Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 3, item 9 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 3, item 9 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wijziging van de Gemeentewet, de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en enkele andere wetten in verband met uitbreiding van de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester en de gezaghebber ter handhaving van de openbare orde en om enkele omissies te herstellen ( 36217 ).
De voorzitter:
Thans is aan de orde de behandeling van het wetsvoorstel 36217, Wijziging van de Gemeentewet, de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en enkele andere wetten in verband met uitbreiding van de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester en de gezaghebber ter handhaving van de openbare orde en om enkele omissies te herstellen.
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Dittrich namens D66.
De heer Dittrich (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik zou graag willen beginnen met een citaat uit Het Parool van afgelopen vrijdag onder de titel "Je verwacht dit niet in een woonwijk". Ik begin met het citaat: "Bij een explosie in een portiek van een appartementencomplex zijn woensdagnacht een deur en vele ramen gesneuveld. Een persoon zegt dat er een bom aan de deur is geplakt. Een buurvrouw — zij wil anoniem blijven — staat met trillende handen voor het pand: 'het wordt steeds gekker: eerst die explosie bij de Primera en nu dit'. Ook buurtbewoner Mohammed, 57 jaar, moest denken aan de plofkraak een jaar geleden: 'ik dacht eerst dat het de pinautomaat was, maar ja, die is al weggeblazen, dus dat kon niet'."
Helaas is het elke dag in het nieuws wel raak dat er ergens handgranaten worden gegooid, bomexplosies bij woningen plaatsvinden of dat woningen of mensen bij die woningen onder vuur zijn genomen. Vaak lees je dat er een link is met de georganiseerde criminaliteit. Toch worden ook onschuldige burgers, die niets met criminaliteit van doen hebben, met dit type geweld geconfronteerd, al was het maar omdat ze in een woning wonen die onder vuur is komen te liggen. En dit type geweld lijkt alleen maar toe te nemen. Soms worden jonge jongens opgepakt die voor een luttel bedrag een bom hebben geplaatst of iemand hebben beschoten. Vergismoorden zijn er ook al geweest. Kortom, we praten over een knellend maatschappelijk probleem dat goed moet worden aangepakt.
De burgemeesters hebben aangegeven dat zij hun taak om de openbare orde te beschermen niet goed kunnen uitoefenen, omdat de huidige Gemeentewet hen beperkt als de openbare orde rond een woning ernstig wordt verstoord. In het regeerakkoord is afgesproken om de georganiseerde misdaad effectiever aan te pakken. Vandaar het voorstel van de regering om de bevoegdheden van de burgemeester uit te breiden. De meeste adviseurs, zoals rechters, de politie en de VNG, zijn positief over het wetsvoorstel. Ook de Raad van State is dat.
Toch heeft de fractie van D66 enkele vragen en opmerkingen. Het gaat natuurlijk wel over grondrechten van burgers, het woonrecht of het recht op een persoonlijke levenssfeer. Volgens het wetsvoorstel kan de burgemeester een woning laten sluiten en dus de bewoners dwingen om te verhuizen, als er ernstig geweld of bedreiging daarmee in of in de onmiddellijke nabijheid van de woning is waardoor de openbare orde ernstig wordt verstoord, of als er ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van zo'n verstoring. Dat is grond b uit het voorgestelde artikel 174a van de Gemeentewet. In sub c kan de burgemeester de woning sluiten als een bepaald soort wapens in de woning wordt aangetroffen en als daardoor de openbare orde rond de woning ernstig wordt verstoord of als er ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van die verstoring.
D66 is het eens met de uitbreiding van de bevoegdheden, zeker nu het amendement van D66 en de SP in de Tweede Kamer is aangenomen. Daarin is afgebakend dat het moet gaan om een ernstige verstoring van de openbare orde. De vragen die ik nu ga stellen, zien eigenlijk alleen op de uitvoering van de wettelijke bevoegdheden die de burgemeesters gaan krijgen. De Eerste Kamer moet natuurlijk op de uitvoerbaarheid van wetten en wetsvoorstellen letten. De burgemeester moet kijken naar de mogelijkheden voor vervangende woonruimte, zeker wanneer er in de te sluiten woning kinderen wonen. Vragen de burgemeesters in het kader van de zorgplicht altijd om een zienswijze van de bewoners, zoals in Amsterdam standaard gebeurt? Of hangt dat van de burgemeester in kwestie af? Krijgen gezinnen met kinderen altijd voorrang als er vervangende woonruimte gezocht moet worden? Gaat het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid ook naar deze aspecten kijken? Waar gaat allemaal op getoetst worden bij de invoeringstoets en de evaluatie van dit wetsvoorstel? Graag een reactie van de minister.
De burgemeester krijgt met dit artikel ruimere bevoegdheden om woningen te sluiten. De minister zei in het debat in de Tweede Kamer dat de gemeenteraad de burgemeester controleert en toezicht houdt op hoe de burgemeester de sluitingsbevoegdheid toepast in het kader van de huidige wet. Ik heb een rondje gebeld, met gemeenteraadsleden, burgemeesters en ambtenaren. Eerlijk gezegd krijg ik niet echt de indruk dat die controle achteraf erg diepgaand is. Er is wel informatie over het plaatsen van extra cameratoezicht of over extra surveillance. Waarom een burgemeester een woning sluit voor een week, een maand of drie maanden, welke afwegingen daarbij worden gemaakt en wanneer en waarom een burgemeester denkt dat de openbare rust is weergekeerd, wordt niet uitgebreid achteraf in een raadsdebat of in commissieverband bediscussieerd met de burgemeester. Dat is althans mijn indruk. Het lijkt me overigens ook moeilijk in te schatten wanneer die openbare rust is weergekeerd. Mijn vraag aan de minister is de volgende. Hoe weten criminelen eigenlijk dat zo'n woning gesloten is, of dat een van de bewoners die allerlei ellende heeft veroorzaakt, verhuisd is?
Het viel mij op dat een mondige buurt, die te hoop loopt tegen het opheffen van de sluiting, waardoor de woning weer toegankelijk wordt, de beslissing om de woning gesloten te houden, kan beïnvloeden. De burgemeester denkt dan namelijk dat er nog steeds maatschappelijke onrust is en dat de openbare orde nog steeds in het geding is. Hij houdt de woning dus dicht. In buurten waarin mensen een beetje langs elkaar leven en anoniem zijn, kan echter al eerder door de burgemeester gedacht worden dat het wel weer rustig is. Hij hoort immers geen klachten meer van de buurt. Hoe ziet de minister dit?
Ik heb de brief gelezen van de koepelorganisatie van woningbouwcorporaties, Aedes. Die geeft aan dat er onduidelijkheid bestaat over de duur van de sluiting van woningen en de eventuele verlenging daarvan. Aedes komt eigenlijk met het tegenovergestelde. Men zegt: die onduidelijkheid over de sluiting en de lengte daarvan kan leiden tot onzekerheid en onrust. Denk aan vandalisme en kraak, aldus Aedes. Zeker in buurten waar mensen het minder goed hebben — dat is de andere kant van de medaille van mensen die onmondig zijn — kan dat leiden tot allerlei situaties in de buurt die niet goed zijn. Kan de minister ons informeren hoe de contacten tussen de woningcorporaties en de burgemeesters verlopen en of die band wellicht versterkt kan of moet worden? Mijn vraag aan de minister is dan ook of deze opmerkingen van de woningcorporaties aan onder andere de Eerste Kamer in de invoeringstoets en bij de evaluatie van de wet worden betrokken.
Het gaat hier over een bevoegdheid van de burgemeester in het kader van het hoeden van de openbare orde. Maar woningsluitingen vinden, vanwege geweld of wapens, plaats omdat er strafbare feiten zijn of worden gepleegd. Het strafrecht speelt dus ook een rol, zij het niet in de afweging van de burgemeester. Het Openbaar Ministerie oordeelt over de strafbare feiten onafhankelijk van het gemeentebestuur. Het zou toch onwenselijk zijn als het Openbaar Ministerie besluit het strafrechtelijke onderzoek te staken of de zaak te seponeren als iemands woning door de burgemeester wordt gesloten omdat er een strafbaar feit heeft plaatsgevonden? Dat laatste is natuurlijk gekoppeld aan de beoordeling van de openbare orde. Door zo'n beslissing van het Openbaar Ministerie gaat de woningsluiting door de burgemeester op basis van de openbareordeafwegingen toch als een soort straf voelen voor de bewoners die de woning hebben moeten verlaten. Kortom, kan de minister aangeven hoe vaak het is voorgekomen dat er wel een bestuursrechtelijke sluiting van een woning door een burgemeester heeft plaatsgevonden, maar geen strafzaak op basis van strafbare feiten? Mijn vraag is natuurlijk ook of dit bij de invoeringstoets een rol kan spelen en bij de evaluatie als de wet een aantal jaren in werking is.
Ik vraag ook aan de minister of zij weet of strafrechters bij het bepalen van de strafmaat in de strafzaak rekening houden met het feit dat de woning gesloten is. Dat staat dus helemaal los van de beslissing omtrent de openbare orde door de burgemeester. En houden rechters wellicht rekening met het feit dat sommige verhuurders buiten de rechter om de huurovereenkomst mogen ontbinden?
Voorzitter. Ik kom aan het eind van mijn betoog. Ik wil nog één opmerking maken. Dat gaat over een signaal dat de politie mij gegeven heeft. De politie moet steeds vaker uitrukken omdat een buurtbewoner psychisch in de war is en met een kruisboog, een wapenstok, een vlindermes, een katapult of een ander soort wapen op de stoep of op een balkon staat te zwaaien. De buurt is bang. De politie wordt gebeld. Dan zijn er verschillende mogelijkheden om zo'n situatie aan te pakken. Dat is bijvoorbeeld via gedwongen opname in een psychiatrische instelling, of uiteraard via het strafrecht. Maar het soort wapens dat ik net noemde, valt onder artikel 2 van de Wet wapens en munitie. Dit betreft ook het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken. Die wapens kunnen dus ook leiden tot sluiting van een woning, als de burgemeester vindt dat de openbare orde in het geding is. De politie laat weten dat zij steeds vaker moet optreden, moet handelen, bij mensen met een psychische stoornis. Dat is een groeiend maatschappelijk probleem. Mijn vraag aan de minister is: kan de minister aangeven hoe vaak een woning door de burgemeester is gesloten waarbij de psychische gesteldheid van de bewoner relevant was bij het beoordelen van de vraag of er inbreuk is gemaakt op de openbare orde in de omgeving van die woning?
Voorzitter. Dat waren mijn vragen aan de minister. Ik ben heel belangstellend naar de antwoorden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Dittrich. Dan is het woord aan de heer Recourt, namens GroenLinks-PvdA en tevens namens OPNL.
De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. U heeft al gezegd namens wie ik spreek. Ik doe dat met veel plezier. Ik vind het een eer om namens OPNL te mogen spreken.
Iedere burger in Nederland moet zo veel mogelijk vrij zijn en die vrijheid mag alleen door de overheid worden ingeperkt als daartoe noodzaak bestaat. Onze fracties zijn kritisch op het toekennen van extra macht voor de overheid door het creëren van extra bevoegdheden. Dit geldt in het bijzonder als er inbreuk wordt gemaakt op een grondrecht, zoals bij de wet die we vandaag bespreken. Dat is namelijk de inbreuk op artikel 10 van de Grondwet en op artikel 8 van het EVRM, de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. De wet die vandaag voorligt, maakt het mogelijk om woningen te sluiten en dus om inwoners op straat te zetten als er sprake is van ernstig geweld of van een wapenvondst. De wet komt op verzoek van lokale overheden. Nederland wordt geconfronteerd met steeds meer bom- of vuurwerkaanslagen op woningen en andere ernstige verstoringen van de openbare orde in wijken en buurten. Het huidige wettelijke instrumentarium om hiertegen op te treden, een noodbevel, volstaat niet en geeft onvoldoende wettelijke waarborgen voor een zo vergaande maatregel als een woningsluiting.
De inperking van een grondwettelijk beschermd grondrecht kan alleen gebeuren bij een wet in formele zin. Alleen zo kan er een voldoende fundamentele afweging van belangen plaatsvinden op het hoogste democratische niveau. De noodzaak voor deze mogelijke inperking van grondrechten is naar de mening van de fracties voor wie ik vandaag spreek door de regering voldoende aangetoond. Onze fracties vinden dat de openbare orde effectief moet kunnen worden beschermd. Mensen moeten veilig kunnen leven in hun huis en hun buurt. Daar mag je in uiterste noodzaak woningen tijdelijk voor sluiten.
De vragen die vandaag nog een rol spelen, zien op de wijze waarop deze wet de in het geding zijnde belangen heeft afgewogen, de verhouding tussen bestuursrecht en strafrecht en de rechtsbescherming. Ik dank de minister en haar staf voor de goede beantwoording van de schriftelijke vragen die we hierover hebben gesteld.
Voorzitter. Deze wet moet zo duidelijk mogelijk maken wanneer een woning of pand mag worden gesloten en wanneer niet. Dat is niet eenvoudig. Het begint immers met het nogal vage begrip "openbare orde". Wij hebben het in Nederland zo geregeld dat de burgemeester belast is met de handhaving van de openbare orde, maar de openbare orde is niet altijd en overal hetzelfde; die is tijd- en plaatsgebonden. Welke inperkingen geeft deze wet aan het begrip "strijdig met de openbare orde" als het gaat om de inzet van een zware inbreuk op iemands leven, te weten de feitelijke huisuitzetting? Het moet gaan om een ernstige schending van de openbare orde door geweld of een dreiging van geweld in of om de woning. De minister stelt dat "ernstige" betekent dat sluiting altijd gepaard zal gaan met strafrechtelijk onderzoek. Kan hieruit worden opgemaakt dat de burgemeester zonder al dan niet aangekondigd strafrechtelijk onderzoek niet mag overgaan tot sluiting van een woning?
Ik heb gelezen dat ernstige onveiligheidsgevoelens ook kunnen leiden tot ernstige verstoring van de openbare orde. Kan de minister nader toelichten hoe die ernstige veiligheidsgevoelens moeten worden geobjectiveerd? Waaruit moet dit blijken?
De openbare orde gaat altijd over de actualiteit. Als de verstoring of de dreiging daarvan is verdwenen, is een maatregel niet meer op zijn plaats. Daarom is een maatregel altijd aan een zo kort mogelijke maximale termijn gebonden. Kan de minister in het algemeen iets over die termijn zeggen? Denkt zij aan dagen, weken of maanden? Als de dreiging is verdwenen, bijvoorbeeld omdat de verdachten in voorlopige hechtenis zitten en hebben bekend, wordt de maatregel dan direct opgeheven? Op welke wijze is dan geregeld dat de strafrechtelijke autoriteiten zoals politie en OM direct contact opnemen met de burgemeester?
Er wordt blijkens de toelichting bij de wet veel overgelaten aan het inzicht van de burgemeester en de eventuele rechterlijke toets na afloop. Zo lezen wij dat als er geen aanwijzingen zijn dat de bewoners van de woning zelf iets te maken hebben met de schending van de openbare orde, er zwaardere eisen gelden voor het sluiten van de woning. Dat klinkt logisch, maar bij verder nadenken is het mogelijk toch niet logisch. De openbare orde gaat immers over de veiligheid en niet over de verwijtbaarheid. De openbare orde is wel of niet verstoord of bedreigd, ongeacht de rol van de bewoner. Kan de minister nog eens toelichten waarom in de belangenafweging van de burgemeester rekening gehouden wordt met de hoedanigheid van de bewoner? Het kan heel onrechtvaardig voelen als het slachtoffer zijn of haar huis moet verlaten — denk aan de politicus wiens woning doelwit is van ernstig geweld — maar maakt dit het voor de buren minder bedreigend? Of zijn er dan alternatieven, zoals het inzetten van zo'n wit politiehokje voor dat huis? Als er alternatieven zijn voor gezagsdragers, waarom dan niet voor al die anderen tegen wie ook geen strafrechtelijke bedenking bestaat? Hoe wordt het belang van minderjarige kinderen gewogen? Wat is het effect op de openbare orde als een woning langdurig leegstaat? Kan de minister aan de hand van deze voorbeelden nog eens concretiseren welke elementen volgens haar wel en niet een rol spelen in de door de burgemeester te maken afweging?
Voorzitter. Dan de verhouding tussen strafrecht en bestuursrecht. Met deze wet zien we weer een kleine verschuiving in de balans tussen strafrecht en bestuursrecht. Waar het strafrecht de verdachte een robuuste bescherming biedt tegen inperking van zijn vrijheid door de overheid, zijn deze waarborgen een stuk minder in het bestuursrecht. Dit is op zichzelf een zorgelijke ontwikkeling. Ook de burgemeester als eenmans- of eenvrouwsbestuursorgaan wordt hiermee steeds kwetsbaarder, bijvoorbeeld voor aanslagen op zijn of haar eigen woning.
Dat brengt mij op een vraag terzijde. Wie beslist er tot sluiting van de woning van de burgemeester als het de burgemeester zelf betreft? Wordt er rekening mee gehouden dat burgemeesters, als gevolg van de inzet van deze bevoegdheid, zelf vaker slachtoffer worden van dreiging en geweld? En wat wordt er gedaan om dit te voorkomen en om de burgemeester te beschermen? De hier aan het woord zijnde fracties zien dat de openbare orde spoedmaatregelen kan eisen waarin het strafrecht niet kan voorzien. Maar dan is het wel zaak dat politie en justitie voldoende zijn toegerust om achterliggende misdrijven te onderzoeken en te vervolgen, want anders is het bestuursrecht een met veel minder waarborgen omkleed substituut voor het disfunctioneren van het strafrecht. Dat is pas een gevaar voor de openbare orde! Kan de minister toezeggen dat sluitingen van woningen altijd in de lokale driehoek worden besproken, waarbij de inzet is dat er altijd een opsporingsonderzoek wordt ingezet? En waarom is dit punt eigenlijk niet als voorwaarde opgenomen? Wij vinden dit een belangrijk punt.
Dan de rechtsbescherming die, zoals gezegd, minder is dan in het strafrecht. Het is ook nog eens achteraf, daar waar het strafrecht in de regel om een rechterlijke toets vooraf vraagt bij inbreuk op het huisrecht. De actualiteit maakt dat maatregelen snel genomen moeten worden. De hier aan het woord zijnde fracties zijn blij met de hersteltermijn. Verder is het natuurlijk altijd mogelijk een voorlopige voorziening bij de bestuursrechter te vragen en daarmee een snelle rechterlijke toets. De civiele rechter moet dan weer worden aangezocht bij problemen rond huuropzegging. In theorie is het net sluitend, maar meer en meer lijkt er sprake van een fictie van rechtsbescherming: een systeem dat alleen sluitend is op papier, maar in de praktijk de mensen in de kou laat staan. Weten de mensen die het betreft de weg? Kunnen ze juridische hulp krijgen en betalen? Kan de rechter binnen korte termijn vonnis doen? We snappen dat als de openbare orde in het geding is er ook spoed aanwezig is, maar op welke wijze wordt diezelfde noodzakelijke spoed betracht als het om rechtsbescherming gaat?
De voorzitter:
Mevrouw Van Toorenburg namens het CDA.
De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):
Ik zit heel krap in de tijd.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
De heer Recourt geeft heel heldere richtingen aan, juist waarmee hij worstelt: de scheiding bestuursrecht/strafrecht. Ik zat heel goed te luisteren, maar dacht: als vervolgens de eis wordt gesteld dat er altijd een strafrechtelijk onderzoek is, vermengen we het dan niet zelf? Het zou toch ook zo moeten kunnen zijn dat het onderzoek er helemaal niet is, maar de openbare orde dermate is verstoord dat een woning moet worden gesloten? Nu lijkt het wel alsof u, via de voorzitter, ze zelf aan elkaar koppelt, terwijl we dat juist uit elkaar willen houden.
De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):
Ik snap de afweging van mevrouw Van Toorenburg. In de schriftelijke vragen heeft mijn fractie gevraagd of er eigenlijk geen sprake is van détournement de pouvoir op het moment dat ernstige strafrechtelijke feiten niet worden vervolgd en alleen een bestuursrechtelijke maatregel wordt ingezet. Dat is het gevaar dat we zien, maar aan de andere kant zien we ook het risico dat je die twee inderdaad aan elkaar gaat verknopen, daar waar de openbare orde sowieso om ingrijpen vraagt, ook zonder dat strafrechtelijk onderzoek. Toch denk ik dat we dit kunnen vragen omdat het altijd gaat om ernstige strafbare feiten. Dan vraagt de rechtsorde, en misschien zelfs de openbare orde bij onrust in de samenleving, dat de politie daarop acteert. Bijvoorbeeld als er een bom tegen je huis wordt geplakt.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Toch vind ik het lastig. Ik hoorde de heer Recourt net over het maken van die koppeling zeggen dat er altijd een onderzoek zou moeten volgen en dat er strafrechtelijk zou moeten worden opgetreden. Je zou eigenlijk moeten willen dat een burgemeester strafrechtelijke oogkleppen op heeft wanneer hij dit besluit neemt. Hij zou zich niets gelegen moeten laten liggen aan een strafrechtelijke vervolging. U koppelt ze nu juist aan elkaar en dat maakt me wat bezorgd.
De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):
De koppeling is met strafrechtelijk onderzoek, want je weet niet of dat wat oplevert rond de vervolging. Maar nogmaals, de ernst van de strafrechtelijke feiten die gepleegd moeten zijn — want anders kom je niet aan deze sluiting toe — maken dat ik vind dat de rechtsstaat pas functioneert op het moment dat je die zaken ook strafrechtelijk onderzoekt en niet volstaat met alleen de bestuursrechtelijke maatregel van een sluiting.
De heer Talsma (ChristenUnie):
Luisterend naar het betoog van de heer Recourt bekroop mij dezelfde zorg, maar ik relateer dat even aan het punt van het bespreken in de driehoek. Zou de heer Recourt kunnen toelichten wat hij bedoelt met de vraag of iedere woningsluiting in de driehoek besproken moet worden?
De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):
De afweging van de burgemeester is niet solistisch. Die maakt hij binnen zijn eigen organisatie. Die kan na afloop aan de orde komen in de gemeenteraad, maar wat mij betreft kan die ook aan de voorkant breder worden gedragen door de strafrechtelijke informatie erbij te betrekken en de zaak dus in de driehoek te bespreken. Daarmee hou je allereerst de burgemeester een beetje uit de wind. Het is dan niet meer een eenmans- of eenvrouwsactie, maar het hele justitiële apparaat van de gemeente staat erachter. Bovendien biedt het een extra waarborg dat dit middel niet te lichtzinnig wordt ingezet. In samenhang met mogelijke strafrechtelijke maatregelen heb je — mevrouw Van Toorenburg interrumpeerde daar ook op — een veel meer afgewogen en integraal pakket om dit zwaarwegende middel in te zetten.
De heer Talsma (ChristenUnie):
De heer Recourt en ik zullen het vast niet oneens zijn over het feit dat in de voorgestelde wetstekst staat: "de burgemeester besluit". Er staat niet: "de driehoek besluit" of "de burgemeester besluit, de driehoek gehoord hebbende" of iets in die geest, voor zover die constructie al denkbaar zou zijn. Maar zit daar niet ook het gevaar of de kwetsbaarheid in dat de positie van de burgemeester er alleen maar zwakker op wordt, als twee van de driehoekpartners zouden zeggen: "niet doen, niet aan beginnen", terwijl de burgemeester zelf denkt dat het wel moet? Maakt dat, zo vraag ik collega Recourt, de positie van de burgmeester niet kwetsbaarder als het later in debatten et cetera aan de orde komt?
De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):
Nou, ik zou zeggen dat de motiveringsplicht van de burgemeester daarmee wordt verzwaard en dat lijkt mij heel terecht, als twee van de drie in de driehoek zeggen: dit is echt een slecht idee. Maar dan nog: wij mogen hier niet amenderen, dus uiteindelijk is de beslissingsbevoegdheid aan de burgemeester, als deze wet wordt aangenomen. Alleen lijkt het me dan in de feitelijke invoering en uitvoering van de wet heel goed als de burgemeester zijn oor goed te luisteren legt bij de andere twee in de driehoek.
De heer Dittrich (D66):
Even hierop doorgaand. Er is nu al een sluitingsbevoegdheid. Vaak plegen burgemeesters al overleg in de driehoek. Ik heb nog niet helemaal helder voor ogen waarom dat altijd zo zou moeten zijn, want er is al strafrechtelijke informatie die de burgemeester mee kan nemen, zonder dat het in de driehoek besproken wordt. Dit klinkt een beetje naar een geïnstitutionaliseerd overleg dat wellicht weer tot vertraging kan leiden. Kunt u daar nog wat meer over zeggen?
De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):
De openbare orde gaat altijd over het nu. "De openbare orde is nu ernstig verstoord." Dat betekent ook dat de informatie waarop de burgemeester moet acteren, heel actuele informatie moet zijn. Dat in reactie op "er is al strafrechtelijke informatie". Dat is soms wel zo en soms niet, maar het is in ieder geval niet de meest actuele informatie. Als je dus binnen het overleg dat daar al voor is, vraagt of je acteert op de meest actuele informatie, dan lijkt me dat heel zinvol. Daarnaast herhaal ik wat ik net zei, namelijk dat je je maatregel niet alleen verbreedt, dus ook het draagvlak verbreedt en daarmee mogelijk minder kwetsbaar wordt, maar ook ... Een tussenzin: ik geloof dat iedere macht tegenmacht, controle en ondervraging behoeft en ik denk dat je dat op een heel laagdrempelige praktische manier ondervangt en inbouwt, als je het altijd ook door de driehoek laat bespreken. Daarbij verdient "altijd" een relativering: als het echt niet kan, dan ga je natuurlijk de driehoek na afloop informeren. Maar het lijkt me sterk dat dat vaak het geval zou zijn. Er zit altijd wel enige ruimte in de tijd.
De heer Dittrich (D66):
Om het iets scherper te krijgen: wat nu als er in de driehoek geen overeenstemming over is? Is het dan volgens de fracties waar u het woord voor voert zo dat de burgemeester beslist?
De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):
Ja. Dat is niet alleen volgens de fractie zo, maar ook volgens het wetsvoorstel.
De heer Dittrich (D66):
Ja, maar wat voegt uw opmerking dan eigenlijk toe? Wij kunnen hier niet de wetstekst veranderen. Wij kunnen hier niet op gaan schrijven dat er altijd een hoorplicht is van de driehoek. Dan is de vraag dus: wat is het dan meer dan wat al de huidige praktijk is?
De voorzitter:
Tot slot, meneer Recourt.
De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):
Als u mij hier kunt overtuigen — maar dat zal dan toch de minister moeten doen — dat dit al de huidige praktijk is, dan is dit alleen maar een bevestiging, een bestendiging in de wetsgeschiedenis dat het de wens is van de wetgever, mocht daar ooit discussie over zijn, dat de uitvoering zo geschiedt. Maar ik vraag me af of het overal wel de praktijk is.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Goed, nog even over de rechtsbescherming. Op welke wijze worden bewoners van een woning die gesloten is op een begrijpelijke manier gewezen op hun rechten? Op welke wijze wordt voorzien in juridische hulp op korte termijn? En op welke manier wordt de motie-Mutluer/Ellemeet uitgevoerd in die zin dat niet alleen de intentie bestaat dat niemand op straat komt, maar dit ook daadwerkelijk niet gebeurt?
Voorzitter, iets over Caribisch Nederland. Deze wet behelst tevens een wijziging van de WolBES. Wij zijn formeel het parlement, ook van Caribisch Nederland, maar dat neemt niet weg dat wij daar niet wonen en dat wij dus altijd moeten vragen, als het gaat om hun wet waarin ze hun bestuurlijke organisatie regelen, hoe de eilandsraad staat tegenover deze wijziging. Mijn vraag is: is dat ook gebeurd?
Ten slotte. In Zweden zien we dat geweld in buurten een nog grotere vlucht heeft genomen dan in Nederland. De oplossing hiervoor is niet gelegen in de sluiting van woningen, maar in een goed functionerend opsporingsapparaat en, nog veel belangrijker, in het wegnemen van de oorzaken van dit geweld zoals ongelijkheid en achterstand. Welk concreet plan heeft de minister voor het wegnemen van de oorzaken? Deze wet regelt de achterkant, als het al te laat is. Wat doet de minister aan de voorkant?
Uiteindelijk kan de openbare orde vragen om sluiting van de woning, maar deze armoedige en verstrekkende maatregel kan ook wat onze fracties betreft bij dringende noodzaak acceptabel zijn, als de wet en de uitvoering van de wet de voorwaarden van evenredigheid, proportionaliteit en subsidiariteit in acht nemen, als er effectieve rechtsbescherming openstaat en als er ook wordt opgetreden tegen de oorzaken van dit geweld. Met deze gedachte in het achterhoofd zullen wij graag gaan luisteren naar de antwoorden van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Recourt. Dan is het woord aan mevrouw Bezaan namens de PVV.
Mevrouw Bezaan (PVV):
Wacht even, hoor. Ik moet eerst even mijn bril opzetten, want anders kan ik het niet lezen.
De voorzitter:
Uw tijd loopt.
Mevrouw Bezaan (PVV):
Ja, dank u wel.
Voorzitter. Het wetsvoorstel Uitbreiding sluitingsbevoegdheid burgemeester en gezaghebber ter handhaving van de openbare orde geeft de burgemeester en gezaghebber — het is al eerder gezegd — ruimere mogelijkheden om, indien de openbare orde verstoord wordt of dreigt verstoord te worden, een woning of niet voor publiek toegankelijke lokalen en de bijbehorende erven te sluiten. Voornoemden krijgen de bevoegdheid een woning te sluiten wanneer de openbare orde rond de woning is verstoord doordat ernstig geweld of bedreiging daarmee in of in de onmiddellijke nabijheid van de woning wordt gepleegd of daar ernstige vrees voor bestaat. Dat is de b-grond. Hierbij valt te denken aan schietpartijen rond een pand of beschietingen van het pand zelf. Ook kunnen zij een woning sluiten op het moment dat daar een wapen wordt aangetroffen en daardoor de openbare orde rond de woning wordt verstoord of daarvoor ernstige vrees bestaat: de c-grond. Daarnaast voorziet dit voorstel ook in de bevoegdheid van verhuurders om huurovereenkomsten buitengerechtelijk te ontbinden en kan onteigening van een gebouw plaatsvinden als dit is gesloten door de burgemeester of gezaghebber ter handhaving van de openbare orde.
Voorzitter. Kijkende naar de vele beschietingen en ontploffingen die recentelijk bij woningen en winkelpanden plaatsvonden — alleen al in Noord-Holland hebben we het dit jaar al over zo'n 30 gevallen; landelijk staat de teller inmiddels al boven de 100 — kan de PVV de in dit wetsvoorstel opgenomen ruimere bevoegdheden in mindere of meerdere mate wel ondersteunen, niet in de laatste plaats omdat het van het grootste belang is dat mensen beschermd worden tegen mogelijk ernstig geweld in of bij een woning. Het gaat hierbij niet alleen om de bewoners zelf, maar ook om omwonenden. Met dit wetsvoorstel wordt de gereedschapskist ter handhaving van de openbare orde met twee sluitingsgronden uitgebreid; wat mijn fractie betreft een goede zaak.
Voorzitter. Omdat het sluiten van een woning een bevoegdheid is die ingrijpende gevolgen heeft voor de bewoners en resulteert in vergaande grondrechtenbeperkingen, is het belangrijk dat deze bevoegdheid niet bij iedere verstoring van de openbare orde kan worden ingezet. Gelukkig is er door middel van een aangenomen amendement — het is al eerder benoemd — in de Tweede Kamer gewaarborgd dat deze bevoegdheid alleen kan worden ingezet bij ernstige verstoringen van de openbare orde teneinde zo veel mogelijk te voorkomen dat een woning wordt gesloten in strijd met de eisen van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit. Hoewel de PVV-fractie bepaald niet negatief staat tegenover dit wetsvoorstel, leven er bij ons toch een paar punten van zorg.
Uit het advies van de politie kan worden opgemaakt dat de politie het idee heeft dat er onvoldoende aandacht is voor de uitvoeringslasten die zij op haar bord gaat krijgen. Zo is in de memorie van toelichting te lezen dat de burgemeester of de gezaghebber vaak afhankelijk zal zijn van de bevindingen van de politie. Ook kan de politie een rol hebben bij het feitelijk sluiten van de woning, en na de sluiting kan de politie constateren of wordt voldaan aan de naleving van de sluiting van de woning. Zoals iedereen in dit huis weet, heeft de politie te maken met diverse uitdagingen. Dus die zorg delen wij.
Eén van de taken van dit huis is om wetgeving te beoordelen op handhaafbaarheid. In dezen ligt de handhaving van het wetsvoorstel voornamelijk in handen van de politie. De politie is een organisatie waarvan de bestaande taken de laatste jaren in omvang toenemen, maar die ook steeds meer nieuwe verantwoordelijkheden krijgt toebedeeld.
Voorzitter. De PVV staat bekend als een partij van law-and-order, maar geldt dat ook voor de VVD, de partij namens welke de minister in het kabinet zit? In de VVD-verkiezingsprogramma's van de afgelopen decennia klinkt de aanhoudende roep om meer blauw, maar heeft die roep ook tot resultaten geleid? Mijn vraag aan de minister is dan ook: hoeveel agenten zijn er in de afgelopen jaren daadwerkelijk bij gekomen? En hoe verhoudt zich dat ten opzichte van de jaarlijks toenemende bevolkingsgroei? De druk op de politie neemt alleen maar toe. Is er überhaupt wel sprake van een netto-netto toename van het aantal agenten? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. In haar advies stelt Aedes, de branchevereniging van woningcorporaties in Nederland, dat indien de huurovereenkomst buitengerechtelijk wordt ontbonden, de huurder zich tot de rechter kan wenden om het besluit van de woningcorporatie te laten toetsen. Een onafhankelijke toetsing van het besluit is hiermee gewaarborgd. Dat klinkt op papier leuk en aardig, maar wat als de desbetreffende huurder niet over de middelen beschikt om zich tot een rechter te wenden? Hoe kan deze huurder dan zijn recht halen? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. De minister ging tijdens de behandeling in de Tweede Kamer in op zorgen die leefden inzake mogelijke gevolgen voor onschuldige mensen die slachtoffer zijn geworden van bijvoorbeeld een beschieting. Zo stelde de minister dat burgemeesters die panden willen sluiten belangen van bewoners zwaar moeten laten meewegen. Laat ik vooropstellen dat de PVV niet twijfelt aan de goede bedoelingen van de gemiddelde burgervader of burgermoeder, maar wij vragen ons wel af hoe kan worden gewaarborgd dat zij de belangen van bewoners zwaar laten meewegen. Ook dat is wat mijn fractie betreft een punt van zorg. Graag ook hier een reactie van de minister.
De NVvR, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, stelt in haar advies dat de overheid het uitgangspunt moet hebben om binnen bepaalde grenzen een passende vorm van beveiliging aan te bieden of te faciliteren aan de eigenaar, gebruiker of bewoner van een pand, in plaats van over te gaan tot sluiting van de woning of het bedrijfspand, als blijkt dat er geen verband kan worden gelegd tussen een bewoner of gebruiker van een pand en een aanslag. In hoeverre is daar momenteel al sprake van? Ook hierop krijg ik graag weer een reactie van de minister.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bezaan. Dan is het woord aan mevrouw Van Toorenburg namens het CDA.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb mij voorgenomen om mijn inbreng in dit papiervrije huis vanaf een iPad te doen. Dat is een uitdaging op zich voor mij, maar ik heb het nog nooit gedaan dus ik denk dat ik het wel kan.
Voorzitter. We kijken er nauwelijks nog van op wanneer er weer een explosief in of rond een woning is aangetroffen of wanneer zich wildwesttaferelen voordoen in een gewone woonwijk. Het is echt bar en boos. Onschuldige mensen worden het slachtoffer van nietsontziende misdadigers of zijn ongewild getuige. Dat ook dat je niet in de koude kleren gaat zitten, behoeft natuurlijk geen betoog.
Het is van het grootste belang dat hiertegen adequaat kan worden opgetreden, ook door een burgemeester, die hiervoor op zich al wel een gevulde toolbox heeft. Zo kan een burgemeester een voor het publiek toegankelijke ruimte al sluiten en kan hij een woning sluiten als er rond die woning een verstoring van de openbare orde plaatsvindt door gedragingen in die woning. Maar helaas is gebleken dat het instrumentarium waarover die burgemeester nu dus beschikt ontoereikend is. Zo blijkt het bijvoorbeeld niet toereikend te zijn bij de verstoring van de openbare orde door ernstig geweld of bedreigingen daarmee of bij het aantreffen van een wapen of ernstige vrees daarvoor rondóm de woning.
Onder meer dat gebrek wordt vandaag met dit voorstel verholpen. Het is heel belangrijk, maar het is ook echt vergaand. Straks kan een bewoner namelijk het woongenot worden afgenomen vanwege ernstig geweld dat zich buiten de woning afspeelt. Juist dat aspect behoeft echt bespreking. Het is nogal wat, en daarom is het van belang dat die aanvullende bevoegdheid van de burgemeester doelgericht en proportioneel wordt toegepast. Daarover was er ook in het voortraject, in de consultatieronde, het meeste debat. Door de Raad van State werd erop gewezen en ook in de Tweede Kamer hebben we dat debat gezien.
Voorzitter. Hiermee kadert de CDA-fractie ook meteen haar inbreng af. Voor de tweede sluitingsgrond bij het aantreffen van een wapen is, menen wij, wel bevredigende aandacht geweest. Dat aspect kunnen we nu laten rusten. Dat ligt ook iets minder gevoelig. De wijziging die vandaag echt onze aandacht vraagt, is die op basis waarvan een woning kan worden gesloten louter door iets wat eromheen gebeurt, terwijl bewoners daar niets mee te maken hebben. Laten we dan ook meteen rekenschap geven van de huidige praktijk, want op basis van artikel 172, derde lid, Gemeentewet en artikel 174, derde lid, WolBES, kan een burgemeester ook nu al vergaande bevelen geven die in de praktijk echt neerkomen op het afnemen van het woongenot in vergelijkbare situaties. Het noodbevel is met heel weinig waarborgen omkleed, eigenlijk louter met "nood breekt wet". Daarom wordt nu, zo begrijpen wij goed, gekozen voor aanpassing van artikel 174. De route van het noodbevel heeft heel veel discussie gegeven, ook in de rechtspraktijk. Wat de ene rechter nog passend vindt, vindt de andere rechter veel te vergaand, en dat is heel ongelukkig. Daarom is het beter om een gerichte, heldere regeling te maken, en die ligt nu voor.
De artikelen 8 en 10 van het EVRM beschermen de persoonlijke levenssfeer. Die zijn niet absoluut, maar inbreuken zijn echt alleen mogelijk als aan strikte eisen is voldaan. Dergelijke grondrechten kunnen niet zomaar worden beperkt. Daar ligt vandaag dus het spanningsveld. Over die vereisten is gelukkig heel veel jurisprudentie voorhanden: het moet gaan om zwaarwegende belangen die in het geding zijn, the pressing social need, en daarbij gelden de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Laat daar nu juist de kerntaak van de Eerste Kamer liggen: het beoordelen van wetsvoorstellen, in het bijzonder op subsidiariteit, proportionaliteit en niet te vergeten, uitvoerbaarheid. Het is dus nogal een hoepel waar de minister vandaag, met het voorstel onder haar arm, doorheen zal moeten springen.
Vinden wij — dan bezig ik even wat minder juridische taal — dat het wetsvoorstel dat we vandaag bespreken, de bewoner voldoende beschermt indien om hem heen een gevaarlijke situatie is ontstaan? Daar kunnen we niet van wegkijken, zeker gelet op de opdracht die besloten ligt in artikel 2 van onze Grondwet, de inspanningsverplichting die op de overheid rust om levensbedreigende situaties voor haar inwoners te voorkomen. Denk aan die wildwesttaferelen. Is nu voldoende duidelijk wanneer die bevoegdheid mag worden uitgeoefend? Ligt de lat hoog genoeg om te voorkomen dat bewoners te gemakkelijk hun huis uit kunnen worden gezet, zeker wanneer we ons niet laten verblinden door de veronderstelde betrokkenheid van de bewoner, maar we bijvoorbeeld kijken naar kinderen van de buren? De overheid, en straks in de concrete casus natuurlijk de burgemeester, zal die afweging moeten maken. In de memorie van toelichting staat dat ouders zelf verantwoordelijk zijn voor het vinden van vervangende woonruimte indien tot sluiting wordt besloten, maar dat is in een tijd van schaarste op de woningmarkt wel heel gemakkelijk opgeschreven.
Laten we eens kijken wat er nu voorligt. Gelukkig is het heel belangrijk geworden dat een besluit goed wordt gemotiveerd. Dat is echt helder uit de bespreking en het hele voortraject. Veel woorden zijn hieraan gewijd. Er kan getoetst worden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Toch heb ik hierover nog een vraag. Een burgemeester maakt straks de afweging en de rechter aan wie die kwestie kan worden voorgelegd, zal die toetsen, maar dan roep ik toch weer even de gruwelijke situatie van de toeslagenaffaire in herinnering. Daarin hebben de rechters soms wel heel erg marginaal getoetst. Daar is nu een hele beweging in gekomen in de rechtspraak. Gaat dat hier ook gebeuren? Gaan wij echt merken dat rechters niet louter denken "er is goed gekeken naar de voorwaarden en ik vind het prima", maar dat zij goed kijken of aan al die eisen is voldaan? Kan de minister dat toezeggen? Kan zij er in elk geval voor zorgen dat dit specifieke element in de evaluatie wordt meegenomen?
Dan een onderwerp waar we net in de interruptiedebatjes al over spraken: het strafrecht en het bestuursrecht. Het moet klip-en-klaar zijn dat het een maatregel is en geen punitieve sanctie. Ook hier hebben de burgemeesters in de consultatiefase op gewezen. Zij willen die bevoegdheid strikt beschouwen als noodzakelijk gelet op de openbare orde en veiligheid. Dan is het eigenlijk een burgemeester met hele specifieke oogkleppen op. In dit verband is het goed om te benadrukken wat daarover in de memorie van toelichting staat ten aanzien van het begrip openbare orde, want niet elk ernstig geweld of elke bedreiging daarmee in of bij een locatie en zeker niet elk aangetroffen wapen, ook niet elk aangetroffen vuurwapen, mag leiden tot een ernstig te vrezen verstoring rond die locatie van de openbare orde, te weten van het ordelijk verloop van het gemeenschapsleven ter plaatse. Dat is heel mooi uitgelegd.
De burgemeester of de gezaghebber heeft ter zake echt een beoordelingsruimte, maar mag ernstig te vrezen verstoring van de openbare orde niet zomaar aannemen en zal de uitkomst van zijn beoordeling moeten motiveren aan de hand van feiten en omstandigheden van het geval. De regering verwijst ook naar de artikelgewijze toelichting op artikel 1 en zij schrijft dat ze een aan de hand van de openbare orde bestuursrechtelijk getoetste situatie wenst rond de woning, een lokaal of erf. Die gerelateerde bevoegdheid dient in de wet vastgelegd te zijn. Het gaat om een bevoegdheid die past bij de bestaande taken van het ambt van de burgemeester en de gezaghebber. En die bevoegdheid is niet het uitdelen van straffen; een helder kader. Daarom zijn wij als CDA ook wel een beetje bezorgd als te gemakkelijk wordt gezegd dat er tegelijkertijd natuurlijk wel een strafrechtelijk traject moet worden gestart. Want dan ga je het toch vermengen. We willen graag horen hoe de minister hiernaar kijkt, ook naar aanleiding van de op zich terechte opmerkingen door de heer Recourt, want dan ben je toch wel een beetje aan het zwabberen richting het strafrecht.
Voorzitter. Dat de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak haar steun voor het voorstel heeft uitgesproken, is voor mijn fractie van groot belang. We zeggen het eerlijk: het is van doorslaggevend belang. Juist de rechters hadden grote moeite met de noodbevelen op basis waarvan bijna alle bevelen te geven zijn die een burgemeester maar noodzakelijk acht voor de handhaving van de openbare orde. Want dat is de huidige praktijk. De vereniging verwelkomt de gerichte wettelijke regeling en wij vinden het heel goed dat in de gedachtewisseling met de rechters geëxpliciteerd is dat er wel een verband moet zijn tussen de woning die gesloten wordt of eventueel onteigend of waarvan de huurovereenkomst ontbonden wordt en de situatie buiten. Deze uitleg — en daarom haal ik hem hier aan — is wezenlijk voor ons. Aldus kan worden voorkomen dat bewoners die er werkelijk helemaal niets mee te maken hebben, niet goed worden beschermd.
Mede naar aanleiding van de opmerking van de Raad van State en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak over de belangen van de eigenaar, de bewoner of de rechthebbende van een woning heeft de regering de memorie van toelichting nog verduidelijkt. Deze verduidelijking houdt in dat het sluiten van die woning subsidiair moet zijn in die zin dat echt niet met een lichtere maatregel kan worden volstaan. Het zijn de punten die hiervoor al werden genoemd: de beveiliging van een woning. Deze notie is ook voor mijn fractie heel erg belangrijk en wij willen dat in de evaluatie goed wordt meegenomen wanneer een burgemeester wellicht een andere maatregel had kunnen nemen, juist wanneer — en de heer Recourt gaf dat ook terecht aan — beveiligingsmaatregelen natuurlijk ook altijd in de rede liggen. Wij vragen heel specifiek of dat duidelijk kan worden. Kan daarbij ook worden gekeken in welke omstandigheden mensen nu echt op zichzelf aangewezen zijn geweest of wanneer hun fatsoenlijke vervangende woonruimte is aangeboden?
De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):
Ik wil mevrouw Van Toorenburg iets vragen waar ik zelf mee worstelde, ook weer in het kader van die samenloop van het bestuursrecht en het strafrecht. Dat betreft de beveiliging in het kader van de subsidiariteit. Zijn er andere, minder zware middelen mogelijk? Welke rol speelt bijvoorbeeld de capaciteit van de politie daarbij? Wordt die daarin meegenomen? Die witte huisjes op poten zijn er niet zo veel. Dat kost heel veel capaciteit. De burgemeester zit ondertussen wel met de openbare ordeverstoring, maar de politie zegt: jammer, geen capaciteit. Wat dan?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik denk dat het heel lastig is, maar ik denk dat tegelijkertijd ook het andere heel lastig is: dat we zeggen dat mensen hun woning uit moeten, maar dat die vervolgens nergens terechtkunnen. Want we weten allemaal dat we een gierend woningtekort hebben. Dan kunnen mensen misschien in een hotel worden geplaatst. Maar wanneer zij het doelwit waren, sta je daar ook de volgende dag voor de deur. Dus dan zal je mensen toch ook weer moeten beschermen. Dus het zal altijd een spanningsveld zijn. Ik vind echt dat een burgemeester degene is die moet besluiten op basis van de feiten die hij voor zich heeft. Maar als de politie echt aangeeft dat zij de woning met geen mogelijkheid kan beveiligen, dan is het de facto een situatie waarin hij zal moeten optreden en de mensen uit de woning zal moeten halen. We kunnen daar natuurlijk heel lang over praten, maar ik denk dat het dan helaas gewoon die kant op zal moeten. Dus het zal een rol spelen, ook al wil ik dat niet.
De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):
Ik kwam tot dezelfde conclusie. Je kunt als burgemeester niet zeggen "dan sluiten we niet", want de openbare orde is verstoord. Je kunt als driehoek natuurlijk wel van tevoren bespreken welke capaciteit er is om de burgers op een minder verstrekkende manier te beschermen dan met een huissluiting. Je kunt daar dus in zekere zin preventief over nadenken en van tevoren spreken over de capaciteit.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik denk dat er altijd heel goed gekeken moet worden naar de capaciteit. Ik zeg het toch maar gewoon heel eerlijk: dan doemt in mijn hoofd direct het idee op dat we dan in Rotterdam misschien meer capaciteit voor de politie nodig hebben, omdat daar zo veel ellende op straat is. Tegelijkertijd ben ik natuurlijk een periode gedeputeerde geweest in onze schitterende provincie Limburg. Daar is in geen velden of wegen een agent te bekennen. Ieder onderzoek dat daar loopt, is grensoverschrijdend. En ook daar hebben we een gierend tekort aan agenten. Dus ik zou ook niet willen dat dat allemaal maar maatgevend wordt. We moeten wel naar het totaal kunnen blijven kijken.
Voorzitter. Ik heb eigenlijk in die interruptie al het een en ander gezegd. Ik denk dat heel erg belangrijk is wat ook in de memorie van toelichting staat, namelijk: "Hoewel casuïstiek kan wisselen, ligt in zijn algemeenheid in de rede dat een rechter een sluitingsbesluit intensief zal toetsen aan het evenredigheidsbeginsel en dat dit zijn schaduw vooruitwerpt naar de burgemeester of de gezaghebber die heeft te beoordelen of hij, alles afwegend, tot sluiting overgaat." Het is belangrijk dat er vervolgens geen marginale toetsing is door de rechter, maar een echte.
Voorzitter. Dan is er wel iets interessants. De Tweede Kamer heeft namelijk een amendement aangenomen, dat op stuk nr. 10, en aangegeven dat de bevoegdheid van de burgemeester zoals nu neergelegd in artikel 174a niet bij iedere verstoring van de openbare orde mag worden ingezet, maar slechts bij een ernstige verstoring van de openbare orde. Wij zagen dat en dachten: o, dat is een hogere lat. Daarnaar hebben wij de minister gevraagd in de schriftelijke ronde. De minister zegt: nee, hoor; dat is eigenlijk dezelfde lat. Dat is een beetje gek. Ik zou graag aan de minister willen vragen of zij dit nog eens even nader uit kan leggen. Ook de sprekers voor mij hebben net namelijk aangegeven dat hierdoor echt het beeld is ontstaan dat het moet gaan om een hele ernstige schending van de openbare orde, en niet zomaar om iets waarvan we allemaal denken: daarmee wordt het gemeenschapsleven even een beetje op z'n kop gezet; dat gebeurt af en toe en dat is heel vervelend, maar morgen kunnen we in onze samenleving weer over tot de orde van de dag. Dat is dus volgens ons wel een hogere lat, maar volgens de minister niet. Ik denk dat dat nadere bespreking behoeft.
Dan hebben we nog kennisgenomen van de discussie omtrent die begunstigingstermijn. Die is dus in stand gelaten. We moeten bij de evaluatie wel bezien of die aanleiding geeft tot problemen. We willen ook graag goed op de hoogte gehouden worden wanneer dat het geval is, want het is ook in de Tweede Kamer een ingewikkelde discussie geweest. Het lijkt wel een beetje gek: je moet ineens optreden, maar vervolgens ontstaan er begunstigingstermijnen. Dan lijkt het alsof je nog even rustig de tijd hebt om hierover na te denken, wat soms niet het geval zal zijn.
Voorzitter. Dan een laatste punt. Het voorstel voorziet ook in de bevoegdheid van verhuurders om buitengerechtelijk te ontbinden en er wordt geregeld dat onteigening kan plaatsvinden als een gebouw gesloten is ter handhaving van de openbare orde. Hier is iets heel interessants aan de hand. Afpakken is namelijk een belangrijke maatregel in de strijd tegen de georganiseerde misdaad, maar dan zijn we er nog niet. Het is een breed gedragen politieke wens — dan kijk ik toch even met een glimlach naar de minister — dat omwonenden gaan ervaren dat het loont om je tegen de misdaad te keren. Dat hebben wij namelijk ongeveer in ieder debat benadrukt met elkaar. Ik weet dat de minister is aangestoken door het vuur van de burgemeester in Palermo. Je moet bij wijze van spreken een leerkracht hebben — in Italië gebeurt het — die in een Maserati rondrijdt omdat die is afgepakt van een misdadiger en is gegeven aan de samenleving, die daar lol van kan hebben. In Nederland blijven we altijd maar een beetje kijken naar het ene voorbeeld van die boot die is afgepakt van een paar misdadigers en die, meen ik, naar een school is overgegaan. Daar kunnen ze nu enthousiast mee varen in de Rotterdamse haven.
Dat is een topidee, maar wij zouden zo graag willen, en ik weet dat de minister dat ook altijd wilde, dat een pand als het wordt onteigend echt wordt teruggegeven aan de buurt. Maak er een buurthuis van. We moeten echt kijken of dat kan. Dat is uiteindelijk namelijk de manier om de georganiseerde misdaad daadwerkelijk serieus in de wielen te rijden: de mensen eromheen moeten gaan voelen dat de overheid meer hun vriend is dan degene die het anders allemaal zo lekker voor ze regelt. Dat is precies waar altijd de voedingsbodem is ontstaan in Colombia en Italië. Die moeten we met elkaar weten weg te halen. Dus, voorzitter, we zouden heel graag wat meer zicht willen krijgen op hoe dat wordt ingevuld. Hoe wordt nou datgene wat is afgepakt, teruggegeven aan de samenleving? Hoe mooi zou het zijn als panden die zijn misbruikt in de georganiseerde misdaad aan de buurt kunnen worden teruggegeven, die daar veel mooiere dingen mee kunnen doen? Ik denk aan huiswerkbegeleiding, ik denk aan van alles, maar niet meer aan al die rottigheid waar ze normaal voor worden gebruikt.
Ah, 40 seconden, voorzitter. I did it. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Toorenburg. Dan is het woord aan de heer Meijer van de VVD.
De heer Meijer (VVD):
Dank u, voorzitter. Bij de behandeling van wetsvoorstellen in dit huis zijn we soms zo bezig met de toetsing op rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid dat we het doel van de wet weleens uit het oog dreigen te verliezen. Daarom begin ik daar maar mee. Ik vond het mooi dat de heer Dittrich daar net ook mee begon, met een treffend citaat uit het Parool. Ik zeg het in mijn eigen woorden. We worden de laatste tijd steeds vaker geconfronteerd met berichten over geweld, wapengeweld, in en om woningen. In veel gevallen is er samenhang met toenemende concurrentie in de drugshandel. Daarnaast treft de politie met grote regelmaat wapens aan in een woning. Dat alles heeft een grote invloed op het dagelijks leven in de wijk — daar gaat het uiteindelijk om — en op het veiligheidsgevoel onder buurtbewoners. Deze gevolgen van de georganiseerde en ondermijnende criminaliteit baren de VVD-fractie grote zorgen. Bij het beoordelen van het voorliggende wetsontwerp is dat voor ons het relevante referentiekader. We hebben een positieve grondhouding ten opzichte van het voorliggende voorstel, maar hebben nog wel enkele vragen en aandachtspunten.
Voorzitter. Ik dank de minister hartelijk voor de antwoorden op vragen van collega's in de nota naar aanleiding van het verslag, want daaruit wordt nog eens duidelijk dat het voorgestelde bestuurlijke traject eigenlijk altijd naast en niet in plaats van een strafrechtelijk traject wordt ingezet. Zoals in onze ogen bij de aanpak van ondermijnende criminaliteit steeds moet worden gekeken naar wat de beste en de meest zorgvuldige combinatie van instrumenten is: bestuursrechtelijk, strafrechtelijk en soms ook fiscaal of financieel. Onderscheidend aan deze nu voorgestelde bestuursrechtelijke aanpak is de motivering vanuit de openbare orde en de snelheid waarmee gehandeld kan worden. En op dat laatste punt heb ik nog een vraag over de begunstigingstermijn. Ik heb daar begrip voor vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid, maar stel wel de vraag of dat niet vertragend kan werken. Ik zag in het schriftelijke voorbereidingstraject dat daar vanuit politie en burgemeesters kanttekeningen bij zijn geplaatst. Misschien kan de minister nog eens aangeven dat die termijn een effectieve aanpak niet in de weg staat. Ik sluit me aan bij de opmerking van mevrouw Van Toorenburg om daar in de evaluatie met nadruk aandacht aan te besteden.
Voorzitter. Ik ben jaren burgemeester geweest en bij de uitbreiding van de bevoegdheden van de burgemeester stelde ik me altijd de vraag of dat het functioneren in de breedte niet te veel zou beïnvloeden, de sheriff-of-burgervaderdiscussie. Als fractie hebben we in dit geval de vraag ontkennend beantwoord. Deze uitbreiding sluit aan bij een reeds bestaande bevoegdheid van de burgemeester om drugspanden te sluiten. De uitbreiding sluit aan bij de praktijk waar burgemeesters tegen aanlopen. Desondanks moeten we de vinger aan de pols houden, want de burgemeester is geen crimefighter. Misschien kan de minister aangeven wanneer haar collega van BZK met het al eerder aangekondigde afwegingskader burgemeestersbevoegdheden komt?
Voorzitter. Er zijn in het wetgevingstraject regelmatig vragen gesteld over de mogelijke gevolgen van de sluiting van een woning. De burgemeester zal zich in onze ogen bij het inzetten van deze bevoegdheid altijd baseren op bestuurlijke rapportages en andere informatie. Er zal vaak in driehoeksverband over gesproken worden of al over gesproken zijn. Vaak is het een buurt die vaker aan de orde is geweest in het driehoeksoverleg. Er zal altijd meegewogen worden wie de betrokken bewoners zijn. En waar het kwetsbare personen betreft, heeft de gemeente ook een zorgplicht. We hebben er vertrouwen in dat deze bevoegdheid zorgvuldig zal worden gehanteerd. De recente brief van de G4-burgemeesters benadrukt dat ook nog eens. Ik heb zelf in twee gemeenten ervaring met het hanteren van de bestaande bevoegdheid. Toch vraag ik de minister hoe die zorgvuldigheid gegarandeerd kan worden.
Dan ten slotte een punt dat nog niet door anderen aan de orde is gesteld. Mijn fractie zou het liefst illegaal vuurwerk ook onder deze wetsaanpassing laten vallen. Wij hebben de discussie daarover in de Tweede Kamer gevoerd en wij kennen de tegenargumenten. Allereerst is vuurwerk, ook illegaal vuurwerk, geen wapen in de zin van de Wet wapens en munitie. Voorts zijn er op basis van de Woningwet al mogelijkheden om op illegaal vuurwerk te handhaven als er een gevaar is voor de gezondheid en veiligheid. Maar er is in de Tweede Kamer ook een motie op dit punt aangenomen. We kunnen het misschien nog hebben over de interpretatie daarvan. Wij lezen de motie zo dat bij het aantreffen van een grote hoeveelheid illegaal vuurwerk ook de vrees kan ontstaan voor verstoring van de openbare orde. Dan kan, naast de strafrechtelijke inbeslagname en de bestuursrechtelijke handhaving op basis van de Woningwet, eventueel ook tot sluiting van een woning worden overgegaan. Graag horen we van de minister of wij de motie zo op een goede manier interpreteren. Wij wachten met belangstelling de antwoorden van de minister af.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Meijer. Dan is het woord aan de heer Janssen namens de SP.
De heer Janssen (SP):
Voorzitter, dank u wel. Een wetsvoorstel waarvan de memorie van toelichting begint met de tekst "in het coalitieakkoord is afgesproken dat" kan op dit moment rekenen op onze bijzondere nadere aandacht en kritische beschouwing. Mijn bijdrage zal iets anders zijn dan die van de collega's, alhoewel ik mij zeker bij hun vragen aansluit. Dit wetsvoorstel betekent toch weer een wat grotere rol voor de burgemeester in een verder uitdijende opvatting van wat de openbare orde behelst. Wij proberen even een stap terug te zetten. De discussie over wat wij tot de openbare orde willen rekenen, laat op zich wachten. Ondertussen wordt die toch weer verder opgerekt. Collega Meijer vroeg ook al naar de rapportage over burgemeestersbevoegdheden. We moeten het daar wat ons betreft wel over hebben.
Dit wetsvoorstel is de volgende verdergaande stap van het bestuursrecht op het terrein van het strafrecht. Dat is een ontwikkeling waar de SP kritisch op is. Dat was voor ons in de Tweede Kamer reden om tegen dit wetsvoorstel te stemmen. Het steeds verder vermengen van straf- en bestuursrecht is naar de mening van de SP een ongewenste richting. Onze kritiek op het voorliggende wetsvoorstel richt zich dan ook niet zozeer op de vraag of er iets moet gebeuren, want dat is wel helder, gezien de situatie die het afgelopen jaar, sinds het wetsvoorstel werd ingediend, is ontstaan. De kritiek richt zich vooral op de vraag wie er handelend zou moeten optreden. Met de verzwaring van de aard en de ernst van de feiten, waar dit wetsvoorstel een jaar geleden voor bedoeld was, komt ook de vraag op of het met de zwaarte van de te nemen maatregelen nog wel passend is om die aan de 342 Nederlandse burgemeesters, rijp en groen door elkaar, en de gezaghebbers over te laten.
De feiten worden steeds ernstiger en dat rechtvaardigt naar de mening van mijn fractie een nadere overweging over de keuze of dat nog thuishoort in het bestuursrecht. Collega Recourt heeft daar ook al naar gevraagd. Collega Meijer was zo aardig om te zeggen dat de burgemeester geen crimefighter is. Dat ben ik van harte met hem eens. Daarom zet de SP even een stap terug om te kijken of dit de goede weg is. Sinds dit wetsvoorstel een jaar geleden werd ingediend, is de situatie dramatisch verergerd. Wat ons betreft noopt dat tot heroverweging. Waarom willen we dit regelen in het bestuursrecht in plaats van in het strafrecht? De SP vindt het te makkelijk om te zeggen dat er al een sluitingsbevoegdheid is en dat die als automatisme nog wel wat kan worden opgerekt en uitgebreid.
Natuurlijk heb ik ook de brief gelezen die de burgemeesters van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht hebben geschreven. Naar mijn mening geven zij onbedoeld zelf precies aan waar de schoen wringt. Ook zij wijzen op de steeds zwaardere aard van de delicten waar het om gaat en waar zij mee te maken hebben. De SP vindt dat je dan juist meer richting het strafrecht moet bewegen en niet richting het bestuursrecht. De vier burgemeesters maken in hun brief het onderscheid dat de strafrechtketen er is voor het handhaven van de rechtsorde en dat de burgemeesters er zijn voor de openbare orde en de veiligheid in de wijk. Met dat schaartje zou ik het niet zo willen knippen, want dan zou je ook wijkagenten moeten afschaffen als dat aan de orde zou zijn. Die mening delen wij niet. Het laatste wat wij willen, en wat we volgens mijn fractie dan ook zouden moeten vermijden, is dat de rechtsorde niet meer allesomvattend is en dat we op dat punt een competentiestrijd krijgen. Die moeten we vermijden. Dit is niet alleen een zaak van de vier grote gemeenten, maar we zien dit helaas ook steeds verder in het hele land de kop opsteken. Kijk ook naar de praktijk in het Noorden op dit moment, en ook in het Zuiden. Het is een veelkoppig monster.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik begrijp de positie heel goed, maar zegt u daarmee eigenlijk niet dat het noodbevel, wat nu de gewone praktijk is en waarin dit allemaal al kan, zou moeten worden afgeschaft? Zegt u dat het noodbevel uit handen van de burgemeesters moet worden genomen? Dat is namelijk precies wat op dit moment kan worden gebruikt voor iets wat we nu netjes wettelijk willen regelen.
De heer Janssen (SP):
Nee. Als je het regelt — ik kom daar zo op — kun je het wat ons betreft via de strafrechtketen regelen. De vraag is of je dan nog een noodbevel nodig hebt. Maar we moeten het zeker niet afschaffen voordat er iets anders is. Ik wil juist de discussie opwerpen of we het niet op een andere en betere manier kunnen regelen. Ik ben zeker niet voor het afschaffen van dingen voordat we het op een goede manier geregeld hebben, want dan weten we waar de slachtoffers vallen. Dan vallen ze waar ze niet thuishoren.
Bij ernstige delicten hoort, naar de mening van de SP, de strafrechtketen het voortouw te nemen. Dat is volgens de hele simpele regel dat je boeven moet opsporen, vervolgen, berechten en bestraffen als ze schuldig worden bevonden. Mijn fractie ziet niet in waarom je bij ernstige delicten een sluitingsbevoegdheid, als onderdeel van de aanpak, niet bij de strafrechtketen zou kunnen onderbrengen. Dat doen wij niet zwabberend richting het strafrecht, om mevrouw Van Toorenburg te citeren, maar met weloverwogen, ferme stappen richting het strafrecht. Dat kan ook heel snel, denk ik. Zouden we geen procedure kunnen verzinnen binnen de strafrechtketen, waarin bijvoorbeeld de rechter-commissaris een rol speelt? Dat kan op een snelle manier. Het is immers ook de strafrechtketen die volledig op de hoogte is van alle feiten en omstandigheden die in een zaak spelen. Steeds minder vaak zijn het geïsoleerde gevallen. Als er al geïsoleerde gevallen zijn, want we zien dat het gaat om ernstige incidenten die niet op zichzelf staan. Dat lezen we in de brief van de burgemeester, maar horen we ook uit de praktijk. De strafrechtketen kent de context en kan snel handelen. Mijn vraag aan de minister is waarom er toch gekozen is voor het bestuursrecht. De burgemeesters van de vier grote steden zijn wat ons betreft ook niet de maat der dingen. We zien dat de georganiseerde criminele activiteiten zich niet houden aan de gemeentegrenzen van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht.
De heer Dittrich (D66):
Ik heb hierover een vraag aan de heer Janssen. Het gaat hier namelijk om de bevoegdheid om een woning te sluiten als de openbare orde ernstig in het geding is. De heer Janssen pleit heel erg voor de rol van het strafrecht. Is het wel de taak van een strafrechter om te beoordelen of een woning gesloten moet worden, hoelang die gesloten moet worden en wat de belangen zijn van de mensen in de buurt? Dat is toch veel meer een bestuursrechtelijke afweging?
De heer Janssen (SP):
Over de snelheid, de waarborgen en de effectiviteit van de maatregel die genomen moet worden, kunnen we filosoferen. Ik kan me prima voorstellen dat het gebeurt op voorspraak van een burgemeester, maar dat de waarborgen veel meer komen te liggen in de strafrechtketen, waar een rechter-commissaris erover kan oordelen. Hij kent immers alle feiten van het geval. Dat raakt ook aan de controle van de burgemeester door de gemeenteraad. Collega Recourt begon daar ook over. Ik heb zelf als gedeputeerde ervaring met Bibob-procedures. Mevrouw Van Toorenburg zal ze misschien ook kennen. Je krijgt allerlei vragen in het openbaar: daar kan ik niet op beantwoorden, dat mag ik niet zeggen, dat is geen openbare informatie. Als je individuele gevallen de gemeenteraad in gaat trekken, zoals in dit wetsvoorstel wordt voorgesteld, merk je dat allerlei informatie voorhanden is in het kader van een politieonderzoek, maar nog niet openbaar mag worden. Moet zo'n burgemeester dan tegen de gemeenteraad zeggen: geloof me maar, maar ik kan echt niet zeggen waar het precies over gaat, want dat is informatie die nog in het strafrechtdossier zit? Het gaat veelal om complexe criminele activiteiten, dus je hebt niet heel veel verantwoording af te leggen aan de gemeenteraad, anders dan de melding dat het strafproces op een gegeven moment is afgesloten.
De heer Dittrich (D66):
Ik hoor de heer Janssen nu zeggen: dan zou de burgemeester een soort advies kunnen geven in het kader van het strafrecht en dan moet het in die strafrechtelijke kolom verdergaan. Maar zijn we dan niet bezig om allerlei bevoegdheden te vermengen, terwijl we het ook allemaal belangrijk vinden dat de bestuursrechtelijke kolom echt bestuursrechtelijk blijft en de strafrechtelijke kolom strafrechtelijk? Bij uw voorstel vindt toch een soort vermenging plaats. Ik kan me voorstellen dat dat zowel in het strafrecht als in het bestuursrecht voor onduidelijkheden gaat zorgen, zeker ook bij de controle van de burgemeester.
De heer Janssen (SP):
Volgens mij is het omgekeerde het geval. Als je het namelijk bij het strafrecht houdt … Ik zei nu dat een burgemeester kan adviseren. Ik kan ook zeggen: een burgemeester kan wellicht een verzoek doen. Ik ben even vrij aan het filosoferen. De burgemeester kan zeggen: ik vind het belangrijk dat hier nu iets gebeurt. De burgemeester zal niet alle details van lopende onderzoeken kennen. Als het grote criminele activiteiten zijn, dan zal de afweging voor de burgemeester steeds ingewikkelder worden. De burgemeester zou zich dan eerst moeten verdiepen in de situatie waarin een woning of een ander pand een rol speelt. Het is moeilijk om die afweging te kunnen maken zonder dat hij zich eerst uitgebreid vooraf op de hoogte heeft laten stellen, zeker als hij daarbij nog een evenredigheidsafweging moet gaan maken. Die kan hij vervolgens nog niet aan de gemeenteraad verantwoorden, omdat er nog lopende onderzoeken zijn.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik ga toch nog even verder op dit punt. Een paar jaar geleden is er een grote discussie geweest over de vestigingsplaatsen van de rechtbanken. Toen hebben zelfs de rechtbanken aangegeven dat rechters door de verdere concentratie helemaal niet meer weten wat er in bepaalde wijken en delen van steden of buurten gebeurt. Ze moeten dan bijvoorbeeld wel een oordeel vellen over de vraag of een jongere is ontspoord, terwijl ze helemaal niets weten van de kringen waarin die kinderen zich bevinden en wat daar eigenlijk allemaal aan gedaan wordt in buurthuizen. De rechters zeggen zelf: wacht even, we moeten dichter bij die buurten blijven. We zien dus dat rechters geen zicht hebben op wat er in de samenleving dagelijks in wijken gebeurt. Is het dan niet heel erg risicovol om juist deze bevoegdheid ineens daar neer te leggen waar er helemaal geen referentiekader is?
De heer Janssen (SP):
Wat mevrouw Van Toorenburg hier aankaart, is altijd precies het grote bezwaar van de SP geweest bij het op afstand zetten van de rechtspraak en het concentreren daarvan op een paar plekken in het land. Vandaar dat wij een groot voorstander zijn van bijvoorbeeld de buurtrechtspraak en van het allemaal terugbrengen naar waar mensen ook werkelijk weten wat er gebeurt. Volgens mij moet je dan meer dingen aanpassen in de rechtspraak, door ervoor te zorgen dat de goede mensen op de goede plek zitten en dat zij weten wat er lokaal gebeurt. Dat kan op iedere manier die je daarbij wenselijk zou achten. Daarmee wordt een situatie aangepast waarvan wij als SP zeggen: we vinden het sowieso ongewenst dat de rechtspraak op afstand georganiseerd is. Ik herinner mij de debatten met minister Hirsch Ballin in de Tweede Kamer over "we leven niet meer in de tijd van de trekschuit." Dat ben ik met hem eens, maar aan de andere kant zijn we met z'n allen iedere keer weer bezig met de nabijheid van de rechtspraak, omdat we vinden dat die wat achterop is geraakt. Ik breng dus liever de nabijheid van de rechtspraak terug dan dat ik dit als voldongen feit accepteer en me erbij neerleg dat we daar niks meer aan zouden kunnen doen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Daar heeft de SP ons altijd aan haar zijde gevonden, maar dat is wel een beetje het beeld van een ideaalwereld. We krijgen het dan op alle punten voor elkaar. De rechters komen dan weer helemaal terug. Ik zit een beetje te denken hoeveel rechters we er dan bij moeten hebben, terwijl we die nu al niet kunnen vinden. We hebben op dit moment te maken met rechtbanken met een concentratie van rechters, een enorm tekort en een totaal gebrek aan zicht bij rechters op wat er in de samenleving gebeurt. Is het daarom niet nog steeds risicovol om de beoordeling van de openbare orde en het hebben van kennis van een wijk en gemeenschap op dit moment bij rechters neer te leggen?
De heer Janssen (SP):
Ik zou dan zeggen: beleg aandachtsgebieden voor rechters bij bepaalde rechtbanken, als je dat zou willen. Het is voor ons een brug te ver om je neer te leggen bij het feit dat het nooit beter wordt met de rechtbanken, omdat ze nou eenmaal op afstand blijven en ze niet dichter bij de samenleving komen te staan. Wij zoeken naar oplossingen. Dit zou er een van zijn. Misschien onderstreept die wel ons betoog om de rechtbank weer dichter bij de samenleving te brengen.
Voorzitter. Ik kijk even naar de tijd. Dat gaat helemaal goedkomen.
Er zijn bij de behandeling in zowel de Eerste als de Tweede Kamer veel vragen gesteld over de waarborgen voor bewoners en de grondrechten. Collega's hebben daar al uitgebreid op gewezen. Ik sluit me aan bij degenen die gevraagd hebben of de minister daar nog eens op wil ingaan. Mijn collega Van Nispen vroeg daar in de Tweede Kamer ook al naar. We moeten vooral van het verleden leren. Uit de ervaringen met de Wet Damocles moeten we constateren dat daarbij regelmatig dingen fout zijn gegaan en dat rechters herhaaldelijk lokale bestuurders terecht hebben gewezen, omdat de bevoegdheden niet zorgvuldig werden gebruikt. Dit gaat over nog ernstigere feiten en nog verdere ingrepen. Ik wil de minister dus vragen om daar in dit licht nog eens naar te kijken.
Voorzitter. Ik kom tot een afronding. De SP-fractie is ervan overtuigd dat bij de toenemende en steeds ernstigere criminele incidenten rond woningen en andere gebouwen moet worden ingegrepen. Wij zijn er echter niet van overtuigd dat dit het beste kan gebeuren door de 342 burgemeesters daarvoor als aangewezen persoon aan te wijzen. Wij vinden dat de aard en de ernst van de incidenten, als onderdeel van grotere criminele activiteiten, vragen om een daadkrachtiger rol voor de strafrechtketen. Het bestuursrecht past hier misschien bescheidenheid. Het leven in een veilige omgeving is een zaak van een goed functionerende rechtsorde, waarbij eenieder die de rechtsorde verstoort wat ons betreft moet worden opgespoord en vervolgens berecht en bestraft, indien schuldig bevonden door een rechter.
Met veel belangstelling kijk ik uit naar de beantwoording door de minister van alle in dit debat gestelde en nog te stellen vragen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Janssen. De heer Recourt.
De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):
Ik ga toch nog even door op de rol van het strafrecht; die zit me niet helemaal lekker. Het strafrecht is reactief. Het wil misdrijven opsporen en de daders vervolgen. Maar als ik de heer Janssen goed hoor, zegt hij eigenlijk: zet het strafrecht ook hiervoor in. Dit is meer een preventieve maatregel. De openbare orde is verstoord en je wilt een verdere dreiging voorkomen. Het lijkt me heel onwenselijk om het strafrecht erbij te betrekken om dat te voorkomen. Dat wil je op andere terreinen ook niet. Vraagt de heer Janssen niet meer om een rechterlijke toets vooraf, zoals in het strafrecht, in plaats van dat hij zegt: laat de strafrechter het zelf doen?
De heer Janssen (SP):
Ik heb verwezen naar bijvoorbeeld de rol van de rechter-commissaris. Wat die rol precies zou moeten zijn, is een tweede. Ik vind het niet goed zoals het nu in de tekst staat — namelijk dat de burgemeester besluit — gelet op de gebrekkige verantwoording achteraf aan de gemeenteraad. Ik ken de praktijk van de wijze waarop de gemeenteraad kijkt naar besluiten die door de burgemeester genomen zijn, of de wijze waarop door Provinciale Staten gekeken wordt naar besluiten die door een commissaris of een gedeputeerde genomen zijn. Ik zoek dus naar een versterking van die rol, door wat gebeurt rond woningen en andere panden niet te zien als losstaande incidenten. De ervaring leert dat het vaak gaat om een onderdeel van grotere en complexe criminele activiteiten. Dan moet er dus een andere afweging gemaakt worden dan wanneer het alleen maar zou gaan om een losstaand incident dat bij een woning plaatsvindt en dat verder geen enkele context heeft. Mijn collega's gaan er volgens mij zo meteen ook nog iets over zeggen. Ik kijk vooral naar wat het nu is in de praktijk: een onderdeel van grote complexe criminele activiteiten.
De heer Dittrich (D66):
Is het niet zo dat er ook situaties kunnen zijn waarin de openbare orde van zo'n woning ernstig is verstoord zonder dat er een concrete verdachte in de zin van het strafrecht te vinden is? Hoe gaat de SP met die situatie om?
De heer Janssen (SP):
Dat ligt eraan. Als het gaat om "ernstig", dan is de vraag wat de context is. Is het ernstig in de zin van een enkel feit, of is het ernstig in de zin van een onderdeel van een groter geheel? Volgens mij zou je in zo'n geval de nu bestaande bevoegdheden eventueel in een noodgeval bestuursrechtelijk al kunnen inzetten. Maar voor de praktijk van de grote complexe criminele activiteiten die plaatsvinden, waarvan we dit als uitwassen zien, zou ik toch meer willen pleiten voor het strafrecht dan voor het bestuursrecht.
De heer Dittrich (D66):
Maar wij hebben in het recente verleden ook situaties gezien waarin het onduidelijk was wie verantwoordelijk was voor de strafbare feiten die geconstateerd werden. Als ik uw verhaal goed begrijp, zegt u: als het strafrecht geen rol kan spelen, is er ook geen rol weggelegd voor de burgemeester, zeker bij de uitbreiding van de bevoegdheden in bijvoorbeeld sub c van dat artikel.
De heer Janssen (SP):
Ik kijk naar de praktijk. We kunnen van alle kanten een voorbeeld verzinnen waarin het net wel of net niet past. Ik probeer een stap terug te zetten en te kijken naar de praktijk die zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld. Wat wij daaruit leren, is dat het toch veelal niet geïsoleerde incidenten zijn, maar gebeurtenissen die plaatshebben in een groter crimineel verband. Ik denk dat de strafrechter daarvoor de aangewezen weg is. Ongetwijfeld zijn er ook andere situaties te bedenken die wel incidenten zijn, maar de vraag is of die dan zullen voldoen aan hetgeen in dit wetsvoorstel voorligt.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Talsma namens de ChristenUnie.
De heer Talsma (ChristenUnie):
Dank u zeer, meneer de voorzitter. Om op te treden tegen ernstige verstoringen van de openbare orde, kan het in uitzonderlijke situaties nodig zijn dat de burgemeester of de gezaghebber ertoe overgaat een woning te sluiten. Uiteindelijk kan zelfs onteigening aan de orde zijn. Mijn fractie is het met de minister eens dat de bestaande bevoegdheid, op basis van de Gemeentewet en de Wet openbare lichamen BES, niet afdoende is. Uitbreiding en aanscherping zijn nodig en het voorliggende wetsvoorstel biedt die.
Dank aan de minister voor de beantwoording van de vragen vanuit de Kamer in de schriftelijke voorbereiding. Het sluiten van een woning is een vergaande inbreuk op het grondrecht van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, zoals vervat in artikel 10 van de Grondwet. Mijn fractie heeft dan ook met name kritisch gekeken of voldaan is aan de strenge voorwaarden om zo'n inbreuk te rechtvaardigen. De aangevulde memorie van toelichting en ook de beantwoording van de minister in de eerdere fasen van de parlementaire behandeling zijn, wat mijn fractie betreft, op dit punt bevredigend.
Ook heeft mijn fractie gelet op de rechtsbescherming. Een burger die getroffen wordt door het besluit van de burgemeester om een woning te sluiten, kan zich wenden tot de bestuursrechter om dat besluit te laten toetsen. Is het juist dat het daarbij gaat om een zogenaamde volle rechterlijke toets en niet slechts om een marginale toets? Ook de route van een voorlopige voorziening staat open, zodat belanghebbenden snel een rechterlijk oordeel kunnen krijgen over de beslissing van de burgemeester of gezaghebber. Aan de burgemeester of gezaghebber is in eerste instantie de taak om de belangen tegen elkaar af te wegen en tot een gemotiveerd besluit te komen. Maar in situaties waarin de openbare orde ernstig wordt verstoord, of de vrees bestaat dat dit zal gaan gebeuren, is er doorgaans niet zo veel tijd voor wikken en wegen alvorens tot actie over te gaan. Bovendien is in dergelijke situaties niet zelden sprake van beperkte en gefragmenteerde informatie. Hoe worden burgemeesters en gezaghebbers gefaciliteerd om desondanks tot de juiste beslissingen te komen? Kunnen met name burgemeesters in kleinere gemeenten, met soms hele beperkte ambtelijke ondersteuning op dit terrein, ergens terecht voor ruggespraak of ondersteuning? En wordt er voorzien in het bereiken van een bepaalde mate van "rechtseenheid", bijvoorbeeld in de vorm van een handhavingskader in combinatie met oriëntatiepunten? En tot slot in dit verband: zijn er wettelijke of verdragsrechtelijke voorschriften die belemmerend kunnen werken bij het verkrijgen van alle relevante gegevens door de burgemeester?
Voorzitter. Rechtsbescherming volgt in dit soort gevallen op een reeds genomen besluit. Het is dus zeer wel denkbaar dat de feitelijke gevolgen en rechtsgevolgen al volop hun beslag hebben gekregen op het moment dat de rechter tot het oordeel komt dat het besluit vernietigd moet worden. De minister is al wel op deze situatie ingegaan. Ook is mijn fractie zich er zeer wel van bewust dat dit ook voorkomt onder de huidige wetgeving. Maar kan de minister toch nog eens klip-en-klaar uiteenzetten hoe de rechtspositie van de burgers hersteld wordt als de woningsluiting uiteindelijk bij de rechter geen standhoudt?
Dan enkele specifieke vragen die bij mijn fractie rezen na herlezing van het wetsvoorstel. Die vragen betreffen de zogenaamde c-grond, waar het gaat om het aantreffen van een wapen. De voorgestelde wettekst heeft het in algemene termen over een wapen als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie. Maar onder die noemer valt een heel breed palet aan voorwerpen. Op aandringen van de Raad van State heeft de minister daarom gespecificeerd dat met name de vondst van een explosief of een vuurwapen in een woning kan leiden tot een ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde. Dat roept de vraag op of de minister kan toelichten hoe bijvoorbeeld het aantreffen van een enkel vuurwapen tot die ernstige vrees zou kunnen leiden. Welke bijkomende feiten en omstandigheden zouden daarvoor relevant kunnen zijn?
Het voorgestelde artikel 174a, lid 1, sub c van de Gemeentewet noemt alleen "een wapen", in de zin van artikel 2 van de Wet wapens en munitie. "Munitie" in de zin van de Wwm valt daarmee buiten het bereik van deze bepaling. Munitie vormt immers een afzonderlijk onderdeel binnen de Wwm en ook binnen de Wapenwet BES, in combinatie met de Vuurwapenwet BES. De vraag aan de minister is of het een bewuste keuze is geweest om het aantreffen van munitie in woningen, ook wanneer dat grote hoeveelheden munitie zijn, uit te sluiten. Zo ja, is de vraag waarop die keuze is gebaseerd. En zo nee, wil de minister toezeggen dat te repareren?
De minister noemt ook expliciet de vondst van explosieven als mogelijke aanleiding voor woningsluiting. Sommige van dit soort voorwerpen, bijvoorbeeld een geïmproviseerde vuurwerkbom, een handgranaat of een molotovcocktail, kunnen vallen onder het bereik van categorie 2, sub 7 van de Wet wapens en munitie, en van artikel 1, sub 1 van de Vuurwapenwet BES. Maar voor veel soorten, al dan niet illegaal vuurwerk, zal dit niet zonder meer gelden, terwijl het aantreffen van een grote partij zwaar vuurwerk — collega Meijer had het daar ook over — misschien best een ernstige vrees voor ernstige verstoring van de openbare orde teweeg kan brengen. De vraag is hoe dit gat volgens de minister gedicht zou moeten worden.
Tot slot een punt in breder verband. Net als bij eerdere wetsvoorstellen die raken aan dit thema benadrukt mijn fractie dat het belangrijk is om telkens weer zorgvuldig te toetsen of nieuwe bevoegdheden wel passen bij de rol en de positie van de burgemeester. Het burgemeestersambt is buitengewoon veelzijdig, maar ook kwetsbaar. Dat vraagt om een goed evenwicht tussen de verschillende taken en een waakzaam oog voor de uitvoerbaarheid. Het is mijn fractie bekend dat er gewerkt wordt — het werd eerder genoemd — aan een afwegingskader burgemeestersbevoegdheden. De vraag aan de minister is of zij kan aangeven wat de huidige stand van zaken is en of dat afwegingskader betrokken zal worden bij de invoeringstoets en de evaluatie, als dit wetsvoorstel tot wet verheven wordt.
Ik dank u, voorzitter, en kijk uit naar de beantwoording.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Talsma. Dan is het woord aan de heer Hartog namens Volt.
De heer Hartog (Volt):
Voorzitter. Het uitbreiden van de sluitingsbevoegdheid van burgemeester en gezaghebber is een belangrijk en gevoelig onderwerp. Ieder gebruik van deze bevoegdheid treft personen en kan grote individuele consequenties hebben. Het geven van additionele sluitingsbevoegdheden moet daarom met grote terughoudendheid worden gegeven en met nog grotere terughoudendheid worden uitgeoefend.
Er zijn in schriftelijke rondes door collega's in de Tweede en Eerste Kamer belangrijke vragen gesteld en er is gesproken over de proportionaliteit en de subsidiariteit, evenals over de waarborgen die aan het gebruik moeten worden gesteld. Daarbij is het mij niet helemaal duidelijk, vandaar mijn vraag aan de minister, of dezelfde inschatting is gemaakt voor Europees Nederland en voor de BES-eilanden. Dat zijn namelijk heel verschillende situaties. Kan de minister daar iets meer over zeggen?
Dan het volgende punt. We bespreken het nut van de vergaande bestuursrechtelijke bevoegdheden naast het bestaande strafrecht. Daar is al een hele discussie over geweest. Ook Volt ziet de toegevoegde waarde van dit instrument om een aantal groeiende criminele activiteiten ook via openbare-ordemaatregelen de kop in te drukken. We nemen daarbij ook nadrukkelijk kennis van alle adviezen en de laatste brief van de burgemeesters van de vier grote steden. Die vragen daarom en wij moeten dan ook leveren, in onze ogen.
Voor Volt blijven er nog drie punten van aandacht bij deze wet. Het eerste en voor ons belangrijkste punt is de behandeling van kwetsbare bewoners, met name kinderen. Dit is geen verbeelding: criminele groepen gebruiken en verschuilen zich graag achter kwetsbare individuen. Het gaat voor vandaag te ver om daar te diep op in te gaan, maar ik vraag de minister wel of zij misschien via een voorbeeld kan aangeven welke flankerende activiteiten de burgemeester of gezaghebber in werking stelt, als zij of hij gebruik wil maken van deze bevoegdheid. Wat is de garantie dat de minderjarige niet op straat hoeft te slapen?
Dat brengt mij tot het tweede punt, het eventuele landelijk kader. Ik begrijp de keuze voor subsidiariteit, gecombineerd met ondersteuning door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Deze laatste ondersteuning is, neem ik aan, op aanvraag. Welke mogelijkheden ziet de minister om van haar kant ex ante dan wel ex post vorm te geven aan een zekere eensluidendheid van de gebruikmaking van de bevoegdheid? Zijn er andere zachte manieren voor de burgemeesters om van elkaar te leren, ik zou zelfs zeggen om elkaar te ondersteunen in het gebruik hiervan en bij eventuele uitwassen in te grijpen zonder op de rechter te hoeven wachten?
Dan als laatste punt een vraag over de rapportage. Ik heb aan het begin van mijn betoog gesproken over het gevoelige karakter van deze wet. Ik neem kennis van de rapportage binnen drie jaar en de invoeringstoets na een jaar. Maar ik vraag de minister in toevoeging daarop de Kamer onmiddellijk te informeren zodra zich een significante casus — ik weet dat je daar hele definities op kan loslaten — voordoet die kwetsbaren blootstelt aan gevaar als gevolg van het gebruik van de toegekende bevoegdheid.
Voorzitter. In onze uiteindelijke afweging neigt mijn fractie ernaar het wetsvoorstel te steunen. Het doel heiligt niet alle middelen. Echter, in dit geval lijken ons de randvoorwaarden en de beschikbare middelen om de negatieve consequenties voor de kwetsbaren te mitigeren voldoende om het uiteindelijke doel van criminaliteitsbestrijding te rechtvaardigen.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Hartog. Dan is het woord aan mevrouw Van Bijsterveld namens JA21.
Mevrouw Van Bijsterveld (JA21):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik de minister bedanken voor de beantwoording van de vragen. De ernst van de situaties — ik hoef ze niet te herhalen; ze zijn al aan bod geweest door de collega-senatoren die daar al iets over gezegd hebben — die zich hebben voorgedaan en zich helaas ook op zeer regelmatige basis blijven voordoen, geeft wel duidelijk aan dat dit wetsvoorstel hoognodig is. Echter, de vele vragen die zijn gesteld, geven ook wel aan dat er veel zorgen zijn over de uitvoering van deze extra bevoegdheid in de Gemeentewet. Dit voorstel voorziet in het oplossen van een knelpunt dat zich in de praktijk voordoet. Met dit voorstel worden twee sluitingsgronden toegevoegd aan de Gemeentewet en aan de Wet openbare lichamen BES, noem ik het maar even, ter handhaving van de openbare orde. Ik ga verder niet de hele wet weer toelichten, want dat is een herhaling van zetten. Als je de laatste spreker bent, dan is er al veel gezegd.
Namens de JA21-fractie wil ik graag de reactie van de minister op de hierna vermelde onderdelen van deze aanvulling van de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester op grond van artikel 174a van de Gemeentewet en voor Caribisch Nederland op grond van artikel 177 WolBES.
Over de uitvoerbaarheid. De ingeschatte verwachting van het toepassen van deze aanvullende bevoegdheid is naar de mening van de politie conservatief te noemen. Het is voor hen niet te overzien wat de personele gevolgen zijn. Ook ontstaan er extra uitvoeringslasten voor de politie. Vaak zal de burgemeester afhankelijk zijn van de bevindingen van de politie. Deze bevindingen maken immers dat de burgemeester de woning kan sluiten. Ook kan de politie een rol hebben bij de feitelijke sluiting van de woning en de naleving ervan. Rest de vraag aan de minister: is het wetsvoorstel handhaafbaar en uitvoerbaar bij de politie alhier alsook in Caribisch Nederland? En is de minister het met de JA21-fractie eens dat er meer investeringen nodig zijn bij de politie om Nederland en Caribisch Nederland veilig te houden?
Dan verzoek ik de minister om een aanvulling op de toezegging die zij gedaan heeft. De minister heeft een toezegging gedaan over het instellen van een invoeringstoets met focus op de gevolgen voor de doelgroep en de uitvoering van deze sluitingsbevoegdheid. Wij verzoeken de minister in aanvulling op deze toets ook nadrukkelijk de aantallen te monitoren van het gebruik van deze aanvullende bevoegdheid en inzichtelijk te maken of zich in de praktijk uitvoeringsproblemen voordoen, zowel bij de politie hier als in Caribisch Nederland. Graag verneem ik of de minister bereid is dit mee te nemen.
Tot slot, voorzitter. Dit wetsvoorstel heeft ook een keerzijde. Het gaat hier om een bestuurlijke maatregel en niet om een bestraffende sanctie. De burgemeester heeft beoordelingsruimte en de bestuursrechter toetst in zoverre uitsluitend of de burgemeester in redelijkheid kon inschatten of de vrees bestaat, met een terughoudende toets. De gemeenten worden bij het toepassen van deze nieuwe bevoegdheden onder meer bijgestaan door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Althans, dat moet ik begrijpen uit de stukken die onder dit wetsvoorstel liggen. Er zijn naar mening van onze fractie onvoldoende waarborgen voor onschuldige slachtoffers. In tegenstelling tot wat meneer Janssen aangaf, zie je in de praktijk natuurlijk ook genoeg voorbeelden van onschuldige burgers die geconfronteerd worden met harde criminaliteit. Denk aan de situatie van de vergismoorden. Denk aan de situatie van de medewerkers van de fruithandel in Hedel. Het zet de deur open voor afpersing en afdreiging, simpelweg door burgers en bedrijven te bedreigen met een beschieting en dergelijke.
Deugdelijke waarborgen voor onschuldigen zijn onontbeerlijk voor het vertrouwen van de burger in rechtvaardigheid, veiligheid en gerechtigdheid in de samenleving. Hoe wordt er in deze situatie recht gedaan aan de waarborgen van onschuldige slachtoffers? Heeft de minister nagedacht over het bieden van juridische ondersteuning aan bewoners die onschuldig slachtoffer zijn geworden en direct getroffen worden door een besluit van de burgemeester? En zo nee, is de minister bereid om een toezegging te doen om deze mogelijkheid te onderzoeken? Ik denk dat mijn collega Recourt ook al iets zei over die juridische ondersteuning.
Dat waren op dit moment mijn vragen. Ik dank u, voorzitter, en ik kijk uit naar de reactie van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Bijsterveld. Dan geef ik nog het woord aan de heer Griffioen namens de … O, de heer Janssen heeft nog een vraag aan u, mevrouw Van Bijsterveld. Excuus. De heer Janssen.
De heer Janssen (SP):
Ik sla hier nog even op aan. Ik hoorde mevrouw Van Bijsterveld volgens mij zeggen: anders dan de heer Janssen beweerde. Maar ik begrijp niet helemaal wat zij daarmee bedoelde, want de zaken die zij noemde, de vergismoorden en de situatie in Hedel, waren zaken waarin een groter verband speelde. Dat is het enige waar ik op gedoeld heb. Ik doelde er niet op dat er geen onschuldige slachtoffers zouden zijn, want die zijn er juist heel veel. Dus als daar een misverstand is, dan wil ik dat graag rechtzetten.
Mevrouw Van Bijsterveld (JA21):
Ik denk dat het misverstand dan daar zat, want daar zijn inderdaad veel onschuldige bewoners die er nu eenmaal niks aan kunnen doen, maar wel geconfronteerd worden met een onveilige situatie in de openbare orde en daardoor met de gevolgen zitten. Juist ten aanzien van die gevallen vraag ik de minister om na te denken over juridische ondersteuning.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nog het woord aan de heer Griffioen namens de BBB.
De heer Griffioen (BBB):
Voorzitter, dank. Ik ben de laatste spreker. Dat houdt in dat negen van mijn collega's die hier eerder hebben gestaan hele mooie en belangrijke opmerkingen hebben gemaakt en vragen hebben gesteld. Dat heeft het voordeel dat ik het heel kort kan houden.
Er zijn situaties bekend waarin burgemeesters zijn bedreigd, tijdelijk zijn beveiligd en zelfs met hun gezinnen in een safehouse hebben moeten wonen. Gezien de vele toenemende criteria waaraan de huisuitzetting moet voldoen, bestaat ook het risico dat de burgemeester niet altijd alle relevante informatie heeft afgewogen en heeft kunnen motiveren voorafgaand aan zijn besluit. Als de bewoner ook achteraf nog naar de rechter gaat, is dat ook een risico voor de burgemeester. Dit alles maakt de burgemeester kwetsbaar als het gaat om de handhaafbaarheid van zijn beslissingen. De vraag aan de minister is of zij ook met betrekking tot de wijziging van de Gemeentewet ziet dat de risico's voor de burgemeester toenemen.
Voorzitter. In de voorgestelde wetswijziging zullen huizen die getroffen zijn door explosies en beschietingen worden gesloten terwijl de daders wellicht vrijuit gaan. Dit roept terechte vragen op over de situatie van de uitgezette slachtoffers, die getroffen zijn door dergelijke misdrijven. Het is zorgwekkend dat zij mogelijk op straat terechtkomen, wat hen nog kwetsbaarder maakt. Bovendien mogen we geen voedingsbodem geven aan criminaliteit. Als criminelen weten dat het plaatsen van een bom ervoor zorgt dat mensen uit hun huis worden gezet, geeft dat hun extra motivatie om wraak te nemen op die slachtoffers. Ze zullen niet alleen proberen om hen af te schrikken met beschietingen, maar ook direct proberen om hen uit hun huis te verdrijven. Een huis om in te wonen, is een grondrecht. Het verliezen daarvan is een van de meest traumatische ervaringen die iemand kan meemaken.
De wettelijke bevoegdheid voor huisuitzetting is nodig vanuit het perspectief van het toenemende geweld en de daarmee toenemende verstoring van de openbare orde. Daarom is dit wetsvoorstel tot wijziging van de Gemeentewet dus op zich een goed wetsvoorstel.
De BBB-fractie zou gaarne inzake de rechtmatigheid een betere waarborg willen inbouwen voor het ontruimen of sluiten van woningen. Dat is ook al eerder gezegd. Stel dat een gescheiden moeder met drie minderjarige kinderen op last van de burgemeester op straat wordt gezet. Wat moet de moeder dan doen om weer ergens met haar kinderen te kunnen wonen? Waar moet zij gaan wonen? Stel dat aan de ontruiming een intimidatieactie vooraf is gegaan, waarbij in het huis geen belastende zaken zijn aangetroffen, dus geen drugs en geen wapens. Wat als de moeder overstuur is, geen geld heeft en eigenlijk niet durft te procederen tegen de gemeente? De burgemeester kan vanuit zijn bevoegdheid een geesteszieke verplichten tot een spoedopname, maar daar zijn achteraf altijd rechterlijke toetsing en toestemming voor nodig. Bij het sluiten van een woning op last van de burgemeester moet met een scala van criteria worden rekening gehouden. De sluiting kan volkomen terecht zijn, maar de sluiting kan ook op te weinig zwaarwegende gronden zijn gestoeld.
Voorzitter, tot slot. In Nederland moeten we niet naar een situatie waarin we van de burgemeester de sheriff in town maken. Daarom is het in gevallen van huisuitzetting wenselijk, ja, misschien wel noodzakelijk, dat de rechtmatigheid van de uitzetting altijd, vooraf of mogelijk nadien, door een rechter wordt getoetst, even los van de vraag of dat dan gebeurt via het bestuursrecht, het strafrecht of misschien wel het fiscaal recht, dat ook, terecht, even is genoemd. Het geeft meer zekerheid voor de burgemeester, en ook voor de slachtoffers en voor de mensen die terecht uit huis worden gezet. Het zou dus ook een goede bescherming zijn voor de burgemeester.
Tot slot twee vragen aan de minister. Kan de minister zich vinden in de conclusie dat in het geval burgers op straat worden gezet, altijd onverwijld een rechterlijke toetsing moet plaatsvinden, vooraf of nadien? De laatste vraag: kan de minister toezeggen te beoordelen op welke wijze de toezegging van de rechterlijke toetsing wettelijk kan worden vastgelegd?
Voorzitter, dank.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Griffioen. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.
De vergadering wordt van 15.32 uur tot 15.55 uur geschorst.
De voorzitter:
We zijn toe aan het antwoord van de regering in eerste termijn. Ik geef het woord aan de minister van Justitie en Veiligheid.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dank u wel, voorzitter. Een paar weken geleden vertelt een mevrouw uit Winschoten op de radio dat zij om 02.30 uur een explosie hoorde bij de buren. Recht overeind in bed, het huis in rep en roer, kinderen in paniek. "Help, mama, wat was dat?" Ze is onvoorstelbaar, enorm geschrokken. Ze zegt dat iedereen in de stad het erover heeft en dat het er erg onrustig is. Burgemeester Sikkema van Oldambt, waar Winschoten onder valt, is op een bijeenkomst en hoort daar: ik wil gewoon met mijn hondje over straat zonder dat ik me zorgen hoef te maken. Het is een inwonersbijeenkomst die veel indruk maakt en een belangrijke vorm van nazorg is. De aanpak van deze aanslagen vergt een combinatie van preventie, strafrecht en bestuurlijk optreden. Het kabinet investeert ook fors in preventie. Zoals burgemeester Aboutaleb laatst in de gemeenteraad benadrukte: geweld heeft prioriteit bij de politie; er wordt altijd opsporingsonderzoek gedaan. Hij is helaas ervaren. We zien wat er uiteindelijk gebeurt, met hele heftige consequenties, want eind september was er in één nacht sprake van vijf explosies in Rotterdam. Er worden mensen aangehouden en dat zijn vaak jonge jongens.
We zetten alles op alles, maar nog steeds is er heel veel werk nodig, en niet alleen in het strafrecht. Een explosie verstoort ook de zogeheten openbare orde. Op die inwonersbijeenkomst in Winschoten werd gezegd dat mensen rustig en veilig over straat moeten kunnen. Hierbij merk ik op dat de burgemeesters van de vier grote steden voorafgaand aan deze Kamerbehandeling schreven dat dit voorstel voor hen noodzakelijk is om de openbare orde te handhaven.
Een andere burgemeester in de Groningse Ommelanden, burgemeester Kuin van Pekela, zei na een beschieting van een huis daar deze zomer: ik wil dat al mijn inwoners hier veilig kunnen wonen. Dat brengt mij bij een ander aspect. In beschoten huizen wonen mensen, soms normale, hardwerkende mensen, soms mensen die in een proces getuigen, soms mensen die betrokken zijn bij de onderwereld, en soms vergissen daders zich. Zoals een politieman laatst zei na een brandbom in Breda: ook bij criminelen thuis kan een kind achter de deur staan. Het grondrecht op respect voor je privéleven en het huisrecht wegen zwaar. Een beperking ervan, want dat is een sluiting natuurlijk, gebeurt nu per noodbevel. Een woning kunnen sluiten hoort bij wet duidelijk en met waarborgen te worden geregeld. Ook daarvoor dient dit wetsvoorstel.
Moet elk pand dicht? Nee. Soms zijn er alternatieven, is er geen herhalingsgevaar of is het sluiten te belastend voor een bewoner. Dat wegen burgemeesters af in Rotterdam, in Oldambt, in Breda, waar dan ook. Immers, de wetgever heeft hen en in Caribisch Nederland de gezaghebbers belast met de handhaving van de openbare orde en verplicht tot het afwegen van alle belangen in een concreet geval. Zij worden 's nachts gebeld. Zij zijn op die buurtavonden. Zij spreken omwonenden en de beschoten mensen. Voor dit werk, een balanceerkunst, heb ik groot respect, en dat wil ik dus ook hier in de Kamer heel graag markeren.
Voorzitter. Ik ben heel blij om vandaag met u te kunnen spreken over dit wetsvoorstel. Ik ga graag meteen over naar de beantwoording. Ik geef even de volgorde aan. Misschien dat deze nieuwe Kamer mijn mapjes wel accepteert. Bij de vorige kreeg ik af en toe op mijn kop. We beginnen met bestuursrecht versus strafrecht en de rol van de burgemeester. Ik hanteer altijd mapjes, zodat ik elke vraag wel kan beantwoorden en het niet samenvat in een eigen betoog, waarna u naar huis gaat met de vraag: waar ging het over? Dat is dus de reden. Het tweede mapje gaat over bewoners en grondrechten. Daarna behandel ik sluiting na het aantreffen van een wapen, de c-grond, dan de vervolgstappen na sluiting en ten slotte de uitvoering.
We beginnen met het bestuursrecht versus strafrecht. Daarbij hebben we de rol van de burgemeester betrokken. De heer Dittrich vroeg hoe vaak het is voorgekomen dat er bestuursrechtelijk is gesloten, maar dat er geen strafzaak op is gevolgd. Kan bij de invoeringstoets en de evaluatie specifiek gekeken worden hoe die dynamiek — ik maak er even dynamiek van — dan werkt? We hebben geen concrete cijfers of en, zo ja, hoe vaak dat is voorgekomen. Dus die hebben we niet. Het kan natuurlijk zijn dat het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek is gestart, maar dat daar geen strafzaak uit is voortgekomen. Dat zou kunnen. Dat is uiteraard aan het Openbaar Ministerie en dat hangt ook van het strafrechtelijk bewijs af.
Ik moet zeggen dat het gewoon heel lastig is om een voorbeeld te verzinnen waarbij er geen strafrechtelijk onderzoek voorligt. Dat kon ik ook niet tijdens het debat in de Tweede Kamer, en dat is me in de tussentijd ook niet gelukt. Het gaat namelijk over explosies en beschietingen. Het gaat echt over forse zaken; het gaat niet om klein bier. Dus het is moeilijk om hier een casus te schetsen. Dat klinkt eerlijk gezegd ook logisch in dit kader. Maar het is wel heel goed om het punt ook mee te nemen bij de invoeringstoets en de evaluatie. We zullen het uiteraard ook meenemen in de gesprekken die we nu hebben over het vormgeven van de invoeringstoets en de evaluatie. Dus dat betrekken we er gewoon goed bij.
De heer Recourt vroeg, namens een heleboel fracties inmiddels: mag de burgemeester sluiten zonder dat er een strafrechtelijk onderzoek komt? Hij vroeg ook — en dat kunnen we ook toezeggen — of sluiting altijd in de driehoek wordt besproken en of dat ook een randvoorwaarde kan zijn. Zo nee, waarom niet. De driehoek bespreekt lokale veiligheidszaken, ook voor een heldere aansturing vanuit het Openbaar Ministerie en de burgemeester richting de politie. Dat komt daar allemaal bij elkaar. Zoals gezegd, het gaat hier over beschietingen, granaten en wapenvondsten. Natuurlijk bespreken ze dat daar ook in de praktijk. Dat is de plek om dat te bespreken. Zoals gezegd, ik kan ook niet bedenken wanneer een strafrechtelijk onderzoek daar dan geen onderdeel van zou zijn. Ik kan geen casus bedenken. Maar ik ga niet zeggen dat het moet of hoe dat dan vervolgens moet. Die randvoorwaarden stel ik niet, want dan zou ik als minister aanwijzingen geven richting het veld. Dat doe ik niet. Het is uiteindelijk aan de burgemeester om te bepalen of hij of zij sluit. Dat is aan niemand anders. Dat is zo, omdat de burgemeester de eenhoofdige handhaver van de openbare orde is. Ik zeg "eenhoofdig", omdat als de openbare orde in het gedrang is, hij meteen doelmatig moet kunnen optreden. Naast het doel van de wet, die een ander doel dient dan het kunnen zetten van strafrechtelijke stappen, gaat het ook over de snelheid.
Ik heb nog een vraag van de heer Recourt. Als hij dat wil, kan ik nog even met zijn vragen doorgaan. Hij vroeg: hoe wordt het onveiligheidsgevoel geobjectiveerd als daardoor de openbare orde wordt verstoord? Waaruit blijken die gevoelens? Hoe formuleer je dat dan? Wil hier sprake van zijn, dan moet het gaan om ernstige, omvangrijke of duurzame gevoelens van angst en onveiligheid, zodanig dat er echt sprake is van grote maatschappelijke onrust. Het zal van de zaak en de buurt afhangen wanneer dat zo is — dat moet in de context worden beoordeeld — maar dat zijn wel de ijkpunten. Ook uit de rechtspraak van de Raad van State over burgemeestersbesluiten blijkt dat dat de ijkpunten zijn. Dat zien we daarin terug. Die gevoelens blijken bijvoorbeeld uit wat de politie de burgemeester op dat moment meldt, uit wat de gemeentelijke diensten melden en uit wat de burgemeester zelf ziet en hoort op inwonersbijeenkomsten. Ik heb het daar al over gehad. Dus al die indrukken, al die elementen, worden daarbij betrokken.
Ik heb nog een vraag van de heer Recourt: wie beslist tot sluiting als het de woning van de burgemeester zelf betreft? Volgens mij werd deze vraag ook door de heer Recourt gesteld. Voor burgemeestersbevoegdheden gelden in de Gemeentewet geen beperkingen bij een persoonlijk belang. Dat kennen we daar niet. Daarom is een burgemeester bevoegd om te oordelen over de sluiting, ook als hij of zij zelf doelwit zou zijn. Nu we dit zo met elkaar behandelen en ik deze vraag krijg, zeg ik er wel bij dat ik me kan voorstellen dat de locoburgemeester het dan zou oppakken als waarnemend burgemeester, en dat die ook eventueel de beslissing tot sluiting zou kunnen nemen als het heel specifiek de woning van de burgemeester betreft. Een andere mogelijkheid is advies van en bemiddeling door de commissaris van de Koning. Een dergelijke werkwijze beschermt de burgemeester zelf ook door de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen. Het is ook in lijn met de Algemene wet bestuursrecht. Het is natuurlijk aan de desbetreffende gemeente om afspraken te maken over de waarneming van de burgemeester.
Ik heb nog een aantal vragen van de heer Recourt, maar ik snap het wel als hij denkt: nu ben ik er klaar mee.
De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):
Om met dat laatste te beginnen: wat mij betreft mogen we nog iets duidelijker uitspreken dat het echt onwenselijk is als de burgemeester over zijn of haar eigen woning gaat. Ik snap dat de regelgeving zo is, maar laten we op z'n minst uitspreken dat de commissaris van de Koning of de locoburgemeester dit doet, want anders lijkt het me een onzuivere en, overigens ook voor de persoon in kwestie zelf, heel vervelende beslissing.
Mijn eerste poging om te interrumperen zag op wat anders, namelijk op die driehoek. Ik snap ook hier dat de regelgeving is zoals die is. Die gaan we in dit debat niet wijzigen. Maar ik vraag de minister of ik goed heb begrepen dat het wat haar betreft de normale gang van zaken is dat, zonder dat daarbij aanwijzingen worden gegeven aan de praktijk, woningsluiting in de driehoek besproken wordt.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik begin met de eerste vraag. Ja, ik denk dat we hierbij ook kunnen zeggen dat het lastig voor te stellen is dat iedereen het een goed idee zou vinden als de burgemeester in een casus waarbij het over zijn of haar woning gaat, zelf dat besluit neemt. Het is dus goed dat er alternatieven zijn. Ik denk namens ons allen hier te zeggen dat we dat onder de aandacht zouden brengen. Dus ja, dat kan ik inderdaad zo uitspreken.
Vervolgens de tweede vraag, over het bespreken in de driehoek. Ja, dat is de normale gang van zaken. Ook daarbij geldt: dat is zonder te verplichten, zonder dat ik de agenda bepaal. Dat is de laatste stap, die ik niet zet. Maar als het gaat over ernstige misdaad en ernstige zaken, is het lastig voor te stellen dat het ergens anders wordt besproken dan in de driehoek, want die is daarvoor. Zonder het achter de komma dwingend in te vullen ben ik het wat betreft beide punten volledig eens met de heer Recourt.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik zou de minister toch willen oproepen om terug te gaan naar wat we hebben afgesproken ten aanzien van de beveiliging van de burgemeester. Dat ligt bij de commissaris van de Koning. Dat hebben we in het hele traject hiervoor besproken. We hebben ook besproken dat de gemeenteraad nooit gaat over de manier waarop zijn burgemeester wordt beveiligd. We hebben in het hele stelsel beveiligen en bewaken en de bedreigde openbare taak — het heet iets anders — met elkaar vastgesteld dat de veiligheid van de burgemeester in handen is van de commissaris van de Koning, en dus niet in handen van de loco's. Dan krijgen we namelijk een heel vertroebeld beeld van de manier waarop de burgemeester wordt beveiligd. Ik zou de minister dus willen vragen om even terug te gaan naar dat uitgangspunt.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Het stelsel bewaken en beveiligen en de veiligheidsmaatregelen zijn weer net een ander onderwerp. Het zal op dat moment allemaal tegelijk spelen, maar dit ging over de bevoegdheid om te sluiten. Dat moet dan ook daar ter plekke geregeld worden, maar daarnaast gebeurt dit niet opeens. Dit is geen losstaand iets. Met het sluiten van een woning ben je ook niet klaar. Daar gaan ook al die andere vragen over. Dat zal hier ook niet zo zijn. Ik ben het vervolgens volledig met mevrouw Van Toorenburg eens dat je nu niet de dingen die we al hebben besloten door elkaar moet halen. Maar de wet zegt wel dat de burgemeester sluit. Vanuit dat uitgangspunt moet je alternatieven hebben als het net niet de burgemeester zou zijn. Dat is dus iets anders dan bewaken en beveiligen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dan vraag ik de minister echt aan de Kamer toe te zeggen dat ze gaat organiseren dat de commissaris van de Koning besluit over de sluiting van de woning van de burgemeester. Alles rondom de beveiliging van de burgemeester geschiedt namelijk door de commissaris van de Koning. Het is heel raar om daar nu ineens één punt uit te halen. Dat zou ik echt risicovol vinden. Als de locoburgemeester gaat over de beveiliging van de burgemeester, gaan we straks toch die discussie, waar de burgemeesters heel bang voor zijn, opnieuw de gemeentes in brengen. Dat gaan we niet doen.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Maar hier gaan wel dingen door elkaar lopen; dat moeten we niet doen. De beveiliging is iets anders dan de bevoegdheid om te sluiten. De wet zegt dat de burgemeester sluit. Op het moment dat de burgemeester dat om wat voor reden dan ook niet kan doen of er niet is, dan doet de loco dat. Het gaat niet over bewaken en beveiligen. Dat is een heel ander traject en daarbij zijn er ook nog eens heel veel andere lagen. Daar gaat overigens echt niet altijd de commissaris van de Koning over. Ook daar verschilt dat. Het kan zijn dat het in een ander stelsel behandeld wordt. Maar voordat ik daar een heel betoog over houd, "bewaken en beveiligen" is echt iets anders. Dat heeft niks met deze bevoegdheid te maken.
De voorzitter:
Mevrouw Van Toorenburg, tot slot.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik denk dat we er echt een hele ingewikkelde situatie van maken als we eerst met elkaar hebben afgesproken dat de commissaris van de Koning over de veiligheid van de burgemeester gaat en dat de commissaris dan ineens, op het moment dat een woning moet worden gesloten omdat de burgemeester in onveiligheid is, gaat zeggen "daar ga ik niet meer over" en naar de gemeente gaat kijken, terwijl hij allang met dat traject bezig is. Ik vind dat echt een heel onverstandige zet. Ik vraag de minister hier nog even opnieuw naar te kijken.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Op het moment dat een woning gesloten wordt, gaat het niet over de veiligheid van de burgemeester, maar over de openbare orde. Dat is echt iets anders. Dat moet je denk ik niet vermengen. Ik zeg dit ook vanuit mijn rol als verantwoordelijke voor het stelsel bewaken en beveiligen. Die dingen lopen niet door elkaar. Het is wel zo, natuurlijk, dat als er zoiets heftigs gebeurt, het niet alleen om het ene aspect van de sluiting van een woning gaat. En daarom gaan al die andere vragen ook over al die andere zaken die erbij horen. Die moet je ook goed beleggen. En daarom zit het ook in de Gemeentewet. Dit is echt iets anders en het is niet door mekaar te doen.
De heer Janssen (SP):
Toch nog even scherp op dat punt. Commissaris van de Koning zijn is een rijkstaak waarover de commissaris verantwoording aflegt aan de minister van Binnenlandse Zaken. Als we het bewaken daar goed geregeld hebben, snap ik die taak. Maar als in de Gemeentewet staat "de burgemeester sluit", zie ik niet hoe de commissaris van de Koning kan vallen onder de bevoegdheid die in de wet aan de burgemeester wordt toegekend. Het is volgens mij geen kwestie van wie we het willen laten doen, omdat in de wet wordt geregeld wie het mag doen. Volgens mij is er geen enkele rechtsgrond voor een commissaris van de Koning om een woning te kunnen sluiten, of het nou een burgemeester betreft of niet.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dat klopt. Het ambt van de burgemeester is bevoegd. Dat regelen we hier. Op het moment dat de burgemeester om bepaalde redenen dat als persoon niet kan doen, is er de loco.
De heer Janssen (SP):
Ja, dus heel helder: er is altijd een burgemeester, laat ik het zo zeggen, weliswaar in opvolging van locoburgemeesters, of het nou de eerste, tweede, derde of vierde is, afhankelijk van de grootte van de gemeente. Er is dan dus altijd een burgemeester, tenzij we heel ver doorgaan met rechercheren en het hele college er niet meer is. Dat is een ander verhaal waar we helemaal niet aan willen denken. Er is dus altijd een burgemeester en de wet staat niet anders toe dan dat de burgemeester sluit. Heb ik het dan juist begrepen?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ja, en sluiten ziet dan op de openbare orde. Het kan dan zijn dat er ook sprake is van bedreiging van de persoon van degene die burgemeester is — in de opvolging heb je natuurlijk alternatieven — en dan komt bewaken en beveiligen in beeld. Dan geldt daarvoor de volgorde zoals we die hebben afgesproken. Dat gaat over de persoon en dit gaat over de openbare orde. Daarom zijn die bevoegdheden apart en hier in de Gemeentewet verankerd.
Dan heb ik nog een vraag van de heer Recourt, nog steeds, en volgens mij ook een vraag van de BBB. Die ging erover of er rekening mee wordt gehouden dat burgemeesters als gevolg van de inzet van deze bevoegdheid ook zelf vaker slachtoffer zouden kunnen worden van dreiging en geweld. Want je legt heel duidelijk een bevoegdheid extra bij iemand neer. Wat wordt er gedaan om de burgemeesters verder te beschermen? Uiteraard moeten gezagsdragers hun functie altijd vrij en veilig kunnen uitoefenen, zonder oneigenlijke druk. Elke vorm van agressie, intimidatie of bedreiging is onacceptabel. Vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt ingezet op de weerbaarheid van bestuur. Deze inzet bevat onder andere trainingen voor bestuurders en stappenplannen voor melding en aangifte. Wanneer de gezagsdrager of de werkgever niet in staat is weerstand te bieden aan dreiging en risico — dat kan ook gebeuren — kan de overheid aanvullende beveiligingsmaatregelen treffen. Dan kan iemand ook nog in het kader van het stelsel bewaken en beveiligen helaas op een heel andere manier vervolgens bewaakt en beveiligd worden. Dit wensen we niemand toe.
De heer Recourt vroeg: is de huidige praktijk dat er altijd vooroverleg is in de driehoek? Dit is een beetje een herhaling van waar we het net over hadden. De specifieke vraag was nog of de burgemeester uiteindelijk altijd beslist. Een vooroverleg in de lokale driehoek met de officier van justitie en de politie is zoals gezegd gebruikelijk, maar uiteindelijk beslist de burgemeester over het wel of niet sluiten van een woning. De handhaving van de openbare orde is die lokale aangelegenheid waarom dat daar plaats moet vinden en waarover de burgemeester uiteindelijk beslist. Dat is dus niet de officier van justitie of de politie, die in het strafrecht opereren. Maar nogmaals, de burgemeester laat zich uiteraard heel goed informeren. Als die trajecten parallel lopen, waar we eigenlijk van uitgaan, wil je ook dat die elkaar niet in de weg zitten en dat iedereen op het juiste moment juist handelt.
Mevrouw Van Toorenburg zei: sluiting is reparatoir, maar in de toelichting wordt ook gewezen op de wenselijkheid van een strafrechtelijk traject. Ze vroeg: wordt het niet te veel vermengd? Het is goed om nog eens te benadrukken dat het een herstelmaatregel is. Het is een herstelmaatregel om de openbare orde te garanderen. Dat is burgemeesterswerk. Daarnaast is het strafrecht wenselijk. Dat loopt niet door elkaar. Dat loopt parallel en hoeft niet te vermengen. We willen ook voorkomen dat dat vermengt en daarom is bespreking in de driehoek zo belangrijk. Die ernstige gebeurtenissen lopen dan in twee sporen. Een aanslag in de buurt leidt tot strafrechtelijk optreden, want die schendt de rechtsorde en levert misdrijven op. Dan moet het opgespoord en ferm aangepakt worden. Het is relevant om dat in deze context nog eens te benadrukken. Met het sluiten van een woning heb je de oorzaak die erachter zit uiteraard niet aangepakt.
De VVD en de ChristenUnie vroegen wanneer de minister van Binnenlandse Zaken komt met het afwegingskader burgemeestersbevoegdheden. Iedereen is anders gaan zitten, dus ik ben af en toe op zoek. Ik zoek mevrouw Bezaan nog steeds daar, maar ik ga er wel aan wennen. De Tweede Kamer heeft het advies over het afwegingskader, dat is opgemaakt door prof. Schilder en mr. Van der Grinten, begin september ontvangen bij de brief over versterking van decentraal bestuur en volksvertegenwoordigingen. Dat ligt bij de Tweede Kamer. De Tweede Kamer zal op een later moment geïnformeerd worden over de implementatie van het advies, naar verwachting in het eerste kwartaal van 2024. Het afwegingskader zal worden ingezet bij de totstandkoming van nieuwe bevoegdheden. Daarom ligt het niet voor de hand om het kader te betrekken bij de invoeringstoets en de evaluatie. Het is bedoeld voor het begin van een wetgevingstraject. Vanwege de termijnen loopt dat op dit moment zo.
De heer Janssen vroeg: kunnen we niet een procedure bedenken met bijvoorbeeld een rol voor de rechter-commissaris? Het eerlijke, simpele antwoord daarop is: nee, dat kunnen we niet. Sinds eeuwen is in Nederland de burgemeester de hoeder van de openbare orde. Hij doet dat naast het strafrechtelijk optreden door politie en justitie. Dat is acuut optreden en daarbij past geen machtiging van de rechter-commissaris of iets dergelijks. Het gaat juist over het acuut kunnen optreden. Burgemeesters kennen hun gemeente, hebben gezag over hun politie, krijgen de juiste informatie en moeten, alles afwegend, acuut kunnen optreden. Als iemand het niet met het besluit eens is, kan hij natuurlijk naar de voorzieningenrechter. Daar waren ook veel vragen over, maar daar kom ik straks op.
De heer Janssen (SP):
Ik heb de rechter-commissaris als voorbeeld genoemd. Ik heb het gewoon breed over de strafrechtketen gehad en gevraagd of het, gelet op de aard van de delicten, niet meer voor de hand zou liggen om daarnaar te kijken in plaats van meteen naar het bestuursrecht. Hoe ziet de minister dan de verantwoording die de burgemeester moet afleggen aan de gemeenteraad? Wat kan hij meer zeggen dan: er loopt een strafrechtelijk onderzoek waar ik verder niks over kan zeggen, allemaal nog redelijk geheim, maar gelooft u mij maar, het was echt nodig? Inhoudelijk kan hij geen verantwoording afleggen anders dan dat hij zegt: ik heb de afweging gemaakt en ik vind het echt nodig. Voldoet dat echt aan de controlerende taak die de gemeenteraad hier wordt toegekend, maar waar de burgemeester eigenlijk geen invulling aan kan geven?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dit is niet de eerste bevoegdheid die bij deze vraag zou passen. Ja, de burgemeester hoort de raad actief te informeren en er kunnen vragen gesteld worden. Het afwegingskader moet duidelijk zijn en vastgesteld zijn. Ik weet dat veel burgemeesters, zeker in steden waar veel gaande is, de raad vertrouwelijk informeren. Dan kunnen zij veel meer zeggen.
De heer Janssen (SP):
Maar het uitgangspunt bij controle door de gemeenteraad is openbaarheid, niet vertrouwelijkheid. Ik vraag me zelfs heel sterk af of een burgemeester strafrechtelijke informatie uit een dossier vertrouwelijk met de gemeenteraad mag delen. Maar het is toch flinterdun. Het is flinterdun. De minister zegt dat het niet de eerste bevoegdheid is waar dit speelt. Nee, maar het gaat wel om een steeds verdergaande bevoegdheid. Daarbij is de vraag: als de burgemeester zegt dat hij het afwegingskader heeft gevolgd en dat de raad dat maar van hem moet aannemen, kan de raad dan invulling geven aan zijn controlerende taak op de burgemeester, anders dan dat hij de burgemeester op zijn of haar kleur van de ogen moet geloven? Want inhoudelijk kan de burgemeester over zijn of haar afwegingen eigenlijk niet heel veel zeggen als dat aan de orde is, want zoals de minister zelf zegt: je kunt geen voorbeelden bedenken zonder strafrechtelijk onderzoek.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik kom straks ook nog wel op toetsing achteraf en op de vraag waar burgers hun recht kunnen halen. Ik weet dat de SP geen enorm voorstander van het voorstel is. Ik vind wel dat de burgemeesters en de manier waarop we de rechtsstaat hebben ingericht, met de vraag een beetje tekort worden gedaan. Het is niet zo dat een burgemeester random bepaalt dat hij een woning gaat sluiten. Wij spreken met elkaar heel duidelijke kaders af. Die leggen we vast. Vanuit gemeenten en vanuit de gemeenteraden wordt daar nadrukkelijk om gevraagd, want er is daar heel veel aan de hand. Het uitgangspunt is altijd openbaarheid. Er kan echter altijd een moment zijn dat ik als minister de Kamerleden vertrouwelijk informeer. Een burgemeester kan dat ook doen in een vertrouwelijke setting. Ik ben het er absoluut mee eens dat je dat zo min mogelijk wilt doen, maar die optie is er zeker wel. Daarnaast — daar kom ik straks op — is er natuurlijk ook heel veel ruimte voor burgers in een rechtsstaat om vervolgens te zeggen dat ze het er niet mee eens zijn en om hun recht te halen. Ook dat kan op heel korte termijn. Het gaat er juist om dat we die waarborgen goed inrichten met elkaar. Ik weet dat er bijvoorbeeld van burgemeester Aboutaleb in Rotterdam duidelijke raadsbrieven zijn over de stand van zaken, wat er aan de hand is in de stad en hoe hij daarmee omgaat. Er zijn heel veel plekken en momenten, zeg ik ook als oud-raadslid, om een burgemeester te controleren.
De heer Janssen (SP):
Maar het gaat om individuele gevallen. Ik heb straks ook gezegd: we trekken hier individuele gevallen de gemeenteraad in. Het gaat om de sluiting van een pand of van een huis. Het gaat om een familie die het huis uit moet. Burgers moeten ook hun recht kunnen halen, maar het gaat mij om de vraag hoe wij de democratische controle organiseren op vergaande bevoegdheden van de burgemeester. Ik stel vast dat de burgemeester de bevoegdheid heeft om kennis te nemen van strafrechtelijke informatie uit het dossier, om zijn besluit op te baseren. Dat leidt ertoe dat hij de raad niet volledig kan informeren. Hij kan eigenlijk niet anders dan tegen de raad zeggen: ga er maar van uit dat ik het afwegingskader heb gevolgd, want inhoudelijk mag ik er op dit moment niets over zeggen. Ik vind dat zelf een democratische tekortkoming in de controle op vergaande bevoegdheden van een burgemeester.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Maar even heel eerlijk. Een gemeenteraad hoort inderdaad niet van tevoren uitvoerig geïnformeerd te worden over een inhoudelijk, individueel geval, om zich een mening te vormen over hoe met dat individuele geval moet worden omgegaan. Op gemeenteniveau heb je vaak te maken met individuele gevallen. Dat is het moeilijke, maar ook het mooie van de politiek op gemeentelijk niveau: je zit er heel dicht op. Uiteraard is het de gemeenteraad die controleert of aan de kaders is voldaan. Dat is de rol. Achteraf kan door een rechter getoetst worden of het een terecht geval was. Dat kan vrij snel achteraf. Daar kom ik straks op, maar dat is een hele snelle toetsing. Het kan zijn dat we het niet eens worden, maar ik vind de situatie wel heel kort door de bocht geschetst door te zeggen dat iedereen de burgemeester maar moet vertrouwen. Dat zijn niet de waarborgen die wij aan de voorkant afspreken en aan de achterkant toetsen, terwijl de politieke toetsing ook nog eens door de raad kan plaatsvinden. Dat gebeurt nu al in de praktijk. We zien een gat vallen, waar burgemeesters op dit moment zouden moeten kunnen optreden. In een aantal steden zien we heel veel problemen. Ik heb dus liever dat burgemeesters goed kunnen handelen dan dat we er iets heel nieuws voor optuigen.
De voorzitter:
De heer Janssen, tot slot.
De heer Janssen (SP):
Ik stel vast dat de minister er steeds iets anders bij haalt dan wat mijn vraag beoogt. Het gaat mij om de democratische controle van de gemeenteraad op de uitoefening van bevoegdheden door een burgemeester. De minister verwijst steeds naar zaken waar ze nog over komt te spreken, zoals het feit dat burgers naar de rechter kunnen. Maar daar gaat het niet om. Het gaat mij sec om de controle van een gekozen gemeenteraad op de uitvoerende taken van de burgemeester. De minister zegt dat de gemeenteraad kan toetsen of het kader gevolgd wordt. Dat kunnen ze niet, want ze krijgen de inhoud niet te horen. Ze kennen dus niet de zwaarte van de weging die de burgemeester moet maken op basis van de informatie die hij uit het dossier heeft gehaald. Dat is toch een manco?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Meneer Janssen gaat wel voorbij aan het eerste deel van mijn antwoord. Ik zei dat het is zoals de praktijk al werkt. Denk aan de Wet Bibob, de horecasluitingen, drugsvondsten. Dit is al hoe een gemeente en een gemeenteraad functioneren. De heer Janssen kan wel zeggen dat hij daar heel veel van vindt, maar ik leg niet de hele Gemeentewet voor. Ik voeg een bevoegdheid toe, omdat ik zie dat er een megagroot gat valt in de bevoegdheden van burgemeesters. Dat staat naast de bevoegdheden die burgemeesters al hebben en valt binnen de waarborgen die er al zijn, inclusief de democratische controle. Dat is wat we hier vormgeven. Hij geeft de raad de inlichtingen die op dat moment gedeeld kunnen worden, indien nodig vertrouwelijk. Het kan dat de heer Janssen zegt: "Dat deel van het antwoord schuif ik opzij. Ik vind het nog steeds een slecht idee." Maar ik ben er uitvoerig op ingegaan.
De voorzitter:
Heel kort, meneer Janssen.
De heer Janssen (SP):
Als er in de huidige praktijk een democratisch tekort is omdat niet alle informatie gedeeld kan worden, wil dat niet zeggen dat het goed is om nu zwaardere bevoegdheden toe te voegen, omdat het toch al mag. Kijk naar de praktijk in gemeenteraden. Ik noemde zelf het voorbeeld van de gedeputeerde met de Wet Bibob. Je mag niet alles delen en je zit daar aan handen gebonden. De huidige praktijk maakt dus niet dat verdere uitbreiding ook goed is.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
De kwalificatie van de heer Janssen dat er een democratisch tekort zou zijn, deel ik uiteraard niet. Ik sta hier omdat de Tweede Kamer dit een goed idee vond en dit ook vanuit de gemeenten wordt gevraagd. Ik hoop van harte dat de Eerste Kamer dit ook een goed idee vindt. Het lijkt me nogal een heftige stelling als je toch nog vindt dat er een democratisch tekort is als we dit straks eventueel democratisch een goed idee gaan vinden.
Ik ben bij de heer Griffioen van de BBB. Hij vroeg: wat moet iemand doen die op straat is gezet en die geen geld heeft om te procederen? Hoe kan je je recht dan halen? Het gaat dan bijvoorbeeld om kwetsbaren, of noem maar op. Een terechte vraag. Hoe wordt dat gewogen en hoe wordt dat getoetst? Ik ben er oprecht van overtuigd dat burgemeesters een besluit om een woning al dan niet te sluiten niet licht nemen. Zij moeten scherp zijn op eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. We kunnen heel veel vertrouwen hebben in alle personen die voor ons op cruciale plekken zitten, en ondertussen regelen we ook waarborgen waar zij op kunnen terugvallen. Daarbij wordt ook bekeken of de nadelige gevolgen voor betrokkenen niet onevenredig zijn. Die nadelige gevolgen zullen er zijn, want je huis wordt gesloten. Dan spelen vragen als waar iemand terechtkan, hoe het eruitziet, wat het betekent voor de huur en wat de omstandigheden zijn. Dat wordt allemaal door de burgemeester meegewogen. Die zal, naast input van politie en justitie, daarvoor natuurlijk ook breder input moeten ophalen. Uiteindelijk toetst de rechter een besluit als dat wordt voorgelegd. Uit jurisprudentie blijkt dat hoge eisen worden gesteld aan een dergelijk besluit. Zo'n besluit wordt in de natoets ook op die manier gewogen, omdat het ingrijpt op het woonrecht. Met hoe wij dit vandaag vaststellen wordt dat in de uitvoering en daarna in de toetsing wat mij betreft niet licht gewogen.
In de informatievoorziening richting gemeenten door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid wordt extra aandacht besteed aan de positie van kwetsbare bewoners. Dat is in lijn met de motie van de leden Mutluer en Ellemeet.
De heer Janssen had het over het steeds verder vermengen van strafrecht en bestuursrecht. Hij vroeg: horen de feiten, de steeds zwaarder wordende delicten waarover het gaat, niet gewoon in het strafrecht thuis? Is dit wel de goede weg? Nogmaals, ik snap uiteraard de zorg. Deze feiten rechtvaardigen ook inzet van strafrecht. Het gaat om zware misdaden als iemands huis wordt beschoten, er een granaat in een woonwijk ligt, of iemand thuis wapens verzamelt. Maar diezelfde handelingen rechtvaardigen ook burgemeestersoptreden. Dat is denk ik waar we een beetje uit elkaar gaan lopen. Ik ben het dus ontzettend eens met de zorg en de eerste vraag. Ja, ik ben het er helemaal mee eens dat dit in het strafrecht thuishoort. Maar het hoort ook bij het burgemeestersoptreden, want een beschieting of een granaat verstoort ook de gewone gang van zaken in een wijk. Dat je niet meer met je hond over straat kunt, of 's nachts van angst overeind zit in bed omdat bijvoorbeeld de deur van de buren is ontploft, maakt dat we ook willen dat een burgemeester snel kan handelen. Dat betekent dat het en-en is. Die dingen bestaan naast elkaar.
De heer Dittrich vroeg: hoe weten criminelen die misschien weer zullen toeslaan überhaupt dat deze actie heeft plaatsgevonden, dat iets gesloten is of dat betrokkene verhuisd is? Hoe criminelen hun informatiepositie precies bereiken, kan ik moeilijk zeggen. Daar hebben we af en toe wel ideeën over, maar dat kan erg verschillen. In de praktijk maken burgemeesters hun sluitingsbesluiten openbaar bekend. Die worden dus zichtbaar, bijvoorbeeld met een plakkaat achter of op het raam. Het wordt dus zichtbaar gemaakt. De burgemeester van Nijmegen heeft bijvoorbeeld in 2018 eens een bord in een tuin laten zetten waarop stond dat een woning en een perceel op zijn last waren gesloten. Dat was een huis waartegen dreiging bestond omdat de bewoner had gehandeld in cryptotelefoons die toch kraakbaar bleken. Dan ontstaat een dergelijke situatie. Burgemeesters hebben dus hun methodes om in ieder geval geen geheim te maken van het feit dat zij hebben ingegrepen.
De heer Recourt vroeg hoelang een pand kan worden gesloten. Gaat het om dagen, weken of maanden? De sluiting is in elk geval voor een bepaalde tijd. Dat spreken wij af. Die waarborg is opgenomen in artikel 174a, derde lid. Die waarborg is er nu met de noodbevelen niet. Die waarborg voegen wij dus toe. De heer Recourt zei al terecht "in het algemeen", want het zal casusafhankelijk zijn. Als het gaat om een dreiging die wordt weggenomen, dan is dat iets anders dan wanneer er een bom ontploft, de hele buurt in paniek is en je niet weet wat er daarna gaat gebeuren. Bovendien verschillen ook de belangen van elke bewoner. Afhankelijk van de casus en afhankelijk van de betrokkenen zal er anders gewogen kunnen worden.
Als ik naar de praktijk kijk, zie ik dat alle drie de genoemde voorbeelden van sluiting voorkomen: tien dagen in Huizen bij een dreiging na een verdwenen partij drugs, een maand in Den Bosch bij de motorbendebewoner tegen wiens huis een explosief werd gelegd — in de Rotterdamse rechtspraak zie je die maand ook — en twee maanden in Purmerend na een beschieting en daarna een brandbom. Het is dus erg casusafhankelijk en het is maatwerk. Ik denk dat dat ook het beste is voor een buurt, om ook goed te kunnen volgen wat er aan de hand is en de rust terug te kunnen brengen.
De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):
Ik snap dat het maatwerk is. Dat moet ook vooral zo blijven. Maar het gaat mij er vooral om enigszins een beeld te krijgen wanneer je bijvoorbeeld zegt: ik doe het voor een maand en daarna kijken we weer. Dan heb je toch een soort van horizon en sluit je het pand niet meteen voor een halfjaar. Ik probeer dat maatwerk dus nog ietsje meer te kaderen.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Het zal ook te maken hebben met de aard en met het strafrechtelijk onderzoek dat hoogstwaarschijnlijk parallel daaraan loopt. Op grond van die informatie kun je als burgemeester bepalen: is de dreiging nu weg; wat verwachten wij op dat punt? Mijn advies zou zijn om niet vanuit ons een termijn mee te geven, maar wel mee te geven dat een sluiting absoluut voor bepaalde tijd is. Dat is dus een nieuwe toevoeging ten opzichte van de optie die een burgemeester nu heeft, te weten een noodbevel. En natuurlijk kunnen wij vanuit onze gedachtewisseling goed meegeven dat een sluiting continu in de driehoek gewogen moet worden. Verlengen na een maand is mogelijk als de dreiging er dan nog is. Maar dat moet je dan wel blijven motiveren.
Als het gaat over het herstellen van de rust in de wijk en de omgeving, kan ik mij voorstellen dat het goed is — maar dat is aan de burgemeester; per casus zal dat verschillend zijn — om daarover te blijven communiceren, voor zover dat mogelijk is als een onderzoek gaande is. Als een pand weer opengaat, is het ook goed dat je probeert uit te leggen waarom dat gebeurt, omdat je wilt dat de rust weer terugkeert.
Volgens mij hebben we hier duidelijk aangegeven: voor bepaalde tijd. Daaronder valt niet een periode van jaren.
De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):
Ik snap het nog steeds niet ...
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Mag ik er nog één ding aan toevoegen, ook voor de wetsgeschiedenis? Het moet wel proportioneel zijn. Als je zegt dat je een pand meteen voor een halfjaar sluit, dan beschouw ik dat niet als proportioneel. Misschien helpt het de heer Recourt een beetje dat we dit soort kaders kunnen meegeven, met oog voor maatwerk.
De heer Talsma (ChristenUnie):
De minister maakt mij even nieuwsgierig. Zij zegt: het hangt af van de aard van de omstandigheden en de feiten, maar ook van het strafrechtelijk onderzoek. Wil de minister toelichten wat zij met die woorden bedoelt?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik zei "mogelijk". Het kan zijn dat een dader gepakt is en dat het ging om één concrete dreiging. Daarmee is de dader van straat gehaald en kan de rust terugkeren. Het kan ook zijn dat je niet weet wat erachter zit en dat er sprake is van een grote en complexere zaak, bijvoorbeeld het uitvechten van bepaalde dingen door verschillende bendes. Het kan van alles zijn; dat bedoelde ik te zeggen. Als het strafrechtelijk onderzoek dus de ruimte biedt om te kunnen zeggen dat de dreiging weg is, kun je daar ook naar handelen. Dat kan bij één specifieke casus het geval zijn. Maar we hebben net tig verschillende mogelijkheden van casuïstiek behandeld, en er zullen er nog wel meer zijn. Dus het zal de ene keer wel uitmaken. En de andere keer heb je weer andere informatie.
De heer Talsma (ChristenUnie):
Even het volgende, zodat de minister en ik elkaar goed begrijpen: de minister gaat er hopelijk niet van uit dat de burgemeester elke week een update krijgt, of een kopietje van het huidige strafdossier, zodat hij zich kan inlezen of de maatregel nog voortduring behoeft?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Nee. Nee, nee, nee. Absoluut niet. Maar ik verwacht wel dat in de driehoek het Openbaar Ministerie, de politie of wie dan ook zou kunnen zeggen: de dreiging is weg en je kunt weer handelen. Dat is dus de informatie die je eigenlijk altijd al krijgt in het kader van de openbare orde en waar dit besluit op dat moment onder valt. Ik denk dat ik het dan helemaal correct heb geformuleerd.
De heer Recourt vraagt in het verlengde hiervan, maar ik ga het nog wel even expliciet noemen, of de maatregel direct wordt opgeheven als de dreiging weg is. Ik begin even met een open deur: een besluit moet worden ingetrokken als er geen grond meer voor is, omdat het doel er dan uiteraard niet meer is. Vervolgens is de vraag: hoe dan? Iemand kan opheffing van de sluiting verzoeken — iemand kan dat ook zelf doen — en de burgemeester moet het uit zichzelf doen als hij de informatie heeft of als er afspraken over zijn gemaakt. Hij kan daaraan komen door het gezag dat hij heeft over de politie en de gesprekken binnen het kader van de driehoek. Die informatie mag ook verstrekt worden op basis van de openbareordetaak die de burgemeester heeft. Burgemeesters en driehoeken laten zich over ontwikkelingen in dit soort ernstige casuïstiek regelmatig informeren, maar dan steeds binnen de bevoegdheden die daarbij horen.
Mevrouw Van Toorenburg vroeg of het amendement met ernstige verstoring de lat hoger legt. Nee, dat doet het niet, want deze bevoegdheid was er altijd al voor ernstige verstoring. In het begin zei ik al dat dit niet over klein bier gaat, maar over beschietingen, explosieven, bedreigingen wegens verdwenen partijen drugs, granaten. Het is altijd al van die orde geweest. Ik denk dat we het er snel over eens zijn dat dat ernstig is. Voor lichte zaken zal deze bevoegdheid ook nooit gebruikt kunnen worden. Dat was ook nooit de opzet en ook nooit de tekst. De Grondwet verzet zich daartegen, het Europees mensenrechtenverdrag verzet zich daartegen en de evenredigheidstoets uit de Algemene wet bestuursrecht verzet zich daartegen. Binnen de kaders en de waarborgen die we al hadden en de manier waarop we het hebben opgeschreven, valt "ernstig" precies daaronder. De Tweede Kamer vond het nodig om het er nog explicieter in te zetten. Daarom was er daar onderling even een debat over. Het is explicieter geworden, maar dat was het altijd al.
Dan ben ik bij de bewoners en de grondrechten. De heer Dittrich vroeg of burgemeesters altijd om een zienswijze van de bewoners vragen of dat dat afhangt van de burgemeester. De Algemene wet bestuursrecht regelt wanneer het vragen van een zienswijze verplicht is. In principe is dat hier het geval: het is een verplichting. Dat is ook heel belangrijk, want het is een zeer ingrijpend besluit voor een bewoner. De Algemene wet bestuursrecht regelt ook wanneer het vragen van een zienswijze achterwege kan worden gelaten. Er zijn uitzonderingen mogelijk, bijvoorbeeld als er sprake is van spoed en er heel snel gehandeld moet worden. Uiteindelijk is dat aan de burgemeester. Die moet alle belangen meewegen en snel kunnen handelen als er sprake is van een acute situatie. Maar het wettelijk kader is heel helder: een zienswijze vragen is een regel, eventueel ook heel snel, maar je kunt het zeker niet zomaar opzijschuiven en het niet doen. Dat moet een uitzondering zijn, nu en straks ook. Wat mij betreft doen we daar ook niks aan af.
De heer Dittrich vroeg: hebben gezinnen met kinderen altijd voorrang bij het zoeken naar vervangende woonruimte? En gaat het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid ook naar deze aspecten kijken? Ik heb het eerder al gezegd en ik herhaal het nog een paar keer omdat het niet onbelangrijk is. Ten eerste moet de burgemeester de mogelijkheid van opvang en alle relevante belangen wegen. Het is dus echt een brede afweging, waarbij altijd moet worden gekeken naar de context. Bij kinderen weegt het natuurlijk extra zwaar. Vanwege de vereiste evenredigheid van een sluiting moet de burgemeester — en de rechtspraak benadrukt dat bij minderjarigen — informeren naar vervangende huisvesting. Dat hoort erbij en dat hoort ook bij de zorgplicht van de burgemeester. Wanneer iemand door sluiting niet in zijn woning kan en zich niet ergens anders kan redden, gelden de gewone regels voor maatschappelijke opvang als dat het geval zou zijn en er uiteindelijk toch wordt besloten om de woning te sluiten. Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid besteedt in de informatie uitdrukkelijk aandacht aan de kwetsbare positie van kinderen. Dat gebeurt in de handreiking, in het webdossier en in de veel gestelde vragen. Er zijn dus én waarborgen én er is voorlichting aan de voorkant over hoe daarmee om te gaan.
De heer Recourt vroeg waarom de burgemeester rekening houdt met de hoedanigheid van de bewoner als het er in het openbareorderecht niet toe doet of iemand een verwijt treft of niet. Om met dat laatste te beginnen: dat is zo. Wetsartikelen met burgemeestersbevoegdheden gaan niet over schuld of onschuld. Dat veranderen we hier ook niet. Dat is ook heel belangrijk, want dit is geen strafrecht. Die twee moet je zeker niet vermengen.
In de evenredigheidsrechtspraak zie je de verwijtbaarheid wel terug, maar dan gaat het over de toepassing van de wettelijke bevoegdheid. Dat betekent dat de burgemeester alle belangen moet wegen. De Algemene wet bestuursrecht en de Raad van State eisen dan: weeg alle belangen van een inwoner om hem niet onnodig zwaar te raken. In die afweging zullen dit soort vraagstukken wel of niet een plek krijgen. Dan doet het er dus wel toe of die persoon zelf wapens verzamelt, zelf onderdeel was van iets, of in kringen van verdwijnende drugs verkeert, waarna er een granaat wordt geplaatst, of dat iemand anders gewoon een normaal hardwerkend persoon is en er sprake is van een vergisplek of -adres. Die aspecten wegen wel mee, maar de vraag van de heer Recourt was of verwijtbaarheid nu, hier, een onderdeel is: nee, zoals wij gewend zijn, is het dat niet.
Nog steeds de heer Recourt vroeg waarom alternatieve vormen van bewaking of bescherming voor gezagsdragers niet ook voor andere mensen bestaan tegen wie er een strafrechtelijke verdenking voorligt. Hij stelde de vraag ietsje minder zwart-wit dan ik nu doe. Als ik het me goed herinner, zei hij: geldt dat hier ook? Bij een gezagsdrager of een burgemeester kun je immers een huisje voor de deur neerzetten; bestaat die optie hier ook? Ja, deze alternatieven kunnen zeker ook worden ingezet voor andere mensen dan gezagsdragers. Voordat er tot een eventuele woningsluiting wordt overgegaan, moet de burgemeester al deze alternatieven ook onderzoeken. Ook dat valt in het wegingskader. Dat kan bijvoorbeeld extra surveillance bij de woning zijn of preventief fouilleren op wapens. Dat is weer helemaal afhankelijk van de context, van waar het over gaat en over wie we het hebben.
Afhankelijk van de situatie kan de overheid ook aanvullende beveiligingsmaatregelen treffen in het kader van het stelsel bewaken en beveiligen. Als het gaat over bewaken en beveiligen hanteren we altijd de volgorde dat de persoon zelf in de eerste plaats verantwoordelijk is, dan de werkgever, als die in beeld is, dan lokaal als het kan en uiteindelijk, afhankelijk van de zwaarte, valt het onder het stelsel dat wij hebben. Of er aanvullende maatregelen nodig zijn, wordt bepaald aan de hand van de beschikbare informatie. Bepaald wordt het met name aan de hand van de dreiging, het risico en van wat de beste manier van mitigeren is. De beslissing over alle andere elementen wordt genomen door de lokale hoofdofficier van justitie. Ook dat is dus weer een gesprek voor in de driehoek.
De heer Recourt vroeg: kunt u concreter maken welke elementen wel en niet een rol spelen in de door de burgemeester te maken afweging? De burgemeester heeft een belangenafweging te maken. Al deze elementen liggen op tafel en de burgemeester neemt aan de ene kant het algemene belang mee, om problemen met de openbare orde door ernstige situaties tegen te gaan. Aan de andere kant zijn allerlei belangen mee te wegen die uit de kritische bestuursrechtspraak blijken, ook op dit punt. Ik noem de belangen van een bewoner of een gebruiker van een pand, van medebewoners, van de omgeving, minderjarige kinderen en alle elementen die ik net noemde. Ik zal ze niet herhalen, maar het zijn nogal wat belangen. Er wordt ook gekeken of het een huurhuis is, hoe het daarna verder gaat als het voor een langere tijd is of als het maar voor tien dagen is. Gaat er buitengerechtelijk worden ontbonden of niet? Kom je op een sanctielijst — dat kan ook nog — zodat je geen nieuw huis kunt krijgen? Uit al deze afwegingen moet een proportioneel besluit komen dat — daar komen we nog op — uiteraard ook achteraf nog getoetst moet kunnen worden.
Hoe wordt het belang van minderjarige kinderen gewogen? In de regel hebben kinderen uiteraard belang bij een eigen thuis met ouders, verzorgers of gezinsleden. Dat is altijd het uitgangspunt. Bij geweld thuis of bijvoorbeeld na een wapenvondst thuis hangt het van de situatie af wat in het belang van het kind is. Dan wordt het natuurlijk meteen een ingewikkelder verhaal en kan het zijn dat het kind is gediend met iets minder ingrijpends, bijvoorbeeld tijdelijk verhuizen of inbeslagneming. Soms kan het ook in het belang van het kind zijn dat de woning echt wordt gesloten. Zelfs al gebeurt dat in het belang van de openbare orde: het belang van het kind moet altijd worden meegewogen.
De burgemeester moet de mogelijkheden van opvang en alle relevante belangen meewegen. Nogmaals, de belangen van kinderen wegen zeer zwaar, maar de belangen van het kind kunnen niet altijd doorslaggevend zijn. Dat begrijpen wij, denk ik, allemaal aan de hand van de vele voorbeelden die we kunnen verzinnen en die ik net noemde. Het kan immers ook om heel andere zaken gaan. Ik herhaal het maar elke keer: de rechter zal ook toetsen of het allemaal goed gewogen is. Volgens mij is het zo ongeveer een kerntaak van burgemeesters om al die belangen af te wegen.
Een vraag van de heer Recourt is ook of mensen de weg naar rechtsbescherming snel kunnen vinden en hoe ze die kunnen vinden. De snelste rechtsbescherming die iemand kan krijgen in dit soort zaken, is de gang naar de voorzieningenrechter. Die is er juist voor spoedeisende gevallen om heel snel te kunnen handelen, om een voorlopige voorziening te kunnen geven als iemand bezwaar heeft tegen een sluiting. We zien nu al dat dat werkt, want er is rechtspraak over de huidige sluitingen bij noodbevel. Daar zien we dit al. Mensen worden op de mogelijkheid van bezwaar of een voorlopige voorziening gewezen in het besluit dat ze ontvangen. De Algemene wet bestuursrecht, artikel 3:45, bepaalt dat.
Door de PVV maar ook de PvdA is gevraagd op welke wijze wordt voorzien in juridische hulp op korte termijn voor bewoners wier woning wordt gesloten. Een bewoner die het niet eens is met een besluit van de burgemeester kan dus bezwaar maken en onmiddellijk een voorlopige voorziening aanvragen. Bestuursrechtelijk procederen is laagdrempelig ingericht. Er is geen advocaat nodig om te procederen. En als er wel een advocaat nodig is, dan gelden de gewone regels voor de rechtsbijstandsvergoeding. Mensen die minderbedeeld zijn, kunnen dan met een toevoeging ook procederen, maar dat is wel een nog verdere stap.
De heer Recourt vraagt: op welke manier wordt de motie-Mutluer/Ellemeet uitgevoerd in de zin dat het niet alleen de intentie is dat niemand op straat komt, maar het ook daadwerkelijk niet gebeurt? Het uitgangspunt is dat in principe geen kwetsbare mensen op straat belanden. Maar dat valt niet 100% uit te sluiten, als je stilstaat bij de verschillende variaties en voorbeelden die je daar al bij kunt bedenken. Er moet dus ruimte zijn voor maatwerk. Ik zal zeker in gesprekken met vertegenwoordigers van het lokaal bestuur er expliciet aandacht aan besteden dat dat duidelijk de wensen zijn van de Kamers. Ik ga ervan uit dat dat ook hun wens is. Er wordt ook uitgebreid aandacht besteed aan de uitvoering van de motie. Dat gebeurt in de handreiking richting de gemeenten die het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid maakt. Deze motie, en de noodzaak van het meewegen van de belangen, zal ook terugkomen in de veelgestelde vragen. We weten uit ervaring dat dat goede plekken zijn om die informatie op te halen.
De voorzitter:
Dank u wel, minister. Het is nu kwart voor ...
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik probeerde alles nog ervoor te doen, maar dat is niet gelukt.
De voorzitter:
U bent een eind gekomen. Het is 16.45 uur. Dat betekent dat ik op dit moment moet gaan schorsen wegens een aantal andere activiteiten.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Ik schors daarom de vergadering tot 19.15 uur.
De vergadering wordt van 16.46 uur tot 19.18 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20232024-3-9.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.