit zijn zaken die voor ons van groot belang zijn om vorm te geven aan de toekomst; er is een noodzaak voor een ander beleid. Het begin dat wij daarmee hadden gemaakt met de huidige regeringspartners, is tot een eind gekomen, zodat de knoppen om moesten. In dat licht moesten wij wennen aan de situatie.

De formatie is een proces geweest dat ging van makkelijk naar moeilijk. In de verkennende fase is gesproken over algemene oriëntaties. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de moeilijke punten vooruit zijn geschoven, zoals het lastige onderwerp Irak. Beide partijen wisten dat daarover niet gelijk werd gedacht. Het kwam in de gesprekken aan de orde, er werd gezocht naar oplossingen, maar de culminatie van een en ander kwam terug in het debat in deze Kamer. Toen bleek dat terwijl werd gezocht naar compromissen, er toch behoorlijke meningsverschillen bleven bestaan.

De heer Dittrich (D66):

Zijn tot 11 maart, de datum van de provinciale-statenverkiezingen, zaken doelbewust vooruitgeschoven om die over de verkiezingen heen te tillen?

De heer Balkenende (CDA):

Het ging er niet om, zaken over de verkiezingen heen te tillen. Er was niet altijd een eensluidende visie over welke onderwerpen het eerst moesten worden behandeld. De CDA-fractie heeft in een eerder stadium aangegeven, afspraken te willen maken over het financiële kader. Vervolgens is gezegd: dat moeten wij tijdens de rit doen. Iedereen wist dat door het niet halen van een politieke meerderheid in de Eerste Kamer een hypotheek zou komen te liggen op de formatie. In de periode voor die verkiezingen zijn wel de nodige zaken besproken. Op basis van de uitslag kregen het CDA en de PvdA een mandaat van de kiezer. Dat was duidelijk. Er is niet geprobeerd moeilijke kwesties over de verkiezingen heen te tillen, maar wel heeft meegespeeld dat het debat over Irak op enig moment urgent werd omdat er sprake was van een dreigende oorlog. Het komt dan aan op kleur bekennen, zowel door kabinet als parlement. Op dat moment worden de tegenstellingen op scherp gezet.

De heer Dittrich (D66):

U ontkent dus dat de onderhandelingspartners hebben afgesproken pas na de verkiezingen van 11 maart te spreken over onderwerpen waarover de meningen sterk uiteenliepen?

De heer Balkenende (CDA):

Er is natuurlijk nooit afgesproken om de verkiezingen af te wachten voordat het financiële kader zou worden behandeld. Dat is onzin! De realiteit was dat er verschil in appreciatie bestond. De ene partij wilde eerst afspraken maken over het financiële kader, terwijl de andere partij eerst wilde praten over de maatregelen. Daar kun je ongelukkig mee zijn, maar dat is de uitkomst. Er is geen relatie met 11 maart. Achteraf kun je echter wel constateren dat wij de behandeling van een aantal hete aardappels in de tijd vooruit hebben geschoven. Tijdens het debat over Irak kwamen de verschillen in dit huis naar voren. Wij kunnen na de gebeurtenissen van vorige week constateren dat het financiële kader pas later aan de orde is gekomen. De daardoor ontstane situatie kan worden gekwalificeerd als: agree to disagree. Als je het erover eens bent dat je het oneens bent over een aantal belangrijke onderwerpen, schuiven de zaken op in de tijd.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik vind het verbazend dat u de gang van zaken analyseert alsof u slechts een toeschouwer bent geweest. U zegt: wij kunnen vaststellen dat er een aantal hete aardappels vooruitgeschoven zijn. Aangezien u zelf de verantwoordelijkheid hebt genomen om zaken vooruit te schuiven, vraag ik mij af hoe u de situatie zelf beoordeelt.

De heer Balkenende (CDA):

Van mij mag worden verwacht dat ik het proces analyseer en dat doe ik natuurlijk niet als een afstandelijk analyticus. Ik heb vanzelfsprekend deel uitgemaakt van het proces, maar ik constateer dat er een aantal hete aardappels of moeilijke onderwerpen waren die niet eerder besproken zijn. Achteraf kun je dat jammer vinden en ik betreur het ook. Wellicht had er eerder helderheid moeten komen. Het debat over het financiële kader is bijvoorbeeld pas op het eind van de formatie in volle hevigheid losgebarsten en dat betreur ik, maar het is niet anders.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Hoe kan dat als u daar zelf bij bent geweest? Ik neem aan dat u het op het moment zelf al betreurde dat zaken vooruit werden geschoven of was u een van degenen die de behandeling vertraagde? Ik wil dat u toch enige verantwoording aflegt over uw eigen rol.

De heer Balkenende (CDA):

Mevrouw Halsema, u moet goed luisteren want ik heb het antwoord al gegeven. Ik heb gezegd: als één partij in een vroeg stadium afspraken wil maken over een financieel kader en de andere partij wil eerst de maatregelen bekijken, dan kom je er niet uit. Vervolgens kun je twee dingen doen: breken of het feit accepteren dat je in latere instantie op de zaken terugkomt. Dat laatste hebben wij gedaan.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als ik het goed begrijp, wilde u ruim voor de verkiezingen van 11 maart op hoofdlijnen afspraken maken over het financiële kader?

De heer Balkenende (CDA):

Ja.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De PvdA heeft dat tegengehouden?

De heer Balkenende (CDA):

Als je, zonder eerst afspraken te maken over de financiële ruimte, gaat praten over te nemen maatregelen met betrekking tot bijvoorbeeld onderwijs, zorg en veiligheid, dan loop je het risico dat dit de besluitvorming ernstig belemmert. Ons argument viel niet in vruchtbare aarde en vervolgens zijn wij verder gaan praten.

De heer Dittrich (D66):

Ik begrijp iets niet. De heer Balkenende sprak net over een situatie waarvoor gold: agree to disagree. Hij reageerde echter woedend toen de PvdA-fractie tot deze conclusie kwam tijdens het Irakdebat. Hoe kan dat?

De heer Balkenende (CDA):

Tijdens een informatiefase probeer je bestaande tegenstellingen te overbruggen. Ik heb het debat over Irak aangehaald als voorbeeld. Het was duidelijk dat twee deelnemende partijen, de fracties van CDA en PvdA, tijdens dit debat niet eensluidend dachten. De vraag is vervolgens hoe je daarmee omgaat. Er is getracht om met behulp van formules een oplossing te vinden die voor beide partijen aanvaardbaar was. Uiteindelijk bleek dat de PvdA-fractie zich voor de afspraken feitelijk baseerde op VN-resolutie 1441, maar geen actieve bijdrage aan een oorlog wilde leveren. Er ontstonden twijfels over de rechtvaardiging van de oorlog en de juridische houdbaarheid. Tijdens het debat werd duidelijk dat men er wel in slaagde aanknopingspunten te vinden, maar dat dit niet gold voor antwoorden. Men bleef het oneens. De uitkomst"agree to disagree" kwam ook uit de bus bij een aantal andere beleidsonderwerpen. Je kunt het in algemene zin eens zijn over inkomensbeleid en levensloopbeleid, terwijl over de concrete maatregelen meningsverschillen ontstaan. Dat proces hebben wij de afgelopen tijd bij Irak gezien, bij andere onderwerpen en bij het financieel-economische kader.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Volgens mij heeft de PvdA later dat "agree to disagree" ingeslikt, maar dat terzijde. De heer Balkenende wil ik vragen of het kabinetsstandpunt over Irak – dus wel politieke steun, geen militaire steun – mede was geïnspireerd en gefundeerd op overleg dat eerder met de PvdA had plaatsgevonden.

De heer Balkenende (CDA):

De opvatting van het demissionaire kabinet is inderdaad ingegeven door de gevoeligheid van dit onderwerp en de opvattingen van de PvdA hierover. De beleidsafweging moest worden gemaakt dat een standpunt van dit demissionaire kabinet ook in een volgende kabinetsperiode nog relevant moet kunnen zijn. Met andere woorden: er is rekening gehouden met de situatie in het parlement en er is rekening gehouden met het draagvlak voor de standpunten, ook ten aanzien van het leveren van een actieve militaire bijdrage. In die zin is er natuurlijk ook rekening gehouden met de opvattingen van de PvdA.

De heer Marijnissen (SP):

Mag ik de minister-president tot slot vragen wat het standpunt van de regering was? Had de regering wel militaire steun willen geven?

De voorzitter:

De minister-president is hier niet aanwezig. De heer Balkenende gaat door.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik hoor de heer Balkenende als fractievoorzitter van het CDA nu zeggen dat er contact is geweest met de PvdA en dat er rekening is gehouden met de wensen van de PvdA op het punt van Irak. Als minister-president heeft hij echter gezegd dat er geen contact is geweest en dat er geen rekening is gehouden met de PvdA.

De heer Balkenende (CDA):

Ik heb nooit gezegd dat er geen contact was. Dat zou onzin zijn, je komt elkaar dagelijks tegen. Wél heb ik gezegd dat een demissionair kabinet rekening heeft te houden met de gevoeligheden in het parlement, juist vanwege de demissionaire status. Het zou toch gek zijn als een kabinet bij een zo moeilijk onderwerp als Irak zou zeggen: wij gaan onze gang en formuleren ons standpunt zonder rekening te houden met de mogelijke nieuwe regeringspartner. Dat is toch waanzin.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik zal de teksten erbij halen. Op dat moment speelden de opmerkingen die de heer Kamp had gemaakt in de media. Hij had gezegd dat er rekening was gehouden in het kabinet met de wensen van de PvdA. Dat is door de heer Balkenende staande het debat ontkend. Er is dus ofwel toen, ofwel nu iets mis met zijn herinnering.

De heer Balkenende (CDA):

Ik zou mij daar geen zorgen over maken. De vraag is of je met de politieke leider van het CDA, de fractievoorzitter, spreekt of met de minister-president. Ik kan er niets anders van maken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat is de formule-Nawijn. U vergeet uw hoedanigheid als mens.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter. De statenverkiezingen hebben inderdaad een extra impuls gegeven aan beide partijen om te zeggen: wij hebben een mandaat, wij gaan verder. Ik denk dat deze gedachte bij beide partijen aanwezig was. Er is ook voortgang geboekt op het gebied van veiligheid, ruimtelijke ordening en de zorg. Maar ook dan zie je weer dat het proces stokt bij de financiën. Er worden lijstjes ingediend door beide partijen. Wij krijgen de berekeningen van het CPB. Uiteindelijk moet er op die moeilijke maandag, 8 april, worden vastgesteld dat het gezamenlijke bouwwerk eigenlijk niet goed is. Dat bouwwerk – dat kun je achteraf betreuren – was gestoeld op de politieke logica dat de een voor soliditeit en begrotingsevenwicht kiest en de ander voor intensiveringen. In hun samenhang leiden die keuzes tot een verzwakking van de structuur van de economie. Als de situatie zo is, moet je eerlijk zijn en zeggen dat het op deze manier niet kan.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. De heer Balkenende gaat nu ineens heel snel. Ik wil even terug naar het CPB. Ik heb een interview gelezen met de heer Verhagen, ik meen in de Volkskrant. De heer Verhagen noemt daarin het plan dat samen met de PvdA bij het CPB is ingediend, een wangedrocht. Dat is dubbel erg, want een gedrocht is al erg, maar een wangedrocht is helemaal erg. Waarom is een wangedrocht naar het CPB gestuurd?

De heer Balkenende (CDA):

Deze vraag van u geeft precies het belang aan van wat wij eerder hebben gezegd, namelijk dat er eerst meer duidelijkheid had moeten zijn over het financiële kader en de beleidsoriëntaties voordat je aan de maatregelen begint. Als je twee piketpalen neerzet – begrotingsevenwicht en intensivering – en die gaan ten koste van de lastenontwikkeling en resulteren in te veel lastenverzwaring, dan werkt dat slecht uit. Dat wisten wij beiden ook wel, alleen zagen wij in die opsomming niet zomaar gegevens, maar het resultaat van de gesprekken tot dan toe. Dat kun je betreuren, maar feit is wel dat dit de uitkomst was van al die gesprekken. Bij de confrontatie met de gemaakte keuzes bleek het tegen te vallen. Dan heb je samen een probleem. Op die maandag 7 april is ook gezegd dat het niet goed was. Die conclusie werd door beide partijen gedeeld. Daarna is het verder gegaan en is gevraagd of niet gekeken kon worden naar een samenstel van maatregelen om een ander plaatje te krijgen, bijvoorbeeld door minder lastenverzwaring. In die situatie kon je eigenlijk al merken dat deze samenvoeging van elementen leidde tot een verkeerde uitkomst. Dat is te betreuren, maar het is niet anders.

De heer Marijnissen (SP):

Kan de heer Balkenende begrijpen dat iemand die van buiten naar dit proces kijkt, die ziet dat u een plan naar het CPB stuurt met zowel een financieringsevenwicht in 2007 plus extra intensiveringen als bezuinigingen respectievelijk een lastenverzwaring voor een totaalbedrag van 20 mld euro – iets wat nog nooit is vertoond in de geschiedenis – verwacht dat het desastreuze gevolgen zal hebben voor de economie? Toen dit gedrocht werd ingestuurd, vond u het toen zelf eigenlijk ook al een gedrocht?

De heer Balkenende (CDA):

Als je weet dat er een lastenverzwaring in zit, weet je van tevoren dat de uitkomst problematisch zal zijn.

De heer Marijnissen (SP):

Geeft u nu gewoon antwoord; dan hoeft het niet zo lang te duren.

De heer Balkenende (CDA):

Mijn punt is het volgende. Wat werd toegezonden aan het CPB, was wel de uitkomst van de inhoudelijke besprekingen tot dan toe. Het was de uitkomst van het proces.

De heer Marijnissen (SP):

Sorry, dat heeft u zojuist ook al gezegd. Ik heb goed geluisterd, dus u behoeft het niet te herhalen. Het was de uitkomst van het proces. Als beide partijen, de PvdA en het CDA, het doel hebben om eruit te komen, stem je toch niet in met het sturen van een gedrocht naar het Centraal planbureau? Wat beoogde u ermee? U had toch ook aan de onderhandelingstafel kunnen zeggen: "luister, Wouter" – ik neem tenminste aan dat u dat zegt – "is het nu wel verstandig, want wij horen deplorabele cijfers voor de economie, er is sprake van oplopende werkloosheid, daling van de economische groei et cetera"? Dat zegt u toch voordat u zoiets naar het CPB stuurt?

De heer Balkenende (CDA):

Op dat moment wordt duidelijk – u weet dat even goed als ik – dat er verschillende visies zijn op beleid, op financiële kaders, op de verhouding tussen ombuigingen en lastenontwikkeling en de mogelijkheid tot intensivering. Je kunt dat betreuren en dat met elkaar weten, maar het is wel zo eerlijk om dan te zeggen dat het de uitkomst op dat moment is en dat je die laat doorrekenen. Achteraf gezien is misschien het probleem "to agree to disagree". Dat was het bij Irak en wij hebben het ook gezien in de sfeer van de financieel-economische kaders. Vervolgens is er die spiegel. De vraag is dan of je aan het pakket moet morrelen of dat het probleem dieper zit. Wij hebben uiteindelijk de conclusie getrokken.

De heer Marijnissen (SP):

Als je als buitenstaander naar dit proces kijkt en hoort hoe u dit nu verdedigt, denk je: er hebben twee doven met elkaar zitten praten. Er hebben twee mensen met elkaar zitten praten die niet de doelstelling hadden, om welke reden dan ook, om ervoor te zorgen dat dit zou slagen. U kunt uw eigen verantwoordelijkheid in dit proces niet ontlopen. Ik herhaal de woorden van uw partijgenoot en medeonderhandelaar de heer Verhagen. U bent medeverantwoordelijk voor het feit dat een gedrocht – in uw ogen een gedrocht – is gestuurd naar het Centraal planbureau om een van de cruciale bouwstenen aan te leveren voor een kabinetsformatie. Dat is toch vragen om problemen?

De heer Balkenende (CDA):

Op het moment dat je het plaatje bent overeengekomen met alle intensiveringen en dergelijke, wil je ook weten wat het in concreto betekent. De situatie is niet anders. Je kunt het achteraf betreuren, maar het is de realiteit van dat moment. Als dan de gevolgen ervan duidelijk worden, berust ook op beide partijen de verplichting om het anders te doen. Dat was de situatie.

De heer Bos (PvdA):

Als ik het goed hebt, heeft het verslag van de informateurs ook uw instemming.

De heer Balkenende (CDA):

Het is het verslag van de informateurs en het is met ons gewisseld. Zo ligt het.

De heer Bos (PvdA):

Maar het heeft ook uw instemming?

De heer Balkenende (CDA):

Ik heb mij verenigd met de inhoud op basis van het voorstel van de informateurs. Dat weet u. Dus "ja".

De heer Bos (PvdA):

Ik geloof dat ik er niets aan toe te voegen heb. In het verslag staat dat de informateurs van mening waren dat het voorstel dat het CDA indiende, geen basis bood om te verwachten dat het meer bevredigende uitkomsten zou bieden op het gebied van groei en werkgelegenheid dan alles wat op dat moment besproken was. Heeft u commentaar op die bevindingen?

De heer Balkenende (CDA):

Het voorstel dat wij hebben gedaan, is inhoudelijk niet besproken omdat de informateurs daartoe geen aanleiding vonden. Dat staat ook in de brief. Ik heb geen commentaar van u gehad. Het blijft speculatief. Het is een waarneming. Ik heb ermee ingestemd dat dit het commentaar is van de informateurs. Ik heb dat te respecteren. Wij hebben er verder niet meer over gesproken. Waarom zijn wij met die voorstellen gekomen? Wij zijn met de voorstellen gekomen omdat het pakket dat wij hadden opgesteld, uiteindelijk onvoldoende zoden aan de dijk zette. Het moest dus anders en het moest beter. Toen hebben wij gezegd dat wij het over een andere boeg wilden gooien. Dat was de reden ervan.

De heer Bos (PvdA):

Prima, dan zullen wij de informateurs straks vragen, deze bevindingen uit hun brief nog toe te lichten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik zou nog een vraag willen stellen in aansluiting op die van de heer Bos. U zegt dat u op donderdagavond een voorstel had gedaan en dat de dingen die er over de uitkomsten gezegd zijn, slechts speculaties zijn. De informateurs zeggen dat de economische effecten van dat voorstel waarschijnlijk slechter zijn dan het compromis dat op tafel lag. Bovendien blijkt uit de stukken, die wij inmiddels gezien hebben, dat ze een begrotingstekort van 0,3% zouden betekenen. Hoe heeft u dat als meer solide financieel-economisch beleid en als een reden om te breken kunnen presenteren?

De heer Balkenende (CDA):

Bij het financiële beleid behoorden bij de eerdere uitkomsten hogere uitgaven; die hebben wij weten te beperken. Bovendien hebben ook wij bij de samenstelling van ons plaatje gezegd dat wij niet coûte que coûte zouden vasthouden aan begrotingsevenwicht. Dat was dan ook een handreiking. Een discussie over de vraag welk effect dit pakket gehad zou hebben, vind ik dan ook eigenlijk niet echt relevant, omdat het geen onderdeel van de informatie heeft uitgemaakt. Eén ding stond wel vast, als wij waren doorgegaan met het ontwikkelde pakket, zouden wij onszelf tegen zijn gekomen. Dan zouden wij geen antwoord hebben geboden op de problemen waarvoor wij in Nederland staan, en dan zouden wij ook niet hebben bijgedragen aan versterking van de economie. Dat was de situatie.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Daar gaat ook precies mijn vraag over. Dit soort mantra's hoor ik steeds van u, maar mijn stelling is dat uw eigen voorstel van donderdagavond ook vanuit CDA-perspectief slechter was dat wat er op tafel lag, want er moest niet alleen enorm bezuinigd worden, maar u zou ook op een begrotingstekort van 0,3% uitkomen, terwijl tegelijkertijd de veronderstelde economische effecten op de werkgelegenheid en anderszins volgens de informateurs slechter waren dan wat er op tafel lag.

De heer Balkenende (CDA):

Ik heb gezegd dat ik het eens ben met de brief wat de bevindingen van de informateurs betreft. Ik kan niet ontkennen dat zij die avond dit commentaar hebben gegeven. Of het werkelijk zo is, weten wij niet, want het voorstel is niet doorgerekend door het Centraal planbureau en het heeft geen deel uitgemaakt van de besprekingen. De verhouding tussen de lastenontwikkeling en het uitgavenbeeld was in ons voorstel evenwichtiger dan in het voorstel dat er lag. Daar kun je het mee eens zijn of niet, maar wij hebben deze poging ondernomen om de zaak sterker te maken. Het voorstel is alleen verder niet besproken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U bent het eens met de bevindingen van de informateurs; een ervan is zojuist door de heer Bos voorgelezen, namelijk dat uw voorstel economisch minder bevredigend is dan het voorstel dat er lag. Hoe kunt u nu een coalitie laten breken op een voorstel waarvan u zelf slechter wordt?

De heer Balkenende (CDA):

Nu moeten wij niet in herhaling gaan vervallen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil graag uitleg, het gaat mij niet om herhaling!

De heer Balkenende (CDA):

U draait de zaak net op een verkeerde manier. Ik ben het ermee eens dat er met de bevindingen van de informateurs wordt weergegeven wat er is gebeurd. Als zij zeggen dat het door ons voorgestelde pakket slechter was, dan bevestig ik dat zij dat hebben gezegd, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat het inhoudelijk ook mijn opvatting is.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Bent u het nu eens met de brief of niet?

De heer Balkenende (CDA):

Als de informateurs schrijven dat zij van mening waren dat het pakket niet goed was, dan zeg ik: dat klopt, dat hebben zij zo gezegd. Maar betekent dit dat ik het inhoudelijk eens ben met de informateurs? Nee, natuurlijk niet, dat is iets heel anders. De brief is een verslag aan de Koningin over hoe het is gelopen, hoe de informateurs een en ander hebben beoordeeld en hoe de partijen zich hebben opgesteld. Maar dat is iets heel anders dan dat je zou weglopen van je eigen pakket. Daar is geen sprake van.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Kortom, u kunt de brief van de informateurs niet onderschrijven, want die is niet alleen procesmatig, maar ook inhoudelijk. Er wordt een oordeel over uw voorstel in geveld, en dat oordeel is negatief. Ik neem dus aan dat de CDA-fractie moet concluderen dat zij het oneens is met de informateurs.

De voorzitter:

Deze vraag is al beantwoord.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Sorry, deze vraag is niet beantwoord, anders zou ik 'm ook niet herhaald hebben.

De voorzitter:

Nou, dat is niet altijd waar ...

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Daar heeft u weer gelijk in.

De heer Balkenende (CDA):

Er staat in de brief over het pakket van het CDA: "Gezien de aard van de maatregelen die erin waren vervat, zagen wij evenwel (...) in dit voorstel geen basis voor overleg dat uitzicht bood op een meer bevredigende uitkomst met betrekking tot economische indicatoren en een spoedige overeenstemming, elementen waarop beide partijen hadden aangedrongen." Als deze passage mij wordt voorgelegd, dan kan ik deze onderschrijven, want zo is het feitelijk gegaan. Als je de passage onderschrijft, ga je akkoord met het beschrijven van een proces. En aan de inhoud daarvan zijn wij niet eens toegekomen, want over die zaak is niet gediscussieerd. Je mag het een niet met het ander verwarren. Mevrouw Halsema legt mij in de mond dat ik, wanneer ik zeg dat ik het eens ben met de inhoud van de brief, daarmee automatisch de conclusies deel.

De heer Dittrich (D66):

Dat brengt mij op de volgende vraag. Waarom hebt u de informateurs dan geen aantekeningen of aangebrachte wijzigingen gevraagd toen dit ter sprake kwam? Die misverstanden hadden daarmee opgelost kunnen worden. Nu lijkt het net of u het inhoudelijk hiermee eens bent. U had toch kunnen zeggen dat de CDA-fractie wel degelijk vond dat met het voorstel verbeteringen hadden kunnen worden aangebracht?

De heer Balkenende (CDA):

Mijnheer Dittrich, de informateurs hebben hun werk naar behoren gedaan, want dit geeft aan hoe de discussie is geweest. Dat is echter heel wat anders dan het inhoudelijk wegen van voorstellen. Ik vind ook dat het duidelijk moet zijn dat de informateurs hun rol hebben te spelen en dat het onze rol is om tot een ander pakket te komen. Dat was onze inzet. U moet deze formule echter nu niet aangrijpen om een verkeerd beeld te schetsen.

De heer Dittrich (D66):

Waarom hebt u geen aantekening gevraagd dat u daarover inhoudelijk anders denkt?

De heer Balkenende (CDA):

Dat is toch niet aan de orde? Wij hebben die avond een lijstje ingediend, omdat wij vonden dat er een pakket moest komen dat meer tegemoetkwam aan het versterken van de economische structuur. Dat was onze inzet. Dat pakket is niet besproken; een inhoudelijke discussie is verder dus niet eens aan de orde geweest. Als de informateurs nu aangeven hoe het proces is gelopen, zeg ik dat het er correct staat, maar niet meer dan dat.

De heer Marijnissen (SP):

Ik wil iets verder op de brief ingaan. Dit onderwerp is nu wel voldoende besproken. De informateurs hebben in ieder geval een inhoudelijk oordeel over uw voorstel. Zij laten het hier echter niet bij. Zij zeggen dat zij bereid zijn om met betere voorstellen te komen. Ik begrijp dan niet dat de PvdA-fractie zegt daarover te willen praten en dat in het stuk staat dat het CDA aangaf bespreking van een dergelijk voorstel niet zinvol te achten. Nu doen wij hier net alsof het om heel abstracte zaken gaat, maar wij spraken net over het Centraal planbureau. Dit bureau staat ons ter beschikking voor het onderzoeken van de spin-off of de invloed van bepaalde maatregelen op de economie, de macro-economische cijfers. Wij hebben het dus niet alleen over theoretische verhandelingen. Als de twee informateurs concluderen dat u niet zo'n best voorstel hebt ingediend en u zeggen dat zij een voorstel hebben dat op het gebied van werkgelegenheid enz. echt beter scoort, zegt u het niet zinvol te vinden om erover te praten en stapt u op. Dat snap ik niet.

De heer Balkenende (CDA):

Wij zijn hiermee feitelijk bij het vervolg van mijn betoog gekomen waarin ik de oorzaak van de breuk zal bespreken. Met betrekking tot de breuk in de kabinetsformatie worden in de brief van de informateurs de gesprekken over de financiële voorstellen geschetst, maar dit is natuurlijk niet het hele verhaal. De heren Rouvoet, Zalm en Van der Vlies hebben bijvoorbeeld gesproken over het woord chemie. Ook de heer Herben ging in op de vraag waarom alles is vastgelopen. De kern van dit debat is ook de vraag waar de breuk is ontstaan. Is dat alleen de kwestie van het financieel-economisch kader of is er veel meer aan de hand? Ik denk dat wij de situatie moeten kenschetsen als een combinatie van factoren. De discussie over het financieel-economisch kader vormde de directe aanleiding. Daar lag een duidelijk meningsverschil. Dat moet in samenhang worden gezien met uiteenlopende oriëntaties ten aanzien van de rol van de overheid, het verdelen van verantwoordelijkheid en het verbinden van praktische consequenties aan ieders visie op overheid en samenleving. Een ander element dat hierbij speelt is vertrouwen. Hoe gaan partijen met elkaar om, is er een gespreksbasis en kun je samen verder om inhoud te geven aan lastige maatregelen? Kun je verantwoordelijkheid nemen in een moeilijke tijd om te regeren? De combinatie van het financieel-economisch kader, de visie op overheid, samenleving en markt en de concretisering die je daaraan verbindt, en een tekortschietend vertrouwen heeft uiteindelijk geleid tot een situatie waarin informatie niet langer zinvol was. Daar tekenen wij voor.

De heer Marijnissen (SP):

Op eerdere pagina's wordt gesproken van goede vooruitgang op het gebied van de inhoud, de maatregelen en de voorstellen die in de toekomst aan de Kamer zullen worden gedaan. Er wordt zelfs gemeld dat men het met betrekking tot de financiën bijna eens is. Maar goed, dan moet u nog naar het CPB. De uitkomst blijkt dramatisch te zijn. Het CDA komt met een voorstel waarmee de informateurs en de PvdA het niet eens zijn. De informateurs komen met een voorstel waarvan zij zeggen dat het economisch beter uitpakt en dan stapt u op. U kunt wel de chemie en de maatschappij- en mensvisie erbij halen, maar op dat moment zijn die niet relevant. Het gaat om concrete voorstellen van de informateurs die beter uitpakken voor de economie dan de voorstellen die op dat moment op tafel lagen. Dat snap ik niet.

De heer Balkenende (CDA):

Was het maar zo eenvoudig dat het geschil uitsluitend betrekking had op een financieel pakket, op de lastenverlichting of op het begrotingstekort, maar de zaak was veel complexer. Ik heb de verhouding tussen de drie genoemde factoren aangegeven, maar er is meer gebeurd. Het CDA heeft vorige week gezegd geen aanleiding te zien om ermee door te gaan. Wij vonden het niet langer zinvol. Een paar dagen daarvoor was er bijna een breuk van de PvdA geweest. Er is dus meer aan de hand dan de uitkomsten van het financieel pakket. Wij waren wekenlang bezig geweest en er was een sfeer ontstaan van "agree to disagree". Wij hebben dit bij het Irakdebat meegemaakt en ook bij het financieel kader. Er moesten nog tal van andere beleidsonderwerpen worden uitonderhandeld. Wij merkten dat het vertrouwen in elkaar onvoldoende was om de noodzakelijke maatregelen te kunnen nemen. De Europese Commissie heeft zich zeer kritisch getoond over de Nederlandse economie. Wij bungelen in Europa onderaan. Het CPB heeft gezegd dat er in verband met de vergrijzing eigenlijk in 2007 een begrotingsevenwicht moet zijn. Daarop gelet, moet er een samenstel van maatregelen zijn dat perspectief biedt. Dat hadden wij echter niet ontwikkeld en toen hebben wij gezegd: wij stoppen ermee.

De heer Marijnissen (SP):

U komt nu zelf terug op het financieel-economisch beleid. U haalt zelfs de EC en het CPB aan. Welnu, de heren informateurs hadden een beter voorstel dan u en toch stapt u op. Dat blijft een raadsel.

De heer Balkenende (CDA):

Wij weten niet welk pakket de informateurs hadden. Zij boden het ter ontwikkeling aan, maar het heeft geen onderdeel van de besprekingen uitgemaakt. Het plan van het CDA is niet aan de orde geweest. Voor het overige was het vertrouwen onvoldoende en waren er de nodige verschillen in de visie op de samenleving. Daarom hebben wij gezegd dat het niet langer kon en daar staan wij nog steeds achter.

De heer Bos (PvdA):

Op pagina 2 van het door u geaccordeerde verslag van de informateurs staat dat, voorzover het gaat om alle niet-financiële terreinen, voor het merendeel van de relevante punten inmiddels conclusies waren getrokken die de basis hadden kunnen opleveren voor een regeerakkoord en waaraan partijen zich hadden willen binden in het kader van overeenstemming over het geheel. De informateurs trekken een conclusie over iets waaraan het CDA zich zou willen binden. U heeft die conclusie geaccordeerd. Vervolgens staat er: "Hoewel de bespreking van niet-financiële onderwerpen nog niet geheel was afgerond, menen wij in het licht van het daarover gevoerde overleg dat daarbij geen problemen waren overgebleven die niet het in kader van een eindakkoord over een regeringsprogramma opgelost hadden kunnen worden." Misschien kunt u nog commentaar geven op deze twee citaten?

De heer Balkenende (CDA):

Wij waren een heel eind met de WAO, de zorg en tal van andere onderwerpen. Als wij spraken over de invulling van het levensloopbeleid, deelden wij de algemene principes. Wij moeten echter ook eerlijk zeggen dat het CDA verder wilde gaan met het opheffen van bepaalde regelingen om één levensloopregeling te krijgen. Wij wilden inkomensbeleid voeren via de vernieuwing. Met kortingen in het belastingstelsel kan rekening worden gehouden met de draagkracht van huishoudens, maar dan moet er niet op gemeentelijk niveau categorale bijstand worden verleend. Je moet namelijk consequent zijn. Wij hebben geconstateerd dat er vooruitgang werd geboekt bij algemene oriëntaties, maar bij de concrete uitwerkingen traden er verschillen op die samenhingen met de wijze waarop tegen de rol van de overheid in algemeen en tegen subsidie-instrumenten in het bijzonder werd aangekeken. Ook dat is een realiteit. Naarmate het uur van de waarheid dichterbij komt, praat je niet alleen over een financieel pakket maar ook over dat soort onderwerpen. Als je dan merkt dat de zaken niet helemaal lopen zoals zij zouden moeten lopen, is het moment daar om eerlijk te zijn en te zeggen dat het zo niet verder kan.

De heer Bos (PvdA):

Wij hadden gewisseld dat er een probleem was over de financiën. U zegt nu dat de problemen veel breder waren. U bent echter wel akkoord gegaan met de brief van de informateurs waarin staat dat juist bij de niet-financiële onderwerpen de akkoorden al zover gevorderd waren dat partijen zich daaraan wilden binden. Dus niet alleen de PvdA, maar ook het CDA wilde zich daaraan binden, zo staat het in de brief. Neemt u uw akkoord op deze formulering terug of bent u het daar nog steeds mee eens?

De heer Balkenende (CDA):

Ik heb gezegd dat het uur van de waarheid dichterbij kwam. U weet ook dat tal van onderwerpen nog een finale formulering moesten krijgen. Ik noem de categorale bijstand in relatie tot in het inkomensbeleid en de precieze invulling van de levensloopregeling, maar er zijn meer onderwerpen waar wij nog niet helemaal uit waren. Het proces van de algemene oriëntatie liep wel goed, maar bij de bespreking van de precieze maatvoering, het precieze pakket, voelde je dat de twee partijen andere ordeningsoriëntaties hadden. Ook dat is een realiteit.

De heer Zalm (VVD):

Voorzitter. Gelet op het betoog dat de heer Balkenende nu houdt, lijkt het mij dat het een ongelukkige zet was om door middel van zo'n eigen voorstel, met allemaal nieuwe elementen, de breuk te forceren. Hij had beter een betoog kunnen houden zoals hij nu doet en zeggen dat hij het niet meer zag zitten. Hij had naar mijn oordeel niet zo geforceerd een papier uit de binnenzak moeten trekken met allemaal nieuwe elementen erin, met de mededeling dat de formatie afgelopen is als de PvdA daar niet over wil praten. Een beetje ongelukkig achteraf. Of niet?

De heer Balkenende (CDA):

Zoals u weet, heb ik verschillende gesprekken gevoerd met de heer Bos. Dat hebben wij gedaan omdat wij na de lange gesprekken van vorige week maandag en dinsdag concludeerden dat wij zo niet moesten doorgaan. Dat zou alleen maar leiden tot doormodderen en dat schiet niet op. Toen heb ik de heer Bos voorgesteld om bij elkaar te gaan zitten om te bekijken hoe wij ervoor stonden. Natuurlijk beleefden wij beiden dat het proces van de informatie niet goed ging. Het was niet goed voor de voortgang. Het was niet goed voor de verhoudingen. Het was niet goed voor posities en niet voor het aanzien van de politiek. Dat hebben wij met elkaar besproken. Wij hebben moeten concluderen dat de PvdA en het CDA een pakket hadden samengesteld dat onvoldoende bijdroeg aan versterking van de economie. Ik heb tegen de heer Bos gezegd: laten wij nu eens even fris tegen de zaken aankijken. Dat staat ook in de brief van de informateurs. Ik wilde met hem, los van het bestaande pakket, nagaan hoe wij verder wilden. De heer Bos wilde echter uitgaan van het bestaande pakket. Hij wilde wel teruggaan in de intensiveringen of bepaalde zaken overlaten aan een nieuw kabinet. Toen heb ik gezegd dat ik graag een discussie ten principale wilde over het pakket. Vervolgens is dat teruggekoppeld naar de informateurs. De informateurs reageerden daarop door te zeggen: als jullie op een andere manier willen aankijken tegen het pakket, dan rust op jullie ook de verplichting om met voorstellen te komen. Dat is de reden waarom wij die avond met onze ideeën naar voren zijn gekomen. Wij wilden een visie aanreiken, een benadering schetsen. Dat lag in het verlengde van de vraag van de heer Bos om een en ander concreet te maken en van de vraag van de informateurs.

De heer Zalm (VVD):

Had u echt het idee dat u met een voorstel kwam waar de PvdA wel oren naar zou hebben of had u het idee dat de boel zou ploffen als u het op tafel legde? Als dat laatste het idee was, vind ik het niet zo gelukkig.

De heer Balkenende (CDA):

Wij waren tot de conclusie gekomen dat het bestaande pakket geen versterking van de economie inhield. Wij hebben toen gezegd dat wij op een andere manier tegen zaken aan wilden kijken. Dan kun je niet alleen in vaagheden blijven steken. Dan moet je met concrete voorstellen komen als inzet voor het gesprek. Als wij dat niet hadden gedaan, dan had men terecht kunnen zeggen dat het geen boter bij de vis was. Vervolgens is de zaak niet meer besproken, maar is wel informatie naar de pers doorgesluisd met commentaar. Dat geeft wel aan hoe moeizaam het proces feitelijk al verliep. Maar als je op een gegeven moment vindt dat het anders moet, dan moet je ook eerlijk zijn en met bepaalde voorstellen komen. Dat hebben wij gedaan.

De heer Dittrich (D66):

Mijnheer de voorzitter. Wanneer men in het zakenleven besprekingen heeft over een fusie, waarbij de ene partij op het laatste moment met een heel nieuw plan komt en weigert over andere plannen nog te praten, kan die partij een heel dure schadeclaim aan de broek krijgen. Dus het is maar goed dat de claimcultuur niet in het formatieproces is binnengedrongen. Vindt de heer Balkenende nu werkelijk dat hij zowel de informa teurs als de andere onderhandelende partij kon confronteren met iets om vervolgens weg te lopen van het feit dat er een ander plan op tafel had kunnen liggen?

De heer Balkenende (CDA):

De uitkomst van de gedachtewisseling was dat het pakket dat wij bij het CPB hadden aangeleverd, zou leiden tot een verzwakking van de economie. Beide partijen hadden daarmee een probleem. Vervolgens hebben wij gezegd dat wij fris tegen de zaken aan wilden kijken, los van het bestaande pakket. Ons werd gevraagd om dat concreet te maken. Dan moet je ook de moed hebben om daarover van gedachten te wisselen. Dat betekent dat wij niet alleen bij het algemene statement konden blijven dat wij willen dat het anders is. Wij moesten ook een benadering en een visie geven. Dat was ook de vraag van de heer Bos aan het begin van de avond. Hij vroeg: wat bedoel je eigenlijk? Het antwoord daarop hebben wij na de schorsing aangeleverd.

De heer Dittrich (D66):

Maar moet je ook niet de moed hebben om in te gaan op andere voorstellen van de informateurs?

De heer Balkenende (CDA):

Dan wijs ik op de sfeer van die avond, de verhoudingen, de uiteenlopende maatschappelijke oriëntaties, het verschil van mening over het pakket. Ik heb die dag gezegd dat wij een definitieve conclusie moesten trekken, omdat het proces wel erg lang begon te duren en het geen geloofwaardig proces meer was. Dan moet je op een gegeven moment de consequenties verbinden aan de moeizame ontwikkeling tot dat moment. Toen hebben wij gezegd: wij stoppen ermee.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Eerlijk gezegd wordt mij steeds onduidelijker waarom er is gebroken. De heer Balkenende zegt dat hij op woensdag in het gesprek onder vier ogen met de heer Bos de zaak ten principale wilde bespreken. Hij had het over een frisse blik. Vervolgens komt hij met de twee A4'tjes van EZ. Overigens is het nog maar te bezien of het een frisse blik genoemd kan worden.

De heer Balkenende (CDA):

Laten wij niet flauw zijn. De verantwoordelijkheid voor het stuk ligt bij het onderhandelingsteam van het CDA.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Uitstekend. Als u de verantwoordelijkheid daarvoor wilt hebben, wil ik u die graag geven. De informateurs zeggen vervolgens: laten wij met een voorstel komen. Als je zelf zojuist tegen de mogelijke coalitiepartner hebt gezegd "we gaan het nog eens ten principale bespreken, met een frisse blik", dan geef je de suggestie af dat er nog volop onderhandeld gaat worden. Sterker nog, dat je zelfs opener zou willen onderhandelen dan tot dusverre is gebeurd. Vervolgens komen de informateurs met een voorstel en zeg je: wij breken. Ik begrijp dat echt niet.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter. Het is een herhaling van zetten. Ik heb aangegeven dat de discussie over het financiële kader in samenhang moest worden gezien met uiteenlopende maatschappelijke oriëntaties en het vertrouwen. Op een gegeven moment komen die zaken samen. Het was die avond duidelijk dat je op een moment moet zeggen: ga je ermee door of ga je er niet mee door? Voor ons was duidelijk: we gaan er niet mee door. Ik heb dat argument nu denk ik genoeg gegeven.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Behalve dat u zichzelf telkens tegenspreekt.

De heer Balkenende (CDA):

Waar zit die tegenspraak dan in?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U zegt namelijk dat op alle grote onderwerpen, zoals de WAO en het levensloopbeleid overeenstemming was bereikt, maar dat er alleen problemen waren bij de uitwerking. Vervolgens zegt u dat er tegengestelde visies waren. Waar zaten die dan? Dan was er weer een kwestie van vertrouwen. Waar zat dat gebrek aan vertrouwen dan, als u eerst onder vier ogen met de heer Bos heeft gesproken? Wat is er misgegaan? U wandelt van argument naar argument zonder een eensluidend verhaal te houden.

De heer Balkenende (CDA):

Als u beter naar mij zou luisteren, zou het gemakkelijker gaan. Ik heb aangegeven dat er een algemene oriëntatie was ten aanzien van de levensloop. Als echter de concrete stappen gezet moeten worden en je gaat invullen, blijken er toch problemen te zijn. Er is dan een andere visie op regelgeving. Je moet op een gegeven moment onder ogen zien hoe het proces van onderhandelen uitmondt. Je kunt dan constateren dat er toch te grote verschillen van opvatting zijn. Dat is een realiteit. Je kunt de zaak dan nog langer gaan rekken en eindeloos gaan praten over het financiële pakket, maar op een gegeven moment houdt het op. Wij hebben op dat moment gezegd dat er alle reden was om er niet mee door te gaan.

Voorzitter. Wij waren in een proces gekomen van "agree to disagree". Er was te veel onderling gedoe ontstaan. Een vruchtbare basis om verder te gaan in deze informatie ontbrak. Je kunt dat betreuren, voorzitter, want Nederland heeft iets anders nodig dan partijen die elkaar het leven zuur maken en kibbelende politici. Er zal een beleid gevoerd moeten worden dat antwoord geeft op de noden van deze tijd. Een stevig financieel-economisch pakket dat perspectief biedt, is nodig. Het beeld van de afgelopen weken beantwoordde daar geenszins aan.

Voorzitter. Vervolgens is de vraag hoe we verdergaan. Lijmen heeft geen zin. Verschillende sprekers hebben dat hier naar voren gebracht. Nieuwe verkiezingen hebben ook geen zin. Er zal wat het CDA betreft een kabinet moeten komen dat als basis heeft CDA en VVD. Wat de politieke geloofwaardigheid betreft zeg ik dat je dit moet zien in relatie tot wat ik heb gezegd voor 22 januari. Er zal gestreefd moeten worden naar een parlementaire meerderheid en je zult moeten kijken welke derde partij beschikbaar is. We weten allemaal wat de gevoeligheden zijn als het gaat om LPF, D66 en ChristenUnie/SGP, maar dat is een zaak van latere orde. Wij denken dat het geen begaanbare weg is om een coalitie van CDA en PvdA te gaan lijmen en dat we het op een andere manier zullen moeten gaan proberen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb een vraag over deze stelligheid. De heer Balkenende zei bij Netwerk afgelopen zondagavond hetzelfde. Hij kreeg vervolgens de vraag van de interviewer of er onder geen enkele voorwaarde viel te lijmen. Hij zei vervolgens dat dat geen enkele zin had. Dat betekent dat het CDA de PvdA uitsluit van een toekomstige regering in tegenstelling tot bijvoorbeeld de LPF.

De heer Balkenende (CDA):

Op de vraag of we een lijmpoging, het opnieuw proberen, zinvol vinden, zeggen we "nee". Op de vraag of ik het zinvol vind om een handreiking te gaan doen en toch weer te gaan kijken, zeg ik ook "nee". Daarvoor is er te veel gebeurd. De verschillen in oriëntaties zijn te groot. Er is te veel gebeurd in de sfeer van het vertrouwen. Ik vind het een zaak van eerlijkheid in de politiek om nu niet met vage verhalen te komen, maar aan te geven hoe we tegen een zaak aankijken. We moeten zo eerlijk zijn om te zeggen dat een lijmpoging geen zin heeft. Dat betekent in deze omstandigheden dat een coalitie van CDA en PvdA er niet in zit.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil graag antwoord op mijn vraag: sluit u de Partij van de Arbeid uit in een toekomstige regering met het CDA?

De heer Balkenende (CDA):

Ik heb het antwoord gegeven. In deze omstandigheden, na alles wat zich de afgelopen maanden heeft ontwikkeld, komt er geen kabinet van CDA en PvdA.

De heer Dittrich (D66):

Ik heb voorgesteld dat u als leider van de grootste fractie in de Tweede Kamer een proeve van een regeerakkoord schrijft, een stuk over de maatschappelijke problemen en de financieel-economische vertaling daarvan. Deze proeve kan dan aan de fracties worden voorgelegd, ook aan de fractie van de Partij van de Arbeid. Hoor ik nu dat u daartoe niet bereid bent en die niet eens aan de Partij van de Arbeid wilt voorleggen?

De heer Balkenende (CDA):

Ik vind uw suggestie niet goed. Zoiets heeft plaatsgevonden in 1994, maar toen waren drie partijen elkaar meer genaderd. Nu hebben we te maken met stevige politieke problemen; laten we elkaar niks wijsmaken. U stelt voor om in deze omstandigheden iemand van het CDA zo'n stuk te laten schrijven. Wat ons nu te doen staat, is werken aan een parlementair meerderheidskabinet dat de vragen van deze tijd aan kan en waarvan de partijen vertrouwen in elkaar hebben. Ik vind dat die weg past bij een normale gang van zaken bij kabinetsformaties. Langs die lijn zouden wij moeten opereren. Ik vind de suggestie van de heer Dittrich weliswaar interessant, maar ik denk niet dat wij die moeten volgen.

De heer Dittrich (D66):

Dat u die interessant vindt, daar hebben wij niet zoveel aan. Gelet op de verkiezingsuitslag en op het feit dat in de brief van de informateurs staat dat op veel terreinen overeenstemming was bereikt, lijkt het mij haast noodzakelijk dat u als leider van de grootste fractie op papier zet wat u wilt bereiken en dat u dat in bespreking geeft. Dan zijn we een aantal dagen of weken verder en dan zijn de emoties wat geluwd. U spreekt de hele tijd over emoties, maar het gaat wel om het landsbelang. Dat moet u zich als leider van die grootste fractie toch zeker aantrekken.

De heer Balkenende (CDA):

Ik heb het niet alleen over emoties. Ik heb het gehad over verschillende visies, over verschillende oriëntaties op het gebied van het financieel beleid, de rol van de overheid en de vrijheid die je burgers geeft. Daar gaat het om. Uw suggestie heeft meer te maken met het doen van een handreiking om te kijken of je opnieuw in gesprek kunt treden met, in dit geval, de PvdA. Ik vind dat wij duidelijk moeten zijn. Dat is geprobeerd en dat is niet gelukt. We moeten het op een andere manier proberen. Uw oriëntatie en uw inzet zijn anders dan die van mij.

De heer Marijnissen (SP):

Het tragische voor de Kamer is dat wij nog steeds moeten gissen naar het antwoord op de vraag waarom het niet lukt en op welk terrein die conflicten dan lagen.

Ik heb echter een andere vraag. Ik moet daar echt iets over zeggen, want langzamerhand wordt het gewoon, terwijl het niet gewoon is.

De heer Balkenende heeft "ja" gezegd op de vraag of hij een coalitie met de VVD wil. Vervolgens heeft hij drie varianten genoemd. Een daarvan is een combinatie met de LPF. Ik herinner u eraan dat u bij meer gelegenheden een herstel of een voortzetting van Balkenende-I in die partijpolitieke samenstelling als ongeloofwaardig heeft betiteld. Waarom ziet u dat nu wel als een mogelijke oplossing? Wat is er in u gevaren?

De heer Balkenende (CDA):

Aan hetgeen ik vorig jaar en kort voor de verkiezingen heb gezegd, namelijk dat die combinatie niet geloofwaardig is, doe ik niets af. Ik heb dat gezegd en daar sta ik nog steeds achter. Als drie partijen met elkaar een kabinetscrisis veroorzaken, kun je niet zomaar doorgaan. De realiteit van dit moment is echter dat het CDA en de PvdA een poging hebben gedaan om eruit te komen. Dat is niet gelukt, maar Nederland moet wel geregeerd worden. Dat betekent dat voor uitsluiten geen plaats is. Er is veel gebeurd. De afgelopen tijd is goed samengewerkt met de LPF, maar wat toen naar voren is gekomen, neem ik tegelijkertijd in ogenschouw. Ik vind het veel te vroeg om die keuze nu te maken. Ik heb van D66 begrepen dat zij deelname niet uitsluiten. Ik heb ook van de heer Rouvoet begrepen dat hij zijn verantwoordelijkheid wil nemen. Met andere woorden: de keuze is nog helemaal niet aan de orde. Dit debat dient ertoe, vast te stellen hoe de breuk in de informatie wordt beoordeeld. Vervolgens zullen partijen tegenover de Koningin aangeven hoe zij verder willen. Er bestaan verschillende mogelijkheden om tot een meerderheidskabinet te komen. Het voordeel van deelname door de LPF is dat je snel een akkoord kunt sluiten op basis van hetgeen reeds is besproken, maar ik zie natuurlijk ook het politieke probleem van de geloofwaardigheid. Dat argument heb ik eerder genoemd.

De heer Marijnissen (SP):

Ik vind "geloofwaardigheid", zeker in dit tijdsgewricht, een cruciaal woord. Dat is niet zomaar een woord. Voor en na de verkiezingen heeft u gezegd dat het niet geloofwaardig is om met de LPF door te gaan. Sterker nog, u heeft zelfs in een interview gezegd dat de kiezer het niet zou begrijpen. Dat ben ik volledig met u eens, want waarom hebben wij anders die verkiezingen en al die toestanden gehad? Dan had u beter een doorstart kunnen maken. Ik snap daarom niet dat de heer Balkenende als onderhandelaar voor het CDA de mogelijkheid van een ongeloofwaardige nieuwe coalitie overeind houdt. Hoe kunt u als geloofwaardig politicus een ongeloofwaardige coalitie introduceren?

De heer Balkenende (CDA):

Mijnheer Marijnissen, wij hebben nu niet de situatie van 22 januari. Wij hebben nu te maken met het feit dat het zoeken naar een kabinet van CDA en PvdA niet mogelijk is gebleken. Nederland moet wel geregeerd worden. Wij zullen bekijken welke partijen daarvoor in aanmerking kunnen komen. Dat betekent dat ik niets afdoe aan wat in het verleden is gezegd, maar Nederland moet wel geregeerd worden.

De heer Marijnissen (SP):

Dat gaat mij toch iets te snel. Je kunt niet zeggen dat het ongeloofwaardig is met een politieke partij door te gaan en dan later, onder een ander politiek gesternte van dezelfde politieke partij zeggen dat het wel geloofwaardig is daarmee door te gaan. Daarmee tast u uw eigen geloofwaardigheid aan.

De heer Balkenende (CDA):

De vraag is of je moet uitsluiten. In feite vraagt u mij dat. Ik sluit niet uit. Ik heb aangegeven dat er verschillende mogelijkheden zijn. Dat zal verder in het proces blijken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter...

De voorzitter:

Nee, mevrouw Halsema, de heer Balkenende vervolgt nu zijn betoog. De heer Marijnissen en u wisselen elkaar steeds af aan de interruptiemicrofoon. Er is nog een tweede termijn in dit debat.

De heer Balkenende (CDA):

Er is te veel tijd verspeeld. Wij hadden eerder het financieel-economisch kader helder moeten krijgen. Uiteindelijk is gebleken dat CDA en PvdA er niet uit konden komen. Het vertrouwen was weg. Het is beter, nu te markeren dat dit vertrouwen er niet is dan over drie, vier maanden weer problemen te hebben. Het CDA is voor de informatie en de formatie beschikbaar voor het vervolg.

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter. Op 22 januari hadden wij in dit land verkiezingen. De Partij van de Arbeid won negentien zetels en de combinatie CDA, VVD en LPF verloor er dertien. Die verkiezingsuitslag bood volgens bijna alle hier aanwezige partijen maar ruimte aan een interpretatie: CDA en Partij van de Arbeid moeten samen een kabinet vormen. Ook het CDA kwam na de eerste snuffelfase van de kabinetsinformatie met die conclusie. Ik citeer Jan Peter Balkenende op 31 januari: er zijn natuurlijk meningsverschillen, maar geen onoverkomelijke punten.

Die verkiezingsuitslag van 22 januari staat er nog steeds. Alles wat er gezegd wordt over chemie en vertrouwen doet niets af aan die uitslag en dus ook niet aan de toen getrokken conclusie. Iedereen die de afgelopen dagen gezegd heeft dat CDA en VVD nu verder moeten, lijkt de wil van het CDA belangrijker te vinden dan de wil van de kiezer.

Dit gezegd hebbende, kan ook mijn fractie natuurlijk niet voorbijgaan aan wat er de afgelopen maanden is gebeurd. Toen wij in januari besloten aan de informatie mee te doen, deden wij dat in het volle besef dat PvdA en CDA op tal van punten het met elkaar oneens zijn. Noem het ideologie, noem het maatschappijvisie. Natuurlijk zijn er verschillen. Dat is ook helemaal niet erg. Wat relevant is, is dat de kiezer niet alleen de maatschappijvisie van het CDA beloonde met 44 zetels, maar ook die van de Partij van de Arbeid met 42 zetels.

In een democratie valt er wat te kiezen, juist omdat partijen een verschillende visie hebben. In Nederland weten wij dat wij vervolgens onvermijdelijk met elkaar zaken moeten doen om er weer uit te komen. Verschillende maatschappijvisies zijn daarbij altijd aan de orde, maar mogen nooit gebruikt worden als excuus om de wil van de kiezer aan de laars te lappen. Juist omdat die verschillen er altijd zijn, gaat het eigenlijk alleen maar om de politieke wil. Wil je eruit komen? Ben je bereid compromissen te sluiten? Ga je zoeken naar wat je gemeenschappelijk hebt? Ben je bereid ruimte te maken voor datgene waarin partijen hun herkenbaarheid zoeken?

Wij hebben het altijd als een verplichtende opdracht gezien, het uiterste te doen om in moeilijke tijden te gaan regeren. Vanaf het begin wisten wij dat dit niet gemakkelijk zou zijn. Ik heb in de verkiezingscampagne op veel punten een harde inzet beloofd, maar op slechts een punt een keiharde ondergrens aangegeven. Wij zouden niet weglopen voor het nemen van pijnlijke maatregelen, als wij maar konden verdedigen dat de pijn in ieder geval eerlijk verdeeld zou worden. Dus, mevrouw Halsema, kan ik zeggen dat er geen sprake is van een gerust gemoed. Nee, mijnheer Zalm, dit heeft niks te maken met schone handen en al helemaal niet met opluchting, want daarvoor zijn mijn zorgen veel te groot als u straks aan het roer staat.

Wij hebben het dan niet alleen over bezuinigingen. De informatie ging natuurlijk over veel en veel meer. Wij zullen zo snel mogelijk, liefst deze week nog, volledige openheid geven over onze inzet bij de onderhandelingen bij tal van onderwerpen. Wij zullen openheid geven over wat wij dachten binnen te kunnen halen en wat niet, wanneer wij bakzeil moesten halen en wanneer niet, wanneer er compromissen mogelijk waren en wanneer niet, waar wij al helemaal uit waren en waar niet. Hier en nu wil ik daar het volgende over zeggen. De Nederlandse economie kent grote problemen. De groei is afgenomen, de werkloosheid loopt op, het innovatietempo is laag, de financiering van de zorg kent veel problemen en het huishoudboekje van de overheid sluit niet. In december en januari hebben wij campagne gevoerd op al die punten. Daarbij hebben wij steeds een duidelijke boodschap afgegeven: laten wij nu niet alle problemen in Nederland verengen tot het probleem van het financieringstekort en de staatsschuld; laten wij het ook hebben over veilige buurten, het opruimen van de wachtlijsten, het bestrijden van de schooluitval op het vmbo, het inburgeren van nieuwe Nederlanders, de zorg voor het milieu en het aan het werk houden van mensen; laten wij zien of wij op al die punten iets voor mensen kunnen betekenen zonder dat de overheidsfinanciën gierend uit de klauwen lopen. Sterker nog: laten wij kijken of wij de tekorten terug kunnen brengen zoals Europa van ons vraagt, zo mogelijk nog meer.

De heer Marijnissen (SP):

Waarom hebt u op een bepaald moment ingestemd met een financieringstekort van nul in 2007?

De heer Bos (PvdA):

Dat wilde ik u juist vertellen. In onze gesprekken met het CDA bleek dat zij meer dan wij vonden dat bij dit alles het bereiken van begrotingsevenwicht centraal moest komen te staan. Ons verhaal is steeds geweest dat wij dat niet voor onze rekening zouden nemen als dat tegelijkertijd zou betekenen dat de economie verder in het slop raakt en je geen geld meer hebt om ook een aantal andere problemen goed aan te pakken. Omdat wij eruit wilden komen en omdat wij er met het CDA uit wilden komen, hebben wij echter tegen elkaar en tegen het CDA gezegd: oké, laten wij kijken hoever wij komen; laten wij kijken of het mogelijk is om de overheidsfinanciën op orde te brengen en tegelijkertijd de economie voor een vrije val te behoeden en een aantal van de problemen op te lossen waar allerlei mensen op dit moment mee kampen, of dat nou gaat om wachtlijsten, om inburgering of om veiligheid.

De heer Marijnissen (SP):

Ik stel vast dat u hebt ingestemd met een begrotingsevenwicht in 2007. Dat bracht u ertoe om in te stemmen met 15 mld euro aan bezuinigingen, plus een lastenverzwaring. Hoe de verhouding daartussen ook mag zijn, het totale bedrag was 20 mld euro. Dat was vragen om problemen. De heer Verhagen had dat al door, want hij noemde het "een gedrocht". Had ook u al het idee dat het een gedrocht was, toen u het naar het CPB stuurde?

De heer Bos (PvdA):

Jazeker. Wij hebben ermee ingestemd dat er een pakket naar het CPB zou gaan dat ex ante, dus zoals je het van tevoren kunt berekenen, zou leiden tot een begrotingsevenwicht en tevens tot een bepaalde hoeveelheid extra geld. Daarmee zijn wij akkoord gegaan. Wij hebben toen ook afspraken met elkaar gemaakt over hoe wij daarmee na terugkomst zouden omgaan. Beide partijen hadden al de nodige inhoudelijke aantekeningen bij het pakket dat naar het CPB ging, maar vonden het in het belang van het proces en om te weten waar je het nou eigenlijk over hebt, van belang om in ieder geval eens iets naar het CPB te sturen, zodat wij ook de orde van grootte zouden terugkrijgen van de problemen in termen van de groei, werkgelegenheid, inflatie en dergelijke.

De heer Marijnissen (SP):

Dan stel ik nogmaals vast dat de PvdA, in tegenstelling tot wat zij in de verkiezingscampagne heeft gezegd – toen ging het om een structureel evenwicht – heeft ingestemd met een financieringstekort van nul in 2007, 20 mld euro aan bezuinigingen en het sturen van een gedrocht naar het CPB. Ook de heer Balkenende vond dat een gedrocht. U hebt dus beiden een gedrocht naar het CPB gestuurd om op die manier een basis te leggen onder een coalitie. Dat lijkt mij geen goed idee.

De heer Bos (PvdA):

In elke formatie van de afgelopen jaren zijn meerdere malen pakketten doorgestuurd naar het CPB om gegevens terug te krijgen: wat betekent dat nou voor de werkgelegenheid, de inflatie en de groei? Daardoor kun je bijstellen, want je moet in ieder geval beginnen met een gevoel voor de orde van grootte van de problemen. U mag elke conclusie trekken die u wilt over onze verkiezingscampagne en verkiezingsbeloften, maar het is zoals ik zojuist heb gezegd: wij hebben ingestemd met wat wij naar het CPB hebben gestuurd en wij hebben ons er vervolgens allemaal – ook het CDA, niet op dezelfde punten, maar op andere punten – van verzekerd dat wij bij de uiteindelijke beoordeling van wat je voor je rekening neemt, terugvielen op de criteria die wij allemaal belangrijk vinden: wat betekent dit voor de groei en de werkgelegenheid en wordt de pijn eerlijk gespreid?

De heer Zalm (VVD):

De PvdA wist, althans volgens de heer Crone, dat dit desastreuze effecten zou hebben. Is het dan niet onverantwoord om daaraan mee te werken? Ik heb nog een vraag. De voorstellen van de informateurs borduurden hierop voort. Is het dan niet interessanter om er een frisse blik op te werpen, dat eens weg te leggen en niet te praten vanuit de ideologie van "wij willen zoveel intensiveringen" en "de ander wil dat weer", maar te kijken naar resultaatsgerichte pakketten? Wat dat betreft, is het wat vreemd dat u zo hing aan de benadering van de informateurs die tot zulke desastreuze pakketten leidde en dat u niet op een andere benadering wilde overgaan.

De heer Bos (PvdA):

Ik wil natuurlijk best kijken naar resultaatsgerichte pakketten, behalve als de resultaten van die resultaatsgerichte pakketten nog slechter zijn dan de resultaten van de niet-resultaatsgerichte pakketten die we tot dat moment bespraken.

Als antwoord op uw eerste vraag, of het onverantwoordelijk is geweest, het volgende. Het was nog net niet de nacht van de lange messen, maar wel de nacht van de lange schorsin gen, waarin wijzelf zeer over die vraag hebben nagedacht. De informateurs hadden op dat moment de partijen voor een keuze gesteld: we gaan nu naar het CPB, want we willen dat die stap wordt gemaakt; we weten allemaal dat jullie het nog niet eens zijn met alle onderdelen ervan, maar nu moeten we weten waar het over gaat. Wij maakten toen de volgende afweging: gaan wij ermee akkoord dat we iets naar het CPB sturen waarvan ten eerste de uitkomsten ons zullen tegenvallen en waarmee we ten tweede nog een aantal inhoudelijke problemen zullen hebben, of stappen wij er nu uit? Dat was toen onze keuze. Wij besloten dat we het aan niemand zouden kunnen uitleggen als we uit een formatieproces zouden stappen, terwijl we de effecten – volgens het CPB – van de diverse maatregelen nog op geen enkele wijze in handen zouden hebben. Alle partijen die bij de formatie waren betrokken, hadden er dus belang bij dat die berekeningen zouden worden gemaakt; ook de PvdA.

De heer Zalm (VVD):

Illustreert dit niet het bizarre van de benadering van "wij willen de 5 à 6 mld intensiveringen, dan mogen jullie evenwicht, dan knutselen we dat samen in een pakket, waarvan wij van tevoren weten dat het desastreus uitpakt"? Beide partijen hadden toch een intelligenter pakket kunnen maken als ze wat meer hadden bewogen?

De heer Bos (PvdA):

Ik zou hier net aan zijn toegekomen: dat intelligente pakket kwam er wel degelijk aan. Wat gebeurde er namelijk? Gedurende de onderhandelingen nadat het pakket van het CPB was teruggekomen, ontwikkelden zich de contouren van een pakket die het wel degelijk mogelijk maakten om een aantal zaken goed voor elkaar te krijgen – en niet eens zozeer volgens ons, maar ook volgens de in dit opzicht objectieve informateurs: een begrotingsevenwicht zou zich dan niet in 2007, maar misschien een paar jaar later voordoen, al het extra geld voor onderwijs, zorg en veiligheid zou nog niet al in 2007 beschikbaar zijn. Langzaam maar zeker kwam toen iets verdedigbaars tevoorschijn. Laat ik daarvan een aantal aspecten noemen. Allereerst was er allang geen sprake meer van 14,5, laat staan 20 mld aan bezuinigingen, omdat iedereen wel zag dat dit de economie te veel zou afknijpen. Het ging netto om minder dan 10 mld. Maar wat belangrijker was: we leken erin te slagen om die bezuinigingen en lastenverzwaringen zo te kiezen, dat we niet hoefden in te grijpen in de sociale zekerheid, niet aan de koppeling hoefden te komen en voldoende geld overhielden voor nieuw beleid.

De heer Zalm (VVD):

Voorzitter. Er komen nu allerlei getallen op tafel en het lijkt erop dat de heer Bos nu zijn samenvatting gaat geven van het stuk dat wij niet mogen hebben. Dat vind ik onmogelijk discussiëren.

De heer Bos (PvdA):

Ik heb u al gezegd dat ik volledige rekenschap zal geven van alles wat wij hebben ingediend en welke maatregelen wij wel en niet acceptabel vonden. Het komt allemaal bij de Kamer terecht.

De voorzitter:

Het is het één of het ander: als u gegevens hebt die in dit debat van waarde zijn, moeten zij voor het debat beschikbaar komen; voor dit debat is het dan niet van waarde om aan te kondigen dat ze op een later moment zullen komen.

De heer Bos (PvdA):

Ik zal geen getallen meer noemen.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Ik sluit mij graag bij u aan, want ik vind dit geen propere manier van argumenteren. Ten eerste zei de heer Bos dat het niet geloofwaardig was geweest om te breken als nog niet de gang naar het CPB was gemaakt. Welnu, ze zijn naar het CPB geweest, maar de breuk was nog steeds ongeloofwaardig, want wij mogen die stukken niet zien. Ten tweede vind ik het echt bezwaarlijk dat hij leuke en mooie dingen voor de mensen opsomt zonder die 10 mld aan bezuinigingen, waarmee hij ook heeft ingestemd, bekend te maken. Het is hom of kuit: of hij geeft de stukken en we kunnen tenminste eerlijk discussiëren, of niets van dat al.

De heer Bos (PvdA):

Ik maak geen stukken bekend die niet alleen van ons afkomstig zijn, maar van beide partijen, of het CPB of de informateurs. Ik kan alleen vertellen wat de inzet van mijn partij was bij de onderhandelingen en dat zal ik doen.

De heer Zalm (VVD):

Ik begrijp dat u daar zonet wel stiekem mee bezig was?

De heer Bos (PvdA):

Ik zei net dat ik geen cijfers meer zal noemen, dus ik neem de suggestie van de voorzitter ter harte.

De heer Zalm (VVD):

Ik begrijp dat hetgeen u beschrijft, zelfs door de informateurs nog niet op tafel was gelegd. Zoiets is volgens mij al helemaal metafysica.

De heer Bos (PvdA):

Ik noemde die cijfers niet voor de eerste keer, maar ik wil het hier verder best achterwege laten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Eerlijk gezegd, ik zou het jammer vinden als de heer Bos dat achterwege zou laten – dat wil ik toch wel even hebben opgemerkt. Ik heb er geen enkel bezwaar tegen als de heer Bos hier letterlijk voorleest wat in die stukken staat, want dat staat dat toch, zwart op wit, in de Handelingen.

De voorzitter:

Ik heb net uitgesproken dat in dat geval het bezwaar rijst dat de stukken niet volledig naar voren komen.

De heer Bos (PvdA):

Wat zijn de punten, waarvoor de PvdA zich inzette, zoals die in een uiteindelijk pakket van maatregelen terecht hadden moeten komen? Het zou daarbij moeten gaan om perspectief op begrotingsevenwicht, maar ook om perspectief op voldoende geld voor nieuw beleid, onder andere voor jeugdzorg, inburgering, toezichthouders en stadswachten, sociale werkplaatsen, opvang van dak- en thuislozen, extra geld voor wegen en openbaar vervoer en natuurbehoud. Daarnaast zouden bezuinigingen op het hoger onderwijs en de stadsvernieuwing ongedaan moeten worden gemaakt. Tevens zou zo'n akkoord – daarover is al een en ander gezegd – ook een nieuw zorgstelsel, een nieuw WAO-stelsel en een ambitieuze operatie ter vermindering van bureaucratie en regeldrift op alle niveaus moeten behelzen. Dergelijke maatregelen zouden niet pijnloos zijn; ook wij wisten dat. In de onderhandelingen was echter onze doelstelling om die pijn meer bestuurlijk dan sociaal te laten zijn. Dat zou ons in staat stellen om die ene verkiezingsbelofte te houden, dat bij het nemen van pijnlijke maatregelen de pijn in ieder geval eerlijk zou worden gespreid. Alleen dan zou een oprecht beroep kunnen worden gedaan op de sociale partners om een meerjarig akkoord voor loonmatiging af te sluiten, juist omdat wij ondanks alle pijnlijke maatregelen wel een sociaal pakket aan het samenstellen waren.

De heer Marijnissen (SP):

De heer Bos gaat toch door met aan te geven wat zijn inzet zou zijn geweest.

De heer Bos (PvdA):

Ik mag mijn inzet toch wel geven.

De heer Marijnissen (SP):

Laat hij mij dan ook zeggen waar hij die 10 mld euro aan bezuinigingen vandaan zou halen. Dan kan iedereen thuis dat ook horen.

De heer Bos (PvdA):

Ik wil best zeggen waar dat wat ons betreft vandaan had kunnen komen.

De heer Marijnissen (SP):

Ik wil nu graag weten waar de heer Bos die 10 mld aan bezuinigingen vandaan had willen halen.

De heer Bos (PvdA):

Ik zal de bedragen niet tot achter de komma aangeven. Er zat een fors aantal miljarden euro's in dat kwam uit het snijden in Haagse bureaucratie. Een fors aantal miljarden euro's hing ermee samen dat lagere overheden tot nu toe zijn ontsnapt aan efficiencyoperaties; dat had alsnog aan de orde moeten komen. Verder vonden wij dat een aantal regelingen efficiënter kon worden georganiseerd en hadden wij voorstellen over het eigen huis. Zo zijn er nog wel meer punten te noemen, maar er zaten geen bezuinigingen op de sociale zekerheid bij.

De heer Zalm (VVD):

Is het de heer Bos bekend dat de totale loonsom van de departementale ambtenaren 2,4 mld euro bedraagt? Hoe kan hij op dat punt "een fors aantal miljarden euro's" snijden?

De heer Bos (PvdA):

Wij hebben zorgvuldige berekeningen uitgevoerd. De heer Zalm verleidt mij weer om te komen met cijfers, terwijl ik heb beloofd om dat niet meer te doen. Ik zal daarover volledige rekenschap afleggen. Over die cijfers is uitgebreid overlegd; deze waren in alle opzichten realistisch. De heer Zalm heeft echter gelijk dat je geen 10 mld euro kunt vinden door alleen maar op bureaucratie en ambtenaren te bezuinigen; dat begrijpen wij ook.

De heer Marijnissen (SP):

Dat kan inderdaad niet, dus wij willen graag ook alle andere posten horen.

De heer Bos (PvdA):

Die krijgt de heer Marijnissen allemaal nog te horen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb er bezwaar tegen dat de heer Bos zich niet kan verantwoorden doordat er geen overeenstemming is tussen beide partijen om de gegevens openbaar te maken. De CDA-fractie weigert dit, zodat de PvdA-fractie zich niet kan verantwoorden. Dat is een slechte gang van zaken. In dat licht verzoek ik de informateurs nogmaals, het model van Paars 1 te volgen en de stukken openbaar te maken. Het is van de gekke dat de PvdA-fractie mooi weg zou kunnen komen, zonder dat wij kunnen controleren of dat werkelijk de inzet is geweest.

De heer Bos (PvdA):

Mevrouw Halsema hoeft zich geen illusies te maken: ik heb niet de indruk dat ik hier mooi wegkom.

In de laatste dagen van de informatie – de informateurs hebben daarover het nodige geschreven – is er nog flink gesleuteld en overlegd. De informateurs hebben op de laatste avond van het overleg geconcludeerd dat er mogelijkheden waren.

De voorzitter:

Mevrouw Halsema wil kennelijk iets zeggen over de orde van dit debat.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Precies, voorzitter. Eigenlijk deed ik een verzoek aan u. Misschien had ik dat iets explicieter moeten maken. Ik verzoek, de heer Bos wel degelijk cijfers te kunnen laten noemen uit de berekeningen van het CPB en zijn eigen inzet. Ik wil namelijk dat hij zich kan verantwoorden; nu kan dat niet omdat de CDA-fractie weigert om inzicht te geven in het formatieverloop.

De voorzitter:

Ik begreep ook wel dat u zich tot mij richtte, maar ik ging daar niet op in omdat wij die discussie voor aanvang van het debat hebben gehad. Daarover is, op basis van wat door de Kamer vertolkt is, een beslissing genomen. Ik wijs er overigens op dat ondertussen in ieder geval nog één document is rondgedeeld.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Toen de heer Bos aankondigde dat hij in zijn eerste termijn overal openheid over zou geven, hebt u niet gezegd dat dit niet zou mogen. Dat wordt nu toegevoegd, waartegen ik bezwaar heb. Uit de mond van de heer Bos wil ik alle gegevens en cijfers horen die ik niet zwart op wit krijg.

De heer Bos (PvdA):

De informateurs hebben, zoals zij ook zelf in hun eindverslag schreven, op de laatste avond van het overleg geconcludeerd dat er mogelijkheden waren om op basis van alle tot op dat moment behandelde onderhandelingspunten, een voorstel te doen dat tegemoet zou komen aan wat alle partijen belangrijk vonden. Hierbij ging het dus voornamelijk om groei, werkgelegenheid, een solidaire lastenverdeling en misschien niet al het geld voor nieuw beleid en al het geld voor een begrotingsevenwicht reeds in 2007, maar wel snel daarna. Die deur is vorige week door het CDA dichtgeslagen en wij vinden dat tot op de dag van vandaag merkwaardig en verbijsterend. Het verslag van de informateurs spreekt voor zich. De informateurs boden aan een voorstel te doen dat goed is voor groei en werkgelegenheid. Zij concluderen in het verslag dat het CDA aangaf een dergelijk voorstel niet zinvol te achten. Lag er dan iets beters op tafel? Nee, want het eigen voorstel van het CDA, dat naar eigen zeggen eveneens bedoeld was om groei en werkgelegenheid te dienen, leidde daar volgens de informateurs niet toe.

De heer Zalm (VVD):

De beide informateurs staan uitstekend bekend: de een als jurist en de ander als onderwijsdeskundige. Zij hebben echter geen staat van dienst opgebouwd als inschatters van economische effecten. Waar komt dit vandaan?

De heer Bos (PvdA):

Zullen wij hen dat zelf vragen?

De heer Zalm (VVD):

Ja, dat is goed. Ik stel hen die vraag via de voorzitter.

De heer Balkenende (CDA):

De heer Bos zegt duidelijk dat het pakket dat het CDA heeft ingediend, niet geleid zou hebben tot een betere uitkomst. Waarom is hij donderdagavond dan niet met mij de discussie aangegaan over dat pakket?

De heer Bos (PvdA):

Ik heb kort aangegeven dat ik mij aansloot bij de conclusie van de informateurs. Vervolgens zei ik dat het pakket een aantal maatregelen bevatte die zo haaks stonden op alles wat tot dan toe besproken was, dat ik het niet in het belang van de spoedige afronding van het overleg vond om de onderhandelingen op al die punten te heropenen.

De heer Balkenende (CDA):

Was het niet zinvoller geweest om de discussie aan te gaan, in plaats van tegen de pers te zeggen dat er niets deugde van de handelwijze van het CDA?

De heer Bos (PvdA):

Nee, dat lijkt mij niet. Er was een duidelijke conclusie die, naar ik begreep, mede gebaseerd was op inzichten vanuit het CPB. Bovendien werden er zulke ingrijpende veranderingen aangebracht in zaken waarover al eerder was gediscussieerd, dat het moeilijk was het voorstel in dit stadium van het overleg op te vatten als een serieuze poging om er samen uit te komen. Ik zal hiervan straks een paar voorbeelden geven.

De heer Balkenende (CDA):

U vond het wel logisch dat het CDA met voorstellen kwam na de contacten die wij hadden en het verzoek dat u eerder op de avond deed om onze wensen concreet te maken? Het was dus wel logisch dat wij met een eigen plan kwamen?

De heer Bos (PvdA):

Het staat u natuurlijk te allen tijde vrij om met een eigen plan te komen, maar het staat ons ook vrij om vervolgens op basis van de inhoud in te schatten wat de maatregelen betekenen voor de Nederlandse economie en de manier waarop je de afgelopen weken met elkaar hebt overlegd.

De heer Dittrich (D66):

Hoe reageert u op het verwijt dat de PvdA tijdens de wekenlange onderhandelingen eigenlijk nooit met een visie en echt inhoudelijke voorstellen kwam, maar dat er steeds in cirkels gedraaid werd? U bent daarop nog niet ingegaan.

De heer Bos (PvdA):

Ik kan dit verwijt ook niet helemaal rijmen met het andere verwijt dat wij met te veel voorstellen en te veel regels kwamen en steeds over allerlei zaken wilden heronderhandelen. Hoogstens één van tweeën kan van toepassing zijn.

De heer Dittrich (D66):

Als ik de heren Verhagen en Balkenende goed heb begrepen, kwam u steeds met kleine maatregelen en invullingen, maar bleef de brede visie op het beleid uit.

De heer Bos (PvdA):

Ik herken mij niet in dat verwijt en als dat echt het probleem was, is dat niet iets dat je na elf weken constateert.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb naar aanleiding van de interruptie van de heer Balkenende een vraag aan de heer Bos én de heer Balkenende. De heer Balkenende werpt de suggestie op dat, als de heer Bos 's avonds in was gegaan op het voorstel en de discussie was aangegaan, er niet was gebroken. Ik vraag voor de vorm aan de heer Bos, maar vooral aan de heer Balkenende of dat klopt.

De heer Balkenende (CDA):

Wij kwamen met dat voorstel om beweging te krijgen in een discussie die op dat moment was vastgelopen. Wij presenteerden ons pakket met de bedoeling dat dit tot discussie zou leiden, waarna het debat in ieder geval voortgezet zou kunnen worden. Er gebeurde die avond echter heel wat, maar de discussie is feitelijk verder niet gevoerd op grond van de motieven die in de brief van de informateurs uiteen zijn gezet. Daarmee kwam er een einde aan de discussie.

De heer Bos (PvdA):

Het enige wat ik kan zeggen, is dat ik mij verbaas. Er wordt een voorstel gedaan om verder te praten. Dat betekent toch dat alles wat hiervoor gezegd is over chemie en vertrouwen en verschillende maatschappijvisies geen belemmering meer vormt voor verdere onderhandelingen? Er lijkt mij op zijn minst een zekere spanning te bestaan tussen die twee uitlatingen.

De heer Balkenende (CDA):

De heer Bos en ik hebben met elkaar erover gesproken hoe wij de zaak vlot kunnen trekken. Het is logisch dat wij met voorstellen komen als wij zeggen: wij willen het op een andere manier doen. De heer Bos had tijdens dat gesprek ook kunnen zeggen dat hij het debat daarover wilde voortzetten. Met één zin was de zaak duidelijk geweest. Wij wilden dat de zaak anders ging. De heer Bos heeft ook geblokkeerd.

De heer Bos (PvdA):

Mag ik een paar voorbeelden noemen om duidelijk te maken waarom wij dachten dat het voorstel geen basis bood voor verdere gesprekken? Donderdagavond leken in ieder geval drie zaken te zijn gebeurd die onmogelijk alledrie tegelijk waar kunnen zijn. Ten eerste vond het CDA dat groei en werkgelegenheid centraal moesten staan. Ten tweede waren de informateurs van mening dat een plan mogelijk is dat goed is voor groei en werkgelegenheid. Ten derde wijst het CDA dat plan af en dient een eigen plan in dat slechter is voor groei en werkgelegenheid. De conclusie moet dan zijn dat de informatie mislukte, niet omdat wij niet uit dreigden te komen, maar omdat wij juist wél uit dreigden te komen. Dan gaat het inderdaad om vertrouwen. Wie vertrouwen wil, moet ook vertrouwen geven. Wat zegt het over vertrouwen als je middagenlang praat over de AWBZ en tot de conclusie komt dat wij alle Nederlanders gaan vragen om meer te betalen voor het opruimen van de wachtlijsten en om niet te gaan bezuinigen op de AWBZ, en vervolgens word je in het laatste uur van de besprekingen geconfronteerd met een bezuiniging van 1 mld euro? Wat zegt het over vertrouwen als je weet dat je gesprekspartner een stevig veiligheidsbeleid wil verdedigen, mits dat ook evenwichtig is, en dus bijvoorbeeld ook extra geld bevat voor jeugdzorg en maatschappelijke opvang, en vervolgens word je in het laatste uur van het overleg geconfronteerd met het schrappen van juist die posten? Wat zegt het over vertrouwen als je het wekenlang hebt over de verloedering van de binnensteden en dan word je in het laatste uur geconfronteerd met enorme bezuinigingen juist op grotestedenbeleid, volkshuisvesting, huursubsidie en stadsvernieuwing? En wat zegt het over vertrouwen als je hebt afgesproken dat de eerste regel van de teksten over inkomensbeleid zal luiden dat de koppeling tussen lonen en uitkeringen wordt gehandhaafd, en vervolgens word je in het laatste uur geconfronteerd met een voorstel tot ontkoppeling?

De voorzitter:

De heer Verhagen praat óf in de microfoon óf niet, maar niet op deze manier. De heer Balkenende vervolgt zijn betoog.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb een punt van orde. De heer Verhagen zegt "leugens". Hij zegt het niet één keer, hij zegt het drie keer. Ik wil dat graag in de Handelingen vastgelegd hebben, want hij zegt het niet voor niets en ik wil graag een reactie daarop van de heer Bos.

De voorzitter:

Het staat nu in de Handelingen en ik heb het woord ook verstaan.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Ik heb ook een punt van orde. De heer Bos staat hier allemaal dingen te beweren, de heer Balkenende komt zeggen dat het allemaal niet waar is. Wij kunnen dat helemaal niet beoordelen!

De voorzitter:

De heer Balkenende heeft het woord en gaat doen wat u vraagt.

De heer Balkenende (CDA):

De heer Bos is het met mij eens dat de uitkomst van het pakket dat wij tot dan toe hadden geformuleerd, onwenselijk was gelet op de structuur van de economie.

De heer Bos (PvdA):

Het pakket dat naar het CPB is gegaan, had een ongewenste uitkomst, dat is zeker waar.

De heer Balkenende (CDA):

Wat hebt u zelf gedaan om ervoor te zorgen dat de uitkomst wél goed zou zijn? Wat was uw bijdrage aan de verbetering?

De heer Bos (PvdA):

Wij hebben op maandag en dinsdag uitgebreid besproken hoe wij een bedrag van ongeveer 4 à 5 mld van lastenverzwaringen die in dat pakket zaten, eruit zouden kunnen slopen en vervangen door maatregelen die zouden bijdragen aan participatie, werkgelegenheid en groei.

De heer Balkenende (CDA):

Wat ik mij van die maandag herinner, was dat u bijna de zaak hebt gebroken.

De heer Bos (PvdA):

Wat zegt u?

De heer Balkenende (CDA):

Die maandag hebt u bijna gebroken. Dát was de realiteit van dat moment. Dat was geen concrete bijdrage.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Toch nog een keer een punt van orde. Hoe kunnen wij deze twist gaan beoordelen? De een zegt dit, de ander zegt dat, wij hebben verder geen stukken hierover gekregen, omdat beide onderhandelaars dat weigeren. Ik begin mij sterk af te vragen wat voor zin dit debat nog heeft.

De voorzitter:

Het spijt mij, maar ik heb nu de neiging om u te vragen wat u nog meer wilt. U hebt de discussie gehoord tussen de heren Bos en Balkenende. Voor mij was dat vrij duidelijk. Ik ga niet over de inhoud, maar wel over de procedure en de heer Bos gaat nu door.

Als u punten van orde maakt, moet u dat wel op het goede moment doen.

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter. Wij kunnen heel lang blijven praten over chemie en vertrouwen en maatschappijvisie, maar wij zijn hier uiteindelijk om te doen wat de kiezers van ons vroegen. Dan gaat het om politieke wil en dan moeten wij allemaal bij tijd en wijle over gevoelens van bedonderd en beschadigd zijn heen kunnen stappen en gewoon ons werk doen. Niet de PvdA of het CDA, niet Wouter Bos of Jan-Peter Balkenende is hier de grote verliezer, maar de kiezers die zoals iedereen hier een paar maanden terug kon concluderen, een kabinet van CDA en PvdA wilden. Wij hebben bij de verkiezingen van 22 januari het vertrouwen van ruim 2,5 miljoen mensen gekregen omdat wij volhielden dat de problemen in Nederland aangepakt zouden moeten worden op basis van "sterk en sociaal": er is geen ruimte voor sociaal beleid als er geen sterke economie is om dat te dragen, maar wij geven ook niets om een sterke economie als de lusten en de lasten niet eerlijk verdeeld worden. Donderdagavond stonden wij voor de keuze of wij deze boodschap, die het hart van onze verkiezingscampagne en de kern van het aan ons geschonken vertrouwen vormde, overeind zouden houden. Het antwoord is dat wij deze boodschap steeds overeind zullen houden, zo niet in het kabinet, dan wel in de oppositie.

Alles wat er in de afgelopen maanden is gebeurd, hangt nog steeds samen met wat er in de afgelopen jaren in Nederland is gebeurd: het onvermogen van de paarse kabinetten in de laatste jaren, de val van Paars, de opkomst van Pim Fortuyn, de moord op Pim Fortuyn, de verkiezingsuitslag van 15 mei, de opkomst en ondergang van het CDA/VVD/LPF-kabinet en de verkiezingsuitslag van 22 januari. Het is een golfbeweging van oplevend en beschadigd vertrouwen in de politiek, gepaard gaande met een toenemende polarisatie. Polarisatie en duidelijkheid in de politiek zijn factoren die van groot belang kunnen zijn om te laten zien dat er iets te kiezen valt, maar in ieder geval in ons kiesstelsel vraagt dit dan, als de kiezer gesproken heeft, van iedereen de politieke wil om over die meningsverschillen heen te stappen, bruggen te bouwen en naar de kiezer te luisteren. Hierin hebben PvdA en CDA in de ogen van velen gefaald, en dat is ook zo. Waar je gelet op de gang van zaken de zwartepiet voor de uiteindelijke breuk ook neerlegt, in de ogen van veel kiezers hebben wij allen gefaald, Den Haag, de politiek. Dit roept veel vragen op, die verder gaan dan de vraag wie er straks regeert, en op basis van welk programma. Het gaat vooral, en eigenlijk nog steeds, om de kloof tussen politiek en burger, om de vraag wat de politiek vermag en vooral om wat zij niet vermag, om de vraag of polarisatie en duidelijkheid eigenlijk wel passen bij een stelsel waarbij je uiteindelijk altijd weer met compromissen aan de slag moet, om de vraag hoe je kunt voorkomen dat kiezers krijgen wat zij niet willen. Ook over deze vragen zullen wij ons nu moeten buigen.

De heer Zalm (VVD):

Voorzitter. Ik heb even willen wachten tot het eind van het betoog van de heer Bos, want ik dacht dat hij vast nog wel wat zelfkritiek zou leveren, of een evaluatie zou geven van wat er bij de Partij van de Arbeid bij de onderhandelingen misgegaan is. Maar dat heeft hij niet gedaan, hij heeft nergens spijt van, hij heeft het perfect gedaan. Hij heeft er zelfs geen spijt van dat hij misschien met roddels tegenover de pers niet echt heeft bijgedragen aan de sfeer en dergelijke. Er is helemaal niets misgegaan, hij heeft het perfect gedaan; de schuld ligt geheel bij de ander, het ligt niet aan hem. Dat is blijkbaar zijn conclusie.

De heer Bos (PvdA):

U heeft kennelijk de laatste zinnen die ik uitgesproken heb, niet gehoord.

De heer Zalm (VVD):

Die gingen alleen over CDA en PvdA, en over "de politiek" die gefaald heeft. De politiek heeft niet gefaald, deze twee partijen hebben gefaald!

De heer Bos (PvdA):

U hoeft zich niet zo op te winden, ik meen juist het nodige gezegd te hebben over hoe in ieder geval ook CDA en PvdA, dus ook Wouter Bos, hebben gefaald bij de opdracht die zij van de kiezers gekregen hadden.

De heer Zalm (VVD):

En op welk punt heeft u zelf gefaald? U heeft uitvoerig uit de doeken gedaan waarin het CDA gefaald heeft; is het misschien niet aardig om ook eens aan te geven op welke punten de PvdA onhandig heeft geopereerd of het misschien beter had kunnen doen?

De heer Bos (PvdA):

Ik sta hier niet om bij u te biechten, wel om verantwoording af te leggen voor onze inzet in de afgelopen maanden. Dat heb ik gedaan.

De heer Zalm (VVD):

U bent perfect. Dank u wel.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Nu heb ik de heer Bos aan het eind van zijn betoog deze formatie met wat plechtig taalgebruik eigenlijk ten grave horen dragen. Hij heeft er nog allerlei bespiegelingen over de toekomst van de politiek aan toegevoegd, die ik overigens na het melodrama van de afgelopen week enigszins misplaatst vind. Maar als ik dat verder buiten beschouwing laat, zou ik nog wel willen weten wat de Partij van de Arbeid nu verder wil. Daar heb ik de heer Bos geen woord over horen zeggen, terwijl hij tot dusverre steeds de mogelijkheid van een lijmpoging heeft opengelaten. Wat moet wat de PvdA betreft de uitkomst van dit debat zijn?

De heer Bos (PvdA):

Er is niet veel veranderd na datgene wat ik er in het begin van dit debat al over gezegd heb, namelijk dat wij na donderdagavond niet zijn weggelopen van de onderhandelingstafel en dat wij bereid waren om door te gaan waar wij gebleven waren. Maar ik heb geconstateerd dat dit alleen mogelijk zou zijn als beide partijen daartoe bereid zouden zijn en ik heb gezegd dat ik heb begrepen dat het CDA sinds afgelopen vrijdag in ieder geval niet meer de wil daartoe heeft. Dat maakt dit scenario tamelijk onwaarschijnlijk, denk ik.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik hoorde de heer Balkenende zojuist iets anders zeggen. Ik beluister een enorme hoeveelheid geruzie en gekift en een uitermate slechte sfeer, tot op het bedenkelijke af, als wordt gesproken in termen van leugens. Dat alles hoor ik. Ik hoor echter ook dat er niet gebroken was, als de PvdA bereid was geweest om te discussiëren over het stuk van het CDA. Eigenlijk verwijt het CDA de PvdA te hebben gebroken. Mijn vraag is dus of u bereid bent om te gaan praten over het stuk van het CDA.

De heer Bos (PvdA):

De informateurs hebben zelf donderdagavond al de conclusie getrokken dat dit zou leiden tot een totale heronderhandeling over alles wat op dat moment al besproken was. Op zo'n moment vraag je je ook af of het werkelijk de bedoeling is om over het stuk verder te praten, omdat je je dan kunt afvragen waarover je de voorafgaande elf weken hebt onderhandeld. Het kwam op ons niet over als een uitnodiging voor een goed gesprek.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Nee, maar volgens mij is die uitnodiging zojuist gedaan. Een beetje "wishful thinking" moet je ook af en toe bedrijven. Elk alternatief lijkt mij op dit moment slechter. Een regering met de VVD betekent ontkoppeling, betekent bezuinigingen op de jeugdzorg en betekent alles wat u niet wilt. Ik grijp dus elke strohalm aan om te kijken of er nog iets in zit.

Nu bood het CDA zojuist een opening. Als over het stuk was onderhandeld, had het CDA niet gebroken. Ik zeg dus tegen u dat het wel een uitnodiging was. Neemt u die uitnodiging aan?

De heer Bos (PvdA):

Ik heb de inbreng van de heer Balkenende vandaag niet begrepen als een poging om de discussie over het stuk te heropenen. Ik zag het meer in het kader van de reflectie op hetgeen donderdagavond is gebeurd en hoe daar wellicht gebaren van partijen verkeerd zijn begrepen.

De heer Dittrich (D66):

Ik heb de uitgebreide terugblik van de heer Bos gehoord. Mijn vraag aan hem is nog steeds hoe het verder moet. Daarover heeft hij geen woord gezegd. Wat is de visie van de PvdA? Hoe moet uit deze situatie iets positiefs komen?

De heer Bos (PvdA):

Daarover zullen wij morgen advies uitbrengen aan de Koningin. Ik doe dat nadat ik daarover met mijn fractie na afloop van dit debat heb overlegd.

De heer Dittrich (D66):

Ik neem aan dat u van tevoren daarover heeft nagedacht. Alle fracties hebben hierover gesproken. U bent de enige die er niet over heeft gesproken. Ik vind echt dat u erover moet spreken.

De heer Bos (PvdA):

Nee, maar het geldt niet alleen voor mij. Het is bij ons goed gebruik dat wij overleggen, voordat ik definitieve uitspraken doe.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Misschien mag ik de vraag van mevrouw Halsema oppakken, los van de vraag of wij het stuk wel of niet gaan bespreken. Zegt de heer Bos de heer Balkenende kort en goed na, dat lijmen geen zin heeft en dat er onder deze omstandigheden geen CDA/PvdA-kabinet kan komen?

De heer Bos (PvdA):

Lijmen heeft geen zin als er niet twee partijen zijn die willen lijmen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik vraag u om te proberen antwoord te geven zonder die voorwaarde erbij. De heer Balkenende heeft gezegd dat lijmen geen zin heeft en dat er onder deze omstandigheden geen CDA/PvdA-kabinet komt. Deelt u die analyse?

De heer Bos (PvdA):

U heeft mijn antwoord gehad. Als het CDA zegt dat het geen zin heeft, betekent dit dat lijmen met de PvdA kennelijk op dit moment niet mogelijk is.

Ik wil wel zeggen wat mijn probleem is met de vraag. Dat heeft te maken met het feit dat wij niet willen weglopen van de onderhandelingstafel, waaraan wij tot het bittere einde hebben gezeten. Nu zeggen dat lijmen geen zin heeft, heeft toch iets van de onderhandelingen vaarwel zeggen. Wij dachten en denken tot op dit moment dat wat op tafel lag, aanknopingspunten bood om eruit te komen. Ik kan dat wel blijven zeggen, maar als de andere partij die aan tafel zit, niet dezelfde mening is toegedaan, heeft het niet zo ontzaglijk veel zin om weer te worden samengebracht rond dezelfde tafel.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Het verbaast mij dat u in het gehele debat steeds praat over de PvdA-inzet, maar zich bij de ultieme vraag afhankelijk maakt van de inschatting van de CDA-fractie. Wat is uw inzet, gegeven deze situatie? Vindt u vanuit uw perspectief en na alles wat is gebeurd, een lijmpoging tussen CDA en PvdA zinvol of niet?

De heer Bos (PvdA):

Als wij aan tafel worden gevraagd om verder te praten over het dragen van regeringsverantwoordelijkheid, zijn wij daartoe altijd bereid.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Zou u daartoe zelf een initiatief willen nemen? Tot nu toe is het CDA de partij in het parlement die zich daartegen verzet. Ik zie namelijk ook een Kamermeerderheid die de voorkeur heeft voor lijmen. Volgens mij kunt u daar niet zomaar omheen. Ook het CDA kan daar niet zomaar omheen. Misschien moet u dan het initiatief nemen. Zou u dat willen doen?

De heer Bos (PvdA):

Zullen wij dit in de juiste volgorde afhandelen? Dat betekent dat wij eerst dit debat afronden, dan advies aan de Koningin geven en daarna horen wat de Koningin beslist.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik hanteer ook de juiste volgorde. De Kamer kan immers ook een besluit nemen over het advies aan de Koningin. Ik suggereer dat er nog wel eens een Kameruitspraak zou kunnen worden gedaan om een lijmpoging te ondernemen. Mijn vraag aan u is of u dit steunt en of u een initiatief wilt nemen?

De heer Bos (PvdA):

Daar ga ik eens goed over nadenken.

De heer Donner:

Mijnheer de voorzitter. Er is slechts een beperkt aantal vragen aan de informateurs gesteld. De Kamer heeft het verslag ontvangen dat wij afgelopen zaterdag aan Hare Majesteit hebben uitgebracht. Het antwoord op de in onze opdracht geformuleerde vraag is dat ons onderzoek van de afgelopen weken geen mogelijkheid voor de spoedige totstandkoming van een regeringscombinatie van CDA en PvdA heeft opgeleverd. Met dat antwoord hebben de informateurs aan hun taak voldaan. Een informatie kan niet falen, omdat er wordt gevraagd naar een onderzoek van mogelijkheden. Met de vaststelling van de mogelijkheid of de onmogelijkheid is de opdracht vervuld.

Alle vragen over de informatie zijn in beginsel met het verslag beantwoord. Er zijn enkele vragen gesteld over het verloop van de informatie, over ons oordeel over wat zich bij de informateurs aan tafel of daarbuiten heeft afgespeeld en over door ons opgestelde voorstellen. Ik heb aangegeven dat net als bij ieder ander onderhandelingsproces geheimhouding naar onze mening de essentie is van het informatieproces dat onlosmakelijk samenhangt met een systeem waarin geen van de partijen een meerderheid heeft en dus altijd op coalities berust. Partijen in dat proces moeten er absoluut op kunnen vertrouwen dat hun standpunten daarbij niet naar buiten komen. De situatie kan anders zijn wanneer het proces in een regeringscoalitie uitmondt. Dan wordt de vorming van die coalitie in de Kamer verantwoord. Zolang dat niet het geval is, moeten die stukken naar onze mening vertrouwelijk blijven. Anders gaat het enige middel verloren om van een veelheid van partijen te komen tot een regeringscoalitie. Dat het in het verleden mogelijk eens anders is gedaan, doet daaraan niet af. Eén inbreuk op de wet bewijst niet dat de wet fout is.

In wezen geldt dit ook voor oordelen van informateurs over hetgeen zich heeft afgespeeld. Informateurs hebben een oordeel en zij worden ingehuurd om dat oordeel ten dienste van het proces te stellen. Als zij echter naar buiten zouden treden met oordelen en standpunten, dreigen zij naar buiten een zelfstandige derde partij in het proces te worden waarmee partijen in het gesprek rekening moeten houden. Derhalve passen ons in dit kader slechts beperkt kwalitatieve beschrijvingen en beoordeling van wat er heeft plaatsgevonden. De percepties en beoordelingen van de partijen vormen het onderwerp van discussie en niet de standpunten van de informateurs.

De heer Dittrich (D66):

Informateurs zijn ook procesbegeleiders. Is het uw indruk dat men over de verstoorde persoonlijke verstandhouding heen zou kunnen stappen en dat er overeenstemming zou kunnen worden bereikt als er andere onderhandelaars aan uw tafel zouden zitten?

De heer Donner:

Ik kom daar straks op terug. Die indruk kan ik hebben, die indruk wordt door de informateurs ten dienste van het proces gesteld, maar het is niet zinvol om achteraf, na het proces, over indrukken van de informateurs te gaan praten.

De heer Dittrich (D66):

Ik denk dat dit wel zinvol is, omdat het proces daardoor wellicht weer op gang kan komen. Als u verklaart dat er bijna overeenstemming was, maar dat het alleen niet boterde tussen de personen aan de onderhandelingstafel, kan nog geprobeerd worden of andere vertegenwoordigers van CDA en PvdA wel overeenstemming kunnen bereiken. U schrijft in uw brief dat overeenstemming nabij was.

De heer Donner:

Dat kan zo zijn, maar dat hangt af van de standpunten van de partijen. De indruk van de informateurs op dat punt doet daar volstrekt niet toe. De vraag of er gelijmd moet worden, moet beantwoord worden door de partijen in de Kamer. Als ons oordeel was – zoals in het proces vaker is voorgekomen – dat er gelijmd had moeten worden, hadden wij dat in het verslag gezet. Dat hebben wij echter niet gedaan.

Woensdag 5 februari hebben wij beiden de opdracht aanvaard om de mogelijkheden te onderzoeken van een regeringscombinatie van CDA en PvdA. In het verslag is aangegeven wat de stand was op het moment dat wij een breuk tussen partijen moesten constateren. Dit behoeft weinig aanvulling. Het moge duidelijk zijn dat buiten de vertegenwoordigers van de betrokken fracties wij slechts beperkt met anderen hebben gesproken. Dat betekent niet dat de informateurs niet, zoals gebruikelijk, een stroom van brieven hebben gehad alsmede een groot aantal nota's van de verschillende departementen in antwoord op vragen van de partijen bij ons aan tafel. Die stukken zullen, zoals gebruikelijk, ter inzage worden gelegd bij de Kamer op het moment van afsluiting van de informatie.

Wij hebben in het verslag de werkwijze omschreven. Er is gewerkt in fasen waarbij zowel de economische als niet-economische onderwerpen aan de orde zijn gekomen. Er is gevraagd of het uiteindelijke breekpunt niet eerder duidelijk had kunnen worden. Dat is mede een kwestie van methode. De heer Herben heeft geconstateerd dat de informateurs zich niet dienend maar dwingend hebben opgesteld. De heer Rouvoet heeft geconstateerd dat de informateurs minder protestants en meer katholiek hadden moeten functioneren. De heer Van der Vlies heeft gezegd dat meer onorthodoxe methoden gebruikt moeten worden. Laat ik de derde gereformeerde zijn die zich toch maar bij zijn geloof houdt.

Informateurs zijn een faciliteit. De Kamer kan direct een formateur aanwijzen. Als dat niet voor de hand ligt, moeten er informateurs aangewezen worden. In de Kamer en elders is gewezen op het probleem van het onderhandelen via de media. De voortdurende ruis in de media versterkt alleen maar de conclusie dat onderhandelingsprocessen besloten moeten zijn en niet in de openbaarheid moeten plaatsvinden. Dat is geen verlies voor de democratie, maar winst, want het maakt een coalitie mogelijk in een meerpartijensysteem. Informateurs hebben binnenskamers een eigen rol en die is zowel dienend als dwingend, lijdelijk en leidend. Informateurs bepalen echter niet het resultaat van het proces, want dat doen de partijen.

De heer Zalm (VVD):

Had het niet in uw dwingende rol gepast om te zeggen dat er eerst overeenstemming moest zijn over het financieel kader en over Irak? Was dat geen goede benadering geweest, die in ieder geval de informatie sterk had kunnen bekorten?

De heer Donner:

Dat hangt samen met het vraagstuk van de katholieke methode versus de protestantse. Wij hebben aangegeven hoe wij het hebben aangepakt. Er is gesuggereerd om te beginnen met de koppen tegen elkaar te slaan en dan te kijken of je het kleine werk ook nog kunt doen. Daar komt deze methode in wezen op neer. Na de eerste ronde in het proces werd geconstateerd dat de bereidheid en de wil er waren om tot overeenstemming te komen. Tegelijkertijd was er in het begin wel degelijk een zekere mate van distantie tussen partijen, zoals bekend. Dan is het niet de juiste methode om meteen in het begin te onderhandelen over alle zware breekpunten en te breken als daar geen overeenstemming over wordt bereikt. Er is niet voor niets een verkennende fase. Het is in zo'n onderhandelingsproces – althans, naar onze mening – niet helemaal onzinnig om, als er aan het begin nog geen sprake is van vertrouwen en broederschap, te zoeken naar punten waar wel overeenstemming over kan worden bereikt. Zoals uit het verslag blijkt, is dat in verregaande mate op punten mogelijk gebleken. Je kunt natuurlijk altijd zeggen dat je eerst moet wachten tot het vertrouwen er is. Misschien heet dat terecht de katholieke methode, want als het vertrouwen komt, heb je een moederkerk, maar als het niet komt, zijn het ketters. Daarom hebben wij de andere, meer oecumenische methode geprobeerd.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik krijg zo langzamerhand de behoefte om de beeldspraak die ik in dit debat geïntroduceerd heb, afkomstig van prof. Van Schendelen, in een ander daglicht te stellen. De heer Donner vatte de katholieke methode samen als een methode van flink de koppen tegen elkaar slaan. Op die wijze heb ik die beeldspraak niet gebruikt. Ik had het over het kweken van vertrouwen voordat overgegaan wordt tot het bespreken van de problemen. Misschien had de protestantse methode wel tot volle bloei kunnen komen en tot groot succes kunnen leiden als in eerste instantie de katholieke methode gevolgd was. Dat bedoelde ik toen ik die beeldspraak gebruikte. In de tweede alinea van het advies van de informateurs staat dat uitgangspunt was dat die bereidheid en dat vertrouwen er waren. Werd dat terecht als uitgangspunt genomen of was het beter geweest om dat eerst te beproeven?

De heer Donner:

Die conclusie berust op het eerdere verslag dat ik op 3 februari heb uitgebracht en dat op 4 februari in deze Kamer is besproken. De Kamer kwam toen niet tot een andere conclusie dan dat dit beproefd moest worden en dat de bereidheid er wel degelijk was en dat er ook dat begin van vertrouwen was. U heeft beide partijen gehoord in de Kamer. Uw conclusie was toen dat het niet zo zinvol was, maar dat doet er niets aan af dat de Kamer geconcludeerd heeft dat die bereidheid er was. Nu kun je wachten tot dat vertrouwen gaat bloeien, maar vertrouwen moet op een gegeven moment opgebouwd worden. Dat vertrouwen komt als er op bepaalde punten overeenstemming wordt bereikt en er spelen ook andere factoren een rol. De heer Balkenende zei dat hij in de laatste fase in het gesprek met de heer Bos heeft geprobeerd om dat vertrouwen te scheppen. Daarop zei u onmiddellijk: het is een affront van de informateurs; op dat moment hadden ze al op moeten stappen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dan moet u wel kijken naar het tijdsverloop. Wij zijn inmiddels elf weken verder. Op dat moment is er een gebrek aan chemie en vertrouwen. Ik vind het niet heel chic van de partijen als zij op dat moment de informateurs, die van Hare Majesteit een opdracht hebben gekregen, passeren en een nieuw initiatief nemen om de formatie te redden. Maar goed, u kunt dat anders waarderen. Ik heb u de vraag voorgehouden of niet in de eerste week vastgesteld had moeten worden of er voldoende bereidheid en vertrouwen was. Daarop antwoordt u dat je daarop wel zou kunnen wachten. Maar dat vraag ik niet. Naar mijn mening had met elkaar nagegaan moeten worden of er voldoende basis was. Dat was trouwens ook het allereerste advies dat mijn fractie gegeven heeft.

De heer Donner:

Dat is ook vastgesteld in de verkennende fase. Die bereidheid was er en dat vertrouwen ook. Uit de inbreng van beide partijen kan ook niet opgemaakt worden dat het vertrouwen er van het begin af aan niet was. Het vertrouwen brokkelde af gedurende het proces. In het begin is de vraag gesteld of er bereidheid en vertrouwen was. Dan kom ik nu bij de vraag wat de echte oorzaken van de breuk zijn. Had het met andere personen wel gekund? Was het een verschil in filosofie? U heeft zelf gevraagd of niet eenvoudig is aangenomen dat er bereidheid was en of dat niet eerst beproefd had moeten worden. Al die zaken veronderstellen een kwalitatief oordeel van de informateurs. De informateurs kunnen dat hier niet geven. Onze opdracht was een onderzoek naar de mogelijkheden. We kunnen dat oordeel op een gegeven moment slechts afleiden uit het standpunt dat partijen aan tafel innemen of eventueel buiten de tafel weergeven. U vraagt verder aan ons om bepaalde zaken te gaan uitleggen. Bepalend is het standpunt van partijen over de wijze waarop zij het proces zien. Of informateurs dat proces misschien anders zien of zeggen dat de oorzaken ergens anders liggen, doet er niet wezenlijk toe. De partijen moeten een regering vormen, niet de informateurs. Daarom is het niet zinvol om de informateurs hier te gaan vragen wat naar hun mening de werkelijke oorzaken waren. Er zijn geen andere werkelijke oorzaken dan die welke de partijen hier geven.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik zou dat kunnen aanvaarden, maar ik wil in dit verband echter op een punt terugkomen. Op de vraag of er sprake was van een grote ideologische kloof, gaf in ieder geval de heer Leijnse aan – maar ik vraag het aan u beiden – dat hij daar niet zoveel van had gemerkt. U zegt dat informateurs daar niet over gaan, maar die opmerkingen zijn in het proces wel degelijk naar voren gekomen. De vraag is voor een beoordeling van het totale proces relevant of het inderdaad in de opvatting van beide informateurs louter een kwestie was van gebrek aan vertrouwen of dat er ook een ideologisch aspect aan het niet slagen heeft gezeten.

De heer Donner:

Nogmaals, wij hebben u in het verslag aangegeven hoe het proces is geweest en hoe ver we gekomen zijn. Als partijen hier stellen dat zij desondanks menen dat er een grote ideologische kloof was, is dat een constatering die u aan partijen moet toeschrijven. U moet niet aan ons gaan vragen of wij het beter weten dan partijen. Dat is dezelfde vraag als die van de heer Dittrich of het met anderen personen wellicht beter was gegaan. Het zijn niet primair personen die hier onderhandelen, maar het zijn ook fracties die proberen tot overeenstemming te komen. Daarom zou het vreemd zijn als de fractiestandpunten plotseling anders worden als er andere personen zijn. Natuurlijk kunnen factoren daar een rol spelen, maar het zijn uiteindelijk de fracties die onderhandelen en die het resultaat moeten aanvaarden. Daarom is het niet aan de informateurs om te zeggen: stuur maar een ander, want daar kunnen we beter mee overweg. Informateurs hebben te doen met wie de fracties afvaardigen.

De heer Dittrich (D66):

Formeel hebt u gelijk dat het om fracties gaat. Maar de leiders van de fracties onderhandelen bij u aan tafel met elkaar en zeggen op een gegeven moment dat zij zich terugtrekken in een penthouse in Den Haag en daar onder vier ogen met elkaar gaan spreken. Waarom? Omdat de persoonlijke invulling kennelijk doorslaggevend blijkt te zijn. Het is dan toch logisch dat u als procesbegeleiders probeert te stimuleren dat de overeenstemming die er volgens de brief aan zat te komen, daadwerkelijk verzilverd kan worden, door bijvoorbeeld zelf voorstellen te doen? Laat dan door andere woordvoerders het einde van de onderhandelingen plaatsvinden.

De heer Donner:

U kunt ervan op aan dat de informateurs gedurende het hele proces alles gedaan hebben wat naar hun mening dienstig was om dat proces te laten functioneren. We hebben de onderhandelaars tijd noch inspanning noch gezondheid gespaard om verder te komen. Dat moet ik hier zeggen. Dat is niet toereikend geweest. Het is te allen tijde aan partijen om te zeggen dat het met andere informateurs misschien beter kan.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Laat ik u geruststellen. U ziet er nog gezond uit.

De heer Donner:

Dat was een paar weken geleden anders.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb u toen ook niet in de Kamer gezien, want toen was u namelijk aan het formeren.

De heer Donner:

Ik had toen 40 graden koorts. Ik lag toen in bed.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Laat ik dan zeggen dat ik blij ben dat u weer beter bent.

Schijnbaar was u op donderdagavond een andere mening toegedaan dan het CDA, want u heeft nog een voorstel gedaan. U vond het nog "dienstig" om door te gaan. U zag nog steeds mogelijkheden voor een CDA/PvdA-kabinet.

De heer Donner:

Wij hebben het in de brief aangegeven. Op donderdagavond legde het CDA een voorstel ter tafel. Ook ten aanzien daarvan geldt een eigen verantwoordelijkheid van de informateurs, en die is een andere dan die van de partijen. Het was de wens van partijen om tot een spoedig resultaat en het doorhakken van knopen te komen en het bespreken van het voorstel was op dat moment niet dienstig in het licht van die doelstelling. Er staat niet dat wij van mening waren dat het voorstel slechter was, maar dat wij op het eerste gezicht niet konden constateren dat het, vergeleken met hetgeen wij toen bezig waren, uitzicht bood op een meer bevredigend resultaat. Uit een oogpunt van dienstbaarheid hebben wij toen geen voorstel op tafel gelegd, maar aangegeven dat wij meenden dat het zo was. Ook dan blijft het echter aan partijen om te beslissen of zij daarvan al dan niet gebruik maken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat begrijp ik. Het CDA suggereerde echter zojuist dat het nog een discussie had gewenst over dat stuk. Ik heb nu een vraag ter reconstructie. Is de Partij van de Arbeid expliciet gevraagd te reageren op dat stuk? Heeft u dat als procesbegeleiders gewenst of heeft u die discussie niet mogelijk gemaakt door direct te suggereren dat dit stuk niet tot een meer bevredigende uitkomst zou leiden?

De heer Donner:

Zoals in het verslag staat, hebben wij om die reden gemeend te moeten concluderen dat een bespreking van dit voorstel niet paste in onze opdracht: het onderzoeken van de spoedige totstandkoming van een kabinet van CDA en PvdA. Een dergelijke bespreking heeft mitsdien niet plaatsgevonden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De heer Balkenende suggereerde net dat de heer Bos daar geen trek in had en dus dwars lag. Ik begrijp van u dat die discussie niet heeft plaatsgevonden omdat de informateurs dat hebben verhinderd.

De heer Donner:

Wij hebben gemeend dat het op dat moment niet aan de orde moest komen, en wel vanuit het perspectief van een spoedige totstandkoming. De verdere verantwoording van partijen over hun standpunten in het proces vindt niet plaats tegenover deze Kamer, maar tegenover hun achterban en de kiezers. De Kamer is er om een regering te beoordelen. Leidt een combinatie tot een regering, dan is het oordeel daarover primair aan de Kamer. Vooralsnog zijn het partijen die hier handelen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik kan het daarover met u eens zijn. Die analyse lijkt mij ook in politicologisch opzicht uitermate zuiver. Daarover wil ik verder geen discussie, maar volgens mij kunnen wij wel vaststellen dat de Partij van de Arbeid het niet heeft geblokkeerd, zoals het CDA dat heeft gesuggereerd of zelfs letterlijk heeft gesteld. Wellicht was er niet gebroken als wel een discussie had plaatsgevonden over dat stuk. U vond dat echter niet dienstig.

De heer Donner:

Wij hebben gezegd dat het aangaan van die discussie op dat moment in het proces niet verantwoord was vanuit het perspectief dat knopen doorgehakt moesten worden in het belang van een spoedige totstandkoming.

De heer Zalm (VVD):

Mag ik vragen waar de informateurs hun razendsnelle inzicht vandaan halen? Hoe konden zij onmiddellijk beoordelen dat het voorstel dat op tafel werd gelegd, geen betere economische effecten had?

De heer Donner:

Zoals u weet, heb ik vorig jaar ook al een informatie geleid. Bij die besprekingen was een deskundige op dit terrein aanwezig! Daar heb ik veel van opgestoken. Ik heb bij de verschillende besprekingen met het CPB, over de vraag hoe die mechanismen werken, ook ditmaal veel opgestoken. Ook de heer Leijnse heeft een lange training op dit terrein. Je geeft een eerste beoordeling van de plannen die worden ingediend.

De heer Zalm (VVD):

Dat is toch wel gewaagd. Bij de ontwikkeling van dit voorstel is ook een staatssecretaris van Economische Zaken betrokken geweest, als we dan toch namen gaan aanhalen, en een ex-financieel woordvoerder van het CDA, thans fractievoorzitter van het CDA. Zij waren ervan overtuigd dat dit betere effecten zou hebben. U gaat echter op uw eigen oordeel af, namelijk dat zij zich daar helemaal in vergissen.

De heer Donner:

Wij zijn in het proces vaak op ons eigen oordeel afgegaan. Feit blijft dat als partijen op dat moment hadden geconstateerd "die informateurs kunnen dat wel zeggen, maar wij menen dat het anders is", dan hadden zij kunnen zeggen dat zij andere informateurs wensten. Wij hebben de verantwoordelijkheid voor het proces en voor de opdracht die wij hebben gekregen. In dat kader meenden wij dat het voorstel niet passend was.

De heer Zalm (VVD):

Ik begrijp dat u het niet productief vond, omdat het een heel ander voorstel was en op een verkeerd moment kwam. Als u daarmee had volstaan, had ik kunnen begrijpen dat dit voorstel geen basis was voor overleg dat uitzicht bood op een spoedige overeenstemming. U matigt zich echter ook een oordeel aan over de economische merites van het alternatieve voorstel.

De heer Donner:

Nee, er staat dat het geen uitzicht bood op een meer bevredigende oplossing. Daarmee wordt bedoeld dat als er toen een idee op tafel lag waarvan werd gezegd dat men daar negen weken op had gewacht, omdat dat de sleutel was, wij dat hadden moeten bekijken. De ervaring die ik inmiddels had opgebouwd, leerde mij dat dit niet gezegd kon worden. Dat was niet verantwoord.

De heer Zalm (VVD):

Ik vind dat gewaagd en gedurfd. Naar mijn mening is het onverstandig dat de informateurs dit hebben opgeschreven, zeker als het niet door het CPB is bevestigd en zij niet even de directeur van het CPB erbij hebben gehaald om daar een blik op te werpen. Ik vind dat nogal gewaagd.

De heer Van der Vlies (SGP):

De informateurs hebben donderdagavond aangegeven, bereid te zijn de andere dag nog met een voorstel te komen. Dat is er niet van gekomen, maar dat was op dat moment het perspectief. De heer Donner schrijft dat hij mogelijkheden dacht te vinden om op basis van de tot dusverre bereikte overeenstemming een alternatief plan in te dienen. Het gaat mij om de woorden "op basis van bereikte overeenstemming". Had hij het inzicht dat hij daar niet buiten behoefde te treden of was die zekerheid er op dat moment nog niet?

De heer Donner:

Uiteraard. De heer Leijnse zal straks wellicht dieper op dit punt ingaan. Als de plannen die er liggen niet bevredigend zijn en je wilt op een aantal indicatoren een meer bevredigend resultaat hebben, dan zul je op een aantal punten terug moeten komen op overeenstemming die al was bereikt of op overeenstemming die er nog niet was. Wij bedoelden te zeggen dat het plan voortbouwde op de discussie die tot dan toe gevoerd was en uit dat oogpunt meer bevredigend zou voldoen aan de verschillende criteria.

Voorzitter. Ik meen hiermee mijn deel van de vragen te hebben beantwoord.

De heer Leijnse:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de gelegenheid die zij mij geeft, haar nader te informeren over de zojuist afgesloten fase in het informatieproces ter ondersteuning van het onderlinge debat in de Kamer. Voordat ik enkele vragen beantwoord, zal ik ingaan op de wijze waarop wij de discussie over het financieel kader hebben gevoerd.

Het was vanaf het begin duidelijk dat in de situatie waarin de onderhandelingen tussen partijen begonnen de slechte situatie van de Nederlandse economie dominant was alsmede de snelle verslechtering van 's Rijks financiën. Dat vergde een vrij aanzienlijk pakket van ombuigingen dat tegelijkertijd het beetje economische groei dat er nog was, niet zou aantasten. Er lag voor beide partijen en dat is ook onderkend, een tamelijk gecompliceerde opdracht op tafel. Dit was niet eenvoudig.

Partijen zijn vanuit verschillende uitgangspunten vertrokken. Die waren gebaseerd op hun opstelling in de verkiezingscampagne. Het was vanaf het begin duidelijk dat zij daarvan niet eenvoudig afstand konden nemen. Voor de ene partij was het uitgangspunt het begrotingsevenwicht zo snel mogelijk herstellen en voor de andere partij was dat naast ombuigingen ook intensiveringen waar die noodzakelijk waren.

In zo'n situatie is het denkbaar dat je begint met de discussie over deze twee bijna principiële standpunten. Het leek ons echter verstandiger, en dat is ook in overeenstemming met de Nederlandse politieke cultuur en zeker in overeenstemming met de noodzaak van coalitievorming in een meerpartijenstelsel, tegen beide partijen te zeggen dat hun standpunten in enige maatvoering en in samenhang in het uiteindelijke resultaat terug moeten komen. Wij willen de economie immers niet te veel afknijpen, wij willen ook pogen om te intensiveren waar dat noodzakelijk is en wij willen zo snel mogelijk een begrotingsevenwicht bereiken. Dat heeft zijn weg gevonden in een werkhypothese, waarbij wij zouden bezien of wij een pakket van maatregelen konden samenstellen dat zodanig in evenwicht was dat het geen negatieve effecten zou laten zien op de belangrijke economische indicatoren – structurele groei, werkgelegenheid en inflatie – en dat het ook terzake van de twee uitgangspunten "intensiveringen" en "begrotingsevenwicht" een bevredigende uitkomst zou geven, in de wetenschap dat dit moeilijk zou zijn.

Vanuit die werkhypothese zijn wij begonnen met het bouwen van een gemeenschappelijk pakket van maatregelen uit datgene wat beide partijen aandroegen. Het heeft enige tijd gekost om van beide partijen de waslijst van voorstellen te krijgen, maar uiteindelijk hebben wij die waslijsten in een proces van weging en van zien wat gemeenschappelijk is en wat via onderhandelingen gemeenschappelijk kan worden, ongeveer tien dagen geleden laten resulteren in een pakket dat kon worden voorgelegd aan het CPB. Onder anderen de heer Zalm heeft gevraagd waarom dat pakket in dat vroege stadium is voorgelegd. Hij heeft zelf het antwoord op die vraag gegeven: als een jurist en een onderwijsdeskundige – dank voor het compliment; ik zou mijzelf nooit "onderwijsdeskundige" noemen – naar zo'n pakket kijken, is het misschien dienstig om daar op een bepaald moment deskundigen bij te halen en aan hen te vragen wat de effecten van het pakket zijn. Natuurlijk konden wij raden dat het pakket in de toenmalige samenstelling niet op alle indicatoren even positief zou scoren. Ook de heer Zalm weet echter – nog beter dan ik – dat dit iets anders is dan precies weten voor welke indicatoren het fout dreigt te gaan en voor welke wat minder. Wij hebben het in dat stadium dus nodig geacht om met het consent van beide partijen en voluit voor hun verantwoordelijkheid het CPB te vragen om de effecten van dat pakket te bekijken, opdat wij konden zien wat de maatvoering is van enerzijds de realisatie van de uitgangspunten en anderzijds de reparaties die wij nog moesten plegen. Ik kan dat niet anders zien dan als een betrekkelijk normaal politiek proces.

De heer Zalm (VVD):

Op dit punt heb ik niet de informateurs grote verwijten gemaakt, maar degenen die van tevoren wisten dat het desastreus zou uitpakken, maar het toch hebben gedaan. Dat is met name door de PvdA verwoord en dat heb ik gekwalificeerd als "onverantwoordelijk".

De heer Leijnse:

Het gaat hier niet alleen om de maatvoering, maar ook om de woordkeus. Het was natuurlijk niet zo dat partijen op dat moment een pakket lieten doorrekenen waarvan zij wisten dat het desastreus zou uitpakken. Men wist wel dat het niet bij alle verschillende criteria de revenuen zou brengen die wij in het eindbeeld zouden willen hebben.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het letterlijke citaat is: "Zij wisten dat het een doodlopende weg was".

De heer Leijnse:

Nee, het was geen doodlopende weg, want dan hadden wij er niet aan hoeven te beginnen. Wij wisten dat het pakket in die vorm niet het eindpakket zou zijn.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het was een letterlijk citaat van de heer Bos.

De heer Leijnse:

Ik herhaal dat beide partijen wisten dat het in die vorm niet het eindpakket zou zijn en dat er nog aan gesleuteld moest worden. Voor het antwoord op de vraag in welke mate wij moesten sleutelen, hadden wij enige deskundige adviezen nodig.

Bekend is dat de uitkomsten in het voorlaatste weekend zijn bekeken. Beide partijen zijn daarbij gezamenlijk tot de conclusie gekomen dat een aanzienlijke reparatie van het pakket nodig was. Vorige week maandag hebben wij daar lang over gesproken. Toen was er een lijn van denken die leidde tot een duidelijke contour van een reparatie. Dat was voor beide partijen moeilijk, omdat in die beweging uitgangspunten en wensen moesten worden gerelativeerd. Er was in grote trekken echter wel overeenstemming over de lijn die daarbij zou worden gevolgd. In de dagen erna, de maandag en dinsdag, hebben wij geprobeerd om dit verder uit te werken en de partijen op de hoogte gebracht van de resultaten. Wij zeiden dat wij op de goede weg waren, dat het pakket er beter begon uit te zien, beter scoorde op de verschillende indicatoren, maar dat we er nog niet waren. Ik denk dat de informateurs op dinsdagavond vermoedden dat de oplossing voor deze niet zo eenvoudige puzzel binnen handbereik lag; dat we, als de partijen bereid waren om iets te slikken, met een aantal verschuivingen in het pakket van maatregelen konden bereiken dat op niet al te lange termijn een pakket kon worden gemaakt dat op economische groei en werkgelegenheid goed zou scoren en tegelijk de uitgangspunten van intensiveringen en begrotingsevenwicht binnen handbereik zou brengen – niet in absolute zin, maar wel in enige balans. Het uiteindelijke voorstel, waarover op woensdag nog met deskundigen was gesproken, hebben wij uiteindelijk niet meer op papier kunnen zetten omdat de procedure inmiddels een andere loop had genomen: de partijen zijn onderling gaan spreken, wij hebben hun gevraagd om donderdag weer aan de onderhandelingstafel terug te komen. Dat is gebeurd, de afloop is bekend.

Voor dat laatste is het van belang om vast te stellen wat er precies de reden van was dat het proces niet verder kon. Ik sluit mij aan bij hetgeen collega Donner hierover zei. Volgens mij was de beoordeling van de primaire vraag in dezen essentieel: was het pakket dat het CDA donderdagavond op tafel legde, dienstig voor de vervulling van onze opdracht? In het licht van negenenhalve week onderhandelen, een formatie die al elfenhalve week duurde, was het antwoord dat op korte termijn knopen moesten worden doorgehakt en tot overeenstemming moest worden gekomen. Het pakket van de CDA-fractie leek niet tot een snel doorhakken van knopen en snelle overeenstemming te kunnen leiden. Hierbij waren twee invalshoeken van belang: in de eerste plaats hetgeen in de voorafgaande negenenhalve week al was uitgewisseld, de geschiedenis van deze informatiepoging, de wijze waarop al over de verschillende voorstellen was gepraat, het commentaar van deskundigen daarop en de opbrengsten daarvan in het pakket; in de tweede plaats de nieuwe elementen in het pakket, waarvan wij inschatten dat ze niet binnen korte tijd en met snelle onderhandelingen tot een resultaat zouden kunnen leiden. Daarbij kwam nog dat er op de punten die de onderhandelaars als belangrijke criteria voor de beoordeling van het uiteindelijke voorstel zouden hanteren, volgens ons, op basis van de inzichten van die woensdag, een bevredigend voorstel mogelijk was. Al die dingen tezamen leidden ertoe dat de informateurs de bespreking van het CDA-voorstel op dat moment niet dienstig achtten voor het proces en het spoedig vervullen van hun opdracht. Wij hebben de partijen toen voorgesteld om de dag daarop te spreken over een voorstel onzerzijds, dat was gebaseerd op hetgeen ervoor was opgebouwd.

Men kan informateurs natuurlijk altijd verwijten dat zij op een bepaald moment in het proces niet daadkrachtig genoeg waren. In deze eerste termijn hebben wij herhaaldelijk het verwijt gekregen dat wij in het begin niet hard genoeg hebben opgetreden, hete aardappelen vooruit hebben geschoven – een rare metafoor overigens – niet op tijd hebben gezegd dat bepaalde dingen niet konden. Wij handelden in dat proces steeds vanuit het besef dat het de verantwoordelijkheid van de informateurs was om te trachten hun opdracht zo goed mogelijk te vervullen. Dat betekent ook dat je moet proberen om verder te komen als daarop nog hoop is, zij het binnen een redelijke tijd. Er zijn echter ook momenten dat informateurs erkennen dat de procedure vergt dat zij een duidelijke positie innemen ten aanzien van de vraag hoe het verder moet. Het is dan aan partijen om te volgen of niet. Ik betreur het nog altijd dat een van de partijen op dat moment niet de vrijheid heeft gevonden om ons op die weg te volgen.

De voorzitter:

Wij zijn gekomen aan het einde van de eerste termijn. Ik zou vijf minuten willen schorsen en vervolgens een tweede termijn willen houden met spreektijden van twee, drie minuten per fractie. Indien nodig kunnen de informateurs dan nog heel kort reageren, waarna wij om 20.00 uur klaar kunnen zijn met het debat.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik vind vijf minuten erg kort. Ten eerste wil ik de VVD-fractie graag in de gelegenheid stellen om beraad te houden, zodat zij met een duidelijk standpunt kan komen in de tweede termijn. De Kamer lijkt mij daarmee gediend. Ten tweede wil ik zelf graag een kwartier de tijd krijgen om moties op te stellen en even overleg te hebben.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik kan mij in uw voorstel vinden, ook als het tien minuten zouden worden.

De voorzitter:

Ik zie de heer Zalm nee schudden, wat onze procedure bekort. Ik stel voor, de vergadering tien minuten te schorsen, zodat wij binnen een uur klaar kunnen zijn met het debat.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 19.03 uur tot 19.12 uur geschorst.

De heer Zalm (VVD):

Voorzitter. Ik dank de informateurs en beide fractievoorzitters hartelijk voor hun antwoorden. Hoewel het niet de kern van het debat is, vind ik het toch wel interessant om te horen waar die telefoontjes over gingen.

Als je terugkijkt, kun je constateren dat PvdA en CDA beide fouten hebben gemaakt tijdens deze informatiepoging. De sfeer is behoorlijk bedorven. Het CDA heeft op de laatste dag onhandig geopereerd, maar ook de PvdA valt mijns inziens het nodige te verwijten. De PvdA heeft eerder een voorstel van de informateurs afgewezen. Als het CDA op dat moment niet alleen zelf het voorstel had geaccepteerd maar dit ook "lock, stock and barrel" van de PvdA had gevraagd, zou de PvdA de breuk hebben veroorzaakt. Ik heb tevens het debat over Irak genoemd. Voorts vind ik dat de aanpak van de financieel-economische problemen erg ongelukkig is geweest: eerst de ander een begrotingsevenwicht gunnen en vervolgens voor 5 à 6 mld euro uitgeven, waarna je met een enorm pakket aan lastenverzwaringen komt. Je kunt op je vingers natellen hoe dat afloopt, want dan kun je bijna overnieuw beginnen. De informateurs hadden hun verslag op zijn minst op één punt anders kunnen schrijven. Zij matigen zich een oordeel aan over de economische effecten van een voorstel dat maar een minuut op tafel heeft gelegen. Dat vind ik nogal gewaagd.

Hoe nu verder? Veel partijen zijn voorstander van lijmen. Dat zou natuurlijk een optie zijn als beide partijen die mogelijkheid reëel zouden vinden. Het CDA heeft zeer nadrukkelijk gezegd dat lijmen er niet in zit. De PvdA heeft gezegd dat de liefde van twee kanten moet komen. Ik zie die liefde eerlijk gezegd van geen enkele kant komen, ook niet in dit debat en ook niet van de kant van de PvdA. De interessante roddels die na het afbreken van de formatie zijn verspreid over het gedrag van de andere onderhandelaar, duiden er niet op dat men een opening wilde houden om nog samen verder te komen. Ik vind het buitengewoon onverstandig en onverantwoord om een sfeer te creëren die lijmen onmogelijk maakt. De PvdA heeft hier zeer actief aan meegewerkt. Lijmen is daarom mijns inziens een onmogelijke weg en leidt slechts tot tijdrekken. Voor tijdrekken hebben wij nu echt geen tijd meer.

Mijn fractie zal zich beraden over wat haar te doen staat en wat de verdere gang van zaken zou moeten zijn om toch een kabinet tot stand te brengen. Wij zullen in ieder geval onze verantwoordelijkheid nemen, ook in moeilijke tijden. Over de wijze waarop, zullen wij nog overleggen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

In eerste termijn zei de heer Zalm dat hij in principe vond dat er eerst gekeken moest worden of er gelijmd kon worden.

De heer Zalm (VVD):

Dit debat wijst uit dat dat een volkomen onmogelijke weg is.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik vraag mij af waar u dat uit destilleert aangezien ik vandaag niets nieuws heb gehoord. Ik verbind daaraan bovendien de volgende vraag: als een Kamermeerderheid vindt dat er wel degelijk gelijmd moet worden, vindt u dan ook niet dat een van de betrokken partijen die nu een blokkade opwerpt, dat opnieuw zou moeten overwegen? Een wens van de Kamermeerderheid kun je niet zomaar terzijde schuiven.

De heer Zalm (VVD):

Ik vind dat de heer Herben het mooi verwoordde toen hij zei: wij doen niet aan gedwongen huwelijken. Ik vind dat een goed punt. Het kan niet zo zijn dat een Kamermeerderheid bijvoorbeeld beslist over de positie die mijn partij moet innemen. Een Kamermeerderheid kan ook niet beslissen over de positie die het CDA moet innemen. Volgens mij is uit dit debat wel gebleken dat de formatie goed stuk is. Een lijmpoging zou slechts een symbolische, rituele poging tot verzoening zijn, terwijl voor iedereen evident is dat echtscheiding, als er al sprake zou zijn van een huwelijk, hoogst noodzakelijk is.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dan wil ik weten waar de VVD-fractie zich nog op heeft te beraden. Dat is dan, om met de heer Herben te spreken, een rituele dans.

De heer Zalm (VVD):

Nee.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ziet u nog een alternatief buiten CDA en VVD, eventueel met een derde partij, of CDA en PvdA? Is er nog een derde mogelijkheid die ik niet heb verzonnen?

De heer Zalm (VVD):

Daar gaan wij ons straks over beraden. Zoals ik al zei: wij lopen zeker niet weg voor onze verantwoordelijkheid als er verantwoordelijkheid moet worden genomen. Wij hadden ons voorbereid op de oppositie. Ik kon vandaag al wat oefenen en ik heb er veel schik in gekregen. Oppositie voeren is best leuk, maar het land moet wel geregeerd worden. Het landsbelang gaat altijd voor het partijbelang, dat is in ieder geval onze opstelling.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Ik bedank de informateurs voor het beantwoorden van de vragen. Ik had zelf weinig vragen gesteld. Ik ben het met de informateurs eens dat het de partijen zijn die hier verantwoording moeten afleggen. Daar voeren wij het debat mee. Ook zij waren natuurlijk als was in de handen van de partijen en hadden zelf een bescheiden rol. Daar ben ik het mee eens.

Ik ben het niet eens met de redenering van de heer Donner met betrekking tot de openbaarheid van stukken. Ik zie het dilemma tussen enerzijds moeten onderhandelen en een compromis moeten sluiten en anderzijds de openbaarheid en dus de meekijkende media. Sterker nog, bij het nalezen van het debat gehouden in 1994 heb ik gezien dat ik dat toen ook al zei. Toch zagen de informateurs er toen – de betrokkenen waren Zalm, Kok, Van Mierlo en De Vries – geen enkel bezwaar in. Mij lijkt de redenering van de heer Donner, dat het feit dat er één keer is gezondigd tegen een wet nog niet wil zeggen dat de wet slecht is, een verkeerde manier van redeneren. In een democratie zou altijd op enig moment openbaarheid moeten worden gegeven. In de brief van de heren Donner en Leijnse aan de Kamer staat dat het goed gebruik is om alleen het eindresultaat van de onderhandelingen die leiden tot de vorming van een kabinet na afloop van de formatie openbaar te maken, alsmede een beperkt aantal stukken die direct voor dat eindresultaat relevant zijn. Met andere woorden: als er geen CDA/PvdA-coalitie komt, dan zie ik nooit de stukken die nu gespeeld hebben. Dat is net niet zo gezegd, maar dat is wel wat de heer Donner vindt. Ik maak daar ernstig bezwaar tegen. Het maakt het onmogelijk voor de kiezers om te beoordelen hoe er is omgegaan met het vertrouwen dat zij in de partijen hebben gesteld.

Voorzitter. Ik ben gefascineerd door de beantwoording van de vragen die ik al eerder aan de heer Bos heb gesteld over de 20 mld euro en hoe hij ooit heeft kunnen instemmen met de eis van het CDA van een begrotingsevenwicht in 2007. Hij heeft ons een kijkje gegeven in de positieve inzet van de PvdA. Ik wil hem graag op zijn woord geloven. Ten aanzien van de negatieve punten – met andere woorden: de bezuinigingen – was hij erg kort en weinig spraakzaam. Ook al zijn de 20 mld euro later bijgesteld naar 10 mld euro, blijft het buitengewoon interessant. Ik geloof namelijk absoluut niet dat het mogelijk zou zijn geweest om dat soort bedragen te dekken met efficiencywinst alleen. Ik vind het op dat punt ook niet geheel rechtvaardig om alleen het CDA de zwarte piet toe te schuiven, zonder hier openheid van zaken te geven als PvdA.

Voorzitter. Ik heb in eerste termijn gezegd dat ik een lijmpoging niet zag zitten. Dat baseerde ik op het feit dat wij net een breuk hebben gehad in de coalitiebesprekingen tussen CDA en PvdA. Mevrouw Halsema zal hoogstwaarschijnlijk zometeen een motie indienen. Of mijn fractie deze motie ondersteunt, heb ik afhankelijk gemaakt van de steun door PvdA of CDA. Wanneer geen van deze twee partijen bereid is de motie te steunen, is het een slag in de lucht en dan heeft het weinig zin om steun te verlenen aan de motie. Ik begrijp dat de heer Zalm de motie niet ondersteunt. In de PvdA-fractie zijn er in ieder geval twijfels over. Ik ben altijd voor lijmen. Ik was voor deze coalitie, zij moest er komen als je de verkiezingsuitslag goed interpreteert. Toch zie ik er niet veel in om te blijven lijmen wat niet gebroken is, maar vooral een resultaat van afbraak.

Dan wil ik nog even ingaan op onze suggestie van nieuwe verkiezingen. Ik niet alles herhalen wat ik in eerste termijn gezegd heb, maar ik geloof echt dat alle mogelijkheden die er nu nog zijn, een probleem op het punt van de geloofwaardigheid met zich meebrengen. Over de LPF heb ik genoeg gezegd. Ik heb zojuist van een journalist, zo zeg ik maar, de door de afdeling voorlichting van D66 verspreide speech van de heer Dittrich onder ogen gekregen. Daarin staat aan het eind een passage die niet is uitgesproken. Die komt erop neer dat D66 zou kunnen meedoen aan een kabinet, mits er steun is voor ingrijpende verbetering van kenniseconomie, ecologie en democratie. Als CDA en VVD op deze punten wat toegeven, is D66 dus al beschikbaar. Wellicht kan de heer Dittrich zo dadelijk nog even toelichten hoe het zit met het zwalken van D66 van links naar rechts. Ik vind het nog steeds onbegrijpelijk.

In ieder geval geeft dit precies aan wat ik bedoel: alle opties hebben het bezwaar van ongeloofwaardigheid. En ik maak er dan ook echt bezwaar tegen dat nota bene de heer Van der Vlies het houden van verkiezingen vergelijkt met dobbelen. Mijnheer Van der Vlies! Dobbelen is gokken, verkiezingen houden niet.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ik ben blij dat de heer Marijnissen het profiel van de SGP zo goed in het hoofd heeft dat hij weet dat dobbelen associaties oproept die voor ons problemen opleveren, maar ook bij ganzenborden worden dobbelstenen gebruikt...

De heer Marijnissen (SP):

Goed, maar dan stel ik in ieder geval voor dat de cel, die ook op het ganzenbord voorkomt, in ieder geval van toepassing is voor degenen die deze informatie hebben laten mislukken.

De heer Herben (LPF):

Voorzitter. Ik dank de informateurs voor hun uitgebreide toelichting. Ik moet de SP complimenteren, misschien staat SP voor "superspion", want zij heeft achtereenvolgens de hand weten te leggen op de dossiers Margarita, CDA en D66. Ik zou eigenlijk mijn kamer willen laten afsluiten, maar dat mag niet. Mijn complimenten voor wat deze partij boven water heeft gehaald en wat het daglicht kan verdragen. En ik feliciteer ook de heer Dittrich; hij verlost mij van een last, denk ik...

Bij de motie-Halsema heb ik toch wel een probleem in het dictum, dat...

De voorzitter:

Het begint nu echt op ganzenborden te lijken. De motie-Halsema, die kennelijk in aantocht is, is nog niet ingediend, dus daar kunnen wij nog niet over praten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

En ik ben een beetje bang dat de LPF in navolging van de SP gaat vragen om openbaarheid van mijn motie voordat ik haar ingediend heb.

De heer Herben (LPF):

Ik zal de motie niet letterlijk aanhalen.

De voorzitter:

Even serieus, wij praten niet over een motie die nog niet is ingediend.

De heer Herben (LPF):

Akkoord, voorzitter.

Ik heb zojuist van de heer Marijnissen gehoord dat er recht moet worden gedaan aan de verkiezingsuitslag van 22 januari. En ik heb dergelijke geluiden ook van GroenLinks en andere fracties gehoord. Ik denk dat er een rekenfoutje wordt gemaakt, want de verkiezingsuitslag is 85-65, als het gaat om de verhouding tussen rechts en links in dit land. Maar de heer Dittrich zit in deze Kamer keurig in het midden, dus hij kan nog kiezen tussen links en rechts, wat de verhoudingen eventueel nog verder in ons voordeel kan doen doorslaan. Maar dit terzijde. Als de verkiezingsuitslag niet eenduidig is, blijft het de vraag of een lijmpoging zin heeft. De heer Marijnissen heeft er terecht op gewezen – ik zeg het in mijn woorden – dat je alleen iets kunt lijmen wat ooit heel is geweest. Maar het is nooit heel geweest, zoals wij zojuist hebben kunnen horen. En het debat dat zich heeft afgespeeld, de informatiepoging, ik vond het katholiek noch protestants. Het was veeleer een heidens kabaal, het had niet veel te maken met het zoeken naar consensus, naar overeenstemming. Dan heeft lijmen ook geen zin, want dan is het alleen het verlengen van het lijden en dan voeren wij over twee of drie maanden weer een debat als dit. Daar zitten wij niet op te wachten, en dat is misschien ook de strekking van een term die de informateurs hebben gebruikt, een spoedige afdoening van de informatie. Dat "spoedige" zagen de informateurs niet zitten en ik kan me bij hun oordeel aansluiten.

Het standpunt van de LPF zal dus zijn dat verder moet worden gekeken naar een derde partij bij CDA en VVD. Wij hebben zojuist de peilingen van Maurice de Hond gehoord: 26% voor de LPF, 21% voor D66 – en het kan nog stijgen, mijnheer Dittrich – en 35% voor een paarse variant. Ik concludeer dat sowieso 47% is voor een kabinet met CDA en VVD en een derde partij. Die koers moet men dus verder volgen. Wat dat betreft wacht ik graag het standpunt van de D66-fractie af. Ons standpunt is duidelijk: wij hebben niet gebroken en wij hebben de deur niet dichtgegooid, maar andere partijen hebben de sleutel.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Mijnheer de voorzitter. Ik dank de informateurs voor hun beantwoording in eerste termijn. Vandaag hebben zij wellicht nog meer dan in de afgelopen weken de rol gespeeld die de heer Donner beschreef, namelijk die van procesbegeleider en geen woordvoerder namens de partijen. Dat leidde tot een vrij bescheiden rol in dit debat.

Dit debat diende voor mij om helderheid te krijgen en ervoor te zorgen dat de twee partijen die de verantwoordelijkheid dragen, ook verantwoording afleggen. Laat ik zeggen dat dit debat alles behalve dat heeft gebracht. Dat wijt ik voornamelijk aan het CDA. Laat ik daarover ook helder zijn. De PvdA zie ik pogingen doen om zich te verantwoorden, terwijl het CDA niet anders doet dan grossieren in argumenten, die onderling vaak op gespannen voet met elkaar staan, zonder duidelijkheid te geven wat nu uiteindelijk de doorslag heeft gegeven om niet meer te willen. De ene keer zijn het botsende maatschappijvisies, de andere keer is dat juist opgelost en gaat het alleen nog maar om de uitwerking. De volgende keer is het een basis van vertrouwen die ontbreekt, terwijl het tegelijkertijd goed zou gaan, er informeel wordt gesproken en er sprake is van wat frisse lucht. Het is mij een groot raadsel en ik kan uiteindelijk alleen maar concluderen dat het lijkt te gaan om politieke onwil, onverenigbaarheid van karakters en slechte humeuren. Ik moet zeggen dat ik dat beschamend vind.

Ik riep zelf de vraag op wie het verloop van het formatieproces vanaf nu bepaalt. Is dat het staatshoofd of is dat de Kamer? Wij vinden dat het de Kamer moet zijn. Daarbij hebben wij onze inzet erg helder gemaakt. Wij vonden de uitspraak van de kiezers op 22 januari heel duidelijk: er moet een PvdA/CDA-kabinet komen. Wij vinden niet dat tot het uiterste is geprobeerd om dat te doen. Als de informateurs zeggen dat er vorderingen waren, als de informateurs zeggen dat er op financieel-economisch terrein vorderingen waren en dat er op alle andere terreinen eigenlijk alleen in de uitwerking hier en daar wat schortte, is het mij een raadsel waarom er niet gelijmd gaat worden.

Tot dusverre lijkt er niet gelijmd te gaan worden, omdat het CDA een blokkade opwerpt. Die blokkade lijkt nu gerespecteerd te gaan worden door de VVD. De heer Zalm wil ik toevoegen dat hij daarmee de machtspositie van het CDA eindeloos vergroot. Ik vind dat onverstandig. Een partij gaat dwars liggen, saboteert een formatieproces en wordt daarvoor beloond. Dat is uiteindelijk het effect ervan. Tegen de heer Zalm wil ik ook nog zeggen dat Paars 1 – hij mag het misschien zijn vergeten – een gedwongen huwelijk was. Ik geloof dat hij vrij veel plezier heeft beleefd aan dat huwelijk.

De heer Zalm (VVD):

Aan alle veertien of vijftien partners, moet ik zeggen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil er verder niet in treden of u de een liever vond dan de ander.

De heer Zalm (VVD):

Maar u vindt dus ook dat de PvdA niets te verwijten valt, zoals de heer Bos uitvoerig heeft uiteengezet?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Nee. Ik neem aan dat u goed heeft geluisterd naar mijn eerste termijn. Ik heb de PvdA verwijten gemaakt, zowel over haar positie tijdens de onderhandelingen in het formatieproces als na afloop over het zwart maken. Het zijn ongeveer dezelfde verwijten als u heeft gemaakt. Als ik kijk naar de rol en inbreng van de PvdA in het debat vandaag, zie ik een groot verschil. Ik zie dat de PvdA erkent te hebben gefaald, terwijl het CDA voornamelijk de schuld bij anderen legt, de handen wast en geen eensluidend of geen enkel argument geeft waarom het heeft gebroken.

De heer Zalm (VVD):

Ik heb van de PvdA-fractie geen enkel concreet punt gehoord waarvan zij zegt: dat hebben wij fout gedaan, dat hadden wij anders moeten doen. Men heeft wat algemene spijtbetuigingen gedaan dat de politiek heeft gefaald en dat het CDA en de PvdA hebben gefaald. Op geen enkel concreet punt heeft de PvdA-fractie aangegeven zij het anders had moeten doen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb erg weinig behoefte om hier de PvdA-fractie te verdedigen. Ik wil alleen nog zeggen dat ik de opmerking van de PvdA-fractie dat zij gefaald heeft, terecht vind en graag incasseer. Ik stel ook vast dat deze opmerking meer is dan hetgeen de heer Balkenende over het aandeel van het CDA heeft gezegd.

Dit debat zou de openheid in de formatie moeten dienen. Dat kunnen wij hard gebruiken, want deze formatie is zo mogelijk nog geslotener, restauratiever dan voorgaande formaties onder Paars. Dat betekent dat ik vind dat wij dit debat moeten afsluiten met een duidelijke politieke boodschap. Wij kunnen het morgen natuurlijk weer aan de achterkamertjes overlaten en wij kunnen het aan elke partij overlaten om onder geheimhouding aan de Koningin te vertellen wat zij wil. Ik heb genoteerd dat er in ieder geval in de eerste termijn een Kamermeerderheid voor lijmen van CDA en PvdA was. Dat wil ik ook graag aan het einde van dit debat vaststellen. Dat lijkt mij logisch, want dan kan een eensluidend verzoek van de Kamer aan de Koningin worden gedaan.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Hoe komt mevrouw Halsema er nu bij dat de advisering aan Hare Majesteit morgen in achterkamertjes gebeurt? Wij zijn eraan gewend om ons advies gewoon bekend te maken en zij kan dat ook doen, zoals zij dat gewend is.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat zal ik zeker doen. Tegelijkertijd weet de heer Rouvoet dat er geen pers aanwezig is wanneer hij zijn advies aan de Koningin uitbrengt. Het is misschien een aardige suggestie voor de vernieuwing van de politiek.

Nu ik het toch over nieuwe politiek heb, zeg ik dat de Kamer zich deze gelegenheid om een duidelijke uitspraak te doen niet moet laten ontnemen.

De Kamer,

gehoord de Halsemaberaadslaging,

overwegende dat niet volledig valt uit te sluiten dat de breuk in de formatie van een CDA en PvdA-coalitie berust op wederzijdse misverstanden;

van mening dat met een finale poging om een coalitie van CDA en PvdA tot stand te brengen recht zou worden gedaan aan de verkiezingsuitslag van 22 januari jl.;

acht het wenselijk dat een finale poging om een formatie tussen CDA en PvdA tot stand te brengen wordt ondernomen, dan wel wordt vastgesteld dat een dergelijke lijmpoging onmogelijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Halsema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16(28637).

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Allereerst dank ik de informateurs voor hun beantwoording. Dit debat diende om te achterhalen waar het nu precies is misgegaan tussen PvdA en CDA. Eerlijk gezegd, is het mij niet echt duidelijk geworden. In ieder geval mag geconcludeerd worden dat door beide kanten niet professioneel is gehandeld. Uit de woorden van de heer Balkenende maak ik op dat hij de trage gang van zaken in de schoenen van de informateurs schuift, met name in het begin van de formatie toen wij het hadden over 11 maart en daarna toen het debat over Irak plaatsvond. Hij sprak van hete aardappels die vooruitgeschoven werden. Informateurs zijn procesbegeleiders, dus impliciet is het kritiek op de wijze waarop zij het proces in gang hebben gezet. Ik weet dat de informateurs van mening zijn dat het de partijen zijn die het moeten doen, maar de heer Balkenende heeft het laten gebeuren.

De heer Balkenende (CDA):

Uit datgene wat ik heb gezegd over het proces na 22 januari, mag u niet concluderen dat dat kritiek bevat op de rol van de informateurs.

De heer Dittrich (D66):

Impliciet haal ik dat er wel uit. U zegt dat er hete aardappels vooruitgeschoven zijn. Daarmee zegt u impliciet dat de procesbegeleiders hadden behoren in te grijpen. Dat hebben zij niet gedaan. Het is een makkelijke analyse van u. U hebt er namelijk zelf bij gezeten. Het zou een kabinet worden dat uw naam zou dragen. U had ook zelf kunnen ingrijpen, maar u laat het maar gebeuren. U had leiderschap kunnen tonen. Het doet mij denken aan de reclame van Center Parcs "maar nu even niet". Het is een kwestie van achteroverleunen en het laten gebeuren. Het is weinig overtuigend om na tweeënhalve maand te concluderen dat het vertrouwen er niet is.

Ik maak ook de heer Bos een verwijt. Tijdens het proces en vooral nadat de breuk had plaatsgevonden heeft hij op de televisie allerlei mededelingen gedaan. Dat draagt absoluut niet bij aan de kans van een lijmpoging. Wij moeten niet vergeten dat Nederland grote problemen kent die opgelost moeten worden. Het lijkt alsof de onderhandelaars daaraan voorbijgaan.

Ik constateer dat de PvdA een lijmpoging niet uitsluit, terwijl het CDA de indruk wekt dit wel te doen. In deze zaal hebben wij vaak met minister Donner gesproken over echtscheidingen en dan is altijd de conclusie dat er eerst mediation plaats moet vinden. Ik kan mij voorstellen dat er toch wordt gezocht naar een mogelijkheid om CDA en PvdA tot elkaar te brengen als de emoties geluwd zijn. In eerste termijn heb ik gesuggereerd dat de heer Balkenende of een andere CDA-prominent een proeve van een regeerakkoord schrijft dat onder andere aan de PvdA wordt voorgelegd. Dat lijkt mij nog steeds een begaanbare weg. Ik vond de argumentatie om dit af te wijzen ontzettend mager.

De heer Herben (LPF):

Er is een A4'tje van twee kantjes van het CDA, maar dat was voldoende om een einde te maken aan deze formatiepoging. Wat zou een proeve daaraan toevoegen, behalve iets meer tekst?

De heer Dittrich (D66):

Een proeve van een regeerakkoord is heel wat anders dan een A4'tje met getallen.

De heer Herben (LPF):

Er wordt ook verwezen naar RA. Dit staat ongetwijfeld voor regeerakkoord.

De heer Dittrich (D66):

In een proeve moet niet alleen het financiële kader geschapen worden, maar er moet ook ingegaan worden op de sociale en economische gevolgen. Ik verwijs naar 1994, toen de sfeer tussen PvdA, VVD en D66 ook slecht was omdat Bolkestein gebroken had. In deze zaal is daarover uitgebreid gedebatteerd, ook met de informateurs. Destijds zijn de stukken openbaar gemaakt. De uitkomst was dat de heer Kok werd gevraagd om een proeve van een regeerakkoord te maken. Dat heeft resultaat gehad. Ik zie niet in waarom dat nu anders zou moeten.

De heer Zalm (VVD):

Het mislopen van het eerste paarse kabinet betrof ook alleen de financiële pagina's. Daar heeft de heer Kok zich op gestort, overigens de tweede keer met meer succes dan de eerste. Ik wijs erop dat de informateurs hebben vastgesteld dat buiten de financiële aspecten de zaak wel geregeld was. Daar heeft het niet op gezeten. Het slotstuk van het CDA hebben wij gezien, namelijk die twee onleesbare A4'tjes

De heer Dittrich (D66):

Dat laatste ben ik met u eens. Het lijkt mij dan ook goed dat de leider van de grootste partij in de Kamer een proeve voorlegt. Dat geeft de PvdA de gelegenheid om de inhoud daarvan te bestuderen. Hopelijk zijn dan de emoties geluwd en kunnen beide partijen hun verantwoordelijkheid nemen. Wij moeten de verkiezingsuitslag in acht nemen. Het gaat om twee partijen die elkaar in grootte nauwelijks ontlopen. Ik vind dat ze op een onprofessionele manier gehandeld hebben.

Ik heb het over een vorm van lijmen. Mevrouw Halsema heeft zojuist een motie hierover ingediend. Er wordt wat schamper over lijmen gedaan, maar als iets gebroken is, kun je het lijmen. Ik heb de indruk dat er iets gebroken is, maar met een goede lijmpoging kan dat weer hersteld worden. Er zijn genoeg serviesstukken in de wereld die gelijmd zijn, maar waaraan niet te zien is dat er een breuklijn is. Laten wij het nog een kans geven. Ik vind de suggestie van mevrouw Halsema dan ook heel interessant.

Voorzitter. De heer Marijnissen vroeg naar de positie van D66 als het gaat om de vorming van een nieuw kabinet. Ik herinner mij nog ons interruptiedebat. Kennelijk heb ik in het vuur van de strijd iets vergeten te melden. Als de voor D66 belangrijke programmapunten in een kabinet, van welke samenstelling dan ook, gerealiseerd zouden kunnen worden, zou zij wel gek zijn als zij niet meedeed. Het gaat ons erom dat die punten worden gerealiseerd.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Voor de fractie van de ChristenUnie lag de betekenis van dit debat in de mogelijkheid om de informateurs te bevragen op elementen uit hun verslag en om in een aantal opzichten opheldering te krijgen van de kant van beide onderhandelaars over de vraag hoe een en ander gelopen is teneinde tot een beter zicht te komen op de mogelijkheden voor een vervolg. Dat moet er natuurlijk wel komen. Misschien kan ik beter, zoals in eerste termijn, spreken van een uitweg uit de impasse. Dat ziet dus op de advisering die ook onze fractie zal geven aan Hare Majesteit de Koningin. Anders dan verschillende andere collega's had ik voor dit debat op dat punt nog geen conclusies getrokken. Ik had dit debat daarvoor nodig. Dit debat is daarvoor nuttig geweest. Zo is bijvoorbeeld duidelijk geworden dat het aansturen op een nieuwe poging tussen CDA en PvdA niet zoveel nut heeft. De heer Balkenende ziet er zelf niets in. Hij vindt een lijmpoging niet zinvol. Onder deze omstandigheden komt er volgens hem geen CDA/PvdA-kabinet. De heer Bos ziet er dus ook geen heil in, al heeft hij kenbaar gemaakt zich beschikbaar te houden voor een eventuele uitnodiging.

Voorzitter. Dit is voor ons relevant, omdat mijn fractie niet voor niets na 22 januari heeft geadviseerd om deze coalitie te beproeven. Het is zinnig om te weten of dat nog nut heeft. Dat brengt mij bij de motie van mevrouw Halsema. Ik hoor daarin een resonantie van de motie-Kolfschoten. Dat bevalt mij niet erg, want wij waren indertijd ook niet voor die richting. Het is een beetje tegen beter weten in. Mevrouw Halsema stelt dat het niet uitgesloten is dat er wederzijdse misverstanden zijn. Met permissie, maar dan was dat toch wel in dit debat gebleken. Dan was er wel gezegd: ik heb niet begrepen dat je het zo bedoeld had; laten wij nog eens praten. Dat is niet gebeurd, stel ik vast. Dus van die wederzijdse misverstanden geloof ik niet zoveel. Ook een goede reden om deze motie niet te willen steunen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als de heer Rouvoet met "de resonantie van de motie-Kolfschoten" bedoelt dat de Kamer een grotere rol moet krijgen in het formatieproces, ben ik het met hem eens. Daarop is de motie gericht. De heer Rouvoet heeft dus alle reden om ertegen te zijn. Ik vind dat er een lijmpoging moet worden gedaan om na te gaan of er sprake is van misverstanden, omdat ik ook wel zie dat vandaag de wederzijdse profielen en de ruzies nog even opgepoetst werden.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Mijn reactie daarop is dat wij er echt wel iets van gemerkt hadden als er sprake was van misverstanden. De toon was niet milder dan de afgelopen dagen. Dat kun je betreuren of je kunt er blij mee zijn. Ik had graag gezien dat deze poging tot een succes was gebracht, want wij hebben zelf in die richting geadviseerd. Het is niet gebeurd. Ik zeg tegen mevrouw Halsema: een lijmpoging zou nut kunnen hebben, maar levert u dan wel de lijm erbij. Ik denk niet dat er lijm is die de breuk kan dichten.

Voorzitter. Ik voel niet de behoefte om graden van verwijtbaarheid aan te geven. Wel ben ik bevestigd in mijn indruk dat de schuld niet bij een partij kan worden gelegd. Zelfs de stelling dat het CDA heeft gebroken, is mij, gehoord het debat, te simpel, ook al zegt men zelf dat men in de loop van donderdag tot de conclusie is gekomen dat verder praten geen zin had. In ieder geval is dat voor mijn fractie geen reden om daar de conclusie aan te verbinden dat wie breekt niet het initiatief bij een vervolg zou moeten kunnen krijgen.

Voorzitter. Was het de chemie? Was het gebrek aan vertrouwen? Waren het onoverbrugbare programmatische verschillen? Was het een ideologische kloof? Ik denk van alles wat, anders kan ik ook de verschillende uitlatingen van de hoofdrolspelers niet met elkaar rijmen.

In dit verband heb ik nog een opmerking aan het adres van de informateurs, die ik dank voor de verstrekte inlichtingen in dit debat. De heer Donner zei dat de informateurs niet hun opvatting horen te geven over de precieze oorzaken en over de vraag of ideologische tegenstellingen een rol hebben gespeeld. De heer Leijnse heeft op zijn persconferentie wel degelijk gezegd dat hij helemaal niet zo'n groot verschil in maatschappijvisie had bespeurd. Integendeel, hij zag juist tamelijk veel gemeenschappelijkheid in het denken van PvdA en CDA. Zo heel erg buiten de taakopdracht van de informateurs was het dus ook weer niet.

Voorzitter. Hoe nu verder?

De heer Marijnissen (SP):

Hoe nu verder? Dat is een leuke vraag. Heeft het CDA u al benaderd?

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik kan u niet verstaan. Het spijt me.

De heer Marijnissen (SP):

Heeft het CDA u al benaderd?

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Wat is dit nu voor een vraag? Nee. Wij zijn bezig met het debat over wat achter ons ligt. U wilt iedere keer naar voren.

De heer Marijnissen (SP):

Evenals de heer Herben en de heer Dittrich bent u ook een mogelijkheid. Ik ben er daarom in geïnteresseerd hoe u staat tegenover een mogelijke deelname in een kabinet. U komt dan weliswaar tot 75, maar eventueel met de heer Van der Vlies en zijn fractie. Hebt u daar oren naar?

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb afgelopen vrijdag gezegd, toen bekend werd dat het met de PvdA en CDA niets zou worden, dat het land daarmee in een grote impasse komt. Dat betekent dat iedereen die in staat zou zijn om een bijdrage te leveren aan de oplossing van het probleem, zich daarvoor beschikbaar dient te houden omdat het landsbelang centraal staat. In hoeverre dit een reële optie zal zijn, moet blijken. Ik vind dat op de fracties die in aanmerking zouden kunnen komen, een grote verantwoordelijkheid rust om niet te snel "nee" of "aan mijn lijf geen polonaise" te zeggen. U zult dat mij niet horen zeggen. Ik schaar mij niet bij degenen die nu positie kiezen om er dan misschien sterker uit te komen. Ik vind dat er beschikbaarheid moet zijn om te praten over de wijze waarop wij hieruit kunnen komen. Voor het overige zullen wij ons beraden over onze voorkeuren. Wij zullen de Koningin daar morgen eerst over adviseren, voordat ik de heer Marijnissen daar mededelingen over doe.

De heer Marijnissen (SP):

Ik kan daar vrede mee hebben. Ik begrijp dat u de mogelijkheid niet uitsluit. U neemt mij toch ook niet kwalijk dat de SP zegt dat zij niet bij CDA en VVD gaat zitten?

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Nee.

De heer Marijnissen (SP):

U laat het nadrukkelijk open om eventueel samen met de SGP deze twee partijen aan een meerderheid te helpen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

U hebt gehoord dat ik heb gezegd "beschikbaarheid". Het komt aan op het tonen van leiderschap door alle partijen die in aanmerking zouden kunnen komen om een oplossing te bieden. Ik hoef u dan niets meer te zeggen. Dat betekent dat de verantwoordelijkheid op iedereen rust die redelijkerwijze in aanmerking zou kunnen komen.

De heer Marijnissen (SP):

Ik stel voor dat we dan maar moeten afwachten, voorzitter.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat leek me een goed plan. Ik vond dat aan het begin van het debat al.

Voorzitter. Hoe nu verder? Morgen advisering aan de Koningin. Ik gebruik vaak de opmerking linksom of rechtsom. Dat lijkt me een wat minder gelukkige uitdrukking in deze fase. Hoe dan ook, er moet zo spoedig mogelijk een degelijk kabinet komen dat bereid is om daadkrachtig en in het besef van zijn verantwoordelijkheid de grote en klemmende vraagstukken waar ons land voor staat, aan te pakken. Van de partijen die daarvoor in aanmerking kunnen komen, mag beschikbaarheid worden verwacht.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter. Ik wil allereerst de informateurs hartelijk danken voor hun reactie op wat de Kamer inbracht. Het debat heeft de SGP-fractie voldoende inzicht gegeven in wat er aan de orde is geweest. Er blijft hier en daar een vraag, maar het gaat om de hoofdlijnen. Een ding is heel erg duidelijk, namelijk dat een lijmpoging niet meer tot de mogelijkheden behoort, al zou het maar zijn dat een van de twee hierbij in het geding zijnde fracties zeer helder heeft gemaakt dat dat zinloos is voor dit moment.

Er zijn daarbij drie argumenten gebezigd. Inhoudelijke verschillen. Daarvoor hoef je niet opzij te gaan, want als die er niet zouden zijn, hoef je niet te onderhandelen. Ideologische verschillen. Dat is ook niet vreemd, als twee partijen van verschillend gedachtegoed bijeen zitten. Het derde argument is het vertrouwen. Dat was er niet en dat is het belangrijkste dat er voor dit moment over te zeggen valt. We zagen niets in een lijmpoging en we zien dat nog niet. De motie van Mevrouw Halsema – ik vind het vervelend dat ik het zeggen moet – past als zodanig niet in onze staatsrechtelijke visie. Maar als je je daarvan losmaakt en de overwegingen en het dictum bekijkt, kom ik niets tegen waarmee ik het eens ben. Het wordt dan erg moeilijk.

De voorzitter:

Zo'n stemverklaring spaart tijd.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dat gaan we dus niet doen.

Voorzitter. Natuurlijk is het de vraag hoe we nu verder moeten gaan. Als er één fractie is die vindt dat er staatsrechtelijk correct gehandeld moet worden, dan is het toch wel mijn fractie. Gelukkig hoor ik dat geluid ook bij andere fracties. Wij zullen morgenochtend een fractievergadering houden. Dat doen we niet in een achterkamertje; wij vergaderen in een zaal. Dan zullen we onze mening bepalen. Dat doen we niet in het geheim, maar we vinden wel dat degene die ons om een advies vraagt, er recht op heeft dat eerst van ons te vernemen. Daarna kunnen we ons deel daarvan publiek maken. Zo werkt het toch.

Ik heb nog een zaak die mij dwarszit. Er moet natuurlijk nooit onduidelijkheid (gaan) bestaan over het profiel van de SGP-fractie. Ik nam waar dat zelfs iemand zoals de heer Donner, geacht informateur, wat in verwarring leek te zijn over de "wilde voorstellen" van de SGP. Zo is het natuurlijk niet. Het is een orthodoxe partij, met heldere lijnen. Maar daarbinnen past het voor zekere zaken, binnen bepaalde grenzen, dat als het niet kan zoals het moet, het dan maar moet zoals het kan. Ik zal de herkomst van deze gevleugelde woorden noemen: wijlen de heer De Koning heeft ons dat regelmatig in de Kamer duidelijk gemaakt. Zelfs de SGP-fractie ziet voor bepaalde zaken ruimte voor zulk een benadering en een kabinetsformatie behoort tot die categorie.

Ik hoop daarmee duidelijk te hebben gemaakt dat de SGP niet van haar geloof is gevallen, maar wel probeert constructief mee te denken om uit deze impasse te geraken. Daarvoor neemt ook de SGP-fractie verantwoordelijkheid, voorzover en zodra nodig en gevraagd.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter. Er is vandaag heel veel gezegd. Ik vond de klankkleur in de tweede termijn toch wat anders dan die in de eerste termijn. Een heel sterk moment was de gedachtewisseling tussen de heer Marijnissen en de heer Van der Vlies over dobbelen en ganzenborden. Ook de heer Van der Vlies maakten we zo-even mee zoals wij hem vaak kennen in dit huis.

Toch is het een debat waar niemand een gemakkelijk gevoel bij kan hebben, want de mislukte informatiepoging is gewoon teleurstellend. We hebben teruggeblikt en we moeten vooruitkijken. Ieder heeft dat op zijn manier gedaan, uiteraard in afwachting van de nadere besprekingen in de fracties. We hebben zelfs rekenexercities gemaakt aan de hand van bevindingen van Maurice de Hond.

In het debat van vandaag zijn verschillende oorzaken aan de orde geweest: de financiën, de inhoud en het vertrouwen. De heer Donner, informateur, zei dat het vertrouwen is afgebrokkeld. Ik denk dat die waarneming juist is. Het gesprek over het pakket – dat is ook vandaag aan de orde geweest – had wel een vervolg betekend in de discussie, maar niet per definitie succes. Dat moeten we eerlijk onder ogen zien.

De afgelopen twee weken is er veel gebeurd. Op de vraag of ook het CDA daaraan schuld heeft, zeg ik "jazeker". Ook wij hebben onze rol gespeeld in de richting van de pers, zoals vermeld. Misschien hadden wij eerder duidelijker en scherper moeten zijn over het financiële kader. Daarover zijn opmerkingen gemaakt en die trek ik mij aan. Tegelijkertijd – dat is de andere kant van de medaille – zijn er eerder momenten geweest waarop je had kunnen breken, bijvoorbeeld op het Irakdossier. We hebben dat nadrukkelijk niet willen doen. Ook wij hebben lange tijd geprobeerd om er met de PvdA uit te komen.

Is dit alles nu slecht voor de politiek? Zeker. Wat er is gebeurd, is niet goed. Ik denk dat de gevoelens bij de Nederlanders over hetgeen de laatste tijd is gebeurd, zeer gemengd zijn. Werken aan een kabinet dat dreigt de problemen uiteindelijk niet op te kunnen lossen, is ook geen goede weg. Ook dan moet je eerlijkheid bieden.

Ons past op dit moment dank aan de informateurs voor hun antwoord op de vragen en de gemaakte opmerkingen, maar ook voor hun activiteiten. Het beoogde resultaat is er niet gekomen, maar ik wil graag ons respect voor hun werk hier naar voren brengen.

Er is de afgelopen tijd bijzonder veel gebeurd. We moeten nu verder. Ik denk dat de Nederlandse samenleving gebaat is bij stabiliteit en waardigheid in de politiek.

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter. Ook ik kan het kort houden. Het meeste is al wel gezegd. Wat nog steeds overeind staat en wat wij in eerste termijn ook gezegd hebben, is dat wij te allen tijde bereid zijn door te gaan met de gesprekken teneinde regeringsverantwoordelijkheid te nemen, ook in moeilijke tijden. Tegelijkertijd zijn wij realistisch over de nu ontstane situatie. Mij is verteld dat een van de nadelen van heel goede tweecomponentenlijm is dat als het op een plaats vast zit, het op een ander punt wel weer breekt. Het lijkt mij geboden dat eenieder in deze situatie realistisch moet zijn. De inschatting van de complexe realiteit op dit moment moet gewoon zijn dat, ongeacht wat wij zeggen over onze bereidheid, andere partijen geen vertrouwen hebben in de ontstane situatie en in ons om met elkaar verder te gaan.

Die complexe realiteit lijkt ons niet helemaal gevangen in de motie van mevrouw Halsema. Om die reden zullen wij de motie niet steunen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U maakt een zorgvuldig onderscheid tussen uw bereidheid en die van andere partijen. Het verlenen van steun aan mijn motie biedt u de mogelijkheid uw eigen bereidheid in stemgedrag tot uitdrukking te brengen. Waarom doet u dat niet? Ziet u toch af van een finale poging? Dat doet u dan namelijk.

De heer Bos (PvdA):

Onze eigen bereidheid is afdoende naar voren gekomen in hetgeen wij in het debat gezegd hebben. Wij zullen dat morgen in het advies aan de Koningin op een nader te formuleren wijze naar voren brengen. Om nu te pleiten voor een lijmpoging, terwijl de partijen die daarbij betrokken zouden moeten zijn, het daar niet over eens zijn, komt op mij over als een tamelijk loos gebaar.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als u niet wilt pleiten voor een lijmpoging en de motie niet steunt, is mijn vraag waar u morgen bij de Koningin voor zult pleiten. Je houdt dan alleen maar de mogelijkheid van een rechts kabinet over. Gaat u daar dan voor pleiten?

De heer Bos (PvdA):

Dat hoort de Koningin morgen als eerste en daarna u.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat is mij eerlijk gezegd te gemakkelijk.

De heer Bos (PvdA):

Het spijt mij.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat de heer Rouvoet de doctrine van een grotere rol voor de Kamer in een informatieproces niet steunt, respecteer ik. Hij is daar nooit een voorstander van geweest. De Partij van de Arbeid is van een andere leer, althans dat was zij, totdat zij nu zelf kleur moet bekennen. Nu zou ik graag van de Partij van de Arbeid willen weten, een beetje in de trant van nieuwe politiek en nieuwe openheid, wat zij wil. Is het haar inzet om te lijmen of kiest zij voor rechts?

De heer Bos (PvdA):

Ik heb u al gezegd dat de Koningin de precieze formulering als eerste zal horen. Het zal neerkomen op wat ik net gepoogd heb te benoemen als de complexe realiteit van het feit dat wij niet weg zullen lopen van het dragen van regeringsverantwoordelijkheid. Tegelijkertijd moeten wij met enig realisme de nu ontstane situatie inschatten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter...

De voorzitter:

Nee, mevrouw Halsema. Ik sta u geen interruptie meer toe. Het wordt herhaling op herhaling. U hebt deze vraag ook al in eerste termijn gesteld. De heer Bos vervolgt zijn betoog.

De heer Bos (PvdA):

Ik constateer dat het feit dat het CDA thans niet verder wil met gesprekken met de Partij van de Arbeid, door de VVD in dank is aanvaard. Het gebeurt niet vaak dat je onderhandelingspartner nog voor de onderhandelingen beginnen, al zegt geen alternatieven te hebben. Dat worden dan ook fantastische onderhandelingen, kan ik mij zo voorstellen. Ik ben benieuwd welke derde partij daarbij aanschuift. Ik lees vanavond in Het Parool dat de heer Dittrich van D66 heeft gezegd dat je nooit nooit kunt zeggen. Dat klinkt al wat anders dan wat hij afgelopen vrijdagavond zei, namelijk: ik voel daar helemaal niets voor. Wij wensen eenieder die daaraan deel zal nemen veel chemie toe, maar ook weer niet te veel, want daar komen ook alleen maar weer ongelukken van.

De beeldspraak van het dobbelen is vanavond al vele malen gebruikt. Ik constateer dat er ook gedobbeld wordt bij mens-erger-je-niet. Laat ik in die geest besluiten door de informateurs te bedanken, ook voor hun bijdrage vandaag. Eenieder die bij de volgende informatieronde wordt betrokken, wens ik daarbij veel succes teneinde het land zo snel mogelijk het kabinet te geven dat het nu nodig heeft.

De heer Donner:

Voorzitter. Er zijn nog slechts twee vragen aan ons gesteld. De heer Marijnissen is het niet eens met mijn opvatting over openbaarheid en de heer Rouvoet wil iets over de ideologische verschillen horen. Het lijkt mij dat het debat waardiger wordt afgesloten met de laatste twee sprekers dan door nu nog wat kruimelwerk op te ruimen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de informateurs voor de door hen verstrekte informatie.

Ik stel voor om direct over de ingediende motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Halsema (28637, nr. 16).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks en D66 voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Sluiting 20.05 uur

Naar boven