3 Pakket Belastingplan 2020

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2020) ( 35302 );

  • - het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2020) ( 35303 );

  • - het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord) ( 35304 );

  • - het wetsvoorstel Invoering van een bronbelasting op renten en royalty's (Wet bronbelasting 2021) ( 35305 );

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met het oog op afschaffing van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven (Wet afschaffing fiscale aftrek scholingsuitgaven) ( 35306 );

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet implementatie richtlijn harmonisatie en vereenvoudiging handelsverkeer tussen lidstaten) ( 35307 );

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de dividendbelasting 1965 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2017/952 van de Raad van 29 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/1164 wat betreft hybridemismatches met derde landen (PbEU 2017, L 144/1) (Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking) ( 35241 );

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en de Algemene wet inzake rijksbelastingen in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/822 van de Raad van 25 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies (PbEU 2018, L 139) (Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies) ( 35255 ).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Financiën van harte welkom in de Eerste Kamer.

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Frentrop.

De heer Frentrop (FvD):

De hoofdmoot van het debat vanavond is het Belastingplan voor 2020. Daar gaan we bijna 24 uur voor uittrekken, als ik het goed zie. Maar die naam lijkt mij niet juist. Dit is geen plan. Een plan maken betekent vaststellen: hier staan we, daar willen we naartoe en zo komen we daar. Niets van dat alles staat in de stukken die nu voorliggen. Dit is geen plan, dit is een boodschappenlijstje: beetje meer innen hier, beetje meer innen daar; zoethoudertje hier, zoethoudertje daar. De kleine ondernemers pakken we aan door de zelfstandigenaftrek te beperken. Familiebedrijven in het Westland en elders gaan we kapotmaken met een gigantische heffing opslag duurzame energie. Zo halen we alles bij elkaar 150 miljard binnen; weer een nieuw record, de hoogste opbrengst ooit.

Terwijl de burger zo wordt uitgeknepen, worden de structurele manco's in ons belastingstelsel — de complexiteit, de hoge tarieven, de fnuikende marginale druk — geen van alle aangepakt. Ambtenaren studeren wel in alle rust op wat heet de "bouwstenen voor een nieuw fiscaal stelsel", maar die bouwstenen zijn nog niet eens gebakken. Het leggen van de eerste steen is op zijn vroegst iets voor het volgende kabinet.

Voorzitter. Ik heb wel begrip voor die traagheid van handelen van de regering. Plannen maken voor het belastingstelsel is immers zinloos. Nieuwe plannen zijn toch niet uit te voeren. De Belastingdienst kan dat niet doen. Jaren van slecht bestuur hebben die organisatie kapotgemaakt. Als de Belastingdienst een onderneming zou zijn, was zij failliet. Dan heb ik het niet eens over het wanbeleid rond het terugvorderen van toeslagen. Ik heb het over de oude Belastingdienst, die van de blauwe enveloppen, die gaat over belastingen innen.

Onderzoeken zoals die van de Algemene Rekenkamer schetsen een ontluisterend beeld. De Rekenkamer drukt zich altijd netjes uit en schrijft over "hardnekkige onvolkomenheden" bij twee kernonderdelen van de dienst, de informatietechnologie en het personeelsbeleid.

De Rekenkamer constateert een geheel ontbreken van overzicht, inzicht en beheer van het totale pakket aan ICT-projecten. Volgens mij betekent dit dat afdelingen langs elkaar heen werken en de top geen enkel zicht heeft op het totaal. De helft van de IT-systemen is verouderd, zo erg verouderd dat veel systemen helemaal niet meer onderhouden kunnen worden. En het percentage verouderde systemen groeit harder dan de inspanningen om achterstallig onderhoud terug te dringen. Ik vind dit onvoorstelbaar.

Niet alleen met de IT maar ook met mensen is ongehoord slordig omgesprongen. Bijna 5.000 ervaren mensen zijn weggestuurd. Dit jaar zijn er weer 3.000 nieuwelingen binnengehaald. Het doel is om volgend jaar weer 2.000 mensen te werven. Ik schat dat deze vernietiging van menselijk kapitaal 1 miljard heeft gekost.

Voorzitter. Dit wanbeleid is al jaren aan de gang en zelfs de aanpak ervan hapert. In het Jaarplan 2020 van de Belastingdienst zelf lezen we over Enterprise Tax System, een belangrijk systeem: "Door vertraging in oplevering van een nieuw systeem en het aflopen van het onderhoudscontract van het oude is er sprake van continuïteitsrisico's." Oude schoenen zijn dus weggegooid voordat de nieuwe zijn gepast. Als oplossing is ervoor gekozen het onderhoudscontract voor het oude systeem te verlengen tot eind 2022. "Beheerst vernieuwen" heet deze aanpak. Het ambitieniveau ligt een stuk lager dan bij het milieubeleid. Het streven van het ministerie is om achterstallig onderhoud terug te brengen van 50% nu naar 39% eind volgend jaar. Het streven is naar 39% achterstand! Als we zo met alle infrastructuur omgaan, dan durf ik niet meer over de Van Brienenoordbrug te rijden.

Om weer te kunnen sturen en beheersen is de Belastingdienst al in 2018 begonnen met het Programma Managementinformatie en Risicomanagement. Hoe gaat het daarmee? We lezen in het plan van de Belastingdienst: "Up-to-date en betrouwbare managementinformatie zijn uiterlijk vanaf 2022 onderdeel van de reguliere planning- en controlecyclus." Daar staat volgens mij eigenlijk: de top van het ministerie heeft geen idee wat er speelt. De afgelopen twee jaar voer de Belastingdienst blind en de komende twee jaar doet hij dat ook.

De Belastingdienst schrijft, ik citeer: "Het zal nog lange tijd duren voordat de meeste door de Rekenkamer gesignaleerde onvolkomenheden en aandachtspunten zijn opgelost." Dit is onbestaanbaar. De Belastingdienst is kapotgemaakt en verworden tot een met houtjes, touwtjes, elastiek en afvloeiingsregelingen samengehouden bureaucratie. Zelfs met de herstelplannen die nu op tafel liggen, is de dienst voor eind 2022 niet gerepareerd.

Dat betekent dat wij, de wetgever, te maken hebben en blijven hebben met de politieke schade van mismanagement. Wij, de wetgever, worden de komende jaren immers belemmerd in onze taak en dat is een ernstige zaak, die vraagt om verdergaande stappen dan gebruikelijk. We zagen dat ook al in de Tweede Kamer naar aanleiding van het toeslagenschandaal. Daar hebben sommige fracties, waaronder een regeringspartij, zelfs gekeken naar mogelijkheden om bewindslieden en ambtenaren strafrechtelijk aan te pakken. Zulks is absoluut niet de intentie van Forum voor Democratie. Wanbeleid bestrijd je niet met strafrecht. Maar ik wil wel alle feiten boven tafel krijgen. Dat is de taak van dit huis. De Belastingdienst is een grote organisatie met 30.000 medewerkers en met een omzet van meer dan 150 miljard. Als een bedrijf van die omvang onderuitgaat, dan is er sprake van mismanagement. Dat openbaart zich meestal pas na een paar jaar, zo leren we uit boeken over falend bestuur bij grote ondernemingen zoals KPN, Ahold en ABN AMRO.

De huidige minister en staatssecretaris zijn politiek verantwoordelijk, maar zij zijn niet degenen die dit wanbestuur valt te verwijten. Zij zijn met het probleem opgezadeld door hun voorgangers. De Belastingdienst is ingestort onder de vorige kabinetten-Rutte: onder minister van Financiën Dijsselbloem en de staatssecretarissen Weekers in Rutte I en Wiebes in Rutte II. Deze politici zijn door het partijkartel — een term die wij bij Forum voor Democratie weleens in de mond nemen, zeker in dit verband — niet aangekeken op de problemen die zij hebben veroorzaakt. Het heeft dit kabinet onlangs behaagd de heer Dijsselbloem te benoemen tot voorzitter van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. De staatssecretarissen zijn evenmin politiek verantwoordelijk gehouden.

Dat betekent dat we dieper moeten zoeken om te vinden waar het mis is gegaan. Dat is niet gebruikelijk. Bedrijfsvoering van ministeries geschiedt in normale tijden zonder politieke besluitvorming. Dat is een goede zaak, maar als de Belastingdienst kapot is gemaakt, kunnen we niet spreken van "normale tijden". Dan belanden wij bij de topambtenaren die een spilfunctie vervullen tussen de bewindspersoon en het ambtelijk apparaat. De algehele leiding van een departement is in handen van de secretaris-generaal.

En wat wil het toeval? Precies vandaag sluit de termijn waarop kandidaten zich kunnen melden voor de vacature van secretaris-generaal bij het ministerie van Financiën; salarisschaal 19, vacaturenummer 714. In de uitgebreide taakomschrijving is onder andere te lezen: "U geeft leiding aan de doorontwikkeling van de sturingsrelatie tussen beleid, uitvoering en toezicht. Dit betreft onder meer de governance van de Belastingdienst, waarbij het kerndepartement en de Belastingdienst vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid effectief samenwerken." Reacties kunnen per email verstuurd worden naar de Algemene Bestuursdienst op het ministerie van Binnenlandse Zaken.

Het land ziet vol verwachting uit naar de nieuwe man of vrouw die zorgt dat het departement en de Belastingdienst weer gaan samenwerken. Maar terugkijkend kunnen we het vertrek van de huidige secretaris-generaal niet zien als een aanwijzing dat zij verantwoordelijk wordt gehouden voor het falend bestuur van de Belastingdienst. Secretarissen-generaal worden voor maximaal zeven jaar bij een ministerie benoemd. Na die periode vindt functiewisseling plaats. De huidige sg heeft er ruim zes jaar opzitten bij Financiën en het heeft dit kabinet behaagd haar per maart te benoemen in het bestuur van de Autoriteit Consument & Markt.

Wij moeten dus verder zoeken naar wie verantwoordelijk is voor het kapotmaken van de Belastingdienst. De directe leiding ervan ligt bij de directeur-generaal. De huidige directeur-generaal is per 1 januari 2017 in die functie benoemd. Hij is net als de zittende bewindslieden met de problemen opgescheept. Zijn voorganger leek vanwege de chaotische reorganisatie te vertrekken met een absurde vertrekregeling. Maar wordt hij verantwoordelijk gehouden? Blijkbaar niet, want het heeft het kabinet behaagd hem te benoemen tot voorzitter van de marechaussee.

Voorzitter. Er is sprake van gigantisch bestuurlijk falen, maar niemand wordt verantwoordelijk gehouden. Dat kan niet. Je kunt een organisatie niet reorganiseren als niet eerst duidelijk is wie wat fout heeft gedaan. Daarom is het in het bedrijfsleven onvoorstelbaar dat een organisatie ten onder gaat zonder dat in de top wordt ingegrepen.

Zoals gezegd: anders dan sommige collega's in de Tweede Kamer zoek ik niet naar strafrechtelijke sancties. Ik ben op zoek naar de oorzaken van organisatorisch falen, want als we die niet kennen, is herstel niet mogelijk. Om de oorzaken te vinden, moeten we het hebben over mensen. De accountantsdienst van het Rijk is gevraagd de uitgangspunten van de nieuwe topstructuur van de Belastingdienst te onderzoeken. De staatssecretaris heeft gezegd: Het onderzoek door de accountantsdienst Rijk moet aangrijpingspunten bieden voor het versterken van interventies op leidinggevend niveau. Inderdaad, het gaat om mensen. Als we weer een ambtelijk apparaat willen hebben waar we trots op kunnen zijn, dan moeten we goed kijken hoe en door wie de mensen benoemd worden.

Er is voor gekozen om alle hoge ambtenaren in dienst te laten zijn bij Binnenlandse Zaken en ze te laten rouleren over de ministeries en uitvoeringsdiensten. Zo is een wiel gaan draaien voor mensen die de hoogste ambtelijke functies vervullen. Dat wiel draait nu 25 jaar en nooit valt er iemand af. Het lijkt tijd om dat bestuursmodel weer eens tegen het licht te houden, want bestuurlijke problemen spelen niet alleen bij de Belastingdienst. De hele overheid worstelt met de ingewikkelde samenleving. De overvloed aan regulering kaatst allereerst terug naar slecht geleide uitvoeringsorganisaties, van politie tot Belastingdienst.

De Tweede Kamer heeft al gezegd een onderzoek te willen naar de problemen van alle grote uitvoeringsorganisaties. Een aantal ministeries heeft samengewerkt aan een gezamenlijke taakopdracht en in april volgend jaar worden "mogelijke oplossingsrichtingen verwacht". Ik wil graag een steentje bijdragen aan die zoektocht naar oplossingsrichtingen. Ik sluit daarbij aan bij het CDA, dat het kabinet schriftelijk heeft gevraagd of het redenen ziet het roulatiebeleid voor topambtenaren ten aanzien van de Belastingdienst te wijzigen. Het antwoord van het kabinet was nee. Maar ik zou toch iets soortgelijks willen vragen: wil de regering bij het lopende onderzoek naar de problematiek rond de uitvoeringsorganisaties, ook het functioneren betrekken van de Algemene Bestuursdienst? Die is immers headhunter voor en leverancier van de hoogste ambtenaren, de mensen die Nederland besturen zonder politieke verantwoordelijkheid te dragen.

Dan heb ik nog een viertal inhoudelijke vragen over wat het Belastingplan 2020 heet.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Is de heer Frentrop het met mij eens dat we hier spreken met bewindslieden die politiek verantwoordelijk zijn? In dit geval spreken we met de staatssecretaris van Financiën, die de politieke verantwoordelijkheid draagt voor de Belastingdienst. In zijn betoog komen topambtenaren voorbij, met naam herkenbaar, die zich hier in deze zaal niet kunnen verweren. Is de heer Frentrop het daarom met mij eens dat het chique zou zijn om ons te beperken tot het aanspreken van de politiek verantwoordelijke, in dit geval de staatssecretaris?

De heer Frentrop (FvD):

Ik ben dat geheel eens met collega Vendrik. Dat is ook de gebruikelijke manier van doen. Ik heb geschetst dat dit een heel bijzondere situatie is. Ik hoop dat de heer Vendrik dat met mij eens is, want er is hier iets gigantisch misgegaan en er is niemand politiek verantwoordelijk voor gehouden. Daarom vraag ik de nu politiek verantwoordelijke naar een onderzoek om de vraag te beantwoorden hoe het mis is kunnen gaan. Dat lijkt me de taak van dit huis.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat kan inderdaad ook de taak zijn van deze Eerste Kamer. Maar nogmaals, dan zijn we het eens dat het verstandig is dat we in het politieke debat beschuldigingen in de richting van individuele topambtenaren vermijden. Wat ze ook hebben gedaan of nagelaten, het is altijd aan de bewindslieden en aan de bewindslieden alleen om zich te verantwoorden voor het doen en laten van ambtenaren. Wij spreken hen dus niet rechtstreeks aan, hier niet en niet in de Tweede Kamer. Zo doen we dat niet. Zij kunnen zich hier niet verdedigen. Ik hoop dat de heer Frentrop dat met mij eens is. Het is een gebruik wat mijn fractie zeer op prijs stelt.

De voorzitter:

Ik sluit me daar graag bij aan, meneer Frentrop. Wellicht kunt u in het vervolg van uw betoog daar rekening mee houden.

De heer Frentrop (FvD):

Ik ben het volledig eens met de heer Vendrik. Ik wil geen topambtenaren persoonlijk aanspreken. Ik wil wel aandacht voor het systeem en de manier waarop topambtenaren worden benoemd en rouleren.

Ik heb nog vier inhoudelijke vragen over wat het Belastingplan 2020 heet. De eerste: ik heb de staatssecretaris bij de Algemene Financiële Beschouwingen reeds gevraagd om het onzalige idee te laten varen om zelfstandigen zonder personeel 450 miljoen extra jaarlijkse lasten op te leggen, want dat is slecht voor de economie. Bij dezen nogmaals een laatste poging.

Ten tweede. Ik heb hem toen ook gevraagd om te erkennen dat de onrechtvaardigheden die zijn ingebakken in de vermogensrendementsheffing niet op budgetneutrale wijze weggenomen kunnen worden. Ik heb hem niet kunnen overtuigen. Maar in het vooroverleg heeft de staatssecretaris wel de toezegging gedaan om de proefprocedures bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens leidend te laten zijn voor alle burgers die getroffen worden. Als ik het goed heb gelezen, is in het schriftelijke antwoord van de staatssecretaris de reikwijdte van de toezegging echter beperkt tot de jaren 2013 en 2014. Die worden expliciet genoemd. De oude systematiek van box 3 gold echter ook voor de jaren 2015 en 2016. Daarom wil ik de staatssecretaris vragen om een expliciet antwoord op de vraag of de jaren 2015 en 2016 ook vallen onder zijn toezegging.

De derde vraag. De regering realiseert zich niet hoezeer de opslag duurzame energieheffing onevenredig toeslaat bij bepaalde ondernemingen in het midden- en kleinbedrijf. De regering maakt bijvoorbeeld op deze manier fantastische familiebedrijven in de bloementeelt kapot. Ik vraag de regering zich hierop te bezinnen nu dat nog kan.

En tot slot nog een oproep tot bezinning. Die betreft het voorstel tot het openbaar maken van vergrijpboetes door belastingadviseurs. Niemand houdt van belastingadviseurs die de fout in gaan. Maar de vrij rondlopende moordenaar van Pim Fortuyn wordt in de kranten aangeduid als Volkert van der G. De moordenaar van Theo van Gogh heet Mohammed B. Namen van veroordeelde zedendelinquenten worden zorgvuldig geheim gehouden. Bij veel misdrijven wordt zelfs de etniciteit van de daders angstvallig verzwegen. Als dan de adviseurs die hebben geholpen bij belastingontduiking naast hun straf ook nog eens publiek aan de schandpaal worden genageld, heeft de regering in de ogen van Forum voor Democratie haar prioriteiten niet op orde.

Samenvattend: Er is geen serieus belastingplan 2020 gemaakt. Voor 2021 en 2022 zijn evenmin serieuze belastingplannen te verwachten omdat de Belastingdienst kapot is gemaakt. Maar wij weten niet wie dat heeft gedaan en waarom dat is gebeurd. De dichter Vergilius schreef ooit, lang geleden: "Gelukkig is hij die de oorzaken der dingen heeft leren kennen". Dit huis is nog niet zover. Het is daarom de hoogste tijd dat de regering structurele gebreken in de politieke aansturing van de ambtelijke top van de Rijksdienst onder het vloerkleed vandaan haalt en weer op tafel legt.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Frentrop. De heer Van Apeldoorn.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dank, voorzitter. We behandelen vandaag acht wetsvoorstellen. Ik kan me goed voorstellen dat de heer Frentrop in zijn betoog niet aan alle acht wetsvoorstellen aandacht wilde en kon geven. Dat ga ik zelf ook niet doen. Ik heb een vraag over een wetsvoorstel waarover hij niet heeft gesproken, namelijk het wetsvoorstel om per 2020 een conditionele bronbelasting in te voeren. In de Tweede Kamer heeft Forum voor Democratie als enige partij daartegen gestemd. Ik vraag mij af of de fractie van de heer Frentrop in de Eerste Kamer van plan is om diezelfde lijn te volgen.

De heer Frentrop (FvD):

Ja, dat gaan we natuurlijk zien, afhankelijk van het debat.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Aangezien de heer Frentrop er geen vraag over heeft gesteld, ben ik benieuwd naar zijn positie. Wat verwacht hij als uitkomst van het debat? We kennen Forum voor Democratie als een partij die graag opkomt voor de koopkracht van de middenklasse, die de immigratie graag beperkt en die ook graag de sterkste schouders ontziet, zo hebben we vorige maand geleerd tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen. Ontziet Forum voor Democratie ook graag belastingontwijkers en de Zuidas-industrie daaromheen? Wat zit daar mogelijk achter? Of staat de heer Frentrop er geheel open in?

De heer Frentrop (FvD):

Ik kan de vragensteller geruststellen: van belastingontwijking houden we niet bij Forum voor Democratie. Ik denk niemand in dit huis. Maar voor het precieze stemgedrag moeten we nog even afwachten wat er gezegd wordt in dit beraad.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik ben gewoon benieuwd wat de overwegingen zouden kunnen zijn voor de fractie van Forum in de senaat om eventueel tegen de wet te stemmen. De wet is bedoeld om belastingontwijking tegen te gaan. Ik hoor hem eigenlijk zeggen dat het misschien nog wel verder had kunnen gaan. Is Forum voor Democratie dan van mening dat dat niet het geval is? Wat zou een reden kunnen zijn om tegen het wetsvoorstel te stemmen?

De heer Frentrop (FvD):

Nogmaals, er zijn natuurlijk een heleboel wetten met goede bedoelingen, maar waar je toch tegen kunt stemmen. Het gaat niet alleen om de bedoeling van de wet. Bijna iedere wet heeft een goede bedoeling. Er zijn vele wetten met heel goede bedoelingen waar wij tegen zullen stemmen.

De voorzitter:

Dank aan de heer Frentrop. Dan is het woord aan de heer Ester, namens de ChristenUnie.

De heer Ester (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Alvast mijn felicitaties aan mevrouw Geerdink voor haar maidenspeech.

Het Belastingplan 2020 raamt de belastinginkomsten voor volgend jaar op een dikke 300 miljard. Een imponerend bedrag, maar Nederland krijgt daar een relatief hoge en brede welvaart voor terug. Via fiscale regelingen en subsidies wordt zo'n 110 miljard herverdeeld. Het Belastingplan 2020 is ook qua wetgeving omvangrijk. Maar liefst acht wetsvoorstellen liggen voor. De tijd om die te beoordelen is te krap. Veel te krap. De kwaliteit van onze parlementaire oordeelsvorming is daarmee in het geding. Ik zou de staatssecretaris heel graag willen vragen welke concrete mogelijkheden — met een streep onder "concrete"— hij ziet om vanaf volgend jaar de fiscale wetgeving meer over het jaar te spreiden.

Voorzitter. De koopkrachtplaatjes, voor wat ze waard zijn, zitten allemaal in de plus. Er zijn verschillen, maar die zijn eerder ná dan vóór de komma. De inkomensongelijkheid ontspoort niet. De marginale druk wordt voor nagenoeg alle inkomens minder. Ook de piekbelasting daarbinnen neemt af. We zien dat door het draaien aan fiscale knoppen nu ook de middenklasse gaat profiteren. Dat is een goede zaak.

De forse verhoging van de arbeidskorting heeft positieve koopkrachteffecten, maar veroorzaakt ook structurele ongelijkheid tussen een- en tweeverdieners. In 2021 is de extra verhoging structureel goed voor 2,15 miljard. Deze korting was ooit bedoeld om arbeidsparticipatie te bevorderen. Op verzoek van de ChristenUnie heeft de staatssecretaris een notitie laten maken over de vraag hoe effectief deze korting nog is om betaalde arbeid te bevorderen. Er is evidentie uit CPB-studies dat de arbeidskorting als generieke prikkel te bot is geworden om meer mensen naar de arbeidsmarkt te geleiden. Ligt daar dan ook niet de sleutel om de kloof tussen een- en tweeverdieners te dichten? Wat is de meerwaarde van een arbeidskorting in een tijd dat de werkloosheid laag is? De arbeidsparticipatie is bijna maximaal. Is in het verlengde van deze argumentatie de stapsgewijze afschaffing van de algemene heffingskorting voor een niet-verdienende partner in beton gegoten, zo vraag ik de staatssecretaris.

De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat de regering werk maakt van het niet verder laten oplopen van de verschillen tussen een- en tweeverdieners. Heeft het kabinet überhaupt nog de ambitie om de kloof zelf te dichten? Op verzoek van de Tweede Kamer is een onderzoek uitgevoerd naar marginale druk en eenverdieners. Hoe passen de uitkomsten hiervan in deze ambitie?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Aansluitend aan het betoog van de heer Ester zou ik een vraag willen stellen over de arbeidskorting. U refereerde aan het CPB en zei dat het middel wellicht wat bot wordt. U zei ook dat het heeft geleid tot verschillende behandeling tussen een- en tweepersoonshuishoudens. Erkent u ook dat het tot een dramatisch verschil heeft geleid en nog steeds leidt tussen werkenden en niet meer werkenden? Werkenden gaan in 2021 een arbeidskorting tot tegen de €4.200 netto krijgen en ouderen krijgen een ouderenkorting van slechts €1.600.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik begrijp heel goed waarom u dat zegt, zeg ik tegen u via de voorzitter. Ik wilde het speelveld even beperken, niet tot een- en tweepersoonhuishoudens, maar tot een- en tweeverdieners binnen een huishouding. Ik wil er wel in meegaan dat er ook nog andere groepen zijn die de dupe worden van de arbeidskorting, maar ik wil de battle, so to speak, even beperken tot de een- en tweeverdieners. We hebben daar vaak over gesproken. U heeft zelf ook vaak aan dat debat meegedaan. Ik wil het nu eens op een andere manier proberen, via de insteek van de arbeidskorting. Volgens mij is die lang niet meer zo effectief als wij vroeger dachten. Misschien is dat ook uw argumentatie. De arbeidskorting is te bot en te algemeen geworden. Die trekt niet de mensen over de streep die het kabinet misschien over de streep zou willen trekken.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

U zegt terecht dat ik het met u eens ben.

De voorzitter:

Meneer Van Rooijen, zou u via de voorzitter willen spreken?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja, voorzitter. Ik ben blij dat we dezelfde kritiek hebben op het verschijnsel dat de arbeidskorting tot verschillende behandeling van een- en tweeverdieners leidt. Daar zijn we het over eens. Ik begrijp echter uit uw antwoord dat u niet zozeer ...

De voorzitter:

Meneer Van Rooijen, zou u willen de voorzitter willen spreken?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja, maar ik ben geïntrigeerd door de eensgezindheid die we hier volgens mij tonen. Maar ik zal dat via u delen.

De voorzitter:

Meneer Van Rooijen, het gebruik in de Kamer is om via de voorzitter te spreken.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja, voorzitter. Dat is mij allang bekend.

De voorzitter:

Als het mogelijk is, zou ik u toch vriendelijk willen verzoeken om dat te doen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter. Soms moet je ergens stil van worden. De arbeidskorting leidt tot een verschillende behandeling van werkenden en niet-meer-werkenden. Ik beluister in dit betoog dat we het daarover eens zijn.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Ester (ChristenUnie):

Mijn fractie heeft herhaaldelijk aandacht gevraagd voor belastingplichtigen die de vaardigheden missen om hun aangifte digitaal of elektronisch te doen en om digitaal met de Belastingdienst te communiceren. We zijn dan ook blij dat de keuzemogelijkheid van niet-elektronische communicatie met de Belastingdienst nu wettelijk vastgelegd wordt. Kan de staatssecretaris garanderen dat belastingplichtigen die voor de niet-digitale variant kiezen even goed geholpen worden? Is dat op een of andere manier geborgd, zo wil ik hem vragen.

Het is voor spaarders niet te begrijpen dat hun tegoed niet wordt belast op basis van reëel rendement. De staatssecretaris laat weten dat een herziening van box 3 pas in 2022 mogelijk is, na eerder reparatiewerk in 2017. Kan er in de tussenliggende jaren niet wat meer coulance worden betracht richting de spaarder, ook gezien de uitspraak van de Hoge Raad? Het CDA kwam eerder met het idee van tijdelijke drempelvrijstellingen. Kan de staatssecretaris op dit punt niet wat creatiever nadenken? Het blijft toch een beetje overkomen — excusez le mot — als fiscale pesterij van goedwillende spaarders.

De zelfstandigenaftrek kwam net al even langs. Die wordt in negen jaarlijkse stappen verlaagd van €7.280 naar €5.000. Dat levert structureel zo'n 450 miljoen euro op. Die verlaging wordt gecompenseerd met een verhoging van de arbeidskorting en de algemene heffingskorting, die volgend jaar 1,5 miljard kost en structureel naar bijna 2,8 miljard euro klimt. Betekent deze fiscale keuze dat het kabinet het onderscheid tussen zelfstandige en werknemer doelbewust kleiner maakt, en dat tussen zelfstandige en ondernemer groter? Is deze fiscale keuze, als dat een keuze is, gemaakt met kennis van de interim-conclusies van de commissie-Borstlap, zo zou ik willen vragen.

Voorzitter. De ChristenUnie-fractie kan goed leven met de strategische inzet van de verhuurderheffing om meer nieuwbouw van betaalbare huurwoningen te realiseren, zeker in schaarstegebieden. Voor deze heffingskorting wordt 100 miljoen uitgetrokken. De vraag is hoe structureel deze korting kan zijn, nu door velen betoogd wordt dat de verhuurderheffing het einde van haar bestaan nadert. Mijn partij herkent zich wel in de argumenten daarvoor. Net zoals gold voor de arbeidskorting had de verhuurderheffing immers een heel specifieke doelstelling toen ze in 2013 werd bedacht. Die was primair bedoeld om de overheidsfinanciën tijdens de voorbije crisisjaren te ontlasten. Zoals vaker met fiscale prikkels, is deze oorspronkelijke doelstelling naar de achtergrond verdwenen. De vraag is dan hoe stabiel de nieuwe inzet van de verhuurderheffing kan zijn. Bij een nieuwe kabinetsformatie kan deze zomaar sneuvelen. Moeten we woningcorporaties niet meer zekerheid bieden, willen ze de investeringshandschoen opnemen?

Dit Belastingplan geeft handen en voeten aan de fiscale uitwerking van de energietransitie. Twee opmerkingen vooraf. Allereerst is het jammer dat een CO2-heffing nog geen onderdeel is van dit Belastingplan. Kan de staatssecretaris schetsen wat nu het tijdpad is? Wanneer zal een voorstel deze Kamer bereiken?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik hoor de heer Ester spreken over de verhuurderheffing. Dat betoog klinkt mij als muziek in de oren. Enkele punten die hij maakt, zal ik straks in mijn eigen bijdrage ook maken. Hij preludeert op een volgende kabinetsformatie waarin de verhuurderheffing weleens zou kunnen sneuvelen — laten we het hopen — maar ziet de heer Ester ook nog mogelijkheden binnen het huidige kabinet en binnen de termijn voor de nieuwe verkiezingen om hier wat aan te doen? Ik heb het dan niet over de afschaffing van de verhuurderheffing, want dat zie ik niet gebeuren, maar misschien zijn er manieren om de fiscale druk, die is opgelopen en oploopt voor woningcorporaties, toch wat te verlichten. Ziet de heer Ester daartoe mogelijkheden?

De heer Ester (ChristenUnie):

Dat is een apart thema, waar ik best eens over wil nadenken. Ik zou, via de voorzitter, aan de staatssecretaris willen vragen om daarop te reageren. De insteek van mijn betoog is dat de inzet van de verhuurderheffing net even te snel gaat. Voor woningcorporaties is dat een enorm belangrijk signaal om nieuwbouw te kunnen plegen, maar dan moeten we ze ook wel een investeringsplaatje kunnen bieden dat een aantal jaren meegaat. Ze gaan niet investeren als er eenmalig iets aan de verhuurderheffing wordt gedaan. We moeten ook op lange termijn wat zekerheid kunnen bieden. Ik zoek naar wegen, misschien ook wel samen met de beide heren die tegenover mij staan c.q. zitten. We kunnen kijken wat we daarvoor samen kunnen bedenken. Gezien die enorme opgave van nieuwbouw ben ik bang dat de prikkel te zwak is en te weinig zekerheid biedt op langere termijn.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik ben benieuwd naar de verdere gedachtevorming van de heer Ester. Misschien kan de staatssecretaris daar ook op reageren. Ik ben het eens met de analyse dat de nood hoog is en dat we een grotere prikkel nodig hebben, structureel naar de toekomst toe en ook over dit kabinet heen. Ik ben benieuwd of de heer Ester kan meegaan in de gedachte dat we ook op kortere termijn iets zouden kunnen doen. De verwachting is — althans dat spreekt de heer Ester nu uit — dat de verhuurderheffing er op termijn uitgaat omdat ze haar beste tijd heeft gehad. Laten we het hopen. Die verwachting delen de corporaties misschien, maar misschien ook niet. Maar als zij nu al een prikkel zouden kunnen krijgen in de vorm van een verlichting van de verhuurderheffing, zou dat ook al schelen. Wij zouden daar dus serieus naar moeten kijken.

De heer Ester (ChristenUnie):

Zeker.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Een alinea terug sprak de heer Ester over een CO2-heffing. Ik knap altijd helemaal op als ik dat hoor.

De heer Ester (ChristenUnie):

Sorry, ik verstond u niet.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Daar knap ik altijd helemaal van op. Maar wat bedoelt de heer Ester dan precies? Je hebt CO2-heffingen in allerlei soorten en maten. We hebben het ETS, we hebben brede heffingen en platte heffingen en heffingen aan de marge. Waar hebben we het over?

De heer Ester (ChristenUnie):

Dat is natuurlijk de ultieme vraag. Dat is uiteraard ook de vraag achter mijn vraag. Er is niet één CO2-heffing, maar er zijn er vele. Ze kunnen heel algemeen of heel specifiek zijn, en allerlei varianten daarop. Maar, links- of rechtsom geredeneerd, dat vinden we niet terug in het Belastingplan. Ik daag de staatssecretaris uit om ons, u inbegrepen, te vertellen wat de stand van zaken is en wat de gedachten daarover zijn.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dan vermoed ik zomaar dat de staatssecretaris ons morgen gaat vertellen dat het wetsvoorstel met die marginale CO2-heffing voor grootverbruik en de industrie eraan komt, dat we al een staand ETS hebben en dat de minister van Economische Zaken in Europa probeert de schroeven nog wat aan te draaien. Allemaal goed. Punt. Maar wat moet er dan nog meer gebeuren? Daar ben ik zo nieuwsgierig naar.

De heer Ester (ChristenUnie):

Je wilt verschillende alternatieven hebben en die tegen elkaar afwegen. We zijn het met elkaar eens dat je die CO2-heffing op heel veel manieren kunt doen. Ik wacht dus rustig af hoe die alternatievenweging eruitziet. En dan zullen wij ons daarop beraden en een standpunt innemen. Maar ik heb geen behoefte om hier nu hele stoere uitspraken te doen over wat wij zien als dé ultieme CO2-heffing.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Misschien wil ik één suggestie toch eens even uitproberen: een goede CO2-heffing in de landbouw? Daar gebeurt namelijk nog helemaal niks. Is dat bespreekbaar voor de ChristenUnie?

De voorzitter:

Dat was de derde.

De heer Ester (ChristenUnie):

Er zijn geen dingen die onbespreekbaar zijn. Die suggestie mag best aan dat rijtje worden toegevoegd. Maar ook daarvoor geldt de vraag van meneer Vendrik zelf. Want ook aan die CO2-heffing kun je op 94 verschillende manieren vormgeven. Dus een antwoord van mij op de vraag wat we moeten doen, zegt niet zo veel. Dat is niet omdat ik geen goede antwoorden geef, maar omdat er zo veel verschillende alternatieven mogelijk zijn.

Voorzitter, mag ik verdergaan? Wat ten tweede opvalt bij de bestudering van de fiscale klimaatmaatregelen is het ontbreken van beleid gericht op openbaar vervoer. Dat is toch wel opmerkelijk. De sector kan immers een belangrijke bijdrage leveren aan het Klimaatakkoord en de energietransitie. Hoe ziet de staatsecretaris — we zijn hier in de Kamer van reflectie — de relatie tussen het Klimaatakkoord, het openbaar vervoer en de fiscus? Moet hier niet eens fundamenteel over worden nagedacht? Is er in zijn visie überhaupt een markante rol weggelegd voor de fiscaliteit?

Voorzitter. De staatssecretaris kan mijn volgende zin goed gebruiken. Die luidt namelijk: de felicitaties van de ChristenUnie-fractie aan de staatssecretaris voor zijn Europese inspanningen rond de vliegbelasting. Chapeau. Dat werd tijd. De staatssecretaris heeft hierop geacteerd en we zijn heel benieuwd hoe het gaat aflopen. Uiteindelijk is vliegen gewoon te goedkoop en moet het, ook fiscaal, worden ontmoedigd. Kan de staatssecretaris met ons delen wat de gemaakte afspraken zijn tussen en met de betreffende negen EU-landen? Hoe kan aan zo'n vliegbelasting worden vormgegeven? Wat ziet hij als het vervolgtraject? En een daaraan gekoppelde vraag is of hij het vetorecht vreest dat individuele lidstaten hebben in de besluitvorming.

Voorzitter. De autobelastingen spelen een grote rol in de energietransitie. Elektrisch rijden wordt fiscaal aangemoedigd en daar is, althans vanuit klimaatdoelstellingen, het nodige voor te zeggen. Maar het recente rapport van de Algemene Rekenkamer over autobelastingen maakt niet echt vrolijk. De fiscale prikkels wijzen niet consequent dezelfde kant uit, zo zegt het rapport van de Rekenkamer hierover. Er is een web van tariefkortingen, van vrijstellingen, van teruggaafregelingen en van verlaagde tarieven die niet allemaal prikkelen tot klimaatvriendelijk gedrag. Wordt het niet eens tijd, zo vraagt mijn fractie, om het systeem van autobelastingen te heroverwegen en tegen het licht te houden? Hoe vinden we een balans tussen het genereren van algemene autobelastingopbrengsten — die zijn goed voor zo'n €17 miljard per jaar — en de bijzondere klimaatdoelen van de automobielbelasting? Hoe gaat de staatssecretaris met deze tweespalt om?

Voorzitter. De ChristenUnie-fractie is blij dat het kabinet inzet op het verminderen van het belastingdeel van de energierekening voor huishoudens. Het gaat om bijna 1,7 miljard euro structureel als gevolg van de aanpassing van de energiebelasting en de schuif in de opslag duurzame energie, de ODE. De fiftyfiftylastenverhouding in de tarieven wordt omgezet naar twee derde bedrijfsleven en één derde huishoudens. Mijn fractie kan zich daarin vinden en pleit ervoor om de energierekening op microniveau voor de consument zo transparant mogelijk te maken, zodat huishoudens en consumenten de financiële consequenties van gemaakte energiekeuzes daadwerkelijk merken.

Voorzitter. Het is niemand van ons ontgaan dat de glastuinbouw zich in de afgelopen dagen op vele manieren fors verzet heeft tegen de nieuwe tariefstelling. Hoe beoordeelt de staatssecretaris de argumenten van de sector? Hoe verhoudt de forse stijging van het ODE-tarief voor de sector zich tot het Klimaatakkoord en de beoogde energietransitie? Is hij niet bang voor een mogelijke terugval op fossiele brandstoffen? De staatssecretaris heeft toegezegd de gevolgen van de tariefstijging voor de glastuinbouw te zullen monitoren. Dat klinkt heel dapper, maar is eerlijk gezegd ook een beetje mager. Is er voor de staatssecretaris een kantelpunt in het volgen van de tariefimpact denkbaar op basis waarvan hij zal ingrijpen in de tariefstelling? Kan hij zijn gedachten op dat punt met ons delen?

Voorzitter. In het kader van het Urgendavonnis gaat buitenlands afval in de berekening van de afvalstoffenbelasting betrokken worden. Nederland importeert een kwart van het afval dat wij hier verbranden. De presentatie van dit punt in het betreffende wetsvoorstel suggereert een beetje dat deze bijstelling de enige aanscherping in het Belastingplan is vanwege dit vonnis. Klopt deze observatie of heb ik dat verkeerd gelezen? Als ze klopt, wat is dan de reden van die vrij eenzijdige aanscherping? Gaat die bijstelling het verschil nu echt maken om recht te doen aan de Urgenda-uitspraak?

De ChristenUnie-fractie is verheugd dat dit kabinet nu voortvarend werk maakt van bestrijding van belastingontwijking. Nederland hoort niet in het rechterrijtje van fiscale doorsluislanden. Mijn fractie verwelkomt de bronbelasting op renten en royalty's en de implementatie van de ATAD 2-richtlijn. Om fiscaal aantrekkelijke effecten van hybridemismatchstructuren te neutraliseren is ingewikkelde wetgeving nodig. Hoe beoordeelt de staatsecretaris de handhaafbaarheid van deze wetgeving? Hoe is dat ingeregeld? Hoe gaan Europese lidstaten op dit punt van elkaar leren?

Voorzitter. We zijn ook blij met de aanpak van intermediairs: malafide belastingadviseurs die via agressieve fiscale planning hun cliënten actief helpen bij belastingontwijking en -ontduiking. De Panama Papers geven daarvan voorbeelden. Hoe gaat de Belastingdienst de noodzakelijke samenwerking aan met het OM, de nationale politie en de FIOD? Kan de staatssecretaris ons op dat punt wat bijpraten?

Voorzitter. Als laatste thema bespreek ik de Belastingdienst. Het zal nog wel meer voorbijkomen vanavond. In de acht jaar dat ik lid ben van de commissie Financiën hoor ik weinig anders dan kommer en kwel over de dienst. ICT-problemen, cultuurissues, reorganisatieperikelen en recent het drama rond de kinderopvangtoeslag tonen een Belastingdienst die nu al een decennium ernstig uit vorm is. Ook deze staatssecretaris is energiek aan de klus begonnen, heeft stappen gezet, maar hij kijkt er toch steeds minder vrolijk bij. Dat doet hij niet op dit moment, maar wel op eerdere momenten. De ChristenUnie-fractie wil graag van hem horen hoe de Belastingdienst er aan het einde van het kabinet-Rutte III voor zal staan qua uitvoeringskwaliteit. Wat mag de burger nu eigenlijk verwachten? Menig parlementariër, hier en aan de overkant, verzucht: komt het ooit nog goed? Grote projecten als de energietransitie en het Klimaatakkoord kunnen niet slagen zonder een soepel lopende Belastingdienst. Een goed functionerende Belastingdienst is essentieel voor een goed functionerende rechtstaat, voor het vertrouwen van de bevolking. De belastingmoraal is hoog in Nederland, maar dat houden we alleen zo indien de uitvoering van de Belastingdienst op orde is. Het recente FNV-onderzoek over het slechte werkklimaat bij de Belastingdienst stemt droevig. Kan de staatssecretaris eens reageren op de conclusies?

Voorzitter. Het parlement zelf is ook niet zonder zonde. De complexiteit van fiscale wetgeving wordt immers in de keuken van het Binnenhof gebrouwen. De wirwar van toeslagen en uitzonderingsbepalingen, inclusief de veranderingen daarin, is steeds door de beide Kamers als medewetgever geaccordeerd. Het fiscaal zelfreinigend vermogen van ons parlement kan wel wat extra aandacht gebruiken. Ik wilde toch ook die dimensie eens aan het debat toevoegen.

Die uitvoerbaarheid is een kerndimensie in de beoordeling van wetgeving door de Eerste Kamer. In dat licht ben ik benieuwd hoe robuust de staatsecretaris zijn eigen uitvoeringstoetsen eigenlijk vindt. Mij valt op dat de Belastingdienst zelden hard op de rem trapt als de dienst gevraagd wordt om een fiscale uitvoeringsbeoordeling van voorgenomen beleid. Moet de staatssecretaris, zo vraagt de ChristenUniefractie, niet veel meer op zijn fiscale ponteneur gaan staan. Moet er niet veel steviger ingezet worden op de voorkant van het uitvoeringsprobleem: de veel te complexe wetgeving?

Uiteindelijk, voorzitter, is ook hier de conclusie dat we niet ontkomen aan een fundamentele herziening van ons belastingstelsel. Het moet eenvoudiger en het moet transparanter. Mijn fractie betreurt het dat deze herziening er deze kabinetsperiode kennelijk niet in zit. Dat is toch een beetje een gemiste kans. We hebben nú de financiële ruimte die een stelselwijziging behoeft en straks niet meer, als we de recente Middellangetermijnverkenning 2022-2025 van het CPB mogen geloven. De staatssecretaris wil wél — aldus zijn fiscale agenda — bouwstenen aandragen voor dit broodnodige herontwerp, maar ook dat klinkt een beetje karig. Mijn fractie verneemt graag wat hier nou de concrete denkopbrengst is en welke initiatieven wij mogen verwachten. Ook is de ChristenUniefractie benieuwd naar de fiscale prioriteiten van de staatssecretaris voor de resterende kabinetsperiode. Hoe ziet zijn opgeschoonde fiscale agenda eruit?

Voorzitter, ik sluit af. De ChristenUniefractie kan zich goed vinden in het Belastingplan 2020. Er wordt consequent vastgehouden aan de kabinetsfilosofie om consumptie meer te belasten, arbeid goedkoper te maken en klimaatvriendelijk gedrag fiscaal te faciliteren. De groepen blijven qua koopkracht redelijk bijeen en voor de middenklasse is er eindelijk lucht. De kloof tussen een- en tweeverdieners verdiept niet verder, maar waakzaamheid blijft geboden. Ik heb de staatssecretaris op dat punt ook uitgedaagd.

De Belastingdienst blijft, hoe we het ook draaien of keren, bij dit alles een zorgenkind. Het mag niet ontsporen. Slagvaardig en rechtvaardig fiscaal beleid kan niet zonder een goed functionerende Belastingdienst.

Voorzitter, ik zie uit naar de antwoorden van de staatssecretaris op onze vragen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ester. Dan is het woord aan de heer Van Rooijen namens de fractie van 50PLUS.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter. Onze inkomstenbelasting is ziek en onze Belastingdienst is ontspoord. De teloorgang van de Belastingdienst. Hoe heeft de ooit beste Belastingdienst ter wereld zo diep kunnen zakken? Hoe heeft het zover kunnen komen?

Er moest een rapport van de commissie-Borstlap en -Joustra uit 2017 aan te pas komen om de politieke boel over de Belastingdienst eens goed wakker te schudden. En daar was een dramatische aanleiding voor nodig: de vertrekregeling voor bijna 5.000 ambtenaren van de Belastingdienst, waarvan Wiebes moest erkennen dat hij er niet van op de hoogte was. Dat rapport geeft een beeld van de chaos: ingeslepen informaliteit, informele besluitvorming zonder afstemming met de minister en de staatssecretaris, met de top van de Belastingdienst en met de ambtelijke top van het ministerie. De investeringsagenda is in beslotenheid ontwikkeld. Staatssecretaris Wiebes schreef toen aan de Kamer: ik heb de hardnekkigheid van de Belastingdienst onderschat. Dat was mede de oorzaak van de vertrekregeling.

Het probleem zit nog dieper. Alle kabinetten van na de invoering van het boxenstelsel in 2001 hebben het belastingstelsel als een politiek speeltje behandeld — ja, mishandeld — en de Belastingdienst als kop-van-jut gebruikt. De wettenkerstboom werd steeds voller gehangen en is eraan bezweken. Er is een spoor van vernieling aangericht. En de staatssecretarissen hebben dat aftakelingsproces niet kunnen keren. Er werden na 2001 staatssecretarissen aangewezen die onvoldoende kaas hadden gegeten van de Belastingdienst en zijn taken, bevoegdheden, beperkingen en vooral zijn cultuur. Die is dominant, zelfbewust, eigenzinnig. Maar ook trots: wij van Financiën, wij van de Belastingdienst; ik heb er deel van uitgemaakt.

De invoering van het toeslagenstelsel met uitvoering door de Belastingdienst kwam erbij als een dief in de nacht. Er was niet goed nagedacht over de kwetsbaarheden van deze dienst, gegeven de kwetsbaarheden van het toeslagenstelsel zelf. Wat zich dan wreekt, is dat de post van staatssecretaris van Financiën bij formaties niet de prioriteit krijgt die hij moet hebben. De post is zwaarder dan een aantal ministersposten. Soms zitten er twee ministers op één ministerie met in totaal drie bewindslieden. Raar maar waar, in een toch heel klein kabinet. Men denkt: zolang het geld met bakken binnenkomt, is er niets aan de hand. En als in de crisis tekorten dreigen zoals destijds, draaien we de kraan van lastenverzwaringen gewoon wijd open: kassa, 30 miljard!

De benoeming van staatssecretarissen was vroeger anders, voorzitter. Kijk naar de keur van namen van prominente staatssecretarissen van Financiën vanaf 1960 tot 2001: bijna allemaal hadden ze een fiscale achtergrond en vaak waren ze afkomstig uit de Belastingdienst. Het waren fiscale deskundigen die het politieke handwerk al kenden of snel leerden. Ze waren in staat met argumenten en gezag in het kabinet te zeggen "niet doen". De nieuwkomers vanaf 2001 hadden vrijwel geen van allen een fiscale achtergrond en ze hadden zeker geen ervaring met de Belastingdienst. Sommigen werden later ook nog gepromoveerd tot minister; ik zal daar verder niets aan toevoegen.

Het eerste wat moest gebeuren, en gelukkig is gebeurd, was weer iemand aan het roer benoemen met fiscale kennis van zaken en met de benodigde expertise, iemand die het reilen en zeilen van de Belastingdienst goed kent en de weg weet in het fiscale wetgevingsgebouw, dat steeds meer op een doolhof lijkt. Deze staatssecretaris, de opvolger van Wiebes, heeft de ambities van Wiebes fors naar beneden bijgesteld: de modernisering van de dienst is een zaak van de lange adem.

In mijn periode als lid van de Tweede Kamer heb ik intensief met de staatssecretaris en soms ook met de minister van Financiën gedebatteerd over het fiscale beleid en over de staat van de Belastingdienst. Ik heb een aantal moties ingediend die uiting gaven aan mijn grote bezorgdheid en die van mijn fractie. Geen enkele werd aangenomen of kreeg oordeel Kamer. Ik moet nu helaas constateren dat we op een dood punt zijn aangekomen. Eigenlijk moet er zo veel als mogelijk een standstill komen in de wetgeving om de Belastingdienst in staat te stellen de zaken op orde te brengen: een adempauze om op adem te komen. En die tijd moet gebruikt worden om in het nieuwe regeerakkoord van 2021 te komen tot een fundamentele hervorming van het belastingstelsel en een modernisering van de Belastingdienst; ook een belangrijke zaak bij de formatie. We moeten nu de tijd nemen om de bouwstenen voor de hervorming aan te dragen en daarvoor tijdig een groot draagvlak te scheppen, zo mogelijk met brede consensus. Niets is politieker dan een belastinghervorming. Kan de staatsecretaris hierop in deze Kamer uitvoerig ingaan?

Voorzitter. Ik heb een klein deel van het emotionele debat in de Tweede Kamer vorige week over de kinderopvangtoeslag vanuit de Tweede Kamerzaal meegemaakt en de emoties van betrokkenen, de slachtoffers op de tribune, gezien en gevoeld. Het was aangrijpend, het was schrijnend om te horen en te zien. De uitvoeringsproblemen bij de kinderopvangtoeslag zijn de druppel. Maar die problemen zijn uitdrukking van een veel dieperliggend probleem: de invoering van het toeslagenstelsel, uit te voeren door de Belastingdienst. Oud-staatssecretaris Wijn voerde het toeslagenstelsel in en verkondigde met trots dat de Belastingdienst ging zorgen voor inkomen. Ik heb destijds Wijn dringend geadviseerd en gewaarschuwd: doe dit de Belastingdienst niet aan, en als dat toeslagenstelsel er toch moet komen, richt dan een aparte uitvoeringsdienst in. Ik noemde dat Dienst nummer 2.

De ambtenaren van de Belastingdienst zijn opgeleid tot deskundigen voor het uitvoeren van de belastingwetgeving: heffen, controleren en innen. Dat is ook hun mentaliteit en cultuur. Zij hebben grote moeite om geld uit te keren, om geld te betalen aan burgers op basis van voorlopige inkomensgegevens, en dan ook nog meer en meer ongecontroleerd. Het is geen uitvoeringsorganisatie maar een ontvanger, een incasseerder, al mag het zeker geen incassobureau worden.

De heer Schalk (SGP):

Het begin van het betoog van de heer Van Rooijen leek een beetje op een soort functioneringsgesprek met alle voorgaande staatssecretarissen. De heer Van Rooijen zegt nogal wat over datgene wat er allemaal fout gaat bij de Belastingdienst enzovoort. Daar zullen we allemaal wel iets over zeggen. Maar is hij het met mij eens dat we ook een beetje de hand in eigen boezem moeten steken? Staatssecretarissen en ministers kunnen wel wetten voorleggen, maar parlementen nemen die aan.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik ben blij met deze opmerking van de collega. Het is waar dat niet alleen kabinetten, bewindslieden, ministers van Financiën en staatssecretarissen van Financiën verantwoordelijkheid hebben. De Tweede Kamer en de Eerste Kamer hebben daar als medewetgever ook een grote verantwoordelijkheid in. De vorige spreker heeft dat zojuist ook nog duidelijk benadrukt. Ik denk dat we onszelf dat zeker moeten aanrekenen. Vandaar mijn betoog om richting de volgende kabinetsperiode heel goed te kijken wat we nog wel en niet kunnen met wetgeving en om daarbij de uitvoeringstoets heel zwaar te laten wegen. Wat niet kan, of wat niet snel mogelijk is, moeten we ook uitstellen.

De heer Schalk (SGP):

Fijn dat de heer Van Rooijen het met me eens is dat we niet alleen moeten wijzen. Ik heb vroeger geleerd: als je naar iemand wijst, staan er drie vingers naar jezelf. Ik denk dat we dat gewoon moeten meenemen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja.

De heer Essers (CDA):

De heer Van Rooijen is een bescheiden man. Dat siert hem. Hij zegt niet expliciet dat hij zelf ook staatssecretaris van Financiën is geweest, en wel in de tijd van het kabinet-Den Uyl. Hij heeft daar ervaring opgedaan met de Wet op de Investeringsrekening. Dat was de eerste ongelofelijk instrumentele regeling voor belastingen en werd gebruikt voor werkelijk alles, van kleinschaligheidstoeslag tot groteprojectentoeslag. Het bijzondere van die Wet op de Investeringsrekening was dat je een negatieve aanslag kon krijgen. Als je te weinig belasting betaalde, kon de fiscus het verschil met de premie alsnog uitkeren. Toen werd de Belastingdienst ook een uitkerende instantie. We hebben daar heel slechte ervaringen mee opgedaan. U kunt dus ook uit eigen historie vertellen hoe voorzichtig je moet zijn met een Belastingdienst die gaat uitkeren in plaats van innen.

De voorzitter:

Had u ook nog een korte, verduidelijkende vraag?

De heer Essers (CDA):

Kan de heer Van Rooijen dat bevestigen?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Het is een mooi voorbeeld dat de collega hier aanhaalt. Ik moet er overigens bij zeggen dat de WIR nog werd voorafgegaan door de SIR, de Selectieve Investeringsregeling, van het kabinet voor het kabinet-Den Uyl. Die regeling ging over het op een heel andere manier sturen van investeringen, echt bureaucratisch en ambtelijk, terwijl die van het kabinet-Den Uyl bedoeld was om de effectieve belastingdruk op het bedrijfsleven substantieel te verlagen. Om het nog even in de herinnering te roepen: het tarief van de vennootschapsbelasting was toen 48%. 48%. Na de eerste oliecrisis was er, met de dreigende werkloosheid en de optredende werkloosheid, alle reden om een grote belastingverlaging voor het bedrijfsleven door te voeren. De WIR was een systeem van subsidiëring via de vennootschapsbelasting, van 4 miljard gulden per jaar. Dat kwam neer op 40 punten vennootschapsbelastingverlaging, als je de vennootschapsbelasting op de gasbaten buiten beschouwing liet. Dat betekende dus dat een links kabinet hier een rechts besluit nam. Rechtse kabinetten nemen vaak, zoals dit kabinet, linkse besluiten. Dat zogenaamd linkse kabinet nam het besluit om de effectieve vennootschapsbelasting voor het bedrijfsleven met 40 procentpunten te verlagen. Het ging nog verder.

De voorzitter:

Ik begrijp van de vragensteller dat hij inmiddels voldoende antwoord heeft gekregen op zijn vraag, zo heb ik van de heer Essers gezien. Dus misschien wilt u uw betoog vervolgen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja, maar ik moet toch antwoord geven op de vraag, althans een bevestiging geven.

De voorzitter:

Rond u het even af.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Inderdaad, voor veel bedrijven die geen vennootschapsbelasting betaalden, betekende de WIR een restitutie. Daar zijn we het over eens.

Voorzitter. Ik wilde zeggen dat mijn vrees uitgekomen is over de grote ravage die het toeslagenstelsel heeft aangericht.

De heer Otten (Fractie-Otten):

De WIR is een heel interessant voorbeeld van een punt waar ik al in diverse speeches over dit soort onderwerpen op heb gewezen, namelijk de reflexivity, dus dat mensen anticiperen op beleid. De WIR is een ontzettend goed voorbeeld en daarom was ik blij dat de heer Essers dat aan de orde stelde. Die WIR werkte eigenlijk alleen in het laatste weekend toen het kabinet-Lubbers die ging afschaffen en iedereen naar de notaris rende en nog snel investeringen ging plegen. Toen werden er, geloof ik, in een weekend voor miljarden aan activa aangeschaft en transacties gedaan. Is de heer Van Rooijen het met mij eens dat we veel meer rekening moeten houden met gedragseffecten en anticiperende gedragseffecten van belastingbetalers op het beleid?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik zal daar kort op antwoorden. Ik wil hier nu wel in het openbaar zeggen dat ik destijds minister Ruding, eigenlijk als schrijver van dat wetsontwerp — dat is op Financiën gemaakt en niet op Economische Zaken — regelmatig heb gezegd: zet de rem op de hoogte van de WIR, ga die 40% geleidelijk aan verminderen om te zorgen dat die niet de effecten gaat hebben die uiteindelijk moeten leiden tot een plotse afschaffing. Dat is het antwoord op uw vraag.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik zei dat mijn vrees uitkwam over de ellende, de ravage die het toeslagenstelsel zou gaan uitrichten. Na de Bulgarenfraude, die tot het aftreden leidde van Weekers, werd op verzoek van de Tweede Kamer overgegaan tot een streng controlebeleid. Ook ik moet vaststellen dat onzorgvuldige controle bij de kinderopvangtoeslag tot uitwassen heeft geleid. Zorgelijk is overigens dat de omvang van het aantal slachtoffers van die hardere, te harde aanpak nog lang niet bekend is. Ik noem naast het toeslagenstelsel een reeks beslissingen die tot de huidige fiscale impasse heeft geleid en die veelal door politieke besluiten is gedragen.

De volgende hoofdlijnen springen er voor de fractie van 50PLUS uit.

In de eerste plaats: de nevendoelen van de belastingheffing nemen een steeds grotere plaats in bij de belastingwetgeving. Ik noem inkomensbeleid, arbeidsmarktbeleid en milieubeleid. Daar komt nu het klimaatbeleid bij, dat vooralsnog een monster kan worden voor de Belastingdienst. De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij de uitvoering van dat beleid wil uitbesteden naar een andere dienst wegens "tijdens de verbouwing gesloten", zou ik dus maar zeggen. Het water staat aan de lippen van de Belastingdienst. Graag een reactie van de staatssecretaris op dat verwijzen naar een ander loket.

Inkomensbeleid heeft tot grote nivellering geleid. Koopkrachtplaatjes leiden per jaar tot bijsturing van losse onderdelen van de inkomstenbelasting en de toeslagen. Arbeidsmarktbeleid heeft tot grote verschillen in effectieve druk geleid tussen een- en tweepersoonshuishoudens, tussen een- en tweeverdieners, tussen werkenden en niet meer werkenden en tussen werknemers en zelfstandigen. In hoeverre is er sprake van ongelijke behandeling, van discriminatie en ook van leeftijdsdiscriminatie? Graag een reactie van de staatssecretaris.

Dan het tweede punt. Een uitvloeisel is de onuitroeibare politiek van kabinetten van elke kleur om steeds meer inkomensafhankelijke regelingen in te voeren die in hun stapeling en samenval leiden tot gevolgen die ongewenst, onvermijdelijk en onoplosbaar zijn. De huur- en zorgtoeslag met hun eigen inkomensgrenzendynamiek maken de samenloop met de inkomstenbelasting nog gecompliceerder. Een onontwarbare kluwen. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Het derde punt is het volgende. Het enorme aantal van 1,1 miljoen zzp'ers roept de vraag op in welke mate de zeer royale fiscale regeling voor zelfstandigen medeoorzaak is van die groei. Zorgelijk is dat na de afschaffing van de VAR — deze VAR — en het feitelijk buiten werking stellen van de Wet DBA als opvolger van de VAR er in feite een controleloos tijdperk is ingetreden, dat nog lang kan voortduren; een soort Stadhouderloos Tijdperk. Graag een reactie van de staatssecretaris. Hoe ziet hij een oplossing?

De teloorgang van de Belastingdienst had allang chefsache moeten zijn voor de minister-president. Hij moet nú optreden. Drie kabinetten-Rutte hebben die teloorgang van de Belastingdienst laten gebeuren. De premier stond erbij en keek ernaar. Ik heb de premier bijna nooit kunnen betrappen op zorgelijke verklaringen over de staat van de Belastingdienst. Ik herhaal hier mijn verzoek aan de premier en de minister van Financiën, via de staatssecretaris, om op korte termijn een tweede staatssecretaris van Financiën te benoemen; dus een verzoek om twee staatssecretarissen, van wie er een uitsluitend verantwoordelijk is voor de Belastingdienst. Ik stel voorop, zoals ik ook aan de overkant heb gezegd, dat het geen enkele kritiek is op deze staatssecretaris; integendeel, ik zie het als een steun in de rug bij zijn immense taak en verantwoordelijkheid. Ik zeg tegen hem: de Belastingdienst is een te zware belasting voor één staatssecretaris. Partijpolitiek hoeft dat geen probleem te zijn, want hij mag van onze fractie ook van D66 komen of partijloos zijn. Het gaat om de expertise. Graag een goed onderbouwde reactie van de staatssecretaris; anders overweeg ik een motie in de tweede termijn. Op 6 juni 2019 heb ik voor de tweede keer een motie ingediend.

Ook voor de hervorming van de inkomstenbelasting moeten nu stappen worden gezet. Er kan niet worden volstaan met louter een interdepartementale werkgroep of Financiënwerkgroep. Meest logisch is een kleine staatscommissie die uiterlijk in het najaar volgend jaar rapport uitbrengt. Het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen is een voorbeeld hoe het niet moet. Graag een reactie van de staatssecretaris. Is het geen tijd, zo vraag ik, voor een parlementair onderzoek of zelfs een enquête naar de Belastingdienst? Die vraag stel ik aan deze Kamer zelf.

Voorzitter. De Tweede Kamer heeft zich hier eerder als lam dan als leeuw gedragen, om met oud-Kamervoorzitter Vondeling te spreken. Gelukkig is er nu, na de breed ondersteunde motie-Heerma, een onderzoek naar grote uitvoeringsdiensten zoals onder andere de Belastingdienst en het UWV. Een motie over een parlementaire enquête over het kinderopvangtoeslagdebacle haalde het vorige week niet. Parlementaire enquêtes hebben de naam en faam erop uit te zijn koppen te laten rollen. Vaak worden dan zaken politiek afgeruild: jij weg, dan ook jij weg. Of: allebei niet weg. Dat is geen goede aanpak. Wellicht is daarom de minder politieke Eerste Kamer soms beter geschikt om een enquête, een mini-enquête of een onderzoek te houden.

Ik heb in de Tweede Kamer in februari 2019 een motie ingediend samen met Kamerlid Leijten van de SP voor een parlementair onderzoek naar de Belastingdienst. Ik heb die niet in stemming gebracht, omdat ik nog wilde afwachten of er een kentering zou komen. Minister Hoekstra kende mijn opvatting. Hij was het met mij eens dat er in ieder geval wel direct een extern onderzoek moest komen naar de ICT-top van de Belastingdienst. Dat onderzoek door Ernst & Young zou eind dit jaar gereed zijn. Kan de staatssecretaris aangeven of dat onderzoek inmiddels gereed is? Wil hij dat rapport ook terstond aan deze Kamer toezenden zodra het gereed is?

Inmiddels, een jaar later, is duidelijk dat de situatie bij de Belastingdienst onhoudbaar is. Een enquête of onderzoek zou toekomstgericht moeten zijn en geen bijltjesdag mogen worden. Wegsturen van voorgangers van zittende bewindslieden lost ook niets op. Onderzoek door Donner en onderzoek door de Auditdienst Rijk zijn prima, maar de Belastingdienst moet chefsache zijn voor het parlement, is het niet de Tweede Kamer, dan misschien toch wel de Eerste Kamer. De Belastingdienst moet overigens ook chefsache zijn van minister Hoekstra van Financiën, die immers staatsrechtelijk verantwoordelijk is voor de staatsecretaris.

Voorzitter, ik ga over naar het wetsontwerp Belastingplan 2020. Voor dit kabinet is regeren naar voren halen en vooruitschuiven. Dit kabinet haalt lastenverlichtingen naar voren en schuift lastenverzwaringen door naar het volgende kabinet. Het kabinet haalt 1,7 miljard geplande lastenverlichting naar voren uit 2021 en er komt structureel 3 miljard aan extra middelen bij om de lasten van huishoudens te verlichten, vooral voor werkenden. Van die lastenverlichting is 1,5 miljard afkomstig uit een verschuiving van lasten van burgers naar het bedrijfsleven.

Het uitstel van lastenverzwaringen blijkt uit de recente middellangetermijnraming van het Centraal Planbureau. Ik citeer: "De beleidsmatige lasten stijgen met 5,8 miljard, waarvan 4,5 miljard ten laste komt van gezinnen, vooral door stijgende zorgpremies en de hogere loon- en inkomstenbelasting, zoals via een verdere beperking van de hypotheekrenteaftrek." Graag een onderbouwing door de staatssecretaris van deze twee beleidskeuzes van het heen en weer schuiven.

Ik ga terug naar het jaar 2020. De arbeidskorting wordt verhoogd met €420. De ouderenkorting wordt met geen cent verhoogd. In drie jaar tijd gaat de arbeidskorting met bijna €1.000 omhoog en dat kost maar liefst 2,1 miljard. De ouderenkorting wordt beleidsmatig in die jaren niet verhoogd. Dit jaar is er een fooi van zegge en schrijve €26.

Dat brengt mij op de ontwikkeling van de collectieve lasten: in de negen jaren Rutte zijn de collectieve lasten gestegen van 34% naar 39%. Dat is de belangrijkste reden voor de geringe koopkrachtverbetering voor iedereen, maar vooral ook voor de niet-meer-werkenden. Die waren al zwaar getroffen door de lastenverzwaringen na de crisis en dan krijgen zij, als extra klap, ook nog veel minder belastingverlaging onder Rutte II en III. In het Belastingplan was dat 5 miljard in 2016 en nu gebeurt het weer in dit grote miljardenplan onder het motto: we verlagen de belasting op arbeid. Maar dat gebeurt ook onder het motto, al staat het er niet: en we verlagen de belasting voor ouderen niet.

Ik kan dat simpel aantonen. Voor werkenden is het totaal van de algemene heffingskorting en arbeidskorting tussen 2010 en 2020 met ruim €3.100 gestegen tot ruim €6.500. Voor ouderen is de algemene heffingskorting en de ouderenkorting samen met slechts €1.300 gestegen tot bijna €3.000. Ouderen krijgen in de periode 2010-2020 dus bijna €2.000 minder belastingverlaging dan werkenden. Op dit moment hebben ouderen €3.100 minder heffingskortingen dan de kortingen van de werkenden: €3.400 voor de ouderen tegenover €6.500 voor de werkenden. Dat is het resultaat van twintig jaren pure fiscale leeftijdsdiscriminatie. Dat heeft volgens mijn fractie niets met belastingheffing naar draagkracht te maken. Uit de antwoorden op onze vragen blijkt dat de arbeidskorting in 2022 bijna 23 miljard kost en dat daarvoor de tarieven van alle schijven met 5,65% verlaagd zouden kunnen worden voor jong en oud. Daarmee had ook de marginale druk fors verlaagd kunnen worden, evenals de afbouw van de arbeidskorting.

Het Nibud heeft vorig jaar een beeld gegeven van de koopkrachtontwikkeling over de periode 2010-2019. Daaruit blijkt dat de lonen met 11% zijn gestegen, de AOW met 15% en de pensioenen met 0%, omdat die al tien jaar niet worden verhoogd. Zojuist las ik in een dagblad dat de armoede onder 55-plussers en overigens ook bij 70-plussers volgens het CBS sterk is toegenomen. Van de mensen tussen 55 en 65 jaar is 10% arm, blijkt nu. Met die 10% blijkt helaas het gelijk van 50PLUS.

Voorzitter, tot slot. Ik kan kort zijn over de voor spaarders onrechtvaardige belastingheffing in box 3. Het blijkt een black box voor de Tweede en de Eerste Kamer. Voor veel fracties en ook voor de 50PLUS-fractie blijft het trekken aan een dood paard. Wacht u maar tot 2022.

De voorzitter:

Uw spreektijd is op. Wilt u afronden?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja, dat kondigde ik aan, als u hebt geluisterd. Met de CDA-fractie betreuren wij het dat het nu niet mogelijk is om een tijdelijke extra vrijstelling voor spaarders te realiseren. Graag een reactie van de staatssecretaris. Ik wacht de gedachtewisseling met de staatssecretaris morgen met meer dan gewone belangstelling af.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan is het woord aan de heer Crone namens de Partij van de Arbeid.

De heer Crone (PvdA):

Dank u voorzitter. Ik feliciteer mevrouw Geerdink alvast met haar maidenspeech.

Voorzitter. Wat zijn het heftige weken in de belastingwereld, in het bijzonder voor burgers, waar we dit toch allemaal voor doen. Het handelen van de overheid via ingewikkelde regels is nog tot daaraan toe, maar het handelen van de overheid is vooral onnavolgbaar geworden. Wat vooral steekt, is dat mensen die moeten omgaan met toeslagen, steeds meer slachtoffer worden. Het is niet meer menselijk. De Partij van de Arbeid gaat ervan uit dat het kabinet, deze staatssecretaris voorop, de fouten royaal en snel zal herstellen. Hij heeft al toegezegd dat een aantal daarvan voor kerst zal worden hersteld. We steunen hem daar van harte in. Kan de staatssecretaris een reactie geven op de heftigheid van het debat van vorige week? Want die moet hem geraakt hebben; dat hebben we gezien. Maar na een weekend, misschien wel een onrustig weekend, zijn we ook geïnteresseerd in zijn beleving daarna. Daarbij zullen we als PvdA-fractie nu wat punten aanduiden waaruit blijkt dat de problematiek veel breder en fundamenteler aan de orde is dan alleen bij de uitvoeringsorganisatie, maar daarmee begin ik wel zoals ook collega's hebben gedaan.

Kan de staatssecretaris inzoomen op de onderliggende administratieve problemen en organisatieproblemen? Collega Frentrop wees hier ook al op. Het lijkt wel of er een grote chaos is in de interne administratie. Ook Eerste Kamerleden worden door ouders benaderd, die zeggen: "men heeft het dossier van mij niet compleet" of "mijn dossier ligt op verschillende afdelingen en men kan het niet bij elkaar brengen". Betekent dit dat er zelfsturende teams zijn die zo zelfsturend zijn dat ze niet meer met elkaar spreken? En misschien ook niet meer omhoog de organisatie in, langs de lijn? Dan horen mensen "wel bijbetalen", dan "niet bijbetalen" en dan weer dit of dan weer dat.

Is er nog wel sprake van een eenduidige administratieve verantwoordingslijn binnen de eigen organisatie? Ik deel wat Vendrik zei, dat we daar niet over gaan. Maar als de interne lijnen niet kloppen, is er ook geen verantwoording naar het politieke domein mogelijk, want die is afhankelijk van die lijnen. Daarom is het relevant dat we er hier ook over spreken. Is er nog sprake van centraal overzicht en dus ook van centrale sturing? Als het overall inzicht er niet is, komt de uitvoerbaarheid van de wet in het geding en het controleren daarvan is toch een van de expliciete taken van de Eerste Kamer.

Voorzitter. We moeten hier ook zeker naar onszelf kijken. Ik hoorde net al de voorbeelden van de heer Van Rooijen. Die leeftijd heb ik nog niet bereikt. Ik heb wel een anekdote die nu toch wel treffend is. Vicepremier Zalm vertelde mij in het debat over de regeringsverklaring van LPF, CDA en VVD in 2002, dat hij nu eindelijk geen last meer had van al die vervelende PvdA-plannetjes die hij in Paars moest uitvoeren. Dat deden we con amore, want u kent zijn humor. Vervolgens zei hij: één ding had ik met jou graag willen doen, want ik moet nu van het CDA en de VVD marktconforme zorgpremies invoeren — die premie was toen ook al ongeveer €100 per maand — maar dan moet ik naar miljoenen mensen via de zorgtoeslag het geld terugsluizen. Het was duidelijk dat hij er geen zin in had. Wij zaten op de lijn "doe nou een premie van €400, dan kun je ook concurreren, maar dan hoef je niet naar zoveel miljoenen mensen het geld terug te sluizen". Hier zien we dat we het hadden kunnen weten en we wisten het ook wel. Tegen het einde is het toch wel zo gegaan.

Ik kom dan bij de vraag aan de staatssecretaris: nog maar vorig jaar is hier een motie aangenomen om bij wetgeving een "doenvermogenstoets" uit te voeren. Daar waren adviezen over van de WRR. De motie is toen aangenomen, maar de staatssecretaris heeft hem afgewezen en gezegd dat hij hem niet kan of niet wil uitvoeren, ik was er niet bij. Dat is wel de kern van de zaak. We moeten ons steeds afvragen — anderen hebben het ook gezegd — of het uitvoerbaar is wat we ons hier voorhouden. En dan niet alleen door de dienst. Kunnen de burgers dit wel volgen? De WRR heeft toen zelfs geadviseerd dat dingen soms ook vanzelf moeten kunnen gaan. Mensen moeten niet overal achteraan gaan. Ik heb voorbeelden gezien van mensen die wel 80 betaalmomenten per jaar hebben en die tientallen formulieren moeten invullen en uiteraard dan ook door de bomen het bos niet meer zien. Ik heb als ex-burgemeester heel veel gevallen langs zien komen van mensen aan het einde van de schuldketen, waar de overheid vaak een belangrijke rol in speelt.

Wat ik een heel fnuikend punt vind, is de analyse die ook naar onszelf wijst. Tom Jan Meeus maakte die in de NRC dit weekeinde. Hij zegt: ze waren erbij, maar het zijn juist ook de politici die burgers hebben neergezet en steeds meer zijn gaan zien als potentiële fraudeurs. Dat was niet zomaar een column, het was eigenlijk een reconstructie van dingen die zijn gebeurd en die ik en anderen ook herkennen. Zowel de regelgeving is complex als het kijken naar de burgers. Doen ze het in principe goed en doen enkelen het fout? Of doen ze het allemaal fout? Graag een reflectie op deze punten van de staatssecretaris.

Dan nu over het Belastingplan zelf. Wij toetsen — dat zal iedereen trouwens doen — het belastingstelsel aan drie hoofddoelstellingen: 1. Bevordert het duurzame economische ontwikkeling? 2. Draagt het bij aan een rechtvaardige inkomensverdeling? 3. Ondersteunt het die ook zo veel mogelijk? En uiteraard, is het ook uitvoerbaar? Maar in die driehoek van economie, rechtvaardigheid en uitvoerbaarheid moeten we tot onze grote teleurstelling constateren dat het kabinet weliswaar kleine stapjes vooruit zet, maar toch grotere stappen achteruit. Was het maar Echternach, want dan ga je vooruit en een beetje terug, maar per saldo vooruit. Wij kunnen bij dit Belastingplan helaas niet anders dan constateren dat op drie punten achteruitgang plaatsvindt. Het kabinet mist daarmee grote kansen. Ik licht dat toe. Het belastingterrein is uitermate geschikt om te toetsen. De uitdrukking is "put your money where your mouth is", maar voor de belastingen geldt zeker ook "take your money where your mouth is".

Het eerste doel van fiscaal beleid is het ondersteunen van de economische ontwikkeling. Al jarenlang laten we — en het kabinet gaat dat de komende jaren doorzetten — de lasten steeds meer drukken op de factor loon, arbeid, inkomen, terwijl het overige inkomen en vermogen steeds minder bijdragen aan de belastingmix. De collectieve lastendruk is de laatste tien jaar opgelopen met 2,7 procentpunt, waarvan 70% ten laste van de factor arbeid. Op de middellange termijn — de heer Van Rooijen wees daarop — neemt de factor arbeid nog meer toe, met bijna 5 miljard. Dit tast direct de werking van de arbeidsmarkt aan, want het ontmoedigt het arbeidsaanbod, terwijl we daar al een trendmatige afname zien. Dat komt aan ons verdienvermogen van de toekomst. Wat is de reactie van de staatssecretaris op deze observatie? Vindt hij die onttrekking wel gewenst?

Behalve de gemiddelde belastingdruk is in het kader van de economische tweedeling de marginale druk nog belangrijker. Er is al veel over gezegd. Het kabinet heeft er veel over gezegd, maar is het lippendienst of wordt er echt iets gedaan? De marginale druk is een zeer verstorende belasting, omdat die verklaart waarom veel vakmensen, die we nodig hebben om aan het werk te gaan of om meer uren te gaan werken, niet alleen door de bomen het bos niet meer zien, maar ook weinig overhouden van de extra verdiensten. In de zorg, het onderwijs, de politie, maar ook in de bouw en andere private sectoren horen we dat alom. We laten daarmee veel arbeidspotentieel liggen. Hoeveel politiemensen heb ik als burgemeester niet gesproken die zeiden: waarom zou ik meer gaan werken? Het levert niks op.

De marginale druk wordt nu — en daar komen we bij het kabinetsbeleid — in ernstige mate versterkt door de invoering van de verlaging van het toptarief naar 49,5% en het tweeschijventarief. Daardoor is het kabinet gedwongen om alle andere fiscale aspecten inkomensafhankelijk te maken. Alle kortingen zijn al genoemd. Alles wordt inkomensafhankelijk. Wat eenvoudig lijkt te worden, een tweetarievenstructuur, wordt veel ingewikkelder door de onderliggende kortingenstructuur. Daarmee wordt de duivel met Beëlzebub uitgedreven. Het kabinet geeft het overigens toe. De staatssecretaris zegt in de schriftelijke antwoorden: het laaghangende fruit is geplukt; het wordt inderdaad niet transparanter. Ik zou zeggen: het wordt intransparanter. Graag zijn commentaar daarop. Kan de staatssecretaris dit uitleggen? Dit is toch geen vereenvoudiging meer?

Als we de oude tariefstructuur zouden herstellen en in stand zouden laten — wat ons pleidooi is — kunnen we veel meer vlakke arbeidskortingen en heffingskortingen hebben. Zo is het ook begonnen in het paarse kabinet. Juist die aftrekposten veranderen in vlakke kortingen.

De marginale druk is, behalve bij die schijven en andere fiscale directe aspecten, vooral een groot probleem vanwege de omwegsubsidie bij de kinderopvang-, zorg- en huurtoeslagen. Het zijn in feite gewoon subsidies, maar omwegsubsidies via de fiscaliteit. Ik zei het al: minister Zalm was niet de man die vond dat je belasting moest uitdelen. Die moest je binnenhalen. Het is waarschijnlijk erger geworden dan hij zelf dacht. Is het dan niet beter om de omweg af te sluiten en rechtstreeks kinderopvang tot basisvoorziening te maken, bijvoorbeeld door ten dele gratis uren en vouchers aan werkende ouderen te geven? Je kunt de zorgfinanciering rechtstreeks via de verzekeraars financieren. Dat kan macro, op populatie, of het kan micro. Dat is ingewikkeld, maar het is eenvoudiger dan wat er nu is. Je kunt de woningcorporaties een grotere rol geven bij de huursubsidie of huurtoeslag, want dat houdt de huren laag en voorkomt heel veel rondpompen van geld.

Macro-economisch is dat natuurlijk niet duurder, want de kosten blijven hetzelfde. Het is het verleggen van geldstromen. Dat is eenvoudiger en je bespaart nog wat bureaucratische kosten. En het is vooral qua invoering voor de mensen buitengewoon veel simpeler en daardoor effectiever in economisch opzicht op de arbeidsmarkt en wat dies meer zij.

De heer Schalk (SGP):

Heel interessant betoog. We zitten inderdaad met al die toeslagen, kortingen en dergelijke. Is het niet veel eerlijker om bijvoorbeeld de kindertoeslag helemaal via de kinderbijslag te regelen? Dan krijgt iedereen precies evenveel.

De heer Crone (PvdA):

Ik vind dat zeker een denkbare optie. Ik wil graag in alle opzichten out of the box denken. Letterlijk out of the box: box 1, 2 en 3; laten we ook box 4 en 5 maken. Maar al die opties zijn beter, omdat we nu zulk micromanagement doen dat het om zo veel uitvoeringstechniek vraagt. In de huidige arbeidsmarkt wisselen mensen in een jaar tijd natuurlijk vaak in het aantal uren dat ze werken. Dat moeten ze steeds melden: ik heb weer meer of minder uren kinderopvang. Het is niet op te lossen binnen het stelsel.

De staatssecretaris zegt trouwens ook in zijn antwoorden dat het laaghangend fruit al geplukt is. Er is niet veel meer te halen. Dan moet je dus wat hoger in de boom klimmen en het stelsel helemaal veranderen. De staatssecretaris doet er al veel aan: er worden allerlei studies gedaan, ibo's, commissies, noem het maar op. Ik vraag hem of hij wil toezeggen dat al het denkbare onderzocht gaat worden. Dus niet alleen binnen de fiscaliteit, maar juist een brede studie. Alle ibo's die er komen, out of the box. Wil hij ons dat toezeggen, want dan kan een volgend kabinet ermee aan de slag? Ik zou het graag eerder willen, want ik gun het dit kabinet om het eenvoudiger te maken. Als de staatssecretaris het toezegt, dan kan het eerder gebeuren. Dan kan het volgende kabinet op basis van goede studies de goede beslissingen nemen. Het geheim ligt in de samenhang. Als je er één ding uithaalt en eenvoudiger maakt, werkt het niet. Als je alles optelt, zul je waarschijnlijk heel veel eenvoudige dingen kunnen regelen in een wereld van subsidie en belasting.

Voorzitter. Een ander belangrijk aspect van de rechtvaardige inkomensverdeling, maar ook van de economische verdeling, is de scheefheid in de rechtvaardigheid. Het kabinet zet grote stappen terug, als het gaat om de progressie van de belastingen. De laagste inkomens en de middeninkomens moeten het doen met 1,4% tot 1,8% inkomensstijging. De hogere inkomens met 2,1% tot 2,4% en als je meer verdient, nog meer. De hoogste inkomens krijgen dus het meest. Dat neemt nog sterk toe volgens de middellange termijnraming van het CPB, want die legacy laat dit kabinet ook na door het lage toptarief en het hoge aangrijpingspunt ervan. Daardoor neemt volgens het CPB de ginicoëfficiënt, de maatstaf voor ongelijkheid, nog verder toe. Dit kabinet laat de ongelijkheid toenemen en laat dat ook in een volgend kabinet doorklinken. Het zal niet gemakkelijk te veranderen zijn, omdat het toptarief, een ideologisch punt in dit kabinet, een volgend kabinet natuurlijk klem zet. Het kabinet zet zichzelf en toekomstige kabinetten klem wat betreft het toptarief en wat eronder zit.

Is het trouwens wel netjes om zo'n ingrijpende maatregel met een rekening van 4,5 miljard aan loon- en inkomstenbelasting achter te laten voor een nieuw kabinet? Voor ons had de tweetaks niet gehoeven. Er is nog een optie om het terug te draaien. Vandaag niet, maar misschien morgen. We zetten onszelf erg klem. Worden we daardoor niet een van de weinige landen die geen progressief tarievenstelsel meer heeft, maar een degressief tarievenstelsel? Wie was daar ooit op uit? We kunnen naar Amerika kijken, maar u zult schrikken als ik de tarieven daarvan zou noemen.

Een belangrijk bijeffect van de structuur die we nu gekozen hebben met al die inkomensafhankelijke kortingen, is dat mensen in de Wajong een enorme val omlaag maken. Ze werken vaak maar halftijds en krijgen dus niet die hoge arbeidskorting waar het lid Van Rooijen over sprak, maar bijvoorbeeld de helft. Ze gaan dus veel minder verdienen dan hun collega op de werkvloer die een gewoon minimumloon of iets erboven heeft. Als dat zo is, zou ik de staatssecretaris willen vragen om dit zo spoedig mogelijk te repareren. Het kan nooit de bedoeling zijn dat we mensen zo veel mogelijk in het normale werk willen hebben, maar dat ze aanzienlijk minder loon krijgen. Dat kan oplopen tot een verschil van netto €200 per maand. Dat geldt ook voor de WGA-werkenden. Wilt u dat repareren, vraag ik aan de staatssecretaris.

Ik sluit mij aan bij de vragen die zijn gesteld, maar onderstreep graag dat de verzilvering ook een groter probleem wordt. Hoe kleiner de belastingtarievenstructuur wordt, hoe meer mensen aan de onderkant een verzilveringsprobleem hebben en niet krijgen waar ze recht op hebben. Ik begrijp uit de stukken dat het nu om 700.000 mensen kan gaan. Kan de staatssecretaris dat bevestigen en kan hij bekijken wat daaraan te doen valt?

Een volgend punt van onrechtvaardigheid, maar ook van economische inefficiëntie in het systeem, is de belastingmix tussen aan de ene kant inkomen uit arbeid, loon en werken, en aan de andere kant de belasting op winst en vermogen. Uit alle cijfers — van het IMF, CBS en van andere zijden — wordt één ding duidelijk: de laatste jaren is het aandeel van de collectieve lastendruk in de belastingmix enorm verschoven ten nadele van de factor arbeid. In het begin noemde ik de getallen al. Dat betekent dat bedrijven minder bijbetalen. Dat is op zichzelf al niet leuk. Maar ze betalen ook niet meer mee aan voor hen te financieren onderwijsinfrastructuur, zorginfrastructuur, wegeninfrastructuur en wat dies meer zij. We weten allemaal hoe boos mensen kunnen worden als dat niet eerlijk verdeeld is. Ik hoef maar te denken aan de dividendbelasting.

Laat ik de staatssecretaris op dit punt ook prijzen, want hij is in ieder geval bezig om de internationale ontwijkings- en ontduikingsmogelijkheden zo veel mogelijk dicht te schroeien. De voorstellen die nu bij de stukken zitten zullen we steunen, over ATAD 2, DAC, enzovoort. Maar we zijn er nog lang niet, want de netto lastendruk voor de grootste bedrijven is volgens het CBS amper 16%. Voor de middelgrote bedrijven is dat amper 20%. Dat is niet het nominale tarief van 25,7, terwijl de staatssecretaris vaak heeft gezegd dat hij dacht dat in Nederland de nominale en werkelijke tarieven dicht bij elkaar liggen. Graag zijn commentaar daarop.

Bij de dalende lastendruk voor ondernemers is wel heel navrant dat ze er in 2021 nog een lastenverlichting bovenop krijgen. Dat is een lastenverlichting van de Vpb naar 21%. Nederland neemt nota bene ook nog eens de leiding in de belastingrace naar de bodem. Omliggende belangrijke landen als Frankrijk, Duitsland en België hebben een veel hoger Vpb-tarief van nog steeds rond de 25%. Is het dan wel eerlijk om het Europese gemiddelde te nemen, zoals de staatssecretaris doet? Daarbij telt ook de lage belastingdruk in de Europese landen mee. Zij werken natuurlijk in een heel andere structuur. Wij willen om die reden toch nog een beroep op het kabinet doen om de lastenverlichting van de Vpb, die niet voor volgend jaar plaatsvindt maar in 2021, niet door te zetten.

Hoe beoordeelt de staatssecretaris de Rutte-toets? Premier Rutte heeft tot grote verrassing gezegd: ze krijgen het alleen als de lonen stijgen. Wanneer vindt die toets plaats? Gaat dat ook gebeuren? De SER heeft nog twee ankers: de race to the bottom en het feit dat mensen en het bedrijfsleven moeten meebetalen, en de Rutte-toets, waarmee we hopen dat ook in de Kamer steun ontstaat om de Vpb-verlaging maar niet door te zetten.

Voorzitter. Over de volkshuisvesting wil ik kort zijn. Daar is net ook al over gesproken. De woningcorporaties hebben een gecumuleerde lastenverzwaring: de verhuurderheffing, de vennootschapsbelasting en de renteaftrekbeperking. De verlaging van 100 miljoen die ze nu krijgen is minder dan de stijging. Kunnen we op zijn minst nog een keer met de staatssecretaris in debat: waarom lastenverzwaring voor woningcorporaties, terwijl andere landen in de wereld de verhuurderheffing überhaupt vrijwel nooit heffen? Laten we ze op zijn minst helpen door de vermogensrendementsheffing verder te verlagen.

Des te navranter dat aan de andere kant van de woningmarkt de schenkingsvrijstelling van €100.000 de tegenstelling tussen de haves en de havenots verder vergroot. Die was begrijpelijk toen de markt op slot zat, maar nu is die toch niet meer nodig? Sterker nog, het maakt de huizenprijzen hoger voor de mensen die er toch al niet tussen kunnen komen. Graag de eerste reactie van de staatssecretaris op het rapport van het CBS op dit punt. Dit is niet alleen het in stand houden van de vermogensongelijkheid; dit is het vergroten van de vermogensongelijkheid. Als je eenmaal een huis hebt gekocht, is dat immers ook weer een vermogensversneller. Dat weet iedereen die ooit een huis heeft gekocht.

Voorzitter. Tot slot het Klimaatakkoord en de vergroeningsmaatregelen. Ik ben het erg eens met de heer Van Rooijen. Een enquête moet niet gaan over wie moet aftreden, maar over een probleem van de toekomst. Ik ben heel blij dat de Tweede Kamer in 1995-1996 een enquête of onderzoek over klimaatverandering heeft gehouden met allemaal hoogleraren. Dat is iedere avond uitgezonden bij Den Haag Vandaag. 1995-1996! Daar kwam helaas uit wat we nu zien gebeuren. Toen werd voorspeld dat we naar de klimaatzone van Parijs zouden gaan. Het is zelfs iets erger, want we zitten inmiddels al op het niveau van Bordeaux. Dat heeft de Kamer toen eensgezind laten zien. Ik beveel de fracties aan alle zijden aan om dat rapport nog eens na te kijken.

Helaas wisten we in 1995-1996 dus al heel veel over wat nu is uitgekomen, en ook dat we iets moesten doen. Toen dachten we nog: no-regretbeleid. Nu moeten we veel verder gaan. Maar ik beveel het graag aan. Ik was lid van die commissie en het is zeer leerzaam om dat soort dingen te doen in plaats van te moeten aftreden. Daarover zou dit hele debat hebben moeten gaan en zeker mijn inbreng: hoe krijgen we een groen stelsel? Ik weet dat deze staatssecretaris zich daarvoor het vuur uit de sloffen loopt — en niet vliegt — en dat hij in ieder geval zeer enthousiast ook internationaal optreedt voor de vliegbelastingen. Laten we hopen dat we volgend jaar een enorm debat hebben over CO2-heffingen, maar ook over hoe we vergroening in het stelsel krijgen. Graag zijn commentaar daarop.

Vorige week verscheen een rapport van het CPB dat de heffingen op de industrie helemaal niet maatschappelijk ontwrichtend zijn, maar zeer behulpzaam. Ik zou voor de volgende ronde dan ook willen bepleiten dat de staatssecretaris volgend jaar — nu zijn het nog kleine stapjes — grote stappen zet. Maar ook dan lopen we tegen het verdelingsvraagstuk aan, want uit de studies blijkt ook dat de lage inkomens vaak het moeilijkst meekomen omdat ze niet kunnen investeren of de grootste lasten krijgen. Het klimaatprobleem is dus niet alleen een natuurwetenschappelijk of technisch probleem, maar het is zeker ook een verdelingsvraagstuk. Daarover kunnen we ouderwets de messen slijpen: wie betaalt de rekening en wie niet? Maar laten we het klimaatprobleem zelf niet ter discussie stellen, maar laten we dat op die manier oplossen. Ik ben heel graag bereid om China de schuld te geven — dat is een politieke keus — maar ik ontken niet het probleem. Ik vraag de reactie van de staatssecretaris op deze CPB-studie, maar ook of hij denkt dat we volgend jaar grote stappen voorwaarts kunnen zetten.

Dan kunnen we ook meenemen — dat werd net ook door anderen gezegd — dat we op dit moment niet zo'n slim systeem hebben voor de autobelastingen. We moeten niet op techniek stimuleren, want we stellen vast dat er snel een nieuwe techniek komt. Maar dan gaan we met de hand aan de kraan de subsidie stopzetten. Als iets onhandig is voor het bedrijfsleven — van consument tot dealer tot fabrikant — is dat het stop and go-beleid. Laten we dan op middel en niet op doel heffen en stimuleren, dus op CO2, maar dan van well to wheel voor de mobiliteit. Ik vraag daarbij om een stimuleringsregeling voor de elektrische en andere schone mobiliteit, ook op twee wielen.

Ik sluit me aan bij de vragen die zijn gesteld over de glastuinbouw. Het is voor ons niet aanvaardbaar om nu in één klap tariefschijf 3 177% te verhogen, waardoor de duurzame ontwikkelingen aan die kant niet meer kunnen doorgaan, waardoor men waarschijnlijk niet meer de doelstelling van 6 megaton in het Klimaatakkoord zal kunnen halen. Ik vraag de staatssecretaris nadrukkelijk om daarvoor een oplossing aan te dragen.

En ik ben benieuwd naar de antwoorden op de vragen over de afvalstromen.

De voorzitter:

Wilt u afronden?

De heer Crone (PvdA):

Ik rond af, voorzitter. U zult begrijpen dat waar het kabinet op de hoofdpunten van economie, duurzaamheid, verdeling en rechtvaardiging van bestedingen, stappen terug zet, ik niet weet hoe ik een progressieve fractie moet adviseren om voor te stemmen, maar ik laat me graag overtuigen.

De voorzitter:

Dank u, meneer Crone. Dan is het woord aan mevrouw Van Huffelen namens D66, althans de fractie van D66.

Mevrouw Van Huffelen (D66):

Voorzitter. Ik zou willen beginnen met mevrouw Geerdink alvast te feliciteren met haar maidenspeech; ze is zo meteen aan de beurt.

Voorzitter. Voor alles is een eerste keer. En voor mij is dat vandaag de behandeling van een Belastingplan of eigenlijk een belastingpakket. Met groot genoegen heb ik mij van deze taak gekweten. Het is een omvangrijk pakket geworden; daar is ook al over gesproken. Om die reden zal ik in dit debat focussen op een beperkt aantal onderwerpen. Na een korte inleiding zal ik ingaan op het voorliggende pakket en daarna op de wensen van mijn fractie voor de verbetering van het huidige fiscale stelsel en de huidige belastingcultuur.

Vorige week is in de Tweede Kamer een lang debat gevoerd over de toeslagen kinderopvang. Een onderwerp dat nauw verbonden is met het onderwerp van vandaag. Ik zal daar later in mijn bijdrage nog op terugkomen, maar mijn fractie hecht eraan om te zeggen dat wij de kern van de conclusies van dat debat in de Tweede Kamer onderschrijven: de overheid heeft een grote verplichting jegens haar burgers om niet alleen goed beleid en goede regels te ontwikkelen, maar ook een zeer grote taak om zich in de uitvoering "menselijk" op te stellen ten aanzien van de burgers voor wie de complexiteit van de door ons gemaakte regels regelmatig moeilijk te bevatten is.

Ik zou graag de regering een compliment willen geven voor het consistente beleid dat zij voert ten aanzien van de ontwikkeling en de aanpassing van de belastingen. Dit beleid leidt ertoe dat ook in dit pakket invulling wordt gegeven aan de fundamenten van het fiscale kabinetsbeleid, zoals de aanpak van belastingontwijking en -ontduiking, een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor reële activiteiten en vergroening. De D66-fractie is verheugd over een groot aantal onderdelen van het pakket. Ik noem er een paar:

  • -De lastenverlichting voor burgers, waardoor alle inkomensgroepen profiteren van de economische groei;

  • -Het vroegtijdig invoeren van het tweeschijvensysteem. Mijn fractiegenoot Backer maakte zich vorig jaar nog zorgen of we de discipline zouden kunnen opbrengen om hiermee door te gaan. Het is verheugend om te zien dat dit is gelukt;

  • -De implementatie van een pakket van vergroeningsmaatregelen waarmee invulling wordt gegeven aan het Klimaatakkoord, voor automobilisten, woningeigenaren en bedrijven;

  • -De Wet bronbelasting, waarmee we, in lijn met het OESO-beleid, een einde maken aan een vorm van belastingontwijking via Nederland, waarmee onze reputatie in internationaal verband wordt verbeterd;

  • -Complimenten ook voor de verruiming van de werkkostenregeling die met name voor mkb-bedrijven aantrekkelijk is;

  • -En niet in de laatste plaats: de verhoging van de accijns op tabak en e-sigaretten, waarmee we een verdere invulling geven aan het realiseren van een rookvrije generatie.

Ondanks de enorme omvang van het pakket is er ook een aantal onderwerpen nog niet in dit plan opgenomen. Er werden al een aantal onderwerpen genoemd, maar ik noem er een aantal waarvan mijn fractie hoopt dat die in het aangekondigde tempo aan deze Kamer zullen worden voorgelegd:

  • -De CO2-heffing voor bedrijven;

  • -De box 3-maatregelen;

  • -Het voorstel ten aanzien van het excessief lenen bij de eigen vennootschap;

  • -De aanpassing van de stakings- en liquidatieverliesverrekening.

Ik ga verder met mijn opmerkingen bij dit Belastingpakket 2020. Naast de goede stappen die gezet zijn, heeft mijn fractie een aantal vragen en opmerkingen.

Ik zou willen beginnen met het thema van de klimaatdoelstellingen. Met dit belastingpakket worden belangrijke stappen gezet op weg naar de implementatie van de klimaatdoelen, zowel die van Urgenda als van het Klimaatakkoord. Daar is mijn fractie verheugd over. Tegelijkertijd maken wij ons zorgen over de haalbaarheid van de klimaatdoelen. De achtergrond daarvan is tweeledig. Ten eerste laten onderzoeken van onder andere de Rekenkamer zien dat de fiscale vergroeningsmaatregelen niet altijd voldoende effect hebben, bijvoorbeeld bij het stimuleren van elektrisch rijden. Daar is vanavond al eerder aan gerefereerd. Ten tweede laten de klimaat- en energieverkenningen zien dat wij de kans lopen de klimaatdoelen niet te halen als gevolg van een sterkere groei van onze economie.

Dit klinkt misschien te veel als doemdenken voor een optimistische fractie. Maar de recente stikstofcrisis laat ons zien hoe relevant het is dat we de juiste en voldoende instrumenten kiezen om onze doelen waar te maken. De regering zal er dus alles aan moeten doen om de voorgestelde maatregelen tot zo veel mogelijk resultaat te laten leiden, natuurlijk door een grondige voorlichting aan burgers en bedrijven en zeker ook door het monitoren van de voortgang.

Maar ik zou in dit verband de staatssecretaris willen oproepen om nog twee andere dingen te doen. In eerste instantie moet hij natuurlijk zorgdragen voor een zo spoedig mogelijke implementatie van de reeds aangekondigde CO2-heffing voor bedrijven, de vliegtaks en de aanpak van vervuilende brandstoffen in de zeescheepvaart. Ten tweede moet hij zo snel mogelijk een algemene CO2-heffing ontwikkelen. In de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris aangegeven dit te onderzoeken als onderdeel van een nieuw te ontwerpen belastingstelsel. De D66-fractie vraagt de staatssecretaris om een algemene heffing te ontwikkelen die al op kortere termijn kan worden ingevoerd. Dit is vooral in het kader van het halen van de klimaatdoelstellingen van dit kabinet.

Er zijn hiervoor verschillende varianten denkbaar. Recent nog zijn een aantal van die modellen door De Nederlandsche Bank naast elkaar gezet. Het Zweedse model is daarvan een voorbeeld, voor sectoren buiten de ETS. Een ander voorbeeld is het invoeren van een "vergoeding externe kosten", een soort btw waarmee de prijs van producten wordt verhoogd op basis van een waarde per ton CO2. Nog recent is aangegeven dat zo'n algemene CO2-heffing ook zou kunnen werken in het kader van de stikstofproblematiek. Natuurlijk moeten we dit alles idealiter in Europees verband doen, zeker ook nu we een Europese Commissie hebben die daar ambitieuze plannen voor heeft. Ik overweeg in mijn tweede termijn een motie op dit onderwerp in te dienen.

Ik heb ook nog een aantal andere thema's rondom het Belastingplan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Grote steun voor hetgeen mevrouw Van Huffelen hier uitspreekt. Ik heb één vraag. Moet deze staatssecretaris plannen ontwikkelen of moet deze staatssecretaris ook nu al plannen gaan uitvoeren met dit kabinet, met deze coalitie?

Mevrouw Van Huffelen (D66):

Van belang zal zijn dat het kabinet aan de slag gaat met het halen van de klimaatdoelstellingen die het zichzelf heeft gesteld voor 2020 en 2030. In dat kader zijn er plannen gemaakt. Die liggen onder andere natuurlijk vandaag voor, in het onderdeel van het plan dat gaat over de klimaatdoelstellingen, de fiscale kant daarvan althans. Daarnaast denk ik dat het relevant is om een aantal extra instrumenten te hebben. Daarmee doel ik vooral op die algemene CO2-heffing, in het geval het zo zou mogen zijn dat de instrumenten die we nu voor hebben liggen onvoldoende effect hebben. Dan hebben we een soort verzekeringspremie, zou je kunnen zeggen, voor het geval we aanvullend beleid zouden moeten voeren.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Die kans is heel erg groot, als ik kijk naar het Urgendavonnis. Over drie weken jaar breekt het jaar van de waarheid aan. Vorige week hebben we nog met de minister van Economische Zaken en Klimaat ter zake van de Kolenwet besproken dat de kans natuurlijk heel groot is dat in 2020 de uitstoot van Nederland niet conform de rechterlijke uitspraak is. Dan zou de oproep van mevrouw Van Huffelen vandaag moeten zijn: staatssecretaris, kom binnen twee, drie maanden met een soortgelijk voorstel, een reservepakket, want de kans dat we het moeten gaan inzetten is wel heel groot. Dan moet je niet wachten tot een volgend kabinet, want dan zitten we ver over 2020 heen. Lees ik het goed?

Mevrouw Van Huffelen (D66):

Natuurlijk zal de regering, in het geval dat nodig zal zijn, met zo'n reservepakket moeten komen. Wat ik deze staatssecretaris vooral vraag is om bij een onderwerp waarvan hij zelf al had gezegd ermee aan het werk te willen gaan, te kijken of hij kan versnellen, om dat een belangrijk onderdeel te laten uitmaken van een mogelijk versnellingspakket van de regering.

Er is nog een aantal andere thema's dat ik aan de orde zou willen stellen rondom het belastingpakket. Dat is onder andere de verhoging van de ODE. Het is ook al door een aantal andere leden van deze Kamer genoemd. Ondanks de discussie daarover in de Tweede Kamer en de toezegging van de staatssecretaris om te monitoren zijn er vanuit vele sectoren, niet alleen de glastuinbouw, maar vooral daarvan, zorgen op dit punt. Het is helder dat het kabinet heeft gekozen voor een verschuiving van de ODE van burgers naar bedrijven, maar de lasten bij bedrijven die al investeringen hebben gedaan, lijken hierdoor sterk verhoogd te worden. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij, in lijn met eerder gestelde vragen, ons meer kan inlichten over twee dingen. Zou hij willen ingrijpen wanneer op basis van monitoring zou blijken dat er dingen niet goed gaan? Heeft hij, samen met de minister van LNV, inmiddels ook al een instrument ontwikkeld voor het eventueel toevoegen van SDE-middelen?

Een tweede thema is de belasting op buitenlands afval. In het kader van de Urgenda-uitspraak, heeft het kabinet ervoor gekozen om een belasting te heffen op de import van buitenlands afval. Daarmee stoppen we de import van CO2. Ook vanuit de afvalbranche is er een voorstel gedaan om op een andere manier die doelstelling te realiseren. Dat voorstel was bij de behandeling van het Belastingplan in de Tweede Kamer nog niet gereed. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of er inmiddels voortgang is op dat plan en of dat eventueel een betere bijdrage zou kunnen leveren aan het realiseren van de Urgendadoelstellingen.

Ik zou willen overgaan op mijn derde blokje: de noodzaak tot verandering. Bij de bestudering van het pakket en op basis van de recente discussies in Nederland is het helder geworden dat het huidige stelsel toe is aan grondige verandering. De kern van de problematiek ligt onder meer in de complexiteit van het stelsel, het steeds ingewikkelder worden van het doorvoeren van wijzigingen, de veranderingen in onze eigen maatschappij, bijvoorbeeld de wens voor duurzaamheid en verandering in de arbeidsmarkt, en de erosie van de huidige grondslagen. De staatssecretaris heeft dat ook aangegeven in zijn bouwstenenbrief van 15 april. In die brief wordt een aantal onderzoeken aangekondigd op basis waarvan vanaf komend voorjaar kan worden gewerkt aan een nieuw stelsel.

Wat de D66-fractie betreft is een aantal elementen in een dergelijk stelsel van groot belang. Op basis van de uitgangspunten van het sociaalliberalisme zijn er twee in dit kader van belang. De eerste is: beloon prestatie en deel de welvaart. De tweede is: streef naar een duurzame en harmonieuze samenleving. Vanuit die uitgangspunten willen wij de staatssecretaris vragen om in zijn zoektocht naar een nieuw stelsel de volgende elementen nadrukkelijk mee te nemen.

  • -In eerste instantie: uitgaan van een breed welvaartsbegrip, waarin er waardering is voor materiële welvaart, maar ook voor werken, leren, gezondheid, wonen, diversiteit en milieu.

  • -Ten tweede: uitgaan van een stelsel dat niet alleen naar het hier en nu kijkt, maar ook naar het elders en later, in lijn met de Monitor Brede Welvaart.

  • -Ten derde: een stelsel dat zich kenmerkt door het belasten van consumptie en het gebruik van grondstoffen, meer dan het belasten van arbeid, volgens het principe dat de vervuiler betaalt.

  • -Ten vierde: een stelsel dat een rechtvaardige inkomens- en vermogensontwikkeling mogelijk maakt voor alle generaties.

  • -Ten vijfde: een stelsel dat rekening houdt met een veranderende arbeidsmarkt en veranderende verdienmodellen van bedrijven, zowel nationaal als internationaal.

  • -Ten zesde: een stelsel dat ondernemerschap, innovatie en bedrijvigheid waardeert.

  • -Ten zevende: een stelsel dat internationaal coherent is, wat eventueel zou kunnen betekenen dat we het systeem van unanimiteit van besluitvorming in EU-verband moeten verlaten.

  • -Ten achtste en ten slotte: een stelsel waarin alternatieven worden gezocht voor de mix van belastingen innen en toeslagen uitkeren.

Ik vraag de staatssecretaris of hij deze uitgangspunten wil meenemen in het ontwerp van een nieuw stelsel. Ik ontvang daarop graag zijn reactie.

Ik heb in dit kader nog een bijzondere wens op basis waarvan ik overweeg om in tweede termijn een motie in te dienen. Het betreft het thema van de marginale druk. Op basis van dit belastingstelsel wordt de marginale druk weliswaar meer evenredig verspreid, maar is hij nog bijzonder hoog: zo'n 80% tot 85% in de inkomensgroep van rond de €30.000. Daardoor is het voor bepaalde beroepsgroepen minder aantrekkelijk om meer te gaan werken — dat werd eerder vanavond ook al gezegd — of voor jonge mensen in een bepaalde fase van hun leven. Op basis van de analyses die wij hebben gedaan, gaat het vooral om jonge vrouwen die in deeltijd werken in het onderwijs en de zorg, terwijl de D66-fractie hen juist wil stimuleren om meer te gaan werken, vanuit emancipatoire overwegingen en om de tekorten aan werknemers in die specifieke sectoren aan te pakken. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij niet alleen in een nieuw te ontwerpen stelsel maar ook in het Belastingplan 2021 aandacht kan besteden aan deze specifieke problematiek. Dat zou ook kunnen door de kinderopvang als basisvoorziening te subsidiëren in plaats van de huidige toeslagenregeling. Graag hierop een reactie van de staatssecretaris.

De heer Crone (PvdA):

Een motie dien je in als je iets gevraagd hebt wat niet wordt toegezegd. Ik heb ook gedacht: zal ik een motie indienen over de marginale druk? Dat heb ik om die reden niet gedaan. Ook deze staatssecretaris heeft al talloze stukken geschreven over hoe het allemaal anders kan, maar hij heeft niet de politieke ruimte om het te doen. Dus moeten we niet gewoon zeggen: zeg alstublieft toe dat u alles doet wat nodig is, dat u out of the box denkt — want het past niet in die boxen — en dat u met allemaal voorstellen komt?

Mevrouw Van Huffelen (D66):

Ik wacht natuurlijk graag het antwoord van de staatssecretaris af, maar het gaat inderdaad in die richting. We willen ervoor zorgen dat we de problematiek — u stipte die eerder ook al aan in uw bijdrage — van jonge werkenden, vaak vrouwen, in bepaalde sectoren kunnen aanpakken. We willen juist hen stimuleren om meer deel te nemen aan de arbeidsmarkt en om langer te gaan werken.

De heer Crone (PvdA):

De ellende is dat het een veelkoppig monster is. Waren het alleen maar de vrouwen die nog vaak in deeltijd werken. Het zijn ook de kostwinners, zal ik maar zeggen, in het anderhalfverdienersgezin — Nederland heeft immers een anderhalfverdienerssamenleving — en al die Wajongers en noem maar op. Laten we alsjeblieft aan de staatssecretaris vragen om er geen politiek spel met moties van te maken, maar om het samen op te lossen; een staatscommissie misschien.

Mevrouw Van Huffelen (D66):

Ik ben er altijd voor om samen op te lossen, maar in dit verband wacht ik het antwoord van de staatssecretaris graag af.

De heer Schalk (SGP):

Een heel interessant punt dat mevrouw Van Huffelen maakt. Ik herinner haar eraan dat er misschien geen moties nodig zijn, omdat er al een motie-Schalk over dit punt ligt en ook een motie-Ester. Toen was er geen steun van D66, maar vanaf heden wel. Laten we dat oppakken en aan de staatssecretaris vragen om het op te lossen.

Mevrouw Van Huffelen (D66):

Ik zal die moties graag gaan bekijken, maar ik ben bang dat ze niet helemaal over hetzelfde onderwerp gaan. Maar dat zal ik bezien. In mijn tweede termijn kom ik er graag op terug.

De heer Schalk (SGP):

Ik zal zorgen dat u ze krijgt, mevrouw ... Ik zal zorgen dat mevrouw Van Huffelen ze krijgt, voorzitter.

Mevrouw Van Huffelen (D66):

Fantastisch, dank u wel.

Een tweede punt: op weg naar een nieuwe belastingcultuur voor bedrijven en de Belastingdienst. Een nieuw belastingstelsel op basis van bouwstenen alleen is niet voldoende. Het gaat ook om de wijze waarop overheid en burgers en bedrijven zich in dit kader tot elkaar verhouden: wat is onze belastingcultuur? Mijn fractiegenoot Backer heeft daar in zijn bijdrage bij het vorige Belastingplan ook aandacht voor gevraagd. In dat kader is mijn fractie verheugd over de aankondiging van de staatssecretaris dat hij samen met bedrijven en hun adviseurs wil gaan werken aan een tax governance code, gericht op de maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven om belasting te betalen over reële activiteiten. Hij organiseert in dat verband binnenkort ook een conferentie. Een en ander zou wat mij betreft moeten leiden tot twee zaken: een versimpeld en transparanter belastingstelsel voor bedrijven, zo veel mogelijk geüniformeerd in Europa, en, minimaal even belangrijk, een cultuur bij bedrijven waarin zij zich committeren aan het vaststellen van een heldere fiscale strategie, een open interactie met belastingautoriteiten en transparantie over hun belastingbetalingen, en natuurlijk het niet actief inzetten op ontwijking. We zouden daarbij onder meer kunnen werken op basis van de Responsable Tax Principles van The B Team.

Dit vergt ook een Belastingdienst die werkt op basis van het principe "controle is goed, vertrouwen nog beter". Want wanneer bedrijven zich aanpassen, en ook de Belastingdienst, dan pas doorbreken we de spiraal van de zeer complexe regelgeving waarmee we nu werken en de daaruit voortvloeiende enorme administratieve lasten, de voortdurende zoektocht van bedrijven naar nieuwe mazen in de wet en een Belastingdienst met vooral een politiefunctie. Bovendien wordt met een dergelijke cultuur het vestigingsklimaat voor bestaande en nieuwe bedrijven sterk verbeterd. Een goed ondernemersklimaat is immers belangrijk voor heel Nederland. Is de staatssecretaris het met de fractie van D66 eens dat de introductie van een tax governance code en een cultuur bij de Belastingdienst gebaseerd op het principe "controle is goed, vertrouwen nog beter" de kern zouden moeten zijn van de samenwerking tussen bedrijven en de Belastingdienst?

Ik sluit af met het onderwerp waarmee ik startte: de uitvoeringsproblematiek bij de Belastingdienst. Die is groot en de oorzaken zijn divers: de complexiteit van wet- en regelgeving, de mix van innen en uitkeren, de verouderde IT-systemen en de cultuur bij de Belastingdienst, veelal gestimuleerd door politieke oproepen tot meer fraudebestrijding. Dit alles kan, ondanks ook het zeer goede werk van de Belastingdienst, leiden tot zeer schrijnende situaties, zoals we hebben gezien in het toeslagendossier. Zolang wij nog geen nieuw stelsel hebben, noopt dat de regering en het parlement tot prudent opereren.

Ik noem een paar punten. Wij moeten ons beperken in het toevoegen en wijzigen van regels. Uitvoeringstoetsen moeten serieus uitgevoerd worden. Dat is een taak voor de staatssecretaris. Wij als parlement moeten ze serieus nemen. Natuurlijk moet gewerkt worden aan het op orde krijgen van de IT en het vereenvoudigen van de processen van de Belastingdienst. Maar ik vraag de staatssecretaris vooral ook een prudente cultuur van omgang en handhaving te introduceren. Zoals ik aan het begin van mijn bijdrage aangaf, is het van groot belang dat de Belastingdienst bij de uitvoering van zijn werkzaamheden denkt en werkt vanuit de menselijke maat. Dat betekent uitgebreide voorlichting over regelingen vooraf en een zeer toegankelijk en goed uitgerust loket, met medewerkers die deskundig zijn en het mandaat hebben om knelpunten daadwerkelijk op te lossen. En daarnaast moet er ook een systeem van handhaving zijn dat werkt op basis van diezelfde menselijke maat: behulpzaam, rechtvaardig, transparant en alleen streng en hard als het niet anders kan, waarbij rekening wordt gehouden met het doenvermogen van mensen. Ook hier gebaseerd op het adagium: controle is goed, maar vertrouwen nog beter.

Ik kijk uit naar de beantwoording van mijn vragen door de regering.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Huffelen. Dan geef ik het woord aan mevrouw Geerdink voor haar maidenspeech.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Mijnheer de voorzitter. Belastingen zijn van alle tijden. Ze spiegelen de wereld waarin we leven. Als de maatschappij verandert, dan veranderen de belastingen mee. Een maatschappij die sneller verandert dan haar belastingstelsel leidt tot onrust en protest. Omgekeerd geldt hetzelfde. Dat maakt belastingen zo boeiend. Mensen die werken met de uitkomsten van de besluiten die we in deze Kamer nemen op het terrein van belastingen, zijn over het algemeen heel sensitief ten aanzien van de effecten van de wereld waarin we leven op de belastingwetgeving en vice versa. En dat maakt belastingmensen zo boeiend.

Voorzitter. Het is een grote eer om als fiscalist in deze Kamer, namens de VVD, voor burgers en bedrijven in Nederland de fiscale wetgeving te mogen beoordelen op haar uitvoerbaarheid, rechtmatigheid en doelmatigheid. Ik doe dat heel expliciet ook voor alle adviseurs en alle medewerkers van de Belastingdienst die zich bewust zijn van de wereld waarin zij leven en de veranderingen in opvatting over goed en kwaad, rechtvaardig en onrechtvaardig ter harte nemen.

Na mijn studie fiscale economie in de jaren negentig van de vorige eeuw stonden er eigenlijk drie beroepskeuzes open: inspecteur worden bij de Belastingdienst, werken als belastingadviseur in een internationale of nationale belastingadviespraktijk, of de wetenschap. Ik koos toen heel bewust voor het internationale adviesvak, vanwege de snelheid, de creativiteit en het zoeken en vinden van oplossingen voor complexe vraagstukken. Ook al had de Belastingdienst destijds uitstekende interne opleidingsmogelijkheden en bood hij, voor diegenen die dat zochten, een zeker, veilig en rustgevend bestaan. Je verliest er wel wat vrienden en kennissen mee, door te werken bij de Belastingdienst, maar dat deerde diegenen die dit carrièrepad kozen niet. De generatie fiscalisten vóór mijn generatie was grotendeels opgeleid door de Belastingdienst. Ook toen stond de interne opleiding van de Belastingdienst hoog in aanzien.

En nu kies je voor de Belastingdienst als je van verandering houdt en wilt bouwen aan een organisatie die nooit failliet zal gaan. Dat betekent dus dat er hoop is voor de Belastingdienst, want de mensen zullen de Belastingdienst uiteindelijk veranderen, niet de systemen. De vraag is alleen of de Belastingdienst het tempo van de veranderingen in de maatschappij kan bijbenen. Dat vergt, zo hebben we gemerkt, een enorme cultuuromslag.

De komende jaren hebben we goede fiscalisten, of ze nu van de Belastingdienst komen of van de universiteit, hard nodig. Want ons belastingstelsel kun je zonder adviseurs eigenlijk niet meer doorgronden. Dat geldt voor mensen met een baan, mensen die in deeltijd werken — daar hebben we het over gehad — mensen met een uitkering, mensen met spaargeld of beleggingen, mensen die grensoverschrijdend werken, zelfstandigen, ondernemers, directeuren-grootaandeelhouders, multinationals, ouderen, studenten en allen die het klimaat een warm of een misschien iets minder warm hart toedragen. Letterlijk iedereen zou zelfstandig in staat moeten zijn om het belastingstelsel te begrijpen. Het is echter zo ingewikkeld geworden dat zelfs ICT-systemen het niet meer aankunnen. Het is zo complex geworden dat ook het belastingstelsel de maatschappij niet meer kan bijhouden. Die complexiteit slaat terug op de uitvoering van de wetten die wij goedkeuren in deze Kamer.

Vandaag beoordelen we wetgeving die de administratieve lasten voor ondernemers met naar schatting 22 miljoen euro laten stijgen en hopen we dat afschrikwekkende antimisbruikwetgeving internationaal georiënteerde ondernemers niet weerhoudt om te blijven ondernemen in Nederland. De voorliggende wetgeving bevat ook nieuwe bronbelastingen, uitstel van toegezegde tariefsverlagingen en de invoering van diverse grondslagverbredingen. De rekening wordt neergelegd bij het grotere bedrijfsleven.

Ondernemers die in het buitenland handel willen drijven, krijgen te maken met verschillende belastingsystemen en winnen gelukkig en logischerwijs advies in. Adviseurs zullen de structuur die het beste past bij de onderneming veiligheidshalve aan de Belastingdienst moeten melden, op straffe van hoge boetes en het risico van naming-and-shaming jaren later on top. De Belastingdienst wil alles weten, vooraf, via een aangifte en via controle achteraf. De Nederlandse Big Brother, alhoewel het de vraag is of de Belastingdienst het aankan, deze informatieoverload. Het is in dit kader bijna — ik zeg: bijna — te begrijpen dat er nu ook gevraagd wordt naar de namen en rugnummers van de ambtenaren die de kinderopvangtoeslagen op brute wijze hebben teruggevorderd. In wat voor een wereld zijn we beland? De VVD is benieuwd naar de visie en de verwachtingen van de regering ten aanzien van de werking en de te behalen resultaten van deze maatregelen. Is het niet hoog tijd om in te zetten op een duidelijke en heldere tax governance?

Voorzitter. De werkende Nederlander geniet een belastingverlaging vanwege de stijging van met name de arbeidskorting. De zelfstandigen genieten ook de voordelen van de hogere arbeidskorting maar raken wel stap voor stap de zelfstandigenaftrek kwijt. Deze schuif is op zich interessant, omdat het de weg naar het eenvoudiger tweeschijvensysteem vrijmaakt. Dit Belastingplan leidt tot een hogere belastingdruk voor het internationaal georiënteerde bedrijfsleven ten gunste van de werkende Nederlander en Nederlandse ondernemingen met reële activiteiten. De ondernemers die daadwerkelijk waarde toevoegen, zijn de ondernemers die zorgen voor de banen — laten we dat niet vergeten — die zorgen voor de duurzame ontwikkelingen gericht op het klimaat en het milieu en die zorgen voor de groei van de brede welvaart voor ons allen.

Enerzijds inzet op het verlagen van de belastingdruk voor burgers, anderzijds het afromen van de winsten van de grotere ondernemingen, naast een omvangrijke fraude- en antimisbruikaanpak voor in potentie alle ondernemingen die internationaal handeldrijven. Deze aanpak zou in balans moeten worden uitgevoerd. Naast fraudebestrijding ook verlaging van de belastingdruk voor internationaal opererende ondernemingen. En-enbeleid. Want anders bestaat de kans dat de goeden onder de kwaden lijden. Anders wordt Nederland belastingland. Belastingontduiking aanpakken is goed, maar doorslaan is fout. Dat laatste dreigt te gebeuren als alles in principe het stempel van misbruik en fraude krijgt, als dubbele belastingheffing op de koop toe wordt genomen, als maatregelen niet proportioneel meer zijn, enorme documentatieverplichtingen worden opgelegd en als er onvoldoende of zelfs geen rechtsbescherming is. Dat geldt dus niet alleen voor de toeslagenpraktijk van de Belastingdienst. De regering heeft daar gemerkt dat dan de onrust de kop opsteekt. Een duidelijk signaal.

Gezien het pakket maatregelen is de vraag gerechtvaardigd hoe we Nederland aantrekkelijk blijven houden als vestigingsland, zonder ons op belastinggebied in internationaal verband uit de markt te prijzen. Hoe komen we vanuit de huidige, ingewikkelde en uitgedijde wetgeving weer tot een strak belastingstelsel dat voldoet aan de beginselen van neutraliteit, rechtszekerheid, eenvoud en herkenbaarheid? Hoe blijft de overheid betrouwbaar, als de koers niet alleen bij de verkiezingen, maar ook tussentijds blijft wijzigen en de regering niet doorzet en echte stappen neemt naar een nieuw, duurzaam belastingstelsel in plaats van onderzoek op onderzoek te stapelen?

Zoals gezegd, het begint bij de wereld waarin we leven en die moet gespiegeld gezien terugkomen in het belastingstelsel in brede zin, dus inclusief die toeslagen. Dus als er nieuwe belastingen uit Europa bij komen, dan geeft dat aanleiding om de bestaande belastingen in Nederland tegen het licht te houden en wat te minderen, zodat het totale plaatje weer klopt. De overheid houdt de spiegel vast en moet er geen lachspiegel van maken: dan is het geen neutrale spiegel meer. Het moet niet uitmaken in welke rechtsvorm een ondernemer onderneemt. Het moet niet uitmaken of er met eigen vermogen of met vreemd vermogen ondernomen wordt. Tijdelijk kan de overheid de spiegel best even scheef houden, als een maatschappelijk breed gedragen transitie een duwtje nodig heeft, zoals nu met het Klimaatakkoord, maar ook dan moet het beeld niet vervormd worden en moet de belastingdruk niet onevenredig uit balans slaan.

Voorzitter. We leven nu in een tijd waarin de mensen in de spiegel kijken en niet meer begrijpen wat ze zien. Daarom stel ik de volgende drie aanpassingen/aanbevelingen voor aan de regering, zodat men weer recht in de spiegel kan kijken. De eerste is: terug naar de basis. Belastingen moeten fair zijn en de overheid moet betrouwbaar zijn, zowel op wetgevingsgebied als op uitvoeringsgebied. Ten tweede: laat Nederland niet "belastingland" worden, zeker niet als in de Europese Unie terecht geconcurreerd wordt via belastingstelsels. En drie: laat werken en meer werken, lonen. Dat is vanavond ook al vaker gezegd. Een nieuw belastingstelsel moet dat doel centraal stellen.

Deze drie punten loop ik nu langs in het kader van de voorstellen die nu voorliggen en de voorstellen waarvan we weten dat ze gaan komen. Die laatste zijn ook al genoemd. Daarbij leg ik hier en daar de vinger op een barstje in de huidige spiegel.

Ik begin met aanbeveling nummer één: belastingen moeten fair zijn en de overheid moet te vertrouwen zijn. We gaan terug in de tijd, want belastingen zijn van alle tijden, zoals gezegd. In de Romeinse tijd voerde keizer Diocletianus een vermogensrendementsheffing in om zijn oorlogen te bekostigen. Hij hief zogenaamde tributa. De heffingsgrondslag van tributa bestond uit lijsten die bij de laatste census waren opgesteld door ambtenaren van de hogere overheid. Die lijsten bevatten een optelsom van voornamelijk materiële vaste activa, dus grond, vroeger ook slaven, vee, voorraden, gereedschappen en dergelijke. De waarde van deze vermogensbestanddelen was geschat en een percentage ervan, meestal 1%, moest bij wijze van tributum worden afgestaan. Niet zozeer het vermogen werd belast, maar de middelen voor de productie. Dat ging goed totdat het aantal van hen die ontvingen dat van de gevers enorm begon te overschrijden. Dit kwam doordat de bestaansmiddelen van de boeren waren verbruikt door de enorm zware belastingen. De akkers werden verlaten en bouwland veranderde in bos. De heffingsgrondslag was feitelijk door het belastingstelsel van de keizer zelf om zeep gebracht, ook al was het uitvoeringstechnisch een hele eenvoudige belasting, geheven op basis van een lijst, een soort Romeinse vooringevulde aangifte. De keizer vond het een makkelijk te innen belasting.

Vergelijk nu de huidige box 3-wetgeving en de voorgestelde aanpassing van de box 3-heffing met deze Romeinse tributa. Spaarders en beleggers worden belast op forfaitaire wijze op basis van middelen die gespaard of belegd worden. Als er te veel geheven wordt over meer dan de daadwerkelijke rendementen die behaald worden, wordt een forfaitaire rendementsheffing net als in de Romeinse tijd niet als een faire belasting gezien en zullen maatschappelijke effecten optreden. Box 3 is een forfaitaire heffing die door de Hoge Raad is aangemerkt als zijnde in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het is zeer de vraag of de wetswijziging van 2017 tot een andere beoordeling door diezelfde Hoge Raad zou leiden. Een complexe aanpassing van box 3 is in het vooruitzicht gesteld. Die aanpassing is complex vanwege de anti-arbitrage, zo complex dat het twee jaar duurt voordat de aanpassing geëffectueerd kan worden. Ondertussen, zo voorspelt de VVD-fractie, zullen beleggers en spaarders anticiperen, net zoals de akkers verlaten werden in de Romeinse tijd. Waarom past de regering niet op voorhand de nu al jaren maatschappelijk onredelijk gevonden belastinggrondslag van box 3 aan door simpelweg een tijdelijke drempelvrijstelling in te voeren naast de huidige algemene vrijstelling? Dan kan ondertussen box 3 worden omgebouwd tot een heffing op daadwerkelijk genoten rendementen. Alleen dan zal sprake zijn van een faire heffing.

Dan naar de betrouwbare overheid als aanbeveling. "Betrouwbaar" wil zeggen dat je doet wat je belooft en belooft wat je doet. In dat kader is een regeerakkoord een belofte. Als je afwijkt van het regeerakkoord, doe je niet wat je belooft. Ook als je maatregelen verschuift in de tijd, doe je niet wat je belooft. Dan verlies je uiteindelijk het vertrouwen. Een betrouwbare overheid is ook: evenwicht tussen de ontvanger en de gever, rekening houdend met de altijd zwakkere rechtspositie van de gever, zijnde de belastingplichtige. In dat kader vindt de VVD bijvoorbeeld de huidige 4% te betalen belastingrente in de inkomstenbelasting niet passen bij een betrouwbare, rechtvaardige overheid.

Dat de Belastingdienst vooraf over informatie wil beschikken, is in een transparante wereld helemaal geen probleem, mits de overheid bij monde van de Belastingdienst ook vooraf en in return zijn opinie wil geven over de fiscale consequenties in situaties die ingewikkeld zijn. Dat zorgt voor duidelijkheid en rust en een klimaat waarin in elk geval ondernemers het beste gedijen. Dat vergt een dienstverlenende Belastingdienst, waarbij ondernemers en adviseurs een naam en een telefoonnummer van een besluitvaardige contactpersoon bij de Belastingdienst krijgen om vooraf af te stemmen. Dat betekent dat we het echt wél gemakkelijker kunnen maken.

De voorgestelde verhoogde opslag duurzame energie, ODE voor het gemak, voortvloeiend uit het Klimaatakkoord, is een laatste voorbeeld. Dit is een maatregel met een schokeffect die het beeld van een betrouwbare overheid raakt. Het grote tariefverschil tussen twee schijven in de heffing, gecombineerd met een gewijzigde verdeling tussen burgers en bedrijven, leidt naar verwachting tot een zeer grote stijging van de lastendruk voor ziekenhuizen en bedrijven in de gezondheidszorg, de glastuinbouw, de foodsector en de chemie. Het is de onvoorspelbaarheid van de impact van de maatregel die terugslaat op de betrouwbaarheid van de overheid. Kan de regering uitleggen waarom de maatregel op deze wijze is vormgegeven en er niet is gekozen voor een getemporiseerde invoering van de heffing die rechtstreeks voortvloeit uit het Klimaatakkoord?

Dan naar aanbeveling nummer twee: belastingwetgeving moet niet leiden tot het in Europees verband verslechteren van de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven. Dat brengt me bij de twee wetsvoorstellen die gebaseerd zijn op de Europese richtlijnen ATAD 2 en DAC6 over anti-misbruik en meldingsplicht voor intermediairs en belastingplichtigen. De voorstellen gaan op diverse punten verder dan op basis van de Europese richtlijnen nodig is. Daarover heeft de VVD-fractie veel vragen gesteld in haar schriftelijke inbreng. De VVD-fractie is op dit punt heel helder: ze leiden tot disproportionele maatregelen die zeer waarschijnlijk in relatie tot Europees recht niet houdbaar zullen zijn en de facto ons hele bedrijfsleven, niet alleen de multinationals maar ook het mkb, op achterstand zetten, Europees en mondiaal. Waarom is dat nodig, zo vragen wij de regering. En is de regering bereid om de koppen die erop zijn gezet, er volgend jaar weer af te halen via reparatiewetgeving? Wij zijn benieuwd naar het antwoord van de regering en zullen in tweede termijn hierover waarschijnlijk een motie indienen.

Ten slotte de derde aanbeveling: eenvoud als kenmerk van het ware en focus op werk. Ons stelsel van belastingen en toeslagen kraakt en piept en de Belastingdienst kan het niet meer aan. In het Verenigd Koninkrijk is men sinds 2015 bezig met een grote hervorming van het belastingen- en toeslagensysteem. De afgelopen vijf jaar is toegewerkt naar een sluitend systeem met een zogenaamde "living wage" in combinatie met een "universal credit" en verlaagde belastingen en premies op arbeid. In het kort gaat het om het geleidelijk verhogen van het minimuminkomen tot een niveau waarbij je kunt leven zonder overheidssteun. Individuele toeslagen worden afgebouwd en vervangen door de zogenaamde "universal credit" voor mensen die door ziekte, handicap of ouderdom niet kunnen werken. Tegelijkertijd zijn de belastingen en premies op arbeid verlaagd, met als gevolg dat werkgelegenheid en participatiegraad in het Verenigd Koninkrijk zijn gestegen. Zou dit ook in Nederland kunnen werken? Het is eenvoudig en uitvoerbaar. Graag verneemt de VVD-fractie de reactie van de regering op de transitie van onze buren aan de overkant van de Noordzee.

Goed voorbeeld doet volgen. Het is tijd om out of the box te denken. Dat geldt zeker voor de noodzakelijke veranderingen en aanpassingen van ons Nederlandse belasting- en toeslagenstelsel. Het komt uiteindelijk neer op durf, op lef om de stap naar een grondige herziening te nemen. Als de spiegel dreigt te knappen, moet niet gewacht worden totdat dat gebeurt. Zet een streep onder al die onderzoeken. Mensen worden ongeduldig.

"There is no such thing as society: there are individual men and women, and there are families." The Iron Lady sloeg daarmee de spijker op zijn kop: het gaat niet om het systeem, niet om de overheid en ook niet om de spiegel, maar om de mensen en de ondernemingen in handen van mensen van wie de overheid elk jaar weer een grote bijdrage vraagt. Vergeet daarbij niet de welwillende en betrokken belastingmensen, de medewerkers van de Belastingdienst én de fiscalisten die adviseren. Wees er trots op, we zullen ze nog hard genoeg nodig hebben.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Geerdink. Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Staat u mij toe iets van uw achtergrond te schetsen. U studeerde fiscale economie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Na uw afstuderen bent u gaan werken als belastingadviseur bij twee van de Big Four, zoals de grote accountancykantoren wel kwantitatief worden gerubriceerd. Bij Ernst & Young hield u zich bezig met internationale fiscale advisering en bij Deloitte met advisering aan middelgrote en grote Nederlandse ondernemingen.

In 1999 maakte u een uitstapje naar de rijksoverheid toen u senior beleidsmedewerker werd op het ministerie van Economische Zaken. U was projectleider bedrijfsopvolging en landelijk projectleider bedrijvenloket. U keerde na vier jaar terug naar de fiscale adviespraktijk toen u belastingadviseur werd bij Spigthoff. Vervolgens was u vijf jaar lang directeur/eigenaar van PWGA Strategische en fiscale advisering. De werkgroep rond de vraag waar dat een afkorting van is, is nog steeds bezig met zijn werkzaamheden. Ik zeg uw Kamer toe dat ik u van de uitkomst op de hoogte zal stellen.

In 2014 werd u directeur van Hefpunt, de organisatie voor de belastingsamenwerking van waterschappen in Noord-Nederland. Hefpunt fuseerde vervolgens met de afdeling Belastingen van de gemeente Groningen. U werd kwartiermaker en beoogd directeur van de nieuwe organisatie Noordelijk Belastingkantoor. Op 1 januari 2018 was de fusie rond. Een halfjaar geleden legde u uw functie neer in verband met uw lidmaatschap van de Eerste Kamer voor de VVD.

Momenteel bent u actief als toezichthouder bij onder meer het Wilhelmina Ziekenhuis Assen en de Houdstermaatschappij Fondsen Overijssel. Ook bent u bestuurslid van de Stichting Liszt Concours en van het Henk de By Fonds dat het internationale pianoconcours ondersteunt.

Het senatorschap is niet uw eerste functie als volksvertegenwoordiger. Van 2002 tot 2006 was u voor de VVD gemeenteraadslid in Amsterdam en van 2011 tot 2014 fractievoorzitter in de Provinciale Staten in Groningen.

Een dossier dat u in die jaren veel bezig heeft gehouden, is dat van de gevolgen van de gaswinning. Tegen het Groningse OOG TV zei u daarover in 2013: "Het allerbelangrijkste is dat de mensen veilig zijn en de vrijheid hebben om te wonen waar ze willen." De aardbeving van vorige week in Garrelsweer toonde nog maar eens aan hoe belangrijk die veiligheid en vrijheid zijn.

Nogmaals van harte welkom en we kijken uit naar uw verdere inbrengen.

Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken zodat de overige collega's u kunnen feliciteren, waarbij ik u als Voorzitter graag als eerste feliciteer.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Schalk.

De heer Schalk (SGP):

Dank u, voorzitter. Meestal zijn maidenspeeches zo mooi dat iedereen aanwezig is, maar deze speech was zo mooi dat iedereen nu weggejaagd lijkt te zijn. Maar goed, alle getrouwen zitten er nog. Straks, aan het einde van mijn betoog, als mevrouw Geerdink terug is, ga ik haar feliciteren met haar prachtige maidenspeech.

Nu alles er anders uitziet, ga ik het ook maar heel anders doen. Ik ga dit keer beginnen met complimenten voor de wetsvoorstellen die gericht zijn op het voorkomen van oneerlijkheid, de aanpak van criminaliteit, het stopzetten van witwassen en het vrijwaren van Nederland als doorvoerland van fout geld. De wetsvoorstellen die dergelijke praktijken aanpakken, krijgen uiteraard de volle steun van mijn fractie.

Er zijn ook zorgen over een paar wetsvoorstellen en ik focus dan ook op een paar zaken. Dat zijn de Belastingdienst, de belastingheffing voor burgers en iets over het bedrijfsleven. Ik begin met de Belastingdienst.

Soms ben je blij dat je zomaar opeens hulp van onverwachte zijde krijgt, zoals een paar weken geleden, toen de heer Klaver van GroenLinks met het lumineuze idee kwam om met de kinderopvangtoeslagen te stoppen. Helemaal mee eens. Het betreft een onmogelijke situatie van rondpompen van geld. Iedereen is in de war, zelfs de Belastingdienst. Ook de staatssecretaris zou waarschijnlijk heel blij geweest zijn als dit construct nooit bedacht was geweest. De oplossing van de heer Klaver bij zijn goede inval is echter niet de onze. Hij wil iedereen drie dagen gratis opvang geven, alsof dat niet betaald hoeft te worden. Het miljardentekort zou bekostigd moeten worden door de winstbelasting van bedrijven te verhogen, alsof dat gratis geld is.

De SGP heeft een beter en veel simpeler idee. Blijkbaar wordt het inmiddels ook ondersteund door de Partij van de Arbeid. Dat hoorde ik zojuist. Laat al die gelden voor kinderopvangtoeslagen — het gaat om 3,4 miljard — gewoon naar de ouders lopen via de kinderbijslag. Dat is een eerlijk en overzichtelijk systeem dat we al tientallen jaren hanteren. Kan de staatssecretaris ingaan op deze suggestie?

Dit idee staat niet op zichzelf. De kinderopvangtoeslagregeling is er maar een van vele. Er zijn zo veel regelingen, toeslagen, kortingen en heffingen. Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen is er al over gesproken. Toen werd het een tombola genoemd, meen ik. Dat was natuurlijk niet in de betekenis van een loterij waarmee iedereen altijd prijs heeft, maar in de betekenis van de grabbelton. Er komt geen einde aan en elke nieuwe regeling, toeslag, korting of heffing moet ingeregeld worden door de Belastingdienst. Wij zijn getuige geweest van de puinhoop die er is ontstaan. En toch kunnen we daarbij niet alleen naar de Belastingdienst wijzen. Ik heb het vanavond al eerder gezegd in een interruptie. Het kabinet en het parlement moeten ook de hand in eigen boezem steken. De grabbelton is namelijk op poten gezet door de beleidsmakers, gefaciliteerd door de wetgevers en vastgesteld door het parlement. Hoe moeten we uit deze situatie komen? Is het de inzet van het kabinet om hier drastische versobering in aan te brengen?

Voorzitter. Namens de fractie van de SGP wil ik graag suggesties doen om de wirwar te ontrafelen. Deze suggesties zijn ontstaan naar aanleiding van de eerdere gedachtewisseling tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen. Ik roep in herinnering dat ik toen gesproken heb over de oneerlijke belastingheffing voor eenverdieners. U weet wel, de situatie dat eenverdieners met een modaal inkomen tot ongeveer zes keer zo veel belasting betalen als tweeverdieners die samen hetzelfde salaris verdienen. Typisch geval van gerommel met heffingen, kortingen et cetera. Helaas blijft de regering tot nu toe in gebreke om deze ongelijke behandeling aan te pakken. Er is wel wat geschoven waardoor de ontwikkeling van de koopkracht nu bijna gelijk op loopt, maar de oneerlijke belasting blijft bestaan. De kloof tussen een- en tweeverdieners wordt niet opgeheven. De heer Ester heeft gewezen op de arbeidskorting. Dat is een bot instrument geworden.

Een andere grote boosdoener uit de grabbelton is de afbouw van de overdraagbare algemene heffingskorting als prikkel om iedereen aan het werk te krijgen. Deze afbouw loopt nu vanaf 2009. Inmiddels zijn degenen die daardoor de arbeidsmarkt op moesten écht wel aan het werk. Maar de afbouw gaat maar door en de overdraagbaarheid daalt nu tot 20%. Inmiddels probeert de regering krampachtig om de koopkracht van tweeverdieners en eenverdieners in ieder geval tegelijk te laten stijgen. Dat betekent dat er elk jaar een nieuwe maatregel bedacht moet worden om de koopkracht van de eenverdiener in de pas te laten lopen met die van de tweeverdiener. Wordt het geen tijd om deze oude politiek te stoppen en de afbouw van de overdraagbaarheid te bevriezen, bijvoorbeeld op 20% volgend jaar?

Voorzitter. Nog beter zou het zijn als we de afbouw in de komende jaren zouden terugdraaien, zodat iets gedaan kan worden aan de enorme kloof tussen een- en tweeverdieners. Die kloof wordt nog eens vergroot door de inkomensafhankelijke combinatiekorting, de IACK. Dat is een instrument om de arbeidsparticipatie en de economische zelfstandigheid van partners te bevorderen. Kunnen we dit niet ook als achterhaald instrument beschouwen? Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij wil onderzoeken of de IACK inmiddels verleden tijd kan worden? Of kan de IACK zo worden ingezet dat door deze korting de kloof tussen een- en tweeverdieners niet nog verder wordt vergroot?

Voorzitter. Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen is ook over deze situatie gesproken. De staatssecretaris en de minister hebben tijdens dat debat steeds gewezen op onderzoek dat momenteel loopt naar de fiscale bouwstenen. Dit onderzoek komt in het voorjaar van 2020 uit. Nu dat onderzoek nog loopt, zou ik willen vragen of de staatssecretaris bereid is om de onderzoekers ook te laten kijken naar de door mij genoemde Jozeftaks. Ik heb gemerkt dat die enige uitleg vraagt, omdat in de Bijbel meerdere personen Jozef heten. Het gaat hier niet over Jozef uit het Nieuwe Testament, die de pleegvader werd van Jezus. Het zou in deze adventstijd passend zijn om met elkaar te spreken over Jozef en Maria die naar Bethlehem gingen, alwaar Jezus werd geboren in een stal. Maar vandaag heb ik het over de Jozef uit het Oude Testament.

Overigens feliciteer ik mevrouw Geerdink natuurlijk van harte met haar prachtige maidenspeech. Het was in het begin van mijn termijn wat ingewikkeld om u te feliciteren.

Deze Josef was er nog ver voor de Romeinse tributa van Diocletianus. Het gaat over de Jozefeconomie, waarvan het kenmerk is dat er in goede tijden gespaard wordt zodat in slechte tijden bijgesprongen wordt met het gespaarde geld. In vervolg daarop heb ik gepleit voor de Jozeftaks. Het verhaal over Jozef gaat immers verder dan alleen sparen en weer uitgeven. Ik verwijs naar Genesis 47. Daarin wordt verhaald dat Jozef de graanschuren van Egypte heeft gevuld. Als de crisis uitbreekt, verkoopt hij eerst koren voor geld, dan voor vee, voor werkkracht en vervolgens voor land. Als de Egyptenaren niet meer kunnen betalen, springt Jozef opnieuw bij. Hij geeft ze gratis koren, maar ze moeten van de oogst 20% afdragen. Ik noem dat een Jozeftaks. Die gold voor iedereen, of hij weinig of veel land had, veel of weinig graan, goede of slechte oogst. In feite was de Jozeftaks een echte vlaktaks, zonder toeslagen, heffingen, kortingen en wat dies meer zij. Mijn vraag is: kan bij het onderzoek naar de fiscale bouwstenen ook de idee van een echte vlaktaks worden meegenomen, maar anders dan nu beoogd wordt, namelijk in combinatie met het opheffen van allerlei heffingen en toeslagen?

Voorzitter. Er is ook nog een andere route denkbaar. Heel veel regelingen lopen via het gezinsinkomen. Denk aan huurtoeslag en zorgtoeslag, maar ook het box 3-inkomen kan naar eigen inzicht over twee partners verdeeld worden. Alleen de inkomstenbelasting is plotseling een individuele regeling, die geen recht doet aan de verbintenis die mensen aangaan binnen een huwelijk. Die verbintenis geldt blijkbaar wel bij de eerder genoemde zaken, maar niet bij de belastingen. Is de staatssecretaris bereid om ook de optie om inkomstenbelasting te heffen op basis van gezinsinkomen te laten meenemen bij het onderzoek naar de fiscale bouwstenen?

Voorzitter. Ten slotte nog een paar opmerkingen over maatregelen die het bedrijfsleven treffen. Allereerst de verhoging van de lasten voor bedrijven. Op zich is de fractie van de SGP het ermee eens dat bedrijven ook een eerlijk deel moeten bijdragen, maar laten we de waarde van ondernemers niet uit het oog verliezen. Ondernemers zijn van groot belang en het mkb is de motor van onze economie. Die verdienen niet alleen geld, maar ook een positieve bejegening.

De fractie van de SGP heeft ook nog een vraag over de situatie rond de afvalstoffenheffing op geïmporteerd afval en een dringende oproep om de voorstellen van de sector serieus te nemen. Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij hierover in gesprek blijft met de sector?

Ten slotte de Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord. Natuurlijk zijn er aspecten die steun verdienen, maar deze wet brengt met name belangrijke sectoren diep in de problemen door de opslag duurzame energie, de heffing op de reguliere energiebelasting op verbruik van energie. Bedrijven, de glastuinbouw, waterschappen en scholen krijgen allemaal te maken met een flinke lastenverzwaring. Hoe komt het dat bijvoorbeeld de glastuinbouw plotseling geconfronteerd wordt met die hoge lastenverzwaring? Het lijkt erop dat er vooraf geen overleg is gevoerd met de sectoren waarbij de lastenverzwaring het grootst is. Is de staatssecretaris bereid om dat in de toekomst wel te doen? Ik zie uit naar de reactie van de staatssecretaris.

De heer Van Strien (PVV):

Ik zat even na te denken over het voorstel van de heer Schalk om de kinderopvangtoeslag om te zetten in kinderbijslag. Ik vroeg mij af of de heer Schalk zich ervan bewust is dat een deel van die kinderbijslag naar het buitenland gaat, bijvoorbeeld naar landen als Marokko, die vervolgens niet meer met je willen praten. Is de heer Schalk zich daarvan bewust? Of is hij met bijvoorbeeld de PVV van mening dat er geen kinderbijslag naar het buitenland zou moeten?

De heer Schalk (SGP):

Ik ben mij ervan bewust, zeg ik tegen de heer Van Strien via de voorzitter, dat er inderdaad ook kinderbijslag naar het buitenland vloeit. Daar hebben we in de vorige Kamerperiode ook over gesproken, bijvoorbeeld toen het ging over een verdrag met Marokko. De heer Van Strien kent de visie van de SGP daarop. Dat geldt wellicht ook voor de kindertoeslagen. En als dat niet zo is, is dat mooi. Maar als het gaat over mijn voorstel, dan is dat vooral bedoeld om ervoor te zorgen dat er een eerlijke verdeling van de toeslagen komt voor alle gezinnen. We hebben te maken met een situatie waarin er in feite een toeslagenregeling is bedacht die mensen de arbeidsmarkt opjoeg. Iedereen die dat wilde, is dat inmiddels wel gaan doen. Iedereen die dat niet kan, wordt nu eigenlijk steeds achtergesteld. Daarom zou het veel eerlijker zijn als je de kinderbijslag zou verhogen voor iedereen. Dan kan men zelf bepalen of men dat gebruikt om zelf voor de kinderen te zorgen of om daarvoor kinderopvang in te kopen via een erkend bedrijf of via familie.

De heer Van Strien (PVV):

De SGP realiseert zich dan dat een deel daarvan, wat nu naar de kinderopvang gaat, dan naar het buitenland gaat?

De heer Schalk (SGP):

Ik realiseer me dat wij in dit land wettelijke regelingen hebben die ook consequenties hebben voor situaties in het buitenland. Ik kan me voorstellen dat als deze suggestie zou worden overgenomen, er heel goed gekeken wordt of dat enorme bedragen zijn en of daardoor de kinderbijslag naar het buitenland heel erg sterk verhoogd zou moeten worden. Ik kan me voorstellen dat het kabinet daarvoor goede voorstellen doet.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Over de Jozeftaks.

De heer Schalk (SGP):

Ja, mooi hè?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het zou kunnen dat de geschiedenis zich gaat herhalen. Ik heb scherpe herinneringen aan het financieel-fiscale duo van de CDA-fractie in de Tweede Kamer ten tijde van Paars II, de heren Balkenende en Reitsma, die bijna even beroemd waren als de toenmalige staatssecretaris Financiën van het kabinet-Den Uyl. Zij waren zeer voor een Jozeftaks, een vlaktaks. Na lang aandringen heeft een van de eerste kabinetten-Balkenende toen een exercitie gedaan naar een Jozeftaks. Ik zie het plaatje van de inkomenseffecten nog voor me: die schoten werkelijk alle kanten uit. Je hebt het dan echt over +25% of +30% of -40%. Het rapportje ligt vast nog ergens in de la bij Fiscale Zaken bij Financiën. Over die percentages gaat het dan. Ben je bereid om dat te accepteren? Mijn fractie is dat nooit. Daarom is de vlaktaks een buitengewoon slecht idee. Maar nu de heer Schalk zo persisteert — we hebben hem bij de Financiële Beschouwingen ook gehoord — moet ik kennelijk aannemen dat we Nederlandse burgers dit soort gierende inkomenseffecten van zo'n Jozeftaks met plezier gaan aandoen. Klopt dat?

De heer Schalk (SGP):

In ieder geval zal ik niet met plezier iemand iets aandoen waar hij erg veel last van heeft. Laten we daarmee beginnen. Maar eerlijk gezegd ken ik het onderzoek van destijds niet. Ik kan dus ook niet helemaal inschatten of de heer Balkenende voldoende op de hoogte was van hoe de Jozeftaks echt in elkaar zat. Werd er destijds bijvoorbeeld ook uitgegaan van het stopzetten van alle toeslagen en dergelijke, zodat je echt een vlaktaks krijgt? Dat is dus anders dan we op dit moment meemaken. We gaan nu naar die twee schijven, en dat wordt ook een soort vlaktaks genoemd, maar die wordt enorm beïnvloed door al die toeslagen en regelingen. Ik heb een enorme hekel aan datgene wat bijvoorbeeld mevrouw Van Huffelen ook benoemde, namelijk die enorme, gigantische marginale druk. Vorig jaar en het jaar daarvoor liep die soms op tot 96% of zelfs boven de 100%. Als je van €22.000 naar €32.000 groeide in inkomen, dan ging je er van die €10.000 netto ongeveer €450 op vooruit. Dat heb ik vorig jaar voorgerekend. Dat soort manieren van belasting heffen vind ik net zo vreemd als de problemen waar je misschien tegenaan loopt als je met een echte vlaktaks gaat beginnen. Ik snap dat er problemen zijn. Mijn verzoek is ook niet om nu eventjes de knop om te zetten en dit vanaf nu te doen. Maar mijn verzoek is of dit meegenomen zou kunnen worden in het onderzoek naar de fiscale bouwstenen. Een beetje creatief omgaan met dit soort onderwerpen kan geen kwaad. Als er een goed onderzoek ligt van destijds waar de heer Balkenende bij betrokken was, dan zullen degenen die nu onderzoek aan het doen zijn het vast en zeker nog weten te vinden.

De voorzitter:

De heer Vendrik, tot slot.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het was volgens mij een onderzoek van Fiscale Zaken van Financiën. Dan weet je dat de kwaliteit hoog is.

De heer Schalk (SGP):

Zeker, vast wel.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dus prima als we dat nog een keer in kopievorm krijgen. Dan gaan we opnieuw zien dat een vlaktaks gigantische herverdelingseffecten heeft slash extreem duur is. Dat kan nooit uit. Mijn andere vraag gaat over de toeslagen.

De voorzitter:

Graag een korte vraag, want we lopen nu uit de tijd.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De heer Schalk verwees ook naar de toeslagen. Dat was inderdaad de volgende stap die datzelfde kabinet toen op last van het CDA zette. De zorgtoeslag is de grootste. Die raakt de grootste hoeveelheid burgers. Zou de heer Schalk voor mij kunnen duiden hoe we die kunnen afschaffen? Zou het denkbaar zijn dat we weer een inkomensafhankelijke zorgpremie gaan invoeren, die we vroeger gewoon hadden?

De heer Schalk (SGP):

We kunnen al dat soort toeslagen langs gaan lopen, maar dat is mijn bedoeling met dit debat niet. Mijn oproep is om naar een vlaktaks te kijken waar de inkomensafhankelijke toeslagen, die ons dwarszitten, niet in worden meegenomen. Als dat leidt tot een heel wonderlijke manier van belasting heffen, dan kan ik me voorstellen dat de uiteindelijke conclusie zal zijn dat we het niet moeten doen. Maar voor mij is nu in ieder geval niet helder of het wel of niet werkbaar is. Ik weet dat er bijvoorbeeld in de Baltische staten wel mee gewerkt wordt en dat dat best voldoet, zover ik kan overzien.

De voorzitter:

Dank u wel. We krijgen de heer Vendrik straks nog in zijn eigen termijn. Ik vermoed dat dit onderwerp nog terugkomt.

De heer Schalk (SGP):

Dat zou zomaar kunnen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Schalk. Ik geef nu opnieuw het woord aan de heer Van Strien namens de PVV.

De heer Van Strien (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik feliciteer mevrouw Geerdink met haar maidenspeech en ik zie uit naar inhoudelijke discussies met haar in de toekomst. Ik dank vervolgens ook de staatssecretaris en zijn ambtenaren voor de deze keer correcte beantwoording op mijn vragen. Niettemin blijft er een ongekend aantal problematische onderwerpen: extra wetten om aan Europese richtlijnen te voldoen en vooral geen spoor van vereenvoudiging van het belastingstelsel waar al jaren om gevraagd wordt. Ik zal mij moeten beperken om dat in zeventien minuten te bespreken.

In de Algemene Financiële Beschouwingen is al uitgebreid aan de orde geweest hoe de koopkracht de afgelopen jaren fors is achtergebleven bij de economische groei. Dat gaat er door de klimaathysterie niet beter op worden. Gigantische uitgaven die betaald moeten worden uit belastingopbrengsten. Met ons belastingstelsel zelf gaat het ook steeds verder bergafwaarts. Het dolgedraaide toeslagenstelsel, ontstaan uit de voortdurende nivelleringsdrang, is een van de oorzaken. Het is vandaag al herhaaldelijk aan de orde gekomen. In de eerste plaats veroorzaken die toeslagen samen met het inkomensafhankelijk maken van vrijwel alle kortingen vooral voor de middengroepen een bizarre marginale belastingdruk die langer werken of soms überhaupt werken in de weg staat. Daarnaast veroorzaakt het toeslagenstelsel de grootst mogelijke problemen in de uitvoerende sfeer bij de Belastingdienst.

In totaal wordt jaarlijks 12,8 miljard euro aan toeslagen rondgepompt aan 5 miljoen huishoudens. Dat leidde bij de definitieve vaststelling, zo las ik, tot het onvoorstelbare aantal van 2,3 miljoen terugvorderingen, samen voor ongeveer 1 miljard euro, waarvan in 300.000 gevallen tot dwanginvorderingen: beslagleggingen op huizen, auto's enzovoort. In nog eens anderhalf miljoen gevallen bleek de toeslag te laag en dat leidde weer tot 500 miljoen aan nabetalingen. In meer dan de helft van de gevallen was de toeslag onjuist. Dat is een bizar hoog aantal fouten, veroorzaakt door zwalkend beleid, met wanhopige burgers en ambtenaren als gevolg. Inmiddels zijn door dit systeem duizenden burgers zowel financieel als emotioneel aan de rand van de afgrond gebracht.

Voorzitter. Ik wijs daarbij niet in de eerste plaats naar de Belastingdienst. Die mensen zijn opgeleid om geld te innen. De schuld ligt vrijwel uitsluitend bij de politiek en bij de laatste kabinetten, die ieder jaar weer nieuwe vormen van nivellering en scherpslijperij bedenken om het systeem verder te compliceren en daarmee uiteindelijk de belastingmoraal te ondergraven. Ieder jaar hebben we het hier over vereenvoudiging van het systeem. Ieder jaar wordt het ingewikkelder. Ieder jaar worden er toezeggingen gedaan dat het beter wordt. Nooit is overigens gesleuteld om die beloofde €1.000 euro eens terug te geven. Ik herhaal hier nog maar weer de vraag aan de staatssecretaris wanneer die vereenvoudiging komt. Of moeten we hiervoor op een nieuw kabinet wachten? In dat geval is dat een extra reden om te hopen dat zo'n nieuw kabinet er snel komt.

Voorzitter. Box 3 is ook zo'n grabbelton van de overheid. Daar worden burgers gedeeltelijk onteigend omdat ze meer belasting moeten betalen dan ze inkomsten op hun vermogen hebben. Daarmee handelt de regering in strijd met het EVRM, een verdrag waar links Nederland op andere momenten voortdurend mee loopt te wapperen. Ik kom daar straks nog op terug.

Voorzitter. Zowel dit als het vorige kabinet heeft er, door middel van jaarlijkse accijns- en/of btw-verhogingen, een hobby van gemaakt om uiteraard heel Nederland, maar vooral de kleine middenstanders in de hele grensstreek het leven zuur te maken. Door het grote verschil in de prijs voor autobrandstoffen en alcoholische dranken tussen Nederland enerzijds en Duitsland en België anderzijds dat de afgelopen twee kabinetten is ontstaan, zijn niet alleen de benzinepompen, maar ook de middenstanders die zich in de nabijheid van die benzinepompen bevinden, langs het gehele grensgebied gesloten of tot een zieltogend bestaan veroordeeld. Ook dat is weer een nieuwe poging om de middenstand verder de afgrond in te duwen. Ik kan het regelmatig met mijn eigen ogen aanschouwen, want ik woon 30 meter van de Duitse grens af.

We zien ook een verdere verhoging van de tabaksaccijns. Waarschijnlijk leidt deze verhoging door gedragseffecten en illegale handel eerder tot een lagere dan een hogere opbrengst. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris aan de overkant een evaluatie heeft toegezegd. Los van het feit dat dat natuurlijk mosterd na de maaltijd is omdat tegen die tijd alweer een aantal middenstanders het loodje hebben gelegd, vraag ik de staatssecretaris of hij zich realiseert dat er een combinatie-effect optreedt. En goedkopere benzine, én goedkopere drank én goedkopere sigaretten drijven steeds meer burgers de grens over om daar inkopen te doen, vooral omdat de koopkracht door de rampzalige achtereenvolgende kabinetten-Rutte ook al achterblijft bij onze buitenlandse buren. De hele middenstand in de grensstreek wordt hierdoor getroffen.

Voorzitter. Ik kom bij de autobelasting. Het kabinet heeft een jaar of tien geleden toegezegd dat de aanschafbelasting voor auto's, de bpm, geleidelijk zou worden afgeschaft. Deze heffing zou in 2018 helemaal verdwenen zijn. Ook dat was weer zo'n in beton gegoten afspraak. Het vorige kabinet-Rutte heeft nog in 2015 beloofd om de bpm stapsgewijs af te bouwen. De aanschafbelasting geldt als fraudegevoelig bij het importeren van tweedehandsauto's. Bovendien proberen veel kopers de belasting te drukken door uit het buitenland te importeren. Vandaar dat de vorige staatssecretaris van Financiën ervan af wilde. Ondertussen is er een hele industrie ontstaan van handelaren die ongebruikte auto's, met of zonder schade, importeren uit het buitenland en deze met winst verkopen in Nederland, gebaseerd op onnavolgbare bpm-berekeningen voor jonge tweedehandsauto's. Uit de memorie van antwoord weten we waar het aan ligt: het Klimaatakkoord. Dat voorziet namelijk niet in een afbouw van de bpm. Dan weten onze burgers ook weer dat het Klimaatakkoord op werkelijk alle terreinen voor zowel geplande als onverwachte lastenverzwaringen zorgt.

Voorzitter. Terwijl de CO2-uitstoot van nieuwe personenauto's volgens berekeningen van BOVAG en RAI Vereniging daalt, weet het kabinet jaarlijks honderden miljoenen extra aan bpm-inkomsten binnen te halen, terwijl die bpm toch CO2-afhankelijk gemaakt is. In 2016 vloeide er nog 1,55 miljard aan bpm de schatkist binnen. In 2017 was dat al 2 miljard euro. Vorig jaar stegen de inkomsten door naar 2,27 miljard euro. En ook voor dit jaar is 2,3 miljard voorzien. Dat is een stijging van 13,5%. Al met al haalt het kabinet in korte tijd ruim 700 miljoen euro per jaar extra binnen aan aanschafbelasting. En dat terwijl de staatssecretaris heeft bezworen dat de totale bpm-opbrengst op basis van het nieuwe meetsysteem voor CO2 gelijk blijft ten opzichte van de geraamde opbrengst, die gerealiseerd zou worden op basis van het oude meetsysteem. Rara, hoe kan dat, zo vraag ik de staatssecretaris. Kan de staatssecretaris zich voorstellen dat dit voor de gewone burger het zoveelste bewijs is van de onbetrouwbaarheid van de overheid?

Voorzitter. Ik kom bij box 3: de rente- en rendementstombola van dit kabinet. We treffen grote vermogens aan bij de pensioenfondsen en in de Quote 500. Zowel de pensioenfondsen als de rijken uit de Quote weten dat grote beleggers gemiddeld mooie rendementen maken, van pakweg zo'n 7% per jaar. Daarnaast hebben we de kleine spaarder, die op dit moment op zijn best nog 0,05% rente op zijn spaarrekening krijgt. En we hebben de iets rijkere middenstander, die zijn bedrijfje verkocht heeft en van dat geld onder andere graag zijn oude dag wil financieren omdat de kassen van de pensioenfondsen op slot zitten. Het lijkt er nu op dat de glossyrijkdom uit de Quote tot een zodanige afgunst en verwarring leidt bij alle rechtgeaarde socialisten dat ze er helemaal groen van zien en niet meer weten wat ze moeten doen. Dat is nog de meest gunstige uitleg: socialisten zijn nu eenmaal dol op andermans geld.

Ik begin bij de pensioenfondsen, die het geld beheren van de gewone Nederlander. Om te verhinderen dat dat geld uit die pensioenfondsen bij de rechtmatige eigenaren terechtkomt, moeten zij zich met een 1.500 miljard aan vermogen onnodig arm rekenen. Ze moeten net doen alsof ze de komende 100 jaar het rendement van de kleine spaarder uit box 3 halen, of misschien zelfs nog minder, namelijk 0%, terwijl de langetermijnrendementen zoals gezegd op zo'n 7% uitkomen. Op deze manier wordt gepoogd gepensioneerden te korten, of in ieder geval te voorkomen dat ze geïndexeerd worden.

Dan de kleine spaarder in box 3. Die wordt aangeslagen voor het percentage uit het verleden. Bij een al tien jaar dalende rente is dat altijd hoger dan wat hij werkelijk ving, maar omdat dat voor hollebolle gijs nog niet voldoende is, krijgt hij de fictie in zijn maag gesplitst dat hij voor een derde van zijn spaarcentjes net zo goed belegt als die pensioenfondsen of de mensen uit de Quote.

Dan de twee categorieën daarboven in box 3. Die worden bijna geheel afgerekend op de rendementen van de pensioenfondsen en de mensen uit de Quote.

Dan ten slotte de vermogens uit de Quote. Die zitten helemaal niet in box 3, maar in box 2. Die betalen overigens, mag ik althans hopen, netjes btw, loonbelasting en weet ik wat al niet en uiteindelijk nog een keer Vpb en, zodra ze het geld uit het bedrijf halen, nog een keer dividendbelasting.

Voorzitter. De conclusie is duidelijk. Ten minste de spaarders betalen meer belasting over hun banktegoed dan wat zij aan rente ontvangen. Pure staatsdiefstal, vinden gedupeerde belastingbetalers. Een excessieve heffing, aldus de Hoge Raad, die volgens deze hoogste belastingrechter niet eindeloos mag voortduren.

Als je de impact van rechterlijke uitspraken over stikstof en pfas beziet, zou je denken dat de staatssecretaris onmiddellijk actie onderneemt. Maar niets is minder waar. De reden daarvoor kun je vinden in de voortgangsrapportage Heffing box 3 op basis van werkelijk rendement uit 2017. Daarin staat wat een heffing op basis van werkelijk rendement in het verleden zou hebben opgeleverd. Daar zien we dat zo'n heffing bijvoorbeeld in het crisisjaar 2008 zou hebben betekend dat de overheid een negatieve opbrengst van 8,8 miljard zou hebben geboekt. De werkelijke opbrengst in dat jaar was ongeveer 4 miljard, zodat beleggers in dat jaar — dat zal socialisten goeddoen — voor ongeveer 13 miljard bestolen zijn. Maar ook werd toen voorzien — let wel: in 2017 — dat de opbrengst van een heffing op het werkelijke rendement bij hypothetische invoering in de jaren 2017 tot 2019 2 miljard minder zou opbrengen dan een heffing gebaseerd op fantasierendementen van toenmalig staatssecretaris Wiebes uit het kabinet-Rutte II. Een angstaanjagend vooruitzicht voor Rutte II. Maar het bedrog gaat vandaag de dag gewoon door, met uitstel, uitstel, uitstel. Schandelijk en onnodig, zeggen deskundigen. Lees de brief van de NOB van 25 oktober jongstleden, zou ik zeggen.

Voorzitter. Een van de argumenten van de staatssecretaris, namelijk dat de operatie na een heffing op werkelijk rendement budgetneutraal moet verlopen, vind ik echt bizar. Dat lijkt op een dief die, nadat hem zijn buit is ontnomen, zegt: dan moet ik naar mijn volgende slachtoffer, want ik werk budgetneutraal.

Voorzitter. Nog een paar laatste woorden over de opslag duurzame energie, de ODE. Nu zijn door de stijgende ODE-tarieven onder andere het mkb, de tuinbouw en publieke instanties zoals scholen en ziekenhuizen weer de sigaar. Deze energiebelasting is werkelijk de nieuwe melkkoe van de regering. De auto is uitgemolken en energie heeft iedereen nodig. Dit alles om op kosten van de belastingbetaler met subsidiestromen te kunnen strooien om een volstrekt oncontroleerbaar en dus onhaalbaar en zinloos doel te bereiken, te weten: de vermindering van CO2-uitstoot. Daar komt binnenkort weer bovenop dat enorme investeringen in het elektriciteitsnet, die nodig zijn om decentraal opgewekte energie terug te leveren aan het net — overigens, op momenten dat niemand die energie nodig heeft — ook weer doorbelast gaan worden. Ook dan zal de gewone burger weer de klos zijn. Denk eens, zo vraag ik dit kabinet, aan de al jaren niet meer stijgende koopkracht.

Voorzitter, ik sluit af. Ik hoop dat dit kabinet zich ook eens deze gewetensvraag stelt: hoelang denkt men hiermee door te kunnen gaan?

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Strien. Dan geef ik het woord aan de heer Essers namens de fractie van het CDA.

De heer Essers (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Graag wens ik collega Geerdink van harte geluk met haar maidenspeech en wens ik haar veel plezier en succes met het vervolg van haar Kamerlidmaatschap.

Het is mij een grote eer en genoegen om na drie periodes als senator, van 2003 tot 2015, en een Eerste Kamervrije periode van 2015 tot 2019, thans als herintreder weer op deze plaats het woord te mogen voeren, en dan nog wel over het door mij zo geliefde terrein van het belastingrecht. Veel dingen veranderen, ook in deze Kamer, maar gelukkig niet de sfeer van collegialiteit en de altijd bestaande bereidheid bij uw medewerkers om ons te ondersteunen. Ik kijk dan ook uit naar de verdere continuering van mijn Kamerlidmaatschap.

Voorzitter. Fortiter in re, suaviter in modo. Sterk in de zaak, soepel in de uitvoering. Dat was lang geleden het motto van de aan het eind van de jaren zestig van de vorige eeuw opgeheven Rijksbelastingacademie. Dat motto is feitelijk ook altijd de lijfspreuk van de Nederlandse Belastingdienst geweest. Met dat eerste onderdeel, sterk in de zaak, zit het wel goed bij dit kabinet. Dat blijkt ook uit dit belastingpakket, waarvan wij in het bijzonder de tot stand gebrachte lastenverlichting zeer op prijs stellen, met dank ook aan de minister van Financiën.

Maar hoe zit het met het tweede onderdeel, soepelheid in de uitvoering? Deskundigheid en volharding, gepaard aan redelijkheid in de uitvoering en toegankelijkheid: daar heeft de Belastingdienst tot ver buiten de eigen landsgrenzen altijd veel lof mee geoogst. Als je echter kennisneemt van de ernstige problematiek rondom de uitvoering van de toeslagen, blijkt het met de soepelheid in de uitvoering niet best te zijn gesteld, om maar eens een understatement te gebruiken. Ofschoon de dienstleiding kennelijk wist dat er ouders waren aan wie de kinderopvangtoeslag werd onthouden, hoewel ze te goeder trouw waren, moesten deze toch maar onder de kwaden lijden, als was het onvermijdbare collateral damage in een oorlogssituatie. In combinatie met de rigide regeling van deze toeslag was daardoor de menselijke maat ver te zoeken, met alle gevolgen van dien.

Nog voor het zomerreces begon, heeft deze Kamer ook de naweeën van andere fouten van de Belastingdienst in de toeslagensfeer onder ogen gezien. Dat was bij het kindgebonden budget. Ook daarbij was lange tijd geen sprake van een soepele uitvoering van dit budget en van het rechtzetten van door de fiscus gemaakte fouten. Van een volledig herstel is nog altijd geen sprake. Fouten die langer dan vijf jaar geleden zijn gemaakt, worden namelijk niet gecompenseerd. Daarvoor worden gedupeerden naar de burgerlijke rechter verwezen.

Voorzitter. Waar komt deze hardvochtige houding vandaan? Wellicht uit een te sterk doorgeslagen houding om fraude en het ontgaan van belasting aan te pakken? Dat zou kunnen, maar kan allerminst als een rechtvaardiging dienen. Het wordt dan ook de hoogste tijd om na te denken over het ontvlechten van de Dienst Toeslagen en de Belastingdienst en van het indien mogelijk verplaatsen van geldstromen van de individuele burgers naar uitkerende instanties, zoals zorgverzekeraars en woningcorporaties. Wij wachten met spanning de resultaten van thans lopende onderzoeken af en hopen daarover spoedig met de staatssecretaris te beraadslagen. Graag vernemen wij van de staatssecretaris welke cultuurwijzigingen bij de Belastingdienst worden nagestreefd en wat er is gebeurd met de aanbevelingen van het rapport-Borstlap/Joustra.

De heer Crone (PvdA):

Ik ben heel blij met deze opstelling van het CDA. Ik zei net dat juist het CDA heel graag marktconforme prijzen wilde voor de zorg, de kinderopvang enzovoorts. Dat heb je dan niet meer. Daar ben ik blij om. U geeft de oplossing die ik ook aangaf: doe het rechtstreeks via de instellingen.

De heer Essers (CDA):

Het een hoeft het ander niet uit te sluiten. De omvang van de toeslagen die naar die instanties leidt, is natuurlijk een verhaal dat je nog best kunt voortzetten. Dus het behoeft niet per se te betekenen dat je dan een bedrag los van de individuele situatie aan die instantie doet toekomen. Waar het om gaat, is dat je burgers niet geld doet toekomen dat naderhand teruggevorderd moet worden.

De heer Crone (PvdA):

Het is van tweeën een. Of de instellingen krijgen het geld en dat zegt u ook en daar ben ik het mee eens. Die moeten concurreren om de beste kwaliteit, want je gaat met je kind naar de beste kinderopvang die je in de buurt kan vinden, maar dan is het niet meer inkomensafhankelijk, want je kunt niet vragen dat private instellingen het loonstrookje gaan controleren.

De heer Essers (CDA):

Het is inderdaad een van de complicaties dat je privacygevoelige informatie hebt. Dat zal je moeten afwegen tegen de voor- en nadelen van het huidige systeem. Ik zeg ook niet dat dat dé oplossing is. Het gaat mij erom dat het voor de hand lijkt te liggen om in plaats van miljoenen burgers geld te geven dat eigenlijk een soort voorschot is, dat te concentreren bij één instantie.

De heer Crone (PvdA):

We hebben maar een handvol zorgverzekeraars in dit land. Je kunt de populatie zo zien. De laagbetaalden betalen relatief veel en dan maak je op basis daarvan een verantwoorde schatting en compenseer je hun en dan is de premie voor iedereen veel lager. Dus er zijn oplossingen voor. Ik ben blij dat u weer in het goede kamp zit.

De heer Essers (CDA):

Graag gedaan.

De bij een oorlogssituatie passende retoriek van collateral damage en de daarbij horende mentaliteit, zie je ook terug bij een tweetal wetsvoorstellen die deel uitmaken van het belastingpakket dat wij vandaag en morgen behandelen. Deze wetsvoorstellen, de bronheffing op rente en royalty's alsmede ATAD 2, worden door de regering "prohibitieve heffingen" genoemd. Daarmee bedoelt men heffingen die, als het goed is, budgettair niets zullen opleveren omdat belastingplichtigen er wel voor zullen waken om ermee te maken te krijgen. Dat mag zo zijn, het blijft echter toch goed voorstelbaar dat bedrijven in de praktijk wel degelijk met deze heffingen kunnen worden geconfronteerd. Zeker, fraude en agressieve belastingontwijking moeten worden tegengegaan, daar is ook de CDA-fractie van overtuigd en daarin steunt zij de staatssecretaris, maar door de gecompliceerdheid van de desbetreffende bepalingen zou je er ook als bonafide bedrijf zomaar mee te maken kunnen krijgen. Alle ondernemingen moeten bij alle intraconcern rente- en royaltybetalingen nagaan en vastleggen of de conditionele bronbelasting wel of niet van toepassing is. Leidt dit niet tot een disproportionele uitvoeringslast, zo vraag ik de staatssecretaris. Is overigens bij de Wet bronbelasting de kans niet groot dat deze wet volgend jaar, nog voordat zij is ingevoerd, weer dient te worden aangepast naar aanleiding van de afspraken in de OESO over pijler 2? Waarom niet een jaar gewacht met deze wet? Vindt de staatssecretaris ook niet dat nu de OESO zich steeds meer gaat bemoeien met de verdeling van heffingsrechten, nadrukkelijke betrokkenheid van het parlement vooraf gewenst is, als het gaat om de beoordeling en acceptatie van OESO-voorstellen?

Ook is het niet ondenkbaar dat, ook al doe je zaken met of vanuit een land dat bekendstaat als een tax haven, dit toch reële activiteiten kunnen zijn. Dat je dan de uit deze heffingen voortvloeiende belasting zult moeten betalen, is één ding, maar je loopt ook het risico dat je dan tegen dubbele heffing aanloopt. Als dit zich voordoet, is daar volgens de regering niets aan te doen, sterker nog, zij wil er ook niets aan doen. Zij ziet geen ruimte om in prohibitieve heffingen voorzieningen in te bouwen die dubbele heffing voorkomen; mevrouw Geerdink wees daar ook al op. Eigen schuld, dikke bult. Maar past een dergelijke hardheid wel bij de overheid die we voor ogen hebben? Hoeven eisen van proportionaliteit en redelijkheid bij dit soort wetgeving niet meer te worden gesteld? Past het niet bij de waardigheid en integriteit van de overheid om daar nu net wel rekening mee te houden, al was het maar om te voorkomen dat bonafide belastingplichtigen extra hard worden getroffen?

Als je als overheid belastingplichtigen en hun adviseurs bekritiseert om hun gebrekkige morele standaarden, betekent dat dan dat je als overheid je eigen standaarden van behoorlijke wetgeving en behoorlijk bestuur, waaronder het proportionaliteitscriterium, maar moet vergeten? Moet je als overheid niet op zijn minst ernaar streven om in de uitvoering dubbele heffing zo veel mogelijk te voorkomen? Graag vernemen we de visie van de staatssecretaris hierover.

In dit verband maken wij ons ook zorgen over de toekomstige rol van de rechter. Als de wetgever aangeeft dat het primaire belang van bepaalde heffingen is om te voorkomen dat bepaalde situaties zich gaan voordoen en dat bij het navolgen van dat doel ook dubbele heffing is geoorloofd, kan de rechter dan deze kennelijke bedoeling van de wetgever negeren als hij in de toekomst over geschillen over deze heffingen moet beslissen? Heeft de rechter volgens de staatssecretaris nog wel ruimte voor een op redelijkheid en billijkheid gebaseerde benadering als de wetgever dit bewust heeft uitgesloten in zijn ijver om belasting ontgaan tegen te gaan? En is er nog wel plaats voor horizontaal toezicht, gebaseerd op meer gelijkwaardigheid tussen de Belastingdienst en bedrijven en hun adviseurs, als diezelfde overheid zich zo onverzoenlijk opstelt? Kun je dan niet een soortgelijke reactie van burgers en hun adviseurs terugverwachten?

In dit kader wijzen wij ook op de neiging van de regering om iedere keer als een antimisbruikrichtlijn een lidstaat de ruimte biedt voor verschillende opties, consequent de voor belastingplichtigen meest bezwarende optie te kiezen en soms zelfs verder te gaan dan de richtlijn toestaat. Is dat niet onnodig schadelijk voor de Nederlandse concurrentiepositie, zo vragen wij de staatssecretaris. Kan er in dit verband al iets over gezegd worden of de pogingen van Nederland om een beter imago in Brussel te bereiken al effecten hebben opgeleverd? Kan er al iets meer worden gezegd over de kwantitatieve meting van de effectiviteit van de Nederlandse maatregelen op het gebied van belastingontwijking?

En vinden wij het nu werkelijk de taak van de belastinginspecteur om de naam van een belastingadviseur die een bestuurlijke vergrijpboete heeft gekregen publiekelijk bekend te maken? Leidt dergelijke naming-and-shaming niet feitelijk tot een beroepsverbod en betekent het daardoor voor betrokkenen niet een veel grotere sanctie dan de in eerste instantie opgelegde bestuurlijke boete? Dit gaat nog verder dan het strafrecht. Moeten dit soort zaken niet primair worden overgelaten aan het interne tuchtrecht van de beroepsgroepen van belastingadviseurs zelf? Begrijp ons niet verkeerd: het publiek moet worden gewaarschuwd tegen malafide adviseurs. Maar moet de inspecteur dit doen of de genoemde beroepsorganisaties? Wij pleiten ervoor om dit pas in extreme gevallen op het bordje van de inspecteur te leggen, bijvoorbeeld bij niet bij een beroepsorganisatie aangesloten adviseurs die herhaaldelijk de fout in gaan. Graag een reactie van de staatssecretaris.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zou de heer Essers ook vinden dat hier een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid ligt voor de beroepsgroep zelf? De OESO heeft ingegrepen. Ik noem de Panama Papers: het mondiale circuit van belastingontwijking is totaal uit de hand gelopen. Daarin hebben de adviseurs een betekenisvolle rol gespeeld. Wordt het niet eens tijd voor een, ik zou bijna zeggen in CDA-termen, ethisch reveil in deze sector? En voor het besef dat er ook een andere kant is aan de belastingadviespraktijk, een maatschappelijke kant, die veel sterker tot uitdrukking zou mogen komen in het gesprek, de discussie, de moraliteit van de sector?

De heer Essers (CDA):

Ik kan de heer Vendrik verzekeren dat dit ethisch reveil allang in gang is gezet. Men is er echt van overtuigd dat advisering om een zo laag mogelijke belastingdruk te realiseren, en dat op een heel agressieve wijze, allang passé is. In zoverre heeft dit wetsvoorstel ook wel gewerkt, want de beroepsorganisaties hebben nadrukkelijk aangeboden om dit zelf ter hand te nemen. Ze hebben echt een goed ontwikkeld tuchtrecht. Daar kan best nog een tandje bovenop worden gezet, maar het is echt niet zo dat zij zich opstellen als een groep die alleen maar uit is op belastingvermijding. We hebben belastingadviseurs in dit land heel hard nodig, om het ingewikkelde stelsel überhaupt uitvoerbaar te maken. Dus ik zou zeggen: de dialoog tussen de Belastingdienst en de belastingadviseurs moet ook op dit terrein vooral worden gecontinueerd. Dat is in ons aller belang.

Iets soortgelijks, voorzitter, geldt voor de verplichting die adviseurs wordt opgelegd om adviezen op het terrein van grensoverschrijdende constructies op straffe van hoge sancties tijdig te melden aan de fiscus. Wordt het toch al niet meer bestaande machtsevenwicht tussen adviseur en inspecteur hiermee niet verder uit het lood geslagen, in het voordeel van de laatste? Dreigt hier niet het risico van het sneller toestaan van fiscale wetgeving met terugwerkende kracht, ook al zegt de regering in de memorie van antwoord dat het beleid op dit vlak ongewijzigd blijft? Is hier niet toch een risico dat die wetgeving met terugwerkende kracht sneller aan de orde gaat komen?

In dit verband vragen wij de staatssecretaris om toch nog maar eens te bevestigen dat de rol van een inspecteur een heel andere is dan die van een adviseur. De laatste behartigt binnen de grenzen van wet- en regelgeving de belangen van zijn of haar cliënt. Die belangenbehartiging bestaat meestal uit zorgen dat de cliënten van de adviseur compliant zijn en niet meer belasting betalen dan strikt nodig is. Ik zeg daarbij met nadruk: dit mag het toepassen van morele standaarden door belastingbetalers en hun adviseurs naar onze mening zeker niet uitsluiten. Maar de rol van een inspecteur is bovenal een magistratelijke. De inspecteur moet niet een zodanige opstelling kiezen dat er zo veel mogelijk belastinggeld moet worden geïnd, als ware hij of zij een tollenaar of belastingpachter uit lang vervlogen tijden. De inspecteur moet zich opstellen als een rechter. Daarbij staat de vraag centraal hoe een rechter over de in geschil zijnde situatie zou beslissen, rekening houdend met doel en strekking van de desbetreffende wetgeving.

Voorzitter. Behalve een redelijke overheid heeft de burger ook recht op een betrouwbare overheid. Voorspelbaarheid van wetgeving is een belangrijk kenmerk van de rechtsstaat. In hoeverre is hier nu sprake van, als de staatssecretaris in februari van dit jaar op Tweede Kamervragen nog meedeelt dat er geen reden is om aan de in het vorig jaar toegezegde verlaging van de vennootschapsbelastingtarieven te tornen, terwijl hij daar in september van hetzelfde jaar weer op terugkomt? Daarbij gaat het ons echt niet in de eerste plaats om de multinationals, maar vooral om het mkb, dat ook heeft mogen rekenen op het nakomen van deze toezegging, ook al gaat dan de verlaging van het lage Vpb-tarief wel door in het oorspronkelijk aangekondigde tempo. En datzelfde mkb heeft wel degelijk ook last van de reeds ingegane verbredingen van de grondslag in de vennootschapsbelasting ter compensatie van die tariefverlaging, in de vorm van minder verliesverrekeningsmogelijkheden en verdere beperkingen op de afschrijving van vastgoed in eigen gebruik. Hoe kijkt de staatssecretaris hiertegen aan?

Een soortgelijk fenomeen doet zich voor bij box 3. Dat is al vaker aangehaald. Kleine spaarders zijn al lange tijd de dupe van het onrecht veroorzaakt door box 3, erin bestaande dat ze jarenlang werden geacht een rendement te hebben behaald van 4%, terwijl dat feitelijk onhaalbaar was, behalve als men bereid was grote beleggingsrisico's te lopen. De wetswijziging van 2017 heeft dat onrecht ten dele gerepareerd, zij het alleen voor de toekomst, niet voor het verleden. Dat laatste, reparatie met terugwerkende kracht, is onlangs wel bepleit door de parlementaire advocaat. In het nieuwe systeem per 2017 werd weer een nieuw onrecht geïntroduceerd met de fictie dat hoe meer vermogen je hebt, je des te meer wordt geacht risicovol te beleggen, met als gevolg een hoger fictief rendement. Op veel spaarders is deze fictie helemaal niet van toepassing. De Hoge Raad heeft box 3, althans zoals deze er vóór 2017 uitzag, in zijn arrest van 14 juni van dit jaar onder omstandigheden in strijd geacht met artikel 1 van het Eerste Protocol van het EVRM. Er zijn sterke aanwijzingen dat een soortgelijk oordeel dreigt voor de situatie na de wetswijziging van 2017. Het spreekt voor zich dat de burgers dus verwachten dat de overheid iets gaat doen aan dit onrecht.

Wij prijzen deze staatssecretaris omdat hij daadwerkelijk een alternatief stelsel voor box 3 heeft bedacht en aangekondigd, zij het dat er nog heel wat losse eindjes aan vastzitten; daar gaan we het ongetwijfeld nog over hebben. Problematisch is dat dit alternatieve stelsel pas op z'n vroegst op 1 januari 2022 kan worden ingevoerd. Wij betreuren het dat het niet mogelijk lijkt te zijn om voor de tussenliggende jaren 2020 en 2021 alvast een tegemoetkoming in box 3 op te nemen. Aangedragen alternatieven, ook door ons, zoals een tijdelijke verhoging van de algemene vrijstelling, de introductie van een drempelvrijstelling of het aanpassen van de spaar- en beleggingstranches in box 3, sneuvelen volgens de staatssecretaris ofwel op uitvoeringstechnische bezwaren, omdat dit zogenoemde structuurwijzigingen zijn die kennelijk niet op korte termijn kunnen worden ingevoerd, dan wel op budgettaire bezwaren. Als dat zo is, resteert niets anders dan wachten op een mogelijke, overigens nog lang niet zekere structuurwijziging in 2022.

Naar onze mening is dit onwenselijk. Wij dagen de staatssecretaris en zijn ambtenaren daarom uit om in dit debat met een creatieve tijdelijke oplossing te komen om uit deze impasse te komen. Daarbij vragen wij hem ook om uit te leggen of het nu werkelijk zo is dat elke aanpassing van het stelsel die verdergaat dan een verhoging van de algemene vrijstelling, als een structuurwijzing wordt gezien die pas over twee jaren kan worden ingevoerd. Dat kunnen we ons nog wel voorstellen bij de gecompliceerde structuurwijziging, zoals onlangs voorgesteld door de staatssecretaris, waarin ook antimisbruikbepalingen zijn opgenomen. Maar geldt dit ook voor bijvoorbeeld de tijdelijke invoering van een simpele drempelvrijstelling, al dan niet met een aanpassing van de spaar- en beleggingstranches?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Nu we in de sfeer van uitdagingen terechtkomen, doe ik graag mee. Mag ik de heer Essers uitdagen om mee te denken met het idee — het budgettair neutrale idee, want dan helpen we de staatssecretaris; er gaat volgend jaar en het jaar daarop toch al veel lastenverlichting de deur uit — om een hogere heffingsvrije voet te combineren met een progressief tarief, bijvoorbeeld vanaf 1 miljoen euro? Dat zou ongeveer rond kunnen lopen. Deal?

De heer Essers (CDA):

Ik ben het niet altijd eens met de heer Van Strien, maar op dit punt wel heel erg. Ik vind het moeilijk om budgetneutraliteit hier per se voorop te stellen. We hebben als overheid — ik spreek even in het algemeen — namelijk te veel geheven. We zijn ervan uitgegaan dat mensen een rendement hebben van 4%, terwijl ze dat lange tijd niet konden halen. Ik ben er niet voor om allerlei gaten in de begroting te schieten. Vooropgesteld, een verhoging van de vrijstelling zal veel kou uit de lucht halen. Vanwege dat budgettaire argument zou ik er een drempelvrijstelling van willen maken, omdat je dan boven een bepaalde grens die vrijstelling niet meer hebt. Dat progressieve spreekt mij niet zo aan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dan komen we niet verder. Als de heer Essers de staatssecretaris uitdaagt om met maximale creativiteit over de brug te komen — ik geloof onmiddellijk dat dat allang gebeurd is — mag ik van de heer Essers verlangen dat hij ook een stapje zet. Als die vermogensrendementsheffing moet worden aangepast — het liefst per 1 januari 2021 en niet een jaar later — moeten we toch kijken of we samen die puzzel kunnen rondbreien.

De heer Essers (CDA):

Ik ben altijd bereid om mee te denken en op basis van verschillende budgettaire gevolgen te kijken wat nou de beste oplossing zou zijn. Maar ik leg de bal nu toch primair bij het ministerie van Financiën. We hebben al een aantal creatieve voorstellen gedaan. De staatssecretaris zegt dat hij structuurwijzigingen niet kan uitvoeren. Het gaat ons erom dat ze zo snel mogelijk per 2020 worden uitgevoerd. Het budgettaire argument speelt dan minder mee. Een verhoging van de algemene vrijstelling stuit op te grote budgettaire consequenties. Daar zul je dus iets anders voor moeten bedenken.

De voorzitter:

Meneer Vendrik, derde.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Maar de oplossing daarvoor werd zojuist door de heer Essers al meteen van tafel geveegd. Doe iets extra's voor die hoge rendementen. Ik zeg er meteen bij: dat gaat niet zozeer over de spaartegoeden van mensen, want die komen vaak niet aan die grens, nee, het gaat over beleggers. We weten heel goed wat box 3 al sinds de jaren negentig doet: totaal negeren van alle vermogenswinsten. Die zijn wel degelijk geboekt, op één jaar na, het jaar 2008, waar de heer Van Strien het over had. Daar kijkt de fiscus niet naar. Daar is nooit geheven. Daar is nooit sprake van fair share. Zouden we dan misschien een keer een klein beetje een progressief tarief rond de fiscale behandeling van vermogen kunnen accepteren? Al is het maar tijdelijk op weg naar een definitieve oplossing met de bouwstenen die we dit voorjaar in de hand hebben.

De heer Essers (CDA):

Ik ga nog een stapje verder. Er is al een soort progressie in box 3. Naarmate het hoger wordt, wordt het forfaitaire rendement ook hoger. Er zitten spaar- en beleggingstranches in de verschillende boxen van box 3. Ik kan me voorstellen dat we die spaartranche wat uitbreiden en die beleggingstranches wat verminderen in de eerste box en dit omdraaien in de tweede box van box 3, zodat er wat compensatie is. Het gaat mij te ver, dat wil ik nogmaals benadrukken, dat we tot de laatste euro compensatie moeten bieden voor het onrecht dat mensen gedurende vele jaren is aangedaan. Ik ben best bereid om, als het echt nodig is, in die spaar- en beleggingstranches wat variatie te creëren.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Essers (CDA):

Wij danken de staatssecretaris voor zijn toezegging in de nota naar aanleiding van het verslag bij het Belastingplan 2020 dat in het geval het Europese Hof voor de Rechten van de Mens box 3 voor de jaren 2013 en 2014 in strijd acht met artikel 1 EP EVRM en in dat kader een financiële genoegdoening voor de jaren 2013 en 2014 toekent aan de indieners van die klacht, deze tegemoetkoming overeenkomstig wordt toegekend aan alle belastingplichtigen die onder de massaal bezwaarprocedure vallen. Het valt alleen op dat de staatssecretaris de jaren 2013 en 2014 specifiek noemt. Ik ga ervan uit dat die toezegging ook geldt voor de jaren 2015 en 2016. Ik vraag de staatssecretaris om dat te bevestigen.

In het kader van de zorgen van de afvalsector over het in de afvalstoffenbelasting betrekken van buitenlands afval, hebben wij met instemming kennisgenomen dat het kabinet in gesprek is met deze sector over alternatieve maatregelen voor de toekomst en het meer toekomstbestendig maken van het afvalbeheersysteem in Nederland. Wij verzoeken de staatssecretaris toe te zeggen dat hij de Kamer op de hoogte houdt van de voortgang van dit overleg.

Voorzitter. Wij hebben grote zorgen over de disproportionele gevolgen van de voorgenomen verhoging van de opslag duurzame energieheffing voor een aantal bedrijfssectoren, waaronder vooral de glastuinbouw, maar ook de voedselverwerkende industrie, papier en chemie. Ook het mkb kan hierdoor worden getroffen. De extra kosten kunnen oplopen tot maar liefst €130.000 per jaar! Een stijging van het tarief van 177%. Zowat alle woordvoerders hebben hierop gewezen tot dusverre. Dreigt ook hier niet de menselijke maat uit het oog te worden verloren? In de beantwoording van onze vragen verwijst het kabinet consequent naar de door het kabinet voor 2020 vastgestelde randvoorwaarden bij de vormgeving van die heffing. Maar zijn, als dit soort draconische gevolgen optreden, de randvoorwaarden dan wel goed? Of is op zijn minst de timing niet veel te ambitieus? Daarom is ook van belang dat deze tariefsverhoging kennelijk geen onderdeel is geweest van besprekingen en afspraken in het Klimaatakkoord 2030. Nadrukkelijk vraag ik de staatssecretaris of dit inderdaad zo is. Is deze lastenstijging onderdeel geweest van de onderhandelingen in het kader van het Klimaatakkoord? Wij verzoeken het kabinet dringend om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om deze extreme lastenstijging te verminderen en eventueel te temporiseren en om daarover in overleg te treden met de getroffen sectoren en de Kamer over de voortgang van dit overleg te informeren.

Afsluitend, voorzitter. Er zijn veel onderdelen van dit belastingpakket waarmee wij het roerend eens zijn. Dat geldt zeker voor de maatregelen die tot een lastenverlaging voor de burgers leiden. Wat betreft het "fortiter in re" staan wij achter deze staatssecretaris. Wij vragen nadrukkelijk aandacht voor het opnieuw in ere herstellen van het "suaviter in modo" en daarmee samenhangend de menselijke maat in het contact met belastingplichtigen en het eerbiedigen van voor het functioneren van de rechtsstaat cruciale eisen van proportionaliteit en rechtsbescherming.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Essers. Ik geef het woord aan de heer Vendrik van GroenLinks.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Laat ik mevrouw Geerdink van harte feliciteren met haar maidenspeech. Dat klonk als een vrij helder VVD-verhaal. Haar eloquentie verraste mij, vooral de verwijzing naar mevrouw Thatcher. Zij staat immers breed bekend als een icoon van het neoliberalisme, dat door de heer Dijkhoff bij de laatste Algemene Beschouwingen toch niet meer als de grote inspiratiebron voor de VVD werd gezien. Het zou fijn zijn als we een volgende keer — anders had ik mevrouw Geerdink daar graag over geïnterrumpeerd — van de VVD iets mogen horen over wat er de afgelopen 30 jaar sinds de komst van Thatcher is gebeurd, het proces van mondiale belastingontduiking.

Overal zien we tarieven op kapitaal dalen. Overal zien we dat staten steeds minder kunnen ophalen bij kapitaal en vermogen, met als consequentie dat arbeid steeds zwaarder belast wordt en dat we hier vandaag de dag voor de honderdste keer praten over de marginale druk. Hoe gek is dat? Dat project is totaal uit de hand gelopen. Het wordt tijd voor een andere koers en in die zin zijn we blij met deze staatssecretaris en enkele van de wetsvoorstellen die vandaag voorliggen om iets aan de ergste uitwassen van dat neoliberale project te doen en Nederland in een andere hoedanigheid mondiaal te presenteren, namelijk als een land dat, ook fiscaal, staat voor fair share, ook richting grote bedrijven, die zo weinig of zelfs niets bijdragen.

Voorzitter, dat gezegd hebbende: het fiscale stelsel behoeft grootschalige vernieuwing. Ik heb namens de GroenLinksfractie tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen een lans gebroken voor het centraal stellen van het bevorderen van brede welvaart. Alle instituties — en dat geldt ook voor het fiscale stelsel — behoren daaraan bij te dragen. Dat betekent kort gezegd in essentie twee dingen: het fiscale stelsel behoort via een stevige, omvangrijke en vergaande vergroening bij te dragen aan de transitie naar een circulaire, CO2-vrije, groene economie. Met de klimaattop in Madrid deze week wordt de urgentie hiervan nogmaals zwaar onderstreept. En brede welvaart vraagt om een fiscale politiek die ongelijkheid bestrijdt. De econoom Joseph Stiglitz — zie zijn laatste boek dat onlangs is uitgekomen, getiteld Winst voor Iedereen, progressief kapitalisme in een tijd van onvrede — wijst hier een interessante weg. Ongelijkheid is namelijk slecht voor de economische prestaties van een land. Ik vraag de staatssecretaris of het kabinet deze analyse van Joseph Stiglitz onderschrijft.

Het CBS heeft in dit verband onlangs met een onderzoek laten zien hoe de factor kapitaal, ook in Nederland, steeds minder afdraagt. Erkent de staatssecretaris dat hier sprake is van een bevestiging van een structurele onevenwichtigheid in de fiscale druk op arbeid versus kapitaal?

De fiscale vernieuwingsagenda is zo bezien fors: stevige vergroening, meer evenwicht in fiscale druk tussen kapitaal en arbeid, het werk van de heer Ter Haar en zijn commissie, een agenda voor een inclusieve arbeidsmarkt (Borstlap), meer evenwicht in druk op hoge en lage inkomens, de aanpak van vermogensongelijkheid, terugdringen van marginale druk, een oud probleem, het oplossen van de verzilveringsproblematiek — die gaat ook al jaren mee — voor werkende mensen rond het minimum, het oplossen van het toeslagendrama en een aanzienlijke reductie van complexiteit. Dat zijn zo ongeveer de grote verlangens die wij hebben voor een nieuw fiscaal stelsel. Dat moet vooral de begrijpelijkheid en de uitvoering daarvan zodanig bevorderen dat het stelsel weer een voldoende publiek gezicht heeft. De bouwstenenexercitie die nu loopt, zo begrijpen wij, moet daar handvatten voor bieden. En dan? Gaat de staatssecretaris zich dan wagen aan een eerste fiscale agenda voor de toekomst? Laat hij dat over aan een volgend kabinet? Daarbij is ook heel relevant om te bezien wat de Belastingdienst de komende vijf jaar of misschien wel de komende tien jaar feitelijk aankan. Mooie plannen, maar kunnen ze uitgevoerd worden in de praktijk? Ik heb die vraag eerder gesteld aan de staatssecretaris. Nu doe ik het nog maar een keer met dezelfde indringendheid: hoe kan hij het politieke proces de komende twee, drie jaar faciliteren met betrekking tot deze uiterst relevante vraag?

Hierbij zijn ook de toeslagen relevant. Dat is door collega's al genoemd. Wij zien opnieuw reikhalzend uit naar ibo-2 en gaan ervan uit dat daarin ook fundamentele en vergaande opties worden bekeken: het opheffen van toeslagen. Kinderopvang kan gratis, de zorgtoeslag kan via een inkomensafhankelijke zorgpremie en aanverwante voorstellen. Ik neem aan dat dit onderdeel is van de exercitie en vraag de staatssecretaris voor de zekerheid om een bevestiging. Zeker nadat ik de heer Essers zojuist heb gehoord, wordt het politieke belang daarvan alleen maar groter.

Ziet de staatssecretaris ook dat hier een belangrijke route ligt in het aanpakken van de hoge marginale druk?

De heer Schalk (SGP):

Dat zijn allemaal heel belangrijke onderwerpen, ook die marginale druk. Maar hoe wordt die gratis kinderopvang betaald? Wordt het niet betaald of door iemand anders?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het wordt uiteraard betaald, uit de publieke kas, zoals de kinderopvangtoeslag ook wordt betaald uit de publieke kas. Die middelen breng je naar een publieke voorziening voor kinderopvang. Dat sluit aan bij de beroemde motie-Van Aartsen/Bos om het onderwijsbestel ook voor twee- tot vierjarigen open te zetten en het onderwijs eigenlijk groter te maken. Dan gaan onderwijs en kinderopvang hand in hand. Dat is een oud verlangen van veel fracties in de politiek. Het wordt tijd dat we een keer een stap vooruit zetten.

De heer Schalk (SGP):

En daarna nul tot twee nog?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Die groep hoort er zeker bij. Zeker.

Voorzitter. Dan over box 3. Ik ben er zelf een beetje terughoudend over. Laat ik het maar gewoon zo zeggen. De bank waarvoor ik werk, heeft precies over het voorstel van de staatssecretaris een brief aan hem gestuurd. Daar zitten natuurlijk een paar zorgen in. Ik blijf er dus buiten. Ik herhaal wel het pleidooi van de fractie van GroenLinks uit de Tweede Kamer, net nog gewisseld met de heer Essers, dat een verhoging van de vrije voet met een progressief tarief op korte termijn onze voorkeur heeft. Dat zou budgetneutraal en fair kunnen. Waarom doet de staatssecretaris dat niet? Er ligt toch ruimte bij sommige coalitiefracties, zo heb ik de indruk.

Wij hopen dat de bouwstenenexercitie een goede voorzet geeft voor de overstap naar reële rendementen. Dat is beloofd in het regeerakkoord, maar ligt nog steeds niet op tafel. Het wordt tijd om die stap echt een keer te zetten. Dat gaat niet alleen om reële rendementen, maar wat mijn fractie betreft ook om reële vermogenswinsten. Dat was ook onderdeel van het voorstel dat we twintig jaar geleden bij IB 2001 en het fiscale debat daarover hebben gedaan. Een meerderheid besloot echter anders.

Daarnaast vraag ik de staatssecretaris of de nieuwe taxonomie voor financiële producten die vorige week in Brussel is overeengekomen in de triloog tussen Europese Commissie, Europees Parlement en de lidstaten een aangrijpingspunt kan zijn voor box 3. Hiermee ontstaat namelijk een officiële classificatie voor beleggingsproducten, en later waarschijnlijk ook voor spaarproducten, waarover financiële instellingen zullen moeten rapporteren. Dat wordt verplicht. Zoals ik het compromis begrijp dat deze drie partijen op tafel hebben gelegd, zijn er drie — de facto vier — groepen van economische activiteiten, gemeten naar de mate van duurzaamheid. Dat is het hart van de taxonomie en het is in vele opzichten een belangrijke stap vooruit. Hier ontstaat dus ook een nieuwe ordening in de markt voor beleggingsproducten. Even doordenkend zou je hier dus ook kunnen rekenen met verschillende forfaitaire rendementen. Vergroening via box 3 dus; hoe interessant is dat! Is dit een gedachtegang waar de staatssecretaris zich iets bij kan voorstellen? Zou hij die ten minste actief willen voorleggen aan de bouwstenenclub?

Voorzitter. Het kabinet heeft een omvangrijk belastingpakket neergelegd. Ik stel met genoegen vast dat het kabinet verschillende onderdelen van de fiscale voornemens in zes aparte wetsvoorstellen heeft ondergebracht. Dat is een faire werkwijze. Zo hoort dat. Dank daarvoor.

Collega's zeiden het al: iets minder gelukkig zijn wij met de omvang van dit pakket. In het bijzonder geldt dit voor de drie implementatiewetten die meteen meegezonden zijn met het hele pakket voor 2020. Ik begrijp dat ook de staatssecretaris dit inziet, getuige de memorie van antwoord. Ik onderstreep nog maar eens het belang hiervan. Deze oploop van wetgeving aan het einde van het jaar is niet echt goed voor de kwaliteit. Ik nodig de staatssecretaris uit om morgenochtend nogmaals te bevestigen dat hij werkelijk alles doet om herhaling te voorkomen.

Voorzitter. Met het Belastingplan 2020 slaat het kabinet een andere koers in dan vorig jaar. Burgers en huishoudens profiteren in 2020 van de lastenverlichting in plaats van het bedrijfsleven. Dat beschouwt mijn fractie als een stap vooruit in een tijd waarin ongelijkheid tussen kapitaal en arbeid zo hoog op de agenda staat. Het belastingpakket van vorig jaar wordt hiermee merendeels in de goede richting aangepast.

De minister-president heeft eerder dit jaar aangegeven dat het nu de hoogste tijd is dat werknemers komend jaar een substantiële loonstijging tegemoet kunnen zien. Wij zijn dat met de minister-president eens. We nemen aan dat het kabinet dit ook zo ziet. Het is toch immers de minister-president. We begrijpen de minister-president zo dat deze stijging in 2020 substantieel genoeg moet zijn, wil er in 2021 sprake zijn van voldoende legitimatie van een verlaging van het algemene tarief voor de winstbelasting. Voor wat, hoort wat. Dat snappen wij.

Nu zit dat lagere vpb-tarief voor volgend jaar, 2021, al in dit wetsvoorstel over het belastingpakket 2020. Daarmee is de tariefverlaging voor 2020 die vorig jaar overeen was gekomen van de baan. Dat is een goede zaak. Ook is de voorziene daling volgend jaar minder groot dan nu in de staande wet voor 2020 staat. Dat is winst.

Maar de woorden van de minister-president suggereren meer, namelijk dat het kabinet volgend jaar expliciet beziet of de contractloonstijging in 2020 voldoende substantieel is en in dat licht of de voorgenomen verlaging van het Vpb-tarief in het wetsvoorstel nu gerechtvaardigd is. Ik zou zeggen dat dan ten minste sprake moet zijn van een stijging van 3%. De MEV zegt 2,5%. Het moet substantieel zijn en toch snel 3% of meer. Is dit de route die het kabinet hier gaat bewandelen? Graag een reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter. Een minder aansprekend voorstel betreft de daling van het toptarief in de inkomstenbelasting naar 49,5%.

De heer Crone (PvdA):

Ik wil de heer Vendrik een vraag stellen over de ondernemers. Hij en ook zijn fractie in de Tweede Kamer zeggen: bedrijven betalen al steeds minder, gezien de internationale concurrentiepositie en de verlaging van het Vpb-tarief. Dat is toch niet weggedaan met een half procentje extra loonstijging? Daardoor is het niet eens een compensatie voor wat de werknemers nu betalen. U weet dat de werknemers weer 4,5 miljard extra gaan betalen. Het cadeautje van dit jaar is dus kleiner dan wat men moet gaan betalen. De balans tussen arbeid en kapitaalinkomen wordt dan toch niet hersteld?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zoals ik net al zei: als dit wetsvoorstel het niet haalt, prevaleert de staande wet zoals vorig jaar bij gelegenheid van het Belastingplan 2019 ook door deze Kamer geaccordeerd. Onze fracties hebben daartegen gestemd. Dan gaat dit jaar de daling van het Vpb-tarief meteen in. In dat opzicht is op dit punt het staande wetsvoorstel voor het belastingpakket 2020 een stap vooruit. Is dat ideaal? Nee, maar het is beter dan wat de staande wet nu gebiedt.

De heer Crone (PvdA):

U zegt terecht dat we nu beslissen over een verlaging in 2021.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zeker.

De heer Crone (PvdA):

U zegt in feite: als er in augustus 0,5% loon is bijgekomen ten opzichte van de raming, dan is het goed. Maar we zien de lonen nu al harder stijgen — dat stond in de krant dit weekend — dus dat hebben ze dan binnen. Dan hebben die bedrijven dus niet meebetaald aan de achterstand die ze hebben opgelopen in internationale concurrentie, verlaging van het Vpb-tarief, enzovoorts. Want u zei het ook al: het CBS toont aan dat bedrijven steeds minder betalen. Ik heb dat net ook allemaal genoemd in mijn eigen termijn.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dit punt is natuurlijk ook in de Tweede Kamer gewisseld. Mijn collega's daar, ook de collega's van de heer Crone, hebben geprobeerd om in gezamenlijkheid een meerderheid te krijgen om dit onderdeel voor het jaar 2021 uit het belastingpakket te halen. Dat is mislukt. Nu ligt het hele pakket voor. Mijn vraag is of de voorgenomen verlaging van het winstbelastingtarief in 2021, die minder is dan de staande verlaging voor 2020, coûte que coûte doorgaat, of dat het kabinet nog gaat wegen of het bedrijfsleven in termen van loonstijgingen daar ook voldoende voor doet. Dat is mijn vraag. Ik ga ervan uit — zo heb ik de minister-president begrepen — dat er volgend jaar zo'n moment komt en dat, ook al zit het vandaag de dag in het wetsvoorstel en kunnen wij het er in de Eerste Kamer niet uithalen, het kabinet daar nog opnieuw naar zal kijken. Zo heb ik de woorden van de minister-president bekeken. Ik vraag aan de staatssecretaris of ik dat goed heb begrepen.

De voorzitter:

De heer Crone, graag via de voorzitter.

De heer Crone (PvdA):

Ik ben blij met dit antwoord, want dan trekken we samen op. De loonstijging moet voldoende zijn. Maar ik betrek daar ook de verschuiving in de belastingmix bij die sterk ten gunste is van kapitaalinkomen versus arbeidsinkomen. We kunnen er samen volgend jaar in augustus op z'n minst voor zorgen dat dit niet doorgaat.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zeker.

De voorzitter:

Wij niet samen, maar u heeft het waarschijnlijk over de heer Vendrik. Het woord is weer aan de heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik denk dat het verstandig is dat de heer Crone ...

De heer Crone (PvdA):

Ik betrek u graag ook persoonlijk in het debat, voorzitter.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zeker, dit blijft voor mijn fractie een groot punt.

Voorzitter. Een minder aansprekend voorstel betreft de daling van het toptarief in de inkomstenbelasting naar 49,5%. Vorig jaar is deze daling al vastgelegd voor komend jaar. Met dit wetsvoorstel wordt de daling een jaar naar voren gehaald. Dat is de materiële betekenis van dat onderdeel van het belastingpakket. In de visie van het kabinet is deze daling gerechtvaardigd vanwege de daling van het marginaal tarief waartegen aftrekposten kunnen worden vergolden. Dit marginale tarief daalt conform het regeerakkoord met 3 procentpunt per jaar. Dat is bijvoorbeeld relevant voor de aftrek van het eigen huis, wat vroeger, maar gelukkig steeds minder, vooral iets betekende voor de portemonnee van de hoogste inkomens. Dat is een mooi besluit van het kabinet. Dat marginale tarief wordt in 2020 46%. Nu de daling van het toptarief naar 49,5% een jaar wordt vervroegd, ontstaat hier komend jaar een extra plus voor de hogere inkomensgroepen. Dat is niet fraai. De vraag is wat dit betekent voor het jaar 2021. Dan zal het marginaal tarief opnieuw met 3 procentpunt dalen, naar 43%. Dat zal het kabinet volgend jaar zomer terugzien in de koopkrachtcijfers. Mag ik ervan uitgaan dat het kabinet dit effect van de verlaging van het marginaal tarief in 2021 niet gaat compenseren, aangezien die compensatie nu reeds wordt geboden? Graag een reactie. Ook dat vraagt helderheid van het kabinet.

In de schriftelijke behandeling heeft mijn fractie aandacht gevraagd voor het verzilveringsprobleem. Een oud probleem, dat groter wordt voor mensen met een relatief laag inkomen — met name maar niet alleen voor bijvoorbeeld alleenstaande ouders — die de staande heffingskortingen niet of niet volledig kunnen verzilveren. Dit probleem neemt toe ter waarde van 300 miljoen door de verhoging van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. Dat is nogal wat. Het gaat om mensen met een laag inkomen uit werk of een uitkering, zoals de Wajong, voor wie lastenverlichting het meest geboden is, maar wat als instrument het minst effectief is. De staatssecretaris meldt dat in de schriftelijke antwoorden, maar hij verbindt er geen conclusie of beoordeling aan. Ik vraag hem dit alsnog te doen. Zijn er geen andere routes denkbaar om juist de mensen voor wie de lastenverlichting het meest gewenst is hier toch vooruit te helpen?

Voorzitter. Dan de woningbouwcorporaties. Het verbaast mijn fractie al jaren dat woningbouwcorporaties worden gezien als winstbeogende instellingen die Vpb-plichtig zijn en derhalve onder ATAD 1 en de earningsstrippingsmaatregel vallen. Europa heeft zo'n tien jaar geleden met instemming van de lidstaten een wat ons betreft betwistbare keuze gemaakt rondom de positionering van woningbouwcorporaties en daar lijken we voorlopig niet van af te komen. Dit alles klemt nu meer dan ooit met de tekorten op de woningmarkt. En dat wordt nog eens een keer versterkt door de verduurzamingsopgave die volgt uit het Klimaatakkoord.

Wij begrijpen dat het kabinet nu, op last van de Tweede Kamermotie-Ronnes, de klimaatopgave voor woningbouwcorporaties inventariseert. Over een aantal maanden, zo tegen de zomer, horen we daar meer over. De GroenLinks-fractie gaat ervan uit dat deze exercitie zal leren dat woningbouwcorporaties de komende jaren veel meer ruimte nodig zullen hebben om hun maatschappelijke taak te vervullen en om voorop te lopen in de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Gaat het kabinet dan opnieuw het gesprek aan met de Europese Commissie, die nu in nieuwe samenstelling is aangetreden en klimaat als speerpunt heeft gekozen?

Voorzitter. Dit raakt ook de toekomst van de verhuurderheffing. Het kabinet biedt nu een heffingsvermindering voor nieuwbouw van 100 miljoen euro, voor tien jaar een miljard, via regio's toe te delen, en een vrijstelling voor tijdelijke woningen. Als de verduurzamingsopgave van de woningbouwcorporaties straks goed in beeld komt, zien wij graag veel fundamentelere stappen: het bieden van veel substantiëlere kortingen op de heffing in ruil voor een maximale bijdrage aan de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Staat dat nu ook op de agenda van het kabinet?

Voorzitter. Ik kom bij de andere onderdelen van het hele pakket. Het openbaar maken van vergrijpboetes is naar het oordeel van mijn fractie een zware, maar goede stap om belastingadvieskantoren maat te laten houden. Mijn vraag is — ik sprak er net al over in de interruptie in de richting van de heer Essers — welke mogelijkheden de staatssecretaris ziet om met de sector in gesprek te gaan over het thema "maatschappelijk verantwoord adviseren". Mondiaal is belastingontwijking flink uit de hand gelopen en een belangrijke bron van verdere ongelijkheid en gebrek aan fair share in vele landen. Wat je er ook van vindt: de branche heeft hier feitelijk een belangrijke faciliterende rol in gespeeld. Het is bekend dat sommige adviseurs gelukkig niet of niet langer proberen de uiterste grenzen van de fiscale wetgeving op te zoeken. Dat vind ik hoopgevend en dat mag gezien en gestimuleerd worden. Ik begrijp dat de staatssecretaris hier op 30 januari een mooi seminar over organiseert, maar er is meer nodig. Zou hij bijvoorbeeld de sector willen uitnodigen tot een "code verantwoord adviseren"? Maar andere suggesties zijn ook denkbaar.

Voorzitter. Schriftelijk stelden wij de vraag wat er zou gebeuren bij de overstap naar de nieuwe WLTP-testmethode, onder handhaving van de huidige bpm per eenheid CO2. De staatssecretaris zegt dan dat dit 2 miljard zou opleveren. Dat is interessant, maar dat wil het kabinet dan niet. Dat is wonderlijk, want dan moet de conclusie zijn dat met deze nieuwe testmethode, die een beter zicht geeft op de feitelijke CO2-prestatie van de verschillende modellen, in het verleden eigenlijk te weinig is geheven. De uitstoot was hoger dan oorspronkelijk in beeld was. Als je dat budgettaire neutraliteitsbeginsel vooropstelt, dan zal per saldo een lagere CO2-heffing tot uitdrukking komen in de bpm. Maar dat kan juist van deze groene staatssecretaris toch niet de bedoeling zijn? Ik vraag hem om uitleg.

Voorzitter. Ik kom bij het Klimaatakkoordpakket. Mijn fractie beschouwt dit pakket als een stap vooruit. Er is een geleidelijke omvorming van de energiebelasting, de verhoging van de teruggave — wat hebben we daar sinds het aantreden van dit kabinet lang voor gepleit —en een hervorming van de ODE met een grotere bijdrage van het bedrijfsleven. Het is terecht als datzelfde bedrijfsleven ook aanspraak mag maken op de verbrede SDE++, zoals nu geregeld is bij het Klimaatakkoord.

Het kabinet kiest voor een afbouw van de stimulering van aanschaf en gebruik van elektrische auto's en er komen maatregelen voor de tweedehandsmarkt. Mag ik ervan uitgaan dat bij deze maatregelen — we weten nog niet precies welke dat worden — ook de ombouw van fossiele auto's naar elektrische auto's wordt betrokken? Dat is een Nederlandse markt. Nederlandse ondernemingen zijn daarbij betrokken. Dat is mooie nieuwe circulaire werkgelegenheid. Ik begrijp in ieder geval uit de beantwoording van de staatssecretaris dat deze omgebouwde auto's — dat worden er steeds meer — mits volledig CO2-vrij, volledig meelopen in de staande EV-regelingen voor de motorrijtuigenbelasting en de bijtelling. Dat vind ik goed nieuws. Nu is er deze volgende stap. Gaarne reactie.

Uiteindelijk is het onvermijdelijk om, ook gegeven de voorziene toename van het aandeel elektrische auto's in het wagenpark, over te stappen op rekeningrijden. Wat fijn om dat woord weer eens een keer te mogen uitspreken. Dat wordt nu ook door het kabinet erkend. In 2010 lag er nog een briljant goed wetsvoorstel van toenmalig CDA-minister Eurlings op tafel. Anders Betalen voor Mobiliteit heette dat. Door de kabinetscrisis is dat in een diepe la verdwenen. Is dat nu een nieuwe inspiratiebron voor deze staatssecretaris? Pakt het kabinet deze draad weer op na tien jaar taboe?

In relatie tot de ODE heb ik nog twee verbonden punten. Het Rijk is voornemens om subsidie te gaan geven voor CO2-opslag. Dat kan betekenen dat bedrijven in bijvoorbeeld de Rotterdamse haven de CO2 liever opslaan in lege aardgasvelden in plaats van deze CO2 te leveren aan tuinders, terwijl dat voor het klimaat eigenlijk beter is. Hoe zit dat nou?

De verschuiving van de ODE van particulieren naar bedrijven en de vormgeving die het kabinet heeft gekozen leiden in de tuinbouwsector met name tot een hogere belasting op het gebruik van elektriciteit. Is dat niet vreemd, vraag ik de staatssecretaris. Is het niet logischer om het gebruik van aardgas meer te belasten? Omdat elektra nu duurder wordt, wordt het voor tuinders weer interessant om zelf wkk-installaties aan te zetten. Dat lijkt me niet de bedoeling. Gaarne reactie.

Voorzitter, ik zie dat ik bijna door de tijd heen ben.

De voorzitter:

U bent al door de tijd heen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik herhaal de vragen die zojuist door collega's zijn gesteld met betrekking tot de afvalstoffenheffing. Ik vond de beantwoording van de staatssecretaris, maar ook de verwijzing naar de brief van mevrouw Stientje van Veldhoven niet heel erg helder, behalve dan dat er geen tijd was voor overleg. Ik vind het een net iets te serieus punt om het hierbij te laten.

Dank u wel.

De heer Essers (CDA):

Ik zou nog even willen terugkomen op box 3. Vermogenswinsten vallen nu niet onder box 3, zei de heer Vendrik. Maar iemand die vermogenswinsten maakt, heeft natuurlijk wel een hoger vermogen en dat wordt wel in box 3 belast. Verder is het zo dat vermogenswinsten, voordat box 3 werd ingevoerd, inderdaad helemaal niet in de heffingen werden betrokken. Is de heer Vendrik het dus met me eens dat we in ieder geval een stap in de goede richting hebben gezet met de introductie van box 3? Dan heb ik nog een vervolgvraag wat betreft die vermogenswinsten. Vindt hij ook dat vermogensverliezen volledig aftrekbaar zouden moeten zijn?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zeker. Dat was ook onderdeel van het plan waar ik twintig jaar geleden aan de overkant nog aan gewerkt heb. Dat hoort er namelijk bij. Vermogenswinsten lopen voor een heel klein onderdeeltje natuurlijk mee in de grondslag. Daar heeft de heer Essers gelijk in. Maar dat is natuurlijk geen serieuze heffing. Wat mij altijd gefascineerd heeft, is dat we in de afgelopen tientallen jaren in een steeds rijker land zijn gaan wonen — dat geldt niet alleen voor Nederland, maar ook voor andere landen — terwijl we tegelijkertijd de belastingen op vermogen steeds kleiner proberen te maken. Dat zag je ook bij het aanhoudende taboe rond de subsidie op het eigen huis, de hypotheekrenteaftrek. Het heeft jaren geduurd om daar iets aan te doen. Dat kost heel veel geld. We subsidiëren stilstaan in de auto, stilzitten in een huis. Eindelijk is daar beweging in gekomen. Een volwassen fiscale behandeling van vermogen hoort daarbij. Als beleggers in een jaar een rendement van 10% boeken, betekent dat wat mij betreft dat die 10% inkomen is en navenant belast hoort te worden. Dat betekent ook dat de fiscus meedeelt als er een jaar van verlies is. Zo doen we dat ook in box 2. Zo doen we dat ook in de Vpb. Dat is het draagkrachtprincipe.

De voorzitter:

Dank u wel. Het antwoord is dus ja?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het antwoord is ja, maar de heer Essers wil daar meer over weten, voorzitter.

De heer Essers (CDA):

Nog één opmerking. Dat betekent dus dat je de stabiele opbrengst die de regering met box 3 nastreeft, wel kunt vergeten. Denk even aan de financiële crisis die we gehad hebben.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Daar is de overheid voor. Het is wonderlijk dat het belang van stabiele overheidsfinanciën jaar in, jaar uit belangrijker is dan de economie en de samenleving, waarvoor wij de overheid in het leven hebben geroepen. Daar hebben we juist een goede fiscale politiek voor nodig. Daar hebben we begrotingsbeleid voor: om een economie en een samenleving te stabiliseren. De mensen die in 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015 met een restschuld kwamen te zitten, werden niet geholpen door de banken maar moesten het zelf oplossen. Voor hen was het fiscale loket geheel dicht. In een solidaire samenleving was het logisch geweest als wij die mensen hadden geholpen via een verrekening van het verlies van de restschuld. Maar daar hoort ook bij dat er in goede tijden, wanneer mensen bonussen krijgen en vermogenswinsten maken, geheven wordt op een fatsoenlijke wijze. We doen beide niet.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Vendrik. Wederom was het antwoord ja, denk ik. Dan is nu het woord aan de heer Otten namens de Fractie-Otten.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Voorzitter. Allereerst mijn felicitaties aan mevrouw Geerdink met haar maidenspeech. Haar speech met quotes van Margaret Thatcher deed me denken aan een andere beroemde quote van Margaret Thatcher, die ook heel actueel is, gezien de vorige spreker: "The problem with socialism is that eventually you run out of other people's money". Dat wil ik een aantal mensen hier meegeven. De belasting moet natuurlijk wel eerst verdiend worden.

Voorzitter. Laten we eens met een helikopterview kijken naar wat er in het afgelopen decennium met het Nederlandse fiscale stelsel is gebeurd en naar hoe dit heeft kunnen ontaarden in een ondoordringbare, onnavolgbare en onuitvoerbare jungle van toeslagen, heffingskortingen, forfaitaire rendementen, ODE-heffingen et cetera, et cetera. Geen wonder dat de meeste mensen er geen touw meer aan vast kunnen knopen. Het fiscale systeem is, zeker niet in de laatste plaats door de politiek, veel te ondoorzichtig en te complex gemaakt, waardoor het zijn doel voorbijschiet en een rem is geworden op de economische dynamiek en de innovatie in Nederland. Werken, en zeker méér werken, loont volstrekt onvoldoende door de veel te hoge marginale belastingdruk, die in sommige gevallen oploopt tot 127%. Dat wil zeggen: als je €1 meer verdient, moet je €1,27 extra belasting betalen. Waanzin! Dat kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn, maar dit is nu in Nederland de realiteit. Er is door de politiek een veel te complex systeem gecreëerd.

In de luchtvaart weet men hoe dun de marges zijn als een vliegtuig aan zijn plafond vliegt, op maximale hoogte. Als een volgeladen Boeing op zijn maximale hoogte vliegt, zijn de marges voor fouten flinterdun: een paar kilometer te snel of te langzaam en het vliegtuig komt al snel in de problemen. Het kan in een duikvlucht terechtkomen waarvan geen herstel mogelijk is. Piloten noemen een dergelijke situatie de coffin corner. Als je daarin terechtkomt, ziet het er somber uit voor de passagiers en de bemanning. Het eerste wat er dan ook moet gebeuren als zoiets zich voordoet, is snel dalen en op lagere hoogte gaan vliegen, zodat de marges weer veel groter worden en de situatie snel minder complex wordt. Ik gebruik dit als voorbeeld, omdat het doet denken aan de situatie bij de Belastingdienst en aan ons veel te complexe fiscale stelsel. Dat moet heel snel minder complex worden, zodat de belastingbetalers weer begrijpen hoe het zit en er een meer transparant stelsel ontstaat, waarbij iedereen weet waar hij aan toe is.

De Belastingdienst heeft onder druk van de politiek steeds ingewikkelder en verstorender regels ingevoerd die de uitvoerbaarheid steeds verder op de proef stellen. Ook de burgers kunnen er zo langzamerhand geen touw meer aan vastknopen. Ter vergroting van de feestvreugde is de Belastingdienst daarbij ook nog eens jarenlang gerund door een stel VVD-brokkenpiloten, genaamd Wiebes en Weekers. Menno Snel mag nu de augiasstal van Wiebes en Weekers, dit illustere VVD-duo dat de Belastingdienst aan de rand van de afgrond heeft gebracht, uit gaan mesten en doet dat volgens ons zo goed als hij kan. We wensen hem daar veel succes bij.

Maar Wiebes laat het daar niet bij. Hij is vastbesloten ook de Nederlandse economie en in het kielzog daarvan zijn partij de VVD naar de ondergang te leiden. Gloednieuwe, miljarden kostende, superefficiënte Nederlandse kolencentrales worden gesloten onder het bewind van Wiebes en er wordt voor miljarden belastinggeld gepompt in overheidsfondsen zoals Invest-NL van Wouter Bos en nog eens 50 miljard in het Wiebesfonds, als deze Kamer daar geen stokje voor steekt. Geld dat gebruikt moet worden voor lastenverlichting, voor werkenden en gepensioneerden, de mensen die de rekening van de crisis en van het afknijpbeleid van de kabinetten-Rutte hebben betaald.

Ik heb een aantal vragen aan de staatssecretaris. Waarom is hij al begonnen met het afbouwen van de zelfstandigenaftrek, terwijl de commissie-Borstlap, de voormalig economisch adviseur van premier Lubbers en voormalig lid van de Raad van State, die hier onderzoek naar doet, nog niet eens haar onderzoek heeft afgerond, vraag ik aan de staatssecretaris.

Ten tweede vraag ik de staatssecretaris naar de opslag duurzame energie, de ODE — het is al eerder aan de orde geweest — en met name de zeer ongebalanceerde lastenverzwaring in het voorgestelde Belastingplan. De grootverbruikers van de industrie worden ontzien. Hun tarief, de vierde schijf, gaat relatief weinig omhoog. Elektriciteit gaat van 3 naar 4 cent per kilowattuur, maar het mkb krijgt de volle mep voor de kiezen: in de derde schijf tot 10 miljoen kilowattuur gaat het tarief van 0,74 cent naar maar liefst 2,05 cent, een stijging van maar liefst 177%, zoals al eerder is gememoreerd. Ook het tarief van het aardgas in de glastuinbouw gaat in de derde schijf enorm omhoog: van 0,59 cent naar 2,12 cent, een stijging van maar liefst 260%. Dit heeft een enorme impact op de verdiencapaciteit van onze glastuinbouw. Volgens recent onderzoek van de Rabobank kan dit leiden tot dalingen in de EBITDA-marges van wel 12% voor glastuinbouwbedrijven. Nou, dat is een enorme impact.

Voorzitter. Bovendien wordt het deze bedrijven op deze wijze onmogelijk gemaakt te investeren in klimaatmaatregelen en werkt deze maatregel dus ook nog eens compleet averechts uit. Onze vraag aan de staatssecretaris is dan ook om eerst maar eens aan deze Kamer uit te leggen hoe deze tarieven tot stand gekomen zijn. Deze ODE-verhoging heeft enorm veel onrust veroorzaakt bij de glastuinbouw, de kartonindustrie en nog een heleboel andere sectoren. Graag ontvangen wij uitleg van de staatssecretaris over deze ongebalanceerde verhogingen, die dus desastreus kunnen uitpakken voor met name het mkb.

Daarnaast heb ik een vraag over de invoering van de minimumkapitaalregeling voor banken en verzekeraars. Kan de staatssecretaris ons informeren wat de impact van deze maatregel is op de kredietverlening, met name voor de kredietverlening aan het mkb en zzp'ers? Ik mag er toch van uitgaan dat het ministerie deze impact heeft onderzocht? Graag een antwoord.

Voorzitter. Wat moet er dan wel gebeuren om de zaak weer vlot te trekken? Allereerst het veel te complexe belastingstelsel versimpelen. Toeslagen, ooit ingevoerd door minister Zalm in het kabinet-Balkenende II, waren bedoeld voor maximaal 1 miljoen schrijnende gevallen. Inmiddels gebruiken al meer dan 7 miljoen Nederlanders het toeslagensysteem. Het is totaal uit de hand gelopen. Het is eerder in dit debat gememoreerd dat het belastingstelsel dermate ingewikkeld is dat de meeste mensen door de bomen het bos niet meer kunnen zien.

De staatssecretaris zei onlangs dat hij hoopte dat het toeslagenstelsel over tien jaar niet meer bestaat, een wens die steeds breder gedragen lijkt te worden. Onze fractie is dan ook verheugd dat de staatssecretaris onze diagnose van de problemen op dit punt deelt. Wij hebben hierover tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen ook al een motie ingediend. De staatssecretaris vertelde toen dat er al onderzoek wordt gedaan. Kan de staatssecretaris ons een update geven over hoe het staat met het onderzoek? Kan dit onderzoek eventueel versneld worden? En zo nee, waarom niet? Ik denk dat er nu echt behoefte is aan duidelijkheid.

Voorzitter, ik ga afronden. Het huidige fiscale stelsel ondermijnt onze economische groei en de arbeidsproductiviteit. Daarom moet er een drastische versimpeling worden doorgevoerd, met hogere heffingskortingen, lagere tarieven en een fikse snoeioperatie in het toeslagenstelsel. Als de PVV-fractie uitvergaderd is, dan vervolg ik mijn betoog.

De voorzitter:

Het is inderdaad vervelend, meneer Otten, als mensen naast je aan het praten zijn. Gaat u verder.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Dank u, voorzitter. Zoals ik al zei, er moet een fikse snoeioperatie komen in het toeslagenstelsel, zodat het weer echt gaat lonen om te werken en te ondernemen. Dan krijgt het aanwezige potentieel in Nederland weer volop de ruimte om zich te ontplooien. Dat gaat we financieren door fors te bezuinigen op de uitgaven van het openbaar bestuur. De bestuurlijke dichtheid in Nederland is erg hoog. Nederland geeft per jaar 10% van het bnp, 80 miljard euro, uit aan het openbaar bestuur van dit land. Dat kan best wat minder. Niet allemaal in één keer, maar dat bedrag kan best met een vast percentage per jaar teruggebracht worden, zodat dit geld ten goede kan komen aan werkenden en gepensioneerden, die de rekening voor de beleidsfouten van het kabinet-Rutte tot nu toe hebben mogen ophoesten.

De enige sector die enorm gegroeid is onder de kabinetten-Rutte, is de overheid, ten koste van de private sector. Dat moet in de komende jaren omgebogen worden, zodat er weer meer geld bij de Nederlandse burgers terechtkomt. Daar gaat GO zich de komende jaren voor inzetten, met concrete en constructieve oplossingen voor meer dynamiek en meer draagkracht in Nederland. Het is nu tijd voor realisme, ratio en regie.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Otten. Dan is het woord aan de heer Van Apeldoorn van de fractie van de SP.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Voorzitter. Allereerst nog gelukwensen aan senator Geerdink. Voor het inhoudelijke commentaar sluit ik me graag aan bij collega Vendrik: there is definitely such a thing as society. Anders konden we als politiek het bijltje er wel bij neergooien. Waarvoor zijn belastingen anders dan om noden die wij als samenleving collectief hebben, te financieren?

Voorzitter. Belastingen raken de kern van de verhouding tussen overheid en burgers. Dat maakt parlementaire behandeling van het Belastingplan tot een serieuze taak. Maar, het is vanavond al eerder gememoreerd, het is de vraag of we deze taak nog wel naar behoren kunnen uitvoeren. We behandelen hier vandaag acht wetsvoorstellen. En nog meer dan in voorgaande jaren moet dat met stoom en kokend water. Ook verschillende woordvoerders in de Tweede Kamer beklaagden zich over de korte behandeltijd, maar bij ons was die nog veel korter. Onze rol als medewetgever komt zo echt in het gedrang en ons budgetrecht wordt de facto ondermijnd. Onze commissie Financiën heeft er zelf mee ingestemd om ook nog de separate wetsvoorstellen ATAD 2 en DAC6 tegelijkertijd met het eigenlijke pakket te behandelen, maar dit was onder grote druk van de implementatiedeadline van 1 januari aanstaande. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Dan wil ik aan het begin iets zeggen over de wantoestanden bij de Belastingdienst. Er is vanavond al meerdere malen over gesproken. Het staat weliswaar niet direct op de agenda, maar we moeten het er toch over hebben. We kunnen hier volgende week wel nieuwe belastingwetten aannemen, maar hoe zit het met de uitvoerbaarheid? Bij de uitvoering gaat al jaren een hoop mis. Het grootste probleem bij de Belastingdienst is misschien wel dat de dienst die de belastingen moet innen, tegelijkertijd belast is met het uitgeven ervan via allerlei toeslagen.

Dit rondpompen van geld is inefficiënt en gaat gepaard met veel ingewikkelde regelingen en bureaucratische rompslomp. Bovendien hebben we bij het schandaal rondom de kinderopvangtoeslag gezien dat het ook afschuwelijk mis kan gaan, met dramatische gevolgen voor waarschijnlijk duizenden gezinnen. Het beeld van een betrouwbare overheid die uitgaat van de menselijke maat heeft opnieuw enorme schade opgelopen. Er is via de commissie-Donner nu eindelijk erkenning van dit leed en er komt gelukkig ook compensatie, maar het vertrouwen in de Belastingdienst is hiermee nog niet terug. De staatssecretaris heeft er de vorige week uitvoerig over gedebatteerd met de Tweede Kamer. Ik heb echter nog de volgende vragen. Hoe kan het dat wij nog steeds niet weten hoeveel mensen dit eigenlijk getroffen heeft? Wanneer weet de staatssecretaris dat dan wel? Ten tweede en met alle respect voor het werk van de commissie-Donner tot nog toe: deze door de staatssecretaris ingestelde commissie is vooral onderzoeksgegevensafhankelijk van de Belastingdienst. Hoe goed is die commissie dan geëquipeerd om alles tot de bodem uit te zoeken en hoe onafhankelijk kan zij opereren? Wat mijn fractie betreft zou in het licht van die vragen een parlementaire enquête op een parlementair onderzoek een beter middel zijn.

Voorzitter. Dan kom ik op de wetgeving die voor ons ligt. Die stemt voor het belangrijkste gedeelte evenmin vrolijk. De SP hecht aan een samenleving gebaseerd op gelijkwaardigheid en solidariteit en dat betekent dat we sociaal-economische verschillen klein willen houden. Nu hebben we in Nederland gelukkig een progressief belastingstelsel. Maar wat doet de regering, terwijl de ongelijkheid in de markt oploopt? Het stelsel minder progressief maken. Het toptarief wordt verlaagd met maar liefst 2,25% terwijl het laagste tarief wordt verhoogd. Wat de SP betreft is dat de wereld op zijn kop. Kan de regering deze keuzes nu eens echt motiveren? Het neoliberale Forum voor Democratie kan tevreden zijn. De sterkste schouders worden ontzien. Maar is dit nu ook echt de keuze van het kabinet? Een bijstandsmoeder met twee kinderen gaat er €15 per maand op vooruit en tweeverdieners met twee kinderen en een gezamenlijk inkomen van drie keer het minimumloon gaan er €170 per maand op vooruit. Het is goed dat de middeninkomens er in koopkracht op vooruitgaan, maar het is wat ons betreft niet sociaal en niet uit te leggen dat de laagste inkomens en met name de niet-werkenden er zo bij achterblijven. En dan heb ik het nog niet eens over de topinkomens die er, zoals bekend, elk jaar vele procenten meer op vooruitgaan dan de cao-lonen. In absolute bedragen gaat het dan soms om tienduizenden of zelfs honderdduizenden euro's per maand erbij. En dan verlaagt het kabinet het toptarief. Dat is toch niet uit te leggen?

Voor de SP is het in ieder geval alle reden het toptarief te verhogen in plaats van te verlagen. Waar de inkomensongelijkheid door de vervroegde invoering van het tweeschijvenstelsel structureel vergroot wordt, laat deze regering de nog veel grotere vermogensongelijkheid in dit land ongemoeid. Gemeten als ginicoëfficiënt ligt die ongelijkheid rond de 0,8. Dat is echt heel hoog, ook internationaal gezien. Volgens oud-collega Reuten is de Nederlandse vermogensongelijkheid zelfs de hoogste in de door hem onderzochte 27 OESO-landen, op de VS na. In de schriftelijke voorbereiding heb ik het kabinet tot twee keer toe gevraagd of het een mening heeft over die extreme vermogensongelijkheid in ons land. Tot twee keer toe heb ik geen antwoord gekregen, anders dan dat het kabinet niet stuurt op vermogensongelijkheid, maar zonder nadere onderbouwing van die keuze. Dus laat ik het de staatssecretaris nog een keer vragen. Waarom is voor de regering vermogensongelijkheid geen onderwerp van het regeringsbeleid? Misschien vindt hij nu het antwoord op zijn telefoon.

Voorzitter. Het wordt tijd dat de regering het als haar verantwoordelijkheid gaat zien iets tegen deze grote ongelijkheid te doen. Mijn fractie is dan ook blij dat in de Tweede Kamer met ruime meerderheid een motie van D66 en de SP is aangenomen die het kabinet vraagt mogelijkheden te onderzoeken voor hogere belastingen op vermogens boven 1 miljoen euro. Met zo'n miljonairstaks zou je ook in één klap veel van de tekorten in de publieke sector structureel kunnen wegwerken. We zien daarom uit naar de uitkomsten van het onderzoek en komen hier zeker nog een keer op terug. Wat ons betreft wordt dit een van de hoekstenen van de bouwstenen voor een nieuw belastingstelsel.

Dan een voor mijn fractie zeer belangrijk punt: de woningcrisis in relatie tot het Belastingplan. In de schriftelijke ronde heeft mijn fractie enkele specifieke vragen gesteld over de verhuurderheffing en over de gevolgen van wat we hier vorig jaar hebben aangenomen, namelijk de implementatie van ATAD 1. Om met dat laatste te beginnen: in het debat dat mijn fractie hier vorig jaar met de staatssecretaris over had, gingen onze vragen specifiek over de zogenaamde earningsstrippingmaatregel. Collega Vendrik had het er ook over. Die is, als onderdeel van ATAD 1, bedoeld om belastingontwijking tegen te gaan, maar treft dus ook deels de verkeerden, in dit geval en in het bijzonder onze woningcorporaties.

Mijn fractie was en is van mening dat er voor de woningcorporaties een uitzondering zou moeten komen op ATAD 1 en is er tot op heden niet van overtuigd dat hier op Europees niveau juridisch geen ruimte voor zou zijn. De regering zou hierover informeel advies hebben gevraagd bij de Europese Commissie en dat zou negatief zijn. In de schriftelijke voorbereiding hebben we de regering gevraagd dit advies, of de ambtelijke weergave ervan, met ons te delen. Dit weigert de staatssecretaris, ondanks mijn beroep op ons informatierecht, zoals neergelegd in artikel 68 van de Grondwet. Welk zwaarwegend belang van de Staat — de enige grond waarop de regering onder haar grondwettelijke informatieplicht uit kan komen — is hier nu volgens de staatssecretaris in het geding? Laat de staatssecretaris dat eens glashelder uitleggen, want in de beantwoording vind ik die uitleg niet.

Toch ben ik hoe dan ook blij dat ik hierover nadere vragen heb gesteld, want uit wat de staatssecretaris er dan wel over kwijt wil in zijn beantwoording, blijkt dat het helemaal niet gaat om een advies van de Europese Commissie, zoals eerder gesuggereerd. Het gaat slechts om een voorlopige opvatting van de dg Competitie, die bovendien kennelijk ook heeft medegedeeld dat het aan de lidstaat zelf is om te bepalen of de sociale woningbouw als een langlopend openbaar infrastructuurproject mag worden aangemerkt. Alleen is het kabinet door wat er ambtelijk is gewisseld "gesterkt in zijn overtuiging". Dat wil zeggen, de overtuiging dat het niet kan en dat het verboden staatssteun zou vormen. Ik citeer opnieuw: "... en niet optimistisch over een andersluidende opvatting van de Europese Commissie".

Voor de goede orde, de Commissie is niet om een oordeel gevraagd. We hebben het hier slechts over vermoedens en over overtuigingen waarin men gesterkt is op grond van informatie die wij als parlement niet kennen en die niet met ons wordt gedeeld. Daar moeten we het dan als senaat met ons grondwettelijk informatierecht mee doen. Ik vind dit niet acceptabel. Waarom is er eigenlijk nooit om een formeel advies gevraagd? Kennelijk wil men die uitzondering ook helemaal niet voor de woningcorporaties en wil men de corporaties deze lastenverzwaring gewoon opleggen. Zeg dat dan. Wees dan eerlijk en verschuil je niet achter een informeel advies dat je vervolgens niet met de Kamer zegt te kunnen delen. Mijn fractie is niet van plan om genoegen te nemen met de beantwoording tot nog toe en overweegt een motie in tweede termijn.

Als een uitzondering op ATAD 1 dan echt niet mogelijk zou zijn, waar wij dus vooralsnog niet van overtuigd zijn, is er nog een andere oplossing. Wat mijn fractie betreft is het van tweeën één. Of je zet alles op alles om voor de woningcorporaties een uitzondering te krijgen op deze richtlijn, of je zorgt ervoor dat de negatieve gevolgen van de beperking van de renteaftrek voor de corporaties volledig gecompenseerd wordt. Maar de regering doet dus geen van beide. Is dat nu verantwoord beleid, gezien het tekort aan betaalbare woningen in ons land, zo vraag ik de staatssecretaris. Graag een reactie.

De compensatie zou natuurlijk ook kunnen komen in de vorm van een vermindering van die lastenverzwaring voor de woningcorporaties die al eerder was ingevoerd: de verhuurderheffing. Wat mijn fractie betreft wordt die dus helemaal afgeschaft. We hebben eerder vanavond gehoord dat dat misschien wel mogelijk zal zijn met de volgende kabinetsformatie, maar dan moet er natuurlijk wel een goede uitslag komen in de verkiezingen. Ik hoop dat veel partijen dat met de ChristenUnie delen.

Wat is nu in de kern de rechtvaardiging van de continuering van deze maatregel voor het huidige kabinet? De verhuurderheffing is destijds ingevoerd als crisismaatregel. Wat ons betreft was het toen ook al een verkeerde maatregel, maar ook als je toen meeging in die redenering, geldt nu dat die crisis voorbij is en dat de overheidsfinanciën op orde zijn. Waarom is die dan nu nog nodig? Kan de staatssecretaris dat nader onderbouwen? Er is geen crisis van de overheidsfinanciën. Integendeel, we houden dit jaar 10 miljard over. We hebben echter wel een crisis in onze volkshuisvesting. Een maatregel die bedoeld was om de gevolgen van die financiële crisis te bestrijden, jaagt nu een andere crisis, de woningcrisis, aan. Wat is hierop het antwoord van de staatssecretaris?

Ook zonder de verhuurderheffing af te schaffen, zou de regering al meer kunnen doen. De verhuurderheffing is bijvoorbeeld gekoppeld aan de WOZ-waarde, die de laatste jaren sneller stijgt dan de inflatie. Waarom corrigeer je daarvoor niet structureel door net als gemeenten een macronorm te hanteren, waarbij de opbrengst vaststaat en het tarief wordt aangepast aan de WOZ-ontwikkeling? Dat zou mogelijk in ieder geval een beetje verlichting kunnen geven. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter. Over de voorgestelde maatregelen in het kader van het Klimaatakkoord zal ik kort zijn. Er is steeds meer twijfel of het kabinet wel kan voldoen aan zijn eigen klimaatdoelstellingen. Intussen blijft de grote industrie de dans nog te veel ontspringen, terwijl gezinnen met een laag tot zelfs bovenmodaal inkomen de energierekening steeds minder goed kunnen opbrengen. Toegankelijke en betaalbare energie voor iedereen is wat ons betreft een recht. Dat recht staat nu alleen steeds meer onder druk, bijvoorbeeld door de verhoging van het belastingtarief van de eerste schijf voor aardgas. Dit raakt, behalve huishoudens met lagere inkomens, ook het kleinbedrijf onevenredig hard. Ik vraag de staatssecretaris waarom daarvoor is gekozen, terwijl het zo veel rechtvaardiger zou kunnen.

Voorzitter, dan kom ik op iets waarmee het eindelijk de goede kant op gaat, namelijk het aanpakken van de belastingontwijking. De SP-fractie is blij met de invoering van een bronbelasting op rente en royalty's per 2021. Het blijft voer voor historici en politicologen waarom dit zo lang heeft moeten duren. Maar er wordt nu in ieder geval een stap in de goede richting gezet. Een heel grote stap is het echter nog niet. Het gaat bij deze conditionele bronbelasting slechts om 22 miljard van de 80 miljard die aan rente- en royaltybetalingen door ons land stroomt. Er wordt slechts bronbelasting geheven op de stromen die doorgesluisd worden naar landen met een laag tarief, specifiek onder de 9%. De stromen die direct vanuit Nederland naar belastingparadijzen gaan, zoals Bermuda, zullen opdrogen, maar daarnaast stroomt er ook geld onbelast ons land uit via doorstroomlanden, zoals Ierland, Luxemburg of Zwitserland.

Ook het CPB stelt in een studie uit het begin van dit jaar dat de voorwaardelijke bronbelasting deze stromen niet zal tegengaan en dat hiervoor een ruimere toepassing nodig is. Kan de staatssecretaris nog eens uitleggen waarom hij hier niet voor gekozen heeft? Waarom is het slechts een voorwaardelijke en niet gewoon een algemene bronbelasting? Voor zover het doorgesluisd wordt via andere EU-lidstaten, in welk geval op basis van de bestaande richtlijn geen bronbelasting geheven mag worden, vraagt mijn fractie zich af of de staatssecretaris wel voldoende gebruikmaakt van de juridische mogelijkheden die het EU-recht biedt om misbruik van deze richtlijn tegen te gaan.

En waarom wordt er alleen gekeken naar het statutaire tarief en niet naar de landen die statutair boven de norm van 9% komen maar door speciale belastingregimes daar effectief ruim onder zitten, zoals Mauritius? Waarom staan deze landen niet ook op de lijst van laagbelaste landen waarvoor een bronbelasting geheven moet worden? Ook landen met territoriale belastingregimes, zoals Hongkong en Panama, vallen buiten de reikwijdte van de conditionele bronbelasting. Mijn fractie betreurt dat en vraagt zich af waarom de regering hier niet ambitieuzer is geweest. Graag een reactie van de staatssecretaris op deze punten.

Dat we er met de bestrijding van de belastingontwijking nog lang niet zijn in dit land, bleek onlangs weer uit een nieuw onderzoek van het CBS, dat liet zien dat de effectieve winstbelasting voor grote bedrijven in tien jaar gedaald is van 22% naar 17,1%. Voor de allergrootste bedrijven ligt dit zelfs nog een stuk lager, zoals we allemaal weten. Ik heb hier vorige maand al met de staatssecretaris over gedebatteerd. Hij zegt: je hebt tarief en je hebt grondslag. Alsof het normaal is dat de grondslag zo smal is dat je 8% of zelfs nog veel meer onder het nominale tarief zit. Of vindt de staatssecretaris dat wél normaal? De bedoeling van de tarieven die we hanteren, is toch dat bedrijven die zo veel mogelijk effectief betalen? En wat vindt hij dan van die van 22% naar 17,1% dalende trend? De staatssecretaris zal zeggen: maar we werken aan een grondslagverbreding. Maar hoezo moet het tarief omlaag als je de grondslag verbreedt? Dat is wel wat er nu, wat deze regering betreft, gaat gebeuren. Zeker als je de grondslag verbreedt in het kader van het bestrijden van belastingontwijking, ontbreekt wat mijn fractie betreft hier de logica, of het zou de logica moeten zijn van het belonen van slecht gedrag. Graag hoor ik van de staatssecretaris hoe hij dit ziet.

De verlaging van het hoge Vpb-tarief is gelukkig een jaar uitgesteld, maar gaat vervolgens alsnog in. Dat blijft voor mijn fractie een onbegrijpelijke maatregel. Het is ook een gevaarlijke maatregel, die de belastingconcurrentie met de ons omringende landen verder zal aanwakkeren.

Voorzitter, ik kom tot een afronding. Mijn fractie is blij dat de verlaging van het hoge Vpb-tarief is uitgesteld, maar zolang van uitstel geen afstel komt, is dit voor ons onvoldoende. Met name multinationals betalen nog steeds veel te weinig belasting. Die belasting zou omhoog moeten door én de grondslag te verbreden én het tarief te verhogen. De versnelde invoering van het tweeschijvenstelsel, dat de ongelijkheid structureel vergroot, is wat mijn fractie betreft een stap in de verkeerde richting. Op het gebied van de vermogensongelijkheid constateer ik opnieuw stilstand en een kabinet dat weigert een groot maatschappelijk probleem aan te pakken. Een acuut maatschappelijk probleem is de woningcrisis. Ook hier biedt het Belastingplan weinig soelaas. Integendeel, de verhuurderheffing blijft bestaan en ook andere lastenverzwaringen voor de woningcorporaties worden niet of onvoldoende gecompenseerd.

Ten slotte is mijn fractie blij dat de belastingontwijking nu verder wordt aangepakt en stemmen we, ondanks de beperkte behandeltijd, in met beide implementatievoorstellen op dit terrein alsook met de invoering van een bronbelasting. Voor het overige moet er dus nog een hoop gebeuren om onze fractie over de streep te trekken. Maar dat laat onverlet dat ik zoals altijd uitzie naar de beantwoording van de staatssecretaris.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Dan is ten slotte het woord aan de heer Gerbrandy namens de OSF.

De heer Gerbrandy (OSF):

Dank u wel, voorzitter. Natuurlijk eerst de felicitaties aan collega Geerdink met haar inhoudelijk goede speech. Van een fiscaliste kun je dat verwachten en dat ben ik helaas niet. Maar goed, in mijn fractie ben ik de meest deskundige, vandaar dat ik hier sta.

Ik heb drie vragen voor de staatssecretaris. Het gaat in Nederland goed, maar gaat het goed voor iedereen? Er is nog steeds een grote kloof tussen rijk en arm. Het SCP heeft gekeken en geconstateerd dat bijna een miljoen huishoudens in Nederland onder de armoedegrens leven, niet veel meer dan toereikend in ieder geval, en 600.000 mensen onder de grens van de basisbehoeften. Heeft iemand in deze Kamer ooit een maand moeten leven in een gezin met twee kinderen onder €2.000? Ik denk het niet. Nog schrijnender in dit welvarende land is dat 9% van de kinderen — dat zijn er 300.000 — in armoede leeft. Is dat de laatste jaren verbeterd? Nee. In de periode 2013 tot 2018 is het met 10% gestegen als we over kinderen spreken.

Ik wil graag in een kleine reflectie mondiaal kijken; dat past in het thema rijk-arm. Wist u dat de 26 rijkste mensen meer vermogen hebben dan de halve wereldbevolking aan de onderkant, dat zijn 3,8 miljard mensen? Wist u dat Oxfam Novib gekeken heeft hoe mensen in deze wereld leven en dat 10% van de wereldbevolking minder dan 1,90 dollar per dag te besteden heeft? Schrijnend! Wij zijn een onderdeel van onze wereld. Ik kom tot mijn punt, staatssecretaris en voorzitter.

Ook onze Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid waarschuwde tegen te grote verschillen. Dat geeft maatschappelijke onrust en het vertrouwen in de overheid en de politiek raakt weg. Nederland — ik wist niet wat ik zag — behoort tot de top 5 van belastingparadijzen in de wereld. 10% van de wereldwinsten wordt door Nederland weggesluisd. Mijn fractie staat 100% achter de maatregelen die deze regering wil nemen. En ze kan nog meer doen. Het is net ook door de heer Van Apeldoorn heel duidelijk gezegd. De ginicoëfficiënt — dat is de uitdrukking van het vermogen — is in Nederland de hoogste van de wereld, net na de Verenigde Staten. U zei 0,8, ik heb gelezen 0,9. Bij de inkomens is het in Nederland wat beter, dat is 0,3. Die verhoudingen liggen dus beter.

Wist u dat sinds 1977, 40 jaar geleden, de koopkracht voor de tien minst verdienende huishoudens met 30% is teruggelopen en dat de hoge inkomens plus 6% tot plus 23% hebben gekregen? De middellangetermijnraming door het CPB voorspelt dat ook in de toekomst, 2022 tot 2025, de lasten voor burgers en gezinnen gaan oplopen en dat die van bedrijven en particuliere kapitalen omhoog gaan. Het vermogensverschil is in Nederland gigantisch. 60% van de armste huishoudens heeft 1% en 10% van de rijkste heeft 50% van alle vermogen. En nou stop ik ermee, maar ik wil hier de sfeer naar voren brengen waar ik het niet mee eens ben. Ik kom zo tot de vragen, via de voorzitter.

Het topinkomen was in 1990 30 keer het minimumloon. Je zou zeggen: dat is toch genoeg. Maar nee, in 2013 was het topinkomen 52 keer het minimumloon. Als we zien hoe mensen elkaar fysiek kunnen overtreffen, is dat 1 op 3 tot 1 op 5. De heer Van Wely is zeven keer kampioen geworden met schaken en heeft een rating van 2.800. Ik ben een gewone schaker en ik heb een rating van 1.200. Moet hij dan 52 keer meer verdienen dan ik? Ik zou het niet durven zeggen. Dat doet hij overigens ook niet.

Verschil van inkomen is slecht voor economische groei. Het is ook slecht voor het vertrouwen in ons politiek systeem. De overheid zou een schild moeten zijn voor zwakkeren, een bondgenoot voor de kwetsbaren en de kansarmen. Daarom mijn vraag aan de staatssecretaris. Het minimumloon, die koopkracht, moet omhoog. Dat doet hij nu niet. De middeninkomens, daar ben ik voor, maar het minimumloon moet ook omhoog. De btw moet terug van 9% naar 6%. Dat is voor iedereen een voordeel. Dat kunnen we op een andere manier terughalen. En vooral op gezond eten zou dat absoluut moeten. Dat de btw voor tabak omhoog gaat, is prima. De vier schijven die we hebben in het belastingstelsel kunnen wat mij betreft blijven bestaan. Als de zorgkosten inkomensafhankelijk zijn, gaan de laagste inkomens daar met 4% van profiteren. Dat heeft men uitgerekend. Het eigen risico kan gehalveerd worden. Ik wil graag op deze opmerkingen een reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter. Over de Belastingdienst ga ik het kort houden: vereenvoudiging en modernisering. Onze Belastingdienst staat onder druk als inner en verstrekker. Makkelijker kunnen we het niet maken, maar leuker zeker wel. Zes miljoen mensen — ik hoorde net zeven miljoen — krijgen toeslagen. 50 regelingen, een oerwoud, rondpompen, een circus van toeslagen, een fabriek van toeslagen. Ik vraag een onderzoek van de staatssecretaris naar een basisinkomen. Dat zou kunnen in het onderzoek naar de bouwstenen voor een beter belastingstelsel, in ibo 3 of misschien door een staatscommissie die daarnaar kijkt. Dan kunnen we daarin meenemen dat de toeslagen rechtstreeks naar de instellingen gaan, de vlaktaks, de een- en tweeverdieners. Ga dat complex eens bekijken, want het is nu uit de hand gelopen. Dat was de tweede vraag.

De derde vraag gaat over de verhuurderheffing. Ik heb in mijn Algemene Politieke Beschouwingen een motie voorgelegd en onze minister voor Milieu en Wonen heeft gezegd: houd die nog even aan. Ik heb dat gedaan. Zij wilde de draagkracht van woningcorporaties nog bekijken. Vooruitlopend daarop, het is al meer gezegd, maar ik vind dat ik het moet zeggen: in 2013 is er een greep in de kas gedaan van 1,7 miljard, omdat toen de overheidsfinanciën niet in orde waren. Het Rijk wil nu 300.000 woningen gaan bouwen en 75.000 woningen per jaar. De woningcorporaties bouwden 30.000 woningen per jaar en du moment dat de verhuurderheffing kwam, was dat nog 15.000. De helft ging er dus vanaf. Beste mensen, nu geeft ... Voorzitter, moet ik zeggen, nu geeft deze regering een sigaartje uit eigen doos terug aan de corporaties. 10 miljoen in 10 jaar. Ik heb het berekend: dat is 0,5% per jaar van wat er ooit afgenomen is. Mensen, dit kan niet.

Bovendien zorgen de ATAD 1-regels ervoor dat de corporaties volgend jaar 353 miljoen moeten afdragen. De earningsstrippingmaatregel wordt het genoemd. De heer Van Apeldoorn heeft perfect uitgelegd. Dat hoef ik niet te doen in de resterende 40 seconden, maar ik vraag u: ga naar Europa en ga dit gewoon regelen. Dat is mijn derde vraag. Met de onderbouwing van Van Apeldoorn wil ik graag dat u daarnaartoe gaat, want het is niet correct in mijn ogen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Gerbrandy. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering voor de nacht tot dinsdag 10 december 2019 om 11.00 uur.

Naar boven