3 Pakket Belastingplan 2023

Pakket Belastingplan 2023

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2023) ( 36202 );

  • - het wetsvoorstel Wijziging van het voordeel uit sparen en beleggen als bedoeld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 over de kalenderjaren 2017 tot met 2022 door het lager vaststellen van het voordeel in gevallen waarin dat nodig is om het voordeel in overeenstemming te brengen met de uitspraak van de Hoge Raad van 24 december 2021 (Wet rechtsherstel box 3) ( 36203 );

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 om de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen in overeenstemming te brengen met het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 (Overbruggingswet box 3) ( 36204 );

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag voor de invoering van een minimum CO2-prijs voor de industrie (Wet minimum CO2-prijs industrie) ( 36206 );

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Invorderingswet 1990 en enkele andere wetten tot invoering van een grondslag voor het niet in rekening brengen van invorderingsrente in specifieke gevallen (Wet delegatiebepaling geen invorderingsrente in specifieke gevallen) ( 36207 );

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning, wijziging van de Algemene Ouderdomswet en enkele andere wetten in verband met het afschaffen van de inkomensondersteuning voor AOW'ers en wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein in verband met aanpassingen van het lage-inkomensvoordeel ( 36208 );

  • - het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2023) ( 36107 );

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2021/514 van de Raad van 22 maart 2021 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen (PbEU 2021, L 104) (Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie) ( 36063 );

  • - het wetsvoorstel Invoering van een tijdelijke solidariteitsbijdrage (Wet tijdelijke solidariteitsbijdrage) ( 36235 );

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 tot wijziging van de fiscale regeling voor aandelenoptierechten met het oog op het wegnemen van een liquiditeitsprobleem in het geval van het verstrekken van aandelenoptierechten als loon (Wet aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten) ( 35929 );

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Invorderingswet 1990 ter bestrijding van belastinguitstel en -afstel als gevolg van excessief lenen bij een eigen vennootschap (Wet excessief lenen bij eigen vennootschap) ( 35496 ).

De voorzitter:

Goedenavond, dames en heren. Thans is aan de orde de gezamenlijke behandeling van de volgende wetsvoorstellen: Belastingplan 2023 (36202), Wet rechtsherstel box 3 (36203), Overbruggingswet box 3 (36204), Wet minimum CO2-prijs industrie (36206), Wet delegatiebepaling geen invorderingsrente in specifieke gevallen (36207), Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning, wijziging van de Algemene Ouderdomswet en enkele andere wetten in verband met het afschaffen van de inkomensondersteuning voor AOW'ers en wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein in verband met aanpassingen van het lage-inkomensvoordeel (36208), Fiscale verzamelwet 2023 (36107), Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie (36063), Wet tijdelijke solidariteitsbijdrage (36235), Wet aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten (35929) en Wet excessief lenen bij eigen vennootschap (35496). Het lijkt me voldoende gespreksstof voor de avond.

Ik geef thans eerst het woord aan de voorzitter van de commissie Financiën, de heer Essers.

De heer Essers (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Naar aanleiding van het droevige bericht van het overlijden van collega Peter Ester hecht ik eraan, als voorzitter van de commissie Financiën en ook namens alle leden van die commissie en degenen die vandaag het woord voeren, om de welgemeende condoleances over te brengen aan zijn gezin, overige familie en allen die een band met Peter hadden, in het bijzonder natuurlijk de collega's van de ChristenUnie. Wij wensen hun veel sterkte toe bij het verwerken van dit grote verlies.

Voor ons was Peter een baken in een vaak woelige zee. Altijd uit op verbetering van de kwaliteit van de wetgeving. Deskundig. Steeds uitstekend voorbereid. Evenwichtig in zijn optreden, humorvol, nooit provocerend of kwetsend. We verliezen in hem een goede vriend en collega. We zullen de herinnering aan hem in ere houden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Essers.

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik gaf als eerste het woord aan mevrouw De Boer van GroenLinks.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Dank, voorzitter. We hebben in de commissie afgesproken om niet allemaal afzonderlijk stil te staan bij het overlijden van Peter Ester. Ik zal dan ook gelijk met mijn bijdrage beginnen.

Voorzitter. Enkele weken geleden bespraken we in deze zaal dezelfde evaluatie die onze Kamer heeft gedaan naar aanleiding van het kinderopvangtoeslagenschandaal. We keken daarbij met name naar onze eigen rol. In de analyse van waar het ook in de Eerste Kamer mis is gegaan, kwam de wijze waarop het belastingplan hier wordt behandeld vaak terug. Veel en complexe wetgeving die in zeer korte tijd moet worden behandeld, waarbij veel maatregelen in één wet worden samengebracht, en waarbij onze Kamer vervolgens alleen ja of nee kan zeggen. En ook dit jaar lopen we hier weer tegenaan. Misschien zijn iets meer onderwerpen dan anders in afzonderlijke wetsvoorstellen ondergebracht, het totaalpakket is en blijft omvangrijk.

Ik denk dat ik niet alleen voor mijzelf spreek als ik zeg dat het mij niet is gelukt om alle stukken met betrekking tot alle wetsvoorstellen van a tot z te lezen, laat staan om van alle voorstellen de beoogde en de mogelijk niet-beoogde effecten te doorgronden. Juist dat laatste zouden we hier wel moeten doen om toekomstige schandalen te voorkomen.

We moeten ook constateren dat het weer niet is gelukt om belastingwetgeving meer over het jaar te spreiden. Kan de staatssecretaris aangeven of daar komend jaar wel plannen voor zijn en of dat komend jaar wel gaat lukken? Heeft hij al een tijdsplanning gemaakt, en op welke onderdelen kan er al voor de zomer wetgeving naar beide Kamers gaan? En, sprekend over het kinderopvangtoeslagenschandaal, kan de staatssecretaris aangeven hoe het nu staat met de uitbetaling van de compensatie aan de getroffen ouders? Wat maakt dat de Belastingdienst het maar niet voor elkaar krijgt deze compensatie uit te betalen? Heeft dit, zo vraag ik ook maar, iets te maken met de aangebrachte splitsing van de Belastingdienst zoals zaterdag jongstleden werd vermeld in een artikel in het NRC? Dat schetste overigens in zijn algemeenheid een ontluisterend beeld van de Belastingdienst. Graag een reactie, zowel met betrekking tot de uitbetaling van de compensatie als ten aanzien van de staat van de Belastingdienst.

Voorzitter. Ik zal vandaag niet op alle maatregelen die voorliggen ingaan. De samenwerking van mijn fractie met die van de PvdA heeft het mogelijk gemaakt de taken enigszins te verdelen. Voor de inkomstenbelasting en het koopkrachtbeeld en de vermogensbelasting inclusief de overbruggingsmaatregelen box 3 verwijs ik graag naar de bijdrage die collega Crone straks zal leveren. Ik zal mijn verdere spreektijd gebruiken voor een aantal specifieke onderwerpen, te weten de fiscale maatregelen op het gebied van klimaat en energie, en een weeffout in onze sociale zekerheid en fiscale wetgeving die maakt dat een groep mensen een inkomen onder het sociaal minimum ontvangt.

Klimaat en energie. Voort onze fractie is het bestrijden van de klimaatcrisis van groot belang. Wij waren dan ook blij om te lezen dat het kabinet ook fiscale maatregelen inzet om de broeikasgasemissies te verminderen. Het effect van deze maatregelen wordt echter deels tenietgedaan door burgers en bedrijven te compenseren voor de gestegen energieprijzen. Een deel van deze compensatie loopt ook via de fiscaliteit. En begrijp me niet verkeerd, ook wij vinden het van belang dat burgers en bedrijven die dat nodig hebben om het hoofd boven water te houden, steun moeten krijgen om de extreem gestegen energieprijzen te kunnen blijven betalen. Het voorstel voor het energieplafond komt niet voor niks van GroenLinks en de PvdA. Wat ons betreft moeten we er echter wel voor zorgen dat de compensatie zo veel mogelijk daar terechtkomt waar die het hardst nodig is. En moeten we ervoor waken dat de compensatie, of deze nu fiscaal is of anderszins, de beoogde effecten van de maatregelen om de uitstoot te verminderen, tenietdoet. Ze mogen niet leiden tot meer gebruik van fossiele brandstoffen. De maatregelen op dit terrein buitelen op dit moment over elkaar heen. Op onze schriftelijke vragen naar de gecombineerde effecten van alle maatregelen die ingrijpen op de kosten van het gebruik van fossiele energie, kwam eigenlijk geen duidelijk antwoord. Ik wil deze vraag daarom nogmaals stellen. Kan de regering ons inzage geven in deze gecombineerde effecten, zowel wat betreft de kosten voor burgers, het liefst uitgesplitst naar inkomenscategorieën, als wat betreft het totaalgebruik van fossiele brandstoffen, de uitstoot?

In het pakket van maatregelen die zien op de kosten van het gebruik van fossiele brandstoffen is de verlenging van de verlaagde brandstofaccijns mijn fractie een doorn in het oog. Het heffen van accijns op fossiele brandstoffen — waar blijft overigens die heffing op kerosine? — is een goed middel om de vervuiler te laten betalen. Met de stijging van de brandstofprijzen begin dit jaar was er iets voor te zeggen om deze accijns tijdelijk te verlagen om zo al te grote financiële gevolgen te voorkomen voor mensen die voor werk of mantelzorg op de auto zijn aangewezen. Ook dit is weer een generieke maatregel die het meeste voordeel oplevert voor degenen die het meest auto rijden. En laten dat nou net de mensen zijn met het meeste geld. Volgens cijfers van het CBS uit 2015, want recentere heb ik niet kunnen vinden, hebben lage-inkomensgroepen immers veel minder vaak een auto dan de hoge-inkomensgroepen, die er per huishouden vaak zelfs twee of drie hebben. Onlangs kregen we een rapport over het effect van de accijnsverlaging. Hierin wordt met geen woord gerept over wie er nou precies de vruchten van plukken. Komt deze steun terecht bij de mensen die het echt nodig hebben? Of is het meer een SUV-subsidie geworden? Ook gaat het rapport op geen enkele manier in op de milieu-impact van de verlaging. Door de verlaging te handhaven, ook nu de brandstofprijzen weer zijn gedaald, wordt een volkomen verkeerd signaal gegeven. De maatregel is op dit moment niks anders dan een subsidie op uitstoot. Dit wringt des te meer nu financiële steun voor het ov uitblijft.

Onze fractie is wel blij met de vliegtaks, al had het van ons wel een onsje meer gemogen, of een paar ons. We hebben nu te maken met een klimaatcrisis en beperking van het vliegverkeer is bittere noodzaak. Die urgentie mis ik in de voorgelegde maatregel. Dit weekeinde kwam naar buiten dat de regering in België het instrument van de vliegbelasting wil inzetten om het gebruik van het vliegtuig, inclusief privéjets, te ontmoedigen. Is de regering bereid om te onderzoeken of dit Belgische voorbeeld gevolgd kan worden?

Ook bij de invoering van een minimum CO2-prijs voor de industrie is de belangrijkste vraag van onze fractie of het niet een tandje meer kan, of eigenlijk een tandje meer moet. Er wordt nu een voorlopige lage prijs ingevoerd. Onze vraag waarom er niet meteen is gekozen voor een reële prijs, wordt door de regering niet bevredigend beantwoord. De regering geeft toe dat de prijs te laag is, maar wil voor de invoering van een hogere prijs een evaluatie afwachten. Wat ons betreft zou zo'n evaluatie gebruikt kunnen worden voor de finetuning. Als je weet dat de prijs te laag is, kies je toch meteen voor een hogere prijs?

In de Klimaat- en Energieverkenning van 2022 zegt het Planbureau voor de Leefomgeving over de voorgestelde minimumprijs: "Zo wordt een CO2-minimumprijs voorgesteld. Deze is echter een stuk lager dan de ETS-prijs, zelfs in het lagere prijsscenario in deze Klimaat- en Energieverkenning, en heeft daarom geen invloed op de uitstoot in 2030." Ook hier mist dus weer iedere urgentie om de klimaatcrisis aan te pakken. Wíl de regering de doelen in 2030 wel halen en, zo ja, waarom is er dan niet op zijn minst aansluiting gezocht bij de ETS-prijs? Graag een nadere toelichting. Kan de staatssecretaris toezeggen volgend jaar, en dan liefst ruimschoots voor het Belastingplan, te komen met voorstellen voor een minimumprijs die wél wat doet voor de uitstoot in 2030? Kan hij ook toezeggen dat de evaluatie in ieder geval ruim op tijd komt om hier volgend jaar mee aan de slag te gaan?

Voorzitter, ik kom bij mijn laatste punt. Zoals al uit onze schriftelijke vragen bleek, is onze fractie zeer gealarmeerd door een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 27 september van dit jaar. Die heeft niet zozeer betrekking op dit Belastingplan; het gaat om een effect van eerdere belastingmaatregelen. Het blijkt dat door gebrekkige aansluiting tussen complexe fiscale en sociale regels een groep van ongeveer 5.000 huishoudens een inkomen onder het bestaansminimum heeft. Dit probleem is al in 2016 aangekaart door de Nationale ombudsman, maar tot dusver is er geen oplossing voorgesteld door de regering. Voor onze fractie illustreert deze casus twee belangrijke problemen. Ten eerste dat ons sociale vangnet dusdanig complex is dat mensen onbedoeld onder het bestaansminimum terechtkomen. Ten tweede dat, als er aan de bel getrokken wordt omdat mensen in de problemen komen, zij ook in de jaren daarna nog in de steek worden gelaten.

Vanuit de taak van onze Kamer hecht onze fractie eraan dat problemen als deze opgelost worden, en nog liever worden voorkomen. Welke maatregelen worden genomen om onbedoelde neveneffecten te voorkomen bij het opstellen van nieuwe regelgeving? Hoe wordt ervoor gezorgd dat signalen tijdig opgepikt worden als die onbedoelde effecten er wél blijken te zijn? Het zijn vragen die nog urgenter zijn wanneer we de ervaringen met de kinderopvangtoeslag in ons achterhoofd houden.

In de antwoorden op onze schriftelijke vragen geeft de regering aan dat er onderzoek gedaan zal worden naar oplossingsrichtingen voor deze groep huishoudens. Dergelijk onderzoek is echter al gedaan in 2020, volgens een brief van de minister van SZW. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat er uitvoeringstechnische en financiële haken en ogen zitten aan een oplossing. Dat mag echter geen reden zijn om het er maar bij te laten zitten, iets wat de regering blijkbaar wel doet. Is de regering van plan om een oplossing te zoeken voor deze groep?

Volgens onze fractie zou een oplossing kunnen liggen in de bijzondere bijstand. Dan kan immers maatwerk geleverd worden. Om het probleem op te lossen, zou de bijzondere bijstand dan netto verstrekt moeten kunnen worden in plaats van bruto. Hoe kijkt de regering naar deze oplossingsrichting? Of ziet de regering een andere mogelijkheid om te garanderen dat mensen ondanks ons systeem van uitkeringen, toeslagen en bijstand niet onder het bestaansminimum komen? Kan de regering toezeggen om ons voor de zomer te berichten welke oplossing gekozen wordt en om zo spoedig mogelijk met wetgeving op dit punt te komen?

Voorzitter. Wij kijken uit naar de beantwoording van onze vragen. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw De Boer. De volgende spreker is de heer Van Rooijen. Hij spreekt namens 50PLUS.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter. Ik sluit me aan bij de woorden van condoleance van de voorzitter van de commissie voor Financiën.

"De Eerste Kamer: lam of leeuw?": naar wijlen Anne Vondeling, oud-voorzitter van de Tweede Kamer, die een boek schreef onder de titel "Tweede Kamer: lam of leeuw". We behandelen vandaag en morgen een omvangrijk Belastingplan en belastingpakket. Een belastingpakket met liefst elf wetsvoorstellen. Het grootste wetsvoorstel is het Belastingplan met 28 voorstellen. Dan nog tien andere wetsvoorstellen — de voorzitter heeft ze allemaal genoemd — waarvan er één pas twee weken geleden tot ons is gekomen, en vijf nota's van wijziging, die niet de Raad van State zijn gepasseerd. Mijn fractie heeft veel begrip voor de bijzonder moeilijke omstandigheden, waaronder het kabinet beleid moet voeren en voorstellen moet doen. Maar het gaat wel over wetgeving. De Staten-Generaal moeten hun taken en werk goed kunnen uitoefenen. Het kabinet maakt momenteel zelf nota bene aan den lijve mee wat het is als een rechter wetgeving weer naar de prullenbak verwijst. Dan zit u toch voor joker en wij, de Staten-Generaal, als medewetgever, toch net zo hard? Dan gaan de dingen toch ineens heel anders dan uzelf had gewild? De moeizame compromissen zijn ineens waardeloze smoezen geworden. Als je als regering gezag wilt hebben, kun je dit soort draaien om de oren net niet hebben. Bovendien is het niet zomaar wat! Of het nu gaat over het milieu, of over vluchtelingen: het gaat altijd over belangen van mensen, over budgettaire en economische belangen. Wetgeving is geen emotionele opwelling in een kletsprogramma op de televisie. Wetgeving bindt mensen en hun organisaties, bindt belangen en bindt het openbaar bestuur. Iedereen moet erop kunnen rekenen dat wetgeving geschiedt met de grootst mogelijke zorgvuldigheid. Zorgvuldigheid van formulering door de ambtenaren. Zorgvuldigheid van besluitvorming door de regering. Zorgvuldigheid van controle door de volksvertegenwoordiging. Zorgvuldigheid in de uitvoering. Het onder extreme tijdsdruk aanbieden van wetsvoorstellen, waarin ook nog verschillende onderwerpen aan bod komen, die onderling geen verband met elkaar houden, is dan ronduit onzorgvuldig.

Voor de wetsvoorstellen die wij nu bespreken, krijgen wij enkele weken de tijd, een week of twee, drie. Dat kan gewoon niet. Wat het nog erger maakt, is dat de regering opzettelijk gebruikmaakt van het ontbreken van het recht van amendement in de Eerste Kamer. Dat doet ze door voorstellen in te dienen, waarin rijp en groen door elkaar is gehusseld. De senaat mag ze immers alleen aannemen of verwerpen. Het kabinet provoceert de volksvertegenwoordiging of neemt deze gewoon niet serieus. Wat is ernstiger?

De coalitie heeft in dit huis al geen meerderheid. Wat nu een ongemak lijkt, zal na de aanstaande Statenverkiezingen weleens een drama kunnen worden voor het kabinet. Dat het kabinet het in die delicate verhoudingen aandurft om met dit soort krachtpatserswetgeving naar dit huis te komen, is het vertonen van een verkeerd soort lef. Bescheidenheid zou meer op zijn plaats zijn en zichtbare moeite door het kabinet om ons wat meer van dienst te zijn zou gewaardeerd worden. Maar nee, het gaat van "dik hout zaagt men planken", of zoals de Achterhoekse popgroep Normaal zou zingen: deurdonderen!

Nou ja, u kunt het krijgen zoals u het hebben wilt. Samen zoeken naar gemeenschappelijk draagvlak of alleen verder doormodderen. Succes dan, zou ik zeggen.

Dit laatste gaat over de verhoudingen binnen de wetgevende macht. Maar wat ik daarvoor zei, is nog veel wezenlijker. Dat is namelijk het trekken van een wissel op de zorgvuldigheid van wetgeving. We krijgen binnenkort waarschijnlijk ook nog de nieuwe pensioenwetgeving te behandelen. Hoe kan een Eerste Kamer nog langer verantwoordelijkheid nemen voor wetgeving, waarvoor de senaat zelf onvoldoende ruimte en tijd krijgt, of waarin lastige elementen zo zijn verpakt dat de Eerste Kamer alleen maar ja mag knikken, omdat het besluitvormingsproces anders wordt gehinderd? Daarom concentreer ik mij vandaag op twee hoofdelementen van, wat 50PLUS betreft, onzorgvuldig bestuur. Het eerste is de tijd die wij nemen voor zorgvuldigheid in ons wetgevingsproces. Het tweede is het door de regering gebruiken van bypasses om kritiek van de volksvertegenwoordiging te omzeilen.

Voorzitter. Het moet anders! Een eerdere start van het fiscale wetgevingsproces wil ik als eerste essentiële stap noemen: Prinsjesdag structureel verplaatsen naar het voorjaar en zo de noodzakelijke tijd scheppen voor parlementaire behandeling van de rijksbegroting en het dekkingsplan. Is dat een moeilijke beslissing? Welnee! Nou, doe het dan! We kunnen er vandaag en morgen nog afspraken over maken. Dan behoeven Kamerleden die lid worden van de regering ook geen smoezen meer te bedenken waarom ze als Kamerlid nog een leeuw waren, maar eenmaal regeerder een zoet lammetje. Voormalig senator Van Rij — ja, die! — zei hier recent dat hij, toen hij nog senator was, had moeten doorzetten met nee zeggen tegen een box 3-voorstel van Wiebes. Coalitiepartner PvdA eiste van de VVD dat het box 3-voorstel in het belastingplanwetsvoorstel werd opgenomen. Dat had de motie-Hoekstra tot gevolg: eens maar nooit weer. De fractie van 50PLUS was toen blij met zo veel durf van het CDA. Maar wat is daarvan over? Senator Van Rij verpakt tegenwoordig als staatssecretaris van Financiën even gemakkelijk van alles in één wetsvoorstel om geen last te hebben van de senaat, die toch niet kan amenderen. Voormalig senator Hoekstra — die van de motie "eens maar nooit weer" — straalt tegenwoordig als minister samen met zijn collega Van Rij de eenheid van regeringsbeleid uit. Wat je zegt, wordt kennelijk bepaald door waar je zit.

Nog erger: telkens als de Eerste Kamer dreigt door te zetten, hoor je vertegenwoordigers van regeringspartijen hier en daar insteken dat de Eerste Kamer maar beter opgeheven kan worden. Let wel, het zijn geen mensen thuis of tv-praters die dit zeggen, maar gekozen parlementariërs. Dit zijn oplossingen van een meer totalitaire school: met tegenstanders overleg je niet, je verwijdert ze. Telkens als ik iets hoor over opheffen en zo, schrik ik werkelijk. Ik denk dan: realiseer je je wat je daarmee zegt?

Het moet dus anders. Collega Backer en ik hebben het kabinet vorig jaar gevraagd om de fiscale wetten voor het volgende jaar veel eerder in te dienen dan op de derde dinsdag in september. Prinsjesdag kan uitstekend naar het voorjaar. De Tweede Kamer kan de behandeling dan voor het zomerreces afronden. Dan heeft de senaat wél ruim de gelegenheid om te doen waarvoor hij is, namelijk letten op de kwaliteit van wetgeving. De koopkrachtmaatregelen kunnen in een apart wetsvoorstel later ingediend worden. Het gaat dan over tarieven en percentages.

De bewindslieden van Financiën hebben al aangegeven dit pad op te willen. Mijn fractie moet helaas constateren dat het vooralsnog bij goede voornemens is gebleven. We hebben er dit jaar en in het Belastingplan 2023 nog niets van gezien. Dit gigantische pakket is een voorbeeld van hoe het juist níet moet. Het zou ook helpen om de staat van de Belastingdienst te verbeteren. Het NRC schreef daar afgelopen zaterdag nog over. Is het kabinet bereid de daad bij het woord te voegen voor het belastingpakket voor 2024? Graag een duidelijk antwoord.

Voorzitter. Dan nu concreet Belastingplanvoorstel 36202. Ik nummer de voorstellen maar, want het zijn er een stuk of elf. Ik spreek dank uit voor de beantwoording van de vragen van mijn fractie over de koppeling van de algemene heffingskorting aan het verzamelinkomen. Maar het ligt ook voor de hand dat ik mij op onderdelen geroepen voel om op die antwoorden te reageren en daarop door te vragen. In enkele gevallen typeer ik de logica van het kabinet als een poging om een prachtig schilderij met een topzware omlijsting op te hangen met plakband en punaises. In de memorie van antwoord wordt onder andere gesteld dat "het zwaarder belasten van vermogen niet het voornaamste doel is van de afbouw van de algemene heffingskorting. Het dekken van de derving bij box 3 is een van de doelen. Bij de voorgestelde afbouw van de algemene heffingskorting op basis van het verzamelinkomen speelt echter allereerst de wens om deze heffingskorting rechtvaardiger uit te laten werken."

Allereerst merk ik op dat mijn fractie het ongewenst vindt dat de fundamentele keuze van het kabinet ten aanzien van de grondslag van een algemene — let wel: algemene — korting voor iedereen waarvan de opbrengst structureel zal zijn wordt gebruikt voor dekking van een incidentele derving vanwege de herstelwetgeving en de overbruggingswetgeving voor box 3. Mijn fractie zou de voorgestelde aanpassing van de algemene korting beter begrijpen als die onderdeel zou zijn van een structurele hervorming van box 3, waar dit kabinet op koerst. Dat zou dan in 2026 zijn. Ik kan mij voorstellen dat het kabinet dit met mij deelt, maar dat men het naar voren halen van de opbrengst toch belangrijker heeft gevonden. Kunt u dat erkennen? Uw oprechtheid in dezen zou mijn fractie waarderen.

Het kabinet stelt in dit verband ook zelf dat het ontwerp van elke heffingskorting is toegespitst op doel en doelgroep: "Elke heffingskorting kent een specifiek doel, specifieke kenmerken en zo ook een daarbij passende grondslag." Begrijpt het kabinet dat het geïsoleerd aanpassen van de grondslag van de algemene heffingskorting neerkomt op de erkenning dat kabinetten in het verleden willekeurig of ondoordacht zijn omgegaan met het zojuist geciteerde uitgangspunt? Immers, als het ontwerp van elke heffingskorting een specifiek doel, specifieke kenmerken en bijpassende grondslag kent, dan is het toch niet opportuun om die daarbij passende grondslag zomaar aan te passen? Toch is dat precies wat het kabinet doet.

Een andere conclusie zou kunnen zijn dat het zojuist geciteerde uitgangspunt een nieuw bedenksel is van het kabinet, of dat een passende grondslag iets is waar het ene kabinet heel anders over kan denken dan het andere kabinet. Dat is een slechte eigenschap van deze tijd, helaas. In plaats van het handelen te laten leiden door uitgangspunten, worden de uitgangspunten van het kabinet gewoon anders geïnterpreteerd als dat goed uitkomt. Graag een reactie van de ministers en de staatssecretaris.

In dit verband noem ik ook de uitfasering van de IACK. Ik begrijp nu pas dat deze korting eigenlijk al jaren een andere naam had moeten hebben: de inkomensafhankelijke kinderopvangkorting. Doel, doelgroep, kenmerken en een passende grondslag. Het klinkt chic, maar in de praktijk is de behoefte aan dekking al genoeg om de principes weer overboord te gooien. Daarin herken ik een onwenselijk patroon, ook al ben ik het in dit geval wel eens met de maatregelen.

Tevens vind ik de antwoorden ten aanzien van de arbeidskorting niet consistent. De arbeidskorting is bedoeld om de arbeidsparticipatie te bevorderen. De arbeidskorting is een instrument dat in het bijzonder tegemoetkomt aan het doel van de arbeidsparticipatie. "De arbeidskorting discrimineert alleen tussen werkenden en niet-werkenden". Dat zijn de woorden van het kabinet. Maar tegelijkertijd krijgen gepensioneerden slechts de helft van de arbeidskorting als zij precies doen wat het kabinet wil: doorwerken na pensionering. Vooral het laatste citaat — "de arbeidskorting discrimineert alleen tussen werkenden en niet-werkenden" — typeer ik als onwaar. Ik zou het op prijs stellen als dat ook wordt erkend. De inrichting van de arbeidskorting voor werkende gepensioneerden bewijst toch dat deze korting niet alleen wordt gebruikt om de arbeidsparticipatie te bevorderen? Als dat wel zo zou zijn, dan zou de werkende gepensioneerde ook de volledige korting moeten kunnen krijgen. Dat het kabinet hier de arbeidsparticipatie mee opoffert, staat vast. De vraag is enkel: hoeveel? Dat kunnen de ambtenaren op Financiën, Sociale Zaken, of het Centraal Planbureau vast wel vertellen.

Voorts moet mij ten aanzien van de heffingskortingen van het hart dat ik en mijn fractie het beleid sinds 2014 beoordelen als een vorm van financiële of fiscale repressie. Gepensioneerden zonder aanvullend pensioen hebben aanspraak op zorgtoeslag, huurtoeslag, ouderenkorting en een sociale huurwoning. Gepensioneerden met een aanvullend pensioen raken dat allemaal kwijt. Daarnaast krijgen zij slechts de helft van de algemene heffingskorting en, indien zij nog werken, ook slechts de helft van de arbeidskorting; ik zei het al. In de praktijk zien we nu dat mensen met een bescheiden aanvullend pensioen steeds vaker bij een scala aan regelingen net buiten de boot vallen. De buurman of buurvrouw zonder aanvullend pensioen maakt wél aanspraak op inkomensafhankelijke regelingen.

Het perverse effect van al dat getruc met toeslagen en kortingen is dat het kabinet de aantrekkelijkheid van verplicht sparen, pensioensparen, fundamenteel ondermijnt.

De voorzitter:

Meneer Van Rooijen, ik zie een interruptie van de heer Van der Voort van D66. Gaat uw gang, meneer Van der Voort.

De heer Van der Voort (D66):

Ik hoorde eerder in de tekst van de heer Van Rooijen het woord "totalitair". Toen ben ik even blijven zitten. Maar nu kwam het woord "repressie" naar voren. Dat geeft mij toch een ongemakkelijk gevoel. Alsof de heer Van Rooijen echt van mening is dat wij hier met een regering te maken hebben die onderdrukt en die niet de democratische situatie waarin wij verkeren erkent. Kan de heer Van Rooijen daar misschien nog wat nadere toelichting op geven?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik heb willen aangeven dat vanaf 2014 met de algemene heffingskorting, en eigenlijk met alle heffingskortingen, om politieke redenen zodanig is gespeeld dat een algemene korting, die eerst voor iedereen was, werd afgebouwd waardoor alleen de lagere inkomens die heffingskorting nog kregen en de middeninkomens al niet meer. In dit voorstel staat zelfs dat als je dan ook nog een redelijk vermogen hebt, het fictief inkomen daarbij wordt opgeteld, waardoor mensen met een laag inkomen, ook gepensioneerden, alsnog die algemene heffingskorting kwijtraken. Het is dus een patroon: eerst is het voor iedereen — overigens was dat vroeger een belastingvrije voet — vervolgens wordt de algemene heffingskorting afgebouwd voor de middengroepen en uiteindelijk gaat vermogen in box 3 ook meetellen, waardoor men de heffingskorting helemaal kwijtraakt. Dat bedoelde ik met wat ik net zei over de financiële of fiscale repressie. In die context moet u dat beschouwen.

De voorzitter:

De heer Van der Voort heeft nog een vraag voor u.

De heer Van der Voort (D66):

Ik vroeg de heer Van Rooijen om uitleg te geven over de woorden "repressie" en "totalitair". Een antwoord daarop krijg ik toch niet helemaal. Ik begrijp het inhoudelijke verhaal van de heer Van Rooijen wel, maar het doet toch een sfeer creëren die naar mijn gevoel, en naar dat van mijn fractie, onterecht is en ongepast.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik ben wel blij met die interruptie. Ik heb de woorden niet per ongeluk genoemd. Je kunt altijd over formuleringen van mening verschillen, maar ik heb willen aangeven dat we hier met een afgrijselijk fiscaal drama bezig zijn. Ik kan het niet anders formuleren dan ik heb gedaan. Ik begrijp het als u andere gevoelens zou hebben bij het woord "repressie", maar dat bedoel ik uiteraard geenszins.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter. Ik sprak over het mogelijk fundamenteel ondermijnen van het verplicht pensioensparen. Wat ik zeg, is nogal wat. Ik bedoel het als volgt. Verreweg de meeste mensen hebben een bescheiden pensioen — het geldt veel minder voor mensen met wat hogere pensioenen — maar kunt u de rechtvaardigheid daarvan jegens mensen met een bescheiden pensioen toelichten? Begrijpt u dat bewegingen van sommigen, die verplicht sparen voor aanvullend pensioen willen beperken of afschaffen, worden geholpen door dit beleid van het kabinet? Erkennen de ministers en de staatssecretaris de ondermijning die ik te berde breng? Erkennen zij ook dat de grens is bereikt of al is overschreden? Indien nee, waarom niet?

Voorzitter. Een ander pijnlijk gevolg van het voorstel inzake de koppeling van de afbouw van de algemene heffingskorting aan het verzamelinkomen is dat mensen met een laag inkomen maar met een vermogen in aandelen of vastgoed in de richting van zeven ton of misschien 1 miljoen, de algemene heffingskorting helemaal of nagenoeg kwijtraken. €3.000 per jaar netto is zomaar foetsie. Voor AOW'ers is er zomaar €1.500 foetsie. Zij zullen de extra belasting moeten betalen uit dat vermogen. Dat heet interen, maar dan niet om de energierekening maar om de belasting te kunnen betalen. Mensen met een inkomen boven €67.000 — u hoort het goed — hebben geen last van dit voorstel, maar de mensen met lage inkomens met vermogen wel. Kan de staatssecretaris uitleggen hoe dit beleid te rechtvaardigen is? Mijn fractie vindt dit beleid onrechtvaardig. Kan de staatssecretaris uitleggen wat hij vindt van het schrijnende feit dat AOW'ers hier extra last van hebben, omdat precies dezelfde doelgroepen als die de ouderenkorting al niet kregen, nu ook de algemene heffingskorting kwijtraken? De totale heffingskorting voor bepaalde groepen AOW'ers met een laag inkomen wordt nul komma nul. Ouderen hebben de ouderenkorting al niet meer als ze vermogen hebben en ze raken nu ook de algemene heffingskorting kwijt. Daar doelde ik zojuist op.

De arbeidskorting blijft — heel opvallend — buiten schot, met als gevolg dat werkenden met hetzelfde lage inkomen en hetzelfde vermogen, de volledige arbeidskorting van €5.000 netto behouden of in elk geval een heel groot deel ervan. Zoals ik al aangaf, vindt mijn fractie dit onrechtvaardig. Ik vraag de bewindslieden, met name de staatssecretaris, om hierop te reageren. Dit kan in individuele gevallen tot schrijnende situaties leiden. Voor het afdragen van meer dan 80% van je inkomen aan belastingen hadden wij ooit een speciale regeling, de zogenaamde anticumulatieregeling. We hebben zelfs nog een premier gehad die gebruikmaakte van deze 80%-regeling. Ik vraag de staatssecretaris of het niet tijd wordt om deze regeling op enigerlei wijze met gezond verstand weer nieuw leven in te blazen. En, zo nee, waarom niet?

Ik waarschuw ook voor het al te enthousiast belasten van vermogen, omdat we eerder hebben gezien wat er gebeurt als we met een combinatie van inkomsten- en vermogensbelasting per saldo een onredelijk hoge belastingdruk op inkomen organiseren voor bepaalde groepen. De afschaffing van de wet-Hillen was er een voorbeeld van. Het kabinet kijkt verlekkerd naar de ex-anteopbrengst, maar wordt er ook rekening gehouden met de kapitaalvlucht, met de belastingvlucht, met gedragseffecten en met de ex-postopbrengst van deze maatregelen op langere termijn? Mensen zijn wel goed, maar niet gek.

Voorzitter. Verder wil ik mij vandaag hardmaken voor het lot van de vrijwilliger. De maatschappelijke samenhang, of eigenlijk het hele land, komt tot stilstand als er niet dagelijks honderdduizenden mensen zijn die vrijwillig inspanningen leveren voor de samenleving en/of voor hun directe omgeving. Deze geweldige mensen hebben net als gepensioneerden helemaal niets aan de verhoging van de arbeidskorting, maar ze werken wel en de beloning voor hun belangrijke inspanningen mag wat mijn fractie betreft niet relatief achteruitgaan. Is het kabinet vergeten, zo vragen wij, om de maximale vrijwilligersvergoeding evenredig met de arbeidskorting te verhogen of ligt hier een bewuste keuze aan ten grondslag? Ik geef u graag de gelegenheid om dat nog te herstellen en anders zal ik zelf namens mijn fractie een voorstel doen.

Voorzitter. Ik ben vanwege de tijd heel kort over de energieprijzen, het energieplafond en de eenmalige energietoeslag. Of beter gezegd, de tweemalige energietoeslag. Want klopt het dat het energieplafond en de energietoeslag beide in 2024 zullen worden beëindigd? Dan klopt het dus ook dat de inkomenseffecten van het afschaffen van deze twee grote tegemoetkomingen tegelijkertijd uit de koopkrachtplaatjes zullen vallen. Deelt u de zienswijze dat de koopkrachtcijfers voor gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden over '23 in grote mate worden beïnvloed door de incidentele effecten van met name het energieplafond en de energietoeslag? Indien ja, is het dan niet verstandig om de IOAOW in elk geval niet af te schaffen? U kunt dit instrument vanaf 2024 namelijk weleens keihard nodig hebben om de enorme koopkrachtklappen voor AOW'ers op te vangen als gevolg van het weer afschaffen van grote eenmalige ondersteuningsmaatregelen.

Voorzitter. Ik ga nu verder met de behandeling van het wetsvoorstel onder nr. 36208. Allereerst citeer ik de naam van het wetsvoorstel van zestien woorden: Intensivering kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning, afschaffing van de inkomensondersteuning AOW'ers en aanpassingen van het lage inkomensvoordeel. Een mond vol!

Het kabinet zet de senaat voor het blok, want die heeft geen recht van amendement. Het gaat om de koppeling van eigenstandige wetsvoorstellen die los van elkaar staan, maar in één wetsvoorstel worden gebundeld en verpakt. Het sluwe is dat het ene voorstel een belangrijke verbetering is voor de ene groep, waardoor een meerderheid van beide Kamers voor die verbetering menselijkerwijs verzekerd is. Door het voorstel van een verslechtering voor een andere groep in hetzelfde wetsvoorstel op te nemen ontstaat de situatie dat als de senaat de verslechtering zou willen afwijzen, het ook de verbetering moet afwijzen.

Voorzitter. Dit deugt gewoon niet vanuit democratisch oogpunt. Als de regering van de Eerste Kamer af wil, bewandel dan de koninklijke weg en dien een grondwetswijziging in. Dat is strijden met open vizier. 50PLUS zal tegen zijn, maar zo hoort in een open democratie het spel wel gespeeld te worden. Maar gebruik geen trucs in dit huis om althans een deel ervan buiten spel te zetten.

Voorzitter. Ik zeg nadrukkelijk hetzelfde tegen de coalitiepartijen. In een democratie een deel van de volksvertegenwoordiging buitensluiten als het zo uitkomt, is een bijl aan de wortel van die democratie. 50PLUS is verontwaardigd over de vorm waarin deze voorstellen zijn gegoten. Ja, wij zijn een partij die met name let op de belangen van de ouderen, maar wij doen ook steeds constructief mee als het gaat om alle andere groepen. In de Tweede Kamer hebben wij nooit tegen een belastingplan gestemd in de jaren dat ik er zat. Die positieve grondhouding verwachten wij ook van onze collega's jegens ons electoraat van de ouderen. En oud wordt iedereen. Door de gekozen methodiek heeft de regering die keuze al gemaakt, en die is negatief. Een serieuze afweging wordt de Eerste Kamer onthouden en de coalitiepartijen vinden dat best prettig. Zo behoef je geen verantwoordelijkheid te dragen voor het afwijzen van de belangen van de ouderen, want je ziet het immers niet.

Voorzitter. In de sport wil een echte kampioen niet graag een walk-over. Goed, je bent een ronde verder, maar je wilt laten zien wie en wat je bent. Dat zou in de politiek ook zo moeten zijn. De collega's van de coalitie in dit huis zouden ook deze koppelverkoop niet moeten willen. Ik vraag het daarom niet alleen aan de regering, maar ook uitdrukkelijk aan de coalitie, aan elk van de woordvoerders: wat is uw oordeel over dit soort wetgeving vanuit de argumenten die ik zojuist gaf? Bent u bij deze dilemma's liever freerider of bent u bereid voluit de verantwoordelijkheid te nemen voor de achterstelling van de AOW via dit voorstel? 3,3 miljoen AOW'ers luisteren vanmiddag mee en kijken soms. Vindt u het redelijk dat AOW-gerechtigden van de hogere vergoeding waar zij door de Koppelingswet recht op hebben circa 40% weer moeten inleveren? Alleenstaanden krijgen €880 en moeten weer €340 inleveren. Dat is 40%. Voor partners is het nog erger. Die krijgen €640 extra AOW en raken meer dan de helft kwijt, namelijk €340. Je houdt er €300 van over. Het is eigenlijk een schandaal. Welke andere groep Nederlanders wordt in dit land zo behandeld?

De extra verhoging van de AOW kost 2,3 miljard. Dit bedrag wordt gedekt door afschaffing van de IO-AOW met 1,3 miljard, het annuleren van de voorgenomen verhoging van de ouderenkorting met 0,6 miljard en de afschaffing van de fiscale oudedagsreserve met 0,1 miljard: totaal 2 miljard. Conclusie: AOW'ers betalen de extra AOW bijna geheel uit eigen zak. Een sigaar uit eigen doos noemen we dat.

Voorzitter. 1,2 miljoen AOW'ers hebben alleen AOW of AOW met een heel klein pensioen tot maximaal €175 per maand, €2.100 per jaar. Zij zijn zó arm ...

De voorzitter:

Meneer Van Rooijen, meneer Van der Voort heeft een vraag aan u. Voordat u naar uw volgende onderwerp gaat: ik neem aan dat het over het vorige onderwerp gaat. Gaat uw gang.

De heer Van der Voort (D66):

Misschien zou meneer Van Rooijen een reflectie kunnen geven op het volgende. Mijn kinderen, die nu studeren, maar ook jongeren — laten we zeggen scholieren — vragen mij weleens: hoe is het toch mogelijk dat jouw generatie — dat zeggen ze tegen mij — maar ook de generatie van meneer Van Rooijen het met het klimaat en de opwarming van de aarde zo uit de hand hebben kunnen laten lopen als nu het geval is?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Wat is het laatste wat u zei?

De heer Van der Voort (D66):

Dat het zo uit de hand gelopen is met het klimaat en de opwarming van de aarde. Zij vinden het eigenlijk vanzelfsprekend dat er een behoorlijke investering door onze generatie wordt gedaan om dat weer zo veel mogelijk te herstellen. Dat betekent dus ook dat daar veel geld voor nodig is en dat er keuzes gemaakt moeten worden waar dat geld naartoe gaat. De heer Van Rooijen vraagt om steeds meer geld en meer voorzieningen voor de mensen die een AOW genieten, die ik het overigens heel erg gun. Maar als je kijkt naar de prioritering van waar het geld naar toe moet, zou hij kunnen reflecteren op hoe hij dat verhaal kan houden naar die generatie die moet opdraaien voor de klimaatkosten die er nu zijn en de komende jaren nog komen?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik ben blij met de vraag van de collega. In de eerste plaats: als er één generatie is die zorgen over het klimaat heeft en houdt, dan zijn dat de ouderen. Wij realiseren ons heel goed dat onze kinderen en kleinkinderen een heel andere toekomst tegemoet kunnen gaan dan wij toen wij klein waren zelfs in de verste verte konden bedenken of vermoeden. Dat is één. Twee. U zegt: maar we moeten ook naar de toekomst kijken wat betreft de gezonde financiën. U zult begrijpen dat ik dat van harte met u eens ben. Als er keuzes gemaakt moeten worden, dan snappen wij natuurlijk ook dat die moeilijk zijn. Als er uiteindelijk, ook onder druk van deze Kamer, gekozen wordt voor het handhaven van de koppeling, waarbij door de extra verhoging van het minimumloon en de bijstand ook de AOW extra wordt verhoogd — dan wordt dat besluit ons gelukkig meegedeeld, maar dan zegt het kabinet: die koppeling met de AOW, die we eigenlijk niet wilden en die ook niet in het regeerakkoord stond, is toch wel duur, namelijk 2,3 miljard, dus hoe dekken we dat nu? Een motie in deze Kamer zei: als je die dekking zoekt, zoek die niet alleen bij de AOW'ers. Maar dan zegt het kabinet: dat doen wij toch; wij gaan de Inkomensondersteuning AOW afschaffen en laten ook de ouderenkorting niet meer doorgaan et cetera. Die keuze betreuren wij. Ik snap best dat het een prijs heeft, maar waarom kiest het kabinet er dan wel voor om — dit is misschien een beetje flauw, maar ik meen het echt serieus; ik kom daar dadelijk nog op terug — de arbeidskorting voor de werkenden — het is ze gegund, net zo goed als u het de AOW'ers gunt — dit jaar met 20% te verhogen, netto van €4.200 naar €5.000? Dat is 20% erbij. Dat kost 3,6 miljard. Daar heeft niemand discussie over — het zij zo — maar als de ouderen uiteindelijk voor de poorten van de hel, in deze Kamer, gelukkig, de koppeling wegslepen, die 2,3 miljard kost, dan zegt het kabinet: we gaan die inkomensondersteuning afschaffen, want dan hebben we de helft al bijna binnen, en we laten ook de verhoging van de ouderenkorting niet doorgaan. Dat is niet rechtvaardig en niet verdedigbaar.

De heer Van der Voort (D66):

Ik vroeg meneer Van Rooijen hoe hij het dilemma dat ik net voorlegde gaat uitleggen aan de jongere generaties. Eerlijk gezegd denk ik niet dat zij helemaal gerustgesteld zijn door het betoog dat hij hier houdt. Ik ben blij dat de heer Van Rooijen zegt dat hij het erg goed voorheeft met toekomstige generaties en het klimaat waarin zij moeten opgroeien, maar zou hij daarin dan ook niet een extra stap moeten zetten? Zou hij dat dan ook niet moeten betogen? Zou hij dan ook niet keuzes moeten maken om zich daar hard voor te maken? Zou hij dus niet eens af moeten zien van de inkomensbescherming van ouderen, of van het vergroten van hun inkomen, door in een motie niet te vragen om de IO-AOW te behouden, maar om dat geld te besteden aan klimaat? Dat soort zaken. Ik vraag me af hoe de heer Van Rooijen kan laten zien dat hij het zo goed voorheeft met de jongere generaties. Want daar hebben ze behoefte aan, en ik ook.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik ben blij met deze interruptie. In de eerste plaats het volgende. Wij hebben drie kinderen en zeven kleinkinderen. Als er iets is wat opa en oma, en ook mij, steeds wordt voorgehouden, dan zijn dat de zorgen die we allemaal, oud en jong, moeten hebben voor onze nieuwe generaties. Dat is één. Twee. U zegt: de dekking van die AOW-verhoging moet misschien toch maar door de ouderen zelf betaald worden. Ik heb er wel enig begrip voor als u dat zegt, hoewel ik het er niet mee eens ben, maar dan stel ik ook een wedervraag. Ik zei het net al: het is een beetje flauw, maar ik stel de vraag toch. U legt ons de vraag voor of de AOW'ers die AOW-verhoging dan toch niet voor een groot deel zelf moeten betalen, maar als u dat al vindt, dan moet u consequent zijn en met mij de vraag delen waarom de verhoging van de arbeidskorting met netto €800, wat 3,6 miljard kost, dan vanzelfsprekend blijft. Dan moet u ook die vraag aan de orde stellen. Misschien kunt u daar in uw betoog nog op terugkomen — ik geef u daar de kans toe — maar voor mij is, gegeven het feit dat de arbeidskorting met €800 omhooggaat en 3,6 miljard kost …

De voorzitter:

Meneer Van Rooijen, uw standpunt is duidelijk. Dank u wel. Heeft u nog een laatste korte interruptie, meneer Van der Voort?

De heer Van der Voort (D66):

Tot slot, voorzitter. Als de heer Van Rooijen het heeft over rechtvaardigheid voor, in dit geval, de mensen die AOW genieten, dan gaat het wat mij betreft ook om rechtvaardigheid voor anderen in de samenleving, met wie de AOW'ers samenleven, namelijk hun kinderen en kleinkinderen. Dus nogmaals de oproep aan de heer Van Rooijen om voortaan ook daar voldoende aandacht aan te besteden.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik zal straks heel aandachtig …

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Voort. Ik denk dat het standpunt van beide heren duidelijk is. Vervolgt u uw betoog, alstublieft.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter. Ik moet even kijken waar ik was.

1,2 miljoen AOW'ers hebben alleen AOW, of AOW met een heel klein pensioen, tot maximaal €175 per maand, €2.100 per jaar. Zij zijn zo arm dat zij geen belasting betalen. Voor hen is het een nettoverlies van €340. Kan de minister ons vertellen hoeveel vrouwen in die groep van arme AOW'ers zitten? Hoeveel gepensioneerde zzp'ers zijn er die alleen van hun AOW moeten leven? Dat zal een groot deel van die 1,2 miljoen AOW'ers zijn. Zij hebben helemaal geen pensioen. In de Tweede Kamer wordt daarover gelukkig gedebatteerd bij het pensioendebat. Het kabinet heeft onzes inziens geblunderd door over het hoofd te zien dat 1,2 miljoen AOW'ers geen belasting betalen.

Dat was ook al zo bij de in het regeerakkoord aangekondigde verhoging van de ouderenkorting als compensatie voor het niet koppelen van de AOW. De verhoging van de ouderenkorting in dat regeerakkoord was een dode mus voor 1,2 miljoen AOW'ers. Ik moet ook wijzen op het feit dat het voor mensen met een iets hoger inkomen dan €2.100 per jaar ook geen vetpot is. Weet dat het mediane pensioen in de bouw en de metaal €4.000 bruto per jaar is. Dat betekent dat de helft van deze ouderen een pensioen heeft van minder dan €4.000, en sommigen dus maar €2.000. In de zorg is dat €8.000 en bij de overheid €12.000. Dat zijn pensioenen die overigens ook al vijftien jaar stilstaan, maar gelukkig niet nu.

Voorzitter. Wat te doen? Er zijn mijns inziens twee mogelijkheden, twee uitwegen. Uitweg één: de Kamer verzoekt het kabinet te komen met een novelle op deze wet, met het doel de afschaffing van de inkomensondersteuning AOW, IO-AOW, in te trekken, door het uit dit wetsvoorstel te halen. Gevolg is wel dat de stemming wordt aangehouden en de invoering van de twee verbeteringen in de wet wordt uitgesteld. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of die verbeteringen in dit voorstel kort later met terugwerkende kracht kunnen ingaan.

Uitweg twee. Als de wet nu in stemming komt en zou worden aanvaard, verzoekt mijn fractie het kabinet de afschaffing van de IO-AOW daarna alsnog ongedaan te maken door te komen met een nieuw wetsvoorstel voor herinvoering van de inkomensondersteuning AOW, de IO-AOW, per 1 juli 2023.

Wat is wijs? Daarover gaat mijn fractie graag in debat met het kabinet en met de collega's. Ik heb in de zeer uitvoerige schriftelijke voorbereiding via het verslag en het nader verslag veel vragen gesteld. De eerste antwoorden vond mijn fractie zo weinig overtuigend dat een even grote tweede vragenronde nodig was. De memorie van antwoord en de nota naar aanleiding van het verslag zijn een herhaling van zetten, bevatten stellingen en beweringen, geen motiveringen, laat staan onderbouwingen; niets over het waarom. Ik zie niet het begin van een oprechte intentie om te zoeken naar een oplossing.

Het komt erop neer dat het kabinet zegt: dit is het, hier moet u het mee doen, of u dat nou leuk vindt of niet. Zoiets wordt ook weleens een ramkoers genoemd. Bedenk wel dat de nadelige koopkrachteffecten van het afschaffen van de energietoeslag van €1.300 en van het prijsplafond in de koopkrachtplaatjes van 2024 zichtbaar worden. Dat wordt een hele grote klap. Op dat moment moet u weer naarstig op zoek naar inkomensondersteuning. De IO-AOW zou dan een geweldige reddingsboei zijn — terug naar het oude niveau van €28 per maand, of zelfs hoger, zoals de motie hier aangaf.

Voorzitter. De ministers vinden dat de motie-Hoekstra wordt uitgevoerd. Dat vinden wij een totale omkering van de werkelijkheid, want deze motie wordt natuurlijk niet uitgevoerd; niet naar de letter en niet naar de geest. Ook de motie-Van Rooijen, in lijn daarmee, wordt niet uitgevoerd.

Tot slot heb ik een aantal vragen over de techniek van wetgeving en hoe die hier is toegepast. Eén. Waarom was de datum van 1 januari niet meer haalbaar voor de buitengewone verhoging van het wettelijk minimumloon, als al eind augustus besloten is tot die verhoging? Waarom is besloten die te regelen met een AMvB? Waarom was een wetswijziging tot in oktober niet mogelijk? Waarom was de spoedwet niet mogelijk voor maatregelen met een breed draagvlak: 10% meer minimumloon, 10% meer AOW, maar dan zonder afschaffing van de IO-AOW? Waarom was het volledig afschaffen van de IO-AOW per aparte wet in 2023 op het moment van besluitvorming niet realistisch, zoals de minister antwoordt? Kan uitgelegd worden waarom de IO-AOW van €5 daarmee nog voldoende substantieel wordt geacht volgens het kabinet om te voldoen aan artikel 33a van de Wet AOW, die voorschrijft dat er een inkomensondersteuning moet zijn? Een fooi van €5 inkomensondersteuning; hoe verzin je het! Voor wijzigingen in de IO-AOW schrijft artikel 33a van de Wet AOW geen voorhangprocedure voor, maar in de voorhang-AMvB van juni over de kleine verhoging van het minimumloon en de AOW was ook de kleine verlaging van de IO-AOW opgenomen. Graag een uitleg. Kan de minister uitleggen op welke wijze beide Kamers zijn betrokken bij het besluit zonder voorhang van 3 oktober over de grote verhoging van het minimumloon en de AOW, en de praktische afschaffing van de IO-AOW? Waarom is het zo dat bij de grotere stappen in de verhoging van het minimumloon en de AOW ook een grotere stap in de afbouw van de IO-AOW in de rede ligt? Waarom is een inkomensondersteuning als kop op de AOW niet langer nodig? Waarom ligt een verhoging van de arbeidskorting met €800 netto wél in de rede? Dat kostte maar liefst 3,6 miljard; ik zei het al. Kan worden uitgelegd waarom recht wordt gedaan aan de motie-Hoekstra als wordt gezegd, ik citeer: "dat de wijzigingen in het wetsvoorstel inhoudelijk met elkaar samenhangen, omdat" — let wel: omdat! — "alle voorstellen direct of indirect voortvloeien uit besluitvorming over koopkrachtontwikkeling, voor zover die voorstellen liggen op het terrein van het ministerie van Sociale Zaken"? Einde lang citaat. Ja, dat schrijft de minister. Dat is toch niet te geloven? Dat zou ook betekenen dat staatssecretaris van Financiën Van Rij nog meer fiscale onderwerpen in één mandje zou kunnen bundelen. En hij doet er al zo veel in. Waarom zijn de aangenomen moties van 13 juli en 1 november niet uitgevoerd? Omdat het kabinet weigert mijn motie van 22 november uit te voeren, vraag ik morgen plenair in de senaat een interpellatie aan, met steun van GroenLinks en PvdA, die meetekenden, over het niet uitvoeren van de motie-Van Rooijen c.s. inzake het weer verhogen van de IO-AOW naar het oude niveau van €28. De inwerkingtreding van deze wet is bij koninklijk besluit. Kunt u garanderen — zo vraag ik het kabinet — dat de resterende €5, die fooi, van de IO-AOW in ieder geval blijft bestaan tot 1 januari 2025? Het is toch niet de intentie van dit kabinet om nu van de mogelijkheid gebruik te maken om ook dit laatste restje IO-AOW nog eerder af te schaffen dan 1 januari 2025?

Voorzitter. Ik ben erdoorheen. Ik heb tot de bewindslieden gesproken als Brugman. Kom nu, van uw kant, ook over de brug. Mijn fractie wacht de antwoorden met grote belangstelling af. Ik dank u wel.

De voorzitter:

Meneer Van Rooijen, blijft u nog even staan, want de heer Schalk heeft een vraag aan u.

De heer Schalk (SGP):

Ja, voorzitter, dank u wel. Allereerst natuurlijk veel respect en bewondering voor het inzicht van de heer Van Rooijen in zo'n complexe wetgeving. Ik heb hem wel gehoord over diverse onderwerpen, zoals alle kortingen en al datgene wat rondom de pensioenen gebeurt. Is hij het met mij eens dat er eigenlijk heel veel financiële maatregelen worden getroffen die de burgers van dit land in een bepaalde richting dringen? We zien dat bij de AOW, maar we zien dat natuurlijk ook bij de werkenden. Hoe kunnen we daar nu een keer van afkomen, dat de belastingen in feite drangredenen worden — ik wil niet het woord "repressie" gebruiken, maar wel "dwang" of "drang" — om mensen bijvoorbeeld naar de arbeidsmarkt te sturen?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik dank collega Schalk voor zijn vraag. In feite ligt achter zijn vraag een oproep aan ons, maar ook aan het kabinet, om toch eens goed na te gaan denken over de toekomst en dan meer die van ons belastingstelsel dan die van ons pensioenstelsel, want dat is fantastisch, wat helaas niet geldt voor ons belastingstelsel. Dat proef ik uit zijn vraag. Om concreet te antwoorden: burgers begrijpen steeds minder waarom de regels die we met elkaar maken, zijn zoals ze zijn en hoe het toch komt dat ze eigenlijk voor bepaalde groepen anders uitwerken. Bijvoorbeeld de eenverdieners in Nederland zitten fiscaal echt in de verkeerde hoek — u merkt hoe zorgvuldig ik mijn woorden nu kies — waarbij ik de SGP-factie ook zal blijven steunen om de positie van de eenverdieners te verbeteren. Hij heeft ook terecht aandacht gevraagd voor de IACK; daar komt hij ongetwijfeld zelf later vandaag nog op terug. Ook op dat punt heb ik begrip voor wat hij daar zegt. Als dan die IACK op de schop zou moeten, kijk dan heel goed of je dat wel op een goede manier doet. Dat is eigenlijk het antwoord dat ik de collega zou willen geven, maar ik deel zijn zorg dat voor de burgers veel situaties schrijnender, onrechtvaardiger en ook minder te begrijpen worden, waardoor het draagvlak voor de regels die we hebben, minder wordt.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan geef ik het woord aan de heer Van der Voort. Hij is de woordvoerder namens D66.

De heer Van der Voort (D66):

Dank u wel, voorzitter. Het is een genoegen om hier vandaag te debatteren over het eerste pakket Belastingplan van het huidige kabinet. U weet dat wij het coalitieakkoord steunen. De voorliggende belastingplannen zijn op veel onderwerpen een uitwerking van het coalitieakkoord en brengen de afspraken die daarin zijn beschreven naar de praktijk. Er zijn belangrijke doelen in het coalitieakkoord gesteld. Het gaat daarbij met name om de klimaatdoelen, het terugdringen van ongelijkheid en het behouden van koopkracht, met name voor de mensen met een beperkt inkomen. Dat neemt niet weg dat er in onze D66-fractie zorgen en vragen zijn over de koers en uitvoering.

Het thema dat we in onze bijdrage centraal willen stellen, is vertrouwen. Het coalitieakkoord zegt daarover: "De sterke overheid die wij voor ons zien heeft oog voor de menselijke maat, is begrijpelijk, bereikbaar en aanspreekbaar door inwoners, en herstelt op die manier het vertrouwen." Verlies van vertrouwen is het meest zichtbaar en tastbaar geworden in de kinderopvangtoeslagaffaire. Wellicht kan de staatssecretaris mede namens zijn collega een stand van zaken van dit moment geven over de hersteloperatie. Maar ook de box 3-perikelen, de beperkte mogelijkheden van de Belastingdienst, het wisselende beleid over giftenaftrek en het wel of niet halen van klimaatdoelen, stellen het vertrouwen van burgers en ondernemers in de overheid op de proef. Deze onderwerpen komen dan ook stuk voor stuk in mijn bijdrage aan bod.

Herstel van vertrouwen wordt door de overheid zeker ook ter hand genomen. Ik noem het herstel kinderopvangtoeslagen, waar we recent nog met de staatssecretaris over van gedachten wisselden, het herstel box 3 en het herstel van koopkracht. We willen zeker positief zijn over deze interventies, maar is voorkomen niet altijd beter dan genezen? Om dat te voorkomen is wel een langetermijnvisie nodig. Onze eerste vraag aan de staatssecretaris en de regering is dan ook: wat is hun visie of strategie om vertrouwenscrises in de toekomst te voorkomen? Mevrouw De Boer van GroenLinks vroeg daar eigenlijk ook al naar. Genoemde fouten zoals bij de kinderopvangtoeslagen en box 3 willen we toch geen van allen nogmaals meemaken? Er ligt hiervoor uiteraard ook een rol bij het parlement en dus ook bij deze Kamer. Signalen over potentiële problemen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslagen zijn destijds door deze Kamer vroegtijdig in het wetgevingstraject ook benoemd maar dat heeft niet kunnen voorkomen dat er grote problemen ontstonden. Het zelfevaluatierapport van deze Kamer over dit onderwerp geeft een goed inzicht in wat er gebeurd is en geeft lessen voor de toekomst. Ook box 3 en het heffen van werkelijk rendement zijn al jaren in deze Kamer bij de behandeling van de belastingwetgeving aan de orde geweest. Een belangrijke argumentatie bij de gevraagde aanpassing was dat de Belastingdienst beperkingen in de ICT kent, waardoor nieuwe complexe wetgeving over werkelijk rendement niet binnen enkele jaren kon worden gerealiseerd. Maar daar heeft de Hoge Raad geen boodschap aan. Daarom ga ik nu eerst in op het algemene vraagstuk van wendbaarheid van de Belastingdienst, met name de ICT-systemen, om daarna op box 3 uit te komen.

Voorzitter. We hebben uiteraard begrip voor de huidige beperkingen van de Belastingdienst, waardoor aanpassingen in de belastingwetgeving beperkt doorgevoerd kunnen worden.

De heer Van Strien (PVV):

De heer Van der Voort heeft het over het gebrek aan vertrouwen. Nou, we zijn het er vandaag wel over eens dat dat ernstig ontbreekt in de maatschappij. Hij noemt daarbij een aantal keren box 3. Is de heer Van der Voort van mening dat met de voorstellen die nu voorliggen op het gebied van box 3 — nieuwe wetgeving en nieuwe indelingen van het vermogen — het vertrouwen enigszins terug zou gaan keren bij de belastingbetaler?

De heer Van der Voort (D66):

Meneer Van Strien loopt iets vooruit op mijn bijdrage, dus misschien dat hij nog even iets meer geduld kan hebben. Daar kom ik nog op. Daarnaast denk ik dat we het inderdaad wel eens zijn over te weinig vertrouwen. Maar in de mate waarin de heer Van Strien het nu samenvat, vind ik het wel wat overdone. Maar goed, oké. In grote lijnen vinden wij ook dat vertrouwen versterkt moet worden. Dat vinden wij allemaal en de regering vindt dat ook, dus dat is mooi. Op box 3 en de overbruggingswet en het herstel van vertrouwen kom ik dus zo meteen terug.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog alstublieft.

De heer Van der Voort (D66):

Ondanks ons begrip vragen we de staatssecretaris in dit debat uitvoerig en helder uiteen te zetten wat de actuele situatie is met betrekking tot de ICT-systemen bij de Belastingdienst. Er zijn duizenden systemen binnen de Belastingdienst in gebruik. Graag horen we van de staatssecretaris wat de situatie van de belangrijkste systemen nu is. Hoe kwetsbaar is het geheel en de verschillende onderdelen, en wat is het plan om hier verbetering in te brengen? In welke tijdspanne moeten we rekenen voor herstel dan wel vervanging? We zouden ons ook kunnen vinden in een toezegging dat daar een uitgebreide brief met een update over komt.

Voorzitter. Aanpassing van belastingheffing in box 3 is mede afhankelijk van deze ICT-systemen. De heffing op werkelijk rendement in box 3 is al geruime tijd onderwerp van gesprek, maar eerder werden geen mogelijkheden gezien om de methodiek aan te passen. We zijn blij dat er uiteindelijk zicht op komt. Het traject daarnaartoe is wel een voorbeeld van hoe het niet moet. Mijn collega Backer stelde in zijn bijdrage in 2019 al: "Eerlijk" en "eenvoudig" staan nogal eens tegenover elkaar; denk bijvoorbeeld aan box 3. In 2020 heb ik in mijn eigen bijdrage gevraagd of het voor banken niet al mogelijk was om informatie over de werkelijk uitgekeerde rente te delen met de Belastingdienst, zoals ook al de saldi automatisch in de aangifte terechtkomen. Op grond van die gegevens zou over de werkelijk genoten rente-inkomsten al belasting kunnen worden geheven. Ik stel die vraag nu, twee jaar later, nogmaals. Scherp gesteld is box 3 een voorbeeld van hoe de overheid het vertrouwen in een eerlijke benadering heeft ondermijnd. Vertrouwen gaat over goede intentie, over rechtsgelijkheid, over betrouwbaarheid. Vertrouwen in de overheid is in het algemeen, maar in het bijzonder als het gaat om de Belastingdienst, van groot belang. Gelukkig is het zo dat grofweg 97% van de belastingbetalers gewoon op correcte wijze hun belasting betaalt. Dit is een uiting van op zichzelf best goed basaal vertrouwen. Dat vertrouwen komt niet vanzelf en blijft ook niet vanzelf. Daar moet actief en continu aan gewerkt worden.

Ik maak even een uitstapje naar het buitenland. We zien verschillende overheden in de wereld die op dit moment met repressie — daar is het woord toch — en agressie optreden tegen eigen burgers. Dat leidt tot opstand, omdat het vertrouwen in een goede intentie van de overheid daar verdwijnt. Onze fractie ziet met lede ogen aan hoe het nieuws daarover dagelijks tot ons komt. Zo is er de oorlog in Oekraïne en de repressie in China en Iran. We leven intens mee met de bevolking daar. Wij prijzen onszelf dan ook gelukkig met de situatie in Nederland, met de huidige regering. Maar ook hier staat het vertrouwen onder druk.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Een korte vraag aan mijn collega. Eigenlijk begrijpt hij nu denk ik beter waar we hier over discussiëren, als hij het woord "repressie" gebruikt in de context van zojuist. Dan zal hij ook begrijpen dat ik het woord "repressie" niet in die context heb gebruikt. Ik neem aan dat hij die opvatting deelt.

De heer Van der Voort (D66):

Ik ben heel blij dat meneer Van Rooijen dit kenbaar maakt, want inderdaad werd ik getriggerd, omdat ik het woord "repressie" op een andere manier in mijn bijdrage gebruik. Het is mooi dat dit nu uit de wereld is.

De voorzitter:

Goed. Gaat u verder.

De heer Van der Voort (D66):

Dus ook hier in Nederland staat vertrouwen onder druk. Ondanks goede bedoelingen blijkt er toch keer op keer wetgeving te bestaan — vandaag is belastingwetgeving aan de orde — die achteraf gezien niet volstond.

De voorzitter:

Meneer Schalk heeft een vraag aan u.

De heer Schalk (SGP):

Misschien even allereerst een verhelderingsvraag. Begrijp ik dat het themaatje box 3 is afgehandeld door de heer Van der Voort? Want dan heb ik daar een vraag over.

De heer Van der Voort (D66):

Ik heb nog een klein stukje over box 3. Zal ik dat eerst even doen? Dat is bijna aan de orde.

Het gaat om wetgeving die achteraf gezien niet volstond. In het wetgevingsproces kunnen er natuurlijk hogere belangen zijn of actuele ontwikkelingen die het zicht op goed en slecht op het moment van behandeling van een wetsvoorstel vertroebelen, maar eigenlijk is dat geen goed excuus. We zullen en moeten ons moreel kompas scherp op koers hebben en houden.

Terug naar de voorliggende wetsvoorstellen, een vraag aan de staatssecretaris in het kader van werken aan vertrouwen of de overbruggingswet box 3 en de gestelde forfaits het vertrouwen voldoende zullen herstellen. De vraag die de heer Van Strien stelde, stel ik in feite aan de staatssecretaris. Op het oog zijn de nieuw voorgestelde forfaits redelijk. Onze fractie heeft zorgen over het door de regering gestelde vooruitzicht van een stelsel gebaseerd op werkelijk behaald rendement vanaf 2026, als we het goed hebben begrepen. Zijn de contouren hiervan al te schetsen? De meeste zorgen hebben we over de haalbaarheid van 2026.

De voorzitter:

Meneer Van Strien heeft een vraag.

De heer Van der Voort (D66):

Eén zin nog. Is de overbruggingswet houdbaar als 2026 niet of misschien bij lange na niet gehaald wordt? Graag een reactie van de staatssecretaris.

De voorzitter:

Meneer Van Strien, aan u het woord.

De heer Van Strien (PVV):

Ik begrijp de vraag aan de staatssecretaris, maar ik heb toch een persoonlijke vraag aan de heer Van der Voort. Wat er nu voorligt in box 3 is een wetsontwerp waarbij de banksaldi tegen werkelijke rente verrekend worden. Dat is gecorrigeerd omdat daar het meeste bezwaar tegen was. Maar wat er nu voorligt aan reparatiewetgeving, is dat dan alle overige groepen het belastingdeficit dat daaruit ontstaat maar moeten opleveren, zonder dat daar ook maar enigszins aan ten grondslag ligt dat daar een redelijke benadering wordt gevonden waarbij we het werkelijke rendement gaan opzoeken en daar belasting over heffen. Er wordt alleen gekeken naar hoe we het geld dat we kwijtraken op de banksaldi terugkrijgen bij de andere categorieën. Mijn vraag aan de heer Van der Voort is: is dat redelijk en wordt daarmee het vertrouwen van de burger teruggewonnen?

De heer Van der Voort (D66):

Het is zo dat de overbruggingswet nog geen ideale situatie schetst van hoe belasting geheven moet gaan worden over werkelijk rendement. Wij denken dat het goed is dat het een tijdelijke wet is, en dat daar een beter alternatief voor gaat komen. In de tussentijd is de weging van het wetsvoorstel die wij als fractie gemaakt hebben, dat het een redelijke inschatting is en op die manier voorlopig gebruikt kan worden. Ik begrijp dat de heer Van Strien daar een andere inschatting van heeft.

De heer Van Strien (PVV):

Ik maak daar wel degelijk een andere inschatting van en ik vermoed dat de meeste Nederlandse burgers daar ook een heel andere inschatting van maken. Maar ik kom zelf ook nog terug op dit onderwerp, dus ik laat het hier eventjes bij. Dank u wel.

De voorzitter:

U heeft verder geen nadere vraag? Nee. Oké. Meneer Crone, meneer Schalk is heel hoffelijk en geeft u eerst het woord. Gaat uw gang.

De heer Crone (PvdA):

Ik weet dat het coalitieakkoord een aantal compromissen behelst, maar in uw partijprogramma stond altijd een heffing op vermogen, niet op het rendement op vermogen. Dat is ook onze voorkeur, omdat het veel eenvoudiger uitvoerbaar is. Je hoeft alleen maar te kijken wat het vermogen is op 1 januari en het jaar daarna. Dan is ontduiking ook veel moeilijker. Is uw betoog op vertrouwen gebouwd? Niet op een extra impuls om dit nog eens te heroverwegen, want dan zien burgers dat het tenminste eerlijk is in plaats van al die fiscale constructies om daaronderuit te komen.

De heer Van der Voort (D66):

Meneer Crone geeft eigenlijk het antwoord al. Je zit met elkaar in een kabinet met een coalitieakkoord, waarbij je moet geven en nemen. Dit is het resultaat. Ik deel met hem de mening dat voor het bouwen aan vertrouwen op langere termijn er nog meer stappen gezet moeten worden.

De heer Crone (PvdA):

Ik wil een vraag stellen op het punt van vertrouwen. We hebben nog steeds geen voorstellen gezien, maar zo'n vermogensrendementsheffing wordt altijd enorm fiscaal trapezewerk. Je brengt het vermogen daar en je rendement daar en dan is het geen vermogensaanwas of juist wel. Het vertrouwen gaat onderuit, net als nu ook gebeurd is met box 3. Zou u niet veel sterker moeten zeggen, juist als partij van vertrouwen, van rechtsstatelijkheid: er mag alleen een regeling komen die simpel uitvoerbaar is?

De heer Van der Voort (D66):

We wachten de wetgeving af die te zijner tijd naar ons toekomt. Maar wij zijn inderdaad erg benieuwd hoe die eruit gaat zien. Die vraag naar de contouren daarvan stel ik al. Maar het zal absoluut een uitdaging zijn.

De voorzitter:

Er staat een nieuwe uitdaging voor u te wachten: meneer Schalk. Aan u het woord, meneer Schalk.

De heer Schalk (SGP):

Ik heb een vraag naar aanleiding van datgene wat door de heer Van der Voort naar voren is gebracht. Hij vroeg aan de staatssecretaris wat de stand van zaken is rondom de Belastingdienst en dergelijke wat betreft box 3. Dat is de technische kant. Later in zijn betoog had de heer Van der Voort het ook even over het morele kompas. Mijn vraag is hoe we nu moeten omgaan met al die mensen die misschien geen bezwaar hebben kunnen maken. Misschien moet ik dat iets toelichten. Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen heeft de staatssecretaris uitvoerig betoogd wat de stand van zaken was, maar er is ook een groep mensen die we ook in een ander verband, bijvoorbeeld dat van de toeslagenaffaire, hier aan de orde hebben gehad. Die hebben niet het doenvermogen om dat bezwaar te maken, terwijl we wel weten dat het overheid iets mis heeft gedaan. Moeten we niet veel duidelijker aangeven, ook naar de staatssecretaris, naar de regering toe, dat ook deze mensen gewoon moeten worden gecompenseerd?

De heer Van der Voort (D66):

Ik vind dit echt een hele moeilijke vraag. Ik denk ook dat het wijs is om daar in het hele proces dat hierover gaande is en bij de overdenkingen die mensen hebben, burgers, rechters en de regering, nu niet in te bewegen. Ik ga daarop dus geen antwoord geven op een manier zoals de heer Schalk zou willen. Ik vind het wijselijk om daar nu even m'n mond over te houden.

De heer Schalk (SGP):

Maar kunnen we dan misschien wel tot de conclusie komen, of misschien tot de uitspraak, dat we niet alleen naar de techniek moeten kijken, maar ook naar de morele kant van datgene wat zich afspeelt? Het is logisch dat je uitspraken van de rechter afwacht, maar deze Kamer heeft wat dat betreft ook wel een naam hoog te houden.

De heer Van der Voort (D66):

Dat is ook de kern van mijn betoog. Er zit een morele kant aan wetgeving, aan belastingwetgeving en aan alles wat wij in het parlement doen. Dat geldt dus voor alles wat hier voorligt, ook voor het issue dat de heer Schalk aansnijdt. Tegelijkertijd is het ook gepast om soms eventjes je mond erover te houden en te kijken hoe het juridisch en op andere vlakken gaat.

Voorzitter. Mijn fractievoorzitter heeft het in haar bijdrage in deze Kamer consequent over de toekomststoel. Dat is de lege stoel van toekomstige generaties die steeds in de kamer moet zijn bij besluitvorming. Laten we die even in gedachten houden bij de beoordeling van de voorliggende wetgeving. Als we dat koppelen aan het thema vertrouwen, geven deze wetsvoorstellen die generaties dan voldoende vertrouwen dat ook zij een goede toekomst tegemoet gaan? We denken dan in eerste instantie aan het verbeteren van klimaat en milieu. Mijn studerende kinderen nemen het mijn, onze generatie, kwalijk dat we het zo ver hebben laten komen met de opwarming van de aarde. We moeten ons dat aantrekken en er harder aan werken. De doelstellingen die dit kabinet voor het klimaat heeft gesteld — 55%, maar bij voorkeur 60% reductie van CO2-emissie in 2030 — zijn prima, hoewel, zo lijkt het, onvoldoende om de opwarming van de aarde tot 1,5 graad beperkt te houden. De investeringen in het Klimaatfonds zijn fors, maar in verhouding tot steunpakketten voor corona en in verhouding tot de koopkrachtondersteuning toch eigenlijk ook beperkt. Stellen we de goede prioriteiten? Ik gaf dit ook al aan bij de interruptie bij meneer Van Rooijen.

De heer Van Strien (PVV):

Ik denk dat we van mening verschillen over de invloed van die CO2, maar daar wil ik het eigenlijk niet over hebben. Ik wil het hebben over wat voor maatregelen je daarvoor zou kunnen nemen. Vindt de heer Van der Voort het redelijk dat wij als Nederland een onevenredig groot bedrag beschikbaar gaan stellen in verhouding tot andere landen om die CO2 te verminderen? Dat is vraag één. Vraag twee is: waarom heeft D66 niet tien jaar geleden bedacht dat dit probleem er was en tien jaar geleden besloten dat er kerncentrales zouden moeten komen? Dan waren we nu al 10%, 20% verder geweest met die CO2-reductie. Dat waren twee vragen.

De heer Van der Voort (D66):

Het is zo dat wij geen onevenredig bedrag aan klimaat spenderen. Integendeel, mijn betoog is dat we veel te weinig geld spenderen aan de reductie van de CO2-emissie en het beperken van de opwarming van de aarde. Dat is precies wat ik hier steeds stel. Het is dus juist andersom. D66 is daar altijd een voorstander van geweest.

De heer Van Strien (PVV):

Wereldwijd neemt de CO2-productie toe. In Nederland neemt die af. Wereldwijd neemt die toe. Dat betekent dus dat wij daar onevenredig veel aan besteden.

De heer Van der Voort (D66):

Wij zouden heel veel energie moeten stoppen in het overreden van andere regeringen om ook zo veel of nog meer te doen om de CO2-emissie te verminderen.

De voorzitter:

Een korte vraag, meneer Van Strien.

De heer Van Strien (PVV):

Dat lijkt mij heel goed, maar het lijkt mij niet dat het 60 miljard moet gaan kosten om andere regeringen te overtuigen.

De heer Van der Voort (D66):

Volgens mij is hier genoeg over gezegd, voorzitter.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Van der Voort (D66):

Het eerst klimaatneutrale land gaat Nederland helaas niet worden. Het lijkt erop dat Costa Rica in 2030 koploper is. Het ziet er gewoon niet goed uit voor Nederland. De voorspellingen zijn dat we de 55% CO2-reductie bij lange na niet gaan halen. De maatregelen die voor 2023 in dit Belastingplan zijn voorgesteld zijn welkom, maar we vragen ons af of er genoeg urgentie is in het kabinet en dringen aan op weer volgende stappen om de klimaatdoelen toch te realiseren. We vragen de regering en namens haar de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst om daar uitleg over te geven. En we vragen de staatssecretaris om vanuit zijn belastingportefeuille proactief met de klimaatdoelen aan de slag te gaan. Belastingen zijn immers ook een politiek instrument. De uitwerking van de klimaatplannen in de belastingmaatregelen verleiden particulieren en ondernemers ertoe hun eigen voetafdruk te verkleinen. We juichen de maatregelen toe en steunen die ook. Ik heb het dan over de bpm op bestelauto's, de vliegbelasting, verhoging van de MIA en de CO2-minimumprijs voor de industrie. De opbrengst van deze maatregelen vloeien in de staatskas. Overweegt de regering om specifieke belastinginkomsten ook toe te wijzen aan uitgaven die in dezelfde lijn doorwerken? Zo zou je je voor kunnen stellen dat inkomsten uit vliegbelasting worden gebruikt om emissievrij openbaar vervoer te stimuleren. Ziet de regering kansen voor dit soort koppelingen? We kenden al de ODE, maar die gaat juist vervallen.

Om tegengesteld beleid te voorkomen, heb ik al eerder gepleit voor een klimaattoets bij het ontwerpen van nieuwe wetsvoorstellen, niet alleen voor belastingwetgeving maar meer in het algemeen. We kijken standaard naar onder andere doenvermogen, maar zou er bij nieuwe wetgeving, niet alleen fiscale wetgeving, niet ook een klimaattoets moeten zijn? Graag hierop een antwoord van het kabinet. Het is nu zo dat specifieke klimaatwetgeving en fiscale wetgeving als het gaat om klimaataspecten een paragraaf hebben in de memorie van toelichting die de effecten op het klimaat beschrijft, maar andere wetgeving ontbeert zo'n klimaattoets, terwijl er wel degelijk effecten op de emissie van CO2 kunnen zijn of klimaateffecten anderszins. Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij zich in het kabinet wil inzetten voor een klimaattoets bij nieuwe wetsvoorstellen? Wil het kabinet op die manier het vertrouwen van de jonge generaties in het overheidsbeleid doen toenemen? Ik zie dit als een betrekkelijk eenvoudige en goedkope manier om de goede intentie van de overheid naar nieuwe generaties te tonen.

De heer Schalk (SGP):

Ik heb een korte vraag. Is de heer Van der Voort het met mij eens dat juist het plaatsen van allerlei klimaatdoelen in allerlei wetgeving, de samenleving enorm op slot kan zetten? Ik hoef alleen maar te verwijzen naar de Klimaatwet, de stikstofproblematiek en dergelijke. Is het niet vragen om extra moeilijkheden door in elke wet ook nog een paar klimaatdoelen op te nemen?

De heer Van der Voort (D66):

Ik vraag niet om het toevoegen van klimaatdoelen. Ik vraag om een toets te doen op de effecten op het klimaat. Zo is het in ieder geval inzichtelijk als wetgeving wordt aangenomen die de ontwikkeling van de opwarming van de aarde nadelig beïnvloedt. Dan kan je nog steeds de politieke keuze maken, maar in ieder geval is het dan inzichtelijk. Ik hoop er natuurlijk op dat dat inzicht leidt tot een aanpassing van die wetgeving.

De heer Schalk (SGP):

Dat maakt mij in ieder geval minder bezorgd. Dank voor dit antwoord.

De voorzitter:

Dan heeft meneer Van Apeldoorn een vraag. Ik zie u daar staan, dus ik denk: u gaat wat vragen.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik dacht "ik wacht nog even totdat de heer Van der Voort dit deel van zijn betoog heeft afgerond", maar ik kan nu ook al wel mijn vraag stellen. Het heeft wel te maken met klimaat, maar sluit ook aan bij een eerdere interruptie van collega Crone over het belasten van vermogen. Ik wil nog even terugkomen op uw eerdere interruptie op de heer Van Rooijen. U vroeg of de AOW'ers meer kunnen bijdragen aan het klimaat en of de inkomensondersteuning voor de AOW afgeschaft moet worden. Volgens mij heeft dat niets met klimaatbeleid te maken. De AOW'ers hebben die inkomensondersteuning nodig. Ik moest denken aan een opinieartikel van Thomas Piketty dat ik onlangs las. Hij zei: we moeten veel meer gaan belasten op vermogen. Dat moeten we om allerlei redenen sowieso doen, maar ook om de klimaattransitie mogelijk en rechtvaardig te maken. Anders wordt die onbetaalbaar aan de onderkant, voor de lage en middeninkomens. Wij moeten dus veel meer vragen van vermogenden. Daar heb ik de heer Van der Voort nog weinig over gehoord. Hoe kijkt hij daar tegenaan?

De heer Van der Voort (D66):

Ik dank de heer Van Apeldoorn voor deze interruptie. Die geeft mij namelijk de gelegenheid om te zeggen dat ik het helemaal met hem eens ben. Excuses voor die omissie in mijn bijdrage.

De voorzitter:

U heeft nog een aanvullende vraag. U heeft nog wel gelijk gekregen.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ja, dat is heel mooi. Ik hoop dat de D66-fractie in de Eerste Kamer voorstander is van het invoeren van een miljonairsbelasting. Misschien kan de heer Van der Voort dat ook nog eens aan de staatssecretaris voorleggen: om te blijven nadenken over hoe we misschien meer stappen kunnen zetten om in Nederland de vermogensongelijkheid te verkleinen, ook in de context van het betaalbaar maken van de klimaattransitie.

De voorzitter:

Ik hoor hierin geen vraag, maar meer een opdracht aan meneer Van der Voort. Maar goed, dan geef ik het woord aan mevrouw De Boer.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Ik hoorde meneer Van der Voort ingaan op de CO2-minimumprijs als maatregel om de klimaatbelasting tegen te gaan. Ik heb in mijn bijdrage gezegd dat het Planbureau heeft gezegd: het is een mooi instrument, maar de hoogte waarop die minimumprijs nu is vastgesteld, doet helemaal niets voor de klimaatdoelen in 2030. Ik nodig de heer Van der Voort uit om daarop in te gaan. En daaraan gekoppeld de vraag of hij mijn oproep aan het kabinet deelt om zo snel mogelijk te zorgen dat er een minimumprijs wordt vastgesteld die wél wat doet.

De heer Van der Voort (D66):

Ook hierbij vind ik in feite hetzelfde als mevrouw De Boer. Daar moeten stappen in genomen worden. Maar goed, dit is een eerste stap en ik ga ervan uit dat die volgende stappen ook gaan volgen. Ik kan me vaag herinneren dat minister Jetten in deze Kamer al een keer iets dergelijks gezegd heeft. Ik heb er vertrouwen in dat dat een vervolg gaat krijgen.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Fijn. Ik ga ook graag uit van vertrouwen, maar ik wacht nu toch ook even het antwoord van de regering af om te zien of dat vertrouwen terecht is.

De voorzitter:

Goed. Vervolgt u uw betoog.

De heer Van der Voort (D66):

Vertrouwen is ook gebaat bij consequent beleid. In de giftenaftrek zijn door de jaren heen een aantal wijzigingen aangebracht. De periodieke gift werd ongelimiteerd aftrekbaar, maar in het voorliggende Belastingplan wordt die weer beperkt tot €250.000. Hoewel de suggestie werd gewekt dat dit bedoeld was om belastingontwijking tegen te gaan via anbi's die voor dat doel werden opgericht, schrijft de staatssecretaris in zijn antwoord op vragen dat de aangepaste norm een gevolg is van beleidskeuzes en uitdrukkelijk niet vanwege belastingontwijking. Graag hoor ik van de staatssecretaris wat de gedachte achter deze beleidskeuzes is. In welk groter geheel past deze maatregel? Wij maken ons, zoals u begrijpt, zorgen over de inkomsten van anbi's, die graag gebruikmaken van deze gulle gevers. Wat zijn de mogelijkheden van de staatssecretaris om aan deze zorg van onze fractie tegemoet te komen? Wat gaat de regering doen als uit de monitoring blijkt dat de anbi's inderdaad aanzienlijk minder giften ontvangen? Ik heb begrepen dat ook andere fracties hierop terug zullen komen.

Consequent beleid schuurt met het toepassen van terugwerkende kracht. De solidariteitsheffing wordt met terugwerkende kracht toegepast. Dat gaat over één jaar, 2022. Over 2023 en 2024 wordt door middel van cijnsverhoging de belasting voor gasproducenten verhoogd. Belastingheffing met terugwerkende kracht draagt niet positief bij aan vertrouwen, integendeel. Bovendien dreigt er een dubbeling van belastingheffingen als de solidariteitsheffing wordt verlengd over 2023, en wellicht nog langer. In het kader van vertrouwen en consequent beleid is dat een zorg die onze fractie heeft. Deelt de staatssecretaris deze zorg en, zo nee, hoe gaat hij die zorg bij onze fractie wegnemen?

Vertrouwen gaat ook over eerlijkheid. In dat kader is onze fractie benieuwd naar de internationale ontwikkelingen betreffende antimisbruikmaatregelen. We hebben het dan over pijler 1 en pijler 2 van de herziening van het internationale belastingsysteem. Graag horen wij van de staatssecretaris hoe de stand van zaken is betreffende beide pijlers. Bij ons zijn er zorgen over de voortgang van dit project. Hoe liggen de verhoudingen binnen de EU, hoe zijn de verhoudingen met de VS en hoe is de Nederlandse inzet wat dit betreft?

Voorzitter. De afgelopen maanden is het veel over koopkracht gegaan en over de vraag in hoeverre de regering moet ingrijpen. De voorgestelde en lopende ingrepen zijn fors en effectief, maar voorkomen niet bij iedereen financiële problemen. Het prijsplafond is bovendien geen structurele oplossing, zo zegt ook het CPB. De koopkrachtdaling is door de maatregelen beperkt gebleven. Daarnaast is ook de loonontwikkeling van belang voor de uiteindelijke koopkracht van burgers. Het zou inzicht geven als de staatssecretaris een overzicht kan geven van de sectoren waarvan nu al bekend is dat de cao's voorzien in loonstijging in 2023. Wat zijn dan de gecombineerde effecten van de loonstijging in samenhang met de koopkrachtmaatregelen van de overheid? In welke sectoren knelt het dan het meest?

Aan de regering de vraag wat de stand van zaken precies is met betrekking tot het prijsplafond voor energie. Hoe gaat dat ingeregeld worden? Zijn er oplossingen gevonden voor specifieke groepen, zoals studenten en mensen met blokverwarming?

Dan een opmerking over het wetsvoorstel DAC7. We hebben nog een vraag over de privacy van gegevens die verzameld worden. We begrijpen dat gegevens worden gedeeld tussen landen, maar voordat de gegevens bij de Belastingdienst komen, zullen ze door verschillende organisaties, platformondernemingen, moeten worden verzameld. Klopt het dat daarbij ook persoonlijke gegevens, zoals onder andere het bsn, verzameld worden? Zijn er volgende waarborgen dat die gegevens beschermd worden, of is er wetgeving die de bescherming van deze gegevens bij die organisaties borgt? Daarnaast lijkt het ons bij deze wetgeving relevant dat burgers in Nederland goed worden geïnformeerd over de gevolgen van deze implementatiewet voor hun activiteiten bij internetplatformondernemingen. Hoe gaat de regering hier informatie over geven?

Voorzitter. Dan kom ik tot een afronding. Er ligt een groot aantal wetsvoorstellen voor ons. Onze fractie denkt dat het totaal aan maatregelen voldoende in zich heeft om het vertrouwen in de overheid, de regering en de Belastingdienst te vergroten. Het vereenvoudigen van het belastingstelsel, zoals dat door de staatssecretaris wordt nagestreefd, zal daar zeker toe bijdragen. We hopen op een continuering van consequent beleid op basis van een heldere visie en het toekomstbeeld zoals dat door het huidige kabinet is ingezet.

Wij wachten nu eerst de beantwoording van onze vragen door de regering af.

De voorzitter:

O, ik zie meneer Van Rooijen nog voor een interruptie.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik had gehoopt dat de collega in zou gaan op mijn uitnodiging om te reageren op de vraag wat de D66-fractie vindt van de koppelverkoop door de verhoging van het kindgebonden budget, waar wij voor zijn, en de verhoging van het LIV, het lage-inkomensvoordeel, waar wij voor zijn, te koppelen aan een bijna-afschaffing of afschaffing van de IO-AOW, namelijk het laatste restje van €5 naar €0. Wat vindt hij van die koppelverkoop? Is hij bereid om met mijn fractie te zoeken naar een uitweg? Ik heb er twee genoemd: de uitweg van een novelle en, mocht die novelle het niet halen en de wet zou worden aanvaard, om dan in ieder geval te bekijken of het kabinet bereid is om als uitweg die inkomensondersteuning toch weer in het leven te roepen. Wat vindt u daarvan?

De heer Van der Voort (D66):

Ik had de uitnodiging van de heer Van Rooijen zo opgevat dat hij met een interruptie zou komen. Dat gebeurt dus ook. Ik geef graag antwoord op zijn vragen. Het kabinet heeft een visie ontwikkeld op waar het naartoe wil in het komende jaar. Daarbij zijn een aantal maatregelen samengevat in verschillende wetsvoorstellen. Er is voor gekozen om deze twee maatregelen in één wetsvoorstel te combineren. Ik denk, alles overwegende en gelet op hoe je je beleid wilt uitvoeren, waar je naartoe wilt en hoe je de doelen wilt verwezenlijken, dat dit een legitieme en naar mijn mening ook begrijpelijke manier is om op deze manier door te pakken en de doelen te bereiken. Dus ik heb daar niet zulke problemen mee zoals de heer Van Rooijen die heeft. De stap van een novelle gaat ons gelet op het voorgaande te ver en zullen wij niet steunen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Maar de onderliggende kernvraag is natuurlijk: wat doen we hier eigenlijk nog? In november 2015 is de motie-Hoekstra unaniem aanvaard en een maand geleden, met steun van het CDA en de ChristenUnie — twee van de vier coalitiepartners dus — is mijn motie aangenomen om de zaken uit elkaar te houden. Waarom vindt u het een onredelijke vraag — of laat ik zeggen "een niet-gerechtvaardigde vraag" — dat, als we het kindgebonden budget en het lage-inkomensvoordeel verhogen, we in lijn met het CDA en de ChristenUnie uit het kabinet, een apart en eigenstandig oordeel willen geven over de vraag of de inkomensondersteuning IO-AOW van €5 naar nul in een andere wet moet worden verpakt of in een zelfstandig wetsvoorstel moet worden beoordeeld? De novelle waar ik voor pleit, is om het uit elkaar te houden. Morgen komt daarvoor een motie. U zegt nu al, terwijl u de motie nog niet heeft gezien, dat u deze niet steunt. Dat vind ik op zichzelf interessant, want het lijkt me toch nuttig dat u de motie eerst leest, maar dat bedoelt u wellicht.

De heer Van der Voort (D66):

Het is belangrijk om je te realiseren dat er aan het grotere plaatje waar het kabinet heen wil, ook als het gaat om de koopkracht van de ouderen, maar ook van andere groepen in de samenleving en dus ook van ouders met kinderen, wordt gewerkt middels een aantal maatregelen. Die zijn wel of niet gekoppeld aan wetsvoorstellen. Als wij kijken naar wat in the end het resultaat is van al die wetsvoorstellen bij elkaar voor de koopkracht en de inkomens van verschillende mensen en groepen in Nederland, dan zijn wij daar in grote lijnen tevreden over. Daarmee is ons bezwaar tegen deze koppeling niet meer zo prominent aanwezig. Dat is onze afweging geweest.

De voorzitter:

Meneer Van Rooijen, ik wil het hier graag bij laten. Ik denk niet dat u een ander antwoord krijgt in dezen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Mag ik nog één korte vraag stellen bij de interruptie?

De voorzitter:

Eén korte dan.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja, voorzitter. 1,2 miljoen arme AOW'ers hebben die inkomensondersteuning hard nodig. Wilt u dat meewegen? Met een apart wetsontwerp hadden we daar apart over kunnen oordelen.

De voorzitter:

Ik hoor verder geen vraag, maar alleen een opdracht aan de heer Van der Voort. U heeft heel wat huiswerk te doen.

Dan wil ik graag nog het woord geven aan ... O, er is er nog eentje. U krijgt er nog één mee. Het woord is aan de heer Raven.

De heer Raven (OSF):

Ik zou via de heer Van der Voort een vraag willen stellen aan de D66-fractie. Ik weet dat uw fractie er voorstander van is om mensen weer aan het werk te krijgen. U ziet ook dat er hier en daar problemen ontstaan op het moment dat mensen meer gaan werken. Zij maken dan een soort van armoedeval door, want als er meer inkomen is, valt er aan de andere kant een stuk inkomen weg, bijvoorbeeld in de vorm van een zorgtoeslag, een huurtoeslag, et cetera. Wij stellen vandaag de hoogte van de inkomens vast waarvoor die toeslagen wel of niet vervallen. Ik heb u daar niet over gehoord. Het is een van de elementen die ervoor kunnen zorgen dat mensen niet aan het werk gaan omdat het niet loont. Mijn vraag is of u op dat punt met ons zou willen meedenken en kijken of de grenzen van de toetsingsinkomens verhoogd kunnen worden. Ik ben van plan daarover morgen een motie in te dienen om een armoedeval te voorkomen en daarmee mensen meer mogelijkheden te geven om inkomsten te genereren? Hoe kijkt u daartegenaan? Ik heb u daar niet over gehoord.

De voorzitter:

Uw vraag is duidelijk.

De heer Van der Voort (D66):

De vraag van de heer Raven is of ik wil meedenken over voorstellen die hij heeft. Wij willen natuurlijk altijd meedenken. Het probleem van de marginale druk is reëel. Daar is ook veel aandacht voor geweest, en daar is nog steeds veel aandacht voor, van het kabinet. Ik zie dat graag tegemoet en dan denken wij daar graag over mee. Hoe minder problemen daarbij optreden, hoe beter.

De heer Raven (OSF):

Oké. Daar zal ik het mee doen. Ik hoop dat ik daar morgen eventueel steun voor kan krijgen.

De voorzitter:

De heer Otten heeft ook nog een vraag aan u.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik moet er nu bij zijn, want anders ben ik te laat, denk ik. Ik hoor de heer Van der Voort over de noodzaak van een belastinghervorming. Nou, die noodzaak onderkennen wij ook. Ik hoor D66 ook zeggen dat de huidige prijsplafonds geen structurele oplossingen zijn voor de koopkracht. Dat denken wij ook. Hoe ziet die belastinghervorming er volgens u dan uit? Als u moet schetsen waar u naartoe wilt, hoe zou het er dan uitzien?

De heer Van der Voort (D66):

Het zijn eigenlijk twee verschillende problemen. We spreken in deze Kamer al jaren over het hervormen van het belastingstelsel. Daarvoor wil ik u heel graag verwijzen naar het betoog van mevrouw Van Huffelen in 2020, denk ik, of anders in 2019. In ieder geval heeft zij daar een heel uitvoerig tienpuntenplan voor beschreven in haar betoog bij de behandeling van de belastingwetten. Het voert een beetje te ver om die nu allemaal hier te gaan herhalen. Maar dat is denk ik een heel mooi stuk.

Het prijsplafond en hoe het verder moet met de energiebelasting. Ja, dat is een moeilijk vraagstuk. En volgens mij is minister Jetten daar dagelijks mee bezig. Dus ik zal niet zeggen dat ik hier eventjes in een kort antwoord dat gras voor zijn voeten weg kan maaien. Nee, dat gaat niet lukken.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik hoor dus dat D66 ook een nieuw belastingstelsel wil, maar — dat zei u zelf ook al — de Belastingdienst kan het niet aan. Dat is iets wat wij en andere sprekers in het verleden al aangevoerd hebben. Alles strandt continu op de Belastingdienst en op de uitvoeringsproblemen. Hoe zou u dat oplossen, is mijn vraag aan D66.

De heer Van der Voort (D66):

De D66-staatssecretaris Menno Snel is destijds begonnen met ... Nou, ik weet eigenlijk niet of hij het heeft doorgezet, maar hij is in ieder geval heel actief bezig geweest met de hervorming van het belastingstelsel — in ieder geval met de hervorming van de Belastingdienst — en het verbeteren van de ICT-systemen. Dat is een heel complex gebeuren, heb ik begrepen, zowel van hem als van opeenvolgende staatssecretarissen. Zij hebben dat allemaal toegelicht.

Het is natuurlijk ook te complex om hier even te kunnen vertellen hoe het dan wel moet. Ik heb die vermogens ook niet, maar ik heb nu wel gevraagd aan de staatssecretaris om een update daarvan te geven, zodat we in ieder geval weten wat er de afgelopen jaren gebeurd is en wat er nog moet gebeuren. Dat staat op zichzelf los van of in ieder geval in een beperkte relatie tot een nieuw belastingstelsel. Dat vergt andere uitgangspunten. Dan maak je een nieuw belastingstelsel en de uitvoering door de Belastingdienst is daar dan secundair aan. Maar op dit moment zijn er al jaren problemen bij de Belastingdienst om de uitvoering van het huidige stelsel gestalte te geven. Dus het heeft wel een relatie met elkaar, maar ik zie het toch ook als twee aparte zaken, waarbij de verbetering van de ICT-systemen nu het meest urgent is.

De voorzitter:

Meneer Otten, nog even kort. Alstublieft.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Dat ben ik helemaal eens met de heer Van der Voort, maar u zult ook het stuk in de NRC hebben gelezen van afgelopen weekend. De heer Van Rooijen en anderen refereerden er ook al aan. Daarin stond dat Menno Snel van D66 het inderdaad gradueel probeerde te verbeteren, maar dat minister Hoekstra daar rücksichtslos een streep door heeft gezet. Daardoor is in ieder geval volgens de analyse van de NRC de zaak nog veel slechter geworden. Deelt u die conclusie?

De heer Van der Voort (D66):

Het is niet aan mij om een appreciatie te geven van de verhouding tussen Menno Snel en destijds minister Hoekstra. Daar heb ik helemaal geen inzicht in. Ik heb kennisgenomen van het stuk en dat is het. Ik kan daar verder geen oordeel over geven.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Voort. Dan geef ik graag het woord aan meneer Koffeman van de Partij voor de Dieren.

De heer Koffeman (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Het is al even geleden, namelijk augustus 2012, maar toen beloofde minister-president Rutte €1.000 aan alle werkenden. Dat zou 9 miljard hebben gekost, maar het heeft er ook mede voor gezorgd dat de VVD een maand later de grootste partij werd. Maar de belofte is nooit ingelost. Het Belastingplan dat we vandaag bespreken, bevat opnieuw zo'n meevaller voor de kiezers. Dat recordbedrag van 14 miljard aan koopkrachtreparatie en verlaging van de belasting op arbeid kan in deze sombere tijden gezien worden als een pleister op de wonde, maar het zou ook kunnen uitpakken als een doekje voor het bloeden. Voor het eerst sinds de invoering wordt het minimumloon verhoogd met 10%, hoewel de inflatie daarmee niet kan worden gecompenseerd. Het kabinet wil ook het lage-inkomensvoordeel, LIV, met 60% verhogen. Grote ondernemingen krijgen daardoor een fors belastingvoordeel. Bedrijven krijgen die loonkostensubsidie echter alleen als de salarissen van medewerkers laag worden gehouden. Onze fractie vindt dat deze "Primarkpremie" eigenlijk tot hogere lonen in het lagere segment zou moeten leiden en niet naar aandeelhouders zou moeten gaan. Kan de minister aangeven waarom het lage-inkomensvoordeel niet direct ten goede komt aan werknemers? Kan daar verandering in worden gebracht?

Voorzitter. De miljarden die in het vooruitzicht gesteld worden voor koopkrachtreparatie zullen uiteindelijk voor rekening van de kiezer komen. De kosten van het energieplafond worden door het kabinet zelf begroot op maximaal 40 miljard. Wat nu oogt als een warm gebaar, kan straks heel veel huishoudens letterlijk koud op hun dak vallen. Bijna een kwart van dit bedrag belandt bij huishoudens die jaarlijks een ton of meer ontvangen. Geen enkele andere inkomensgroep profiteert zozeer van de maatregel. Hoe kan dat? Is dat rechtvaardig?

Voorzitter. De marginale belastingdruk voor een modaal inkomen is op dit moment zelfs hoger dan die voor een topinkomen. Dat betekent dat een verpleegkundige of een leerkracht een hoger marginaal belastingtarief betaalt dan bijvoorbeeld een topambtenaar of een advocaat. Is het kabinet bereid daar verandering in te brengen? Welke mogelijkheden ziet het kabinet daartoe? Deelt de staatssecretaris de mening dat het onrechtvaardig is modale inkomens zwaarder te belasten dan topinkomens?

Voorzitter. Het kabinet heeft de Tweede Kamer toegezegd op korte termijn inzicht te geven in een extra compensatie voor chronisch zieken met een extra hoog energieverbruik. Kan de minister inmiddels meer zeggen over de wijze van compensatie die het kabinet voor ogen heeft? En kan de minister aangeven hoe ze studenten wil compenseren die niet beschikken over een eigen aansluiting omdat ze bijvoorbeeld een woonruimte delen, of mensen die datzelfde doen met blokverwarming? Ziet het kabinet mogelijkheden om via fiscale maatregelen isolatie betaalbaarder te maken voor alle inkomensgroepen, waarbij niet alleen de btw op zonnepanelen tot nul wordt teruggebracht, maar ook de btw op andere isolatiemaatregelen?

Voorzitter. Naast noodverbanden die aangelegd worden, kunnen we niet voorbijgaan aan de noodzaak om de polycrisis te bestrijden met permanenten maatregelen. Het blijft moeilijk verklaarbaar waarom grootverbruikers van fossiele energie nog altijd genieten van belastingkortingen of zelfs belastingvrijstelling, terwijl kleinverbruikers extreem veel meer moeten betalen. Kan de staatssecretaris uitleggen waarom de belastingvrijdom voor bijvoorbeeld kerosine nog steeds bestaat? Is hij bereid in het licht van de jongste ontwikkelingen op de energiemarkt te onderzoeken of het gebruik van fossiele energie voor grootverbruikers via fiscale maatregelen ontmoedigd kan worden ten gunste van de duurzame energietransitie? Hoe denkt het kabinet over het zwaarder belasten van privéjets — het is al eerder door andere sprekers genoemd — en het gebruik daarvan zoals deze week aangekondigd door de Belgische regering en over het zwaarder belasten van vliegreizen van minder dan 500 kilometer? Is de staatssecretaris ook bereid de belastingvrijstelling van brandstoffen voor privéjachten aan banden leggen? Graag een reactie.

Voorzitter. Nieuw-Zeeland en Denemarken hebben plannen om boeren te belasten voor de stikstof, methaan en CO2 die hun vee uitstoot. De opbrengst van deze belasting moet terugvloeien naar de boeren in de vorm van vergroeningssubsidies. Is de Nederlandse regering bereid te onderzoeken welke effecten een vergelijkbare regeling in Nederland zou hebben en de resultaten van het onderzoek te plaatsen naast de baten en lasten van de vrijwillige uitkoop van boerenbedrijven zoals we die nu voor ogen hebben?

Voorzitter. Er zijn zorgen over de capaciteitsproblemen rond de distributie van duurzame energie. Windparken draaien niet langer op subsidie, maar kunnen een bijdrage leveren aan het verduurzamen van energie en het behalen van onze klimaatdoelen. Maar hoe meer windparken er komen, hoe meer concurrentie. Daardoor dreigt een situatie met te veel aanbod en te weinig vraag naar elektriciteit, waarschuwt TNO. Dan kunnen elektriciteitsprijzen wel tien keer zo laag worden als nu en moet meer dan 10% van de winststroom worden weggegooid. Het verschil tussen dag- en nachttarieven is momenteel nauwelijks meer aanwezig, vooral ook door de belastingcomponent in de prijsvorming. Het is op dit moment nauwelijks aantrekkelijk voor consumenten en industrie om vooral 's nachts stroom af te nemen. Is de staatssecretaris bereid te onderzoeken of fiscale prikkels daar verandering in zouden kunnen brengen? Te denken valt aan een btw-vrijstelling op elektriciteit die tegen nachttarief geleverd wordt. Graag een reactie.

Voorzitter. Ik wil ook graag aandacht vragen voor de wijziging in box 3. We hebben daar allemaal veel post over gekregen. Die kan het karakter hebben van een fictieve rendementsheffing, terwijl we daar inmiddels juist afscheid van genomen hadden. Valt de nieuwe heffing inderdaad zo onvoordelig uit voor particuliere verhuurders en de woningmarkt als De Nederlandsche Bank, Vastgoedjournaal en anderen hebben berekend? Is het kabinet bereid alles te doen om te voorkomen dat er een nieuwe fictieve rendementsheffing komt, voor vastgoed ditmaal? Graag een reactie.

Voorzitter. Sinds kort mag Oekraïne heffingsvrij graan exporteren naar de EU. Dit heeft ertoe geleid dat er heel veel meer graan naar de EU is geëxporteerd, ten koste van onder andere de Hoorn van Afrika, Egypte en Libanon, landen waar goedkoop graan essentieel is voor het voeden van mensen. Van die granen werd slechts 5% verscheept naar landen met voedseltekorten en 61% naar Europa, omdat wij dat graan voeren aan dieren in onze bio-industrie. Wat vindt het kabinet daarvan? Kan het kabinet reflecteren op de rechtvaardigheid van die ontwikkeling?

Voorzitter. Ik wil graag afronden met een pleidooi voor een verduurzaming van het gehele belastingstelsel, in een hoger tempo dan nu aan ons gepresenteerd wordt. Waarom gaan we niet voortvarend werk maken van het uitgangspunt dat de vervuiler zou moeten betalen en van het ontwikkelen en gebruiken van duurzame alternatieven? Een plan daartoe is vorig jaar gepresenteerd door denktank Ex'tax, bijgestaan door gerenommeerde kennispartners. Alle consultancybureaus hebben daaraan deelgenomen. Is het kabinet bereid een analyse en een kabinetsappreciatie rond dit plan te geven?

Het nettoresultaat van zo'n taxshift is goed voor de economie en voor de werkgelegenheid in elke sector. Door slimme inzet van opbrengsten gaan de laagste inkomens er in koopkracht het meeste op vooruit. Onderzoekers van het Ex'taxproject hebben een scenario opgesteld met twintig maatregelen om stapsgewijs belastingen te maken tot een basis voor circulaire groei. Binnen vier jaar zouden er al duidelijke verschillen zichtbaar kunnen worden ten opzichte van het huidige beleid, zoals een groei van het bruto nationaal product van 2,4%, een groei van de werkgelegenheid van 2,6% en een daling van de CO2-emissies van 6,0%. Een deltaplan belastingen en de complexiteit en omvang van zo'n belastingverschuiving zouden ons niet moeten afschrikken. Van de 300 inwoners die door de ABN AMRO bevraagd werden over dat plan, zei 98% daar voorstander van te zijn. Is het kabinet bereid daar een onderzoek naar in te stellen? Ik overweeg een motie op dit punt.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Koffeman. Dan schors ik de vergadering voor de dinerpauze tot 19.00 uur. De behandeling zal na de dinerpauze worden voortgezet.

De vergadering wordt van 18.00 uur tot 18.59 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan meneer Van der Linden, die spreekt namens de Fractie-Nanninga. Meneer Van der Linden, aan u het woord.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Dank u wel, voorzitter. Een nieuw jaar, een nieuw Belastingplan. Het eerste Belastingplan van dit kabinet. Het laatste Belastingplan van de Kamer in deze samenstelling. Maar toch een andere samenstelling dan gehoopt. We behandelen het Belastingplan namelijk zonder de gewaardeerde en ervaren senator Peter Ester van de ChristenUnie, die ons is ontvallen. Onze gedachten en medeleven gaan uit naar zijn familie, vrienden en collega's, zeker de fractie en de minister van de ChristenUnie.

Voorzitter. Mijn fractie waarschuwt al lange tijd voor de effecten van langdurig hoge inflatie op de koopkracht van burgers en de weerbaarheid van gemeenschappen. Vorig jaar wees ik in onze bijdrage over het Belastingplan op twee belangrijke aspecten die aandacht verdienden en nog steeds verdienen. In de eerste plaats het nastreven van een kleine overheid. En in de tweede plaats de schrikbarende complexiteit van ons belastingen- en toeslagenstelsel. Wij gaven vorig jaar onze visie hoe dit te doorbreken. Vorig jaar debatteerden wij hierover op 13 en 14 december, aan de vooravond van een nieuw kabinet. Het regeerakkoord Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst, verscheen een dag later, op 15 december.

Ik licht het regeerakkoord en het vandaag voorliggende Belastingplan nog eens door op basis van onze analyse van vorig jaar, te beginnen bij ons ideaal van een kleine overheid. Mijn fractie, mijn partij gelooft in een staat die dienstbaar is aan gemeenschappen van mensen, zoals ook de markt dienstbaar dient te zijn aan gemeenschappen. Dit betekent dat de staat geen geluksmachine is, dat de staat niet alle problemen kan oplossen en dat de staat zeer terughoudend moet zijn bij het onttrekken van geld aan gemeenschappen en dus terughoudend moet zijn met het heffen van belastingen en het uitgeven van geld van burgers.

Die terughoudendheid zien we al jaren niet meer. De laatste grote poging tot een kleine overheid — of althans: lagere uitgaven — was onder het kabinet van VVD en PvdA. Dat was vooral ingegeven door de nasleep van de kredietcrisis, en niet door het ideaal van een kleine overheid. In het huidige regeerakkoord wordt gesproken over een sterke overheid, maar niet over een kleine. Betoogd wordt dat burgers een overheid willen die levert, en daar mag flink geld tegenaan worden gesmeten, vooral incidenteel, omdat met die incidentele uitgaven, ik citeer het akkoord: "grote maatschappelijke opgaven zoals klimaat, stikstof en achterstallig onderhoud opgelost worden".

"Opgelost worden", zou het werkelijk? Een drietal observaties van ons hierbij. Eén: er wordt hier in Den Haag vaak vergeten dat overheidsuitgaven eerst door burgers verdiend moeten worden. Deze burgers — voor velen hier onzichtbare mensen — werken van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat. Zij verdienen het geld dat de regering nu en dan achteloos lijkt af te romen.

Tweede observatie: een overheid kan niet kosteloos groeien. Een uitdijende overheid verzwakt de samenleving, verzwakt gemeenschappen en ondermijnt de vrije markt. Als er jaar in, jaar uit meer geld bij burgers wordt weggehaald, neemt de welvaart van hen af. Ze hebben als gevolg daarvan minder vrijetijd, want er moet gewerkt worden om de rekeningen te kunnen betalen. Om de staat te dienen is er bijvoorbeeld minder tijd voor het verenigingsleven beschikbaar.

Ik citeer in dat kader het CBS, in een bericht van 19 oktober jongstleden: "Het aantal mensen dat vrijwilligerswerk doet is in 2021 verder gedaald. In dat jaar zei 39 procent in de afgelopen twaalf maanden zich ten minste één keer vrijwillig te hebben ingezet voor een organisatie of vereniging. Tien jaar eerder was dat nog 51 procent, en in 2020 44 procent. De afname tussen 2020 en 2021 was vooral te zien bij vrijwilligerswerk op school, in het jeugdwerk en voor culturele verenigingen."

Er moet in Den Haag geld worden uitgegeven, dus de samenleving verschraalt en de staat eigent zich een steeds grotere rol toe; een vicieuze cirkel als we niet oppassen. Saillant detail: in het regeerakkoord lazen we juist dat een overheid die levert, burgers de ruimte biedt om samen met familie, vrienden, collega's en vrijwilligers bij een vereniging in de buurt betekenis aan hun leven te geven. Dat is een samenleving waarin de overheid mensen in staat stelt samen de schouders eronder te zetten, aldus het regeerakkoord. Mijn vraag aan de minister op het vlak van die afnemende vrijwilligers en het regeerakkoord is: wat gaat hier nou mis? Graag een reactie.

Derde observatie is dat de belastingen op arbeid zo hoog zijn dat het voor veel mensen nauwelijks loont om meer te gaan werken, en dat in tijden van grote krapte op de arbeidsmarkt. Ik heb het hier natuurlijk over de marginale druk. Een simpeler en rechtvaardiger belastingstelsel is een stelsel met een acceptabele marginale druk, in onze ogen van maximaal 50%. Ga je een euro meer verdienen, dan mag het nooit zo zijn dat meer dan de helft van die extra euro naar de overheid gaat. De overheid moet via fiscale wetgeving zorgen dat werken voldoende loont, en meer werken beter loont. Dat doet de overheid als die wil leveren. En dat kan, in de vorm van eenvoudige, doelgerichte en rechtvaardige belastingen- en toeslagenwetgeving. Ook hier geldt: een kleine en doelmatige overheid is in het belang van burgers. Een kleine overheid, die minder geld rondpompt in een complex systeem, behoeft bovendien veel minder mensen en middelen vrij te maken om de uitvoering goed te regelen. Zo'n kleine overheid kan dus ook veel beter leveren.

En dan ben ik aangeland bij ons tweede fiscale hoofdpunt: ons veel te complexe stelsel van belastingen en toeslagen. Dat stelsel vereenvoudigen is geen sinecure.

De voorzitter:

De heer Raven heeft een vraag aan u. Aan u het woord.

De heer Raven (OSF):

Dank u, voorzitter. Ik heb een vraag over het onderwerp marginale druk. Die vraag heb ik ook voorgelegd aan de collega van D66. Ik vind het geen marginale druk waar ik het over had, maar in uw voorbeeld is het eigenlijk ook geen marginale druk, want u geeft aan dat het al 50% zou kunnen zijn aan belasting. Ik vind dat geen "marginale" druk. De term die we daarvoor gebruiken, recycle ik juist. Ik zou u dit willen vragen. Als je bijvoorbeeld boven een bepaald grensinkomen komt, betekent dat simpelweg dat je netto een groot bedrag gaat verliezen door extra inkomsten uit extra werk. Dat bedoelt u eigenlijk met de term "marginale druk". Maar dat is niet "marginaal"; dat is fysiek gewoon heel veel geld. Zou u met ons willen nadenken en meedenken om met name die grensinkomens te verhogen?

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Nou, daar willen we best over meedenken, voor zover dat geen symptoombestrijding is. Want de grote analyse van het probleem is namens ons dat we ons belastingen- en toeslagenstelsel zo complex hebben gemaakt, ook aan de ondersteuningskant, dat een euro meer verdienen bruto niet altijd netto tot meer leidt, juist door het ingewikkelde stelsel. Dus als u voorstellen heeft om dat te versimpelen of te vereenvoudigen, dan zullen we dat van harte steunen, maar laten we het vooral niet ingewikkelder maken.

De heer Raven (OSF):

Ik ben er absoluut niet voorstander van om het ingewikkelder te maken. Sterker nog, het lijkt mij op dit moment iets te kort door de bocht om te zeggen: in de toekomst gaan we dat allemaal oplossen. Dit soort wijzigingen van wetten vragen gewoon tijd; die vragen minstens een, twee, drie jaar voordat je datgene bereikt wat je eigenlijk wilt bereiken. De systematiek om die grensinkomens te verhogen, is vrij gemakkelijk: we kunnen vanavond, of morgen, via een uitspraak van de Kamer vragen om daar iets aan te doen, door die te verhogen. Dat besluit kun je vandaag of morgen nemen, als je dat zou willen. En dan heb je het geregeld voor een hele groep mensen die met die problematiek worden geconfronteerd.

De voorzitter:

En wat is uw vraag?

De heer Raven (OSF):

De vraag was, nogmaals, aan de JA21-fractie of ze met ons mee willen denken over zo'n simpele wijziging, en niet over de wijziging van allerlei wetten en over wensen enzovoort, wat jaren gaan duren. Nee, nu moeten we dat probleem oplossen. Nu worden mensen geconfronteerd met de armoedeval.

De voorzitter:

Uw vraag is duidelijk, dank u wel.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Simpele, doeltreffende maatregelen die direct problemen oplossen voor heel veel mensen, tja, daar zijn we altijd voor, dus die gaan we dan met veel interesse bezien. Maar ik hoop dat de heer Raven het ook met mij eens is dat we voor de lange termijn — dat kan niet morgen opgelost worden — echt wat moeten doen aan dat veel te complexe stelsel dat we met elkaar hebben gebouwd in de loop der jaren.

De heer Raven (OSF):

Ik verwijs daarvoor naar de inbreng die mijn voorgangers regelmatig hebben gedaan in de afgelopen jaren, dat er op dat punt nog heel veel wijzigingen zouden moeten worden voorgelegd hier aan de Kamer. Die zijn er helaas niet, maar ik ben wel in staat om nu op korte termijn daar iets aan te doen. Dus ik hoop dat u daarover met ons wil meedenken.

De heer Van Apeldoorn (SP):

De heer Van der Linden betoogt dat het belastingstelsel complex is geworden. Dat ben ik ook met hem eens. Hij identificeert ook het probleem van de hoge marginale druk voor sommige inkomens die wel kan oplopen tot 84%. Nou is mijn vraag: wat stelt de heer Van der Linden voor om daar wat aan te doen? Je kunt dat namelijk op verschillende manieren oplossen. Een van de redenen waarom er een hoge marginale druk is, is dat we in dit land de lage inkomens ondersteunen via toeslagen. Als je die toeslagen afschaft, dan verlaag je de marginale druk maar dan valt die ondersteuning weg. Dus dan moet je het op een andere manier doen. De heer Van der Linden wil het belastingstelsel versimpelen en hij wil af van die hoge marginale druk. Maar wat is dan een rechtvaardige oplossing voor dat probleem?

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Wat ik ook zo meteen zal betogen, is dat die vereenvoudiging niet eenvoudig is. Het is echt ontzettend lastig, zoals ook de staatssecretaris per brief heeft bevestigd, om dat op een goede manier te doen, maar wij denken dat het wel mogelijk is. Sterker nog, wij hebben zelf in het verleden — maar ook een aantal andere partijen waaronder D66 en 50PLUS — CPB-doorgerekende pogingen gedaan met als doel om een groot aantal van die toeslagen te schrappen en in ruil daarvoor een nieuwe, veel eenvoudiger systematiek te introduceren in de vorm van bijvoorbeeld een verzilverbare heffingskorting. En of die dan op huishoudniveau of op persoonsniveau zou moeten gelden, daar kun je over discussiëren, maar dat zijn, denken wij, de grote knoppen om aan te draaien om in een keer een grote slag te slaan.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Een andere knop, die ook relatief eenvoudig en overzichtelijk is, zou kunnen zijn om meerdere schijven in te voeren en om de eerste schijf van de inkomstenbelasting te verlagen ten opzichte van wat die nu is en om aan de hogere inkomens wat meer te vragen. Want linksom of rechtsom, je zal het toch ergens van moeten betalen. Als je zegt dat aan de onderkant die steun nodig is, dan zal je het geld daarvoor toch ergens vandaan moeten halen.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Dat is een optie. Het heeft onze voorkeur om te werken met zo min mogelijk schijven om het eenvoudig te houden, maar die schijvendifferentiatie kan een weg zijn om te bewandelen, als dat maar wel gepaard gaat met het afschaffen van een groot aantal van die veel te ingewikkelde regelingen. Als we het veel simpeler kunnen maken en het compromis een aantal meer schijven zou moeten zijn ten opzichte van wat we misschien zelf zouden willen, dan moeten we daarnaar kijken. Mijn oproep vandaag, en trouwens ook in de brief van de staatssecretaris, is ook dat politieke partijen echt over hun schaduw heen moeten stappen en niet moeten vervallen in hun eigen stokpaardjes want als dat laatste gebeurt is een grootschalige vereenvoudiging echt niet haalbaar.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Misschien kunnen we …

De voorzitter:

Graag kort, meneer Van Apeldoorn.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Excuus, ik was te snel, ik had nog niet het woord gekregen van u. Ik zal het kort houden. Ik hoop dat de JA21-fractie en mijn fractie elkaar hierin kunnen vinden. Want als je het wilt oplossen, dan moet je niet alleen kijken naar de vereenvoudiging maar ook naar de rechtvaardigheid daarvan. Dan moet je volgens mij ook kijken naar de verdeling en constateren dat ons huidige belastingstelsel eigenlijk helemaal niet zo progressief is.

De voorzitter:

Ik doe wel het verzoek aan de leden om als ze aan de interruptiemicrofoon staan, met een vraag te komen in plaats van hun eigen stellingen naar voren te brengen want daar hebben ze hun eigen termijn voor. Gaat u verder, meneer Van der Linden.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Ik kom op dat laatste punt straks nog terug. Waar ik net eindigde, was dat het stelsel vereenvoudigen geen sinecure is. Dat is niet makkelijk. Het vereist creativiteit, lef, doorzettingsvermogen en politieke wil. Partijen moeten echt bereid zijn over eigen schaduwen heen te stappen voor dat grote doel, namelijk vereenvoudiging.

Wat ook helpt voor een grote stelselherziening is trouwens een substantieel bedrag aan smeerolie, zoals ik het maar even noem. We keken op dit punt dan ook reikhalzend uit naar regeerakkoord, omdat er de vorige beschouwingen toch het nodige over werd gesteld, maar dat viel toch wel wat tegen. Slechts een passage over de kinderopvangtoeslag, wat natuurlijk een superbelangrijk onderwerp is, de vereenvoudiging van de huurtoeslag en "we gaan door met verbeteringen", maar de grote klapper, de smeerolie, ook budgettair, ging vooral naar fondsen voor stikstof en klimaat. Met grote sommen geld denkt het kabinet, zo staat in het regeerakkoord, de problemen op dat vlak op te kunnen lossen. Dat betwijfelen wij. Bovendien, voor een werkelijk oplosbaar vraagstuk, het grondig vereenvoudigen van ons belastingen- en toeslagenstelsel zijn geen grote incidentele middelen vrijgemaakt, terwijl dat toch vooral een wiskundige exercitie zou moeten zijn. Dat was nog voor de grote recessie waar we inmiddels in zijn aanbeland. De eerste stappen zijn er. Hoe groot en diep die recessie wordt, moeten we dan nog zien. Ik heb volgens mij de vorige keer ook betoogd: als je het dak al niet repareert als de zon schijnt, wordt het nog moeilijker als het regent. Maar het glas is bij ons ook halfvol. Er lijkt toch wat momentum te zijn voor actie. Staatssecretaris Van Rij heeft recentelijk in een brief eindelijk gereageerd op onze vorig jaar hier aangenomen motie, die het kabinet verzocht om op basis van brede samenwerking met beide Kamers, onderzoeksinstituten en externe specialisten aan te vangen met een ambitieus, transparant en stapsgewijs plan om ons stelsel van sociale zekerheid en belastingen de komende jaren flink te vereenvoudigen, met een aantal uitgangspunten, namelijk aanvaardbare budgettaire effecten, aanvaardbare inkomenseffecten en aanvaardbare arbeidsaanbodeffecten.

De staatssecretaris heeft een aanpak geformuleerd — daar heeft hij een brief over gestuurd — waarin hij fiscale regelingen ter discussie zal stellen op basis van vier criteria. Eén. Het beleidsdoel is niet meer actueel en er is geen onderbouwing meer voor overheidsingrijpen. Het tweede criterium is dat de regeling negatief is geëvalueerd op doeltreffendheid en doelmatigheid. Het derde is dat de regeling te complex is in de uitvoering of handhaving door de belastingdienst. Het vierde criterium is dat de regeling relatief veel foutief gebruik kent of het doenvermogen bovenmatig belast. Dat zijn op zich prima criteria om fiscale regelingen tegen het licht te houden. Wij zien uit naar de eerste uitkomsten komend halfjaar.

We hebben nog wel een aantal vragen. Eén. Is de staatssecretaris met ons van mening dat zoiets als een veelheid of overmaat aan regelingen die hetzelfde doel nastreven ook tot de criteria behoort? Zou dat niet moeten worden toegevoegd aan de set criteria uit zijn brief, of valt dit hier reeds onder? Neem het voorbeeld van de toeslagen. De belastingen in Nederland, onder andere de inkomstenbelasting, zijn zo hoog dat het voor veel burgers niet doenlijk is om zorg of onderdak te betalen. In plaats van de belastingen te verlagen, wordt gekozen voor een complex systeem van bijvoorbeeld zorg- en huurtoeslagen. Ook nieuwe plannen en proefballonnen dreigen soms een doel na te streven dat via vereenvoudiging doelmatiger zou kunnen worden bereikt. Neem bijvoorbeeld de voltijdbonus waarover wordt gesproken. Bij een effectieve marginale druk, zou die niet of minder nodig moeten zijn.

Twee. Stel dat het afschaffen van een flink aantal van deze regelingen leidt tot netto belastingderving en budgettaire negatieve effecten. Hoe ziet de staatssecretaris dat financieel voor zich? Heeft hij wat budgettaire speelruimte of gaan andere, meer generieke belastingen dan omhoog? Oftewel: hoe zit het hier met de smeerolie, financieel, waar ik het net over had?

Drie. Ligt de nadruk met de aanpak in de brief van de staatssecretaris, met alle respect, niet te veel op relatief kleine regelingen? Wij zouden graag zien dat ook goed gekeken wordt naar grote klappers, zoals — net al benoemd — de zorgtoeslag, de huurtoeslag, het kindgebonden budget, de kinderbijslag, de arbeidskorting en de algemene heffingskorting. Het schrappen of aanpassen van dit soort regelingen is misschien heftig, maar het kan wel, in combinatie met het introduceren van bijvoorbeeld een eenvoudig verzilverbare heffingskorting. Dat kan op huishoudenniveau of in de vorm van een persoonlijke korting, zoals ik vorig jaar al heb betoogd. Meerdere partijen hebben dit in het verleden onderzocht en door het CPB laten doorrekenen. Wij hebben dat gedaan, toen nog in een andere politieke samenstelling, maar ook D66 en 50PLUS. Deze doorrekeningen vormen onzes inziens een prima aanvulling op de voorgestelde aanpak van de staatssecretaris. Onze vraag aan de staatssecretaris is dan ook hoe hij aankijkt tegen dergelijke grote klappers bij de vereenvoudiging van ons stelsel.

Verder verwijst de staatssecretaris in zijn plan-van-aanpakbrief naar de fiscale rommelzolder. Dat zijn zijn woorden, of eigenlijk die van zijn voorgangers. Het is een metafoor voor het grote aantal ondoelmatige en niet-doeltreffende regelingen in ons fiscale huis. Meerdere ambtsvoorgangers van de staatssecretaris hadden de ambitie deze zolder leeg te ruimen, maar dat is niet gelukt. Sterker nog, sinds 2003 zijn er evenveel regelingen bij gekomen als afgeschaft. Dan ruim je eindelijk je zolder op en een jaar later staat die weer vol met nieuwe troep. Ik vraag aan de staatssecretaris: zouden we het verminderen van het aantal fiscale regelingen niet tot doel kunnen stellen aan onszelf via wetgeving, waarbij we onszelf verplichten om bij het introduceren van één nieuwe fiscale regeling er tegelijkertijd minstens twee te schrappen? De Kamer legt zichzelf klimaatdoelen op en legt deze vast in wetgeving. Dan moet het toch ook mogelijk zijn met onze eigen belastingregels. Mijn vraag is of de staatssecretaris mogelijkheden ziet. Wij overwegen op dit punt, dat van de rommelzolder, een motie. In het verleden heeft onderzoek plaatsgevonden naar het verruimen van mogelijkheden om het lokale belastinggebied te verruimen, dus op gemeentelijk niveau. Gemeenten zijn nu voor meer dan 60% van hun begroting afhankelijk van de rijksuitkering. Kan de staatssecretaris aangeven hoe het hiermee staat, en hoe dit zich verhoudt tot zijn aanpak en ambities om het stelsel juist te versimpelen en de regels te verminderen? Bijten deze ambities elkaar niet?

Tot slot. De staatssecretaris benadrukt in zijn brief met de aanpak voor een vereenvoudiging van het stelsel dat een rechte rug nodig is van kabinet en Kamers. Wat ik net al aangaf bij de heer Van Apeldoorn, kan de secretaris deze definitie voor de noodzaak van een rechte rug nog eens nader duiden? Wat voor risico's ziet hij hier en ook bij de Kamer? Wij kunnen ons dat overigens goed voorstellen. Als iedere fractie tijdens deze enorme operatie vooral de eigen politieke stokpaardjes zal gaan berijden, dan wordt het natuurlijk een kansloze missie. Wij roepen daarom op om dat niet te doen gedurende deze fiscale operatie. Daarna, hopelijk met een veel simpeler en effectiever belastingen- en toeslagenstelsel, is er nog alle ruimte om discussies te voeren over politieke meningsverschillen. Maar dan is er in ieder geval op het gebied van de vereenvoudiging geleverd.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer van der Linden. Ik denk dat er nog een interruptie komt van meneer Van der Voort. Meneer Van der Voort, aan u het woord.

De heer Van der Voort (D66):

Ik wil even terugkomen op het begin van het betoog van de heer Van der Linden dat ging over de kleine overheid. Het is een interessante gedachte om de overheid steeds verder terug te dringen. Dat is volgens mij de afgelopen tien, twintig jaar best goed gelukt, maar hoe klein kan de overheid worden in zijn visie?

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Ik kan een voorstel doen. Laten we eens beginnen met 10%. Als de heer Van der Voort dan aangeeft met 5% te beginnen, kunnen wij best tot een deal komen. Maar het kan in ieder geval een stuk kleiner.

De heer Van der Voort (D66):

Maar de heer Van der Linden zal toch ergens op uit willen komen en niet alleen maar puur als doel hebben de overheid te verkleinen? Het gaat er toch om dat de overheid effectief is? Zou het dan niet beter zijn om in plaats van te zeggen dat overheid kleiner moet worden, te zeggen dat de overheid zo groot moet zijn dat de doelen die gesteld zijn behaald worden met die overheid? Dat zou toch veel realistischer zijn dan puur te zeggen dat het 10%, 20% of 30% kleiner moet worden?

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Ja, dat is waar. We kunnen dat heel concreet maken in een percentage, wat ik net gekscherend probeerde te doen. Maar de stap ervoor is het eens worden over de vraag of je ideologisch vindt dat een kleine overheid en een kleinere overheid goed is. In het regeerakkoord wordt dat niet genoemd. Ik geloof dat de partij van de heer Van der Voort dat ook niet per se nastreeft. Die richt zich vooral op een sterkere overheid. Maar als u aangeeft dat er valt te praten over een kleinere overheid, maar dat er aangegeven moet worden op welke vlakken, dan gaan we kijken of we tot een overeenkomst kunnen komen.

De voorzitter:

Meneer Van der Voort, heeft u nog een korte vraag?

De heer Van der Voort (D66):

Nou ja ...

De voorzitter:

Geen stellingen. Gewoon een vraag?

De heer Van der Voort (D66):

Het gaat er dus om dat een overheid effectief is. Misschien moet er op sommige ministeries dan wel een grotere overheid bestaan. Dat is mijn vraag. Zou het ook kunnen in uw verhaal dat ze soms misschien ook wel juist iets groter moet worden om de juiste doelen te bereiken?

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Op sommige onderdelen zou de overheid ook groter kunnen. Dat heeft natuurlijk wel te maken met het stellen van prioriteiten. Er zijn ook ministeries, departementen, waar een ontzettend tekort is aan handjes om beleid uit te voeren. Neem bijvoorbeeld de IND. Maar er zijn ook andere departementen — neem de Belastingdienst — die te maken hebben met het ontzettend complexe stelsel dat we nu hebben, waarbij, als we de regels vereenvoudigen, de noodzaak tot het versterken van de uitvoering in aantallen, in kwantiteit, misschien wel kan afnemen. Ik denk dat we, als we die vereenvoudigingsoperatie doorzetten, er automatisch voor zorgen dat de uitvoering minder groot hoeft te zijn, maar wel sterk is.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Linden. Meneer Schalk, heeft u nog een interruptie of komt u voor uw spreektekst? Uw spreektekst. Goed. Dan geef ik het woord aan de heer Schalk, die spreekt namens de SGP.

De heer Schalk (SGP):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik zag aankomen dat u me ging uitnodigen. Daarom kwam ik overeind.

Voorzitter. In het onder staatsrechtgeleerden beroemde Handboek van het Nederlandse Staatsrecht van Van der Pot las ik over een zeerover die terechtstond voor Alexander de Grote. U weet wel, dat is die keizer die huilend door z'n paleis liep omdat er maar één wereld te veroveren was. Welnu, deze Alexander de Grote stelde de vraag aan die zeerover wat hem bezielde om de zee onveilig te maken. Waarop de schurk antwoordde: hetzelfde als u ten aanzien van de gehele aardbol, maar omdat ik het met een klein scheepje doe, heet ik een rover; omdat gij met een grote vloot komt, noemt men u "keizer". Oftewel: die zeerover handelde onrechtmatig, maar de keizer, gedekt door zijn staat, handelde zogenaamd rechtmatig. De interessante vraag echter is of die rechtmatige veroveringen ook rechtvaardig waren.

Voorzitter. De vraag vandaag is wat mij betreft: ook al handelen we rechtmatig, handelen we dan ook rechtvaardig? Dat is een interessante vraag, zeker voor deze Kamer, waar de rechtmatigheid van wetten getoetst wordt. "Rechtmatig" betekent kortweg gezegd: naar de wet, of naar het recht. Bij "rechtvaardigheid" gaat het erom of iets in overeenstemming is met bepaalde beginselen. Laten we dat verschil nu eens meenemen in het kader van de behandeling van dit belastingplan. Ik noem zomaar wat voorbeelden. Neem de situatie rond box 3. De staatssecretaris heeft tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen omstandig uitgelegd hoe het juridisch gezien allemaal in elkaar steekt en op welke wijze de juridische uitspraken van de Hoge Raad leidden tot de stappen die het Rijk wel of niet heeft genomen in dit dossier. Kort gezegd is de uitkomst tot nu toe: iedereen die bezwaar heeft gemaakt is gecompenseerd. Ik ben benieuwd naar de stand van zaken rond de massaalbezwaarprocedure voor degenen die verzoeken om ambtshalve vermindering. Maar dan blijft staan dat iedereen die geen bezwaar heeft kunnen maken of geen verzoek tot ambtshalve vermindering van belasting heeft kunnen doen geen rechtsherstel zal ontvangen, terwijl de overheid wel fout zat met de vermogensrendementsheffing. Waarom heeft men eigenlijk geen bezwaar kunnen maken? Misschien wel omdat je niet wist dat je bezwaar kunt maken of misschien omdat je niet in staat bent om dat te doen.

Voorzitter. Wij hebben het hier de afgelopen tijd uitvoerig gehad over de relatie tussen burger en overheid. De overheid moet betrouwbaar en integer zijn. De toeslagenaffaire laat zien dat ze daarin ernstig tekort is geschoten. Een terugkerend refrein is dat de overheid voortdurend het doenvermogen van de burger overschat. Stel dat je doenvermogen tekortschiet, dan val je dus buiten de boot. Dat leidt tot twee cruciale vragen. Eén. Is dat rechtmatig? Twee. Is dat rechtvaardig? De Hoge Raad oordeelde dat de regering niet gedwongen kan worden om iedereen te compenseren. Dat is ergens begrijpelijk, maar toch wringt het. Heeft de overheid niet de morele plicht om integer te handelen? Moeten burgers per se eerst bezwaar maken voordat de overheid de eigen fouten rechtzet?

Een tweede voorbeeld. Mijn terugkerend refrein bij het Belastingplan is de eenverdiener. In de huidige stand van zaken hebben tweeverdieners die allebei €20.000 verdienen een inkomen van €40.000 en betalen daarover €661 belasting. Een eenverdiener die ook een inkomen van €40.000 genereert betaalt €7.862 belasting. Dat is twaalf keer zo veel. Dat leidt tot twee cruciale vragen. Eén. Is dat rechtmatig? Twee. Is dat rechtvaardig? Door dit belastingbeleid jaagt de overheid alles en iedereen naar de arbeidsmarkt. Wat zegt dat over het streven naar een participatiesamenleving, vraag ik aan de minister voor Armoedebeleid. Hoe kan omzien naar elkaar vormkrijgen als economische zelfstandigheid mantelzorgers naar de arbeidsmarkt drijft, vraag ik aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. En is het wel rechtvaardig om via het belastingstelsel burgers de vrijheid te ontnemen om hun leven in te richten op de wijze die zij passend vinden? Dat is uiteraard een vraag aan de staatssecretaris. En wat zijn de gevolgen voor de bevolkingspolitiek? Terecht gaf minister Van Gennip in het kader van de instelling van de commissie demografische ontwikkeling aan dat zij niet aan bevolkingspolitiek wil doen. Maar dat gebeurt wel. Hoe rijmt de minister van SZW dit met het belastingstelsel?

Voorzitter. Een derde voorbeeld. Ik herinner de Kamer graag aan mijn motie over de harde knip die de regering wil maken bij het uitfaseren van de IACK, de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Even voor de Handelingen de goede duiding van dit probleem: de IACK wordt per 1 januari 2025 afgeschaft en wel met een harde knip. Concreet betekent dat dat een gezin waarin een kind op 31 december 2024 geboren wordt, nog twaalf jaar een toeslag krijgt. Dat gaat over die twaalf jaar om ruim €32.000. Als de inflatie wordt meegerekend, gaat het om een bedrag van rond €40.000. Wordt een kind op 1 januari 2025 geboren, dan is de IACK niet meer van toepassing en krijgen de ouders van dit kind niets.

De voorzitter:

Meneer Schalk, mevrouw De Boer heeft een vraag aan u.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Ik twijfelde of ik een vraag zou stellen, maar ik doe het toch. Ik heb een vraag over de belastingheffing voor de eenverdiener ten opzichte van de tweeverdieners. De heer Schalk doet het voorkomen alsof mantelzorg, vrijwilligerswerk of zorg voor kinderen in het gedrang komen op het moment dat je de eenverdiener die €40.000 verdient meer belast dan twee mensen die samen hetzelfde verdienen. Als ze samen hetzelfde verdienen, hebben ze samen toch net zo veel vrije tijd over om die mantelzorg, dat vrijwilligerswerk of de zorg voor de kinderen op zich te nemen? Ze werken dan immers allebei maar de helft.

De heer Schalk (SGP):

Precies. Dat vind ik een heel goed voorbeeld. Je zou dan zeggen: laat ze dan ook evenveel belasting betalen.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Nou, dat is een ideologische afweging. Maar u doet het voorkomen alsof door de keuze die wordt gemaakt, de mantelzorg, het vrijwilligerswerk of de zorg voor kinderen in het gedrang komen. Dat is een conclusie die je volgens mij niet kunt trekken, omdat er evenveel tijd overblijft om dat te doen.

De heer Schalk (SGP):

Dat klopt opnieuw, voorzitter, op het moment dat die tweeverdieners het allebei zo kunnen regelen dat ze op verschillende tijden moeten werken. In die zin heeft mevrouw De boer helemaal gelijk. In het extreme en precieze voorbeeld dat ik noem, zou je kunnen zeggen dat er in ieder geval voldoende tijd overblijft. De werkelijkheid blijkt te zijn dat in het geval van tweeverdieners het niet altijd precies fiftyfifty is en dus welzeker de mantelzorg of de zorg voor kinderen onder druk komt te staan.

Voorzitter. Ik had net uitgelegd dat er bij de harde knip van de IACK een enorm verschil optreedt tussen een gezin met een kind dat in december 2024 wordt geboren en een gezin met een kind dat in januari 2025 wordt geboren. Dat raakt trouwens natuurlijk vooral de tweeverdieners. Gek genoeg waren de VVD en D66 de enige partijen die mijn motie, die oproept om dit probleem op te lossen, niet steunden. Het lijkt erop dat zij tweeverdieners zouden willen afstraffen, maar daar doet de SGP nou weer niet aan mee. Daarom kom ik terug op het probleem van die harde knip. Dat leidt namelijk tot twee cruciale vragen. Eén: is het rechtmatig? Twee: is het rechtvaardig? De motie vroeg overigens aan de regering om de contouren voor een oplossing te bespreken bij de behandeling van het Belastingplan. Mijn concrete vraag is dus: wil de staatssecretaris de contouren schetsen van de wijze waarop de harde knip wordt omgezet in een draaglijke overgangsregeling?

Voorzitter. Ik ga nog heel even door op dat spanningsveld tussen rechtmatigheid en rechtvaardigheid, en wel langs de lijnen van de marginale druk, mijn vierde voorbeeld. Neem het voorbeeld van iemand met een laag inkomen, of laten we zeggen bijna modaal, €33.000 of zo. Als deze persoon €1.000 per jaar meer gaat verdienen, betaalt hij of zij daar wel tot €800 belasting over. Maar als iemand anders een ton verdient, €100.000, en €1.000 meer gaat verdienen, betaalt hij daar 49,5% over, dus een kleine €500. Dan houdt diegene met een hoog salaris, de rijke zal ik maar zeggen, ongeveer €300 meer over aan die €1.000. Dat leidt tot twee cruciale vragen: is het rechtmatig en is het rechtvaardig? Misschien kan de minister die zich bezighoudt met het armoedebeleid haar licht laten schijnen over dit thema. Wat betekent die extreme marginale druk in de lage lonen voor haar beleid?

Kortom, alle voorbeelden laten zien dat we misschien rechtmatig handelen. We hebben immers wetten gemaakt en aangenomen, ook in deze Kamer. Het is net als met de toeslagenaffaire. De Belastingdienst heeft die wetten gewoon toegepast en uitgevoerd, zou je kunnen zeggen. Het is naar de wet en dus is het rechtmatig. Maar de rechtvaardigheid volgens morele lijnen is ver te zoeken.

Voorzitter. Ik loop nog even langs enkele andere wetsvoorstellen. Daardoor raken we de lijn van rechtmatig en rechtvaardig even kwijt, maar daar kom ik nog op terug. Kort en zakelijk: de Wet minimum CO2-prijs industrie (36206). De fractie van de SGP blijft worstelen met de vraag wat de toegevoegde waarde van het voorliggende wetsvoorstel is, nu op basis van de Europese Green Deal geen lage CO2-prijzen te verwachten zijn en er gerichte verduurzamingsmaatregelen, zoals energiebesparingsverplichtingen en een verplicht aandeel groene waterstof, voor de industrie op stapel staan.

Mijn fractie heeft ook vragen bij de Wet aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten (35929). Dit is in de uitvoering een ingewikkelde wet, waarbij het de vraag is hoeveel die daadwerkelijk oplost. Trouwens, ook grote bedrijven liften op deze wet mee. Is dat wel wat de staatssecretaris heeft beoogd?

Voorzitter. Ik maak vandaag ook van de gelegenheid gebruik om een vraag te stellen over de btw, met name in de goededoelensfeer. Ik denk aan de kringloopwinkels, die een belangrijke bijdrage leveren aan mensen die in armoede leven. Ze zijn bovendien heel goed voor het klimaat en het milieu. Ziet de regering mogelijkheden om de btw-verplichting van kringloopwinkels te drukken? De meest eenvoudige route is om kringloopwinkels op basis van bijlage 3 van de Europese btw-richtlijn te laten vallen onder liefdadigheidsinstellingen, zodat ze over hun producten niet langer 21% maar 9% btw afdragen. Hoe kijkt de regering aan tegen deze optie?

Dan wetsvoorstel 36208. Dat is weer zo'n ratjetoewet met diverse onderwerpen, zoals intensivering kindgebonden budget, afschaffen inkomensondersteuning en aanpassen van het lage-inkomensvoordeel. Dit soort veegwetten maken het geheel onzuiver en onduidelijk. Het is ingewikkeld om tegen te stemmen, omdat grote delen van de samenleving daardoor worden geraakt. Maar één onderdeel van de wet roept grote vraagtekens op, namelijk het vraagstuk van de IO-AOW. Ik verwijs naar de motie-Van Rooijen en de uitgebreide toelichting die deze collega daar vandaag op heeft gegeven. Als ik zijn betoog zou moeten samenvatten, kom ik eigenlijk uit bij twee vragen: is dat rechtmatig en is dat rechtvaardig?

Voorzitter. Zo is de cirkel weer rond. Het gaat vandaag vooral over fiscale onderwerpen. We behandelen het Belastingplan 2023. Daarbij spreek ik natuurlijk de regering aan, maar ik roep ook de burger op om er een goede belastingmoraal op na te houden. In de Bijbel, in het Nieuwe Testament, laat Jezus zien hoe het moet. Op de vraag of hij de belastingen wel heeft betaald, neemt hij een munt, laat hem zien en vraagt van wie het opschrift en de beeltenis op die munt is. Dat is de keizer. Dan zegt Jezus: geef dan aan de keizer wat des keizers is en aan God wat Godes is. Oftewel: burgers moeten de wetten gehoorzamen, ook de belastingwetten. Dat is rechtmatig. En als ze die wetten niet rechtvaardig vinden, dan moeten ze zich wenden tot de overheid. Dit doen ze ook langs de lijnen van de volksvertegenwoordigers. Dat zijn wij. Vandaar mijn vragen. Ik hoop op mooie antwoorden.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Schalk. Dan is het woord voor meneer Essers. Hij spreekt namens het CDA en de ChristenUnie.

De heer Essers (CDA):

Dank u wel.

Voorzitter. Laat ik beginnen met het goede nieuws. De CDA-fractie en de ChristenUniefractie steunen op hoofdlijnen het fiscale beleid van dit kabinet, gericht op verlaging van de belastingdruk op arbeid, een evenwichtige balans in de verhouding tussen de belastingheffing van arbeid en vermogen en een fiscaal beleid dat waar mogelijk wordt ingezet om de meest kwetsbare burgers in onze samenleving te beschermen.

Wij steunen eveneens het proportioneel inzetten van het fiscaal instrumentarium in het kader van de woon-, klimaat-, milieu- en energiecrisis. Waar relevant dient dit telkens in afstemming met de EU-maatregelen op deze terreinen te zijn met oog op het subsidiariteitsbeginsel. Ook zijn we het eens met het streven van het kabinet om tot een evenwichtige spreiding te komen van het inzetten van verschillende belastingmiddelen die zijn gebaseerd op het draagkrachtbeginsel, teneinde belasting te heffen naar draagkracht. Door te streven naar een evenwichtige verdeling van het belasting heffen over inkomen, wordt per saldo de volledige draagkracht van belastingplichtigen tot uitgangspunt genomen. Dit gebeurt onder meer via de inkomstenbelasting over consumptie, vooral via de btw- en milieuheffingen, over winst, onder meer via de inkomsten- en vennootschapsbelasting, en over vermogen, via box 3 en de erf- en schenkbelasting. De minister van Financiën zal dan niet snel worden verrast door grote schokken in de belastingopbrengsten.

Door de lasten op arbeid stelselmatig terug te dringen, worden ook de voorwaarden gecreëerd om zo snel mogelijk af te geraken van het toeslagenstelsel. Als mensen na belastingheffing voldoende overhouden van hun loon en andere verdiensten, hebben zij op den duur geen toeslagen meer nodig om hun zorgpremie, huur en kosten voor de kinderopvang te betalen. In dat kader juichen wij ook de verhoging van het minimumloon toe, waar wij nadrukkelijk ook de door ons bepleite herstelde koppeling met de AOW bij willen noemen.

Uiteraard vinden wij ook dat het belastingstelsel het bedrijfsleven, waar mogelijk en gewenst, moet steunen en stimuleren. Dat is duidelijk gebleken in de coronatijd en ook nu weer met de energiecrisis. De wijze waarop echter in de laatste jaren de fiscale regelingen voor het bedrijfsleven zijn ingeperkt en verzwaard, stemt ons minder tevreden, zie bijvoorbeeld de versnelde afbouw van de zelfstandigenaftrek, de verhoging van het Vpb-tarief en wat het CDA-betreft de inperking van de 30%-regeling. In het bijzonder de maatregelen die het mkb raken, trekken wij ons aan. Het mkb, met de familiebedrijven voorop, is de ruggengraat van onze economie.

Maar onze zorg gaat ook uit naar de fiscale positie van het grote bedrijfsleven. Dat grote bedrijfsleven heeft baat bij een florerend mkb en omgekeerd. Wij sluiten ons daarom graag aan bij het in de Tweede Kamer gehouden pleidooi om in de komende jaren rust op het terrein van de belastingheffing van ondernemingen in acht te nemen en geen verdere lastenverzwarende maatregelen te nemen.

Wij vinden in dit kader de fiscale concurrentiepositie van Nederland geen scheldwoord, maar essentieel voor onze welvaart en groei. Betogen die gericht zijn op het koesteren van een tegenstelling tussen werknemers en ondernemers en tussen klein- en grootbedrijf spreken ons niet aan. We hebben elkaar allemaal nodig. Hetzelfde geldt voor verhalen die de tegenstelling tussen arbeid en kapitaal willen aanwakkeren, als was er nog steeds sprake van een negentiende-eeuwse klassenstrijd.

Voorzitter. Tot zover het goede nieuws. Bijzondere aandacht willen wij vragen voor de negatieve gevolgen van inflatie in combinatie met de belastingheffing.

De voorzitter:

Meneer Van Apeldoorn heeft een vraag voor u.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Toch even over de klassenstrijd. Daar kunnen we de hele avond over filosoferen, maar dat zullen we niet doen. De heer Essers is tegen het aanwakkeren van de tegenstelling tussen arbeid en kapitaal. Wat vindt hij van de tegenstelling die er nu is in het belastingstelsel als het gaat om het belasten van arbeid enerzijds en het belasten van kapitaal anderzijds? Voor zover er een klassenstrijd gevoerd zou moeten worden — daar zou ik best een pleidooi voor kunnen houden — denk ik dat die juist te maken heeft met het feit dat ons belastingstelsel zo inherent onrechtvaardig is en dat arbeid veel meer belast wordt dan kapitaal. Kan de heer Essers daarop reageren?

De heer Essers (CDA):

Ik heb niet voor niks aangegeven dat je een goede mix moet hebben van belastingmiddelen. Je moet dus niet alle eieren in één mandje leggen en je helemaal richten op arbeid, maar dat moet je ook niet doen met kapitaal. Je moet je er goed rekenschap van geven dat kapitaal vaak is opgebouwd uit arbeid. Dat vermogen is opzijgelegd en vervolgens gaan we daar — ik denk terecht — nog een keer een heffing op leggen. Je moet je wel realiseren dat daar wel een grens aan is. Mensen die hun hele leven lang hard gewerkt hebben, die daarbij ook gespaard hebben en aldus een vermogen hebben opgebouwd, moet je niet keihard gaan belasten met bijvoorbeeld box 3 of een erf- en schenkbelasting. Dat moet een evenwichtig systeem zijn. Het is makkelijk om één element eruit te halen en dat te vergelijken met een ander element, maar uiteindelijk gaat het om het hele stelsel.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Kapitaal is soms opgebouwd uit arbeid. Dat is correct. Arbeid is uiteindelijk ook de bron van alle waarde. Maar in andere gevallen is kapitaal op een heel andere manier opgebouwd. Bijvoorbeeld komt het uit een erfenis en vervolgens is het slim belegd, waardoor mensen slapend rijk worden. Maar de heer Essers beantwoordt mijn vraag ook niet. Hoe kijkt hij aan tegen het huidige belastingstelsel? Is hij het eens met mij en anderen — dat is ook de analyse van het CPB, en ook de Centrale Bank heeft dat gezegd — dat op dit moment in Nederland vermogen gemiddeld veel minder belast wordt dan arbeid? Is dat een probleem volgens de CDA-fractie en de ChristenUniefractie? Zo ja, wat zou de heer Essers daar dan aan willen doen?

De heer Essers (CDA):

Ik vind inderdaad dat arbeid op dit moment te zwaar wordt belast. Dan kunt u zeggen dat dat betekent dat we kapitaal zwaarder moeten belasten, maar daar zijn we nog niet aan toe. Je moet arbeid minder belasten; zo ben ik ook begonnen. Het streven van het kabinet ondersteunen wij ook. Wij zijn het ermee eens dat je daarnaast ook proportioneel naar kapitaal moet kijken. Alleen moet dat wel proportioneel gebeuren. We zeggen niet: we hebben een progressief tarief voor arbeidsinkomen, dus dan moeten we per definitie ook een progressief tarief voor kapitaal invoeren. Een progressieve vermogensbelasting is naar onze mening geen verstandig idee, al was het maar omdat vermogen veel flexibeler en mobieler is dan arbeid. Je moet daar dus wel voorzichtig mee omgaan.

De voorzitter:

Alleen een vraag.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Alleen een vraag. Is mijn conclusie correct dat de heer Essers zegt: de ongelijkheid die er nu is in de belasting van arbeid en kapitaal moeten we in stand houden? Is er vanuit de visie van het CDA en de ChristenUnie geen reden om dat gelijk te belasten? Is dat een correcte conclusie?

De heer Essers (CDA):

Nee, dat zou ik te algemeen vinden. Het gaat erom of de ongelijkheid naar proportie wordt teruggedrongen. Ik kom daar in de loop van mijn verhaal op terug. Je moet iedere keer kijken naar de positie van de werknemer ten opzichte van de positie van de ondernemer. Dan heb je de positie van een ib-ondernemer versus de positie van een dga. Je hebt een belegger die in box 3 belegt en een belegger die in box 2 belegt. Dat zijn allemaal verschillen die je naar rato gelijker moet gaan behandelen. In zoverre kan ik wel een eind moet u meegaan.

De heer Crone (PvdA):

Ik wil aan de heer Essers vragen of hij weet hoeveel van onze belastinginkomsten komt uit een heffing op vermogen.

De heer Essers (CDA):

Dat heb ik niet paraat, maar dat kunt u mij nu vertellen, denk ik.

De heer Crone (PvdA):

Ja. Ik ben echt teleurgesteld dat u dat niet weet, want in het ibo-rapport staat heel duidelijk dat wij het enige land in Europa zijn dat niet heft op vermogen, maar subsidie geeft op vermogen, door de aftrek eigen huis, pensioenen en ondernemersaftrek. Bij alle landen komt gemiddeld 2% van de belastinginkomsten uit vermogen. Bij ons is dat -1%. Is dat te rechtvaardigen?

De heer Essers (CDA):

Dan gaan we een debat voeren over dat ibo-rapport. Dat is interessant, maar ook daar …

De heer Crone (PvdA):

Nee, wat vindt u?

De voorzitter:

Meneer Crone, de heer Essers was nog aan het woord.

De heer Essers (CDA):

Dat ga ik u vertellen. Er is behoorlijk wat af te dingen op de uitgangspunten van dat rapport. Wat bijvoorbeeld helemaal niet wordt meegeteld, is het feit dat wij met z'n allen een pensioen hebben opgebouwd dat ons heel veel mogelijkheden biedt richting de oude dag. Dat wordt niet meegenomen in die vermogensverdeling. Dat is één punt. Het tweede is dat je een bepaalde belastingmix hebt. Traditioneel is Nederland gematigd geweest met het heffen van belasting over vermogen. Daar kan ook best een keer opnieuw naar gekeken worden, maar ik denk dat we per saldo een heel evenwichtig systeem hebben. Zeker als je daar de milieuheffingen bij gaat tellen in het kader van het klimaat, kom je tot een nog mooiere balans, waarvoor behoorlijk wat op andere terreinen moet worden afgeknabbeld.

De voorzitter:

Meneer Crone, alleen een vraag graag.

De heer Crone (PvdA):

Het waren net ook allemaal vragen.

De voorzitter:

Ja, maar meestal weidt u nogal uit voordat er een vraag komt. En anders zitten we hier overmorgen nog. Graag dus alleen een vraag.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter, dit is mijn tweede interruptie vandaag. Ik begon ook echt met een vraag.

De voorzitter:

Stelt u dan de vraag.

De heer Crone (PvdA):

Er wordt om mijn vraag heen gedraaid, dus ik moet die herhalen. Vindt u het rechtvaardig dat wij het enige land in Europa zijn dat per saldo geen heffing op vermogen heeft? U zegt dat de pensioenen niet meetellen, maar die tellen hier allemaal wel in mee.

De voorzitter:

Nee, uw vraag is duidelijk.

De heer Essers (CDA):

Ik durf rustig te zeggen dat het pensioenvermogen niet is meegeteld in de berekening van vermogen.

De heer Crone (PvdA):

Juist wel.

De voorzitter:

Meneer Crone, hier laten we het bij. Gaat u verder met uw betoog.

De heer Essers (CDA):

Voorzitter. Bijzondere aandacht willen we vragen voor de negatieve gevolgen van de inflatie in combinatie met de belastingheffing. Na lezing van de beantwoording door het kabinet van onze vragen over het rekening houden met inflatie bij de bepaling van het werkelijk rendement in box 3, zijn wij er nog niet van overtuigd dat het kabinet de sense of urgency van dit onderwerp voldoende inziet. Inflatie kan desastreuze effecten hebben die zeer ontwrichtend kunnen zijn voor een democratische samenleving. Een extreem voorbeeld is uiteraard de hyperinflatie in Duitsland na de Eerste Wereldoorlog. Mensen die hun hele leven zuinig waren geweest en een bedrag voor hun oude dag hadden gespaard, kregen de waarde van hun spaargeld door hun bank toegestuurd in de vorm van een postzegel. Dit is fataal geweest voor het vertrouwen van de burgers in de Weimartijd in de democratie, met alle gevolgen van dien. Een soortgelijke ontwikkeling deed zich voor in Rusland na de val van de Sovjet-Unie, begin jaren negentig van de vorige eeuw, en tijdens het faillissement van Argentinië in 2001.

Een belastingsysteem dat de gevolgen van inflatie niet consequent corrigeert, belast schijnvoordelen. Niet voor niets antwoordde toenmalig staatssecretaris van Financiën, de heer Vijlbrief, op mijn vraag of bij de bepaling van de grondslag voor de heffing van box 3 rekening wordt gehouden met inflatie spontaan dat de logische heffingsgrondslag het rendement na inflatie is. Ook het Centraal Planbureau is deze mening toegedaan. Zowel in de memorie van antwoord als in de nota naar aanleiding van het verslag bij de Overbruggingswet box 3 houdt de huidige staatssecretaris voor Fiscaliteit en Belastingdienst vol dat het terecht is dat er met inflatie geen rekening wordt gehouden bij de box 3-heffing. Hij heeft daarvoor vijf argumenten. In de eerste plaats: een complexiteitsreductie voor zowel de burger als de overheid. In de tweede plaats: nominale bedragen hebben als voordeel dat ze herkenbaar zijn. Inflatie staat niet op de bankafschriften. Het derde argument: het voorkomen van lagere belastingopbrengsten. Ten vierde: andere belastingen gaan ook uit van nominale bedragen. Een uitzondering voor box 3 zou arbitrage uitlokken. En ten vijfde: het is lastig uitlegbaar als spiegelbeeldig extra belasting wordt geheven in het geval van negatieve inflatie oftewel deflatie.

Voorzitter. Voor al deze argumenten is politiek wel iets te zeggen bij lage inflatiecijfers, maar ze vallen in het niet als de inflatie structureel de proporties aanneemt zoals we die dit jaar zien. Dan is het de vraag of het belasten van schijnvoordelen wel opweegt tegen de genoemde bezwaren. Bovendien dient een inflatieneutrale belastingheffing niet alleen op box 3 te zien maar ook op de andere boxen, voor zover dat niet nu al het geval is. Eind jaren zeventig van de vorige eeuw, toen er ook sprake was van hoge inflatie, heeft oud-minister van Financiën, wijlen professor Hofstra het rapport Inflatieneutrale belastingheffing aan het toenmalige kabinet-Van Agt/Wiegel aangeboden. De in dat rapport gedane aanbevelingen zijn nog steeds relevant. Mijn vraag is: is de regering bereid een nieuw onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor een inflatieneutrale belastingheffing en daarbij alle pro's en contra's mee te nemen?

Deze problematiek speelt ook bij de keuze tussen een vermogenswinst- en een vermogensaanwasbelasting bij de bepaling van de werkelijke rendementen die hopelijk vanaf 2026 bepalend zijn voor box 3. Naar onze mening zijn de bezwaren die kleven aan een vermogensaanwasbelasting, in het bijzonder het in de belastingheffing betrekken van niet-genoten voordelen, dermate groot dat overgaan op een dergelijk stelsel niet alleen juridisch onhoudbaar is — vergelijk met het oordeel van de Hoge Raad in het kerstarrest over het belasten van niet-genoten voordelen in box 3 — maar ook praktisch tot grote uitvoeringsproblemen zal leiden. Daar komt bij dat zodra een belegger besluit om zijn of haar beleggingen in te brengen in een bv, de op deze beleggingen behaalde werkelijke rendementen nu ook al, op grond van een vermogenswinstbenadering, gebaseerd op goed koopmansgebruik, zonder problemen worden bepaald. Waarom zou dit moeten worden aangepast?

Ik zie de heer Van Rooijen bij de interruptiemicrofoon, maar ik maak het even af. Ook de belastingheffing in box 2 op behaalde vervreemdingswinsten op aandelen in box 2 vindt plaats op basis van een vermogenswinstbenadering. Het lijkt de leden van onze fracties toch niet de bedoeling dat ook de winstbepaling bij goed koopmansgebruik en in box 2 vanaf 2026 niet meer op basis van een vermogenswinstbenadering, maar op basis van een vermogensaanwasbenadering zullen plaatsvinden. Graag een reactie van de regering.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik ondersteun het betoog van de collega bijzonder, juist vanwege het inflatie-aspect bij de vermogensaanwasgedachte. Je zult dan een inflatiecorrectie moeten toepassen. Een verliescompensatieregeling brengt dan niets op, zeker niet als je het op de top van de markt gaat doen.

U refereerde aan het rapport van de commissie-Hofstra, aangeboden aan het kabinet-Van Agt. Voor de geschiedschrijving zeg ik echter dat dat op verzoek was van de staatssecretaris van Financiën in het kabinet-Den Uyl.

De voorzitter:

Wat is uw vraag, meneer Van Rooijen? Het is namelijk wel de bedoeling dat u met een vraag komt. Al die citaten en dat soort zaken zijn natuurlijk wel interessant, maar het is de bedoeling dat we een vraag stellen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

U lokt die vraag terecht uit. Denkt u dat we als Eerste Kamer het verzoek dat u hier doet, dat ik graag ondersteun, via een motie op de agenda zouden kunnen krijgen?

De heer Essers (CDA):

We wachten natuurlijk eerst het antwoord van de staatssecretaris af, maar indien nodig is dat natuurlijk een goed middel om er wat druk achter te zetten. Maar ik hoop dat dat niet nodig is. Los van de actualiteit denk ik dat we een studie moeten hebben waarbij er nog een keer goed gekeken wordt naar de gevolgen voor de belastingheffing indien de inflatie structureel is. Nu lijkt de inflatie weer wat af te nemen, maar dat kan volgend jaar weer anders zijn. We moeten gewoon een rechtvaardig stelsel voor de belastingheffing hebben, waarin we ook rekening houden met de inflatie.

De heer Schalk (SGP):

Ik heb alleen een informatieve vraag over de inflatieneutrale belastingheffing. Wat gebeurt er als de inflatie vele jaren, of meerdere jaren, zo hoog blijft als nu? Kun je dat neutrale dan nog steeds handhaven? Is dat meegenomen in uw overweging?

De heer Essers (CDA):

Kijk, dat zal allemaal in het onderzoek moeten worden meegenomen. Als de inflatie structureel hoog blijft, dan is de noodzaak voor een goed stelsel van inflatieneutrale belastingheffing alleen maar groter geworden. Heb je zo'n stelsel, dan moet je het ook consequent toepassen. Als er deflatie is, dan moet je die voordelen ook weer kunnen elimineren. Het rapport-Hofstra is uiteindelijk in een bureaula beland, wat de heer Van Rooijen met mij zal betreuren, vanwege de hele discussie die losbarstte over de hypotheekrenteaftrek. Nogmaals, dat was in een hele andere tijd, met hele andere percentrages voor de hypotheekrenteaftrek. Maar we moeten een goede, onafhankelijke studie hebben, zoals toen ook is gedaan. Vervolgens kunnen we kijken hoe we daar beleidsmatig mee om kunnen gaan.

Voorzitter. Van het belasten van inflatiewinsten naar het belasten van inkomsten uit vermogen op basis van ficties en forfaits in de huidige box 3, is slechts een kleine stap. Dit brengt ons opnieuw bij het kerstarrest waarin de Hoge Raad de belastingheffing op grond van die box in strijd verklaarde met het recht op eigendom uit artikel 1 Eerste Protocol van het EVRM in samenhang met het verbod van discriminatie uit artikel 14 van het EVRM. Op 20 mei van dit jaar besliste diezelfde Hoge Raad dat niet-bezwaarmakers geen aanspraak kunnen doen gelden op rechtsherstel. Vervolgens beslist het kabinet, mede gelet op de huidige budgettaire noden als gevolg van de inflatie en de energiecrisis, dat er ook politiek geen ruimte is om alsnog aan nieuwe bezwaarmakers rechtsherstel te bieden. Niettemin heeft staatssecretaris Van Rij onlangs beslist om deze kwestie nogmaals aan de Hoge Raad voor te leggen. In het kader van de zogeheten "massaal bezwaar plus"-procedure zullen na overleg tussen het ministerie van Financiën, de Belastingdienst en enkele belangenorganisaties een aantal gestandaardiseerde voorbeeldsituaties voor rechtsherstel worden geselecteerd en ter beoordeling aan de Hoge Raad worden voorgelegd met de vraag of deze mensen, ondanks het eerdere afwijzende Hoge Raad-oordeel van 20 mei van dit jaar, tóch recht hebben op ambtshalve vermindering.

Naar nieuwe rechtsvragen en -gronden, die niet expliciet in het arrest van 20 mei van dit jaar naar voren zijn gebracht, wordt nog gezocht. Mijn vraag: wordt met deze procedure niet een in wezen politieke vraag op het bordje van de Hoge Raad gelegd? Het niet bieden van rechtsherstel aan een grote groep burgers vanwege een louter formeel argument, het niet tijdig hebben ingediend van een bezwaarschrift, voelt niet goed, nu het gaat om schending van de rechten van de mens. Dit schaadt ook het vertrouwen van deze burgers in de overheid. Dient de regering in dezen niet haar eigen verantwoordelijkheid te nemen en het rechtsherstel ook voor deze categorie belastingplichtigen te bieden, zo vragen wij de regering. Een laatste vraag in dit verband is of de regering nu ook wil toezeggen dat in het geval van een voor belastingplichtigen positief oordeel van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in een individuele of collectieve procedure dit voor alle betrokkenen, dus ook voor de niet-bezwaarmakers, tot verdere vermindering van de aanslagen zal leiden.

Met de gekozen spaarvariant in het overbruggingsregime tot 2026, wanneer belastingheffing op basis van het daadwerkelijke rendement voor het eerst moet plaatsvinden, is van volledig rechtsherstel geen sprake. Alleen de spaarders worden, afgezien van de inflatie, volledig tegemoetgekomen. De belastingplichtigen met zogenoemde overige bezittingen zullen nog steeds te maken krijgen met een forfaitair stelsel, hoezeer ook wordt getracht zo goed mogelijk het werkelijke rendement te benaderen. Voor die keuze van het kabinet hebben wij begrip. Voordat kan worden overgegaan op het belasten van het werkelijke rendement is meer tijd nodig. Wij zijn het eens met de Raad van State, die er in zijn advies bij de Miljoenennota van dit jaar op wijst dat, ik citeer, "een regeling welke optimaal tegemoetkomt aan het Kerstarrest, maar niet uitvoerbaar is, uiteindelijk niet bijdraagt aan rechtsherstel van betrokkenen".

Niettemin, voorzitter. Er zijn situaties waarin de gekozen systematiek voor de overige bezittingen wel erg hard kan uitpakken. Dat geldt in het bijzonder voor vastgoedbeleggers. Deze krijgen met ingang van volgend jaar te maken met een erg grote stijging van de belastingdruk. Dit komt door de nieuwe berekeningstechniek van het rendement op vermogen, waarbij wordt uitgegaan van het brutovermogen en dus niet van het vermogen minus schuld, de aanpassing van de leegwaarderatio, die niet is afgestemd op de huidige hogere rentepercentages, het lage forfaitaire percentage voor leningen en de verhoging van het box 3-tarief. Daar komt de hoge inflatie nog eens bovenop.

In de nota naar aanleiding van het verslag merkt de staatssecretaris op dat dit voor die situaties — ik citeer weer — "niet expliciet zo is bedoeld, maar een uitvloeisel is van de gemaakte keuze voor de forfaitaire spaarvariant". Over het geheel beschouwd acht het kabinet dit effect rechtvaardig en proportioneel. Daarbij wordt erop gewezen dat vastgoedbeleggers in het verleden juist hebben geprofiteerd van een lage heffing in box 3. Wij vragen ons serieus af of dat laatste nu wel een eerlijke rechtvaardiging is door het kabinet. Kun je het deze categorie belastingplichtigen verwijten dat zij in het verleden een relatief voordeel hebben genoten vanwege de vormgeving van een destijds democratisch aangenomen regeling? Is dat een rechtvaardiging voor een disproportioneel hogere heffing in de komende jaren? Daar komt nog bij dat in de nota naar aanleiding van het verslag expliciet wordt erkend dat ten tijde van het onderzoek ter vaststelling van de leegwaarderatio data van 2021 en later nog niet voldoende beschikbaar waren. Ontwikkelingen die zich na 2020 hebben voorgedaan, inclusief renteontwikkelingen, zijn derhalve nog niet meegenomen.

Verder — dat is ook wel van belang voor de beeldvorming — dient men zich te realiseren dat onder de getroffen belastingplichtigen ook verhuurders in de sociale sector vallen, of particuliere verpachters van landbouwgrond, die in de regel jaarlijks een erg laag direct pachtrendement verdienen. Ook de gevolgen van de spaarvariant voor echtelieden die onderling gelijke vorderingen en schulden hebben, lijken niet proportioneel of uitlegbaar. Zou hier niet defiscalisering van dergelijke onderlinge vorderingen en schulden tussen echtelieden op haar plaats zijn? Graag een reactie van de regering op deze punten.

Aan de andere kant blijken in de praktijk nu al veel varianten de ronde te doen van belastingplanningsmogelijkheden rondom de spaarvariant. Het gerucht gaat dat de verloven van veel belastingadviseurs in de maand december al zijn ingetrokken, om er zeker van te zijn dat er door hun cliënten maximaal profijt wordt gehaald van deze taxplanning. Hoe staat de staatssecretaris hiertegenover? Zijn deze geruchten van serieuze taxplanningsmogelijkheden met de spaarvariant reëel? Als voorbeeld noem ik de recente berichten over een lek in de partnerregeling van de overbruggingswet. Indien deze berichten juist zijn, is de staatssecretaris dan voornemens daar op korte termijn iets tegen te ondernemen, anders dan via de gebruikelijke fiscale rechts- en bestrijdingsmiddelen die hem ter beschikking staan?

Deze situatie doet ons sterk denken aan de discussie die we een jaar geleden in deze Kamer uitgebreid hebben gevoerd over de verhoging van de maximale schijfgrens tot €395.000 voor het lage Vpb-tarief van destijds 15%. Het mogelijke oneigenlijk gebruik van deze maatregel door het opsplitsen van fiscale eenheden lag toen zodanig voor de hand dat het invoeren van die primair ter ondersteuning van het mkb bedoelde maatregel alleen maar zin leek te hebben als vooraf duidelijke criteria zouden worden gesteld door de Belastingdienst om een en ander te kunnen aanpakken. Het veelvuldig opsplitsen van fiscale eenheden in de praktijk wordt nu echter als een van de redenen vermeld om die maatregel weer ongedaan te maken. Weliswaar wordt door de staatssecretaris opgemerkt dat er wordt opgetreden tegen puur kunstmatige constructies, maar erg overtuigend komt dit verweer eerlijk gezegd niet over. Laten we ten aanzien van de spaarvariant in box 3 nu niet weer in die val trappen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik weet niet of de collega al aan het eind van zijn beschouwing over box 3 is, want anders zou ik even willen wachten. Maar ik wil even teruggrijpen op een eerdere opmerking. Ik heb straks in mijn betoog aangegeven dat mensen met een laag inkomen maar met een substantieel vermogen, dus meer dan €600.000, €700.000 in aandelen of vastgoed, straks de hele algemene heffingskorting van €3.000 voor de werkenden kwijtraken. De staatssecretaris erkent het tussen de regels door eigenlijk al, maar vindt u ook niet dat dat een verkapte belasting is voor mensen in box 3, omdat zij niet rechtstreeks maar indirect via de afschaffing van de algemene korting van €3.000 meer belasting gaan betalen omdat ze vermogen hebben?

De heer Essers (CDA):

Feitelijk is dat zo, denk ik. Aan de andere kant kun je je ook afvragen waarom box 2 en box 3 uitgezonderd moeten zijn bij de bepaling van de hoogte van die heffingskorting. Want het is wel reëel inkomen. Ik snap uw betoog, maar aan de andere kant kun je er ook begrip voor hebben dat we dat inkomen meenemen bij de afbouw van die heffingskorting.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

U zei dat het het reële inkomen is, maar ik neem aan dat u ook erkent dat het in dit geval over fictief inkomen gaat, wat je ook vindt van dat fictieve rendement. Dat kan het werkelijke weerspiegelen, maar vaak ook niet, zoals we weten uit het verleden. U erkent toch wel dat als je naast een laag inkomen, loon of pensioen, substantieel vermogen hebt, de algemene heffingskorting, die voor iedereen gold, niet meer geldt en dat daarmee de afbouw naar nul plaatsvindt?

De heer Essers (CDA):

Ja, zeker. Maar goed, dat vermogen kan ook weer dienen als generator van inkomen. We proberen niet voor niks bij mensen met vermogen een inkomen vast te stellen dat het werkelijke inkomen benadert. Vermogen dat in box 2 zit, kan ook leiden tot dividend en tot vervreemding van aandelen, en dus weer tot een inkomen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Tot slot …

De voorzitter:

Nee, meneer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Nog een korte vraag?

De voorzitter:

Ik wil meneer Essers nu toch even door laten gaan, want het is al 20.05 uur en anders wordt het een Poolse Landdag. We hebben eigenlijk altijd twee interrupties, dus u heeft al heel veel spreektijd gehad. Gaat u verder, meneer Essers.

De heer Essers (CDA):

Voorzitter. Een soortgelijk gevaar van fiscale uitlokking signaleren we bij de grens van €700.000 die bij het wetsvoorstel Excessief lenen wordt gehanteerd. De staatssecretaris doet zijn best om aan te geven dat de belastinginspecteurs bij leningen door een dga van zijn eigen bv die lager zijn dan dat bedrag, kritisch zullen toetsen of er niet op grond van de bestaande regels sprake is van een dividenduitkering. In de fiscale praktijk heeft men echter allang de conclusie getrokken dat er, mede gelet op de beperkte controlecapaciteit van de Belastingdienst, tot die grens in feite sprake is van een safe haven, mits men de bevoordelingsaspecten van de lening voor de dga er niet te dik bovenop legt. Is ook hier niet sprake van fiscale uitlokking door de wetgever, of van ongewenste taxplanning, zo vraag ik de staatssecretaris.

Voorzitter. Vorig jaar heeft deze Kamer een motie van collega Geerdink van de VVD en mijzelf aangenomen waarin de regering werd opgeroepen om onderzoek te doen naar het bevorderen van het streven naar een globaal evenwicht tussen de belastingheffing van de ib-ondernemer en de ab-houder. Dat onderzoek is er ook gekomen, waarvoor onze dank. Een belangrijk aandachtspunt in dit verband is de verhouding tussen box 2 en de wijze waarop in box 1 de winst van een inkomstenbelastingondernemer wordt belast. Laat één ding duidelijk zijn: wij zijn sterke voorstanders van de systematiek van box 2, in combinatie met de vennootschapsbelasting. Die systematiek houdt in dat door een bv behaalde winsten eerst worden belast met een relatief laag Vpb-tarief, en dat de na Vpb-heffing resterende winsten zonder belastingheffing in de bv kunnen worden gereserveerd. De aanname is dat deze winstreserves nodig zijn ter financiering van reële investeringen van de bv en als buffer voor moeilijke tijden. Box 2-heffing vindt pas plaats als die reserves worden aangewend voor dividenduitkering dan wel door verkoop van de aandelen worden gerealiseerd.

Deze systematiek beschouwen wij als evenwichtig. Sterker nog, wij zouden deze graag uitgebreid zien naar de belastingheffing van de winst van de ib-ondernemer. Deze wordt nu immers in beginsel — afgezien van ondernemersfaciliteiten zoals de mkb-winstvrijstelling en de zelfstandigenaftrek — voor de gehele jaarwinst direct belast met het progressieve box 1-tarief. Wat ons betreft is het probleem vooral dat niet alleen reële mkb-ondernemingen in box 2 worden gedreven, maar ook dat beleggingen die oorspronkelijk thuishoorden in box 3, op grond van artikel 2, lid 6 van de Wet vennootschapsbelasting onderdeel kunnen uitmaken van box 2- en het vennootschapsbelastingvermogen. Bv's worden geacht hun onderneming te bedrijven met hun gehele vermogen. De op deze beleggingen na Vpb-heffing gerealiseerde rendementen kunnen aan de box 2-heffing voorlopig ontkomen zolang zij niet via dividenden of aandelenverkoop te gelde worden gemaakt. Deze mogelijkheid van belastinguitstel is een duidelijk verschil met de ib-ondernemer, die wel onderscheid moet maken tussen het vermogen van de onderneming, box 1, en privévermogen, box 3. Een ander wezenlijk onderscheid is dat de ib-ondernemer civielrechtelijk niet bij zichzelf in dienstbetrekking kan treden of een lening kan aangaan, terwijl een dga van een bv dat wel kan doen. Het fiscale recht volgt in deze het civiele recht.

Het wetsvoorstel Excessief lenen bevordert het globale evenwicht tussen de ib-ondernemer en de dga door vorderingen van de bv op die dga, voor zover ze meer zijn dan €700.000, fictief als dividend aan te merken. De facto worden deze vorderingen dus fictief als privévermogen aangemerkt — een stap in de goede richting wat ons betreft. Andere op het civiel recht gebaseerde ongelijkheden blijven echter in stand. In onze schriftelijke inbreng hebben we ook nog diverse andere bezwaren aangegeven tegen dit wetsvoorstel, waaronder de onbeperkte materiële terugwerkende kracht. Deze wordt enigszins verzacht doordat de dga nog tot en met 31 december 2023 schulden aan die eigen bv kan aflossen. In feite heeft die aflossing na bekendwording van dit wetsvoorstel op 18 december 2018 al op grote schaal plaatsgevonden. Een structurele oplossing voor het nog steeds ontbrekende globale evenwicht is het wetsvoorstel Excessief lenen echter niet.

De voorzitter:

Meneer Crone heeft een vraag aan u, meneer Essers.

De heer Crone (PvdA):

Ja. Ik wilde aansluiten op box 2. Het is natuurlijk terecht dat ondernemers zeggen dat ze geld om te investeren in hun onderneming moeten kunnen houden. Maar Excessief lenen is er juist op gericht dat men dat er niet uit haalt voor privéconsumptie, alleen maar om fiscale redenen. Ook dat schrijft het kabinet terecht: alleen maar om fiscale redenen. Vindt u zeven ton dan niet belachelijk hoog? En u weet ook dat dit vooral wordt gebruikt door de allerrijkste box 2, en niet door de mkb-ondernemers-box 2.

De heer Essers (CDA):

Die grens van zeven ton is een compromis dat gesloten is bij de totstandkoming van het kabinet. Die was eerst vijf ton. Tja, we zouden eigenlijk willen weten het welk gedeelte van die vijf of zeven ton nu eigenlijk echt bestemd is voor de onderneming zelf, en welk gedeelte puur voor privé is. Kijk, in het huidige stelsel is het al een hele — laat ik het zo zeggen — botte ingreep, door te zeggen: leningen van een bv boven zeven ton beschouwen wij als dividend. Ik noem het een stap in de richting, maar wat mij betreft is dit nog lang niet het eindpunt.

De heer Crone (PvdA):

Maar van vijf naar zeven ton is toch niet een stapje in de goede richting, maar in de verkeerde?

De voorzitter:

Ja, meneer Crone, aan u het woord. Ga uw gang.

De heer Crone (PvdA):

Ja, sorry. Dank u, voorzitter.

De heer Essers (CDA):

Nee, ik bedoel: het feit dat je een grens hebt — zeg boven de vijf ton, naderhand zeven ton — en dat als dividend zien, is een vorm van vermogensetikettering in de bv. In zoverre vind ik dat geen verkeerde zet. Het is een goede stap in de richting, maar het is nog lang geen eindstap.

De heer Crone (PvdA):

In alle rapporten wordt eigenlijk ook geadviseerd om veel verder omlaag te gaan, omdat het een uitstel puur om consumptieve redenen van fiscale behandeling is. En uw vergelijking met de gewone ib-ondernemer zou u ertoe moeten leiden dat het helemaal niet mag, want die mag dat ook niet. Dat betoogde u juist: die mag niet iets van zijn eigen inkomen inhouden en dat consumeren zonder belastingafdracht.

De heer Essers (CDA):

Ja, maar u doet net alsof wij een geweldige tegenstelling hebben, maar dat is helemaal niet zo. Ik zeg alleen: dit is een stap in de goede richting ...

De heer Crone (PvdA):

Van vijf naar zeven ton is meer ruimte in plaats van minder. Dus: vijf ton was de bedoeling, het gaat naar zeven ton. Dat is toch de verkeerde richting? Het had naar drie ton gemoeten.

De heer Essers (CDA):

Nee, ik moet goed geciteerd worden. Ik vond het feit dat er een grens is gesteld waarbij leningen worden aangemerkt als dividend, een stap in de goede richting. Van vijf ton naar zeven ton ... Tja, dat is een onderhandelingsresultaat. Daar heb ik verder geen oordeel over. Maar het is duidelijk, daar waar sprake is van pure privébeleggingen en dat de belastingheffing daarop moet aansluiten, dat we daarover niet zo veel van mening verschillen.

Voorzitter. We roepen de staatssecretaris in dit verband op om te onderzoeken of een proportionele oplossing voor de problematiek van de vermogensetikettering van de bv mogelijk is door te werken — want ik heb alle begrip voor de uitvoeringsproblemen — met een meer forfaitaire afbakening van beleggingsvermogen ten opzichte van ondernemingsvermogen. Ik verwijs naar artikel 4.17a van de Wet inkomstenbelasting en artikel 35c van de Successiewet. Graag een reactie van de staatssecretaris. We hebben een aantal forfaits en ficties die goed werken, en die je hier ook heel goed en proportioneel zou kunnen inzetten. Maar dat vergt natuurlijk nadere studie en een goede overgangsregeling.

Als laatste punt bij het wetsvoorstel Excessief lenen verzoeken wij de staatssecretaris om het antwoord op onze vraag over de werking van dit voorstel bij een conserverende aanslag ten aanzien van box 3 bij een nieuw opgerichte buitenlandse vennootschap te heroverwegen, aangezien het naar onze mening zou moeten gaan om de box 2-heffing en verzaken van de bv wier aandelen aan het uitstel van de conserverende aanslag ten grondslag liggen. De buitenlandse aandeelhouder is ten aanzien van de aandelen in de nieuw opgerichte buitenlandse bv ook niet belastingplichtig in Nederland. Graag een reactie, om te voorkomen dat hier heel grote onzekerheid over gaat ontstaan in de praktijk en de wetenschap.

Voorzitter. In het Belastingplan zitten twee voorstellen die wij zouden willen kwalificeren als "het kind met het badwater weggooien"-voorstellen. In de eerste plaats is dat het voorstel om een plafond in te voeren voor de aftrek van periodieke giften vanaf tweeënhalve ton. Wij roepen de staatssecretaris in zijn hoedanigheid van hoofd van de Belastingdienst op om deze maatregel te heroverwegen, en deze niet uit te voeren voordat er duidelijkheid is over de gevolgen van de instelling van dit plafond voor de anbi's, de goededoeleninstellingen. Ons bereiken echt alarmerende berichten van goededoeleninstellingen hierover. Als sprake is van oneigenlijk gebruik dan moet dat oneigenlijk gebruik als zodanig worden aangepakt in plaats van met een generieke regeling te komen die ook schenkers en anbi's treft die niets met dit vermeend oneigenlijk gebruik te maken hebben. De beantwoording van onze vragen hierover in de nota naar aanleiding van het verslag door de regering overtuigt ons niet. Graag een reactie.

Het tweede "kind met het badwater weggooien"-voorstel is wat ons betreft het voorstel om de middelingsregeling af te schaffen. In de beantwoording van onze vragen wijst het kabinet, behalve op het vereenvoudigingsstreven, erop dat de ambitie bestaat om in de toekomst de inkomensafhankelijke toeslagen af te schaffen. Maar pleiten deze argumenten er niet voor om de middelingsregeling zelf te vereenvoudigen en beter toepasbaar te maken voor belastingplichtigen en verder om te wachten met afschaffen totdat die toeslagen inderdaad geheel zijn afgeschaft? Nu zijn er te veel keiharde effecten bij inkomensstijging.

Wat betreft het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale regelingen aandelenoptierechten vragen wij de regering of de mogelijkheid om te opteren voor belastingheffing op het moment van verhandelbaar worden van de verkregen aandelen in plaats van het moment van uitoefenen van de optierechten werkelijk zoden aan de dijk zal zetten om het vestigingsklimaat voor start-ups en scale-ups te verbeteren. Is het gegeven dat een dergelijke optie in andere landen niet in de wetgeving voorkomt in dit verband al niet een teken aan de wand? Zijn niet betere alternatieven beschikbaar, bijvoorbeeld een wettelijke verlaging van de te belasten waarde van het optierecht, eventueel in combinatie met een uitstel van de heffing, zonder dat het belastbaar moment verschuift?

Voorzitter. Tot slot. Als voorzitter van de commissie Financiën van deze Kamer ben ik er trots op dat de leden van deze commissie ook dit jaar weer samen met de bewindslieden en ambtenaren zowel in de schriftelijke rondes als vandaag en morgen in het plenaire debat een wezenlijke bijdrage hebben kunnen leveren aan de parlementaire behandeling van het belastingpakket, dit ondanks het almaar uitdijende aantal wetsvoorstellen in dit pakket en de erg korte tijdspanne die ons ervoor was gegeven. Ondanks de politieke meningsverschillen die passen bij een parlementaire behandeling is dit proces in prima harmonie tussen het kabinet en deze Kamer verlopen. En dat stemt tot dankbaarheid. Wat de fractie van het CDA betreft was er echter een dissonant. In de memorie van antwoord bij het wetsvoorstel Belastingplan 2023 merkt de staatssecretaris voor Fiscaliteit en Belastingdienst onder het kopje algemeen op, dat de leden van de CDA-fractie te algemene vragen hebben gesteld over de nadere reactie van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs, de NOB. De staatssecretaris wenst niet integraal alle vragen van bijvoorbeeld de NOB te beantwoorden. Afgezien van het feit dat wij dergelijke vragen over het Belastingplan 2023 helemaal niet hebben gesteld, maar wel over concrete onderdelen van NOB-adviezen over andere wetsvoorstellen van het belastingpakket, geldt naar onze mening dat het in strijd is met het staatsrecht dat Kamerleden door de regering worden beperkt in de vragen die ze zouden mogen stellen onder verwijzing naar de door deze Kamerleden zelf als relevant geachte serieuze rapporten, ook al zijn ze dan niet afkomstig van de regering.

Voorzitter. Wij zien met vertrouwen uit naar de reactie van de regering op dit punt, alsmede naar de beantwoording van de andere vragen die wij in deze bijdrage hebben gesteld.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Essers. Dan is het woord aan mevrouw Geerdink. Zij spreekt namens de VVD.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Voorzitter. Animal Farm van George Orwell kennen we allemaal. De kracht van het uitvergroten van vriend en vijand met desastreuze afloop staat daarin centraal. "Whatever goes upon two legs is an enemy and whatever goes on four legs or has wings is a friend", tenminste in het begin van het verhaal. Vertaald naar de tijd waarin wij leven is het mantra: iedereen met grote vermogens en alle multinationals zijn "bad" en alle anderen zijn "good".

Voorzitter. Het is gevaarlijk om te generaliseren en in wij-zij te denken. Ik hecht eraan om hiermee mijn bijdrage te beginnen, omdat ik via de media de oproep vernam om opmerkelijke belastingconstructies aan te geven. Een oproep die voortkomt uit het ibo-rapport over de vermogensverdeling. Het lijvige en doorwrochte rapport van het ibo over vermogensverdeling in Nederland staat aan de basis van een groot aantal regelingen die nu in het belastingpakket zijn opgenomen. Het zal de koers de komende jaren bepalen. Ik kom op dit rapport op verschillende momenten in mijn bijdrage terug. Laten we niet op basis van een enkel rapport, maar op basis van gedeelde uitgangspunten en rekening houdend met alle effecten die maatregelen hebben in de breedte op weg gaan naar een nieuw belastingstelsel.

Voorzitter. We bespreken vandaag elf wetsvoorstellen, die rond de 100 regelingen bevatten, die uiteindelijk 3 miljard meer belastinggeld opleveren. Uiteindelijk gaat het vandaag om minder dan 1% van de totale Nederlandse belastingopbrengst. Is dit pakket een stap in de richting van vereenvoudiging? Nee. Is dit een gemiste kans? Ja. Maar wat niet is, kan nog komen de komende jaren. We hebben de brief van de staatssecretaris over zijn aanpak om te komen tot vereenvoudiging met interesse gelezen. De inbreng van de VVD zal vandaag langs de rode lijn van goed en slecht enerzijds gaan over de belastingheffing van bedrijven, van klein tot groot, en aan de andere kant over de belastingheffing van vermogenden, ook van klein tot groot. Beide categorieën belastingplichtigen betalen overall de rekening. Tegelijkertijd moeten ze de grootste maatschappelijke veranderingen die gerealiseerd moeten worden, realiseren of faciliteren.

We hebben onze economische groei, onze welvaart én ons welzijn te danken aan hardwerkende ondernemers, innovatieve start-ups, solide familiebedrijven, het ijzersterke mkb en wereldwijd opererende bedrijven. Allemaal dragen ze bij aan herstel en groei, scheppen ze banen, maken ze innovatieve producten of bieden ze innovatieve diensten aan. Zonder ondernemers is de overheid nergens. Het geld dat de overheid uitgeeft, moet namelijk eerst verdiend worden. We moeten ondernemerschap dus blijven aanmoedigen. Ondernemerschap begint bij start-ups en scale-ups. Ons land kent talloze voorbeelden van succesvolle, jonge, innovatieve bedrijven: start-ups die inmiddels zijn uitgegroeid tot grote spelers.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Het verhaal over ondernemerschap, wat ik waardeer, hoor, kennen we van de VVD-fractie. Ik wil even teruggaan naar Animal Farm. Mevrouw Geerdink haalt die klassieker van George Orwell aan en zegt dan: de wereld wordt nu te veel verdeeld in goed en slecht; dit zijn de goeden en dat zijn de slechten. Zij verwijst naar de discussie over vermogensongelijkheid en het belasten van bedrijven. Zij zegt: multinationals worden weggezet als slecht en vermogenden worden ook weggezet als slecht. Ik zou zeggen dat het er niet om gaat dat er slechte bedrijven zijn of slechte mensen, of ze nu rijk of arm zijn. Wat slecht is, is de ongelijke behandeling, fiscaal, van enerzijds vermogenden en grote bedrijven en anderzijds gemiddelde werknemers. Het zijn de gemiddelde werknemers die niet minder maar vaak meer belasting betalen dan grote bedrijven en vermogende Nederlanders. Dus om Animal Farm aan te halen: some animals are more equal than others. Dat is het probleem. Hoe kijkt mevrouw Geerdink daar dan tegenaan?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Ik denk dat wij van mening verschillen over wat het probleem is. Ik denk dat we het er met elkaar over eens zijn dat er goede ondernemers zijn en dat die niet het predicaat "bad" zouden moeten krijgen. Volgens mij heb ik de heer Van Apeldoorn dat ook horen zeggen. Dus daar zijn we het helemaal mee eens. We zijn het er ook mee eens dat er verschillen zijn in vermogen. Maar dat zou volgens mij op zich niet het probleem moeten zijn. Het probleem is hoe wij ervoor zorgen dat we uiteindelijk iedereen eenzelfde kans geven om dat vermogen te krijgen. Je moet eerst inkomen verdienen of winst genieten voordat je vermogen hebt. Je moet er dus voor zorgen dat dat gestimuleerd blijft. Dat is eigenlijk mijn betoog, waarbij ik het heel erg vind als mensen, instellingen of ondernemers van tevoren een predicaat op hun voorhoofd geplakt krijgen. Dat merk ik de laatste tijd veel.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Wat ik deze avond toch opvallend vind deze avond, is dat het erop lijkt dat zowel de CDA-fractie als de VVD-fractie afstand neemt van het ibo-rapport, terwijl het kabinet daar toch een heel positieve appreciatie van heeft gegeven. Ik zou daar twee dingen over willen zeggen. In de eerste plaats zegt dat rapport van Van der Geest dat meten weten is. We weten nu dus hoe groot de vermogensongelijkheid in Nederland is en dat die nog groter is dan we al die tijd gedacht hebben. Ik vraag me af hoe de VVD-fractie daartegenaan kijkt. Het tweede punt dat in het rapport gesteld wordt is dat we een morele discussie kunnen voeren over wat nu een aanvaardbare vermogensongelijkheid is en dat we daar misschien niet uitkomen, want daar kun je verschillend over denken, maar dat ook uit onderzoek blijkt dat economisch gezien een te grote vermogensongelijkheid slecht is voor de economische groei. Dat vormt daarnaast ook een probleem in termen van de democratie, omdat het leidt tot een concentratie van niet alleen economische, maar ook politieke macht. Om die reden zouden we er iets aan moeten doen, stelt het ibo-rapport. Mijn vraag aan mevrouw Geerdink is of zij die conclusie ook onderschrijft.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Wij ondermijnen niet de conclusies van het ibo-rapport in algemene zin. Wij zeggen wel, net als de heer Essers — we hebben dit niet afgestemd, hoor — dat het pensioenvermogen niet meegenomen wordt en dat dat wel een totaal andere uitkomst zou kunnen geven. Nee, dat is wel waar. Kijkt u maar op pagina 29 en 30 van het ibo-rapport.

De voorzitter:

Meneer Crone, als u een vraag heeft, moet u naar de interruptiemicrofoon gaan en mevrouw Geerdink moet alleen reageren op mensen bij de interruptiemicrofoon.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Sorry. Dat zal ik doen, voorzitter. U hebt helemaal gelijk. Waar ging het over? Dit ging over het ibo-rapport. Ik heb niet voor niks gezegd dat het een lijvig en doorwrocht rapport is, maar je moet altijd wel kijken naar datgene wat er aan uitgangspunten aan ten grondslag ligt. Collega Crone zoekt het nu na. Het is echt het geval dat niet al het pensioenvermogen wordt meegenomen. In zoverre kan ik niet helemaal steunen op de uitkomsten van het rapport zoals die er nu liggen.

De voorzitter:

Alleen een vraag, graag, meneer Van Apeldoorn, geen inleiding. U heeft al twee inleidingen gehouden. Graag een vraag.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Volgens mij hebben de heer Crone en u allebei deels gelijk. Dat laat ik aan de heer Crone, want dat mag ik niet zeggen van de voorzitter. Of je het pensioenvermogen nou meerekent of niet, ook met het pensioenvermogen erbij is er een grote vermogensongelijkheid in Nederland. Daaruit blijkt ook dat niet altijd de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen.

De voorzitter:

Wat is de vraag?

De heer Van Apeldoorn (SP):

De vraag is of de VVD-fractie wel het principe onderschrijft dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Het principe dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen, delen wij. Daar zit dus niet het verschil, maar dat zit wel in de wijze waarop, denk ik. Wij delen dat absoluut. Dat ligt ook ten grondslag aan het huidige belastingstelsel, zeg ik erbij.

De voorzitter:

Meneer Crone heeft iets gevonden, geloof ik.

De heer Crone (PvdA):

Excuus dat ik net iets buiten de orde zei, maar dat komt doordat mevrouw Geerdink zo vriendelijk naar mij keek en mij citeerde.

De voorzitter:

U bent altijd erg enthousiast. Het is het enthousiasme. Ik begrijp het. Maar goed, dan houden we het nu kort en komt u met uw vraag.

De heer Crone (PvdA):

Ik vind het buitengewoon ernstig. Over feiten moet je niet van mening verschillen. Je mag een rechts of links standpunt hebben, klassenstrijd, maar ik ben ernstig verbaasd. Ik heb hier nu namelijk ook het rapport van het Centraal Planbureau. Dat is weer na het ibo-rapport uitgekomen. Ik heb ook — dat zal ik morgen meenemen — het rapport van De Nederlandsche Bank speciaal over de vraag of het pensioenvermogen nou de verdeling beïnvloedt. Alle drie zeggen hetzelfde. Ik citeer nu dan maar dat van het Centraal Planbureau, als u dat ook wilt geloven: de vermogensongelijkheid in Nederland is juist relatief hoog in internationaal perspectief; de 10% meest vermogende huishoudens beheren meer dan de helft van al het vermogen; het totale belastingstelsel is veel minder progressief dan de inkomstenbelasting doet vermoeden enzovoorts enzovoorts. Zowel in de belasting op inkomen als in de vermogensvorming als in de vermogensheffing, of het nou is op stock of op flow, zitten wij aan de allerslechtste kant wat betreft progressiviteit. Die feiten kunt u niet ontkennen. Vervolgens kunnen we van mening verschillen. Kunt u dit onderschrijven?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Nee. Het spijt me.

De heer Crone (PvdA):

Maar dit zijn feiten.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Er zijn talloze rapporten waaruit blijkt dat het pensioenvermogen veel gelijker verdeeld is in Nederland dan alle andere vermogensbestanddelen. Als je het niet meeneemt, dan krijg je dus een heel raar beeld. Dat is wat ik zeg. Dat het niet meegenomen is in totaliteit, in het geheel, in het ibo-rapport is ook een feit, want dat staat er gewoon letterlijk in. Bepaalde vermogensbestanddelen staan er wel in. Van pensioenvermogens van box 2 en box 3 zit er wel wat in, maar niet de pensioenvermogens van de grote groep werkenden. Maar wij kunnen dit ook gewoon aan de staatssecretaris vragen en dan zullen we daarop een antwoord krijgen.

De voorzitter:

Meneer Crone, volgens mij heeft u een duidelijk antwoord gekregen van mevrouw Geerdink en dat was "nee".

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter, ik wil hier echt m'n punt afmaken.

De voorzitter:

Nee, ho, meneer Crone.

De heer Crone (PvdA):

U hebt net een enorme lange interruptie toegestaan aan bijna iedereen. Ik zit nu op een kernpunt van het debat. Net ging u mij al verwijten dat ik geen vraag wilde stellen. Ik vraag u echt om mijn punt te mogen maken over het rapport van De Nederlandsche Bank.

De voorzitter:

Nee, nee, nee.

De heer Crone (PvdA):

De Nederlandsche Bank schrijft met name ...

De voorzitter:

Meneer Crone, ik heb u niet het woord gegeven. Ik heb nu het woord. U komt er volgens mij nu niet samen uit. U heeft straks nog een termijn. Ik stel voor dat u dat in uw termijn naar voren brengt. Mevrouw Geerdink, gaat u verder.

De heer Crone (PvdA):

Mevrouw Geerdink (VVD):

Voorzitter, dit is heel vervelend, sorry.

Ik had het over start-ups en dat die in meerdere landen actief zijn. Start-ups zijn aanjagers en geven mede vorm aan belangrijke transities waar we als land en als wereld voor staan. Ze richten zich meer en meer op klimaat, zorg, agrifood, op economie en nieuwe technologieën. Deze bedrijven worden vaak opgestart door bevlogen mensen die hun creativiteit inzetten en bereid zijn om risico's te nemen om zo hun steentje bij te dragen aan een mooiere wereld. Helaas blijkt doorgroei van deze bedrijven in ons land ingewikkeld. Het lukt in ons land momenteel te weinig bedrijven om echt door te groeien.

Waar knelt het? Om te beginnen bij het aantrekken, motiveren en behouden van talenten die op de krappe arbeidsmarkt moeten worden geworven in binnen- en buitenland. Omdat jonge bedrijven ieder dubbeltje moeten omdraaien en iedere cent het liefst investeren in de groei van het bedrijf, is er nog geen geld om hoge salarissen te betalen. Dat maakt concurrentie op de vaak internationale arbeidsmarkt lastig. Veel landen hebben namelijk wel speciale regelingen voor werknemersopties. Vanuit de sector zelf werd daarom aangegeven dat het ontbreken van een goede fiscale regeling voor werknemersopties op dit moment een van de grootste belemmeringen is om door te kunnen groeien. Zij hebben aangegeven dat de groeioptieregeling voor werknemers behulpzaam is. Om goede werknemers aan te trekken, bieden start-ups vaak aandelenoptierechten in plaats van hoge lonen. Op deze manier kunnen werknemers participeren in het op lange termijn succesvol maken van het bedrijf zonder dat dit op de korte termijn geld kost. Dat lukt alleen als het voor die werknemers aantrekkelijk is om aandelenoptierechten als loon te accepteren.

Het grootste knelpunt is nu dat er niet altijd liquide middelen zijn op het moment dat verschuldigde belasting moet worden betaald. Dat knelpunt wordt met de Wet aandelenoptieregeling weggenomen door het moment van de belastingheffing iets verder in de tijd op te schuiven naar een moment dat die liquiditeit er wel kan zijn. Ik benadruk "kan zijn", want het uitstel van belastingheffing is gemaximeerd tot vijf jaar na uitoefening van de aandelenoptieregeling.

Voorzitter. Ik wil de staatssecretaris het volgende vragen. Als de kern van de regeling het voorkomen is van liquiditeitsproblemen veroorzaakt door belastingheffing op in waarde gestegen optierechten die nog niet verzilverd zijn, kunt u dan toezeggen dat er voor die situatie waarin de regeling alsnog bij werknemers tot belastingbetalingsproblemen leidt, er een beroep op de betalingsregeling kan worden gedaan?

Dan over naar de in omvang grootste groep ondernemers: het mkb. Het pakket Belastingplan 2023 bevat verschillende maatregelen die het mkb raken. Aan de ene kant wordt een aantal lastenverzwarende maatregelen genomen, denk aan de afschaffing van de middelingsregeling — we hebben het hier al eerder over gehad — of aan de versneld afgeschafte zelfstandigenaftrek. Aan de andere kant wordt geld uitgetrokken ter ondersteuning van het mkb. Denk aan het lage-inkomensvoordeel, de verruiming van de werkkostenregeling, en de verlaging van het tarief van de inkomstenbelasting. Maar ook de coronasteunmaatregelen en de steun in het kader van de verhoogde energiekosten zou je er eigenlijk bij moeten rekenen.

Iedereen is het erover eens dat werken moet lonen en dat meer werken meer moet lonen. Daarnaast moet naar het oordeel van de VVD het fiscaal systeem ook prikkels bieden om het ondernemerschap te stimuleren; ook ondernemerschap moet lonen. Daarbij is het van belang om vast te stellen dat winst nog niet meteen inkomen betekent. Het resultaat uit een onderneming is noodzakelijk voor het doen van investeringen en voor innovaties die het voortbestaan van de onderneming borgen. Verder is winst nodig om reserveringen te maken voor slechtere tijden of voor het doen van overnames. En tot slot is winst natuurlijk ook nodig voor het inkomen van de ondernemer zelf. Het systeem moet altijd prikkels blijven bevatten die ondernemerschap stimuleren. Hoe geeft de staatssecretaris dit uitgangspunt verder vorm in de komende jaren bij het afslanken van het huidige belastingstelsel en bij het vormgeven van de uiteindelijke stelselherziening?

Dan gaan we geruisloos over naar de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap. "Excessief" suggereert mogelijk oneigenlijk handelen, terwijl lenen bij de eigen vennootschap volstrekt legitiem is. De groep ondernemers met een bv is niet per definitie bad. Er ligt een moreel verwijt onder de titel van dit wetsvoorstel dat de grote groep raakt die naar eer en geweten en binnen de wet- en regelgeving en jurisprudentie handelt en heeft gehandeld. Mogelijke uitzonderingen uiteraard daargelaten.

Voorzitter. Ook ondernemers die in een bv-vorm hun onderneming voeren, dragen in zeer belangrijke mate bij aan de welvaart van ons land, net als ondernemers die dat niet vanuit een bv-vorm maar bijvoorbeeld in een eenmanszaak doen. Zij steken hun nek uit, nemen voor eigen rekening en risico hun verantwoordelijkheid en scheppen werkgelegenheid voor zichzelf en, nog veel belangrijker, ook voor anderen. Ondernemers die hun onderneming vanuit een bv drijven, genieten in de eerste plaats als directeur looninkomsten uit hun bv. Dit loon wordt, net als bij andere werknemers, belast met loonbelasting en inkomstenbelasting in box 1. Eventuele winsten die de bv heeft gemaakt nadat er vennootschapsbelasting is betaald, kunnen, als de reserves dat tenminste toelaten, worden uitgekeerd als dividend, dat in box 2 belast wordt.

Dit wetsvoorstel ziet op de situatie dat ondernemers, in plaats van bij een externe bank, vanuit hun eigen bv een geldbedrag lenen, bijvoorbeeld om de aankoop van een eigen woning te financieren of omdat zij, om welke reden dan ook, extra liquide middelen nodig hebben. Dit kan overigens ook zonder dit wetsvoorstel niet zomaar. De ondernemer en de bv moesten er ook vroeger en vandaag voor zorgen dat dergelijke leningen tegen normale marktconforme voorwaarden plaatsvinden. Zo niet, dan heeft de Belastingdienst nu ook al de mogelijkheid om in te grijpen. In die zin zou je kunnen zeggen dat het wetsvoorstel niet nodig zou zijn, ware het niet dat het de uitvoering en de toezichtcapaciteit bij de Belastingdienst grote uitdagingen biedt.

Het blijkt dat lenen bij de eigen vennootschap enorm is toegenomen. Waar er in 2007 nog voor 20 miljard aan schuld aan de eigen bv openstond, is dat in 2018 gestegen naar ruim 60 miljard. Automatisch gevolg hiervan is dat de belastingheffing wordt uitgesteld of in sommige gevallen, bijvoorbeeld een faillissement, wordt afgesteld. Nogmaals, met lenen van de eigen bv is niet automatisch iets mis. En toch, is deze ontwikkeling wel helemaal wenselijk? Ook speelt de overweging rondom meer gelijkheid op het gebied van fiscale behandeling. Niet iedere ondernemer heeft namelijk de mogelijkheid om van de eigen vennootschap te lenen. Dat kan alleen bij een bv of een nv. Daarmee vallen andere rechtsvormen buiten de boot.

Vooropstaat dat lenen van de eigen bv nog steeds mogelijk zal zijn na de invoeringsdatum van deze wet in 2023. In de aanloop naar het voorstel dat vandaag op tafel ligt, was de VVD-fractie blij met de versoepelingen ten opzichte van de eerste plannen uit 2018, bijvoorbeeld rondom aangegane eigenwoningschulden. Die blijven buiten het bereik van deze maatregelen. Ook hebben uitstel, de lange looptijd van het voorstel en de ingangsdatum in 2023 ervoor gezorgd dat veel ondernemers zich hebben kunnen voorbereiden op deze maatregelen. Dat blijkt ook uit de forse daling van de openstaande schulden. In die zin heeft het wetsvoorstel zijn werk al gedaan. Daarnaast geeft de afspraak in het coalitieakkoord om de oorspronkelijke grens op te hogen van €500.000 naar €700.000 wat meer lucht aan ondernemers ten aanzien van hun schuldenpositie.

Wat voor de VVD nog wel een openstaand punt van zorg is, is het volgende. De gevolgen van de coronapandemie kunnen, in combinatie met dit wetsvoorstel, voor een aantal ondernemers die schulden hebben gemaakt in coronatijd, hard zijn. De liquiditeitspositie van de vennootschap kan in gevaar komen. Op welke wijze denkt de staatssecretaris te voorkomen dat ondernemers die coronaschulden hebben opgelopen, door dit wetsvoorstel nogmaals geraakt worden? Hoe waarschijnlijk acht de staatssecretaris het dat die groep ondernemers, die in 2019 hun schulden aan de bv in anticipatie op deze wet niet drastisch hebben kunnen verminderen, bijvoorbeeld door onvoldoende liquiditeit toen, straks wel kan voldoen aan de gevolgen van deze wet? Welke regelingen staan voor hen open, zodat zij zo min mogelijk in verdere problemen geraken door deze wet?

Voorzitter. Dan kom ik te spreken over de grote bedrijven. Het lijkt alsof de grote bedrijven tegenover het mkb staan, maar dat is natuurlijk niet zo. Bedrijven, groot en klein, zijn van elkaar afhankelijk. Denk bijvoorbeeld aan een glazenwasser die de ramen op het hoofdkantoor van een grote multinational schoonmaakt. Telkens als ik langs een van die grote gebouwen rijd, denk ik aan het vele en vooral gevaarlijke werk dat dit met zich meebrengt. Maar denk ook aan schilders, loodgieters, bloemisten, bakkers, en zo kan ik nog wel even doorgaan.

Grote bedrijven zijn verder essentieel voor ons innovatievermogen, voor verduurzaming, voor digitalisering en voor nog veel meer. Ze zijn goed voor 70% van de private R&D-uitgaven. Ze zijn hard nodig voor de grote transities waar het land voor staat. Grote bedrijven scheppen ongeveer 1,5 miljoen directe fulltimebanen en zijn indirect te relateren aan zo'n 900.000 fulltimebanen binnen het mkb. Het mkb en grote bedrijven zijn van elkaar afhankelijk. Ze vormen geen tegenstelling.

De voorzitter:

De heer Otten heeft een vraag aan mevrouw Geerdink.

De heer Otten (Fractie-Otten):

U heeft het over de glazenwasser die werkt bij de multinationals, maar de multinationals vliegen het land uit. Shell is weg. DSM gaat weg, noem maar op. Er zijn een heleboel vertrokken en er gaan nog meer weg. Het politieke risico van Nederland is ook enorm toegenomen door kolencentrales hiernaartoe te halen en ze vervolgens weer te sluiten. Nu willen mensen weer dat hier wordt geïnvesteerd in kernenergie. Met deze overheid in Nederland weet je gewoon totaal niet waar je aan toe bent. Pensioenfondsen dumpen Shellaandelen. Iedereen wordt weggejaagd. Over welke multinationals heeft u het eigenlijk, want ze gaan allemaal weg.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Ik denk dat wij elkaar in zoverre kunnen vinden dat wij allebei vinden dat we zorgvuldig moeten omgaan met ons vestigingsklimaat en dat wij de multinationals die er nog zijn, moeten koesteren.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Hoe dan?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Dat doen we niet alleen door fiscale regelingen. Ook het gehele economische klimaat draagt bij, zoals goede scholing. Ik kan nog een heel rijtje opnoemen. We moeten gewoon zorgen dat we op hoog niveau koesteren wat we hebben, zodat deze multinationals hier blijven. Een onderdeel daarvan zijn de fiscale regelingen.

Overigens ziet een vestigingsklimaat natuurlijk niet alleen op die grote spelers, maar ook op de start-ups and scale-ups waar ik het eerder over had. Die maken nu al keuzes ten aanzien van het land waar zij tot verdere groei en bloei willen komen om daarmee de grote spelers van morgen te worden.

De toon richting de grote bedrijven is de afgelopen jaren verhard. Ik had het er net al over. Recent onderzoek laat zien dat een op de vijf bedrijven overweegt om Nederland te verlaten. Eens vertrokken, is voor altijd weg. Dat mogen we niet laten gebeuren. Er zijn de afgelopen jaren forse fiscale lastenverzwaringen geweest ten aanzien van grote bedrijven. Een voorspelbare overheid — we hebben het hier al eerder over gehad — en dus ook voorspelbare fiscale regels zijn van groot belang voor ons vestigingsklimaat. De versobering van de expatregeling draagt niet bij aan het versterken daarvan. De versobering van de expatregeling heeft qua opbrengst in de komende jaren geen enkel netto budgettair effect, maar heeft wel negatieve effecten op het vestigingsklimaat. Dit terwijl de 30%-regeling, net als de aandelenoptieregeling, bedoeld is om goede werknemers aan te trekken en te behouden voor Nederland. Ziet de staatssecretaris de parallel tussen de twee regelingen? Welke brede integrale inzet op het vestigingsklimaat heeft de staatssecretaris voor ogen?

Voorzitter. Dan naar de solidariteitsbijdrage. Dat klinkt als een vorm van vrijgevigheid, maar dat is natuurlijk niet het geval. Het is gewoon een heffing. Het is een belasting op overwinsten van een beperkte groep bedrijven die grote winsten hebben kunnen maken vanwege de veranderende wereld waarin wij leven. De bedrijven zullen geen moeite hebben met de extra eenmalige heffing, ook al betalen ze al gewoon vennootschapsbelasting en de komende jaren ook nog extra cijns. Het is nog wel de vraag of deze heffing alleen geldt voor bedrijven met olie- en gaswinningsactiviteiten in Nederland. Of wordt de winst van entiteiten in de heffing betrokken die door middel van een vaste inrichting in het buitenland gas- en olieactiviteiten ontplooien? Is het eigenlijk niet een directe Europese winstbelasting? Graag een antwoord op deze vragen.

Het is met name de extra administratieve last die heel eenvoudig voorkomen had kunnen worden door de cijns voor deze groep ondernemingen in 2022 te verhogen, die de VVD-fractie tegen de borst stuit. De onnodige complexiteit noopt nu weer tot extra inzet aan zowel de zijde van de Belastingdienst als aan de zijde van de bedrijven. Als de verordening niet de ruimte laat, waarom gaan we dan niet terug naar Brussel en leggen we dit voor? Wij vragen aan de staatssecretaris: hebt u dit overwogen? Had u dit niet ergens in het proces kunnen voorkomen? Nogmaals, we hebben geen problemen met de eigen bijdrage, maar wel met de wijze waarop dit via een EU-verordening over ons heen wordt gelegd. Graag zouden wij van de staatssecretaris horen of de investeringsaftrek die in het buitenland wel wordt ingevoerd, ook in Nederland wordt ingevoerd. Een van de basisprincipes van een goed belastingstelsel is immers dat nieuwe heffingen niet leiden tot een concurrentienadeel voor Nederlandse bedrijven.

Daarmee ben ik terug bij drie jaar geleden, namelijk het Belastingplan 2022. Collega Essers en ik hebben daar bij de toenmalig staatssecretaris Snel aangedrongen om terug te gaan naar Brussel, omdat de wijze waarop ingewikkelde ATAD 2-wetgeving in Nederland geïmplementeerd werd tot dubbele belastingheffing kon leiden. Ook dubbele belastingheffing leidt niet tot een goed vestigingsklimaat. Tot onze grote vreugde zijn er nu, drie jaar later, eerste stappen gezet, zo bleek ons uit een beleidsbesluit, namelijk Besluit hybridemismatches — weet u het nog — van 31 oktober jongstleden. Hulde, staatssecretaris.

Van het belasten van winst en inkomen uit arbeid naar het belasten van inkomsten uit vermogen — het tweede grote blok. De nieuwe box 3-wetgeving drukt een grote stempel op het pakket van het Belastingplan 2023. Twee van de elf wetsvoorstellen die we vandaag behandelen, zijn aan dit onderwerp gewijd. In de box 3-behandeling moeten we verleden, heden en toekomst uit elkaar trekken, net als Scrooge, te beginnen met de toekomst. Jaar in, jaar uit spreken wij in deze Kamer de wens uit om te komen tot een nieuw box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement. Simpel gezegd: als je echt rendement maakt, betaal je over dat echte rendement belasting. Als je geen of weinig rendement maakt, betaal je niet zo veel, en als je veel rendement maakt, betaal je gewoon meer. Simpel, rechtvaardig en logisch, maar schijnbaar nog onuitvoerbaar.

De discussie rondom box 3 is de afgelopen maanden in een stroomversnelling gekomen. Het bestaande systeem ging uit van het principe: als je veel vermogen hebt, ben je meer bereid om risico's te nemen en dat meer risico levert dan op termijn ook meer rendement op. Toch bleek dat in de praktijk niet zo te zijn. Veel mensen die iedere maand wat spaargeld opzij hadden gezet, voor later of als buffer voor zware tijden — vaak zijn dat ondernemers zonder pensioen — bleken helemaal niet bereid om hun zuurverdiende en gespaarde geld risicovol te beleggen. Zij lieten hun spaargeld op een spaarrekening met een lage rente staan. De Hoge Raad torpedeerde dat box 3-stelsel. Mensen die op tijd bezwaar hadden gemaakt, moesten om die reden terugbetaald worden. Maar mensen die niet op tijd formeel bezwaar hadden gemaakt, krijgen vooralsnog niets terug.

De VVD-fractie begrijpt heel goed dat zij zich gekrenkt voelen in hun rechtsgevoel. Het is volkomen begrijpelijk dat veel spaarders zich er niet bij willen neerleggen en deze kwestie nogmaals aan de rechter willen voorleggen. Hoewel de staatssecretaris aangeeft dat dit waarschijnlijk niet tot een andere uitspraak zal leiden, is dit hun goed recht. Om dit proces in goede banen te leiden, zowel voor spaarders als voor de zwaar overbelaste Belastingdienst, die mogelijk te kampen krijgt met honderdduizenden bezwaren, heeft het kabinet een versimpelde procedure bedacht, waarbij de niet-bezwaarmakers nu niets hoeven te doen. Dat is toch wel het minste wat het kabinet op dit moment nog voor hen kan betekenen, ook al blijft het een zwaktebod en moet je als betrouwbare overheid naar de mening van de VVD-fractie te veel betaalde belasting gewoon terugbetalen aan degenen die te veel betaald hebben. Net zoals dat altijd geldt voor te weinig betaalde belasting: die moet gewoon betaald worden door de belastingplichtige. Graag de reflectie van de staatssecretaris op deze beide zijden van dezelfde medaille.

Dan de Overbruggingswet box 3. Dat is de nieuwe regeling die de periode tussen nu en het uiteindelijke systeem op basis van werkelijk rendement moet overbruggen. In tegenstelling tot het door de Hoge Raad getorpedeerde oude systeem van box 3, gaat de overbruggingswet iets meer uit van de werkelijke samenstelling van het vermogen van de belastingplichtige. Op zich is dat een stap in de goede richting. Het vermogen wordt dan opgeknipt in drie groepen: banktegoeden, overige bezittingen en schulden. Ten aanzien van deze groepen wordt vervolgens per groep gewerkt aan een eigen forfaitair rendementspercentage, waarbij zo veel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij het werkelijk behaalde rendement. Dat is ook beter dan de originele regeling van box 3.

Toch maakt de VVD-fractie zich nog steeds zorgen over de stroom van nieuwe juridische procedures, de uitvoerbaarheid en de aanzienlijke verzwaring van de belastingdruk die optreedt. Dit laatste bleek onder andere uit de berekeningen die het kabinet heeft uitgevoerd aan de hand van een voorbeeld in de memorie van antwoord, waaruit blijkt dat de belastingdruk met 50% of meer kan toenemen in 2023 ten opzichte van 2022.

De voorzitter:

Meneer Schalk heeft een vraag aan u.

De heer Schalk (SGP):

Even terug naar het punt over die bezwaarmakers. Mag ik constateren dat de VVD-fractie het met mijn fractie eens is dat zij die geen bezwaar kunnen maken, omdat ze bijvoorbeeld doenvermogen missen, gewoon geholpen moeten worden en terugbetaald zouden moeten worden? De Belastingdienst kan zien waar het fout gegaan is. Is het niet gewoon rechtvaardig dat iedereen die te veel betaald heeft, terugbetaald wordt?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Dank u wel, meneer Schalk. Ik denk dat dat inderdaad ten principale het geval is. Maar ik denk ook dat de staatssecretaris nu probeert om dat op een uitvoerbare manier te bundelen en vorm en inhoud te geven. Daarbij vind ik wel — ook de heer Essers heeft daar een vraag over gesteld — dat als de bezwaarmakers wél gelijk krijgen bij de Hoge Raad, er vervolgens wel betaald moet worden.

De heer Schalk (SGP):

Dank voor dit antwoord. Ook bij de Algemene Financiële Beschouwingen is dit onderwerp vrij uitvoerig behandeld. Toen kreeg ik de indruk dat de staatssecretaris aangaf dat alleen degenen die bezwaar gemaakt hebben uiteindelijk terugbetaald zullen worden, en dat degenen die dat niet hebben gedaan, omdat ze dat niet kunnen of om welke reden dan ook, niet terugbetaald zullen worden. Ik ben heel benieuwd wat de reactie van de staatssecretaris is. Maar mijn vraag aan de VVD-fractie is of ze ondersteunt dat iedereen gecompenseerd wordt als je te veel betaald hebt.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Dat zou wel het meest voor de hand liggende uitgangspunt zijn.

De heer Van Strien (PVV):

De correctie vindt nu plaats. In ieder geval worden tot 2020 de bezwaarmakers gecompenseerd. Ik heb begrepen dat voor 2021 en 2022 in feite iedereen gecompenseerd kan worden door te kiezen voor het oude of het nieuwe systeem. De wet gaat in op 1 januari 2023. Mijn vraag aan de VVD is: zou dat dan ook niet voor 2023 moeten gelden?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Sorry, voorzitter, maar ik begrijp de vraag niet helemaal. Zou u die nog een keer kunnen stellen?

De voorzitter:

Meneer Van Strien?

De heer Van Strien (PVV):

De correctie voor de bezwaarmakers is tot en met 2020. Voor 2021 en 2022 kunnen alle belastingplichtigen kiezen voor het oude systeem of het nieuwe systeem, al naargelang hun geld op een bankrekening staat of in andere zaken zit.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Dus …

De voorzitter:

En de vraag is?

De heer Van Strien (PVV):

Moet dat niet ook voor 2023 gelden?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Nee, want volgens mij ligt er nu voor 2023 een wetsvoorstel voor waarmee een stap in de goede richting wordt gedaan. Ik zou daarvan niet willen uitgaan.

De heer Van Strien (PVV):

Nee, het staat er niet in. Ik ben het met u eens dat het er niet in staat. Maar er is wel een correctie voor alle belastingplichtigen voor 2021 en 2022.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Maar toen was er andere wetgeving en het was een andere situatie.

De heer Van Strien (PVV):

Dat gaat over box 3.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Ja, maar box 3 is nu wel aan het evolueren; het is niet meer dezelfde box 3 als die we destijds hadden. Ik vind dat we ook geen appels met peren moeten vergelijken.

De voorzitter:

Meneer Van Strien, ik wou het hier graag bij laten. Ik denk niet dat het meer verduidelijkt wordt. U heeft vier interrupties gehad. Ik moet hier toch enige paal en perk aan stellen.

De heer Van Strien (PVV):

De vraag is …

De voorzitter:

Nee, meneer Van Strien, we hebben nu vier keer een interruptie gehad. Maar mevrouw Geerdink wil uit zichzelf antwoord geven.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Nee, ik wil nog even één ding heel duidelijk maken. Het lijkt nu alsof wij vinden dat iedereen die bezwaar heeft gemaakt, gecompenseerd moet worden. Wij zijn nu een route ingegaan, waarbij datgene wat de Hoge Raad uiteindelijk ten opzichte van de bezwaarmakers als goed of fout bestempelt, leidend moet zijn voor wat er wordt gedaan door de regering. Ik zeg dat nog even ter verduidelijking, want anders lijkt het alsof wij vinden dat sowieso iedereen op dit moment gecompenseerd moet worden.

Dan ga ik naar het volgende: de categorie overige bezittingen. In datzelfde nieuwe systeem wordt voor zo'n beetje alles, behalve spaargeld, uitgegaan van een rendement van 6,17%. Kan de staatssecretaris uitleggen hoe dit is vastgesteld? Op basis van welke analyse is die mix samengesteld? Op basis van welke argumenten zal deze werkwijze juridisch wel haalbaar zijn? Voorkomen moet worden dat die overbruggingsregeling naar het nieuwe stelsel weer in strijd blijkt te zijn met datzelfde Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens. De categorie overig zal voor de een misschien bestaan uit een mix van vermogensbestanddelen, zoals een aandelenportefeuille en onroerende zaken, maar er zijn mogelijk ook mensen die alleen in het bezit zijn van risicoloze of laagrenderende staatsobligaties tegen een langetermijnrente van minder dan 6,17%, bijvoorbeeld 2%. Naar het oordeel van de VVD pleit dit voor een verdere uitsplitsing en verfijning van de categorie overig. Niet voor niets heeft de Hoge Raad in zijn uitspraak gesteld dat het zaak is dat met de gekozen forfaitaire grenzen getracht wordt de werkelijkheid te benaderen. Waarom is er bijvoorbeeld niet gekozen voor een afzonderlijke categorie vorderingen en schulden tegen eenzelfde forfaitair percentage? Dat geldt ook voor de tegenbewijsregeling die voor de hand ligt bij forfaits die onder vuur liggen. De VVD-fractie heeft er alle begrip voor dat deze punten op korte termijn lastig uitvoerbaar zijn. We vernemen wel graag van de staatssecretaris hoe hij denkt dit juridische mijnenveld veilig over te steken.

Verder maakt de VVD-fractie zich ten aanzien van de overbruggingswet zorgen over de mogelijkheden van peildatumarbitrage. Dat is het verschuiven van liquide vermogen, bijvoorbeeld beursgenoteerde aandelen, van de hoog belaste categorie overige bezittingen naar de categorie spaargeld rondom de peildata en vervolgens een paar dagen later weer terug. Op die manier kunnen in het overbruggingssysteem belastingbesparingen worden gehaald. De voorgestelde regeling om deze gevolgen te beperken, ook nu die regeling iets is aangepast, zal naar het oordeel van de VVD-fractie veel discussies tussen belastingplichtigen en de Belastingdienst opleveren. Wij hopen en verwachten dat het in de Tweede Kamer aangenomen amendement, dat geleid heeft tot een evaluatie van de Overbruggingswet, uiteindelijk tot verdere aanpassingen zal leiden.

Dan tot slot over dit onderwerp. Wij ontvingen vorige week signalen over een lek in de overbruggingswet omdat bij fiscale partners het effectief rendementspercentage individueel bepaald wordt. Collega Essers zei dit ook al. Kort en goed is de centrale vraag: hoe beoordeelt de staatssecretaris de juridische houdbaarheid van deze overbruggingswet? Van belang is en blijft dat belasting bij voorkeur wordt geheven op een moment van echte realisatie van winst en dus niet over de jaarlijkse ongerealiseerde papieren winst. Mensen zonder liquide middelen die over hun papieren winst belasting moeten betalen, komen dan niet in de problemen. Uitstel van dit definitieve systeem, hoe onwenselijk ook, pleit in ieder geval voor een dichtgetimmerde en juridisch houdbare overbruggingsregeling. Dat is hoe dan ook beter dan de vermogensbelasting die er ooit was, omdat die feitelijk leidt tot onteigening van opgebouwd vermogen.

Voorzitter. Dan van box 3- naar box 2-vermogen. De discussies over box 2 worden vaak geframed in de richting van: daar zit 400 miljard euro in, dus daar valt veel te halen. Het ibo-rapport over vermogensverdeling heeft zelfs als uitgangspunt dat de hele inhoud van box 2 vrij beschikbaar vermogen is. Wat de VVD betreft is dit om meerdere redenen niet het juiste vertrekpunt. Wat zit er in box 2? Dat zijn drie categorieën. Ten eerste is dat het ondernemingsvermogen, ten tweede de oudedagsvoorzieningen en ten derde — ja, dat ook — het beleggingsvermogen. Het is van belang dat deze knip gemaakt wordt, want alles op één hoop gooien, geeft een vertekend beeld. De staatssecretaris heeft bij de behandeling van het Belastingplan 2023 in de Tweede Kamer aangegeven dat het niet eenvoudig is om die drie categorieën afzonderlijk exact in kaart te brengen, maar de VVD blijft erbij dat de discussie over box 2 alleen gevoerd kan worden op basis van feiten en in lijn met het basisprincipe dat ondernemerschap moet lonen. Graag een reflectie van de staatssecretaris op de feitelijke samenstelling van het box 2-vermogen in relatie tot het ibo-rapport dat uitgaat van de fictie dat box 2-vermogen volledig vrij beschikbaar vermogen is.

Dan kom ik bij de algemene reflectie op het ibo-vermogensverdelingsrapport. Daarover hebben we het eerder gehad. 47% van het Nederlandse vermogen bestaat uit pensioenvermogen. Dat is 47%. Pensioenvermogen is in Nederland veel gelijker verdeeld dan alle andere vermogensbestanddelen. Dat blijkt uit vele onderzoeken, bijvoorbeeld van het CBS. Dat rechtvaardigt het betrekken van al het pensioenvermogen in hun onderzoek naar de vermogensverdeling in Nederland. Helaas is dat niet gebeurd in het, overigens grondige, ibo-vermogensonderzoek. Niet al het pensioenvermogen wordt namelijk meegenomen in dat rapport. Het ibo presenteert een vermogensverdeling waarbij geen rekening wordt gehouden met het gehele pensioenvermogen.

De voorzitter:

Meneer Van Apeldoorn heeft een vraag aan u. Als u er bijna door bent, mag u ook eerst verdergaan.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Ja. Daarmee is de vraag aan de staatssecretaris: bent u bereid te onderzoeken welke effecten er optreden ten aanzien van de in het ibo-rapport gepresenteerde vermogensverdeling over huishoudens in Nederland, waarbij er wel rekening wordt gehouden met het totale pensioenvermogen?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Nu mevrouw Geerdink erop terugkomt, wil ik er ook op terugkomen. De discussie over het wel of niet meetellen van pensioenvermogen hebben we ook in deze Kamer meermaals gevoerd. Ik wil mevrouw Geerdink vragen of zij in het ibo-rapport gelezen heeft waarom de auteurs van het ibo-rapport, de onderzoekers, ervoor gekozen hebben om het pensioenvermogen niet mee te nemen?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Ja, ik heb dat stuk gelezen.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ja. En wat vindt mevrouw Geerdink daarvan? Er worden toch goede redenen gegeven om het onderscheid te maken? Mevrouw Geerdink zegt net dat we nog een discussie kunnen voeren ten aanzien van box 2 omdat dat niet altijd vrij beschikbaar vermogen is en je dat dus niet op dezelfde manier kunt belasten. Nou, mijn fractie denkt misschien iets anders over de vraag hoe groot dat bestanddeel is. Maar pensioenen bestaan ook niet uit vrij beschikbaar vermogen. Daarom heeft dat vermogen economisch en politiek niet dezelfde uitwerking, ook in termen van machtsconcentratie en de mogelijkheden die het biedt voor mensen die daarover beschikken, als pensioenen. Daarom wordt het in internationale vergelijkingen ook niet meegeteld en kiezen de auteurs in het ibo-rapport ervoor om het ook niet mee te nemen.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Ik ben het helemaal met u eens. Het is niet vrij beschikbaar vermogen, maar dat wil niet zeggen dat het geen vermogen is. Als je pretendeert om daar, zeg maar, een vermogensverdeling op te grondvesten, dan vinden wij dat we dat pensioenvermogen, ook al is het niet vrij beschikbaar, best mee kunnen nemen. Het is namelijk wel 47% van het totale vermogen in Nederland. Je moet dat zeker doen, omdat je weet dat het effect heeft op die vergelijking tussen hoog en laag vermogen. We blijven daarover van mening verschillen, ook al snap ik de redenering. Ik begrijp de redenering heel goed. Daar ligt het niet aan.

De voorzitter:

Nog een korte vraag.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Volgens mij gaan we dan appels met peren vergelijken, maar goed, de VVD-fractie kan ervoor kiezen om dat te doen.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Ik denk ook dat we er anders over ...

De heer Van Apeldoorn (SP):

Maar ook als je het pensioenvermogen meerekent, blijven we op de ginicoëfficiënt wel heel erg hoog staan. Dat is niet een hele goede maatstaf, maar het is wel een maatstaf. Er is dan nog steeds een grote mate van vermogensongelijkheid. En ook uit onderzoek naar de publieke opinie blijkt dat 70% van de Nederlanders vindt dat de vermogensongelijkheid in Nederland veel te groot is. Ik vraag me af hoe mevrouw Geerdink daartegen aankijkt. Dus toch nogmaals de vraag of mevrouw Geerdink het probleem erkent, ook al ziet zij andere oplossingen dan de SP-fractie.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Ik ben van mening dat er inderdaad vermogensongelijkheid is in Nederland. Ik bedoel: wij gaan dat met z'n tweeën niet op een andere manier definiëren. De enige vraag die ik heb is of we nu niet bezig zijn met het vergelijken van appels met peren. Laten we dat aan de staatssecretaris voorleggen om daar helderheid over te verschaffen. Dat is in ieder geval mijn bedoeling. Op het moment dat je al je beleid op een rapport ent en je het niet met elkaar eens bent of je wel of niet appels met peren aan het vergelijken bent, vind ik het gevaarlijk dat je daar wel verdere stappen in gaat nemen. Ik denk dat het ons beiden zou helpen als we wel zo'n zelfde onderzoek zouden hebben om te kijken of die verschillen inderdaad niet zo groot of juist groter of minder groot zijn. Ik bedoel dat we dan in ieder geval een basis hebben. Maar nu blijft het ertussen hangen. Goed, ik ga verder.

Met vermogen kan ook heel veel goeds gedaan worden. Vele maatschappelijke organisaties hebben bij ons de noodklok geluid over de voorgestelde aftopping van de periodieke giftenaftrek in de inkomensbelasting. Het zijn dus niet de belastingplichtigen die minder aftrek mogen claimen, zelfs niet die 140 verfoeiden uit het ibo-rapport, maar natuurorganisaties, culturele instellingen, musea, organisaties die hulp bieden in nood en organisaties die fantastisch wetenschappelijk onderzoek bij hebben. Die organisaties, die trekken bij ons aan de noodrem, want zij worden geraakt en niet die 140 grote schenkers. Dit is echt een geval van schieten met een kanon op een mug. Hierin zullen ook reguliere gevers, die geen grote bedragen geven, een argument vinden om toch maar niet te geven of om minder te geven, want het schenken van vermogen valt schijnbaar in de categorie "bad".

Dat leidt tot de volgende vragen aan de staatssecretaris. Is de Belastingdienst echt niet in staat om die 140 vermogende gevers, die in het ibo-rapport genoemd worden, met de huidige wetgeving te adresseren? En schiet het kabinet zich niet in zijn eigen voet, omdat deze organisaties het gemis aan vrijgevigheid linksom of rechtsom zullen moeten opvangen, dan wel de rekening uiteindelijk zullen neerleggen bij het ministerie van Financiën? En is dit niet gewoon een ondoordachte beleidswijziging? Wij overwegen hierover een gezamenlijke motie in te dienen in de tweede termijn.

Kortom, de VVD blijft waakzaam op dubbele belastingheffing, op nationale koppen op EU-richtlijnen of -verordeningen, op het globale evenwicht tussen ib-ondernemers en Vpb-ondernemers, op onnodige administratieve lastendruk en op onbedoelde effecten van belasting heffen. We betalen allen belasting naar draagkracht en op een faire het liefst eenvoudige wijze, zodra er winst is gerealiseerd of inkomen is genoten.

Dank u wel, voorzitter. We zijn benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris.

De voorzitter:

Blijft u nog even staan. Meneer Van Rooijen heeft nog een vraag aan u.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Uit mijn inleiding was het al duidelijk. Mag ik de collega vragen of zij ook wil reageren op de hier aangenomen motie-Van Rooijen over het niet koppelen van verschillende voorstellen? Vindt de VVD-fractie dat het kabinet de motie, die er ook is met steun van het CDA en de ChristenUnie, twee van de vier coalitiepartners, gewoon uitgevoerd had moeten worden? Dat is niet gebeurd en nu ligt er een gekoppeld voorstel voor. Bent u bereid om dat voorstel alsnog te ontkoppelen en dat morgen bij het verdere debat te gaan steunen?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Helaas voor de heer Van Rooijen zijn we daartoe niet bereid.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik stel geen vraag om alleen ja of nee te horen.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Het gaat u om het ontkoppelen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Wat is de motivering van de D66-fractie en de VVD-fractie? Ze waren namelijk met z'n tweeën, maar dat even terzijde. Twee derde van deze Kamer aanvaardt die motie en u vindt het dan heel gewoon dat het kabinet die motie niet uitvoert. Wat gaat u morgen doen als we dat in debat met de regering weer aan de orde stellen? Heeft u daarover nagedacht? Kennelijk wel, want u zegt nee, maar motiveert u dat dan.

De voorzitter:

Uw vraag is duidelijk.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Ik denk niet dat ons standpunt in dezen veranderd is sinds vorige week, of wanneer was het?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Een paar weken geleden.

Mevrouw Geerdink (VVD):

De argumenten zijn niet anders en het verhaal is niet anders. Wij begrijpen het kabinet en steunen het kabinet in de wijze waarop het met voorstellen komt. Daar kan u het niet mee eens zijn en daar kan een meerderheid van deze Kamer het niet mee eens zijn, maar dat wil niet zeggen dat wij daardoor op een andere mening …

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Maar wat is de motivering? U zegt nee, maar ik wil de motivering horen.

De voorzitter:

Meneer Van Rooijen, ik denk dat u een antwoord heeft gehad. Mevrouw Geerdink gaat over haar eigen antwoord. U heeft haar al eerder gevraagd om het te motiveren en dit is het antwoord dat u heeft gekregen.

Dank u wel, mevrouw Geerdink, voor uw inbreng. Ik wil graag schorsen voor vijf minuten, echt voor vijf minuten. Daarna gaan we direct weer verder.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan meneer Van Apeldoorn van de SP.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Voorzitter. Vorig jaar behandelden we in dit debat acht wetsvoorstellen, dit jaar maar liefst elf. Vanuit deze Kamer memoreer ook ik nog even wat hierover gezegd is, bijvoorbeeld tijdens het debat over de zelfevaluatie van het toeslagenschandaal. Vanuit deze Kamer dringen we er al jaren op aan om het aantal wetsvoorstellen dat we met het pakket Belastingplan hier in zo'n korte tijd moeten behandelen, te beperken. Ik constateer dat dat wederom mislukt is. Kortheidshalve sluit ik me aan bij de scherpe vragen hierover van collega De Boer.

Sommige van de hier voorliggende wetsvoorstellen nodigen, zeker de fiscaal specialisten onder ons, uit om diep op de techniek in te gaan. Omdat techniek ook altijd politiek is, is dat ook belangrijk, maar ik wil in mijn bijdrage vooral ook het fundamentelere politieke debat voeren. Belastingen zijn nodig om de taken van de overheid te kunnen uitvoeren, om te kunnen investeren in zorg, in onderwijs en in een sterke publieke sector, om sociale zekerheid te kunnen bieden et cetera, maar ook om, waar nodig, economisch gedrag te sturen zodat dat kan bijdragen aan de ontwikkeling van de brede welvaart.

De vervuiler dient bijvoorbeeld gewoon te betalen in plaats van betaald te worden. Beprijzen in plaats van subsidiëren. Maar de vraag hoe en bij wie we het geld ophalen, is vooral ook een verdelingsvraagstuk. Hoe we dat doen, zegt dus iets over ons idee van rechtvaardigheid. Alhoewel dit vaak voer voor specialisten is, gaat belastingwetgeving uiteindelijk om fundamentele politieke en ideologische keuzes. De vraag is dus of ons huidige belastingstelsel rechtvaardig is. De SP-fractie vindt van niet, maar dit is voor ons geen reden om het voorliggende Belastingplan te verwerpen. Dit plan bevat best op een aantal punten verbeteringen, stapjes vooruit, maar het is hoog tijd om geen stapjes maar stappen vooruit te maken. En dan moeten we wel eerst nog dat fundamentele politieke debat voeren.

Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen verwees ik naar de cijfers van het CPB waaruit bleek dat ons belastingstelsel helemaal niet zo progressief is. Sterker nog, het is regressief, zeker als je kijkt naar de allerhoogste inkomens. De hogere inkomens betalen procentueel evenveel belasting als de middeninkomens, terwijl de lagere inkomens zelfs nog meer belasting betalen, zij het dat die groep wel meer profiteert van collectieve uitgaven zoals toeslagen. Maar terwijl 99% van de belastingplichtigen een gemiddelde belastingdruk heeft van 40% of hoger, betaalt de rijkste 1% minder belasting, minder dus dan 99% van de bevolking. Some animals are more equal than others. En vanaf daar geldt: hoe rijker, hoe lager de belastingdruk. Dus de 0,01% rijksten hebben een gemiddelde belastingdruk van slechts 21%, volgens dit CPB-rapport, bijna de helft lager. Hoezo, de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten? Het is omgekeerd: de allersterkste schouders dragen verreweg de minste lasten. Als je de klassenstrijd niet wil aanwakkeren, zoals de woordvoerder van het CDA hier zegt — het is jammer dat hij er nu niet is — dan moet je hier wat aan doen. Het is deze ongelijkheid, denk ik, die juist laat zien dat deze strijd nog niet gestreden is. Ik zou het wat dat betreft willen omdraaien.

Voorzitter. Bovenstaande cijfers geven volgens mijn fractie precies weer wat er mis is met ons huidige belastingstelsel en waarom dat stelsel de rechtvaardigheidstoets niet kan doorstaan. Graag een reactie van de staatssecretaris op deze cijfers. Zijn deze verschillen volgens hem wel te rechtvaardigen? Zo nee, waarom doet hij er niet meer aan om deze verschillen te verkleinen, op te heffen of zelfs om te keren, zodat de hoogste inkomens en vermogens meer en niet minder belasting betalen dan veel lagere en middeninkomens? Onderschrijft de staatssecretaris het principe dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen? En klopt het dat dat ook met de invoering van dit Belastingplan nog steeds niet het geval zal zijn? Zo ja, is de staatssecretaris het dan met mij eens dat er nog veel werk aan de winkel is voor dit kabinet en dat hij als de wiedeweerga aan het werk moet om na dit debat te zorgen dat er in het Belastingplan 2024 grotere stappen worden gezet in de richting van een rechtvaardiger belastingstelsel?

Het vorige kabinet heeft het tweeschijvenstelsel voor de inkomstenbelasting ingevoerd en het stelsel nog minder progressief gemaakt dan het al was. Het toptarief in Nederland was ooit 72% en nu is het minder dan 50%. Voor sommige lagere en middeninkomens kan de marginale belastingdruk oplopen tot 70% of zelfs boven de 80%; het is al vaker gememoreerd in dit debat. De SP wil een echt progressief stelsel voor de inkomstenbelasting, met vijf schijven en 65% voor inkomens boven €150.000. En verlaag dan tegelijkertijd de inkomstenbelasting in de eerste schijf met meer dan de 0,14% waar het kabinet nu voor kiest. Waarom maar zo'n beperkte verlaging, zo vraag ik de staatssecretaris. Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen het invoeren van nieuwe schijven, met hogere tarieven voor hogere inkomens? Ik snap ook wel dat hij zich gebonden acht aan het coalitieakkoord, en dat hij nu niet de SP-plannen zal omarmen, maar dat mag wel, overigens. Maar kan hij hier in algemene zin op reflecteren? Denkt hij dat het huidige tweeschijvenstelsel nog een lang leven beschoren is? Of kan hij zich goed voorstellen dat we ook langs deze weg, het invoeren van nieuwe schijven, weer proberen dichter bij het ideaal te komen dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen?

Zo mogelijk nog problematischer dan ons weinig progressieve belastingstelsel in box 1 is de ongelijkheid tussen de boxen. Dan heb ik het dus over het feit dat in Nederland inkomen uit arbeid veel hoger belast wordt dan inkomen uit aanmerkelijk belang en uit ander vermogen; ik had het er bij interruptie ook al over. Een motie van collega Karimi, ingediend tijdens de AFB, om de tarieven gelijk te trekken heeft het helaas niet gehaald en was ook ontraden door de staatssecretaris. Dat verbaast ons allemaal niet, maar toch rijst de vraag: waarom eigenlijk? Vindt de staatssecretaris het rechtvaardig dat arbeid in Nederland veel meer belast wordt dan vermogen? Zou dat niet op z'n minst gelijkgetrokken moeten worden? De SP-fractie is blij dat het verschil tussen box 1 en box 2 verkleind wordt en dat het tarief in box 3 twee keer 1% omhooggaat, maar dit dicht de kloof tussen de boxen niet. Is de regering bereid om nog deze kabinetsperiode verdere stappen te ondernemen om deze verschillen tussen de boxen aanzienlijk verder te dichten? Graag een reactie van de staatssecretaris.

De heer Schalk (SGP):

Een korte vraag, voorzitter. Waarom zou een vijfschijvenstelsel rechtvaardiger zijn dan een tweeschijvenstelsel?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Nou, omdat je het dan makkelijker progressief kan maken. Nu is het zo dat we twee tarieven hebben, en dat je, ook als je twee ton verdient, of drie ton of vier ton of een miljoen, nog steeds maar 49,5% betaalt. En als je de hogere inkomens meer zou belasten en meer differentieert tussen inkomensgroepen, dan is dat ook een manier — naast andere manieren zoals bijvoorbeeld het inkomensafhankelijk maken van de zorgpremie, en een publieke voorziening maken van de kinderopvang — om af te komen van dat vermaledijde toeslagenstelsel, waar we om verschillende redenen, maar wel allemaal, Kamerbreed, van af willen. Nu stutten we de lage inkomens via toeslagen, maar als je bijvoorbeeld een vier- of vijfschijvenstelsel invoert, kun je er ook voor zorgen dat in die eerste schijf mensen minder belasting betalen dan nu het geval is, en dat kun je budgetneutraal doen door van de hogere inkomens iets meer te vragen. Dat is, denk ik, rechtvaardiger, en het maakt ook een eenvoudiger, minder complex stelsel dan we nu hebben, dat minder een beroep doet op het doenvermogen van burgers.

De heer Schalk (SGP):

Misschien klopt die redenering als je ervan uitgaat dat het stelsel progressief zou moeten zijn, en je dat dan als rechtvaardig bestempelt. Je zou ook kunnen zeggen: allemaal hetzelfde tarief. Dat is dan misschien veel rechtvaardiger.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ja, dat zou je kunnen zeggen. Dan heb je wel een fundamenteel andere opvatting van rechtvaardigheid, zo zeg ik tegen de heer Schalk, dan de SP-fractie ...

De heer Schalk (SGP):

Het is allemaal evenveel ...

De voorzitter:

Ho, meneer Schalk, de heer Van Apeldoorn spreekt nog.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik ga uit van het principe — en zelfs de VVD-fractie zegt dat te onderschrijven; in de praktijk vraag ik me dat soms af — dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Uiteraard moet dat dan niet alleen in absolute zin zijn — in absolute zin betalen hogere inkomens al meer belasting — maar het moet ook in relatieve zin zijn, dus procentueel zou je dan ook meer moeten bijdragen. Wij stellen bijvoorbeeld voor om een belastingtarief van 75% in te voeren voor inkomens boven de anderhalve ton. Als je meer dan anderhalve ton verdient, kan je je dat ook echt wel veroorloven. En nogmaals, het zijn marginale tarieven, dus je betaalt niet 75% over die hele anderhalve ton, maar over wat je meer dan anderhalve ton verdient. Nou, ik vind dat niet alleen billijk en redelijk, maar ik vind dat ook een kwestie van rechtvaardigheid.

De heer Schalk (SGP):

Dat is dan een heel mooi punt, want dat betekent dat we rechtvaardigheid ook kunnen koppelen aan datgene wat je uitgangspunten zijn; je onderliggende waardepatroon, zeg maar.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Absoluut, en daarom wil ik dit debat ook graag voeren. Ik vind dat we dat debat hier te weinig voeren. Ik zou dan dit tegen meneer Schalk willen zeggen. Meneer Schalk heeft het vaak over marginale tarieven voor eenverdieners. Nou, dat vinden wij ook niet rechtvaardig, dat je dan soms 80 of 90% moet betalen over je extra verdiende euro. Maar ik vind het helemaal niet rechtvaardig als je dat vergelijkt met iemand — en volgens mij zei de heer Schalk dat zelf — die twee of drie ton verdient en dan maar een marginaal tarief of een marginale druk heeft van 49,5%. Maar als je daar iets aan wil doen, dan denk ik dat je er aan beide kanten iets aan moet doen. Dat is mijn punt. Dus ook aan die tarieven aan de bovenkant.

De heer Van Strien (PVV):

Voorzitter. Ik heb de heer Van Apeldoorn al vaker horen praten over een miljonairsbelasting, maar waar gaat die dan over? Gaat die over box 3 of gaat die over box 2 en box 3, of alleen over box 2? Over welke boxen gaat ze, die miljonairsbelasting?

De heer Van Apeldoorn (SP):

O, de miljonairsbelasting. Nou, daar heb ik nog niets over gezegd. Dat komt verderop in mijn tekst. Maar ik kan die vraag alvast beantwoorden. Dat zou gaan over het vermogen in het algemeen. Over hoe je dat precies definieert ... Dat zou in box 2 en box 3 kunnen zijn, of in ieder geval box 3. Daarbij zijn verschillende modaliteiten denkbaar. Dat gaat niet over box 1, want box 1 is inkomen. Vermogen zit in ons huidige belastingstelsel in box 3. Aanmerkelijk belang is natuurlijk ook een vorm van vermogen. Alleen, dan heb je meer dan 5% van de aandelen en daar zit dan ook vaak stemrecht bij. Dus een miljonairsbelasting is een belasting over het vrij besteedbare vermogen van mensen. Als dat boven de 1 miljoen is, dan zou je daar volgens ons een vermogensbelasting, een miljonairsbelasting op moeten hebben van 1% en boven de 2 miljoen van 2%. Je zou daarbij dan ook nog verder kunnen gaan. Een dergelijke miljonairsbelasting is overigens ook iets wat een van de coalitiepartijen heeft voorgesteld. Hoe je dat vermogen precies gaat definiëren, daarover kun je nog een discussie voeren, maar het gaat dan niet om bijvoorbeeld pensioenvermogen maar om vrij besteedbaar vermogen.

De heer Van Strien (PVV):

Ik begrijp dat box 2 daar dus niet bij hoort, maar als u de Quote 500 goed leest, dan ziet u dat alle grote vermogens in box 2 zitten en niet in box 3. Box 3 zijn de kleinere grotere vermogens. Dan heb je het bijvoorbeeld over middenstanders die gepensioneerd zijn en hun zaak verkocht hebben en een paar aandelen gekocht hebben. Dat zijn de box 3-mensen. In box 2 zitten de echt grote vermogens. En daar weet de Belastingdienst helemaal niet van hoeveel daar precies in zit. Bij box 2 vraagt de Belastingdienst het aantal aandelen. Ze weten niet eens welke waarde er tegenovergesteld moet worden en bovendien kan die waarde jaren hetzelfde zijn of ineens fluctueren als er een aandelentransactie is. Dus mijn vraag is hoe dat systeem van die miljonairsbelasting dan moet werken.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik weet niet wat precies de vraag is. Om misverstanden te voorkomen: ik heb niet gezegd dat box 2 niet meegenomen zou moeten worden als het gaat om de miljonairsbelasting. Ook het ibo-rapport stelt heel duidelijk dat veel van de vermogensongelijkheid in Nederland ook in box 2 en ook in aanmerkelijk belang zit. Dus ik heb niet gezegd dat je dan alleen moet focussen op box 3. Ik zeg alleen: in ons huidige belastingstelsel zeggen we dat vermogen in box 3 zit, terwijl we box 2 anders noemen, hoewel dat ook vermogen is. Dus zeg ik: belasting op vrij beschikbaar vermogen. En uiteindelijk moeten we toe naar een hele herziening van het boxenstelsel wat mij betreft, maar of het nu box 2 of box 3 is, vind ik een andere discussie. Als het gaat om de uitvoerbaarheid, is er, zoals ook het ibo-rapport stelt, waarschijnlijk nog een onderschatting van de concentratie van vermogen aan de top. Inderdaad kunnen we dat deels niet in kaart brengen, wat ook lastig zal zijn voor de Belastingdienst, maar er is geen reden om geen miljonairsbelasting in te voeren. Laten we het vermogen dat we wel kunnen identificeren in ieder geval belasten. Als er dan nog vermogen ergens verstopt blijft, dan is dat spijtig maar dan moeten we daar vervolgens werk van maken.

De voorzitter:

Een enkele korte vraag.

De heer Van Strien (PVV):

Ik vrees dat het dan een nog onrechtvaardiger systeem wordt dan de huidige box 3-belasting.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Daar worden we het dan niet over eens.

De voorzitter:

Meneer Van Strien, dat was geen vraag, maar een opmerking. En u zou een vraag stellen bij de derde interruptie. Meneer Van der Linden, aan u het woord.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Meneer Van Apeldoorn houdt hier een bevlogen betoog over de vermogensongelijkheid wat betreft het heffen van belastingen. Net als vorig jaar heb ik net betoogd dat voor het bereiken van een eenvoudiger stelsel politieke partijen in eerste instantie over hun ideologische stokpaardjes heen moeten stappen. Is de heer Van Apeldoorn en is de SP bereid om als eerste stap richting een simpeler stelsel dat te doen? Of is het zo dat de SP alleen maar vindt dat bij zo'n stelselherziening ook direct dit soort grote ideologische verschillen overbrugd moeten worden? Want dan wordt het volgens mij wel een heel lastig verhaal om tot dat stelsel te komen.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dat is een hele algemene, weinig specifieke vraag van de heer Van der Linden. Ik ben uiteraard altijd bereid om over mijn eigen schaduw en stokpaardjes heen te springen indien dat nodig is om tot compromissen te komen waarbij we vervolgens ook vooruitgang kunnen boeken, maar hoe je die vooruitgang dan precies definieert hangt ervan af. Ik ben wel degelijk voor een vereenvoudiging van het belastingstelsel, maar ik zou ook graag willen zien dat het rechtvaardiger wordt. Dus als het niet tegelijkertijd rechtvaardiger wordt, dan heb ik daar wel moeite mee. Over hoe je die rechtvaardigheid bereikt en hoe ver je daarin wil gaan, kunnen we van mening verschillen, maar een van de kernpunten van mijn betoog is dat het huidige stelsel niet rechtvaardig is omdat de sterkste schouders vaak niet de zwaarste lasten dragen. En ik zeg: doe wat aan de onderkant, belast arbeid minder, vooral in de eerste schijf. Maar dat moet je dan ook op de een of andere manier financieren, want dat kunnen we niet alleen maar in het begrotingstekort laten lopen. Dus dan moet je ook van de hogere inkomens wat meer vragen.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Ik zal het nog wat specifieker maken. Als je een vereenvoudiging van het stelsel met een aantal grote maatregelen zou doorvoeren en dat zou laten doorrekenen, dan komt er een koopkrachtwaaier uit van wat dat grosso modo betekent voor mensen met de laagste inkomens, maar ook voor de hoogste inkomens en alles daartussen. Een uitgangspunt zou kunnen zijn: laten we nou eerst proberen ervoor te zorgen dat er niet al te grote verschillen optreden in de eerste fase, omdat het herzien op zich al zo ingewikkeld is. Dat zou de eerste stap zijn: gelijkblijvende druk, maar veel simpeler. Stap twee zou dan zijn dat we dezelfde discussies, over hoe het rechtvaardiger of anders moet, op basis van een simpeler stelsel kunnen voeren. Zou dat een begaanbare route zijn voor de heer Van Apeldoorn?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Het hangt ervan af hoe dat voorstel er precies uitziet. Als de Fractie-Nanninga hierover een motie overweegt, zullen we die welwillend bestuderen. Nogmaals, ik ben niet tegen de versimpeling van het belastingstelsel. Ik vind het ook te complex. Het doet een veel te groot beroep op het doenvermogen van veel burgers. Het hele toeslagenstelsel is veel te ingewikkeld. Daar hebben we in deze Kamer een heel debat over gehad. Ook om die reden moeten we daarvan af. Maar ik zou die vereenvoudiging wel graag gepaard zien gaan met een wat rechtvaardiger verdeling. Als de heer Van der Linden zegt "dat zou in twee stappen kunnen", zeg ik: dat zou eventueel in twee stappen kunnen. Maar ik wil dan ook wel die tweede stap zetten. Dan moet ook die intentie er zijn. Anders is het niet het soort verbetering dat wij uiteindelijk voor ogen hebben.

Voorzitter. Met uw welnemen vervolg ik mijn betoog. Zoals ik hier vorige maand memoreerde, erkent dit kabinet tenminste het probleem van de enorm grote vermogensongelijkheid in Nederland, waarbij de top 1% maar liefst 26% van het vermogen bezit. Het aantal miljonairs en miljardairs blijft groeien en hun vermogen groeit bijna jaar in, jaar uit. En dat in een tijd waarin mensen hun energierekening en hun boodschappen niet meer kunnen betalen. Opeenvolgende kabinetten-Rutte deden jaren of het probleem helemaal niet bestond, de minister-president voorop. Jaar in, jaar uit heb ik bewindslieden, ook nog van de huidige coalitie, gevraagd of er niet wat kon worden gedaan aan die extreme vermogensongelijkheid, die niet alleen elk rechtvaardigheidsgevoel tart, maar ook slecht is voor onze economie en de democratie ondermijnt. Steevast was het antwoord, bijvoorbeeld van de toenmalige minister van Financiën Hoekstra: wij sturen niet op vermogensongelijkheid. Maar dat lijken dit kabinet en deze staatssecretaris nu wel te doen, zij het nog voorzichtig. In ieder geval wordt het probleem erkend en is er een aantal maatregelen genomen. Men kon natuurlijk ook niet anders, want de politieke druk was te hoog, vanuit de oppositie en vanuit een deel van de coalitie. Ook maatschappelijk nam de onvrede hierover toe. Ik zei net al: 70% van de Nederlandse bevolking ziet graag een meer gelijke verdeling van vermogens.

Daar kwam het zogenaamde ibo-rapport nog bovenop; het ambtelijk advies dat blootlegt hoe groot de vermogensongelijkheid is, en een flink aantal beleidsopties schetst om dit terug te brengen.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik heb de volgende vraag. Ik hoor de heer Van Apeldoorn van de SP continu zeggen: de belasting aan de onderkant moet naar beneden. Daar zijn wij het helemaal met elkaar over eens; dat vinden wij ook. Maar aan de bovenkant moet de belasting omhoog. Waarom moet dat met elkaar verbonden zijn? Je kunt toch prima de belasting voor de lage inkomens en middeninkomens verlagen zonder dat daar meteen een belastingverhoging ergens ander tegenover staat? We kunnen toch heel veel bezuinigen op ons ambtelijk apparaat dat Nederland bestuurt en 150 miljard per jaar kost? Laten we daar wat geld gaan bezuinigen en de koopkracht van uw kiezers en de lagere inkomens verhogen. Alles heeft een gevolg. Als u bepaalde mensen meer gaat belasten, gaan ze vertrekken of gaat de ondernemerszin verdwijnen, zoals mevrouw Geerdink aangaf. Het heeft dus wel consequenties. Kortom, mijn vraag is: als iemand verlaging krijgt, waarom moet er dan voor iemand anders meteen iets omhoog? Waarom is dat bij u een wet van Meden en Perzen?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Twee dingen daarover. Stel dat het mogelijk zou zijn om de belasting alleen voor de laagste inkomens te verlagen, zonder dat je die verhoogt voor andere groepen, en je dat toch financieel kunt dekken. Dan ben ik daar niet op tegen, want het is in ieder geval een stap in de goede richting. Ik ben het niet met de heer Otten eens om te zeggen: we kunnen daar en daar op bezuinigen. Daar zouden we dan de discussie over moeten voeren. Volgens mij moeten we als overheid juist meer investeren in de publieke sector: meer in onderwijs en meer in zorg investeren dan we nu doen. Dat kost allemaal geld en ik zou niet graag zien dat we de staatsschuld tot 100% of zo laten oplopen, al kan hij best wat hoger zijn dan hij nu is. Dat is één. Over het tweede hebben de heer Otten en ik verschillende visies. Het gaat uiteindelijk om jouw idee en concept van rechtvaardigheid. Nogmaals, ik vind het rechtvaardig dat hogere inkomens meer belasting betalen. Dat was ooit ook het idee achter het boxenstelsel en achter de verschillende schijven in box 1. In de praktijk blijkt het alleen heel anders uit te pakken. Want zeker als je kijkt naar de top, naar de bovenkant, dan zie je dat de gemiddelde belastingdruk terugloopt. Dat staat ook heel duidelijk in een CPB-rapport. De belastingdruk is eigenlijk het hoogste bij de laagste inkomens. Dat wordt gecompenseerd door toeslagen, waar we ook vanaf willen. Dan is het heel erg lang gemiddeld 40%, voor de middeninkomens en de hogere inkomens. Dan ga je naar de top 1% en dan neemt de belastingdruk af tot 21% voor de 0,01%. Daarvan zeg ik: dat is in essentie onrechtvaardig. Het is onrechtvaardig dat je tegen de rijkste mensen in Nederland zegt: het is prima dat u maar 21% belasting betaalt en een verpleegkundige of een leraar mag 40% betalen of in sommige groepen, als die €1.000 meer gaat verdienen, een marginaal tarief van 70% of 87%. Dat vind ik onrechtvaardig.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Dat vind ik ook heel onrechtvaardig. Dat is dus ook het probleem van dit belastingstelsel. Dat pakt zeer onrechtvaardig uit voor de lagere middeninkomens, zeker als ze meer gaan verdienen. Daarom moet het belastingstelsel ook op de schop. Maar om puur te zeggen dat het slecht geregeld is voor de lagere middeninkomens en dat we dat gaan repareren door de hogere inkomens allemaal extra te gaan belasten lost het probleem voor die mensen niet op.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dat lost het probleem van die mensen wel …

De voorzitter:

Moment. Heeft u nog een vraag?

De heer Otten (Fractie-Otten):

Volgens mij lost dat het probleem niet op, maar is de heer Van Apeldoorn dat met mij eens?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Volgens mij lost dat het probleem wel op, want als je van de hogere inkomens en vermogens meer vraagt, en misschien ook van het bedrijfsleven door het invoeren van een hoger Vpb-tarief, dan kan je daarmee ook iets financieren aan de onderkant. Dan kan je dus ook makkelijker de belasting verlagen voor de laagste inkomens of bijvoorbeeld het minimumloon verder verhogen, waar wij ook voor zijn, en daarmee ook de uitkeringen in de AOW. Natuurlijk hangt dat met elkaar samen, tenzij je zegt: de bomen groeien tot aan de hemel en we kunnen ongelimiteerd geld uitgeven. Maar daarvan zijn wij niet bij de SP.

Goed, voorzitter, ik vervolg mijn betoog. Het kabinet neemt vooralsnog slechts een deel van de aanbevelingen van dit ibo-rapport over. Het nu voorgestelde pakket dat vermogens zwaarder moet belasten zet gewoon onvoldoende zoden aan de dijk om de extreme vermogensgelijkheid die we in Nederland hebben terug te dringen. Graag een reactie van de staatssecretaris. Welke volgende stappen is hij bereid te zetten en wanneer? Het is namelijk hoog tijd om de vermogensongelijkheid echt structureel en duurzaam aan te pakken. Voer nu bijvoorbeeld om te beginnen — er werd net al over geïnterrumpeerd — eindelijk eens een miljonairsbelasting in.

Voorzitter. Als we toe willen naar een eerlijker en rechtvaardiger belastingstelsel, dan moeten we hogere inkomens, grote winsten en vermogens flink meer gaan belasten dan dit kabinet doet. De verschillen zijn nu gewoonweg, ook met dit Belastingplan, te groot tussen arbeid en kapitaal — daar heb je weer de tegenstelling van de heer Essers — tussen de belasting op arbeid en de belasting op winst en vermogen. U was er eerder niet bij. Toen heb ik er het nodige over gezegd. Dat kunt u nalezen in de Handelingen. Deze verschillen bijten des te meer in tijden van ongekende inflatie en ongekend koopkrachtverlies. Ik richt me nu in het bijzonder tot de minister van Sociale Zaken en de minister voor Armoedebeleid.

Het Belastingplan heeft uiteraard groot effect op de koopkracht. Nu hebben we eindelijk een nieuwe doorrekening van het CPB op basis van verschillende scenario's voor de energieprijzen. Het beeld dat hieruit oprijst is gemengd. Eén ding is duidelijk: ondanks het prijsplafond zet de koopkrachtdaling door in 2023. Het prijsplafond helpt wel, maar zeker voor bepaalde groepen onvoldoende en helemaal als de winter streng wordt. Daarnaast herhaal ik nog maar eens dat het spijtig is dat we met het prijsplafond in deze vorm miljarden overmaken naar energiebedrijven zonder daar zeggenschap voor terug te krijgen. Verder zijn de koopkrachtcijfers voor de laagste inkomens gemiddeld positief volgens het CPB, maar het zegt daarbij wel dat er geen rekening wordt gehouden met de inflatieongelijkheid. Met name armere huishoudens zijn een veel groter deel van hun inkomen kwijt aan energie en de boodschappen. Daarmee worden deze cijfers nogal onbetrouwbaar, denk ik. Ze geven een vertekend beeld. Hoe vertekend dat beeld is, weten we niet. Het is spijtig dat het kennelijk niet mogelijk is dit goed mee te nemen in de CPB-modellen. Ik vraag de minister wat deze onzekerheid betekent voor haar beleid. Is de minister er zeker van dat met het belastingpakket vermeden wordt dat de bestaanszekerheid van grote groepen Nederlanders in gevaar komt? Gaat de minister ervoor zorgen dat iedereen goed de winter doorkomt?

Voorzitter. Als je met mensen op straat of in de supermarkt spreekt, is het wel duidelijk dat veel mensen nu al in de problemen zitten. Het gaat om honderdduizenden gezinnen. Volgens het CPB is er wel degelijk een grote groep van ongeveer een half miljoen Nederlanders die een grote kans heeft om in betalingsproblemen te komen. De Nationale ombudsman constateerde onlangs dat het sociaal minimum te laag is en dat steeds meer mensen door het ijs zakken. Wanneer gaat dat sociaal minimum nu eindelijk eens flink omhoog? Moeten we daarvoor nu echt wachten tot nadat een commissie zich hierover gebogen heeft, vraag ik de minister voor Armoedebeleid. De bestaanszekerheid van mensen in Nederland is vaak gewoon niet goed geborgd.

Nu de minister voor Armoedebeleid toch aanwezig is: tijdens de Algemene Politieke en Financiële Beschouwingen heeft mijn fractie opnieuw aandacht gevraagd voor de morele plicht om in een rijk land als Nederland de kinderarmoede uiteindelijk helemaal uit te bannen. De SP is blij met het voornemen van dit kabinet om per 2025 de kinderarmoede minimaal te halveren en we zijn ook blij met de aan ons door de minister-president gedane toezegging dat er desnoods aanvullende maatregelen worden genomen om dit doel te halen. Aan de minister de vraag of ze al concrete aanvullende maatregelen voor ogen heeft. Deze kunnen immers ook liggen in de sfeer van de fiscaliteit. Vandaar dat ik het ook in dit debat weer aan de orde stel. En aan de minister de vraag hoe ver zij nu precies van het doel verwijderd is en of zij wat haar zelf betreft nog steeds op schema ligt als het gaat om de halvering van de kinderarmoede.

Een hele effectieve manier om de armoede te bestrijden en de bestaanszekerheid voor grote groepen te verbeteren, is het verhogen van het minimumloon. Het kabinet zet hier nu een stap in. Mijn fractie juicht dit toe, maar het is wel een kleine stap. We zijn nog ver verwijderd van het niveau van een eerlijk en leefbaar minimumloon. De aangekondigde verhoging van 10% is met de huidige torenhoge inflatie feitelijk veel lager. Ik had de minister van Financiën tijdens de Financiële Beschouwingen ook gevraagd wat er nu reëel van deze verhoging overblijft. Tot twee keer toe was zij vergeten deze vraag te beantwoorden. Misschien kan ik er morgen een antwoord op krijgen, dan hoeft minister Kaag dit niet nog eens schriftelijk te doen, zoals ze mij had beloofd.

Dat het kabinet een tegemoetkoming aan werkgevers die veel mensen in dienst hebben met een loon tot 125% van het minimumloon — het zogenaamde lage-inkomensvoordeel — wil afschaffen, omdat dit LIV niet doelmatig en effectief is, maar nu voor de afschaffing ervan ditzelfde LIV wil verhogen om de pijn voor werkgevers te verzachten, vindt mijn fractie slecht beleid. Ook omdat dit te elfder ure op verzoek van VNO-NCW per nota van wijziging in het wetsvoorstel is opgenomen. Wat zeker ook in ditzelfde wetsvoorstel had moeten zitten — ik heb het inmiddels over wetsvoorstel 36208 — is de afschaffing van de inkomensondersteuning voor AOW'ers. Deze maatregel maakt dat de koppeling van de AOW aan het verhoogde minimumloon naar eigen zeggen van de staatssecretaris van Financiën een halve sigaar uit eigen doos voor onze ouderen vormt. De SP-fractie is daarom tegen dit weinig sociale wetsvoorstel en sluit zich kortheidshalve verder aan bij wat de heer Van Rooijen hierover heeft gezegd. Ik kom er zo nog wel even op terug.

Er zit nog een derde voorstel in dit gecombineerde wetsvoorstel, waar wij wel voor zijn. Dat is het voorstel voor de verhoging van het kindgebonden budget.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, heeft meneer Van der Voort een vraag aan u.

De heer Van der Voort (D66):

Nog even over de afschaffing van de IO-AOW waar de heer Van Apeldoorn niets voor voelt. Er is natuurlijk wel een hoop geld mee gemoeid. Stel nou dat dit inderdaad niet gebeurt, hoe vindt u daar dan dekking voor?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Nou, daar kunnen we op verschillende manieren dekking voor vinden. Mijn fractie heeft daar in de Tweede Kamer allerlei voorstellen voor gedaan. Denk bijvoorbeeld aan het verhogen van de belasting op vermogens — daar kom ik weer — en wat ik net allemaal gezegd heb. We kunnen bijvoorbeeld ook de expatregeling helemaal afschaffen in plaats van slechts gedeeltelijk beperken. Er zijn allerlei manieren om dat te kunnen financieren, ook zonder dat je het begrotingstekort verder zou moeten laten oplopen. Dat is een kwestie van politieke keuzes. Die IO-AOW is een ondersteuning voor alle AOW'ers. Het is eigenlijk een rare figuur. Ik zou zeggen: die kun je prima optellen bij de AOW en daar één bedrag van maken. Dat is iets anders dan dat je die nu weghaalt, terwijl je enerzijds kiest voor de koppeling, ook op basis van uitspraken en moties van deze Kamer, en anderzijds zegt: de kosten van de koppeling gaan we deels verhalen op dezelfde mensen die profiteren van die koppeling. Dat is een hele rare figuur.

De heer Van der Voort (D66):

Ik begrijp uit dit betoog dat de heer Van Apeldoorn van mening is dat de stijging van de inkomens van de gepensioneerden op deze manier onvoldoende is.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Die mening ben ik inderdaad toegedaan. Die inkomensondersteuning is bedoeld om ervoor te zorgen dat mensen die afhankelijk zijn van alleen de AOW voor hen voldoende is. We hebben te maken met een hele hoge inflatie. Toen dit besluit genomen werd, was de verwachting dat de inflatie volgend jaar flink zou dalen, naar 2,6%, geloof ik. Inmiddels is al duidelijk dat de inflatie hoger zal zijn in het komende jaar. Wie weet wordt de inflatie nog wel hoger. We kunnen dus niet concluderen dat deze inkomensondersteuning helemaal niet meer nodig is. Maar het is ook een principiële kwestie. Als je om goede redenen zegt dat de uitkeringen en ook de AOW gekoppeld zijn aan het minimumloon, dan moet je, als je het minimumloon verhoogt ook de AOW en de uitkeringen verhogen. Dat vind ik een logisch en een rechtvaardig uitgangspunt. En dan moet je niet met de ene hand geven en met de andere hand nemen.

De voorzitter:

Meneer Van der Voort, een korte vraag graag.

De heer Van der Voort (D66):

Tot slot. Is de heer Van Apeldoorn zich ervan bewust dat er onderzoek gedaan is en dat gebleken is dat de IO-AOW niet doelmatig is? Het tweede is dat best veel mensen die nu AOW genieten, tot de vermogenden behoren. Zouden er dan geen specifiekere maatregelen zijn?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Nou, dat de IO-AOW niet doelmatig is … Het gaat mij vooral om het idee dat in 2013 door het toenmalige kabinet-Rutte deze knop is ingevoerd van een kop boven op de AOW waar je apart aan kon draaien. Ik kan er best in meekomen dat je daar bezwaar tegen maakt. Maar vergeleken met de uitspraak die hier in de Kamer ligt, is mijn punt dat je, als je die IO-AOW eerst afbouwt naar €5 en dan vervolgens afschaft, ten opzichte van de koppeling die er anders zou zijn de AOW feitelijk verlaagt. Daarvan zeg ik: dat is gewoon niet sociaal. De heer Van der Voort zegt dat er ook hele rijke, vermogende ouderen zijn. Dat ben ik met hem eens, en ik heb allerlei ideeën over hoe we die kunnen belasten. Dan hoef je niet deze maatregelen te nemen. En dan hebben we ook meer geld voor klimaatbeleid. Dan is de heer Van der Voort goed bediend, denk ik.

Voorzitter. Er zit nog een derde voorstel in het gecombineerde wetsvoorstel, waar wij wél voor zijn, namelijk de verhoging van het kindgebonden budget. Ik wil er even bij stilstaan — dat hebben anderen ook al gedaan — dat wij hier te maken hebben met een hele lelijke vorm van gedwongen koppelverkoop, geheel in strijd met de hier breed aangenomen motie-Hoekstra. Wat vindt de staatssecretaris, zelf lid van deze Kamer toen de motie werd aangenomen, hier nu zelf eigenlijk van? Dit kan toch eigenlijk niet door de beugel, zo vraag ik de staatssecretaris. Inhoudelijk is dit wetsvoorstel een sigaar uit eigen doos, maar ook nog eens in strijd met de hier aangenomen motie-Van Rooijen. Nogmaals, mijn fractie is voor een van de in het wetsvoorstel gebundelde wetswijzigingen, de verhoging van het kindgebonden budget, maar we laten ons niet chanteren. Als het zo blijft, stemmen wij dus noodgedwongen tegen dit wetsvoorstel.

Dan kort de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap. Mijn fractie zal voor het wetsvoorstel stemmen, maar vindt de grens van zeven ton waarboven nu belasting betaald moet worden voor lenen uit eigen onderneming nog veel en veel te hoog.

Dan de Wet aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten. Wat mijn fractie betreft is dit gewoon geen goed wetsvoorstel. De SP is er erg voor dat werknemers — arbeid is immers de belangrijkste bron van alle waarde — structureel gaan delen in de winst van de bedrijven waar ze werken. Wij zijn dus erg voor winstdeling voor alle werknemers. Wij hebben hiertoe in de Tweede Kamer ook voorstellen ingediend. Mijn partij heeft in het debat over dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer een motie aangenomen gekregen om onderzoek te doen naar hoe belemmeringen hiertoe kunnen worden weggenomen. Ik hoop dat de staatssecretaris hier nu ook mee aan de slag gaat. Maar het voorliggende wetsvoorstel richt zich niet op alle werknemers, maar vooral op hoogopgeleide techneuten bij start-ups. Tegelijkertijd wordt het feitelijk niet tot deze doelgroep beperkt, maar kunnen bijvoorbeeld ook managers van grote bedrijven gebruikmaken van het voordeel van belastinguitstel dat dit wetsvoorstel biedt.

Voorzitter. Ik zei het al aan het begin van mijn betoog: de vervuiler dient te betalen. We moeten echt vol aan de bak om de klimaatcrisis aan te pakken. Dat moet dan wel op een rechtvaardige manier gebeuren, namelijk door niet de rekening bij iedereen te leggen, maar bij hen die het meeste bijdragen aan de uitstoot van broeikasgassen. Het is dus in principe goed dat er met dit wetsvoorstel een CO₂-minimumprijs voor de industrie komt, ook voor het eerder vrijgestelde deel. Maar erg spijtig en opnieuw een gemiste kans vindt mijn fractie dat in lijn met de minimum CO₂-prijs elektriciteitsopwekking — waar we in maart in deze Kamer met de staatssecretaris het debat over hebben gevoerd — deze minimumprijs zo laag is gesteld, zo ver onder de huidige en verwachte ETS-prijs, dat de effectiviteit hiervan vooralsnog nul is. Dit wetsvoorstel levert dus niets op, noch voor de schatkist, noch voor het klimaat. Maar er komt een evaluatie en een mogelijke aanpassing van de tarieven. Dat is wat mijn fractie betreft ook hoog nodig. Eigenlijk hadden we daar helemaal niet op hoeven te wachten: had het gewoon in een keer goed geregeld. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: hoe staat het nu met de evaluatie en deze, wat mijn fractie betreft gehoopte, verhoging van de minimumprijs voor CO₂?

Voorzitter. Met betrekking tot vergroening heeft mijn partij nog een voorstel: schaf de btw af op het openbaar vervoer. Maak dat ov dus ook in deze tijden van koopkrachtcrisis weer aantrekkelijker. Dat is goed voor het milieu en voor de portemonnee van mensen. Dat kunnen we prima betalen, bijvoorbeeld door de belastingvoordelen voor expats helemaal af te schaffen.

Ten slotte over de Wet tijdelijke solidariteitsbijdrage. Hierover zal ik kort zijn. Mijn partij pleit al veel langer voor een solidariteitsheffing om excessieve winsten van bedrijven die juist profiteren van deze energiecrisis flink te belasten. Wat dat betreft betreuren wij dat het kabinet voor een minimumtarief van 33% heeft gekozen. Overwinst, onverdiend inkomen, is gewoon helemaal in zijn geheel onwenselijk. Dat is iets wat eigenlijk niet zou moeten bestaan. Is de staatssecretaris dat met mij eens? Zo ja, waarom heeft hij niet voor een hoger tarief gekozen?

Het zou goed zijn als op basis van een motie van de Tweede Kamer de mogelijkheid van een solidariteitsheffing in tijden van crisis tot een permanent instrument gemaakt zou worden. Maar eigenlijk is "solidariteit" hier niet het goede woord als het gaat om overwinsten. Zoals ik net al zei, zouden die er sowieso niet moeten zijn. Als het om solidariteit gaat, zou je in tijden van crisis ook een extra bijdrage kunnen vragen van alle bedrijven waar het goed mee gaat, alsook van bijvoorbeeld de meest vermogende Nederlanders. Graag een reflectie van de staatssecretaris.

Voorzitter, ik rond af. Ik heb in mijn bijdrage niet alle elf wetsvoorstellen kunnen behandelen, laat staan uitputtend, maar ik heb er vooral voor gepleit om het fundamentelere politieke debat te voeren over wat een rechtvaardig belastingstelsel is. Dat hebben we nu niet in Nederland, wat betreft de SP-fractie. Dit kabinet zet eindelijk stapjes in de goede richting, maar we moeten en mogen het daar niet bij laten. Anders zullen we bijvoorbeeld zien dat, al dan niet na een tijdje, die vermogensongelijkheid in Nederland gewoon weer gestaag doorgroeit, terwijl bij de volgende crisis ook de armoede weer toeneemt. Ik hoop dus vooral ook dat debat morgen met de staatssecretaris en de andere aanwezige bewindslieden te kunnen voeren.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Dan geef ik het woord aan meneer Van Strien. Hij spreekt namens de PVV.

De heer Van Strien (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Volgens minister Kaag van Financiën, zo zei zij op haar partijcongres van 19 november, is het nu welletjes. Volgens haar zijn ingrepen nodig om de staatskas weer op orde te brengen. Wat we met de ene hand uitgeven, moet eerst met de andere hand zijn binnengekomen. Even dacht ik: we gaan nu die reusachtige som van 60 miljard voor klimaat- en stikstofonzin eindelijk eens wegstrepen. Maar nee, van D66 moeten de belastingen omhoog. Dat gaat iedereen voelen. D66 zet ook in op langer werken na het pensioen. Daarmee weten we waar het vandaag over gaat: nog zwaardere belastingen om de stikstof- en klimaathobby's van dit kabinet te bevredigen. Nog zwaardere belastingen voor gezinnen die toch al niet rond kunnen komen, vooral door de dramatische energieprijsstijgingen.

Andere jaren bogen wij ons in dit debat over puntenwolken die de koopkracht per inkomensgroep weergaven. Voor de woordvoerders van sommige partijen was dat een ware hobby. Dat kunnen we dit jaar wel vergeten. Dit jaar kijken we in een zware ondoordringbare smog — mist is nog een te mooi woord — van belastingen en energieprijsstijgingen. Dat komt omdat de vertienvoudiging van de energieprijzen inkomensgroepen zeer verschillend treft, afhankelijk van de woonsituatie. Eén ding weten we daarbij zeker: er zijn veel gezinnen met lage inkomens die in slecht geïsoleerde huurwoningen wonen en daar weinig aan kunnen doen. Die gezinnen zijn pas echt de pineut.

Maar ook in de middengroepen komt veel energiearmoede voor. Hierbij is bijzonder dat de elektriciteitsprijzen bijna net zo hard gestegen zijn als de gasprijzen, terwijl het gebruik van gas in de elektriciteitsproductie op dit moment rond 37% ligt. De wind en de zon, samen 30% van de elektriciteitsproductie, waren dit jaar net zo duur als vorig jaar. En de kolen zijn maar een beetje in prijs gestegen. Gascentrales, die werken met gasturbines of gecombineerde stoom- en gasturbines, zijn zeer flexibel in te zetten en zijn nodig om het labiele wind- en zonne-energienetwerk te laten functioneren. Die leveren immers geen constante elektriciteitsproductie. Dat betekent wel dat de marginale elektriciteitsproductie met gas plaatsvindt, waardoor de gasprijs de marktprijs van de elektriciteit bepaalt.

Ondertussen maken al die andere centrales en de beheerders van de gesubsidieerde wind- en zonne-energieparken natuurlijk woekerwinsten, met dank aan de privatisering van de energiebedrijven. Een aardige bijkomstigheid hierbij is natuurlijk wel dat die links-elitaire gesubsidieerde Teslarijder inmiddels meer aan elektriciteit betaalt dan een benzinerijder aan benzine. Maar ondertussen betaalt ook de consument twee keer voor wind- en zonne-energie: a in de vorm van energiebelasting en de belasting voor opslag duurzame energie, ODE en b omdat in dit systeem de elektriciteitsprijs aan gas gekoppeld is, waardoor de consument de woekerwinsten van de elektriciteitsbedrijven mag betalen.

Ik kom hiermee automatisch op de Wet tijdelijke solidariteitsbijdrage. Dit wetsvoorstel ziet op een tijdelijke solidariteitsbijdrage voor fossiele bedrijven, die het surplus aan winsten als gevolg van onvoorziene omstandigheden additioneel belast. Ik heb in het verslag van het wetgevingsoverleg van de Tweede Kamer gelezen dat de tijdelijk extra taks voor fossiele bedrijven, ter invulling van de Brusselse plannen, helaas niet geldt voor zonne-energie- en windparken en dat dit de aandacht heeft van de regering. Ik zou graag wat nader uitgelegd willen hebben waarom er kennelijk per se Brusselse wetgeving nodig is om de overwinsten van zonne-energie- en windparken te belasten. De PVV-fractie vindt het onbegrijpelijk dat dit onderdeel niet is meegenomen in de voorliggende wet.

Voorzitter. In de ondoordringbare smog van belastingen — ik noem de energiebelasting, ODE, de klimaattransitiebelasting en vanaf januari 21% btw — en prijsverhogingen gaat deze regering nu, in plaats van de simpelste oplossing te kiezen en die belastingen te verlagen of niet door te laten gaan, de belastingen verhogen en tegelijkertijd een prijsplafond invoeren. Voor de goede orde: tot aan het plafond gaan de energieprijzen omlaag en daarboven gaan de energieprijzen omhoog. Dus van de mensen in slecht geïsoleerde huurhuizen kan de energierekening alsnog zomaar omhooggaan. En alsof ons belastingstelsel nog niet ingewikkeld genoeg is, krijgen we nu een regeling via de energiebedrijven, een soort toeslagenregeling via de geprivatiseerde energiebedrijven. Problemen en chaos verzekerd, want al die geprivatiseerde buitenlandse energiebedrijven gaan natuurlijk zowel de overheid als de consument het vel over de oren trekken. Dat er snel iets moest gebeuren met de energieprijzen, en vooral met de belastingen daarop, is naar de mening van de PVV-fractie duidelijk en zeer gewenst. Maar of het op deze manier moet, is zeer de vraag. Misschien kan de minister of de staatssecretaris iets meer zeggen over de stand van zaken, want de energiebedrijven hebben kennelijk nog geen idee hoe het moet.

Voorzitter. Nu we het toch over de energieprijzen hebben, kom ik automatisch op het wetsvoorstel Wet minimum CO2-prijs industrie. Ik moest even nadenken, want ik meende over dit wetsvoorstel in het voorjaar ook al een debat te hebben gevoerd. Dat bleek echter het debat te zijn over de Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking op 8 maart. Alle argumenten die in dat uitgebreide debat aan de orde zijn gekomen, blijven ook hier onverkort gelden. Ik herhaal daarom kortheidshalve alleen onze conclusies van dit voorjaar. Het is ook hier de vraag of deze wet daadwerkelijk effect zal gaan sorteren. De prijs per ton CO2 is door de politieke keuze om die CO2-budgetten steeds kleiner te maken inmiddels zo hoog opgelopen, dat die ver boven het in deze wet genoemde prijspad ligt. Of dat zo blijft, is theoretisch natuurlijk de vraag, maar één ding is wel zeker: de prijzen van vooral gas en elektriciteit zijn enorm gestegen en die blijven stijgen. Voor een deel komt dat door een stijgende CO2-prijs. Kunstmatig dus. We zullen dan ook tegen dit overbodige wetsvoorstel stemmen.

Voorzitter. Ik kom bij de afschaffing van de inkomensondersteuning van de AOW'ers: de IO-AOW. Eerst hebben we via moties moeten afdwingen dat de AOW-uitkering meestijgt met de bijzondere verhoging van het wettelijk minimumloon; iets wat wij niet meer dan fatsoenlijk vinden. Even later zie je de truc om diezelfde verhoging als sigaar uit eigen doos te financieren door het afschaffen van de IO-AOW, het terugdraaien van de verhoging van de ouderenkorting en het afschaffen van de fiscale oudedagsreserve. Wij betreuren dit zeer en wij zullen dan ook zeker tegen dit wetsvoorstel stemmen.

Voorzitter. Ik kom bij box 3. Jarenlang heeft mijn fractie gewezen op het onrechtvaardige van het heffingssysteem in box 3. In de tijd dat staatssecretaris Van Rij nog Eerste Kamerlid was, trok hij zelfs met ons ten strijde. Maar als het op stemmen aankwam, noopte de fractiedwang hem om zich toch te conformeren aan de dubieuze systematiek van belasting heffen in box 3. De Hoge Raad moest eraan te pas komen om de regering te corrigeren. Dat hij nu, als staatssecretaris, zelf met de gebakken peren zit, is dan ook niet meer dan zijn verdiende loon. Maar wie schetst mijn verbazing? Deze zelfde staatssecretaris wil alleen rechtsherstel bieden aan belastingplichtigen die bezwaar hebben gemaakt, omdat de correctie anders te duur wordt. Hoeveel principes moet je inleveren om aan een kabinet-Rutte deel te nemen?

Maar dat is het nog niet alleen. In het nieuwe systeem worden banktegoeden gespaard, maar kennelijk moeten de overige vermogenscategorieën, waarvoor het rendement door de regering inmiddels is vastgesteld op 6,17% en die ook nog tegen een hoger tarief worden aangeslagen, het gelag betalen. Dit om de op de banktegoeden gederfde belastinginkomsten te compenseren. Maar het is niet alleen dat. In het Belastingplan 2023 is een totaalpakket aan maatregelen opgenomen, waarmee de lasten op vermogen op directe wijze met 5 miljard worden verzwaard. En dat dan ook nog in een jaar dat de prijzen van onroerend goed sterk dalen en de rendementen op aandelen ver beneden nul zijn gedaald. Voorts worden deze tarieven, gebaseerd op voortschrijdende gemiddelden uit een ander systeem, toegepast in een jaar waarin vrijwel alle rendementen tot een dieptepunt gedaald zijn. Hoe integer ben je dan bezig? De meeste mensen halen dat rendement echt niet. De voorbeelden van pachten van landbouwgrond, wettelijk geregeld op maximaal een paar procent, en obligaties zijn al in de Tweede Kamer genoemd.

Er is zonder meer een nog meer principieel voorbeeld te noemen. Als je zegt te streven naar belasten op werkelijk rendement, hoe kun je dan verkopen dat wanneer belastingbetaler A bijvoorbeeld €100.000 uitleent aan belastingbetaler B, even los van de drempels, belastingbetaler A 6,17% rendement moet noteren en belastingbetaler B maar 2,5% mag aftrekken? Hoe is dat te plaatsen in het streven naar werkelijk rendement, vraag ik de staatssecretaris. Mijn fractie is van mening dat de regering wederom op de verkeerde weg is, die bovendien juridisch onhoudbaar zal blijken. Graag ook op dit punt de reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter. Ik kom weer terug bij Henk en Ingrid en hun gezin; zij die ieder jaar hun koopkracht zien teruglopen, het belastingstelsel ingewikkelder zien worden, de marginale druk hoger zien worden, tot wel 87%, en nu geconfronteerd worden met een draconische inflatie. Het ingewikkelder worden van het belastingstelsel en de toename van de marginale druk worden vooral veroorzaakt door onoverzienbare reeksen steil afgebouwde heffingskortingen en toeslagen die ergens tussen de €35.000 en €48.000 eindigen en die afhankelijk zijn van het wel of niet samenwonen, het wel of niet hebben van kinderen, de leeftijd van de kinderen, als die er zijn, de woonsituatie en noem maar op. Het is juist die groep, waarop de maatschappij drijft, die door al die toeslagen met de maximale marginale belastingdruk geconfronteerd wordt. Het is een fundamentele structuurfout in het belastingstelsel, die uiteindelijk niet wordt opgelost met nog een extra toeslag als de voltijdsbonus. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook: hoe staat het met de vereenvoudiging van ons belastingstelsel?

Voorzitter. Tot slot nog een aantal losse onderwerpen, te beginnen met de vliegbelasting. Met de verdrievoudiging daarvan worden niet onze ministers en staatssecretarissen getroffen, of de rest van de linkse elite, maar voor de gewone Nederlander is dit wel weer een extra aanslag op zijn vakantiebudget. En ja, het zorgt natuurlijk ook voor het verder uitkleden van Schiphol. Corendon wijkt in ieder geval al met zo veel mogelijk vluchten uit naar Brussel. Het laat zien dat dit kabinet zich niets gelegen laat liggen aan de gewone Nederlander. Het Nederlandse kabinet stuurde vijf bewindspersonen, plus uitgebreide ambtelijke ondersteuning, naar de klimaattop in het zonnige Sharm-el-Sheikh, om daar aan te schuiven bij de internationale jetset die met 200 privévliegtuigen naar Sharm-el-Sheikh ging, met niet te vergeten GroenLinkswethouder Schouten van Nieuwegein. Zij zullen daar geen kilometer minder om vliegen.

Dan de IACK, de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Het is uiterst curieus waarom niet een budgetneutrale maar gelijkmatige afbouw voor iedereen is gekozen. Het lijkt me logisch dat het voorstel dat in de Tweede Kamer gepresenteerd is, waarbij de facto nog meer bezuinigd wordt, het niet haalde. Misschien kan de minister of de staatssecretaris nog eens uitleggen hoe dat zit en waarom deze keuze gemaakt is.

Ons allerlaatste punt betreft de afschaffing van de bpm-vrijstelling voor ondernemers. Het is weer de middenstand, die het de afgelopen jaren al fors voor de kiezen heeft gekregen met alle coronamaatregelen, waar dit fors ingrijpt. Ook hier zien we overheidsdwang, in dit geval om ondernemers via fiscale weg in een elektrische auto te persen. Zij mogen het dan zelf uitzoeken, met alle problemen die daarbij horen. Ik heb hier jaren geleden al gewezen op het feit dat ik een elektrische auto voorlopig geen caravan zie trekken. Hetzelfde probleem doet zich dus voor bij een bestelauto die wat lading moet meenemen. Ze kunnen dan inmiddels een iets grotere actieradius hebben maar als je regelmatig naar het buitenland moet, wordt het toch een problematisch verhaal met je bestelauto met een actieradius van, afhankelijk van de lading, 100 tot 250 kilometer. Los van het beperkt aantal laadpunten in het buitenland, kost het opladen veel meer tijd dan tanken.

De voorzitter:

Meneer Crone heeft een vraag aan u.

De heer Crone (PvdA):

Ik wil vragen: leest u weleens de ANWB-test van de auto's die het beste caravans kunnen trekken? Daar staat de elektrische auto tegenwoordig bovenaan. We houden het in dit debat bij de feiten. Ik wil dus vragen: heeft u dit gelezen?

De heer Van Strien (PVV):

Ik heb niet gelezen over auto's die caravans kunnen trekken. Ik heb wel het verhaal over bestelauto's in de ANWB-gids gelezen. Daarin komt inderdaad een bestelauto met een lading uit op een actieradius van 100 tot 200 kilometer. En dat is het punt waar het nu over gaat.

Behalve het beperkt aantal laadpunten in het buitenland kost ook het opladen veel meer tijd dan tanken, tijd die voor iedere ondernemer goud waard is. Het betekent simpelweg een nog grotere krapte op de arbeidsmarkt. Probeert deze overheid zich werkelijk weleens in te leven in de problemen van de ondernemer, zo vraagt mijn fractie zich af. Waarom deze aanslag zo kort na de coronacrisis?

Samenvattend, voorzitter. Dit kabinet is de schaamte voorbij door dit uitkleedpakket voor te leggen aan het parlement. Gigantische bedragen aan belastinggeld worden verkwist voor het euforische gevoel de wereld te kunnen redden. In plaats van het belastingstelsel te vereenvoudigen wordt het alleen maar complexer en moeilijker te doorgronden. Het nivelleren gaat gestaag door, zodat initiatieven om extra te werken worden gesmoord. En dat Nederland hieraan onderdoor zal gaan, lijkt er niet toe te doen.

Dank je wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Strien. Dan is nu het woord aan meneer Crone en hij spreekt namens de PvdA.

De heer Crone (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Zoals gezegd door mevrouw De Boer zelf vinden we van een aantal dingen hetzelfde.

Mag ik allereerst even wijzen op een interview dat staatssecretaris Van Rij gaf in Trouw? Niet alleen de foto was mooi, de tekst sprak mij ook aan, omdat hij daarin liet zien hoe hij zelf heeft meegemaakt van "is dat nou allemaal zo erg met al dat discriminatiegedrag intern?" Hij liet zien hoe hij dat zelf heeft meegemaakt en hoe boos hij er nu over is en hoe geraakt hij er door is. Ik vind het een goed interview, omdat het laat zien hoe een bewindspersoon — met een streep onder "persoon" — soms in debatten zit. Misschien kan hij er straks op reflecteren, dus niet alleen op de technische vragen over de herinrichting van de Belastingdienst, maar ook op hoe dit nu verdergaat. Want dit is natuurlijk toch een van de dramatische punten — over vertrouwen gesproken — in de Belastingdienst.

Voorzitter. Ik ben gewend om te werken vanuit de feiten. Dus ik wil graag met uw toestemming de interruptie afmaken. Ik wil daarvoor gewoon maar citeren uit het recente CPB-rapport. Maar het staat ook in de ibo-rapporten en in de rapporten van De Nederlandsche Bank. Misschien kan de minister voor Pensioenen morgen ook dit punt becommentariëren. "De vermogensongelijkheid in Nederland is juist relatief hoog in internationaal perspectief. Dat blijkt als de beschikbare vermogens van huishoudens met elkaar worden vergeleken. Het gaat dan om de spaartegoeden, beleggingen en de waarde van het eigen huis en overig onroerend goed. Als ook het pensioenvermogen wordt meegenomen bezit de 10% meest vermogende huishoudens nog steeds meer dan de helft van al het vermogen in Nederland."

We hebben altijd gedacht — ik ook! — dat de pensioenen de ongelijkheid corrigeerden, want iedereen heeft toch pensioenopbouw. Maar wat zeggen het CPB en De Nederlandse Bank? Ook de pensioenen zijn ongelijk verdeeld! En dat is logisch, want voor mij is meer gespaard dan voor iemand die een pensioentje van €100 per maand heeft. Dus dat is echt een feit. Ik wil daarom toch echt een reflectie horen van het kabinet of het nog achter het ibo-rapport staat. Ik neem aan van wel en ik vind het dan toch wel vrij lastig dat de twee grootste regeringsfracties hier impliciet afstand van namen.

Hetzelfde geldt voor het progressieve stelsel. Het totale belastingstelsel is veel minder progressief dan de inkomstenbelasting doet vermoeden. En ook daar zitten we internationaal helemaal niet meer goed qua progressiviteit. Wat je er ook van vindt: politiek gesproken mag iedereen degressief of progressief willen zijn, maar de feiten moeten toch kloppen.

Dat is ook het begin van mijn betoog, voorzitter. Het oordeel van mijn fractie is namelijk dat ons belastingstelsel de laatste jaren erg is ontspoord. Misschien gaat het wel om de laatste decennia. Want één, vermogen wordt helemaal niet belast, maar zelfs gesubsidieerd. Dat staat in het ibo-rapport. Er is dus geen heffing op de flow inkomsten uit vermogen, want er is een subsidie op vermogensvorming. Dat gaat deels via de hypotheekrenteaftrek en pensioenen, maar het is wel zo. In andere landen is dat nergens, nergens, nergens, zo! Dus daar is een correctie op nodig. Twee. De bedrijven betalen hier minder dan elders in het Westen. Er is een woud aan aftrekposten en belastingsubsidies. Zelfs de tarieven zitten bij ons al iets aan de onderkant, maar er zijn ook nog eens veel aftrekposten en belastingsubsidies. Drie. De rijken betalen minder inkomstenbelasting. Ik citeerde het CPB. Ons stelsel is dus niet progressief. De top, 1% van de huishoudens, betaalt minder dan de andere huishoudens. En het is net ook al gezegd dat de gemiddelde tarieven en marginale tarieven voor de hoogste inkomens veel lager zijn dan voor de middeninkomens, laat staan voor de lage inkomens.

Voorzitter. Dit zijn de feiten. Men kan het goed vinden of niet, maar wij vinden dit niet wenselijk. Wij willen graag dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen, omdat iedereen moet bijdragen aan de sociale voorzieningen, of het nou gaat om wegen, uitkeringen of onderwijs. Wij vinden het redelijk dat iedereen daaraan moet meebetalen, ook vermogenden, en naar draagkracht. Dat is solidariteit. Ik kon me ook wel vinden in wat de heer Schalk zei: rechtvaardigheid en rechtmatigheid. Solidariteit en rechtvaardigheid zijn ook ons uit het hart gegrepen.

Het goede nieuws — ik citeer dan toch maar weer de heer Van Apeldoorn — is dat het kabinet wel eerste stapjes zet om het vermogen te belasten. Dat is toch wel historisch, gelet op de ontwikkelingen in de laatste decennia. Daar ben ik dus blij mee. Ook wordt de verlaging van de Vpb uit het vorige Belastingplan geschrapt, waar we ons toen overigens fel tegen hebben verzet. De inkomens aan de onderkant en de middengroepen komen er nu nog redelijk uit, zij het vooral door de eenmalige compensaties. Maar de koopkrachttabelletjes van vorige week van het CPB zijn niet zo slecht als die hadden kunnen zijn. De richting is dus goed, maar toch. We, de Partij van de Arbeid en GroenLinks, hebben in de tegenbegroting laten zien dat het ook nog stappen verder had kunnen gaan. Mijn vraag is daarom: waarom heeft u geen grotere stappen gezet als kabinet? Want dat was best mogelijk; daar is ruimte voor. Wij willen u graag alsnog helpen aan dat soort voorstellen.

Laat ik positief zijn: de staatssecretaris heeft gezegd dat er in de zomer een contourennota of iets dergelijks komt. Mag ik hem vragen om daar alvast zijn licht op te laten schijnen? Want ik denk dat daarin de hoofdvragen beantwoord moeten worden, over een eerlijke verdeling, over vermogen, over inkomsten en over de verdeling van belasting op kapitaal en arbeid.

Onze belangrijkste voorstellen voor nu zijn de volgende. De arbeidsmarkt is heel krap. Iedereen weet dat. Het helpt niet dat de marginale druk zo hoog is en dat die nu zelfs nog oploopt. Daar heb ik bij de laatste Belastingplannen ook steeds op gehamerd. Er zijn eigenlijk twee grote manieren waarop je dat kunt aanpakken. Eén. Schaf de toeslagen af, of verminder ze, want de toeslagen zijn erger dan de tarieven zelf. Het gaat dan niet alleen om de toeslagen, maar ook om de kortingen, zoals arbeidskortingen en algemene kortingen. Vroeger hadden we gewoon veel tarieven, maar vlakke kortingen, namelijk een vlakke arbeidskorting en vlakke heffingskortingen, en zagen mensen de progressiviteit in het tarief. Nu denken mensen "ik hoef niet meer belasting te betalen", maar via de kortingen wordt daar toch weer inkomensafhankelijk belasting over geheven. Als we die kortingen vlakker maken, zoals bij de herziening in 2001, dan is het in ieder geval weer transparanter. Dan heb je gewoon een tariefopbouw — het is een politieke keuze of dat er dan twee of vijf zijn — en maak je een transparanter stelsel. Dat is mijn vraag aan de staatssecretaris. Ergens in de antwoorden op onze vragen zegt hij dat ook. Er zijn al berekeningen gemaakt en met een redelijk vlak inkomenseffect kunnen we overstappen van kortingen, die inkomensafhankelijk zijn, naar tarieven. Dan hebben we ook niet die omweg die we nu hebben.

De tweede omweg die we hebben, heeft betrekking op de toeslagen. Wij hebben al eerder voorgesteld: je kunt beter de zorginstellingen c.q. de verzekeraars, de kinderopvang en de woningcorporaties rechtstreeks subsidiëren, want dan heb je ook niet die ingewikkelde rompslomp van de toeslagen.

De voorzitter:

Meneer Van Rooijen heeft een vraag aan u.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Nog even over het vorige betoog, want ik begrijp dat de collega nu op een ander onderwerp overgaat. Ik deel zijn mening over wat hij "vlakke kortingen" noemde, die vroeger "vlakke voeten" heetten, en wat hij zei over dat het voor iedereen gelijk moet zijn. In het regeerakkoord van Rutte I kwam uiteindelijk de afbouw van de heffingskorting in plaats van de tweede inkomensafhankelijke zorgpremie. Erkent hij hiermee dat dat misschien toch niet zo'n goed idee was? Want daardoor zitten we met de grote sprongen bij de afbouw in de inkomenseffecten.

De heer Crone (PvdA):

Ik denk dat u Rutte II bedoelt, waarin Rutte en Bos …

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Rutte I.

De heer Crone (PvdA):

Nee, Rutte en Samson hadden gekozen voor een minder hoge zorgtoeslag, maar wel voor een hogere inkomensafhankelijke ziektekostenpremie. Dat is toen binnen twee weken van tafel geveegd, omdat er binnen de VVD — zo stond het in de krant; ik was er niet bij — kennelijk niet voldoende afstemming had plaatsgevonden. Toen zijn we weer teruggegaan naar dit stelsel. Dat is eigenlijk wel wat ik in die zin bedoel. Het gaat mij niet om inkomensafhankelijke zorgkosten. Je kunt ook rechtstreeks de zorgverzekeraars subsidiëren. Dan hoef je minder toeslagen rond te pompen. Dat was in dat kabinet een heftig punt.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja, maar uiteindelijk kwam er een inkomensafhankelijke heffingskorting, op verzoek van de Partij van de Arbeid, die zei: als dat niet doorgaat, dan moet hier wel worden afgebouwd. Ik proef in uw woorden dat u dat toch niet zo'n goed idee vond. Want je ziet nu dat het van kwaad naar erger gaat: van afbouw ga je naar afbraak. Als je wat vermogen hebt, krijg je helemaal geen heffingskorting meer, terwijl die "algemeen" heet.

De heer Crone (PvdA):

Mijn punt is: als je vindt dat iets progressief moet zijn, dus dat sterkere schouders de zwaarste lasten moeten dragen, dan moet je iets progressiefs doen. Dat kan via de tarieven, het kan via de inkomensafhankelijke ziektekostenpremie en het kan via de kortingen, die we nu inkomensafhankelijk hebben gemaakt. Technisch maakt dat niks uit; overal komen dezelfde koopkrachtplaatjes uit. Maar kennelijk is het in de politieke beleving een wereld van verschil en zijn er partijen die zeggen: ik heb liever dat je de marktprijs betaalt voor de huur en voor de zorg, maar dan krijg je van de overheid weer geld terug. Er zitten nu acht miljoen mensen in de zorgtoeslag of in een andere toeslag. Dat vind ik het rondpompen van geld.

Een tweede oplossing is iets wat het kabinet terecht wil, namelijk de kinderopvang veel goedkoper of gratis maken. Maar daar zijn wel extra publieke middelen voor nodig. Aan de minister van Sociale Zaken, die hiervoor verantwoordelijk is en die hier aanwezig is, vraag ik: als we goedkopere kinderopvang krijgen, dan zijn er extra middelen nodig, want dan krijgen de wat beter gesitueerde mensen die nu geen toeslag krijgen, ook gratis kinderopvang. Die publieke middelen moeten dan natuurlijk niet komen van mensen die nu een laag of middeninkomen hebben. Kunt u de garantie geven dat bij de ombouw van het stelsel de rekening niet komt bij die lage en middeninkomens? Die gaan de hogere inkomens dan subsidiëren, doordat die dan gratis kinderopvang hebben. Misschien moeten we daarover een motie indienen. Dat lijkt me een cruciale vraag, want dan gaan we het belastingstelsel nog degressiever maken.

Als je extra publieke middelen nodig hebt, dan is ook de vraag hoe je dat gaat doen. Dat is een tweede, heel actuele vraag. Het kabinet gaat nu de andere kant op. We hebben nu die toeslagen en de markt verhoogt de kinderopvangprijzen, maar de kinderopvangtoeslag gaat niet mee omhoog. Wat we nu doen, is dat we de mensen die de toeslag hebben, laten betalen voor de hogere kostprijs in de kinderopvang. Ik heb dat bij de Algemene Financiële Beschouwingen ook gezegd. Ik heb ook gezegd dat dit het nadeel is van die particuliere kinderopvang die we hebben, en met name dat private equity erin zit. Moeten we dat dan ook niet toespitsen op maatschappelijke stichtingen of niet op winst gerichte organisaties, zoals in het onderwijs?

Is minister Van Gennip bereid om de ouders die per 1 januari niet gecompenseerd worden, alsnog zo snel mogelijk te compenseren? Ik weet niet of dat kan per 1 juli, en dan met een dubbel tarief, zodat ze inhalen van het eerste halfjaar. Een ideale oplossing is er niet meer, maar ik hoor nu heel veel ouders zeggen: moet ik nog wel werken, want nou moet ik nog meer voor de kinderopvang betalen?

Als we het hebben over de marginale druk zijn er twee oplossingen: de tarieven en de kortingen anders opbouwen en de omweg van de toeslagen aanpakken. Ik ben heel benieuwd naar de reactie, want het kabinet zal hier de komende jaren flink op puzzelen.

Voorzitter. Dan de bedrijfsbelastingen. We zijn blij dat die vreemde knip in de Vpb een beetje weggaat. Daar heb ik vorig jaar ook voor gepleit. Daardoor was er een enorme premie op kleinere nv's met lagere belastingtarieven. Maar toch blijft ons algemene Vpb-tarief nog steeds aan de onderkant van de meest concurrerende westerse landen, natuurlijk niet vergeleken met Polen of Hongarije, maar wel met de relevante westerse economieën. We zitten aan de onderkant en lopen dus een beetje voorop in de race naar de bodem bij de Vpb-tarieven.

Tegelijkertijd is de aiq. al zo laag, ook historisch en ten opzichte van andere landen. Er is dus ruimte bij ondernemers om echt meer te betalen aan lonen en belastingen. Ook Klaas Knot van DNB — u ziet: ik kies mijn bronnen zorgvuldig — benadrukt dat de lonen omhoog kunnen en moeten. Hij heeft zelfs gezegd dat de belastingen omhoog moeten om de energietransitie en andere sociale voorzieningen te betalen en draagvlak te geven. Dus dit is niet een linkse hobby, maar dit is gewoon economie: als er kosten zijn, moeten ze betaald worden.

Onze algemene lastendruk is ook helemaal niet zo hoog in historisch perspectief: 39%. De meeste andere westerse landen zitten boven de 39% en wij zitten nog op 38,8%. Er is dus alle ruimte om wat meer investeringen te doen in energietransitie en sociale voorzieningen, mits we bereid zijn om dat niet allemaal bij de lage en middeninkomens neer te leggen, maar de vermogens en de ondernemers meer mee te laten betalen. Is de staatssecretaris bereid om de vermogens- en de ondernemersbelasting naar het Europese normaal te brengen? Dat zou niet slecht zijn. Dan hebben we heel wat ruimte, ook om de marginale druk te verlagen via de tarieven. Ik denk dat ondernemers ook liever goedkope kinderopvang en dus werknemers hebben dan een wat lagere Vpb maar geen werknemers. Dat is een hele actuele discussie.

Ik hoop dat in de visie van het kabinet die volgend jaar komt, dit soort varianten ook staan. Ik neem daarin mee dat de RVO gek wordt van de 800 regelingen die ze nu moeten uitvoeren; ondernemerssubsidies, fiscale subsidies. Ook zij zeggen dat de uitvoeringskosten hoog zijn. We moeten niet ondernemers subsidiëren. Er gaat 3 miljard fiscale subsidie in. Ik heb liever een tariefverlaging voor ondernemers dan al die 800 fiscale regelingen. Misschien moeten we er tien overhouden. Ook de subsidieadviseurs kunnen door de bomen het bos niet meer vinden. Kan ook dit hier meegenomen worden in die contourennota van het voorjaar? Ook een balanskorting van de vennootschapsbelasting, zeg maar.

Ik kom nu bij box 2. Box 2 is nu inderdaad de pretbox geworden, en zo wordt ie ook vaak genoemd. Daar kun je makkelijk je geld in laten zitten als je veel geld hebt, en daar vindt veel misbruik plaats. Dus het is heel goed dat het kabinet nu een eerste stap zet. Maar ik zei al: het is een stap op de verkeerde weg. Het was de bedoeling om het lenen voor eigen consumptie af te kappen op vijf ton, en het is kennelijk de goede weg dat we nu maar zeven ton mogen lenen, zonder belasting. Dit is puur uitstel van belasting voor consumptie. Het is juist geld, liquiditeit, weghalen uit de onderneming. Dus iemand die zegt "ja, maar een klein ondernemer moet toch flexibel zijn met ondernemingsgeld" ... Hij haalt het eruit voor consumptie en hoeft daar dan niet vennootschapsbelasting, dividendbelasting c.q. inkomstenbelasting over te betalen. En zo staat het ook letterlijk allemaal in het ibo-rapport: er zijn alleen maar fiscale redenen om winstuitkeringen uit te stellen. Ik vraag de staatssecretaris of hij dat kan bevestigen. Welke inhoudelijke redenen zijn er om geld privé uit te lenen, behalve consumptie, tegen fiscaal uitstel van belastingen? En als je dan intussen failliet gaat, krijgt de bv het nooit meer terug. Dus hij wijst er terecht op, in antwoord op mijn vragen, dat dit het financieel draagvlak van de bv kan ondergraven, want je hebt geld uitgeleend zonder onderpand, waarvan je niet weet of het terugkomt. Graag dat bevestigen. En waarom volgt hij niet het advies van het ibo-rapport, dat zegt dat €17.500 ook genoeg is? In Noorwegen is het €10.000. Wij: zeven ton gratis geld. Nou ja, je moet een beetje rente betalen. Hoe geloofwaardig is dan nog het aanpakken van constructies voor gewone mensen, als we bij deze pretbox niks doen? En die zeven ton ... Daarnaast mag je ook nog lenen voor je eigen huis, desnoods voor een huis van 2 miljoen. Ook dat staat in de antwoorden op onze vragen.

Tja, over belastingmoraal gesproken ... Is dat rechtvaardig? Het is wel rechtmatig, want het staat in de wet. Maar is het rechtvaardig? Dat geldt ook voor de grote fiscale constructies die nu worden geplakt op de anbi-giften. Ik sluit aan bij wat daar door de heer Essers en mevrouw Geerdink over is gezegd. Ook wij zeggen: dat is de verkeerde aanpak. Die anbi-giften als zodanig zijn helemaal niet verkeerd. Als er misbruik is, dan moeten die anbi-instellingen worden aangepakt. Wij zien daar overigens geen voorbeelden van. Bovendien, misbruik kan er ook onder de tweeënhalve ton plaatsvinden, dus er is geen reden voor om daar af te toppen. Dus wij willen graag steun geven aan het voorstel van anderen om daar ook nog eens goed naar te kijken. Het is geen fiscaal probleem. De anbi-status zelf staat ook niet zo ter discussie. Ik denk dat een aantal mensen dingen verwarren. Je kunt je schilderijen via je bv en box 2 fiscaal goed wegzetten. Maar via een anbi kan dat niet, want je kan je eigen schilderijen niet in een stichting onderbrengen waar je zelf in het bestuur zit; er mag geen familierelatie zijn. Dus hier wil ik echt van de staatssecretaris duidelijk horen wat er nu eigenlijk misgaat in de anbi-stichtingen. Zijn er inderdaad families die daar te veel invloed hebben? Dan heeft u gelijk. Zijn ze er niet, dan is dat aanpakken gewoon een platte heffing. Ik wil echt om een inhoudelijke motivatie vragen, want dit gaat ten koste van de anbi-stichtingen, die in het vervolg nu 50 miljoen per jaar minder zullen krijgen. En dat compenseert de overheid niet. Nog los van dat je het goed kunt vinden dat de burgers zelf geld geven, in plaats van dat alles via de overheid moet lopen. Dat kan ook, maar in ieder geval lijden zij nu 50 miljoen verlies per jaar.

Box 3, de vermogensbelasting. Daar wil ik niet te lang bij stilstaan. Dat hebben anderen ook niet gedaan. Maar ook hier geldt de vraag van rechtmatigheid en rechtvaardigheid wel heel scherp. Natuurlijk erkent iedereen dat als de rechter, de Hoge Raad, een uitspraak doet, je die mensen gaat compenseren. Dan is de eerste juridische vraag ook nog: ga je mensen die niet geprotesteerd hebben maar bezwaar hebben, ook nog compenseren? Of hoeven ze geen bezwaar te maken? Er zit best iets in om te zeggen: tja, als je het alleen krijgt wanneer je bezwaar hebt gemaakt, dan gaat iedereen in het vervolg altijd maar bezwaar maken, want anders krijg je het nooit meer. Dat snap ik. Maar ik kan ook wel de redenering van het kabinet volgen, namelijk dat je, als je dat doet, 4 miljard kwijt bent. En dan kom ik bij de rechtvaardigheid: mensen die toen belasting moesten betalen, wisten dat het toch wel logisch was dat zij, met vermogen, belasting betaalden. Dus een juridisch foutje van de overheid, maar dat mensen met vermogen wat betalen, vind ik niet zo gek. Dus ik ben benieuwd hoe dat gaat aflopen, ook met die uitspraak over die rechtsvraag die is voorgelegd over de niet-bezwaarmakers. Maar ik vind het niet onlogisch. En hoe hoog is die heffing nu? Iemand die twee ton heeft, heeft een ton vrijstelling. Die moet dan 1,2% betalen over de tweede ton. Iemand die twee ton heeft, moet dus €1.200 betalen. En daar zetten we nu de wereld voor op zijn kop. En voor hogere inkomens is het natuurlijk meer, maar ik vind het ook hier een vraag van rechtvaardigheid en rechtmatigheid. Niet zo gek dat het kabinet eerst dacht: dit gaan we niet doen. Ik snap ook dat die juridische vragen er liggen. Maar ik wil toch wel vragen: is rechtvaardigheid hier toch ook niet dat ook mensen met vermogen meebetalen aan de algemene voorzieningen?

Wat betreft de IACK sluit ik mij aan bij wat daarover al is gezegd, ook door de heer Van Strien zo-even. Wij hebben liever een geleidelijke afbouw. En laat dat nou ook nog eens geld opleveren, dat ik dan graag geef aan de minister van Sociale Zaken om de kinderopvangtoeslag snel op peil te brengen. Dan doen we twee goede dingen. We pakken de marginale druk aan en we helpen mensen aan het werk.

De voorzitter:

Meneer Essers heeft een vraag aan u.

De heer Essers (CDA):

Ik wil de heer Crone toch even nadrukkelijk bevragen over zijn opmerkingen over mensen met vermogen. Hij zegt dat die gewoon belasting moeten betalen. Als de Hoge Raad, onze hoogste rechterlijke instantie, zegt dat die belastingheffing in strijd was met het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, dan kun je toch niet volhouden dat er belasting betaald moet worden? Omdat het om mensenrechten gaat, kun je dan toch ook niet zeggen: u heeft nu eenmaal geen bezwaar ingediend, dus krijgt u niets? Dat is toch een merkwaardige redenering?

De heer Crone (PvdA):

Nee, ik heb juist gezegd dat ik die beide redeneringen snap. Als de Hoge Raad iets zegt, dan moet in ieder geval voor die 60.000 natuurlijk gecompenseerd worden. Maar de Hoge Raad heeft niet gezegd: u hoeft geen belasting te betalen. De Hoge Raad heeft gezegd: de rechtsgrond, het forfaitaire rendement klopt niet. Maar de Hoge Raad heeft niet gezegd: u mag niet 30% daarover heffen. Ik wil dat graag ook aan de staatssecretaris vragen. Het lijkt net alsof de Hoge Raad heeft gezegd: u mag geen belasting over vermogen heffen. Maar ik denk dat de staatssecretaris morgen zal antwoorden dat we iedere belasting mogen heffen op vermogen. Dat doen andere landen ook. Het mag op vermogen. Het mag op vermogensaanwas. Het mag op vermogensopbrengst. Dat mag allemaal, maar je mag niet zeggen: ik hef op rendement dat er echter niet is. Daarom kies ik, overigens net als D66, voor het heffen over vermogen. Dan hoef je maar twee keer per jaar te meten en of je dan 1% of 10% heft, is een politieke keuze. Maar je mag best heffen.

De heer Essers (CDA):

Ja, je mag best heffen. Maar de Hoge Raad heeft dus box 3 uit het verleden illegaal verklaard. We zijn nu met twee wetsvoorstellen bezig, te weten het wetsvoorstel rechtsherstel en de overbruggingswet, waardoor we nieuwe wetgeving creëren in aanloop naar 2026 wanneer we reëel rendement gaan belasten. Maar ik krijg de indruk dat u nu zegt dat de Hoge Raad het goed zou vinden als men nu met terugwerkende kracht alsnog gaat heffen.

De heer Crone (PvdA):

Ik heb de woorden "terugwerkende kracht" niet gebruikt.

De heer Essers (CDA):

Maar dat is wel de consequentie.

De heer Crone (PvdA):

Ik heb er alleen op gewezen dat de Hoge Raad heeft gezegd: u heft op grond van een forfaitair rendement, maar het rendement was lager, dus klopt uw belastinggrondslag niet. Daarom zeggen we nu ook dat je over spaargeld niets hoeft te betalen omdat het rendement ongeveer nul was. Maar de Hoge Raad heeft niet gezegd dat wij niet 30% mogen vragen over wat het werkelijk rendement is. Alleen, dat kun je dan niet met terugwerkende kracht doen, maar dat vraag ik ook niet.

De heer Essers (CDA):

Maar dan zijn we het eens.

De heer Crone (PvdA):

Maar het is wel een principieel verschil, hè, want daarom ben ik ook tegen die forfaitaire heffing of grondslag. Je komt er namelijk nooit uit. Je gaat ook bij een nieuw stelsel van reëel rendement altijd de discussie krijgen: was het nou een reëel rendement of niet, moet ik verliescompensatie doen of niet? Daarom ben ik gewoon voor een platte heffing, want dan is het simpel.

De voorzitter:

Een korte vraag, meneer Essers.

De heer Essers (CDA):

Eén korte vraag. Het probleem blijft natuurlijk dat we een Belastingdienst hebben die dat reëel rendement niet kan uitvoeren op dit moment. Dus wat doen we nou in die tussentijd?

De heer Crone (PvdA):

Nou ja, die vraag leg ik ook graag bij het kabinet. Gaat het kabinet nu zoeken naar een reële rendementsheffing? We hebben met de vorige staatssecretarissen Snel en Vijlbrief hierover ook een discussie gehad en die zeiden ook: wij weten niet of we dat kunnen uitvoeren. Er waren ook allerlei dikke rapporten die ook allemaal zeiden: dat kunnen we niet uitvoeren, want hoe moeten we waarderen wat vastgoed waard is of wat aandelen die niet op de beurs zitten, waard zijn? Daarom kies ik liever voor een platte heffing omdat je dan in ieder geval één moment hebt, namelijk 1 januari. Dan heeft het ook geen zin om je geld stiekem naar sparen over te hevelen en weer terug. Houd het gewoon simpel. En dat doen overigens veel landen, hoor. Dus zo gek is het niet. Maar ik ben blij dat we deze discussie voeren, want dan gaan we in ieder geval samen iets doen aan de vermogensaanpak en dan vinden we wel de goede methode.

Mijn laatste punt betreft de energiecompensatie. Daar is ook al veel over gezegd. Ik kan mij aansluiten bij een aantal dingen die de heer Van Apeldoorn daarover naar voren heeft gebracht. Als Partij van de Arbeid en GroenLinks zijn we in ieder geval blij dat ons initiatief is overgenomen. Het was wel iets te laat waardoor er wat vertraging is, want het wetsvoorstel is hier volgens mij nog steeds niet ingediend, zo hoorde ik vanmorgen. Het moet voor 1 januari natuurlijk wel gebeuren. De heffing is nu letterlijk plat, want iedereen krijgt hetzelfde. Er zit ook een beloning in voor energieleveranciers om niet te concurreren qua prijzen, want de eerste kubieke meters en kilowatturen zijn al gedekt door de overheid. Dus waarom zou je goedkoop inkopen? Dus ik zou graag in de volgende ronde, maar dan niet op het laatste moment maar liefst dan meteen, zien dat er een platte vergoeding komt voor de burgers waarbij dus iedereen hetzelfde krijgt, maar waarbij er tevens sprake is van concurrentie, in de zin van: waar kan ik naast de vergoeding die ik al heb de goedkoopste leverancier vinden? Dan is er een prikkel bij de leveranciers om de lage prijs in de markt te houden. Dan is er vanzelf ook minder overwinst, want daar zou de concurrentie voor moeten zorgen. Dan nog kan de ACM erop blijven toezien of het wel eerlijke concurrentie is. Maar een lumpsumvergoeding aan gezinnen is een effectievere manier. Onlangs stond daarover nog een artikel in ESB van Maarten Schinkel en andere economen. Dit gaat zoals het gaat, maar laat het kabinet voor het volgende jaar daar alsjeblieft onmiddellijk naar kijken. Als je de subsidie op die manier geeft, kun je maandelijks de bedrijven compenseren, maar kun je ook minder geven als de marktprijs inmiddels daalt. Dus je kunt de vergoeding aan de bedrijven laten mee-ademen met de marktonwikkeling. Dat lijkt me efficiënter.

Voorzitter. Ik ben al een heel eind, dus dat gaat goed. Dan winnen we weer eens tijd. Ik wil het hier graag bij laten en ben zeer benieuwd, vooral ook naar een wat bredere visie, zowel op pensioen en pensioenvermogen, als op de kinderopvang, als een voorbeeld van hoe we het nieuwe stelsel kunnen inrichten. En natuurlijk ben ik benieuwd naar de contouren van de staatssecretaris. Hij mag ze nu al schetsen, in plaats van in de zomer.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Crone, voor uw inbreng. Dan is het woord aan de heer Otten. Hij spreekt namens de Fractie-Otten.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Voorzitter. Vanochtend vernamen we het droevige nieuws dat onze collega Peter Ester zondag is overleden. Niet alleen heb ik Peter in de commissie Financiën leren kennen als een uitermate deskundige en erudiete collega, maar ook zat hij in het nu lege bankje in de hoek vlak naast onze fractie. Wij hebben hem vooral leren kennen door zijn spontane en vaak zeer humorvolle en relativerende observaties tijdens vele debatten met het kabinet. We wensen zijn familie en de ChristenUniefractie dan ook veel sterkte met dit verlies.

Voorzitter. Vandaag bespreken we het Belastingplan, een package deal van een veelheid aan verschillende belastingmaatregelen, die als een soort "take it or leave it"-totaalpakket aan deze Kamer worden voorgelegd. "Koppelverkoop" noemde een voorgaande spreker het.

Op 17 november 2015 nam deze Eerste Kamer met algemene stemmen de motie 34300, letter O, aan, ook wel bekend als de motie-Hoekstra. Daarin wordt de regering verzocht niet langer belastingwetten aan elkaar te koppelen, zodat de Eerste Kamer tot een zelfstandig eindoordeel kan komen over de eigenstandige wetsvoorstellen. Ik geloof dat de staatssecretaris in die tijd ook voor deze motie stemde, toen hij nog deel uitmaakte van onze Kamer.

Dit Belastingplan is helaas weer de zoveelste versie van het herschikken van de fiscale dekstoelen op de Titanic. We hebben nu wel een competente kapitein, met staatssecretaris Van Rij, maar de bezetting en aansturing in de fiscale machinekamer, dat wil zeggen bij de Belastingdienst, lijkt structureel niet op orde. Wat nu nodig is in Nederland is een fundamentele koeswijziging, met een ingrijpende belastinghervorming, in plaats van steeds weer om de fiscale ijsschotsen heen te manoeuvreren. Een hervorming waardoor werken en meer werken weer echt gaan lonen en mensen met een modaal inkomen of lager weer kunnen rondkomen. Het besteedbaar inkomen van miljoenen Nederlanders staat onder grote druk. Dat was ook al het geval vóór de stijgende energieprijzen, maar het is nu erger dan ooit.

Vandaag ontving ik een app van iemand met een plaatje van de Nederlandse vlag. Geen omgekeerde vlag, maar gewoon een rood-wit-blauwe vlag. In die vlag stond bij de kleuren rood, wit, blauw, het volgende. Je staat rood bij de bank, je ziet wit van de kou en je betaalt je blauw aan belasting. Dat is helaas een kernachtige samenvatting van de economische situatie waarin de discussie over dit Belastingplan in Nederland nu in 2022 plaatsvindt.

Voorzitter. Afgelopen week ontving ik een overzicht van mijn energiemaatschappij met het energieverbruik van de afgelopen vier weken met een mooi grafiekje erbij. "Goed gedaan, u heeft minder gas gebruikt", stond er onder de grafiek, 30% minder gas. Maar het bedrag van de energierekening was gestegen van de normale €300 naar maar liefst €900, ondanks mijn sterk afgenomen verbruik. Wij als Eerste Kamerleden verdienen voor onze parttimebaan ongeveer €2.500 per maand. Voor miljoenen Nederlanders, mensen in de zorg, monteurs, mensen in de horeca, noem maar op, is €2.500 ongeveer het volledige maandinkomen voor een fulltimebaan. Dat betekent dus dat veel mensen met een dergelijk inkomen nu ongeveer 40% van hun maandinkomen kwijt zijn aan hun energierekening. Dat is geen houdbare situatie, zeker niet nu de energieprijzen weer sterk stijgen door de invallende winter en de dalende temperatuur.

Voorzitter. Naast mijn parttimewerkzaamheden in deze Eerste Kamer spreek ik ook veel mensen in het bedrijfsleven. Bij deze mensen hoor ik continu dezelfde geluiden. "We kunnen geen personeel vinden. Mensen willen niet meer werken voor €10 per uur." Dat hoor ik de hele dag van allerlei ondernemers. Steeds meer mensen hebben ook geen zin meer om naar het werk te komen en willen thuiswerken. Wat ik ook hoorde, is dat personeel tegenwoordig soms gewoon helemaal niet meer komt opdagen, omdat werken niet meer loont. Ongekende toestanden die men in het Nederlandse bedrijfsleven echt nog nooit eerder heeft meegemaakt. Mensen vragen mij de hele dag: begrijpen ze in Den Haag wel wat er gaande is en hoe snel dit zich nu allemaal ontwikkelt? Ik vrees dat het antwoord nee is.

Dit krijg je dus als resultaat als je een achterhaald belastingstelsel krampachtig in de lucht blijft houden, een stelsel dat werken veel te zwaar belast, dat totaal niet transparant is en dat tot overmaat van ramp alles nog veel ingewikkelder maakt met een onnavolgbaar stelsel van toeslagen, waardoor de marginale belastingdruk extreem hoog is voor lagere en middeninkomens en soms wel oploopt tot 80% of hoger. Het is ook een belastingstelsel dat in box 3 uitgaat van allerlei forfaitaire kosten en arbitraire opbrengsten, zoals de opbrengst van de MSCI Europe Index als benchmark, die voor velen geen enkel verband heeft met de in de realiteit gerealiseerde opbrengsten. Deze onrealistische tarieven zullen leiden tot flinke verstoringen op bijvoorbeeld de woningmarkt, nu particuliere verhuurders weinig rest dan hun panden maar te verkopen omdat ze met deze box 3-tarieven geen rendement meer kunnen realiseren.

Wat dit land nu nodig heeft is een grote, structurele belastingherziening. De laatste belastingherziening dateert van meer dan twintig jaar geleden, maar telkens wanneer wij dit voorstellen — dit komt niet als een verrassing voor de staatssecretaris en de bewindslieden, denk ik, want wij hebben dit wel vaker gezegd — horen we het kabinet meteen kermen: dat kan de Belastingdienst niet aan. Een disfunctionele Belastingdienst resulteert nu in een structurele economische stagnatie van Nederland en ernstige verstoringen op onder andere de arbeidsmarkt en de woningmarkt. Wij willen dan ook graag van de staatssecretaris in dit debat een meer concrete uitleg waarom het maar niet lukt om de structurele problemen bij de Belastingdienst aan te pakken en op te lossen.

Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen bevroeg ik de staatssecretaris hier ook over. Hij zei toen dat hij het ging oplossen door veel nee te zeggen. De problemen zouden dan ook vooral op het gebied van ICT liggen. Wij denken toch dat dit niet het hele verhaal is. Er gaan fundamenteel zaken fout in de aansturing van de Belastingdienst en in de samenwerking tussen het ministerie van Financiën en de Belastingdienst. Dat hebben we ook dit weekend weer uitgebreid kunnen lezen in een reconstructie van NRC Handelsblad. We hebben ook nagedacht over hoe je het wel zou kunnen oplossen. Is het niet veel verstandiger om nu een nieuw toekomstbestendig, meer transparant en vereenvoudigd belastingstelsel te creëren en de ICT daarvan geheel apart te ontwikkelen, los van de bestaande structuren, en zo met een schone lei te kunnen beginnen? Als het allemaal klaar is, voer je het in en kun je die oude ICT bij de vuilnis zetten. Dit lijkt ons echt de enige werkbare oplossing voor dit hardnekkige, structurele probleem.

Voorzitter. Eigenlijk zou er een parlementaire enquête moeten plaatsvinden naar het functioneren van het aansturen van de Belastingdienst om inzichtelijk te krijgen waarom onze Belastingdienst, ooit de beste ter wereld, in zulk zwaar vaarwater terecht is gekomen en zulke enorme averij heeft kunnen oplopen. Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen heeft onze fractie een motie ingediend over een betere aansturing van de Belastingdienst. Die hebben we toen aangehouden, mede naar aanleiding van de antwoorden van staatssecretaris Van Rij. We overwegen in tweede termijn een nieuwe, gewijzigde motie over het verbeteren van de Belastingdienst in te dienen, mede afhankelijk van de beantwoording door de staatssecretaris.

Voorzitter. Wij zullen ons definitieve standpunt over de diverse fiscale wetten bepalen na de beantwoording en de discussie hierover met de bewindslieden.

Tot zover.

De voorzitter:

Dank u, meneer Otten. Dan is het woord aan meneer Raven en hij spreekt namens de OSF.

De heer Raven (OSF):

Dank u wel, voorzitter. Aan het einde van een lange debatdag zijn de meeste mensen blij dat ze mij zien en ik zal het dan ook niet te lang maken. Ik probeer het binnen de tijd te doen die ervoor staat.

Voorzitter. Aan het einde van zo'n debat wil je nog iets vertellen waar mensen ook nog iets aan hebben. Ik heb daarom van tevoren met mijn fractie overlegd waar ik het over zal hebben. Er zijn drie doelen die wij met dit debat willen realiseren. Op de eerste plaats willen wij dat extra werken zal lonen. Dat is doelstelling één. De armoedeval moet met deze bijdrage aan het debat worden bestreden. En de inflatie moet worden bestreden. Die drie zware doelen van deze bijdrage moeten ook nog worden opgelost met een simpel systeem. Ik hoor al mijn collega's vandaag praten over hoe het met het belastingsysteem beter kan, maar dat zijn allemaal plannen die op heel lange termijn spelen, in ieder geval niet voor 2023. Fundamentele wijzigingen in de belastingwetgeving, zoals de heer Otten zojuist aangaf, heb je niet in een jaar tijd gerealiseerd. De doelstelling van mijn bijdrage is om met een simpel systeem te kijken of we de drie gestelde doelen kunnen behalen. De drie thema's zijn: extra werk moet lonen, armoedeval moet worden bestreden, en de inflatie moet worden bestreden.

In mijn interrupties heb ik al een bepaalde richting aangegeven waarin wij denken. Met de toetsingsinkomens die bij de toeslagen horen zou je op een gemakkelijke manier een aantal van de problemen die ik heb genoemd kunnen oplossen. Natuurlijk, simpele systemen bestaan niet. Mijn voorganger, Gerben Gerbrandy, heeft twee jaar geleden hier in de Kamer via een motie een voorstel gedaan om een basisinkomen te realiseren, waarbij je de hele systematiek van de toeslagen overboord kunt gooien. Die motie is toen met een tekort van vier stemmen niet doorgegaan. Dat zou wel een goede aanzet zijn. Ik heb er niets aan om die vandaag weer in te dienen, want het vergt met zo'n systeem nogal wat jaren voordat je je doel hebt bereikt. Onder het motto "voorkom een rimpel, hou het simpel" hebben we gezegd: laten we eens kijken of een simpel systeem mogelijk is. Het idee is om te kijken naar de toetsingsgrenzen. Ik heb dat in de interrupties ook al aangegeven. Het is een hele simpele, makkelijke methode om de hoogte van het bedrag bij te stellen. Ik weet dat het hier vloeken in de kerk is om te spreken over toeslagen. Ik hoor bijna alle collega's zeggen dat het maar een waardeloos systeem is. We hebben ook allerlei negatieve dingen meegemaakt met die toeslagen. Daar zijn we allemaal niet trots op. Maar roeien met de riemen die je hebt, is ook een methode om te kijken of je daar iets in kunt veranderen, en wel zodanig dat een groot aantal van de problemen die opgeroepen zijn, toch wordt opgelost. Met betrekking tot de armoedeval denken wij dat extra werken moet lonen en dat voor de inflatiebestrijding met een simpele ingreep de hoogte van de toetsingsinkomens kan worden bijgesteld.

De hoogten van de toetsingsinkomens en de diverse toeslagen zijn een ratjetoe. Niemand weet hoe de hoogte moet worden bepaald. Ik heb geprobeerd te achterhalen hoe die bedragen tot stand komen. Er zijn geen vergelijkbare bedragen bij het toetsingsinkomen voor de huur, het toetsingsinkomen voor de zorg en bij de heffingskortingen, die natuurlijk ook invloed hebben op de inkomens van mensen. Bij zorg is er een heel groot verschil. Het eenpersoons toetsingsinkomen is €38.520 en als je een toeslagpartner hebt, mag je maximaal €48.224 verdienen. Als je er iets overheen gaat, heb je pech, want dan krijg je geen zorgtoeslag meer. In die zin heb je dus last van de armoedeval.

Wie heeft deze bedragen bedacht? Vorig jaar was het €31.998 en in 2023 wordt het €38.520. Dat is een plus van 20%. Dat is op zichzelf goed. Het kabinet heeft in de gaten dat je met allerlei maatregelen in de toeslagensfeer situaties kunt verbeteren. Dat is goed. Het kabinet heeft 18 miljard uitgetrokken om de koopkracht te verbeteren, onder meer via de ingrepen in de toeslagen en de kortingen.

Bij de huurtoeslag gaat het over een inkomensnorm van €31.000, oplopend tot €41.000 met een toeslagpartner. Dat is een heel ander bedrag dan ik voor de zorg noemde. Bij de kinderopvang is het bedrag voor de toetsingsnorm €19.890, oplopend tot €194.136. Waarom is bij de kinderopvang het maximale toetsingsinkomen een bedrag van €194.136? Waarom hanteren we dat niet op andere plekken? Als je bij de zorg een hoger bedrag gaat toepassen, los je in elk geval de armoedeval op. Als je €10 extra gaat verdienen of als je vrouw of man vier dagen per week gaat werken in plaats van drie dagen … Nou, dat slaan we maar over, want dan ben je aan het einde van het jaar je zorgtoeslag kwijt.

Dat soort problemen doen zich nu voor. Die zijn simpel op te lossen door de norm van de maximale toetsingsinkomens bij te stellen. Dat is een voorstel dat wij graag met deze beschouwing willen doen. Het voorstel is nog niet vervat in een definitieve motie. Ik hoor graag van het kabinet en de vertegenwoordigers daarvan hoe men hierover denkt. Je kunt natuurlijk zeggen: datgene wat er allemaal aan toeslagen is, is een ratjetoe. Dat klopt. Bij zorg geldt een heel ander bedrag dan bij de huurtoeslag, de kinderopvang of de heffingskortingen, waar het maximale bedrag €69.398 is. Waarom lopen die bedragen zo uit elkaar, zo vraag ik de vertegenwoordigers van het kabinet. Waarom is er geen eenheid in? Is dat wellicht voor volgend jaar uit te werken, zodat we hier een veel betere en simpeler methode hebben om de drie problemen op te lossen die ik aan het begin heb genoemd: de armoedeval, het lonend maken van extra werk en de inflatiebestrijding?

Voorzitter. Tot zover. Ik heb een motie voorbereid die ik eventueel morgen in de tweede termijn indien. Ik hoor graag een reactie van het kabinet. In de tweede termijn zien we dan hoe we daarmee omgaan.

De voorzitter:

Meneer Raven, meneer Van der Linden heeft nog een vraag aan u.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Het is een interessant inzicht hoe het heel snel heel veel beter kan. Ik ben er nog niet helemaal uit of dat klopt, maar ik voel een addertje onder het gras. Als ik de redenering van de heer Raven zo volg, dan zouden we beter al die grenzen van de toeslagen kunnen afschaffen. Iedereen krijgt alle toeslagen, en dan zijn de problemen opgelost. Mijn vraag aan het einde van deze avond is eigenlijk: door wie en hoe gaat dat betaald worden?

De heer Raven (OSF):

Sorry?

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Wie gaat dat betalen?

De heer Raven (OSF):

Wij met z'n allen in Nederland. We hebben een bepaald inkomen. We willen dat meer mensen aan het werk gaan. De heer Otten sprak zojuist over de huidige problemen ten aanzien van de arbeidsmarkt. Dat zijn grote problemen die wij moeten aanpakken. We moeten oplossingen niet van tevoren doorstrepen. Onderzoek of er mogelijkheden in zitten om mensen weer aan het werk te krijgen die nu niet aan het werk kunnen, omdat ze anders aan de andere kant worden gestraft via het korten van hun financiën.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Dus iedereen meer toeslagen, die we met z'n allen gaan betalen?

De heer Raven (OSF):

Nee, aan het begin zei ik dat wij voor een basisinkomen zijn. Volgens mij heeft u twee jaar geleden als JA21 ook voor die motie gestemd. Dat is prima. We zouden daar nog verder over kunnen filosoferen, maar dat zijn oplossingen die vijf jaar duren. Daar zijn de problemen morgen niet mee opgelost. Ons voorstel is om volgend jaar in 2023 die problemen op te lossen.

Voorzitter. Volgens mij heb ik nog 1 minuut en 28 seconden. Misschien mag ik naar aanleiding daarvan nog eindigen met één thema, namelijk over de bijdrage in relatie tot de energie. Afgelopen maand heb ik €195 gekregen. Deze maand heb ik volgens mij ook €195 gekregen. Ik vind dit eerlijk gezegd een vreemde regeling, ook voor volgend jaar. Ik heb vorig jaar zonnepanelen aangeschaft. Ik heb geen kosten meer voor elektriciteit. Ik heb vorig jaar heteluchtverwarming aangebracht. Ik heb geen kosten meer voor gas. Waarom kiest het kabinet voor een regeling die maar eenjarig is en die 40 miljard euro kost? Ik heb dat al twee keer hier in het debat ingebracht. Met diezelfde gelden zou je Nederland energieneutraal kunnen maken. Ik heb geen enkele energiekosten meer. Het kabinet zou dat voorbeeld kunnen overnemen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Raven. Wenst een van de leden nog het woord in de eerste termijn? Dat is niet het geval.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Morgen zal de vergadering worden voortgezet met de beantwoording in de eerste termijn van de regering. Dat zal zijn om 9.30 uur. Ik dank alle leden, de ministers, de staatssecretaris en de medewerkers die deze vergadering mogelijk hebben gemaakt.

Ik schors de vergadering tot dinsdagochtend 13 december, 9.30 uur, en ik wens u allen wel thuis.

Naar boven