3 Begroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds 2024

Begroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds 2024

Aan de orde is de behandeling van:

  • -het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2024 (36410-XIV).

De voorzitter:

Aan de orde is de eerste termijn van de behandeling van het wetsvoorstel 36410-XIV, Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds voor het jaar 2024. In de slipstream daarvan heet ik de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de minister voor Natuur en Stikstof van harte welkom. Fijn dat u hier onder ons wilt zijn.

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef als eerste het woord aan de heer Oplaat.

De heer Oplaat (BBB):

Voorzitter, dank u wel. Beste mensen, aanwezigen, mensen die thuis via de stream of het werk dit volgen, welkom bij de beraadslagingen over de LNV-begroting en het Diergezondheidsfonds. Natuurlijk ook een woord van dank voor de aanwezigheid van onze beide ministers in dezen, de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, en wat de BBB betreft in de toekomst ook weer visserij, en natuurlijk ook de minister voor Natuur en Stikstof, waarvan de BBB zich wel hardop afvraagt of deze post bij de formatie niet zal gaan sneuvelen. Maar goed, dat laten we over aan de formerende partijen. Waarom maak ik die opmerking toch? Omdat we ons in het stikstofdossier zelf in de nesten hebben gewerkt, als Nederland zelf het probleem hebben gecreëerd.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Voorzitter?

De voorzitter:

Ja, aan u het woord.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Is de heer Oplaat nog steeds voorzitter van de Vereniging van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie, NEPLUVI, en de Association of Poultry Processors and Poultry Trade in the EU Countries, AVEC?

De heer Oplaat (BBB):

Voorzitter, ik zou het prettig vinden als u de klok even stilzet, want ik raak heel veel minuten kwijt door deze vragen. Iedereen kan dat weten. Het antwoord is ja.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Beide organisaties zijn lobbyorganisaties. NEPLUVI omschrijft haar rol als "belangenbehartiging" op haar website en AVEC presenteert zichzelf als "the voice of the European poultry meat sector". Ik vraag de heer Oplaat waarom de BBB ervoor gekozen heeft om juist hem het woord te laten voeren tijdens een debat over de Landbouwbegroting. Met zijn rol in deze landbouwlobbyorganisaties ontstaat de schijn van belangenverstrengeling.

De heer Oplaat (BBB):

Dat is een interne keuze van de BBB zelf en interne dingen hoef ik niet te delen met deze Eerste Kamer.

Voorzitter. We hebben geen stikstofprobleem, maar een stikstofwetprobleem.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Voorzitter?

De heer Oplaat (BBB):

Daar kom ik later in mijn betoog wel op terug.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Voorzitter, volgens mij mag je bij een interruptie altijd drie vragen stellen en ik heb er nog maar twee gesteld. Ik zou de heer Oplaat dus graag nog een derde vraag willen stellen.

De voorzitter:

Gaat uw gang.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Door het woord te voeren handelt de heer Oplaat in strijd met de Gedragscode integriteit van dit huis. Die gedragscode schrijft voor dat als het redelijkerwijs de schijn van belangenverstrengeling zou kunnen oproepen, een lid zich in principe van het voeren van het woord dient te onthouden. Bovendien stelt het Reglement van Orde van de Eerste Kamer dat ieder lid zich in de vergadering op een wijze gedraagt die geen afbreuk doet aan de waardigheid en het functioneren van de Kamer.

Voorzitter. Ik vraag de heer Oplaat dan ook om in lijn met de Gedragscode integriteit niet deel te nemen aan dit debat om ook geen afbreuk te doen aan de waardigheid van deze Kamer.

De heer Oplaat (BBB):

Ik vervolg mijn betoog na deze oprisping van de kant van de Partij voor de Dieren.

Voorzitter. We kunnen de landbouw-, de tuinbouw- en de visserijsector vanuit idealisme of vanuit moraliteit gaan benaderen. Dat gebeurt ook vaak. Het leidt vaak, ook al is het door gebrek aan kennis, tot framing en veel verdriet voor ondernemers en hun gezinnen die werkzaam zijn in deze sector. Buiten het feit dat het tot veel verdriet leidt, leidt het soms zelfs tot zelfmoord van agrarische ondernemers. Het is bijzonder naïef om zo te blijven denken. Als we kijken naar de Green Deal, dan zorgt die op dit moment voor chaos en onrust in Europa. Overal gaan boeren met hun gezinnen de weg op en protesteren. Het moet toch te denken geven dat dit zo massaal en door heel Europa gebeurt. Het moet toch leiden tot enige zelfreflectie. Het beleid dat gevoerd wordt, is niet het juiste. De Green Deal …

De voorzitter:

Meneer Oplaat, ik geef even kort het woord aan mevrouw Kluit.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Ik wil even voortborduren op het punt van de Partij voor de Dieren. De heer Oplaat en ik hebben hierover in deze Kamer al vaker van gedachten gewisseld. Wij hechten er met z'n allen aan dat we, als instituut Eerste Kamer, niet op integriteitsissues in de problemen komen. We zijn ermee geholpen als Kamerleden expliciet zijn over waar zij wel en niet een belang hebben, maar ook over waar zij bijvoorbeeld in een brede begroting, zoals die nu voorligt, wel of niet een belang hebben. Kan de heer Oplaat daarom wat dieper ingaan op de vraag: is hij helemaal niet betrokken geweest, bij geen enkel project of proces dat vandaag gefinancierd wordt via deze begrotingen? Als dat zo is, dan is het een ander verhaal dan wanneer de heer Oplaat daar wel bij betrokken is geweest. Kan hij daar helderheid over geven?

De heer Oplaat (BBB):

Dat kan ik. Er zit geen geld in de begroting dat raakvlakken heeft met mijn werk. Ik zou dus graag door willen gaan met mijn betoog. Misschien kunt u mij even laten uitspreken, want ik ben net op pagina 1, en ik heb er 15. Het schiet nog niet erg op zo en dan zitten we hier vannacht om half een nog. Het beroerdste is dat de kroegen dan dicht zijn. Dat is me vorige week ook al overkomen.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Ja, dat ligt ook aan uw eigen inbreng.

De voorzitter:

Vindt u het goed dat ik u het woord geef?

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Sorry, excuus, voorzitter.

De voorzitter:

Gaat uw gang.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Dank voor deze verheldering. Misschien kunt u nog een verdere verheldering geven. U heeft ook niet bij het landbouwakkoord, waarvan sommige uitwerkingen in deze begroting zitten, aan tafel gezeten, als NEPLUVI dan wel als voorzitter, wat een uitwerking heeft in deze begroting? Het kan uitgesloten worden dat u daar belangen bij heeft?

De heer Oplaat (BBB):

Er is geen landbouwakkoord.

Voorzitter. Ik wil verdergaan met de Green Deal. Die zorgt voor de onrust in Europa. Dat heb ik net geschetst. De Green Deal wilde …

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Voorzitter, ik heb een punt van orde.

De heer Oplaat (BBB):

… onmogelijke en niet te realiseren doelen en middelen.

De voorzitter:

Een punt van orde. Vertel.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ik vraag de voorzitter om toe te zien op de naleving van het Reglement van Orde en de gedragscode. We kunnen het ons niet veroorloven om in het hart van onze democratie lobbyisten het woord te geven over een van de belangrijkste dossiers, dat raakt aan de belangen die ze vertegenwoordigen. We zijn in uw handen, voorzitter. Graag, zie toe op de naleving van onze gedragscode.

De voorzitter:

Zeker. Ik zie als voorzitter toe op de naleving van de regels. U hebt scherpe vragen gesteld en daar een helder antwoord op gekregen, eenmaal, andermaal en volgens mij zelfs ten derden male. Daarna heeft mevrouw Kluit hier ook nog wat van gezegd. Ik ben het eens met wat de heer Oplaat net vertelde: dit is in beginsel iets wat binnen de fractie wordt besloten. Klaarblijkelijk is dat binnen de fractie zo besloten. De antwoorden die de heer Oplaat heeft gegeven, vind ik voldoende, dus we gaan nu door.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Er zijn veel leden van de fractie aanwezig. Ik heb het voorstel dat een van de collega's van de heer Oplaat het overneemt van de heer Oplaat, zodat het probleem van de schijn van belangenverstrengeling is opgelost.

De voorzitter:

Dank voor dit creatieve voorstel, maar dat gaan we niet doen. De heer Oplaat.

De heer Oplaat (BBB):

Voorzitter, dank u wel. Het lijkt me goed dat ik na deze oprispingen nu eindelijk met mijn verhaal kan doorgaan, om er toch een soort van samenhang in te krijgen. Ik ben bang dat er anders te veel gemist wordt door al deze …

De voorzitter:

Als u het goedvindt, meneer Oplaat, nog heel kort …

De heer Oplaat (BBB):

Ja, ik vind het goed. Het is aan u, voorzitter.

De voorzitter:

Ja. De heer Dessing.

De heer Dessing (FVD):

Ik wil toch even mijn steun uitspreken voor het feit dat de heer Oplaat hier staat. Ik kan me heel goed voorstellen dat er vragen zijn gesteld. Die vragen zijn beantwoord. Het gaat juist om het feit dat we hier als volksvertegenwoordigers in deze Eerste Kamer vanuit onze expertise een inhoudelijk debat met elkaar kunnen voeren. Ik ben het er volledig mee eens dat de heer Oplaat op de inhoud met zijn expertise dit debat vervolgt. Dat wilde ik voor de Handelingen vastgelegd hebben. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u vriendelijk. Dan gaan we nu voort met het betoog van de heer Oplaat.

De heer Oplaat (BBB):

Voorzitter, dank u wel. De Green Deal wilde onmogelijke en niet te realiseren doelen en middelen. De voedselzekerheid van de EU kwam daarmee in gevaar. Er lijkt nu wat beweging te komen in de EU, waarschijnlijk mede ingegeven door verkiezingen die eraan komen. De gewasbeschermingsmiddelenwet is teruggetrokken. De natuurherstelwet is afgezwakt. Ik hoor graag van de minister voor NenS wat haar positie nu is. Ik lees van alles in de media hierover. Gaan we nu voor of tegen die wet stemmen? In de Tweede Kamer is het voor en dan weer … Het is allemaal bijna niet meer te volgen. Zelfs onze premier bemoeide zich ermee en kwam met een oplossing in het RENURE-debat, over de kunststofmestvervanger. Kan de minister van LNV ons meenemen in de stand van zaken van het hele RENURE-dossier? Ik hoorde de minister in een interview ook zeggen dat het toch wel wat anders moet in de EU gezien alle ophef die er is. Ik ben wel benieuwd wat er dan anders moet. Wat gaat er anders worden en wat betekent dat voor de begroting die hier voor ons ligt?

Voorzitter. Ik kom terug op idealisme en moraliteit. Dat kent tot nu toe geen toekomstperspectief. Idealisme verbouwt geen graan en bakt geen brood voor alle monden in de wereld. BBB kiest voor nuchterheid en realiteit en wil een strategie waarin voedsel een wapen is in de geopolitiek. Dat is een voedselstrategie waarin wij als Nederland, gezien de gunstige ligging en met onze vruchtbare gronden, goed opgeleide boeren, kennisinstituten en een goede verwerkende industrie, het voortouw zouden moeten nemen. Want wat is de huidige positie van Nederland? We maken het ondernemers met buitensporige en verregaande eisen steeds moeilijker en zetten met onze handelsverdragen de deuren ver open voor producten die niet aan onze standaarden voldoen op het gebied van milieu, dierenwelzijn en volksgezondheid. Dat is een resultaat van idealisme, moraliteit en een ngo-politiek, die steeds meer het beleid in ons land lijken te bepalen. Het leiderschap …

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter?

De voorzitter:

Meneer Oplaat …

De heer Oplaat (BBB):

… en het primaat moeten terug naar de regering, zou ik zeggen. Er moet wat meer trots zijn op de bv Nederland. Ik zou daar graag een reactie op willen van de minister van LNV. Is de minister voornemens om tegen handelsverdragen te stemmen waarin de reciprociteit, de wederkerigheid, niet is geregeld, zoals bij Mercosur?

De voorzitter:

Akkoord. Even een korte interruptie. Mevrouw Kluit.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Ik hoorde een tijd geleden meneer Oplaat in zijn pleidooi zeggen dat het een kwestie is van voedselzekerheid versus idealisme. Tegelijkertijd praat ik heel veel met boeren die de afgelopen jaren grote schade hebben gehad als gevolg van bijvoorbeeld droogte, droogte als gevolg van de klimaatverandering. Ik heb gesproken met boeren die het plantregime voor hun terreinen ...

De voorzitter:

Ik ga even ingrijpen.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Nee, ik wil even van ...

De voorzitter:

Nee, ik ga u even wat vertellen. Het is niet de bedoeling dat het verhaal van senator Oplaat aan barrels geschoten wordt. Waar gaat dit nu over? Een punt van orde? Wat wilt u hiermee? Iets wat er in het verleden gebeurd is ...

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Ik wil graag van de heer Oplaat ... Ik vind het eerlijk gezegd heel problematisch, want het gaat juist wel om het voeren van een inhoudelijk debat in een politiek orgaan als de Eerste Kamer.

De voorzitter:

Zeker, maar de heer Oplaat heeft nog niet zo veel gezegd.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Nou, hij heeft wel wat gezegd. Hij heeft namelijk het klimaat- en natuurbeleid "idealistisch" genoemd en gezegd dat wij "om idealistische redenen" de maatregelen nemen die wij nemen. Dat is natuurlijk helemaal niet zo. Wij nemen deze maatregelen omdat klimaatverandering onze voedselzekerheid onder druk zet. Juist de schade aan de natuur zet onze productieprocessen in het landelijk gebied onder druk. Volgens mij is wetenschappelijk erkend dat wij een holistische benadering moeten hebben, die problemen onder ogen moeten zien en ze moeten oplossen. Is de heer Oplaat dat met mij eens?

De heer Oplaat (BBB):

Ja, dat ben ik met u eens. Ik kom er later in mijn betoog op terug waarom ik vind dat wij die voedselstrategie hier moeten hebben. Daar kom ik later op terug. U wordt straks op uw wenken bediend.

Voorzitter. De BBB wil gezien de situatie waarin Europa verkeert een voedselstrategie. Mijn collega Van Wijk zei een paar weken geleden in haar maidenspeech al dat het lijkt en voelt alsof het 1938 is. Ze sloeg met haar statement de spijker op de kop: het is een angstige tijd. De oorlog klopt aan de grenzen van het vrije Europa. Hoe lang nog? Collega Van Wijk refereerde ook aan de visie van prof. dr. Rob de Wijk van het Haagse Centrum voor Strategische Studies. Toevallig had ik twee dagen later een gesprek met Rob de Wijk, waarin hij mij wees op de naïviteit die Nederland heeft door zo met onze voedselproducenten om te gaan. "Minder voedsel produceren is gevaarlijk", zei hij — zie ook de koppen daarover in de media — waarna hij dat in een lezing onderbouwde.

De BBB onderschrijft zijn visie daarin. Een Nederlandse sector is geopolitiek van groot belang. Voedsel, maar ook breder de glastuinbouw, de glutenproductie, de fruit-, bloem- en sierteelt hebben wereldwijd naam en faam. En wat te denken van de kracht van de tuinders, die met de wkk, de warmte-krachtkoppeling, en met gebruik van CO2 zorgen voor stabiliteit op het elektriciteitsnetwerk? De Nederlandse agri- en foodbusiness is wereldwijd toonaangevend en wordt geroemd om zijn efficiency en circulaire manier van ondernemen. Om dat dan in lezingen af te serveren als "een minimale bijdrage aan de economie" doet groot onrecht aan onze agri- en foodbusiness en is ver bezijden de waarheid.

Hetzelfde geldt voor de stelling dat we niet zo veel hoeven te produceren en dat "alleen voor Nederland" genoeg is. Ja, dat zou kunnen. Maar stel je voor dat andere landen ook die positie innemen en ook zo zouden reageren. Dan zouden we binnen de kortste keren zitten met hongersnood. We zouden letterlijk in de kou zitten en protesten en voedselrellen zouden ons deel zijn. Geen bananen, geen koffie, kleding, thee, auto's, mobiele telefoons, soja voor vegaproducten, geen energie en zeker geen graan meer voor ons brood. De lijst zou eindeloos zijn, dat heeft de geschiedenis ons wel geleerd.

De Nederlandse economie verdient als groep het meest aan de export van land- en tuinbouwproducten, aldus het Centraal Bureau voor de Statistiek. In 2023 heeft Nederland daaraan 50,4 miljard euro verdiend — let wel: verdiend! — op een exportvolume van 123,8 miljard euro, met 600.000 banen in de hele business en de spin-off in het regionale en lokale bedrijfsleven.

Voorzitter. De BBB wil dat wij stoppen met van binnen naar buiten kijken. We moeten juist eens van buiten naar binnen kijken, want wat is de huidige situatie in Europa? De oorlog klopt aan onze grenzen, mensen zijn onzeker. Neem de timmerman, de docent, de politieagent als voorbeeld. Zij maken zich zorgen over de energieprijzen. Zij maken zich zorgen over de dure boodschappen. Zij maken zich zorgen over de huur, over hun hypotheek en over of de volgende generatie nog wel een huis kan kopen.

Die onzekerheid weerspiegelt zich ook bij ondernemers. Uit een onderzoek van VNO-NCW en MKB-Nederland van 15 februari jongstleden blijkt dat 44% ervaart dat het ondernemersklimaat verslechtert. 20% overweegt zelfs een vertrek uit ons land. Laat dat bezinken: een vijfde van onze bedrijven overweegt om hier weg te gaan. Een jaar eerder waren die cijfers respectievelijk 28% en 13%. Wie naar het bredere perspectief kijkt, kijkt naar onze buren, Duitsland, en ziet dat daar de economie ook in zwaar weer is. De auto-industrie kampt daar met een krimp van al meer dan 20% en men verwacht nog meer, door goedkopere importen van Chinese auto's. Europa heeft zelf weinig grondstoffen en energie halen we ook al niet meer uit onze grond. Wat maken we dan in de toekomst nog wel? Shell is al weg en Unilever. Boskalis dreigt te gaan. ASML — u hoeft de kranten maar te lezen en u volgt de discussies — dreigt ook te gaan en nog veel meer van die grote bedrijven.

Wat hebben we dan nog wel? Nederland is behept met goede grond, goede boeren, kennis en innovatie. Als je kennis en innovatie wilt behouden, betekent dat ook dat je genoeg volume moet hebben in de primaire sector. De wereld vraagt elke dag om meer voedsel. De bevolking zal naar alle waarschijnlijkheid in het jaar 2050 gegroeid zijn van 7 miljard mensen nu naar bijna 10 miljard mensen. In de huidige 7 miljard mensen zitten 2 miljard mensen die nog geen toegang hebben tot een dagelijkse warme maaltijd. Wanneer de welvaart voor hen ook stijgt, zal de voedselvraag alleen maar meer toenemen. Alle statistieken — ik citeer de statistieken van de Europese Commissie, van de banken en van de Wereldvoedselorganisatie, de FAO — laten zien dat we tot 2030 bijvoorbeeld 22% meer vlees moeten produceren en tot 2050 zelfs meer dan 40%. Dat is de realiteit. Ik bedenk het niet. Dat zijn de statistieken, onder andere van onze FAO. Hier ligt de grote uitdaging en de kans voor Nederland met zijn strategische positie. We kunnen daar innovatie, kennis en een geopolitiek belangrijke bijdrage leveren.

De Wereldvoedselorganisatie, de FAO, riep drie maanden geleden nog op tot meer productie van onder andere vlees en zuivel. Volgens de FAO moeten landen die zeer efficiënt zijn in het houden van vee, zoals Nederland en Nieuw-Zeeland, meer vlees en zuivel produceren. Zij vraagt om meer sociale export van vlees en zuivel en dat — dan kom ik bij uw punt, mevrouw Kluit — vergt versterking van onze ambassades en de afdeling op het ministerie voor export. Die moet versterkt worden. Daar ligt de grote uitdaging. Waarom spreekt de FAO over sociale export? Omdat wij het hier klimaatvriendelijker doen en diervriendelijker doen dan andere landen. Op het moment dat je het verplaatst naar andere landen, zal het dierenwelzijnsniveau afnemen en zal het klimaat ook verder gaan verslechteren. Daar ligt natuurlijk ook de spagaat in de balans die we zoeken. Daar zit natuurlijk een negatieve kant in. Dat besef ik ook. Maar door innovatie zijn heel veel oplossingen te bedenken om dit op een diervriendelijke en milieuvriendelijke manier zo goed mogelijk te doen. Ik hoor graag van de minister van LNV of hij de oproep van de FAO kent en of hij bereid is om zijn ambassades in het buitenland te versterken en dit te bespreken met de collega's in het kabinet.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Ik vraag mij oprecht af — het gaat dus mis — wie er nou pleit voor meer productie van vlees. Is dat de heer Oplaat de BBB'er, is dat de heer Oplaat de voorzitter van NEPLUVI, of is dat de heer Oplaat de voorzitter van de AVEC?

De heer Oplaat (BBB):

Ik heb net geciteerd uit het rapport van de FAO van drie maanden geleden, die een pleidooi hield voor het meer produceren van onder andere vlees en zuivel. Zij noemden daarbij twee landen die daar zeer geschikt voor zijn. Dat zijn Nederland en Nieuw-Zeeland. Voorzitter, aldus.

Veel landen zijn niet zelfvoorzienend en worden dat de komende jaren ook niet. China als voorbeeld. Groot-Brittannië kent ook dit probleem en Duitsland is al netto-importeur van varkensvlees. Zweden is slechts voor 60% zelfvoorzienend wat voedsel betreft.

Voorzitter. Dan kom ik nu tot onze strategische positie. Wat produceren we dan nog zelf? Een aantal Europese landen, Nederland in het bijzonder, liggen in de groene banaan en dat is van cruciaal belang in het licht van de economische uitdagingen waarmee we momenteel worden geconfronteerd. Zoals gezegd verslechtert het ondernemersklimaat. Europa verliest veel industriële productie en het klimaat verandert, zoals mevrouw Kluit terecht al zei. Spanje en Italië worden bijvoorbeeld droger en droger en verliezen steeds meer agrarische productie. Vandaar mijn opmerking over de groene banaan, de vruchtbare delta, waar Nederland een onderdeel van is.

De recente ontwikkeling in China stelt ons ook niet gerust. China koopt wereldwijd gronden op om zijn eigen voedselproductie veilig te stellen, in Afrika en Australië. Ook delen van Europa zijn al in Chinese handen, bijvoorbeeld in Spanje, Italië, Griekenland en meer landen. Een Europese voedselstrategie is noodzakelijk om onze agrarische sector te stimuleren en te verbeteren in plaats van alleen maar te krimpen. Dit omvat investeringen in onderzoek en innovatie om de efficiency en de duurzaamheid van de voedselproductie verder te verbeteren, het bevorderen van fairtradeovereenkomsten om eerlijke concurrentie te waarborgen en natuurlijk het stimuleren van consumptie, ook van lokale duurzame producten.

Daarnaast moet Europa voedsel niet alleen als economisch goed beschouwen, maar ook als een strategisch wapen. Door onze voedselproductie te versterken, vergroten we onze autonomie en verminderen we onze afhankelijkheid van externe leveranciers. Dit is van cruciaal belang om de voedselzekerheid en het welzijn van onze burgers te waarborgen. Prof. dr. De Wijk gaf een voorbeeld om te verduidelijken hoe je voedsel als strategisch wapen kunt inzetten om je eigen economie die onder druk staat overeind te houden. Je biedt China zuivel, melkpoeder, vlees en andere producten aan in ruil voor terughoudendheid met het dumpen van goedkope auto's op de Europese markt. Bovendien is China een van de belangrijkste leveranciers van grondstoffen voor onze medicijnen. Voedsel is de basis van het volk en met China valt daar best over te spreken, aldus prof. dr. Rob de Wijk. Als wij als Europa invloed willen behouden op het wereldtoneel, dan is voedsel een belangrijk wapen. Natuurlijk lijkt het simpel, maar zo werkt de wereldmacht en zo werken onze handelsverdragen.

Om die gewenste voedselstrategie te bereiken, wil de BBB in de toekomst de wetgeving anders gaan toetsen. Wij komen tot op heden tot een onvoldoende voor deze ministers en willen graag een ander en beter beleid. Dat zal geen verrassing zijn. Ik weet dat het geen taak is van de Eerste Kamer. Het hoort op de formatietafel en op de ministeries, maar wetgeving en begrotingen beoordelen doen we hier wel. De BBB toetst het beleid van het kabinet naast op handhaafbaarheid, doelmatigheid, uitvoerbaarheid en betaalbaarheid langs de volgende punten. Er moet een gelijk speelveld komen met passend toezicht. Kom met doelsturing en stop met middelsturing. Laat de sector ondernemen, innoveren, en stimuleer dat niet in een te strak keurslijf. Laat de markt zijn werk doen. De consument bepaalt. Geef de sector de tools en heb wat meer waardering voor onze koploperspositie als Nederland zijnde. Wetgeving die niet aan deze voorwaarden voldoet, zullen we in de toekomst in de Eerst Kamer afwijzen in het belang van de door ons gewenste voedselstrategie.

Ik loop al die punten vanwege de tijd niet allemaal langs, maar ik wil er één meenemen: het gelijke speelveld en het passende toezicht. Daar ontbreekt het in Nederland nogal eens aan. We hebben in Nederland in het verleden gekozen om toe te treden tot de EU, toen nog de EEG, met onder andere vrij verkeer van goederen en mensen: onze communautaire markt. Daarbij worden zaken geregeld middels Europese wetgeving en Nederland is nogal eens geneigd om daar Nederlandse plussen op te zetten. Hiermee is de achterstand dan weer een feit. Alle sectoren worden kennelijk in dit land geconfronteerd met dit fenomeen. Zie de ondernemerspeiling van VNO-NCW. Waarom eigenlijk? Waarom kiest de minister van LNV er telkens voor om met extra regelgeving onze sector op achterstand te zetten? Wat vindt de minister dan van de samenwerking in de EU? Of kiest hij elke keer liever voor die alleingang? Of wil de minister zelfs uit de EU? Dat laatste hoop ik trouwens niet.

Producten die Nederland binnenkomen, hoeven vaak niet aan onze eisen te voldoen. Producten met lagere standaarden, die niet voldoen aan onze strenge eisen, worden geïmporteerd, terwijl hier wordt gesaneerd. Kan de minister daar eens op reflecteren en acteren?

Een passend toezicht is een gewenste waarborg voor onze exportpositie. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit ligt nogal eens onder vuur en wordt vaak vermorzeld door incidenten, gevolgd door een ongenuanceerde politiek, die alleen op dat incident verdergaat. De politiek eist onmiddellijk actie en handhaving, tot in de strengste vorm. Aan de andere kant klagen het bedrijfsleven, van het GroentenFruit Huis tot en met alle andere sectoren, steen en been over deze werkwijze. De vraag is: hoe onafhankelijk is onze NVWA nog? Wie houdt er toezicht op de toezichthouder?

We zien te vaak dat de NVWA zelf beleid maakt, terwijl zij een toezichthoudende taak heeft. Ik begrijp uit de overlevering — gelukkig hebben we wat meer historie hierover in onze fractie zitten — dat Thorbecke het anders had bedacht. Hij beantwoordde wel de vraag wie de controle-instantie controleert. Het staatstoezicht had volgens Thorbecke ambtelijk toezicht nodig: ambtelijk toezicht dat boven het staatstoezicht gesteld is en zich rechtstreeks tot de minister kon wenden, en als die niet wilde luisteren tot de Kamers. Dat resulteerde toen in de Veterinaire Hoofdinspectie. Daar werd later de Keuringsdienst van Waren aan toegevoegd. Eigenlijk ging het toen al fout. Een keuringsdienst en het staatstoezicht werden gecombineerd. In 2002 — ik was er zelfs nog bij — werd dit bekrachtigd in een regeerakkoord. BBB wil graag van de minister een toezegging dat deze verantwoordelijkheden weer beter gescheiden gaan worden. Wil de minister nadenken over het herstellen van het toezicht op de toezichthouder?

Wat BBB betreft gaat er ook meer risicogebaseerd gecontroleerd worden en toezicht worden gehouden, dit temeer omdat uit stukken van de NVWA en de minister blijkt dat er grote capaciteitsproblemen zijn bij onze Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Er zijn bedrijven die simpelweg niet het toezicht krijgen dat ze wensen. Risicogebaseerd toezicht houdt in de ogen van BBB in dat bedrijven die het goed doen en dat bewijzen, ontlast worden wat betreft toezichtdruk. Dat is een win-winsituatie, want ook de NVWA wordt dan in haar capaciteitsproblemen ontlast. Wil de minister eens reflecteren op dat risicogebaseerde toezicht?

Ik wil ook graag even met u naar de kosten kijken. Het is bijna pervers als ik het hier uitspreek. Ik doe het met enige gêne. Er zijn bedrijven die vanwege een permanent toezichtregime — dat moet vanwege wetgeving — te maken hebben met immense kosten. Dat heeft ook te maken met het gelijke speelveld. Andere landen kennen deze kosten niet. Hou u vast. Een toezichthouder die acht uur per dag toezicht houdt, 261 dagen per jaar, kost de ondernemer €449.000. Dat is bijna een half miljoen. Dat is meer dan twee keer de balkenendenorm. Ik weet natuurlijk wel dat de toezichthouder dit niet zelf krijgt. BBB wil graag een effectievere en andere NVWA, die zelf geen beleid maakt, maar meer toezicht houdt.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Kan de heer Oplaat een voorbeeld geven van een toezichthouder die acht uur aanwezig is? Ik ken niet één andere dan die in de slachtketen.

De heer Oplaat (BBB):

Ik kan dat voorbeeld zo niet geven. Ik heb de gegevens wel op mijn tafel liggen. Er zijn meerdere bedrijven die permanent toezicht hebben. Die hebben daarmee te maken. Sterker nog, als we naar negen uur gaan, is het €568.000. Gaan ze naar twaalf uur per dag, dan is het al €775.000. Mijn punt is dat bijvoorbeeld Duitsland en België dat niet kennen. Dat wil ik zeggen met mijn verhaal. We komen steeds meer op achterstand te staan ten opzichte van andere bedrijven. Je kunt het ook doortrekken naar bedrijven die een halve dag toezicht hebben. Je kunt naar een dag toezicht. Het maakt allemaal niet uit. Het kost gewoon te veel en ik zou graag willen dat het efficiënter wordt en dat we teruggaan naar de basis: het toezicht houden. Daarbovenop wil ik ook weer toezicht op de toezichthouder.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Ik hecht eraan dat er toch duidelijkheid komt over de soort toezichthouder waarover we het hebben. Als het alleen in de slachtketen is — dat is de enige toezichthouder die ik ken die er acht uur zit — dan zeg ik: die zijn er gekomen vanwege de enorme misstanden in de slachtketen. Ik ga zelf ook iets zeggen over toezicht en handhaving, dus ik moet eerlijk zeggen dat we elkaar op het onderwerp zeker kunnen vinden. De uitwerking is misschien wat anders. Maar het is echt belangrijk dat de heer Oplaat de schijn van belangenverstrengeling tegenhoudt en niet met voorbeelden komt die uit zijn eigen lobbypositie kunnen komen. Er zijn volgens mij buiten de slachtketens geen toezichthouders in het domein acht uur per dag actief.

De heer Oplaat (BBB):

Ik begrijp dat ik elders een heel belangrijke andere positie heb, want elke keer komen ze daarop terug. Waar het mij om gaat, is dat de kosten van het toezicht finaal uit de hand lopen en elk jaar maar stijgen en stijgen. Of je nu een halve dag, een uur of permanent toezicht hebt, dat heb ik alleen als voorbeeld gegeven om aan te geven dat de kosten volledig uit de hand lopen, en niet zo'n klein beetje ook. Ik heb het voorbeeld gegeven dat het €449.000 kost voor acht uur per dag. Het gaat mij om het voorbeeld van bedrijven waar permanent toezicht is. Welke bedrijven dat zijn, dat weet ik ook allemaal niet. Je kunt ze vinden in de stukken van LNV en ook van de NVWA, waar alle tarieven vermeld zijn. Daar heb ik ze ook af gehaald.

Voorzitter. Tot slot kom ik bij stikstof en het NPLG. Ik wil even terugkomen op de stikstofdiscussie. Ik ben blij dat de minister voor NenS hier vandaag in ons midden is. Ik ben benieuwd hoe zij de afgelopen weken ervaren heeft; de krantenkoppen logen er namelijk niet om. Als BBB kijkt naar de handhaafbaarheid, doelmatigheid en haalbaarheid, krijgt het beleid dan ook een zwaar onvoldoende. Het is verre van handhaafbaar, gezien al de juridische uitspraken. De PAS-melders zouden als eerste geregeld worden, volgens de minister voor NenS. Kan zij ons aangeven hoe het daar nu mee gesteld is? Worden zij nu ook als eerste geholpen? Welke stappen onderneemt de minister hierin?

De doelmatigheid krijgt ook een onvoldoende, want het Planbureau voor de Leefomgeving laat ons zien dat het beleid niet erg succesvol is, en dat is nog maar heel voorzichtig uitgedrukt. De doelmatigheid krijgt ook een onvoldoende en het door het kabinet gewenste resultaat wordt niet gehaald. Zelfs het terugbrengen van de maximumsnelheid naar 100 km/u leverde een te verwaarlozen bijdrage. Welke stappen en welke wetgeving worden weer teruggedraaid? Hoe denkt de minister bijvoorbeeld over de 100 km/u?

Voorzitter. Ik heb ook kennisgenomen van de gele kaart die de minister voor NenS in de Tweede Kamer heeft gekregen. Twee keer geel is rood heb ik altijd geleerd, maar het is niet aan mij om er hier nog een te trekken. Dat zou ook niet passen bij de Eerste Kamer, maar een zwaar onvoldoende is hier wat mij betreft wel op z'n plaats. Normaal blijf je met een onvoldoende zitten, maar in uw geval liever niet, zeg ik tegen de minister.

De beoordeling van de haalbaarheid stemt ons namelijk ook niet vrolijk. De minister blijft een politiek doodlopende weg inlopen. Ik herinner mij nog de woorden van een paar jaar geleden over haar stikstofbeleid. "Het moet nu. We kunnen geen dag langer wachten. Het moet van Europa en de natuur staat op omvallen." Een soort van frame neerleggen om politiek iets voor elkaar te krijgen. BBB staat hier wat realistischer en nuchterder in. Wij hebben geen stikstofprobleem, maar een stikstofwetprobleem. Het moet niet nu, het hoeft ook niet van Europa, en de natuur staat echt niet op omvallen.

We hebben het probleem zelf gecreëerd door tal van natuurgebiedjes, heiden en vennetjes aan te wijzen en daarbij een norm, een kritische depositiewaarde neergelegd die vele malen, zelfs tot duizenden keren strenger is dan in bijvoorbeeld Duitsland en Denemarken. Europa vraagt niet om stikstofbeleid maar om een goede instandhouding van de Natura 2000-gebieden. Dat is meer dan alleen stikstof. Dat is water, dat is onderhoud, dat is bekalken, beheren en bejagen. "De natuur kan geen dag langer wachten", werd er gezegd. Dat is volgens mij al meer dan 500 dagen geleden. En mevrouw Louise Fresco heeft onlangs op tv nog weer eens verkondigd dat de natuur best wel even kan wachten en echt niet omvalt.

Voorzitter. Het huidige stikstofbeleid is eigenlijk failliet. Het is een politieke keuze. De formerende partijen staan voor de uitdaging om een beter, haalbaar, betaalbaar en handhaafbaar beleid te formuleren. BBB heeft daartoe samen met JA21 al een initiatief in de Tweede Kamer genomen. BBB maakt duidelijk een andere keuze dan het huidige kabinet. De oplossing wordt wat ons betreft ook niet gevonden in het snel bijplussen van de 1,28 miljard euro uit artikel 22. Een noodpleister die ergens op een niet te vinden wond geplakt moet worden. Kan de minister voor NenS aangeven waar dat aan besteed gaat worden en wat voor doel ermee behaald wordt, inclusief de stikstofreductie? Uit welke pot wordt dit betaald? Het stikstoftransitiefonds is in deze Kamer controversieel verklaard. Hoe wordt dit dan verantwoord?

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Ik heb begrepen dat BBB in de Tweede Kamer tegen het gehele artikel 22 heeft gestemd — voor zover dat kon; het kon eigenlijk niet — en dus eigenlijk vindt dat dat niet uitgevoerd moet worden. Geldt dat ook voor de Eerste Kamerfractie?

De heer Oplaat (BBB):

Dat heeft u heel goed begrepen. We kunnen aantekening vragen bij artikel 22 bij het stemmen over de begroting. Ik kan u vast aankondigen dat BBB dat hier ook gaat doen.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Wat mij een beetje verbaast, is het volgende. Ik ken BBB als een partij die ook steeds uitspreekt niet tegen natuur te zijn. In artikel 22 zitten ook grote investeringen in de natuur, bijvoorbeeld natuurherstel en -ontwikkeling in de Waddenzee, rondom de grotere wateren. Er zit ook een regeling in waar volgens mij BBB ook niet tegen is. Dat is die uitkoopregeling die op vrijwillige basis is en zeker kan bijdragen aan de stikstofreductie in het gebied. Daar stemt u allemaal tegen. Klopt dat?

De heer Oplaat (BBB):

Ik begrijp de vraag van mevrouw Kluit niet helemaal of helemaal niet. We hebben gezamenlijk besloten dat de stikstoftransitie voor ons controversieel is. Ik kan me niet voorstellen dat je de ene week, ook als Partij van de Arbeid-GroenLinks, zegt "we vinden het controversieel en we willen wachten tot er in de Tweede Kamer wat gebeurt" en nu zegt "we halen geld uit een controversieel transitiefonds". Dus ik begrijp die vraag niet.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Nou, dat is misschien goed, want dan kan ik daar meteen helderheid over geven. Op het moment dat we dat controversieel verklaarden, hebben we ook meteen gezegd dat de minister de investeringen ook via de lopende begroting kan regelen. Dat doet ze op dit moment. Wat ons betreft doet de minister precies wat wij bij die controversieelverklaring hebben gevraagd. Wat ik jammer vind aan deze positie — ik zal daar in mijn inbreng ook nog wel weer op terugkomen — is dat we op deze manier niet uit de schijntegenstelling tussen natuur en landschap komen. Ik wil toch een pleidooi houden en de heer Oplaat vragen om dit niet te doen en zowel aandacht te hebben voor de natuur als voor de ontwikkeling van de landbouw, zoals wij dat bij andere partijen ook terugzien.

De voorzitter:

Ik wilde zojuist zeggen dat als u het zo dadelijk gaat vertellen, het jammer is als wij het nu al horen. Het wordt dan dubbelop.

De heer Oplaat (BBB):

Ik ben het met mevrouw Kluit in zoverre eens dat de boer en natuur onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Door de fout in de stikstofwet, doordat we stikstof gaan hanteren in een wet, is de boer bijna tot vijand van de natuur gemaakt en omgekeerd. Dat willen wij eerst hersteld hebben. We willen graag dat de boer en de natuur gewoon weer samen hand in hand kunnen gaan. Ik zal zo schetsen hoe wij denken dat dat beter kan. Dan horen boer en natuur onlosmakelijk bij elkaar. Iedere boer is voor natuur; neem dat van mij aan. Er is geen boer die geen natuur wil. Sterker nog, ze zijn erin geboren, opgegroeid en helaas sterven sommige mensen ook weer daarin.

Voorzitter. In het NPLG zijn een heleboel maatregelen opgenomen die moeten leiden tot afname van emissies, een betere waterkwaliteit en klimaatmaatregelen. Voor de uitvoering was het transitiefonds in het leven geroepen met een bedrag van 24 miljard. De provincies kregen de opdracht, gingen aan de slag en kwamen terug met een rekening van 56 miljard euro. Wat BBB betreft geldt: er is geen geld, dus die plannen kunnen zeker niet worden uitgevoerd. In het NPLG wordt ook met geen woord gerept over die positie van die boer, die mevrouw Kluit net ook zo benoemde, over de belangrijke speler in het gebied, ook voor de sociale cohesie, voor de leefbaarheid. Er wordt niets gezegd over die boer die nodig is voor de voedselstrategie, de voedselproductie, het landschapsonderhoud, als motor van de nationale en regionale economie. Er wordt zeker ook niets gezegd over de sociale factor die de boer heeft in het landelijk gebied. De NPLG-plannen zoals ze er nu liggen zijn een vergaande aantasting van de leefbaarheid van het landelijk gebied. Waar is de rol van de boer hier? BBB wil graag van de minister voor Natuur en Stikstof een reactie op dit punt.

De minister heeft, ook naar aanleiding van het advies van de commissie-Remkes, de Kamer en de sector beloofd met drie opties te komen, een soort keuzemenu: innovatie, extensivering en opkoop. Deze belofte is helaas niet waargemaakt. Een keuze voor de ondernemer is er namelijk niet. Hij of zij kan aan de keukentafel geen gedegen keuze maken en heeft daarmee dus geen toekomstperspectief. Opkoop is de enige optie. Daarvoor is de landelijke beëindigingsregeling Lbv of Lbv+ in het leven geroepen. De claims die zijn gedaan door de minister in het NPLG betreffen meer dan 400.000 hectare en dat is dan nog geen einddoel, dat is slechts het doel tot het jaar 2030. Dat is een afname van voedselproducerende grond van 25% in onze groene delta, die we juist zo nodig hebben volgens de FAO, de Wereldvoedselorganisatie, om de wereldbevolking van voedsel te voorzien. Daarin hebben wij een rol.

Het Planbureau voor de Leefomgeving adviseerde in 2021 in zijn rapport "Naar een uitweg uit de stikstofcrisis" om de kritische depositiewaarde in de wet te zetten of ervoor te kiezen naar de werkelijke staat van de natuur te kijken. Daar ontstaat ons zelfgecreëerde stikstofprobleem. De KDW kwam in de wet, met alle juridische gevolgen van dien. Naar de staat van de natuur werd niet gekeken. Het zelf gecreëerde probleem is overduidelijk een politieke keuze geweest. Waarom is die keuze voor de KDW en niet voor een goede instandhouding van de natuur gemaakt, vraag ik de minister voor Natuur en Stikstof.

Europa zegt ons dat de natuur niet verder mag verslechteren en vraagt om een goede instandhouding, zoals gevraagd in de Vogel- en Habitatrichtlijn. Het uitgangspunt dat de natuur nu in een slechte staat zou zijn kent geen onderbouwing. Feitelijk is het zo dat zolang de natuur niet achteruitgaat, we voldoen aan die richtlijn. Het probleem is echter dat we geen nulmeting hebben uit de tijd dat de Natura 2000-gebieden zijn aangewezen. Of de natuur nu voor- of achteruitgaat, is objectief dus niet vast te stellen. De Ecologische Autoriteit heeft haar eigen autoriteit ondergraven door allerlei foute aannames en conclusies; dat is wel gebleken. Toegang tot natuurdata is een vereiste. Deze data zijn niet openbaar toegankelijk en zijn niet in te zien voor provincies en ecologen. BBB wil graag de toezegging van de minister dat deze natuurdata openbaar toegankelijk worden. Tot overmaat van ramp staan in enkele gebieden soorten als doelen opgenomen die daar eerder nog nooit zijn waargenomen. De afwezigheid daarvan — je gaat natuurlijk vinken en vervolgens vaststellen dat die soort er niet is — leidt dan tot het predicaat van een slechte instandhouding van onze natuur. Kan de minister voor Natuur en Stikstof ons bevestigen dat dit voorkomt?

Afgelopen week concludeerden het Planbureau voor de Leefomgeving, Wageningen Universiteit en het RIVM dat de door de overheid gestelde doelen op het gebied van stikstof onhaalbaar zijn. Het niet rapporteren van effecten maakt dat de vergunningverlening nog steeds muurvast zit. Dit omdat er niet becijferd kan worden of er voortgang is geboekt. Het voorbeeld van Schiermonnikoog heeft al aangetoond dat een reductie van de veestapel met 40% niet leidt tot afname van depositie. We weten al dat dit op meerdere plekken niet werkt. Al haal je de hele veestapel weg, dan nog voldoen we niet aan onze wet. De instituties die ik net noemde pleiten voor een drempelwaarde. BBB en JA21 hebben hierover in de Tweede Kamer een motie ingediend. Stikstof en het NPLG zijn een papieren modellenwerkelijkheid waarin niet wordt gekeken naar waar het om gaat, namelijk de staat van de natuur. We hebben onszelf in de nesten gewerkt. In heel Europa zijn er twee gebieden die zichzelf in de nesten hebben gewerkt: Nederland en het landsdeel Vlaanderen. Zij zijn de enige twee die het AERIUS-model gebruiken. Alle andere landen gebruiken het LOTOS-model, bijvoorbeeld Duitsland en Denemarken. De ons omringende landen hebben dit probleem niet. BBB blijft bij haar eerdere conclusie dat het een politieke keuze in de Tweede Kamer is. Dat is ook helder uitgelegd door het Planbureau voor de Leefomgeving. De vergunningverlening zit op slot. Dit komt dus niet door de hoeveelheid stikstof of de staat van de natuur.

Voorzitter, ik rond af. In de begroting van LNV voor 2024 werd er nog snel 1,28 miljard euro bijgeplust. Dit zal de onzekerheid en de kans op verkeerde keuzes alleen maar vergroten en draagt niet bij aan een uitweg uit de stikstofcrisis. Een drempelwaarde naar Europees voorbeeld doet dat wel. Dat helpt de vergunningverlening, ook voor de huizenbouw. Eigenwijs vasthouden is verkeerd en gijzelt zo ongeveer onze hele economie. Ik spreek met heel veel boeren die graag perspectief willen zien, gewoon op de plek waar ze soms al generaties zitten. Dat kan ook, met innovatie, inzet, keuzes, hulp en stoppen met de stikstofwaanzin. En dat kan met een beleid gebaseerd op EU-wetgeving zonder Nederlandse koppen en een voedselstrategie voor Europa. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik dat dit kabinet niet meer zie doen. Daarom is de hoop van de BBB gevestigd op een nieuw kabinet.

Overigens, voorzitter, zijn we van mening dat de regeldruk in Nederland drastisch omlaag moet.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw betoog. We gaan door met mevrouw Kluit.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Ik spreek vandaag ook namens Volt. Na jaren van industrialisatie in de landbouw, met uitholling van de natuur tot gevolg, constateer ik dat beide polen in dit mooie ministerie nog steeds totaal uit evenwicht zijn. Het probleem van de natuur en de landbouw blijkt er een van ying en yang te zijn. Het is wit of het is zwart. Het lijkt tegengesteld, maar dat is het natuurlijk niet. Het zijn complementaire waarden die alleen bestaan in relatie tot elkaar. Een boer kan niet boeren zonder gezonde natuurlijke processen en de natuur kan niet floreren als ze geen ruimte krijgt in het agrarisch gebied. Ze horen bij elkaar.

Zowel boeren als natuurorganisaties spreken deze samenhang gelukkig continu uit, ook in deze spannende tijd. De belangrijkste opgave voor dit en ook het volgende kabinet blijft dan ook het herstellen van vertrouwen aan zowel de natuurkant als de landbouwkant. Dat is een moeilijke taak, maar het moet wel gebeuren. Wij vinden dat daarvoor snel actie nodig is van beide ministers, want als er voor de zomer geen nieuw kabinet is, moeten de boeren en de natuurorganisaties toch door kunnen.

Wij zijn dan ook blij dat er een stevig gevulde begroting van het ministerie voorligt. Maar, en ik ga nu eerst naar onze minister van LNV, wij kunnen niet anders dan concluderen dat een visie op landbouw of een perspectief er nog steeds niet is. Stilstand is achteruitgang, voor de boeren en voor de natuur. Boeren weten nog steeds niet wat de mogelijkheden zijn. Meer richting, ook in een demissionaire fase van kabinetsvorming, is noodzakelijk. De eerste vraag is dan ook wat deze beide ministers in de komende maanden gaan doen om een perspectief te blijven ontwikkelen voor het komende jaar. Stel dat er voor de zomer geen nieuw kabinet is, komen zij dan in september met een beleidsrijke begroting, zodat de natuur en de boeren door kunnen? Wij vragen ons ook af of de maatregelen die nu in het voorstel zitten voldoende helder en ook langdurig zijn. Kunnen de maatregelen waarover geen controverse bestaat meerjarig worden? Zijn de ministers bereid om deze meerjarig te ontwikkelen?

Ik kom op de license to operate versus handhaving. Het is een beetje hetzelfde punt, maar de andere kant van de medaille. Wij hebben heel veel boeren gesproken en één ding komt steeds naar voren: ze voelen zich enorm aangevallen. Ze voelen een grote maatschappelijke kritiek op hun license to operate. Ze vinden al dat wantrouwen bijzonder pijnlijk en kunnen zelf vaak heel weinig doen om dat wantrouwen weg te nemen. Ze doen het al goed of ze doen het nog niet goed, maar dan zitten ze klem tussen toeleveranciers en de regels van de overheid. Heel veel boeren willen ondertussen wel anders. Toch — ik kijk even naar mijn collega — is die maatschappelijke kritiek wel heel begrijpelijk, want burgers moeten helemaal niets hebben van schandalen in hun voedselketen. Als ik dan de nieuwsberichten in de afgelopen weken op een rijtje zet, stel ik vast dat het ging over drugsafval in mestvergisters, uitbuiting van Oost-Europeanen in de kippenslachtketen, uitbuiting van kalfjes op Europees transport, illegale slacht en transport van wrakke runderen die te ziek waren en onwaardige zeetransporten waarbij runderen dood overboord gegooid werden. Verder lijkt heel Noord-Holland vergiftigd te zijn met een landbouwgif dat al decennia verboden is.

Voorzitter. Dat zijn alleen de artikelen in de afgelopen weken. De volledige lijst, als je het een jaar bijhoudt, is echt ellenlang. Ik reken het echt de minister van LNV heel erg aan dat dan steeds de reactie is dat het incidenten betreft, want dat is een obligate reactie als je dit op een rijtje zet. De hele sector wordt aangevallen omdat er keer op keer iets aan de hand is en dan is het echt aan de vakminister om te zorgen voor goed toezicht, goede handhaving en goede begeleiding van de sector om het vertrouwen te herstellen en om te voorkomen dat de boeren die het goed doen met hetzelfde wantrouwen tegemoet worden getreden als de boeren die er een potje van maken.

Ik vraag de minister dus wat hij daaraan gaat doen. Wanneer komt hij nou eens met een stevige aanpak om die misstanden op het vlak van milieu, dierenwelzijn en arbeid in de landbouwsector aan te pakken? Kan hij ons daarbij informeren over de vraag of de NVWA, de omgevingsdiensten en de Arbeidsinspectie zich met de uitgetrokken middelen wel voldoende geëquipeerd voelen om hun taken uit te voeren? In tegenstelling tot zijn voorganger, denk ik dat de risicogestuurde aanpak een van de redenen is dat wij onvoldoende effect zien van ons handhavingsprotocol. Je moet het immers al slecht doen voordat je überhaupt in beeld komt bij de NVWA. Ik wil dus graag dat de minister een analyse doet van of die risicogestuurde aanpak nou eigenlijk oplevert wat wij ervan verwachten, namelijk vastgestelde wetgeving nakomen, en of die voldoende effectief is om een afschrikwekkende werking te hebben. Graag een reactie van de minister daarop.

Dan een nieuw landbouwperspectief. Mijn voorganger sprak daar ook al over. Het kabinet weigert de sector een breed maatschappelijk handelingsperspectief voor te schotelen en zo lang blijven ook alle boeren onderdeel van maatschappelijke kritiek. Wij pleiten dus voor Europagericht landbouwbeleid, want uit de Europese landbouwpraktijk blijkt dat er al een heel ander model mogelijk is. Allereerst zijn er maar een paar gebieden in Europa die zo'n bizar hoge dichtheid hebben van vee als Nederland. Dat is natuurlijk ook het gevolg van de wet- en regelgeving in ons gebied. Dat laat zien hoe veel ruimte wij maken voor het vee in dit land.

Uit de landbouwpraktijken elders in Europa blijkt dat een ander model ook heel goed haalbaar is. We kijken bijvoorbeeld naar Oostenrijk, waar de biologische boeren al een aanzienlijk percentage van de landbouwpraktijk vormen. We kijken bijvoorbeeld naar Oost-Europa en Duitsland, waar de bloemrijke graslanden of kantstroken, sorry, al jaren een verplicht onderdeel van het repertoire van elke boer zijn. Dat levert een prachtig landschap op, moet ik eerlijk zeggen. We hebben het bijvoorbeeld over het plotseling afschaffen van de derogatie. Ik ben het er helemaal mee eens dat dat heel plotseling kwam, al kon je het wel zien aankomen. Het punt is natuurlijk dat andere boeren dat helemaal nooit gehad hebben. Dat was een uitzondering voor onze boeren waar ze heel lang plezier van hebben gehad, maar die andere boeren helemaal niet hadden. Terwijl onze minister een dierwaardige veehouderij probeert uit te hollen, is dat in andere landen al lang de praktijk. Het couperen van staartjes gebeurt in Scandinavië al jaren niet meer. Wat daar kan, kan hier ook. Laten we ons dus niet focussen op de achterblijvers, maar juist op de koplopers. Anders hebben we een actieve rol in het ontwikkelen van een oneerlijke landbouwpraktijk.

Dat in algemene zin de maatregelen tot weerstand leiden, snappen wij dus heel goed. Het komt altijd heel plotseling tot stand en dat leidt ertoe dat boeren overvallen worden. Wij vinden dus ook dat het heel belangrijk is om een langjarig perspectief te ontwikkelen. Ik zie de heer Oplaat.

De voorzitter:

Meneer Oplaat, aan u het woord.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter, dan kan de tijd stilgezet worden.

De voorzitter:

Ja, mijn vinger hing er al boven.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Mooi.

De voorzitter:

Het is niet te geloven, hè.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Ja, we zijn heel scherp geworden.

De heer Oplaat (BBB):

Voorzitter, dank u wel. Collega Kluit gaf het voorbeeld van Oostenrijk. Dat is het slechtste voorbeeld dat u kunt bedenken, want dat is alleen maar gesubsidieerde landbouw en Oostenrijk heeft een zelfvoorzieningsgraad van 57%, vooral op groente.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Dank aan de heer Oplaat voor het stellen van deze vraag. Ik hoor dat vaker. Het hele punt is dat het daar gaat over het yin en yang, de balans in het systeem. In een duurzame landbouw zal gewoon een deel van de boeren een deel of misschien groot deel van zijn inkomsten uit subsidies halen of uit andere marktontwikkelingen die gaan over natuurontwikkeling en niet over melkproductie. Dus dat is de omslag die wij moeten maken en dat moeten wij ook steunen. Dat moeten wij financieel steunen en qua regels moeten we dat steunen. Het is mij een doorn in het oog …

Ik zie de tijd weer doorlopen. O, hij staat nu weer stil.

De voorzitter:

Helemaal niet. Hoe komt u daarbij?

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Nou, het was net 37 seconden en nu 30. Daardoor kom ik erbij.

De voorzitter:

Het staat bij mij stil. Bij u niet?

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Ja, nu weer wel.

De voorzitter:

O, mooi zo.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Het is mij dus een doorn het oog dat wij bijvoorbeeld aan de supermarktketens niet veel strengere eisen stellen, want zonder dat de overheid daar de markt gaat organiseren, weten de consumenten ook echt niet waar ze aan toe zijn. We hebben allemaal gezien hoe het kalf-bij-de-koeproject gestrand is op gebrekkig enthousiasme in de markt, maar ik moet zeggen dat ik — ik dus, als goed geïnformeerd Kamerlid — er persoonlijk pas van hoorde op het moment dat het uit de handel was. Nou, dat zal dan voor andere consumenten ook wel gelden. De minister moet consumenten dus helpen om die weg naar de goede producten te vinden en ook vertellen wat er nodig is om het goed te doen.

Mijn vraag aan de minister is dan ook wat hij meer gaat doen aan de ondersteuning en versterking van de biologische sector. Hetzelfde geldt voor de jonge boeren. Die hebben echt het kompas in de goede richting staan. Wat gaat hij doen om te zorgen dat zij daadwerkelijk op pad kunnen op de route naar die duurzame landbouw? Wat zou hij bijvoorbeeld in 2025 graag anders zien? Hoe ziet hij de planning voor dat toekomstige landbouwmodel? Hij is demissionair, maar de boeren en de natuurorganisaties zijn dat niet. Er is dus altijd een meerderheid in de Kamer te vinden voor goede plannen. Ik ben er niet voor om te gaan wachten op de onderhandelingen, want straks ploft het — helaas meneer Oplaat, het kan gebeuren — en dan zitten de boeren weer een jaar te wachten. Laten we daar dus niet op wachten.

Ik ben benieuwd of de minister in de begroting nog gaat normeren. Er zit heel veel stimuleren in zijn begroting, maar normeren zit er veel te weinig in.

Voorzitter. Ik kom nog even op het Nationaal Programma Landelijk Gebied. Wij waarderen oprecht dat de minister voor Natuur en Stikstof ons pleidooi voor handelen via de begroting heeft ingevuld. Het is ons opgevallen dat de toekenning per provincie heel verschillend — laat ik het zo maar noemen — heeft uitgepakt. Mijn vraag is wat de oorzaak daarvan is. Wat kunnen provincies daarvan leren? Wat kunnen ze leren van provincies die veel hebben gekregen? Is zij eventueel bereid om bij de Voorjaarsnota of in het najaar met een extra inzet te komen, zodat de provincies die nu achter het net hebben gegrepen sneller van start kunnen dan over een jaar?

Ik zie dat mijn tijd op is. Dank, voorzitter, dat ik nog even door mag. Mijn vraag is ook aan deze minister — stilstand is niet goed — of zij bereid is om, net als haar collega, een meerjarig perspectief te presenteren met Prinsjesdag, ook wanneer het transitiefonds niet deze Kamer passeert. Want Nederland staat niet stil, ook al staat Den Haag soms wel stil.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kluit. Dan gaan we nu naar mevrouw Visseren-Hamakers. Aan u het spreekgestoelte.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Dank u, voorzitter. Ten eerste mijn oprechte dank aan beide ministers en hun ambtenaren voor de snelle en uitvoerige beantwoording van onze schriftelijke vragen vorige week. Die heeft echt geholpen bij het voorbereiden van dit debat.

Voorzitter. Ik wil eerst stilstaan bij de actualiteiten, omdat deze goed laten zien hoe beide ministers, Adema en Van der Wal, invulling geven aan hun rol. Gisterenavond werd bekend dat minister Van der Wal toch tegen de Europese natuurherstelwet gaat stemmen en de Tweede Kamer behandelt op dit moment weer de Wet dieren, omdat minister Adema weigerde de wet zoals die was aangenomen door zowel de Tweede als de Eerste Kamer uit te voeren. Beide ministers verdienen voor dit recente optreden wat betreft de Partij voor de Dieren een vette onvoldoende. Met zulke ministers hebben de dieren, de natuur en de duurzame landbouw geen vijanden nodig. Ik zie dit debat over de Landbouwbegroting dan ook als een herkansing voor beide ministers om alsnog een dikke voldoende te halen.

Voorzitter. Het beleid van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit raakt als geen ander beleidsterrein de vraag die centraal staat in de idealen van de Partij voor de Dieren: hoe geven wij vorm aan onze relatie met andere soorten, met andere dieren en met elkaar? Of nog scherper geformuleerd: is de mens in staat om deze aarde op een vreedzame manier te delen met andere soorten? Dat is een vraag die mij persoonlijk al decennia bezighoudt. Op alle terreinen van het ministerie van LNV, bij internationaal, Europees en nationaal beleid op het gebied van landbouw, visserij, natuur en dierproeven, is het antwoord van de Partij voor de Dieren op deze fundamentele vraag helaas bij herhaling: nee. Ik kijk ernaar uit om met beide ministers van gedachten te wisselen over hoe we zo snel mogelijk het antwoord op deze vraag kunnen veranderen.

Voorzitter. Het Nederlandse model van de intensieve veehouderij en landbouw is failliet, letterlijk. De maatschappelijke kosten van de veehouderij, nog afgezien van het dierenleed, betreffen ongeveer 9 miljard euro per jaar. De winsten van de intensieve landbouw zijn voor de big agro, de Rabobank, Bayer, Syngenta, Yara, Friesland Campina en Vion, om er maar een paar te noemen. De kosten zijn voor de samenleving en de slachtoffers zijn de dieren en de boeren en boerinnen in het agrarisch gezinsbedrijf, dat steeds verder onder druk staat.

Zoals we allemaal weten, behalve soms de heer Oplaat, veroorzaakt de intensieve landbouw problemen op het gebied van dierenwelzijn, stikstof, biodiversiteit, natuur, klimaat, fijnstof, mest, landbouwbodemvervuiling met pesticiden, gezondheid en ruimtegebruik. De ouderwetse, grootschalige, intensieve landbouw past niet in Nederland. Maar liefst 66% van ons landoppervlak wordt ingenomen door de landbouw. Terwijl een groeiende groep stakeholders hiervan doordrongen is, houdt de agro-industrie, die belang heeft bij de status quo, de transitie naar een duurzame, diervriendelijke en rechtvaardige landbouw in de houdgreep. Boeren worden met hun trekkers op pad gestuurd om de belangen van big agro, al dan niet met geweld, te verdedigen. De burger die alleen deze boze boeren ziet in de media, blijft in verwarring achter.

Dit gebeurt terwijl het alternatief, namelijk de moderne, duurzame, diervriendelijke en eerlijke landbouw, al in verschillende vormen bestaat. Neem biologische en regeneratieve landbouw, agro-ecologie, caring farmers, biologisch-dynamische landbouw, biocyclische veganlandbouw en korte ketens, om maar een paar voorbeelden te noemen. Deze boeren en boerinnen worden te weinig gehoord en te weinig ondersteund.

De transitie naar een duurzame landbouw heeft een overheid nodig met visie, vasthoudendheid en daadkracht. Die heeft een overheid nodig die ten eerste het einddoel van een duurzame, diervriendelijke en eerlijke landbouw voor ogen heeft en daaraan vasthoudt ondanks het kapitaalkrachtige verzet van big agro.

Zowel minister Adema als minister Van der Wal werken aan deze transitie, maar volgens de Partij voor de Dieren met onvoldoende ambitie en snelheid; too little, too late. Een belangrijke verklaring hiervoor is dat zij over de doelen van het beleid in overleg gaan met stakeholders — of moet ik "steakholders" zeggen? — inclusief diegenen die baat hebben bij de status quo. Polderen over de doelen van beleid is niet effectief. De uitkomst is meestal een zwak compromis en niet dat wat nodig is om de problemen op te lossen. De transitie kan alleen maar slagen als we het poldermodel loslaten.

De transitie heeft ten tweede een overheid nodig die bereid is de machtsverhoudingen in de landbouw te veranderen, de macht van big agro in te perken en de positie van duurzaam producerende boeren te versterken. Dat kan alleen als de overheid ingrijpt. De markt kan dit niet alleen. Een voorbeeld hiervan is om vervuilers te laten meebetalen aan de transitie. In het conceptlandbouwakkoord was hiermee een begin gemaakt, alhoewel er voornamelijk werd gesproken over leningen door banken. Sindsdien bleef het hierover oorverdovend stil.

Ten derde heeft de transitie een overheid nodig die zowel actief duurzame boeren ondersteunt als een actief beleid heeft voor het uitfaseren van de ouderwetse landbouw. Mevrouw Kluit sprak daar ook al over. Nodig zijn dus zowel de wortel als de stok. De Partij voor de Dieren vindt dat dit kabinet te veel met de wortel werkt en te weinig met de stok achter de deur, met als gevolg dat de transitie al jarenlang niet van de grond komt.

Voorzitter. De transitie naar een duurzame landbouw kan niet wachten op een nieuw kabinet. De doelen op alle LNV-gerelateerde dossiers — dierenwelzijn, stikstof, het NPLG, natuurbescherming, biodiversiteit, klimaat et cetera — worden niet gehaald. Sterker nog, de wettelijke verplichtingen worden evenmin gerealiseerd. Ik zou beide ministers willen vragen hoe zij zich, totdat een nieuw kabinet aantreedt, zullen inzetten om te werken aan het bereiken van de vastgestelde doelen, door onder meer de drie eerdergenoemde aspecten te integreren: het vasthouden aan ambitieuze doelen, het veranderen van machtsverhoudingen, onder andere door vervuilers te laten meebetalen, en zowel het ondersteunen van voorlopers als het uitfaseren van ouderwetse bedrijven en activiteiten.

Aan minister Van der Wal zou ik willen vragen hoe zij de doelen uit het Nationaal Programma Landelijk Gebied wil bereiken. In het schriftelijk overleg noemde zij additionele maatregelen. Is zij deze maatregelen al aan het voorbereiden, aangezien het PBL inschat dat de doelen met de huidige maatregelen niet zullen worden gehaald?

Voorzitter. Hoe kan de Eerste Kamer de minister overtuigen om toch voor de Europese natuurherstelwet te stemmen? Afhankelijk van het antwoord van de ministers overweeg ik op dit punt een motie.

Voorzitter. Naast deze algemene opmerkingen over de landbouwtransitie wil ik tijdens de begrotingsbehandeling inzoomen op drie belangrijke en actuele onderwerpen. Ten eerste de wolf, of eigenlijk de wolf in schaapskleren, en dat is in dit geval de schapenhouder. Na in de negentiende eeuw te zijn uitgeroeid, is de wolf terug in Nederland. We mogen er trots op zijn dat de wolf er weer is. Er gaat gelukkig soms toch nog iets goed met de natuur in Nederland.

Voorzitter. We kunnen vreedzaam samenleven met de wolf. De vraag voor sommige mensen is of ze wíllen samenleven met de wolf, alhoewel het verdrag van Bern, de Habitatrichtlijn en de Wet natuur die keuze niet vrijblijvend maken. Schapenhouders beschermen hun dieren onvoldoende, terwijl de wet voorschrijft dat eigenaren hun dieren verplicht moeten beschermen tegen roofdieren. Meer dan 99% van de incidenten waarin wolven schapen of andere kleine dieren aanvielen, betrof dieren die niet tegen wolven waren beschermd. De schapenhouder had geen beschermend hek. De wolf is dus niet het probleem, maar de schapenhouder. Die laat zijn dieren aan hun lot over, en de schapen zijn het slachtoffer, in veel gevallen bij herhaling. Ondanks meerdere aanvallen weigeren schapenhouders een deugdelijk — ik herhaal: wettelijk verplicht — wolfwerend hek te plaatsen, waardoor hun schapen bij herhaling worden aangevallen en door de bewuste keuze van de schapenhouder ten prooi vallen aan de wolf.

Ondanks dat de wolf al jaren terug is in Nederland spreekt de minister van een "transitiefase" met betrekking tot de wolf. De minister zegt dat zij op dit moment samen met de NVWA onderzoekt hoe de wet- en regelgeving die houders van dieren verplicht om buiten gehouden dieren te beschermen tegen roofdieren, geïnterpreteerd moet worden. Ook wordt er eind 2024 een nieuw interprovinciaal wolvenplan verwacht.

Voorzitter. Hoe langer de minister wacht met helderheid, hoe meer schapen en andere dieren die buiten worden gehouden zullen worden aangevallen. Bovendien voedt de terughoudendheid van minister Van der Wal om te handhaven de huidige hetze tegen de wolf. Veel mensen horen van aanvallen op schapen maar weten niet dat deze aanvallen gemakkelijk zijn te voorkomen. Wanneer verwacht de minister een antwoord op de vraag te hebben wat als "voldoende bescherming tegen de wolf" moet worden beschouwd? En hoe zal zij daarop handhaven? Is de minister bereid om op korte termijn en uiterlijk voor deze zomer met regels te komen voor de bescherming van schapen en andere dieren die buiten worden gehouden, ter uitwerking van artikel 1.6 van het Besluit houders van dieren, en om tot handhaving over te gaan? Is de minister bereid in overleg met provincies een plan te ontwikkelen en uit te voeren voor versnelde plaatsing van wolfwerende hekken, zodat uiterlijk medio 2025 alle gehouden dieren, inclusief dieren die buiten worden gehouden, adequaat beschermd zijn? Er zijn heldere adviezen over waar een wolfwerend hek aan moet voldoen. Het zou dus niet zo moeilijk moeten zijn om dit alles op korte termijn te implementeren, zodat wet- en regelgeving gehandhaafd kan worden en zowel de schapen als de wolf beschermd zijn. Ik overweeg op deze punten een motie.

De heer Oplaat (BBB):

We moeten de feiten wel even beter op een rij hebben dan in dit betoog. 3% van de schapenhouders heeft al een hek, maar ondanks dat hek vinden aanvallen plaats. Gisteren meldde Bart Kemp — een heel bekende schapenhouder die ook vaak op de tv in talkshows zit — dat hij voor de vijfde keer sinds november schapen is kwijtgeraakt door een wolf. Deze man, deze ondernemer/schaaphouder is niet in staat om hekken te plaatsen, omdat hij van natuurbeherende organisaties de opdracht krijgt om met zijn schapen rond te trekken. Wat wilt u dan? Een heel landschap vol met alleen maar hekken? Daarmee beperkt u ook andere dieren om bij elkaar te komen. Wat u voorstaat is Utopia. Er is maar één manier: beheren.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Ik heb weinig behoefte om in debat te gaan met de vertegenwoordiger van de pluimveeverwerkende industrie in Nederland en Europa. Als de BBB een andere woordvoerder had uitgekozen voor dit debat, dan was ik graag hierover in debat gegaan, maar niet met de heer Oplaat.

De heer Oplaat (BBB):

Voorzitter, misschien kunt u even bevestigen dat ik senator ben namens BBB en hier sta om in debat te gaan namens BBB. Nogmaals: het is Utopia waar u in leeft. U heeft de feiten niet op een rij. 3% heeft wolfwerende hekken, maar die helpen niet genoeg. Wolven gaan eroverheen. Ik heb een voorbeeld gegeven van een schapenhouder die voor de vijfde keer wordt geconfronteerd, een schapenhouder die in opdracht van een terreinbeherende organisatie aan beheer doet op heidevelden en grasvelden. Het is onmogelijk om daar hekken neer te zetten. Nogmaals, beheer is de enige optie.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Ik heb de opmerkingen van de voorzitter van de Nederlandse pluimveeverwerkende industrie gehoord, voorzitter.

De heer Oplaat (BBB):

Ik wil graag een persoonlijk feit maken. Misschien kunt u haar even corrigeren, voorzitter. Ik sta hier niet namens een organisatie. Ik sta hier namens BBB als senator en voer hierover het debat. Ik wens niet elke keer op mijn achtergrond te worden aangesproken, hoe mooi die ook is.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Voorzitter. De heer Oplaat heeft er zelf voor gekozen om het woord te voeren tijdens de begrotingsbehandeling van het ministerie van Landbouw. Dat betekent dat we over de volle breedte van de begroting het debat voeren, inclusief de werkzaamheden die Oplaat buiten deze Kamer doet. Ik acht de heer Oplaat dus geen geschikte woordvoerder op dit beleidsterrein. Ik zou graag in debat gaan met de heer Oplaat over sociale zaken of andere onderwerpen, maar niet over een terrein waarop hij ook lobbyist is, voorzitter.

De voorzitter:

Mevrouw Visseren, de zitting van vanmorgen is begonnen met direct een interruptie van uw kant. Daar hebben we een- en andermaal met elkaar over gesproken. Daarmee is dat afgedaan. Ik denk dat het niet bevorderlijk is voor de sfeer in deze Kamer om hier nu telkens weer op terug te komen. Daar staat nu een punt achter. Dat is nu klaar, uit en afgelopen. Dat hebben we besproken en het zou niet terecht zijn als u daar telkens weer op terugkomt. Ik vind dat u dat niet moet doen. Het is besproken en nu gaan we gewoon verder. Ik wil u vragen om hier verder geen aandacht meer aan te besteden, omdat het is afgedaan aan het begin.

Dan wou ik nu het woord geven aan mevrouw Kluit.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Ik ga even mijzelf herpakken, want ik werd wat afgeleid.

De voorzitter:

Wie niet.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Het zou misschien een suggestie zijn om dit vast te pakken bij de integriteitsbespreking tussen de fractievoorzitters. Dan kunnen we het in dit debat even loslaten, maar dan krijgt het wel een plek. Ik wil u vragen, voorzitter, of u het daar zou willen laten landen.

De voorzitter:

Dat zal ik doen. Dank u wel.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Dan mijn vraag. Ik heb gezien dat de Partij voor de Dieren vragen heeft gesteld over de bescherming van schapen. Daaruit kwam naar voren dat 97% van de schapen niet is beschermd en dat voor 3% een wolfwerend hek aanwezig is. Daarvan is 0,3% goed geïnstalleerd. Ik ben zelf ook bij de heer Kemp langs geweest. Soms is het ingewikkeld om zo'n hek goed neer te zetten. Soms is er bezwaar van natuurorganisaties tegen het hek, dat klopt. De heer Kemp heeft volgens mij geen loslopende schapen. Volgens mij staan zijn schapen in weilanden. U vraagt heel terecht om betere bescherming van de schapen door de veehouders. Wat zou de Partij voor de Dieren graag zien? Stel dat wij deze regel streng gaan toepassen, hoe kunnen schapenhouders, die soms ook afhankelijk zijn van andere grondeigenaren, geholpen worden met wet- en regelgeving — ze sluiten contracten met pachters of wie dan ook over het beheer van de gronden — zodat ze ook in staat zijn om dat te doen?

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Ten eerste is het de wet die bepaalt dat alle veehouders hun dieren dienen te beschermen tegen aanvallen van roofdieren — niet alleen de wolf, maar alle roofdieren. Het staat dus in de wet. Inmiddels zijn we jaren verder sinds de wolf terug is in Nederland. We hebben dus voldoende tijd gehad om de vraag van de collega te beantwoorden. Er is subsidie voor het plaatsen van dit soort hekken. Er is voldoende tijd geweest om in overleg te treden met terreinbeheerders, grondeigenaren en de schapeneigenaren om samen tot een oplossing te komen. Ik vraag de minister om de wettelijke eis om dieren die buiten worden gehouden te beschermen, voor de zomer verder uit te werken, zodat iedereen, inclusief de schapenhouders en de terreinbeheerders, scherp heeft wat de eisen precies zijn. Voor de zomer kunnen wij deze vraag dus beantwoorden en vervolgens tot handhaving overgaan.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Helder. Misschien kan ik via mevrouw Visseren dan ook aan de minister de vraag stellen om bekende knelpunten op te lossen. Hobbyboeren bijvoorbeeld kunnen hierop geen aanspraak maken. Schapenhouders kunnen de verantwoordelijkheid voor het plaatsen van een wolfwerend hek neerleggen bij grondeigenaren. Het moet niet alleen een stok maar ook een wortel zijn en er moeten instrumenten zijn. Overigens, voordat er misverstanden ontstaan: ik ben niet voor het beheer van wolven. Ik ben er wel voor dat schapenhouders meer ondersteuning krijgen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord weer aan mevrouw Visseren.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Dit onderwerp uit de begroting laat mooi zien hoe wij ons leven en ons samenleven met de wolf en andere dieren vormgeven. Ik hoop dat schapenhouders bereid zijn om te zoeken naar soms wat creatieve oplossingen om hun dieren te beschermen tegen de wolf. Dat zal laten zien dat wij vreedzaam kunnen en ook willen samenleven met de wolf. We moeten ons een beetje aanpassen voor onze nieuwe inwoner, die er overigens al een tijdje is.

Voorzitter. Ik ga verder met het tweede inhoudelijke onderwerp dat ik graag wil bespreken vandaag, namelijk nieuwe genomische technieken of NGT's. De Partij voor de Dieren maakt zich ernstige zorgen over het voorstel van de Europese Commissie over NGT's. Genetische manipulatie is een technologie die met grote terughoudendheid moet worden toegepast en vooral niet buiten het lab, zoals in de landbouw. Het voorzorgsprincipe is hier keihard nodig. Bovendien hebben de gentechgewassen uit de jaren negentig geen van hun beloftes waargemaakt. Het enige wat zij hebben bereikt, is het bijdragen aan de schaalvergroting in de landbouw en een verdere versteviging van de positie van grote veredelaars en pesticideproducenten zoals Bayers Monsanto. Nu zien we dat er weer grote beloftes worden gedaan. De Partij voor de Dieren vindt dat de doelen die worden genoemd, zoals een landbouw die beter bestand is tegen klimaatverandering of het verminderen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, ook, en sterker nog, beter zonder NGT's kunnen worden bereikt. Een echte duurzame landbouw is weerbaar. De Partij voor de Dieren betreurt het voorstel om categorie 1-NGT-planten en hun producten niet te etiketteren. Hiermee verdwijnt de keuzevrijheid van de consument om te kiezen voor ggo-vrije voeding. De voorgestelde database is hiervoor niet voldoende.

Voorzitter. We staan met dit voorstel op een kruispunt in het Europese, en dus ook het Nederlandse, landbouwbeleid. Als we eenmaal de weg van NGT's inslaan, kunnen we moeilijk terug, met alle risico's van dien. Welke mogelijkheden ziet de minister als het voorstel wordt aangenomen om terug te keren naar een landbouw die niet grotendeels is gebaseerd op genetische manipulatie? Met andere woorden: is er een plan B? Zo ja, hoe werkt de minister aan dit plan B?

De minister deelt het oordeel van de Partij voor de Dieren en de COGEM dat het verschil tussen categorie 1- en categorie 2-planten, maximaal twintig wijzigingen, onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd is. Het kabinet vindt dat dit verder uitgewerkt en onderbouwd moet worden. De COGEM noemt ook nog andere criteria die onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd zijn. Een voorbeeld is dat als twee NGT-1-planten met elkaar worden gekruist en de nieuwe generatie 40 wijzigingen kan omvatten, die plant toch nog als NGT-1-plant kan worden gecategoriseerd. Dit zijn ernstige constateringen, aangezien categorie 1 in het voorstel niet onder de ggo-wetgeving valt. Hiermee valt in essentie het fundament weg onder het hele voorstel. Kan de minister toezeggen dat hij niet zal instemmen met het voorstel voordat deze categorisering verder is uitgewerkt en onderbouwd? Ik overweeg op dit punt een motie, afhankelijk van het antwoord van de minister. Kan de minister ook toezeggen dat hij niet zal instemmen met het voorstel totdat de Tweede en Eerste Kamer hun inbreng over het definitieve voorstel hebben kunnen leveren? De Partij voor de Dieren hecht grote waarde aan het ggo-vrij blijven van de biologische sector, zowel voor NGT-1- en NGT-2-planten. Kan de minister toezeggen dat hij zich hiervoor in Europa hard zal blijven maken?

Voorzitter. Ten derde de transitie naar proefdiervrije innovatie. Zoals veel andere transities gaat deze transitie veel te traag, niet alleen internationaal en in de Europese Unie, maar ook in Nederland. We krijgen het aantal dierproeven maar niet omlaag. In 2022 werden er in Nederland 438.762 dierproeven uitgevoerd. Dit aantal was hoger dan in voorgaande jaren. Deze cijfers zijn nog exclusief de dieren die werden gehouden voor dierproeven en die zijn gestorven of gedood zonder dat zij zijn gebruikt in een dierproef. Dit waren in Nederland in 2022 nog zo'n 341.887 dieren bovenop het eerdergenoemde cijfer. In de Europese Unie en wereldwijd zijn de cijfers even bedroevend, vooral als je je realiseert dat dit voor ieder individueel dier meestal een enorme lijdensweg vormt en altijd de dood betekent. Dit is ondanks veel beleid en veel initiatieven voor de transitie naar proefdiervrije innovatie. Er gaat dus echt iets mis. Dit heeft verschillende oorzaken. De belangrijkste oorzaak is dat ook deze transitie, zoals vele andere, wordt vormgegeven door gepolder. De transitie wordt vooral vormgegeven door deskundigen en betrokkenen die vaak belang hebben bij dierproeven. Dan schiet de transitie uiteraard niet op. De minister werkt vooral met streefbeelden en vermijdt hardere maatregelen.

Voorzitter. De minister heeft in zijn Kamerbrief van 20 december aangekondigd dat hij de Tweede Kamer dit voorjaar zal informeren over de doelstellingen van de verlenging van het dierproefvrije innovatiebeleid. Ik zou de minister willen vragen of hij bereid is de volgende aspecten mee te nemen in dit vernieuwde beleid. Is het kabinet bereid om voor sommige toepassingen over te gaan op het verbieden van dierproeven? Een voorbeeld is het bachelor- en masteronderwijs. In sommige opleidingen biomedische wetenschappen worden geen dierproeven meer gebruikt en in andere wel. Ook in andere bachelor- en masteropleidingen, zoals diergeneeskunde en animal sciences, zijn veel alternatieven voorhanden. Het gebruik van dierproeven in bachelor- en masteropleidingen kan worden gezien als in strijd met verschillende uitgangspunten van wetgeving en beleid op het gebied van dierproeven, zoals de drie V's — vervanging, vermindering en verfijning — en de dierproef als last resort uit de EU-directive 2010/63. Is de minister het met de Partij voor de Dieren eens dat een verbod op dierproeven hier gewenst is? Is hij bereid om zo'n verbod met ingang van het academisch jaar '25/'26 voor te bereiden en welke mogelijkheden ziet de minister om dit te bewerkstelligen? Ik overweeg op dit punt ook een motie.

Een ander voorbeeld zijn toepassingen waarvoor al uitontwikkelde en goedgekeurde alternatieven bestaan. Het gebruik van dierproeven als er alternatieven zijn, is in strijd met Europese wetgeving. Is de minister bereid voor bekende gevallen dierproeven te verbieden en zich in de Europese Unie voor handhaving van het verbod in te zetten? En zo ja, hoe gaat hij dit bewerkstelligen? Is de minister bereid zich in te zetten voor overzichten met betrekking tot dit verbod op dierproeven waarvoor goedgekeurde alternatieven in Europa en internationaal verband bestaan, en zich in internationaal verband hard te maken om deze overzichten ieder jaar te actualiseren, en dus ook de handhaving van het verbod ieder jaar te actualiseren, aangezien er ieder jaar weer meer alternatieven worden ontwikkeld en goedgekeurd? En is de minister bereid om per toepassingsgebied een streefdatum voor het uitfaseren van dierproeven te formuleren? Want alleen met een streefdatum en een helder doel versnelt het tempo van de transitie.

Tot slot, voorzitter. Ik krijg niet iedere dag de kans om tegelijkertijd met de minister van LNV en de minister voor Natuur en Stikstof te debatteren, dus ik wil graag van deze kans gebruikmaken om te pleiten voor verdere integratie van de beleidsterreinen van beide ministers. Het Europese en internationale duurzaamheids- en natuurbeleid, zoals de duurzameontwikkelingsdoelen van de VN, het VN-Biodiversiteitsverdrag en het Europese natuur- en duurzaamheidsbeleid, hebben weinig of geen aandacht voor dierenwelzijn. Dieren worden in dit beleid gezien als soort en niet als individu. Is minister Van der Wal bereid om in de Europese Unie en in internationaal verband zich hard te maken voor het integreren van dierenwelzijnsaspecten in het natuur- en biodiversiteitsbeleid?

Voorzitter. Ik kijk uit naar de reacties van beide ministers. Ik hoop oprecht dat ik ze aan het einde van het debat een dikke voldoende kan geven.

Voorts ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Visseren. Dan komt nu aan bod de heer Dessing.

De heer Dessing (FVD):

Voorzitter, ministers, dank u wel. Het gaat uitstekend met de natuur. 80% van de Natura 2000-gebieden is in goede of zelfs in uitstekende staat en voor de overige 20% is de mindere staat van deze natuur eigenlijk niet toe te schrijven aan de aanwezigheid van te veel stikstof. Toch staat deze Kamer op het punt om een begroting goed te keuren waarin uiteindelijk 25 miljard euro wordt uitgegeven aan stikstofmaatregelen die geen enkel effect hebben voor het beoogde doel. Weggegooid geld dus, en dat in tijden waarin de bevolking van Nederland zucht onder koopkrachtverzwaring en veelal moeite heeft om de touwtjes aan elkaar te knopen vanwege onder andere de enorm gestegen energiekosten. In ieder bedrijf zou het verkwisten van zulke enorme bedragen er op zijn minst voor zorgen dat de uitgezette koers rigoureus wordt aangepast. Zo niet bij de overheid. Want ondanks steeds duidelijker bewijs van de ineffectiviteit van de maatregelen, gaat deze minister vrolijk door op de ingeslagen rampzalige weg en weten de Nederlandse boeren, die tot de top van de wereld behoren, niet meer hoe ze hun bedrijf moeten voortzetten. Er hangt ze zelf uitkoop boven het hoofd van hun bedrijf dat vaak al generaties lang bestaat.

Het mantra dat deze maatregelen nu eenmaal moeten vanwege Brusselse verplichtingen is niet langer houdbaar. Immers, Nederland heeft zichzelf in deze positie gemaneuvreerd. Het kan zichzelf dus ook gemakkelijk weer uit deze stikstofklem halen, mits er politieke wil is om dat te doen.

Hoe zit het nu met stikstof en waarom is er volgens Forum voor Democratie alle reden om het huidige beleid en dus ook de exorbitante uitgaven ter discussie te stellen? Heel het stikstofbeleid rust op twee grote aannames. De eerste is dat het slecht zou gaan met onze natuur en de tweede is dat dat komt door stikstof. En dus rijden we niet harder dan 100 kilometer per uur op de snelweg, moeten wellicht 11.000 veehouderijen stoppen en nog eens 17.000 veehouderijen ernstig inkrimpen en trekt het kabinet maar liefst 25 miljard euro — dat is €4.000 per huishouden — uit om ons landelijk gebied ingrijpend en onherkenbaar te veranderen, om het een transitie te laten ondergaan. Het zijn twee ogenschijnlijk onwrikbare aannames die in het maatschappelijk debat als een paal boven water lijken te staan.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Kluit achter de interruptiemicrofoon. Gaat uw gang.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Het intrigeert mij dat Forum voor Democratie in zijn betoog aangeeft dat het landschap onherkenbaar gaat veranderen met het beleid van de minister, want u zult het toch met mij eens zijn dat op dit moment heel mooie soorten, zoals de grutto, de kieviet en de veldleeuwerik — ik kan er zo nog een heleboel andere aan toevoegen — in existentiële nood zijn geraakt en dat die juist thuishoren in het Nederlandse landschap? Het gaat hier toch over het herstel van het Nederlandse landschap met alles wat we daaruit kennen en toch niet over het vernietigen?

De heer Dessing (FVD):

Ik kom daar graag in het vervolg van mijn betoog op terug. Mijn hele betoog zal er straks op gebaseerd zijn — ik zal dat straks expliciet aangeven met cijfers van de overheid — dat de habitat wel degelijk in stand is gebleven en dat de stellingname die hier wordt geponeerd door GroenLinks is absoluut geen feit is. Mocht GroenLinks daar na dit debat, na mijn betoog, anders over denken, dan kom ik daar graag nog op terug. Ik wil graag eerst even mijn inhoudelijke pleidooi in dat kader afmaken en dan kom ik eventueel graag bij mevrouw Kluit terug.

Voorzitter. Twee recente voorbeelden. Twee weken geleden kopte De Telegraaf: "Vernietigend rapport maakt gehakt van stikstofbeleid". Op het eerste gezicht een zeer kritisch artikel. De krant meldt dat het Planbureau voor de Leefomgeving, de Wageningen Universiteit en het RIVM het stikstofbeleid onder de loep namen en ernstige gebreken ontdekten. Volgens de instanties zijn de effecten van de talloze stikstofmaatregelen niet bekend, omdat daarvoor onvoldoende informatie beschikbaar is. Dat is op het eerste gezicht dus een zeer kritisch rapport, maar zowel De Telegraaf als het RIVM stellen dat de genoemde aannames onder het stikstofbeleid niet ter discussie worden gesteld. Volgens allebei staat de natuur in Nederland onder druk en volgens allebei is stikstof de boosdoener. Hoewel beide het een ernstig gebrek vinden dat de effecten van de huidige stikstofmaatregelen onbekend zijn, staat geen moment ter discussie dat die maatregelen nu eenmaal genomen moeten worden. Sterker nog, omdat de effecten onduidelijk zijn en dus ook niet zeker is dat de stikstofdoelen zullen worden gehaald, zijn er juist meer maatregelen nodig, zo luidt het advies.

Nog een recent voorbeeld. Onlangs informeerde de minister ons per brief over een alternatief voor de kritische depositiewaarde, de normen die de basis vormen van het stikstofbeleid. Kritiek op die normen wordt breed gedragen. Men is het er grofweg over eens dat het beter is om niet alleen naar stikstof, maar ook naar andere invloeden op de natuur te kijken. Forum voor Democratie is het daar volledig mee eens. Dus stelde de minister een werkgroep in om alternatieven te onderzoeken. Uitstekend, zelfreflectie, zou je denken. Maar ook hier: schijn bedriegt. Want wat lezen we in de brief? De minister schrijft: "Tijdens deze verkenning stond op mijn verzoek het doel en de ambitie van de structurele aanpak van stikstof niet ter discussie. Dit betekent dat het alternatief een vergelijkbare ambitie moet hebben als de huidige omgevingswaarde voor wat betreft stikstofreductie."

De normen deugen niet, is de constatering. Logischerwijs zou daaruit moeten volgen dat de doelen die uit diezelfde normen voortkomen geen onderbouwing meer hebben en dus van tafel moeten. Maar de minister wil andere normen om diezelfde doelen te kunnen behalen. Kan de minister bevestigen dat deze doelen gebaseerd zijn op de huidige stikstofnormen? Zo ja, welke verbetering brengen die nieuwe normen dan als de doelen die ze moeten nastreven gebaseerd blijven op de oude normen? Graag een reactie.

Voorzitter. Al sinds 2019 staat ons land op z'n kop vanwege de vermeende stikstofcrisis. Het ene na het andere adviesrapport verschijnt. Werkgroepen worden ingesteld. De pers doet een duit in het zakje. Politici van links tot rechts voeren oeverloze debatten over de vraag of deadlines in 2030 of 2035 moeten worden gehaald, of we in plaats van de landbouw de industrie wat zwaarder moeten belasten en of we de veestapel maar moeten inkrimpen met 20% of 50%. Maar de discussie blijft binnen de gebaande paden. Niemand stelt de aannames onder deze marginale variaties ter discussie, maar die aannames kloppen niet. Gaat het inderdaad slecht met de natuur? En, zo ja, is stikstof de boosdoener? Forum voor Democratie is de enige partij die dat heeft onderzocht. Het bracht ons bij een rapport van onderzoeker Henri Prins, afkomstig van de Universiteit Wageningen. Aan de hand van de toestand van — daar komt ie, mevrouw Kluit — 521 soorten die gezamenlijk een representatief beeld geven van de toestand van het totale ecosysteem in diverse Natura 2000-gebieden, bracht hij de toestand van de natuurgebieden in kaart. Hij maakte daarvoor gebruik van empirische gegevens uit databanken van diverse soortenorganisaties, zoals de Vlinderstichting.

Staat u mij toe om mijn pleidooi in dit verband af te ronden, voorzitter? Of doen we nu de interruptie?

De voorzitter:

Maakt u het even af. Het spijt mij; ik was even wat aan het opschrijven, waardoor ik u niet naar de microfoon zag rennen, mevrouw Kluit.

De heer Dessing (FVD):

Maar liefst 81% van die 521 soorten is sinds het jaar 2000 in verspreiding of in populatie erop vooruitgegaan of stabiel gebleven, 14% is afgenomen en geen enkele soort is verdwenen. Van de elf dier- en plantensoorten die al voor het jaar 2000 uit Nederland verdwenen, zijn er na 2000 weer vier in ons land teruggekeerd.

Over het geheel genomen gaat het dus gewoon goed met Natura 2000-gebieden. En ja, sommige soorten gaan inderdaad wat achteruit, maar daar staat een groter aantal soorten tegenover dat in aantal of verspreiding juist toeneemt. De natuur is nu eenmaal altijd in beweging en aan verandering onderhevig.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Met dat laatste ben ik het helemaal eens. De natuur verandert altijd. Het gaat natuurlijk ook om de selectie die je maakt. U had het net over verbetering van natuur in Natura 2000-gebieden. Dat is eigenlijk een warm pleidooi om het beleid om Natura 2000-gebieden te versterken voort te zetten, niet om het stop te zetten. Als het gaat over biodiversiteit, gaat het heel nadrukkelijk ook over soorten die buiten die natuurgebieden leven. Kijk naar de veldleeuwerik: sinds 1970 is 96% weg. De grutto, waarvan 90% van de populatie in Nederland leeft: een kwart sinds 1990. De kieviet: 50% reductie. Watervogels: gehalveerd sinds 1990. Het is dus maar net welke cijfers je neemt of het een succes is of niet. Wat u nu net vertelt, is een warm pleidooi voor Natura 2000-gebieden en ik kijk er echt naar uit dat u de minister voor Natuur gaat steunen in haar beleid.

De heer Dessing (FVD):

Ik hoor geen vraag, maar toch wil ik hier gezegd hebben dat ik absoluut geen warm voorstander ben van Natura 2000-gebieden. De korte samenvatting is dat de natuur inderdaad natuur en vrij moet kunnen zijn. Ik ben absoluut tegen het vormen van tekentafelnatuur. Wij zijn erg goed in Nederland in het construeren van hoe de natuur zou moeten zijn en dat is een verkeerde aanname.

Ik ga verder met mijn betoog, voorzitter. Laten we toch wat breder kijken naar die 14% die achteruitgaat: 72 van de 521 soorten. Is die achteruitgang dan welllicht toch aan stikstof te wijten? Ook die vraag werd door Prins onderzocht. Uit de databanken van de soortenorganisaties herleidde hij dat in slechts zeven gevallen stikstof de hoofdoorzaak van de achteruitgang was, te weten voor twee plantensoorten, twee mossoorten, twee vlindersoorten en de tapuit. Zeven soorten dus, op een totaal van 521. Dat is een kleine 1,5%. Forum voor Democratie heeft dit tijdens de begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer ook aangekaart en de minister gevraagd hierop te reflecteren. Zij noemde toen allerlei andere soorten die volgens haar ook onder stikstof te lijden zouden hebben. De informatie van de minister kwam echter niet overeen met de officiële gegevens die Henri Prins heeft gebruikt. Ook in de rode lijsten waarnaar de minister verwees, werd stikstof niet als oorzaak genoemd. Kan de minister dus aangeven op welke bronnen zij zich precies baseert en hoe zij de officiële gegevens beoordeelt die Henri Prins heeft gebruikt? Is de minister het met Forum voor Democratie eens dat de stikstofnormen worden gesteld voor de habitats van Natura 2000-gebieden en niet voor de soorten zelf? Graag een reactie.

De conclusies van Prins worden overigens bevestigd door gegevens die de Nederlandse overheid zelf bij Brussel aanlevert over de toestand van de Natura 2000-gebieden. En wat blijkt? Ruim 80% van het Natura 2000-oppervlak in ons land verkeert, volgens onze eigen regering dus, in goede of zelfs uitstekende staat. Ook hier is de mindere staat waarin de overige 20% verkeert aantoonbaar niet tot nauwelijks toe te schrijven aan een te hoge stikstofdepositie. Leg je namelijk de toestand van ieder individueel Natura 2000-gebied naast de kritische depositiewaarde, oftewel de stikstofnorm die bij dat specifieke gebied hoort, dan blijkt dat het voor de toestand van dat gebied niets uitmaakt of die norm wel of niet wordt overschreden. Gebieden waar officieel te veel stikstof neerslaat, kunnen net zo goed in goede of in minder goede toestand verkeren als gebieden waar dat niet gebeurt. Er is dus geen verband tussen het overschrijden van stikstofnormen en de toestand van de Natura 2000-gebieden. Nogmaals, dat is zo volgens gegevens van onze eigen regering, van onze eigen ministers.

Voorzitter. We kunnen constateren dat uit empirisch onderzoek, gebaseerd op gegevens van de soortenorganisaties en op officiële stukken die de regering naar Brussel stuurt, blijkt dat het met het gros van de Nederlandse Natura 2000-gebieden dus goed of zelfs uitstekend gaat. Uit datzelfde onderzoek blijkt dat een te hoge stikstofdepositie — dat wil dus zeggen een overschrijding van de door de regering vastgestelde stikstofnorm — weliswaar in enkele specifieke gevallen van negatieve invloed kan zijn geweest, namelijk bij die zeven soorten die ik net noemde, maar over het geheel genomen geen factor van betekenis is. Het blijkt dus dat de twee aannames waar ik mee begon, niet kloppen. Er is simpelweg niets aan de hand.

Voorzitter. Wat bezielt ons dan toch om ons hele land daarvoor op zijn kop te zetten, om al die bedrijven en al die talloze boerengezinnen hun levenswerk te ontnemen en om deze twee aannames heilig te verklaren? Gelooft deze minister nu werkelijk in alle ernst dat stikstof onze natuur vernietigt? Is het een tunnelvisie, waardoor we vasthouden aan een ingeslagen koers, ondanks dat we inmiddels zien wat de negatieve effecten van de ingeslagen weg zijn? Is het onwetendheid, omdat deze minister zich niet realiseert dat stikstof geen gif, maar een essentiële voedingsstof voor de natuur is? Of is het in dat kader een gebrek aan kennis van de feiten? Of is het wellicht gemakzucht? Is het luiheid? Is het niet verder willen kijken dan je neus lang is? Is het wellicht de aloude menselijke drang om bij de groep te willen horen en niet toe te willen geven dat we het als collectief wellicht verkeerd hebben gezien? Is het toch de angst om als enige te roepen dat de keizer geen kleren aanheeft? Wordt er toch maar gekozen voor de weg van de minste weerstand, omdat toegeven dat stikstof geen issue is wellicht het bestaansrecht van een minister voor Stikstof onderuithaalt? Nederland is namelijk het enige land ter wereld dat dit onderwerp bij een aparte minister heeft belegd. Of is stikstof, om met de woorden van Ronald Plasterk te spreken, een "smoesje voor een ander doel"?

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter, ik maak bezwaar tegen de volgende redenatie van Forum voor Democratie. Ik maak er bezwaar tegen dat er van de mensen die in het ambt van minister treden — dat kan ieder van ons overkomen in deze Kamer, en eigenlijk iedere Nederlander — en die dus verantwoordelijkheid nemen, de integriteit ter discussie wordt gesteld, alsof iemand via slinkse wegen beleid zou maken om zo zelf een positie te maken. Ik vraag de voorzitter om hier ook op te letten. Wij moeten er in deze moeilijke tijd in de politiek namelijk heel blij mee zijn als capabele mensen naar voren treden en als zij ook in functie willen treden. Punt. Ik weet niet hoe ik het precies moet definiëren, maar ik wil dit graag markeren. Ik wil vragen aan Forum voor Democratie om hiermee op te houden.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik heb u gehoord. Aan u het woord, meneer Dessing.

De heer Dessing (FVD):

Voorzitter, ik wil hier graag op reageren. Ik stel hier namelijk het stikstofbeleid ter discussie. Ik stel hier het stikstofbeleid an sich ter discussie, en daarmee de noodzaak van een minister voor Stikstof. Ik heb het niet over déze minister voor Stikstof. Het gaat over het ter discussie stellen van een minister voor Stikstof.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Dan vraag ik de heer Dessing om voortaan beter op zijn teksten te letten. Er werd namelijk een hele litanie aan motivaties genoemd voor de vragen waarom deze minister doet wat ze doet en waarom deze ministers doen wat ze doen. Ik wil daar in deze Kamer echt verre van blijven. Wij moeten ervoor zorgen dat mensen die naar voren treden en verantwoordelijkheid nemen, van welke partij ze ook zijn, gewoon beoordeeld worden op hun daden en niet op basis van allerlei complotachtige theorieën. Laten wij daar dus met z'n allen heel goed op letten, voorzitter.

De voorzitter:

Ik heb u beiden gehoord. Ik wil de heer Dessing vragen om door te gaan met zijn verhaal.

De heer Dessing (FVD):

Ik wil toch even gemarkeerd hebben dat het hier niet over complotten gaat; ik heb het hier over feiten. Ik ga verder met mijn betoog, dank u wel.

Voorzitter. Dient deze gehele exercitie ertoe om onder valse voorwendselen een einde te maken aan de boerenstand, om zo willens en wetens ruimte te maken voor woningen, zonnepaneelvelden en megawindturbines? Is er dan toch sprake van een internationale agenda die aanstuurt op het confisqueren van kostbare landbouwgrond voor andere doelen dan het behoud van ons agrarische landschap? Is er sprake van het minimaliseren van onze mooie agrarische sector, die toonaangevend is in de wereld? Wat doet deze minister als achteraf blijkt dat ze de effecten verkeerd heeft ingeschat en de plank volledig heeft misgeslagen, ten koste van al die duizenden boeren? Hebben we dan het lef om die besluiten terug te draaien, net zoals het bedrijf dat zijn beleid afstemt volgens de "plan-do-check-act"-werkwijze?

Voorzitter. Dit stikstofbeleid is gebaseerd op drijfzand en verkeerde aannames. De vele miljarden die we nu moeten accorderen ten behoeve van een beleid dat aantoonbaar geen effect heeft, is onverantwoord. Deze miljarden verdienen een beter doel dan waar ze nu voor zijn bestemd. De inwoners van Nederland zuchten al te veel onder de enorme lastendruk. Daarom kan de fractie van Forum voor Democratie onmogelijk instemmen met deze begroting. Laten we proberen om te redden wat er te redden valt.

Voorzitter. Ik sluit af met het bekende gezegde: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Ik dank u wel.

De voorzitter:

Meneer Dessing, dank u vriendelijk voor uw betoog. Ik kijk even naar de klok en naar de agenda die ik hier voor me heb liggen. Ik zie dat mevrouw Prins nu aan de beurt is. U hebt voor zeven minuten ingetekend. Dat lukt dus ook, mag ik hopen? Dat vraag ik u maar even heel bescheiden. Bent u voor 12.30 uur klaar?

Mevrouw Prins (CDA):

Als het aan mij ligt wel. Dat hangt ook af van de interrupties, maar ik denk dat het mij wel moet lukken.

De voorzitter:

Ik neem graag het risico. Aan u het woord, mevrouw Prins. Ik begrijp dat u namens het CDA spreekt, maar ook namens OPNL. Mijn onervarenheid op deze stoel doet mij realiseren dat ik dat ook bij mevrouw Kluit had moeten zeggen. Zij sprak niet alleen namens GroenLinks-PvdA, maar ook namens Volt. Ik belijd mijn zonden diep, maar dan is het bij dezen hersteld. Mevrouw Prins, aan u het woord.

Mevrouw Prins (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Vandaag sta ik hier, zoals gezegd mede namens de fractie OPNL, stil bij de LNV-begroting en wel vanuit het perspectief van de uitvoerbaarheid. Uitvoerbaarheid kun je toetsen op de praktische, technische en juridische aspecten. Uitvoerbaarheid hangt echter ook af van acceptatie van de stakeholders, van vertrouwen van de stakeholders in het gedrag van de overheid. Daar zit onze zorg. Wij constateren al enkele jaren dat veel natuur behoefte heeft aan verbetering en in ieder geval aan het voorkomen van verslechtering. Tegelijkertijd snakken veel boeren naar perspectief, hebben diverse provincies het gevoel niet gehoord te worden na het keiharde werken om de provinciale plannen landelijk gebied tijdig gereed te hebben en weten de meeste PAS-melders nóg niet wanneer zij hulp ontvangen. In het beleid achter de begroting zien we wel de eerste, voorzichtige stappen, maar echt perspectief, helderheid en activiteiten missen we.

Voorzitter. Ik neem graag een en ander nader onder de loep. Allereerst, de PAS-melders. Het is toch werkelijk wrang dat deze nog steeds niet geholpen zijn. De minister geeft aan dat er nu met de inzet van een speciale commissie maatwerk zal worden geleverd. Is de vraag niet veel meer: hoe kunnen burgers, die slachtoffer zijn van een fout van de overheid, zo lang in de kou blijven staan? Het zal juridisch terecht zijn, maar het voelt beslist niet rechtvaardig. We hebben de afgelopen tijd gezien dat ook een overheid fouten kan maken. Moet de vraag niet zijn: in hoeverre beschermen wij als overheid burgers en bedrijven die slachtoffer zijn geworden van een fout van de overheid, ondanks mogelijke, juridische voetangels en klemmen? Graag zien we daar aandacht voor.

Voorzitter. Dan over het perspectief van de boeren. Het uitgangspunt was een keuze tussen innoveren, extensiveren, verplaatsen en stoppen. Een palet van maatregelen die gelijktijdig gereed zouden moeten zijn om als boer een verantwoorde keuze te kunnen maken. Helaas moeten we constateren dat — eerlijk is eerlijk — uit armoede de termijn voor de Lbv+ is verlengd naar eind december. De andere regelingen zijn nog steeds in de maak. Zo moeten de boeren steeds maar weer wachten. Gelukkig is er wel geld beschikbaar voor startende, jonge boeren, maar ze hebben pas een kans als andere boeren stoppen. Anderzijds zijn er nog steeds geen structurele gelden beschikbaar gesteld voor de zo belangrijke groen-blauwe diensten.

Voorzitter. Veel van onze natuur vergt bescherming. Dit vergt ingrijpende plannen voor natuur, klimaat, water en de landbouw. Alle provincies hebben keihard gewerkt om 1 juli 2023 provinciale plannen landelijk gebied gereed te hebben. Het ene plan zal wellicht meer doortimmerd zijn dan het andere, maar er lag genoeg om mee aan de slag te gaan, om al stevige, eerste stappen te zetten. Door in elke provincie met elkaar te werken aan verbetering van de relevante natuur en aan het perspectief voor de boeren, kwam er ook begrip en een gevoel van wederzijdse afhankelijkheid. Denk maar aan de noodzaak dat boeren er zijn voor landschapsbeheer. Helaas heeft de minister slechts 1,3 miljard ter beschikking gesteld, te verdelen over twaalf provincies, terwijl het budget van het transitiefonds ruim 24 miljard bedraagt en de provincies bij elkaar aangaven meer dan 50 miljard nodig te hebben. Of die 50 miljard volledig onderbouwd is, is een vraag voor deskundigen. Echter, onze fracties begrijpen wel het gevoel van provincies dat zij met een fooitje zijn afgescheept. Zij kunnen slechts bescheiden aan het werk op een enkel project. Een integrale aanpak is zo bijna niet mogelijk. De eerste toenaderingen tussen de diverse organisaties vervagen weer, terwijl we nu juist ook zien dat in diverse colleges van verschillende politieke samenstellingen een koers is bepaald. Graag een toelichting van de minister.

Voorzitter. Wij zien veel inzet en betrokkenheid van de ministers en de ambtenaren. Toch is voor veel kiezers in het land nu wel de vraag wat de minister voor Natuur en Stikstof nu eigenlijk vindt, gezien haar optreden in de Tweede Kamer en de stemming. Eerlijk, of dat nu het vertrouwen in de politiek versterkt?

Voorzitter. Waar het om gaat is dat het te lang duurt. Het is natuurlijk een teken aan de wand dat ook de Algemene Rekenkamer op diverse projecten onderuitputting signaleert. Zo loopt Nederland in vergelijking met andere landen achter bij de groei van biologische boeren. Kunnen wij wat van die andere landen leren, zo vragen wij de minister.

Voorzitter. Natuurlijk is er de demissionaire status van het kabinet. Toch zouden wij deze ministers willen oproepen om, overigens ook op verzoek van diverse Tweede Kamerleden, stevigere en meer voortvarende voorstellen te doen voor de noodzakelijke activiteiten en daar budget voor vrij te maken. Een consequent en consistent beleid voor landbouw en natuur is cruciaal voor effectiviteit en voor het vertrouwen. Graag een reactie van de minister.

Dit is des te prangender met het oog op de aanstaande Europese Natuurherstelverordening, die ook van Nederland een natuurherstelplan vraagt. Ook al gelden er nu al inspanningsverplichtingen, dan nog staat ons land heel veel werk te wachten. Daarbij vinden onze fracties het gewenst dat er naast dit herstelplan een Europese visie komt op voedselzekerheid en soevereiniteit. Juist de combinatie van beide zou een fundament moeten bieden voor een geloofwaardig en wenkend perspectief voor de boeren en voor de natuur. Graag een reactie van de minister.

Meneer de voorzitter, we kunnen heel snel eten.

De voorzitter:

U eindigt uw betoog exact na het aantal minuten dat u als spreektijd had opgegeven. Dank u wel. Ik ben nu alleen wel in de verleiding om mevrouw Van Aelst ook nog even aan het woord te laten komen, als dat uw instemming heeft. Dan kunnen we na de lunchpauze direct beginnen met het aanhoren van het verhaal van de regering. Ik wou dat eigenlijk maar doen, want dat is qua efficiency in het voordeel van iedereen, toch? Ja? Dan zou ik dat willen doen.

Het woord is aan mevrouw Van Aelst. O ja, daar staat u. Neem me niet kwalijk. U bent sneller dan het licht, dat is duidelijk. Dank u wel.

Mevrouw Van Aelst-den Uijl (SP):

Voorzitter, dank u wel. Voordat ik op de begroting, de wijzigingen en onze vragen hierover zal ingaan, wil ik eerst iets breder ingaan op het Nederlandse landbouwbeleid en de SP-visie hierop.

De voorzitter:

Wilt u iets dichter bij de microfoon gaan staan?

Mevrouw Van Aelst-den Uijl (SP):

In de wereld wordt er met groot respect gekeken naar de Nederlandse land- en tuinbouw. Op tal van lijstjes hoort Nederland bij de wereldtop: als grote voedselexporteur, voor een vooraanstaande landbouwuniversiteit, innovatieve landbouwresearch en als trendsetter in de sectoren glastuinbouw, bloementeelt, zaadveredeling, varkenshouderij en zuivel. Bovendien hebben heel veel wereldvoedselconcerns hun hoofdkantoor in Nederland. Deze ontwikkeling van boeren, wetenschappers en ondernemers in de kleine Nederlandse delta is eigenlijk best bijzonder.

Er is echter ook een keerzijde. De ontwikkeling gaat samen met schaalvergroting en intensivering van ons grondgebruik. Het landbouwsysteem is in de greep van grote handelshuizen, voedselproducenten, supermarktketens, zuivelconcerns, zaadveredelaars, voorverkopers, lobbyisten en banken. Ze opereren op wereldschaal en verdringen in het globale zuiden de lokale landbouw en het tropisch regenbos ten faveure van sojaplantages en palmolie. Veevoer en kunstmest worden in Nederland op grote schaal geïmporteerd en een grote hoeveelheid mest blijft hier in Nederland achter, met desastreuze effecten op kwaliteit van natuur, milieu en gezondheid van mensen.

Voorzitter. De minister stelt in de begroting het gebruik van kunstmest te willen verminderen door alternatieven uit dierlijke mest te stimuleren. Echter, met kunstmest is er nog een ander groot probleem, namelijk de niet oneindig beschikbare fosfor. Welke maatregelen treft de minister om te voorkomen dat fosfor verdwijnt na eenmalig gebruik omdat het vernietigd wordt in een riool of via biovergisting? Kortom, hoe gaat deze minister fosforgebruik circulair maken zolang wij nog gebruikmaken van kunstmest?

De internationaal opererende bedrijven zijn de aanjagers van schaalvergroting en intensivering. In hun kielzorg nemen ze universiteiten, onderzoeksinstellingen en overheden mee. Het hele landbouwsysteem is op dit moment gericht op meer, groter en goedkoper. Wat er nog aan natuur over is in agrarisch gebied, wordt bestreden met landbouwgif ten gunste van een grotere oogst. Boerenland raakt op die manier zo dood als een pier. Bodem en grondwater zijn vervuild en de uitstoot van ammoniak bedreigt de biodiversiteit in onze natuurgebieden.

Voorzitter, over dat landbouwgif, dat in de begroting "gewasbeschermingsmiddelen" wordt genoemd. De minister spreekt over afbouw, maar de SP is heel benieuwd of dat ook de opstelling van Nederland is in het huidige beleid. We vragen de minister hoe het in deze begroting genoemde voornemen zich bijvoorbeeld verhoudt tot het feit dat Nederland zich in november afzijdig heeft gehouden bij een stemming in Europa over het mogelijk verbieden van glyfosaat. De Eerste Kamer dient de doelmatigheid, doeltreffendheid en handhaafbaarheid van wetten en beleid te bezien. Maar hoe doeltreffend is beleid dat uw eigen gedrag als minister ondergraaft? Wat gaat de minister doen om het handelen van de eigen regering in lijn te brengen met de beleidsvoornemens van haar eigen begroting?

Voorzitter. Terug naar de visie van de SP. Ruimte voor natuurlijk gedrag van vee is sterk beperkt en het aantal stalbranden is duizelingwekkend. GroenLinks-PvdA refereerde zojuist al aan de dieronterende schandalen waarover we alleen al de afgelopen weken hebben kunnen lezen in de krant. Het ter discussie stellen van de noodzaak van toezicht en handhaving op al deze veehouderijen verbaast ons dan ook zeer. De gezondheid van mens en dier staat steeds meer op het spel, zo lieten onder andere Q-koorts en diverse varianten van vogelgriep zien. Om het land met grote machines te kunnen bewerken is de grondwaterstand in Nederland flink naar beneden gebracht. Daardoor oxideert het veen, met als gevolg een sterke toename van CO2-uitstoot, steeds meer land dat eigenlijk onbruikbaar is voor tuinbouw en veeteelt en een nog lager grondwaterpeil: een desastreuze cirkel. Daarnaast is in de glastuinbouw het energieverbruik zo gigantisch, ook na vele pogingen tot verduurzaming, dat ook de impact van de energiecrisis zich laat zien in de glastuinbouw, want soms is energie te duur om nog door te kunnen gaan met de bedrijfsvoering. Zo veel energie wordt er namelijk gebruikt.

De boerenstand in Nederland is en wordt door al deze ontwikkelingen steeds verder gedecimeerd. Veel gezinsbedrijven produceren in armoede en veel boeren hebben een inkomen onder de armoedegrens. Het zijn alleen de grote, kapitaalintensieve bedrijven die overblijven. Bedrijven die de band met natuur, landschap en samenleving eigenlijk ook steeds meer aan het verliezen zijn. Onterecht worden boeren vaak met de nek aangekeken vanwege alle probleem in de land- en tuinbouw. Ook onterecht worden alle boeren over één kam geschoren, agro-industrieel én kleinschaliger. Vele boeren zouden echt wel anders willen, maar zijn afhankelijk van internationale concerns die de markt dicteren. Het onderkennen van al deze werkelijke problemen — een veel te intensieve landbouw — is de halve oplossing.

Wij zijn als SP bijzonder geïnspireerd geraakt door verschillende praktische alternatieven die boeren zelf hebben ontwikkeld, ook wel "boerenlandbouw" genoemd, een mooie geuzennaam voor tal van alternatieven die gepraktiseerd worden, zoals biologische landbouw, ecologische landbouw, natuurinclusieve landbouw, permacultuur, stadslandbouw en gemeenschapslandbouw. De oplossing ligt in een radicale koerswijziging: stoppen met het stimuleren van intensivering en schaalvergroting, en al die initiatieven ondersteunen die leiden tot een landbouw gestoeld op draagkracht van bodem, water, lucht en natuur; een landbouw die draagvlak heeft onder de bevolking en die boeren een welverdiende boterham biedt voor hun veelzijdige beroep.

Hoewel de Nederlandse boer de beste, zo niet allerbeste, duurzaamste boer ter wereld is, moet het echt beter. Dat betekent niet stilstaan. Het betekent ook niet terug in de tijd. Het betekent voorwaarts tegen de stroom in, tegen wereldconcerns op die de landbouw in hun greep hebben. Om de bakens te verzetten is niet een terugtredende maar een heel sterke overheid nodig. Een gezonde landbouw en gezonde voeding zijn veel meer dan een product dat aan de markt kan worden overgelaten. De markt gaat dit niet oplossen, al helemaal niet zonder een regering die eisen stelt en toezicht houdt.

Over biologische landbouw — het CDA refereerde daar net al even aan, geloof ik — stelt de Algemene Rekenkamer dat het beleid zoals het ministerie dat eigenlijk al heel lang heeft ter stimulering van biologische landbouw, tot op heden niet heeft geleid tot een toename van de biologische landbouw. In deze begroting streeft de minister naar een verdere toename. Wij vragen ons als SP af welk aanvullend beleid de minister beoogt om daadwerkelijk een groei van de biologische landbouw te bewerkstelligen. Kennelijk was wat we tot nu toe deden, niet genoeg. Daar halen we het niet mee.

Bij de behandeling in de Tweede Kamer stemde de SP-fractie voor diverse voorstellen die het landbouwbeleid een stap verder in de richting van menselijker, duurzamer en ecologischer zouden moeten brengen. Dat is een beginnetje, maar zeker niet uitputtend. In de wijziging van de begroting zijn nog een aantal middelen toegevoegd om onder andere provincies wat lucht te geven om door te kunnen gaan met de implementatie van oplossingen. Er wordt deels voorkomen dat overheden, provincies gedwongen worden om te handhaven. Zoals gezegd zijn dat nuttige wijzigingen, mits het totale landbouwbeleid zou zijn zoals wij het net omschreven.

Wij hebben nog wel een aantal vragen. Op welke termijn denkt de minister te komen met voldoende stikstofruimte die gebruikt kan worden om de PAS-melders te legaliseren? Met andere woorden: hoelang blijven al deze mensen nog in onzekerheid? Heeft de minister een overzicht van alle stikstofbanken die zijn opgezet in Nederland, de hoeveelheid beschikbare stikstofruimte in deze banken en de wijze en regels op basis waarvan al deze stikstofruimte wordt ingezet? Is de minister ook bereid om dat overzicht aan ons als Kamer aan te leveren? Heeft de minister een beeld van alle stikstofruimte die in Nederland via intern en extern salderen wordt ingezet en van hoeveel stikstofruimte inmiddels is ingezet voor het beloofde natuurherstel? Ook hiervan graag een overzicht. Kan de minister daarnaast aangeven welke oplossingen er worden gezocht voor de zogenaamde interimmers?

Voorzitter. Ter afsluiting nog even terug naar onze visie. De toekomst van de Nederlandse landbouw ligt naar onze mening in de omvorming van de grootschalige intensieve landbouw naar een landbouw op de schaal van het gezinsbedrijf, met meer oog voor milieu, natuur en landschap en stevig ingebed in de lokale samenleving. Hoe die er precies uit gaat zien en zich verder zal ontwikkelen, moet de toekomst vanzelfsprekend uitwijzen, maar wij denken dat het een pluriforme ontwikkeling zal worden. Er kan aangesloten worden bij de vele initiatieven die er nu al zijn en die soms tientallen jaren geleden al zijn ingezet door boeren die níét kozen voor schaalvergroting.

Het is een veelzijdig samenstel van initiatieven zoals biologische landbouw, ecologische landbouw en natuurinclusieve landbouw. Opkomende initiatieven zijn voedselbossen, permacultuur, stadslandbouw en gemeenschapslandbouw, community-supported agriculture, een beweging waarin de directe koppeling tussen producent en consument met zoveel mogelijk uitschakeling van tussenhandel en supermarkt wordt gerealiseerd. We moeten naar meer lokale en regionale voedselproductie, biologisch en herkenbaar, met een grote variëteit aan producten. We rangschikken voornoemde ontwikkelingen graag onder de term "boerenlandbouw". Dat heeft de positieve klank van een geuzennaam. Het zijn tenslotte die veelzijdige boeren die het moeten doen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we bijna bij de pauze aanbeland, maar niet dan nadat ik u heb gevraagd of een van de aanwezige leden nog in eerste termijn het woord wilde voeren. Dat is niet het geval.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering. Na de lunchpauze gaan we verder met de eerste termijn van de kant van de regering.

De vergadering wordt van 12.37 uur tot 13.33 uur geschorst.

Naar boven