3 Algemene Politieke Beschouwingen

Aan de orde zijn de Algemene Politieke Beschouwingen,

en de behandeling van:

  • -het dossier Kabinetsformatie 2017 (34700);

  • -het regeerakkoord 2017-2021 VVD, CDA, D66 en ChristenUnie: Vertrouwen in de toekomst;

  • -de Nota over de toestand van 's Rijks Financiën (Miljoenennota 2018) (34775).

De voorzitter:

Ik heet de minister-president en alle overige bewindspersonen van harte welkom, in het bijzonder diegenen die voor het eerst in hun huidige functie bij de plenaire vergadering van deze Kamer aanwezig zijn. Het verheugt ons het nieuwe kabinet nagenoeg voltallig in ons midden te hebben.

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw Faber-van de Klashorst.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Voorzitter. Ten eerste wil ik graag de nieuwe regering welkom heten in onze mooie plenaire zaal.

Maandenlang heeft de minister-president erover gedaan om samen met zijn nieuwe vrienden een regeerakkoord te smeden, pronkend met de naam "Vertrouwen in de toekomst". De naam "Betaalplicht en mond dicht" was passender geweest. Het zou niet bij iedereen even goed gevallen zijn, maar het zou wel een stuk transparanter geweest zijn. Vervolgens had het kabinet alle blabla, bedoeld om u te belazeren, achterwege kunnen laten. Wellicht had het regeerakkoord ook op een A4'tje gepast. Want waar draait het nu om in dit regeerakkoord? Minder in je portemonnee en minder democratie, maar wel meer Europese Unie en nog veel meer islam.

Hoe kun je nu vertrouwen hebben in een kabinet dat je lachend lastenverlichting voorhoudt, maar ondertussen de fiscale duimschroeven flink aandraait, te beginnen met het verhogen van het lage btw-tarief? Daarin vallen onder andere voeding, water, geneesmiddelen en hulpmiddelen. Dat zal iedereen in de portemonnee treffen, in het bijzonder de zieken, de gehandicapten en de gezinnen. Dat is voor de gezinspartijen ChristenUnie en het CDA kennelijk geen probleem. En terwijl Jesse niet sprong, zit hij wel bij de minister-president op schoot en lispelt hij de GroenLinkse klimaatwaanzin in zijn oor: hogere milieubelasting en hogere energietoeslagen. De minister-president zet deze klimaatleugen niet alleen graag in omdat hij Jesse graag te vriend houdt, maar ook om de kassa eens flink te laten rinkelen bij de overheid en de grote multinationals. Die mogen op kosten van de belastingbetaler de CO2 opslaan en gebruiken. Kennelijk is het cadeautje van 1,4 miljard voor het afschaffen van de dividendbelasting niet voldoende om vriendjes te blijven met de grote jongens.

Stijgende zorgpremies? Geen probleem. Tegenvallers? Gewoon verrekenen in de zorgpremie en meevallers in je eigen zak steken om elders de gaten in de begroting te vullen, bijvoorbeeld de torenhoge kosten van de asielinstroom. Terwijl Henk en Ingrid naar de kiloknaller gaan, komt bij het azc de keurslager voorrijden. En terwijl de Nederlandse gezinnen niet op vakantie gaan, omdat de wasmachine bezweek, draaien de Mieles op volle toeren in de azc's. De verhoging van het lage btw-tarief zal direct de prijzen van medicijnen en hulpmiddelen verhogen en dus ook de zorgkosten verhogen en dus ook de zorgpremies, zorgpremies waar nu 800.000 mensen krom voor liggen en voor het eigen risico in de betalingsregeling zitten. Dit, terwijl asielzoekers geen eigen risico hebben, geen premie betalen en ook geen eigen bijdrage. Hoezo, gelijke behandeling?

Ondanks het vurige verlangen van D66 naar "voltooid leven", zou er 1,9 miljard extra naar de verpleeghuizen gaan: dekking, lagere kosten bij de nieuwe zorgakkoorden. Het CPB verwacht echter dat deze meevaller 1 miljard lager uitkomt. Het kan zomaar zijn dat dit mede veroorzaakt wordt door de btw-verhoging. In dit geval is het het kabinet zelf dat de zorgpremie opjaagt. De vraag is: gaat er echt 1,9 miljard extra naar de verpleeghuizen? Zo ja, hoe wordt dit bekostigd? Graag een reactie van de minister-president.

Stijgende huren? Ook geen probleem. Terwijl de gemeenten de huur voor de statushouders de eerste twee jaar doorbetalen, krijgen Nederlanders genadeloos de jaarlijkse huurverhoging en de afbouw van de huursubsidies voor de kiezen. Ja, verschil moet er zijn.

De huizenbezitters dan. Ook dit heilige huisje wordt genadeloos ingetrapt. Heb je netjes je hypotheek afgelost, word je genadeloos gestraft voor het aflossen van je schuld. Kennelijk heeft dit kabinet de stelling: als de bank een aflosboete kan geven, kunnen wij dat ook. En het afschaffen van de dividendbelasting voor de buitenlandse belegger moet natuurlijk ergens van betaald worden. Die huizenbezitters, die blijven toch wel zitten. Vooral de ouderen zijn zwaar de klos. Ze hebben vaak hun huis afgelost, rekening houdend met de onbetrouwbare overheid, de alsmaar oplopende kosten en de verhoogde AOW-leeftijd. In plaats van dat dit kabinet de AOW-leeftijd verlaagt, kiest het er liever voor om miljarden euro's uit te geven aan ontwikkelingshulp.

De inkomstenbelasting dan? Gaat de vlaktaks iets leuks voor ons doen? Niet echt. De 5 miljard die wordt teruggegeven, wordt eerst even opgehaald bij de huizenbezitters. Vervolgens worden wij voor de gek gehouden met die twee tarieven. De minister-president heeft vast gedacht: als gender vloeibaar kan zijn, dan kunnen deze tarieven dat ook. Onder de oppervlakte zitten geniepig de inkomensafhankelijke kortingen verstopt, die voor de grootste groep burgers de totale belastingdruk genadeloos stapje voor stapje blijven opdrijven. Deze fiscale misleiding treft vrijwel alle werkenden vanaf 22 jaar zodra ze maar iets boven het minimumloon uit komen. Nadat ze je de voorgespiegelde lastenverlichting hebben afgenomen, worden er 1,5 miljoen stemmen afgepakt. Zonder blikken of blozen schreven de partijleiders van de VVD en het CDA een brief waarin zij klip-en-klaar aangeven dat ze liever opkomen voor de islam en zijn 800.000 aanhangers dan voor de 1,5 miljoen PVV-stemmers. Blijkbaar betekent CDA echt Christenen Dienen Allah.

Nadat de 1,5 miljoen PVV-stemmen zijn kaltgestellt, is het de beurt aan het raadgevend referendum. De minister-president haalde de raarste fratsen uit om de legitieme nee-stem van het Oekraïnereferendum om te toveren in een ja. Het CDA draaide soepeltjes met zijn standpunt en stemde uiteindelijk na de verkiezingen toch voor het Oekraïneverdrag. Het CDA pleegde gewoon taqqiya. Voor degenen die niet op de hoogte zijn van dit fenomeen: dit is een geaccepteerde handeling binnen de islamitische wereld, die toestaat te liegen als dit de enige manier is om je beoogde resultaat te halen. Het CDA sorteert kennelijk al voor op een islamitisch Nederland. Om dergelijke gênante situaties te voorkomen wordt dit kleine inspraakmomentje van de kiezer in de komende kabinetsperiode simpelweg de nek omgedraaid. Hieruit blijkt dat dit kabinet niets heeft met de mening van de burger. Het kabinet heeft meer met het uitknijpen van de burger.

Wij zijn er nog niet. Dit kabinet loodst Nederland een steeds maar uitdijend en federaal Europa in. Een Europese Unie die haar werkwijze steeds meer verlegt van democratie naar zogenaamde "mensenrechten". "Mensenrechten" klinkt sympathiek, maar het is de bom onder de democratie. In de democratie geldt: gelijke rechten in gelijke gevallen. Als men het tegenwoordig heeft over mensenrechten, dan wordt daarmee bedoeld: gelijke rechten in ongelijke gevallen. Dit zet, naast de open grenzen, de deur wagenwijd open voor de islamisering van Nederland, die in volle gang is.

Naast dat de islamisering wordt uitgerold door de elite, stroomt er ook letterlijk steeds meer islam ons land binnen. Zogenaamd "verwarde" terroristen, gecamoufleerd door de migrantenstroom, glippen Europa binnen. Gevluchte, geharde IS-strijders, die er lustig op los hebben gemoord, gemarteld en verkracht, banen zich een weg door Europa om de weerloze bevolking genadeloos te terroriseren. In plaats van dat wij de grenzen sluiten, wordt dit tegen een forse betaling van miljarden euro's geoutsourcet naar een onbetrouwbaar land als Turkije, een land dat het niet zo nauw neemt met de grenzen en een groot deel van Cyprus al decennialang gewoon bezet houdt en dat over de grenzen heen een vijfde colonne probeert te planten met behulp van door Turkije gefinancierde moskeeën, waar imams niet schromen een stemadvies te geven aan de Turkse Nederlanders. Nogmaals, met het hebben van een dubbele nationaliteit heeft men bij een onvoorwaardelijke Nederlandse loyaliteit de schijn tegen. Dat geldt ook voor bewindslieden en politici.

Honderden moskeeën verrijzen in onze steden. Iedere moskee is een vlag van de bezetter. Iedere moskee is een bestuurlijk centrum van de uitdijende islamitische enclaves, met eigen islamitische regels. Dat alles wordt mogelijk gemaakt door de vrijheid van godsdienst en door de mensenrechten.

De heer Kox (SP):

Mevrouw de voorzitter. Ik heb het weer een tijdje aangehoord en ben nog niet erg verrast. De "vijfde colonne" kwam ook weer langs. Ik dacht dat we daar afspraken over gemaakt hadden. Maar mevrouw Faber zegt nu: elke moskee is een vlag van de bezetter. Je mag alles zeggen in dit huis, maar kan zij ook uitleggen wat dat is? Wie is dan die bezetter? Zijn dat Nederlandse burgers die hier wonen en hebben besloten om niet naar de katholieke of protestantse kerk te gaan of überhaupt niet naar de kerk te gaan, maar naar de islamitische kerk? Zijn dat die bezetters? Wilt u dat eens uitleggen, mevrouw Faber? U kunt namelijk makkelijk iets beweren, maar in dit huis van de democratie zou je ook in moeten staan voor de woorden die je zegt. Legt u dat dus eens uit.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ja. Ten eerste wil ik even ingaan op wat de heer Kox zegt over de afspraken die we zouden hebben gemaakt over "de vijfde colonne". Ik wil u er graag op wijzen, meneer Kox, dat wij hier een commissie Werkwijze Eerste Kamer hebben gehad. Uit die commissie is een voorstel gekomen. In dat voorstel is beschreven dat wij hier alle feiten en zaken gewoon kunnen bespreken. Daarnaast hebben we nu de Algemene Politieke Beschouwingen. Dat is het enige debat in het hele jaar waarin we alles voor het voetlicht mogen brengen. Ik mag het dus gewoon hebben over die vijfde colonne.

Dan zegt u: kunt u eens uitleggen waarom een moskee een vlag van de bezetter is? Dat kan ik uitleggen. Die moskee is namelijk een voortvloeisel van de islam. En zoals Erdogan zegt: de moskeeën zijn onze kazernes en de gelovigen zijn onze soldaten. Dat zijn echt de woorden van Erdogan. En Erdogan is op het gebied van de islam zeker een van de kenners, dat gaat u toch niet ontkennen.

De heer Kox (SP):

Ik heb meneer Erdogan herhaaldelijk mogen ontmoeten. Hij is een machtig man, maar om uit de mond van mevrouw Faber te horen dat hij een machtig man is in de islamitische kerk en de islamitische leer, zou zelfs hem verrassen. Meneer Erdogan is de president van Turkije. Hoe kan u nou zeggen dat die man spreekt voor de islam? De islam is een wereldreligie. Daar zijn heel veel mensen lid van, om goede of om slechte redenen. Hoe kan u de link leggen dat je, als je lid bent van die religie, een vlag van de bezetter draagt? Geldt dat dan ook voor hindoes, katholieken, protestanten of anglicanen, of voor atheïsten?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ten eerste wil ik even zeggen dat de islam geen religie is; dat is een ideologie. Dat even terzijde, al wil ik dat wel even helder hebben, want als ik erop zou antwoorden als was het een religie, dan kreeg ik dat voor mijn voeten. En ik vraag me werkelijk af vanonder welke steen de heer Kox vandaan is gekropen.

De heer Kox (SP):

De katholieke steen.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Vanonder de katholieke steen? Nou, dan heeft u nog het voorrecht gehad dat u onder de katholieke steen heeft kunnen liggen, want als we zo doorgaan met die voortgaande islamisering, wordt ook die steen nog van u afgenomen. Verder wilde ik nog even dit zeggen. Erdogan is de president van Turkije, de leider van Turkije. Iedereen die maar enigszins op de hoogte is van dat land, weet dat Turkije een islamitisch land is. En Erdogan heeft hier zijn moskeeën geplant, die hij ook financiert, waar hij zijn eigen imams in zet en die zijn boodschap hier brengen. Dat hebben we toen ook gezien in Rotterdam: in no time had hij gewoon een paar honderd Turken op de brug staan om te demonstreren. U moet dus niet zo onnozel doen en zeggen: hoe kunt u dat nou zeggen over Erdogan en de islam? Nou, als u dat nog niet snapt, vraag ik me werkelijk af hoe het met u gesteld is.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Kox. Ik wil deze discussie beëindigen, dus een korte vraag en een korte reactie van mevrouw Faber.

De heer Kox (SP):

Voorzitter, het is heel begrijpelijk dat u die wilt beëindigen, maar ik stoor mij er elke keer aan en daarom vind ik dat ik ook elke keer die taak heb. Ik stoor me eraan als in dit huis collega's zeggen "ik mag hier zeggen wat ik wil", en het dan kennelijk niet meer uitmaakt wat je zegt dat je wilt. Je hebt hier vrijheid van meningsuiting, maar om een mening te uiten, moet je nadenken over wat je uit, en niet zomaar je mond opendoen en daar een lawine aan discriminerende taal uit laten komen. Dat doet pijn in een huis waarin we volgende week honderd jaar democratie herdenken.

Een laatste opmerking voor mevrouw Faber. Erdogan is de president van Turkije en daarom de baas van de islam? Onze Koning is de baas van Nederland, ons staatshoofd. Zijn wij daarom een protestants-christelijke natie?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik zeg niet dat meneer Erdogan de baas is van de islam. Hij is een aanhanger van de islam ...

De heer Kox (SP):

Dat wisten we al.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

... en een kenner bij uitstek van de islam. Weet u wat het is? Kijk, meneer Kox heeft altijd wat moeite met feiten die naar voren worden gebracht. Dan wordt hij ook altijd emotioneel, dus blijkbaar raak ik gewoon een gevoelige snaar bij meneer Kox. Maar goed ... Wat zegt u, mevrouw Jorritsma?

De voorzitter:

Nee, nee.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Misschien kan mevrouw Jorritsma even naar de microfoon lopen, dan kan ze een interruptie doen in plaats van blaten uit haar bankje.

De voorzitter:

Nee, mevrouw Faber en mevrouw Jorritsma. Mevrouw Jorritsma, als u iets wilt zeggen, moet u naar de microfoon. En mevrouw Faber, u reageert daar niet op, want er was niet door de microfoon gesproken. Gaat u verder met uw verhaal.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Voorzitter, u heeft gelijk. Ik moet alleen reageren als iemand bij de microfoon staat; daar heeft u gelijk in.

Ik moet nu even kijken waar ik was gebleven. Ik ga nu even terug, anders klopt mijn tekst niet meer. Ik had het over de moskeeën die verrijzen in onze steden. Iedere moskee is een vlag van de bezetter en iedere moskee is een bestuurlijk centrum van de uitdijende islamitische enclaves, met eigen islamitische regels. En dat alles wordt mogelijk gemaakt door de vrijheid van godsdienst en door de mensenrechten. Dat maakt het integratiebeleid tot een farce. Migratie zonder integratie is kolonisatie. En die kolonisten komen met tienduizenden binnen om ontzorgd te worden. Na zich te hebben genesteld in de met voorrang toegewezen gratis ingerichte woning, is het tijd voor de gezinshereniging. En dat terwijl onze ouderen, na een leven lang lief en leed samen te hebben gedeeld, uit elkaar worden getrokken als een van hen hulpbehoevend wordt. Echt schandalig. Blijkbaar hebben zij geen recht op samenzijn. Momenteel wordt er bij de gezinshereniging uitgegaan van 3,5 nareizigers per kolonist. Met de plannen van dit kabinet inzake herijking van het ouderschap, dat zomaar polygamie in de kaart kan spelen, moet je er niet gek van opkijken als één papa straks vier mama's gaat binnenloodsen.

En dan is het tijd voor de bijstand, waar het merendeel van de migranten in belandt. Het maakt niet uit hoeveel nationaliteiten je hebt of welke nationaliteit je hebt; met de open grenzen kan de hele wereld in aanmerking komen voor de Nederlandse bijstand. Tenminste, als je het een beetje handig speelt. Complete waanzin! Wat de PVV betreft, kunnen migranten enkel in aanmerking komen voor de sociale voorzieningen als ze in Nederland tien jaar legaal hebben gewerkt.

Voor alle duidelijkheid: asielzoekers, alias gelukszoekers, moeten hier helemaal niet komen werken. Zij moeten het land uit, te beginnen met de 70.000 Syriërs die hier doelloos wachten op een permanente verblijfsvergunning. Als er Syriërs naar huis gaan om het Suikerfeest te vieren, kunnen zij ook eens flink de mouwen opstropen en aan de slag gaan in hun eigen land en hun eigen land gaan opbouwen. Waarom gebeurt dat niet? Graag een reactie van de minister-president.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Voorzitter. Meent mevrouw Faber nu echt dat Syriërs terug kunnen naar hun eigen land? Naar Syrië, waar op dit moment nog steeds een enorme oorlog woedt en dat helemaal kapot is?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik zie dat zij naar huis gaan om het Suikerfeest te vieren. Dan kan je er dus gewoon naartoe gaan. Anders doe je dat niet.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Mevrouw Faber zegt dat ze dat ziet. Ik ben benieuwd naar feiten. Ik ben benieuwd naar waar en hoe ze dat gezien heeft.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik heb het niet zelf gezien. Ik heb het gehoord en ik heb het uit de stukken. Ik kom namelijk niet in Syrië. Het lijkt me ook niet zo handig om als PVV'er naar Syrië te gaan. Ik weet dat u de deur plat loopt in dat soort contreien, want u bent de knuffelaar van migranten.

De voorzitter:

Mevrouw Faber, via de voorzitter.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Excuus, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

En als ik u één ding mag aanraden, en dit geldt voor iedereen: liefst niet op de persoon zelf. We houden het bij het onderwerp.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Dank u, voorzitter, ik dacht al dat we daar afspraken over gemaakt hadden. Het lijkt me heel verstandig dat mevrouw Faber niet naar Syrië gaat. Ik zou dat op dit moment helaas niemand aanraden. Ik zou mevrouw Faber ook willen meegeven dat we hier nog altijd het Vluchtelingenverdrag hebben te respecteren en dat we niemand zullen dwingen om terug te keren naar een land waar hij vervolging te vrezen heeft. Ik hoop dat mevrouw Faber dat wel deelt.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Dit is interessant. Mevrouw Strik heeft het over vluchtelingen. Het zijn geen vluchtelingen, het zijn gewoon migranten. Dus daar zijn we het in ieder geval over eens. Het zijn gewoon migranten. Het zijn geen vluchtelingen.

De voorzitter:

Mevrouw Strik, nog heel kort even.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

"Het zijn gewoon migranten." Daar kan ik niet zo veel mee. Vluchtelingen zijn een soort migranten, maar het zijn wel mensen die op zoek zijn naar bescherming. Mevrouw Faber had het eerder over asielzoekers. Dat zijn mensen die hier inderdaad vragen om bescherming. Als mevrouw Faber het dan toch over Syriërs heeft: ieder van hen krijgt die status, omdat zij die bescherming nodig hebben.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Dit wordt interessant. Mevrouw Strik zegt dat vluchtelingen een soort migranten zijn. Wat zijn het nou? Zijn het vluchtelingen of zijn het migranten? Het is ook niet helemaal duidelijk, maar volgens mij zijn het gewoon migranten. Zij kunnen gewoon veilig opgevangen worden in de omliggende regio, maar in plaats van dat zij daar blijven, gaan zij naar een heel ander continent, omdat er hier meer te halen is. Je kan hier wat leuke dingen doen die je thuis niet kan doen.

Ik heb de minister-president gevraagd waarom de Syriërs niet naar huis worden gestuurd. Vervolgens kunnen wij deze vrijgevallen gelden inzetten voor het afschaffen van het eigen risico en het verlagen van de zorgpremie voor de Nederlanders.

Voorzitter. In de enclaves rond de moskee moeten de buurtvaders de orde bewaken, omdat de politie geen gezag meer heeft. De politie is enkel welkom om aan te schuiven bij de iftarmaaltijd, compleet in uniform, hoewel zonder hoofddoek. Onlangs trachtte de minister van Justitie en Veiligheid nog goede sier te maken door het oordeel van het College voor de Rechten van de Mens naast zich neer te leggen. Maar ondertussen ligt de politie wel in uniform op de knieën in de moskee, in plaats van dat ze er enkel komt om een arrestatie te verrichten. Dan heb ik het nog niet eens over de toegestane dubbele nationaliteit bij de politie, de positieve discriminatie bij de werving van politieagenten en het zelf organiseren van iftars door de politie, compleet met gebedsoproep en koranvoordrachten door bijvoorbeeld Khalil Aitblal, bestuurslid en woordvoerder van de Blauwe Moskee in Amsterdam. U weet wel, die moskee die gefinancierd wordt vanuit Qatar en Koeweit en verbonden is met de Moslimbroederschap. Vorige week meldde de politie nog vol trots dat ze de Diyanetmoskee — dat is trouwens die moskee van Erdogan — in Haaksbergen heeft bezocht. Ze mocht zelfs het middaggebed meemaken. Voor alle duidelijkheid: Diyanetmoskeeën zijn een onderdeel van de lange arm van Erdogan.

Voorzitter. Hoe lang staat het …

De heer Schalk (SGP):

Ik dacht het punt van de islam bijna afgelopen was, maar ik weet het niet zeker. Ik heb er wel een vraag over.

De voorzitter:

Mevrouw Faber heeft nog twaalf minuten.

De heer Schalk (SGP):

Ik weet niet of ik zo lang kan wachten met mijn vraag, mevrouw de voorzitter. Laat ik het maar proberen.

De voorzitter:

Gaat uw gang.

De heer Schalk (SGP):

Dank u wel. Ik heb mevrouw Faber een aantal keren een verwijt horen maken aan het kabinet, over allerlei dingen die te maken hebben met waarden en normen, met name van de islam. Ik ben zo benieuwd of ze ook iets wil zeggen over wat we ertegenover moeten stellen vanuit onze joods-christelijke waarden. Wat wil ze het kabinet meegeven waar het kabinet iets mee zou moeten proberen te doen?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Dat is één woord: de-islamiseren.

De heer Schalk (SGP):

Het is heel knap geformuleerd met één woord, maar ik kan me voorstellen dat het kabinet daar niet voldoende aan heeft. Ik kan me ook voorstellen dat mevrouw Faber vanuit haar joods-christelijke traditie een aantal dingen zou kunnen noemen die juist van belang zijn om uit te dragen in onze samenleving. Die zou ik ook graag van haar horen. Dat zou het betoog wellicht wat evenwichtiger maken.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Dit kabinet begrijpt waarschijnlijk niet wat de-islamiseren inhoudt en wil dat ook niet begrijpen. Daarom willen wij het ook naar huis sturen. Daarom moet het kabinet ook zo gauw mogelijk weg. Wij willen namelijk wel de-islamiseren. Wij willen de grenzen dicht. Wij willen de moskeeën dicht. Wij willen de Koran verbieden; de hele rataplan. Wat de PVV betreft is er geen ruimte voor de islam, want daarvan komt al die ellende naar binnen.

De voorzitter:

De heer Schalk, nog tot slot op dit punt.

De heer Schalk (SGP):

Tot slot, mevrouw de voorzitter. Stelt u nu voor dat het kabinet u zou gehoorzamen. Zou u dan kunnen aangeven wat u daarvoor in de plaats wilt stellen? Welke joods-christelijke waarde wilt u dan uitdragen in onze samenleving? Het kabinet heeft volgens uw redenering namelijk wel een probleem. Wat zou daartegenover gesteld kunnen worden op het moment dat de de-islamisering een feit is?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

We hoeven er helemaal niks tegenover te stellen. Gewoon de-islamiseren en klaar. We moeten het niet zo moeilijk maken. Het is gewoon heel simpel: gewoon de-islamiseren. Niks ertegenover stellen en klaar.

De voorzitter:

Meneer Schalk, u heeft de vraag nu drie keer gesteld, maar ik denk dat u geen ander antwoord krijgt dan het antwoord dat u gekregen heeft van mevrouw Faber.

De heer Schalk (SGP):

Ik zal het ermee moeten doen. Het klinkt als een leegte. Ik zou het juist willen invullen. Ik hoop dat dit vanavond nog aan de orde komt, hoe dan ook.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik stel voor dat de heer Schalk dat invullen in zijn eigen termijn doet. Ik hoef dat niet in te vullen, want wij willen het gewoon niet.

Goed, ik had het over de politie en de iftar. De vraag aan het kabinet is: hoe lang gaat dit kabinet deze idioterie nog toestaan? Gaat de minister van Justitie en Veiligheid hier ook iets aan doen? De politie dient namelijk neutraliteit uit te stralen en moet geen uithangbord zijn van de islam. Toch? Graag een reactie van de minister-president.

Voorzitter. Na de buurtvaders vindt dit kabinet het tijd om kantonrechters in te zetten als buurtrechters. Deze buurtrechters zouden dan ontlast moeten worden door mediation in het civiele en bestuurlijke rechterlijke domein. Hier hangt de zweem van een shariarechtbank in wording omheen. De vraag aan het kabinet is dan ook: kan het uitsluiten dat moskeebesturen een rol gaan spelen in deze mediation? In het Verenigd Koninkrijk komen dergelijke praktijken namelijk al voor. Graag een reactie van de minister-president.

Voorzitter. Steeds meer producten worden gelabeld met een halalcertificaat. Deze certificering is een belangrijke troef voor islamitische organisaties en heeft een marktwaarde van meer dan 600 miljard dollar. Behalve dat de halalmarkt een middel is om controle te krijgen over de economie wordt ook beweerd dat met een deel van de opbrengst van deze certificering en met de verkoop van halalvoeding terroristische organisaties, waaronder Hamas en de Moslimbroederschap, worden gefinancierd. Is de minister-president ermee bekend dat er sterke vermoedens bestaan dat met de opbrengst van halalproducten en de certificering ervan terroristische organisaties worden gesteund? Zo ja, welke maatregelen heeft de minister-president daartegen genomen, zodat dit vanuit Nederland niet mogelijk is? Zo nee, is de minister-president bereid om dit nader te onderzoeken?

Voorzitter. Dan is er nog een puntje van ongelijkheid dat nadere uitleg verdient.

De heer Kox (SP):

We krijgen gaandeweg iets meer inzicht in de ideologie van de PVV. Ik hoorde mevrouw Faber zeggen: grenzen dicht, moskeeën dicht, Koran verbieden, islamieten eruit. Ze omschreef dit vakkundig als: de hele rataplan. Ze voegde er nog aan toe: mensenrechten weg en halaleten — ook levensgevaarlijk — weg. Mag ik mevrouw Faber het volgende vragen. We zijn lid van de Staten-Generaal. Dat verplicht ons om trouw te zijn aan de Grondwet en aan de wetten van dit land. Ik denk dat ik het zo goed formuleer. Ziet mevrouw Faber enige ruimte binnen onze Grondwet en binnen de wetten van ons land voor de lijst die ik zojuist opsomde, die niet volledig is? Of voegt ze dan aan haar litanie toe: als dat niet mogelijk is, dan ook maar de Grondwet en de wetten van dit land weg?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik zeg niet dat de Grondwet weg moet, maar ik blijf bij mijn standpunt dat we moeten de-islamiseren.

De heer Kox (SP):

Maar onze Grondwet is geen leeg omhulsel. Ik weet niet of u hem ooit heeft opengeslagen, maar er staat echt iets in. Er staat bijvoorbeeld in dat je vrijheid van meningsuiting en van religie hebt en dat je vrij bent om te doen en laten wat je wilt, bijvoorbeeld halal eten of een frietje met. Dat mag je allemaal zelf uitmaken in dit land. U zegt: dat moet allemaal weg. U zegt ook dat mensen die hier geboren en getogen zijn en die volgens uw partij de verkeerde religie hebben, het land uit moeten. Ik mag mevrouw Faber dan toch vragen: denkt u dit te kunnen bereiken binnen het raamwerk van de Grondwet en de wetten waaraan u en ik trouw gezworen hebben? Als de Grondwet en de wetten van dit land het niet toelaten, wat betekent dit dan voor de PVV? En bent u nou maar een keer echt helder. Bent u dan consequent en zegt u: dan moeten de Grondwet en de wetten van het land weg, want de PVV zal en moet haar zin krijgen en de-islamiseert dit land tegen elke prijs? Als u dat echt vindt, en dat denk ik, dan moet u ook een vrouw zijn en het durven zeggen.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ten eerste. Ik heb niet gezegd dat alle islamieten eruit moeten. Islamieten die Nederlands zijn, zijn natuurlijk moeilijk uit te zetten. Ik vind wel dat je moet kiezen. Ik vind het heel normaal dat mensen die hier komen wonen en Nederlander worden, één nationaliteit nemen. Dan kun je een keuze maken. Maar dat doen ze niet, omdat ze niet voor honderd procent voor Nederland willen kiezen. Daar zit de crux. Ik heb het al eerder gezegd: er is geen sprake van integratie, maar van kolonisatie. Daarbij zien wij de islam als een ideologie. Daar geldt dus geen vrijheid van religie voor, want het is een ideologie. En handelingen die je verricht vanuit een ideologie of religie moeten natuurlijk wel in de pas lopen met onze wet- en regelgeving. En u had het over discriminatie: binnen de islam is discriminatie ...

De heer Kox (SP):

Voorzitter, ik heb een vraag gesteld.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Wacht even, dat is aan de voorzitter.

De voorzitter:

Mevrouw Faber is nog even met haar antwoord bezig.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik begrijp, voorzitter, dat meneer Kox staat te trappelen om zijn mening te geven, maar ik was toch echt nog even aan het woord; dank u wel daarvoor. Als we kijken naar de discriminatie tussen mannen en vrouwen: die is binnen de islam gewoon duidelijk. U wilt dat allemaal maar faciliteren.

De heer Kox (SP):

Ik stelde u een vraag, mevrouw Faber. Denkt mevrouw Faber met haar PVV de litanie die ik net opsomde — grenzen dicht, moskeeën dicht, Koran verbieden, islamieten het land uit, mensenrechten het land uit, halal eten het land uit — te kunnen realiseren binnen de Grondwet en de wetten van dit land, waaraan de leden van de PVV, de SP en alle overige mensen in deze Kamer trouw gezworen hebben? Zo nee, is dan de uiterste consequentie van de redenering dat de PVV zegt: dan ook maar de Grondwet en de wetten weg? Dat zou zo kunnen zijn, want u bent hier vrij om te denken en te zeggen wat u wilt. En houd nou niet weer een heel verhaal over van alles en nog wat, want u haalt er van alles bij. Geef gewoon een antwoord op mijn vraag. Die kan niet te moeilijk zijn, zelfs voor een PVV'er.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Nou, nou, nou, dat vind ik nogal een forse uitspraak: "zelfs voor een PVV'er". Maar goed, meneer Kox wordt een beetje emotioneel van dit debat omdat ik waarschijnlijk een tere snaar raak. Dat geeft niet, want we zijn mensen en hebben emoties. Ik heb ook emoties. Alleen heb ik ze nu wat beter onder controle dan u. Maar goed, ik blijf op het standpunt van de-islamiseren.

De heer Kox (SP):

Maar ook mijn vraag beantwoorden!

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ja, ik ga uw vraag beantwoorden. U mag gaan staan maar ook rustig blijven zitten!

De voorzitter:

Mevrouw Faber, ho, ho. Ik regel de orde hier.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ja, via de voorzitter, excuses. U regelt de orde.

De voorzitter:

Tot drie keer toe heeft meneer Kox dezelfde vraag gesteld. Hij wil graag een antwoord. Wat u wil zeggen, moet u zelf weten, maar wilt u het beknopt houden? En dan via mij graag.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ja, mevrouw de voorzitter, via u zeg ik het volgende tegen meneer Kox. Ik moet iets terug, anders klopt mijn verhaal niet meer. Wij zijn voor de-islamiseren en kunnen kijken wat mogelijk is via de wet. Als dat niet helemaal kan via de wet, dan moet die wet gewoon veranderd worden. Dan gaan wij ons daarvoor inspannen. Ik hoop dat ik u enigszins tevreden heb kunnen stellen met mijn antwoord. Niet? Nou ja, daar kan ik dan ook niets aan doen.

Voorzitter. Ik ga gewoon verder en moet even kijken waar ik ben gebleven na deze interruptie. O ja, ik had het over halalcertificering en kom nu op een ander punt van ongelijkheid dat nadere uitleg verdient. Terwijl de korporaal bij Defensie de stoep kan gaan schrobben, pennen kan gaan tellen en zelfs het risico loopt ontslagen te worden als hij of zij een buitenlandse partner heeft, is een Nederlandse minister getrouwd met de rechterhand van wijlen Arafat, een van de grootste terroristen. Voor alle duidelijkheid: ik zeg niet dat de minister niet deugt, maar ik kan het niet bevatten en uitleggen. Daarom vraag ik de minister-president om een nadere uitleg over deze tegenstelling.

De heer De Graaf (D66):

Ik had me nog zo voorgenomen om dit gênante uurtje snel voorbij te laten gaan, maar ik kan het niet laten om hier een vraag over te stellen. U zegt: "de minister niet", maar u bedoelt wel de echtgenoot van de minister. Hij zou ook een terrorist zijn? Kunt u even nader uitleggen wat u bedoelt?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik heb niet gezegd dat de echtgenoot van de minister een terrorist is; dat heb ik niet gezegd. Ik heb alleen de vergelijking gemaakt met een korporaal bij Defensie. Als die het aanlegt met een buitenlandse partner kan hij pennen gaan tellen, de stoep gaan schrobben of zijn baan kwijtraken, terwijl een Nederlandse minister getrouwd is met de rechterhand van wijlen Arafat. Dat heb ik gezegd. Meneer De Graaf moet dan niet mijn woorden gaan verdraaien.

De heer De Graaf (D66):

De suggesties en insinuaties van mevrouw Faber zijn echt vreselijk. U zou zich moeten schamen.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik schaam me helemaal niet. Ik denk dat eerder andere mensen zich zouden moeten schamen, maar dat terzijde.

Voorzitter. Het is duidelijk dat dit kabinet niet kiest voor de gewone Nederlander. Het speelt liever sinterklaas voor de grote multinationals, stort liever geld in de bodemloze put van ontwikkelingshulp en vertroetelt en ontzorgt liever de gelukszoekers. De gewone Nederlander krijgt de zwartepiet toegespeeld, met hogere woonlasten, minder zorg maar wel hogere zorgpremies, duurdere boodschappen, hogere milieubelasting, minder zeggenschap, open grenzen en minder veiligheid.

Voorzitter. Nederlanders worden gediscrimineerd en dat zijn wij gewoon spuugzat. Samen met collega Wilders heb ik dan ook aangifte gedaan tegen minister-president Rutte, ondersteund door tienduizenden steunbetuigingen en meer dan honderd voorbeelden. Bij de aangifte viel het op dat er nu geen voorgedrukte formulieren lagen, terwijl het aantal steunbetuigingen toch 36.000 is. Ik heb hier een hele waslijst van discriminatie tegen Nederlanders bij me. Ik noem er een paar. Voor asielzoekers geen eigen risico, voor Nederlanders wel. Voor asielzoekers gratis fysiotherapie, voor Nederlanders niet. Voor asielzoekers gratis hoortoestellen, voor Nederlanders niet. Voor asielzoekers gratis kraamzorg, voor Nederlanders niet. Voor asielzoekers gratis brillen, voor Nederlanders niet. Hoogbejaarden worden na 70 jaar huwelijk gescheiden bij opname in een verpleeghuis, maar asielzoekers hebben recht op gezinshereniging. Ik heb hier een hele waslijst, die ik dus niet helemaal zal voorlezen, maar ik wil wel zeggen: als de minister-president deze discriminatie ongedaan kan maken, dan kunnen wij onze aangifte intrekken. Als dat geen handreiking is ... Als de minister-president een handreiking doet naar de Nederlanders, kunnen wij een handreiking doen naar de minister-president. Graag een reactie van de minister-president.

Voorzitter, ik rond af. Het is geen kwestie van gebrek aan geld. Het is een kwestie van de juiste keuzes maken. De PVV kiest voor ons land. Dus: het betalingsoverschot inzetten voor het verlagen van de huren, investeren in politie en veiligheid, geld voor ontwikkelingshulp inzetten voor verlaging van de AOW-leeftijd, niet de dividendbelasting afschaffen maar het geld inzetten om de hypotheekrenteaftrek, de wet-Hillen en de btw ongemoeid te laten, alle tijdelijke verblijfsvergunningen van Syriërs intrekken en de vrijgevallen financiën inzetten voor het afschaffen van het eigen risico en het verlagen van de zorgpremie, en de expatregeling afschaffen en met dit geld de halvering van de huishoudelijke hulp per direct terugdraaien. Want Nederland is ons land. Dat laten wij door niemand afpakken. Niet door minister-president Rutte, niet door dit kabinet, niet door de Europese Unie en zeker niet door de islam.

Ik dank u voor uw aandacht en wij zien uit naar de beantwoording van de regering. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Faber. Ik geef het woord aan mevrouw Jorritsma.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Voorzitter. We hebben het nog nooit zo goed gehad, maar het is maar de vraag of dat zo blijft. We leven immers in een tijdperk waarin de macht op mondiaal niveau schuift, met als gevolg geopolitieke schokken, ontwrichtende omwentelingen, ongecontroleerde migratiestromen, fundamentele onzekerheid en voortdurende verandering van zowel het geopolitieke krachtenveld als onze directe leefomgeving. Het vinden van de juiste weg op dit snel veranderende chaotische en ook onvoorspelbare wereldtoneel is van vitaal belang voor het beantwoorden van de vraag of toekomstige generaties het net zo goed zullen hebben als wij. Een lastige opgave, want de enige constante is dat alles constant verandert, maar het is zeker geen onmogelijke opgave. We moeten dan wel de moed hebben om soms ongemakkelijke keuzes te maken. Dat vraagt om een gezamenlijke aanpak, maar het lijkt alsof dat eerder moeilijker is dan makkelijker. De VVD-fractie is ervan overtuigd dat alleen al deze ontwikkelingen van ons een heel open en positieve houding jegens de Verenigde Naties, de NAVO en de Europese Unie vragen. Samen staan we, in een snel veranderende wereld, sterker dan alleen.

Daarnaast levert de snelle digitalisering en de noodzaak om het klimaat aan te pakken ook een transformatie van jewelste op, waardoor sommige beroepen verdwijnen en er heel veel andere beroepen bij komen. Twintig jaar geleden had nog niemand van cybercriminaliteit gehoord, nu vormt het een enorme uitdaging om die te bestrijden. Ook dit leidt tot onzekerheid, waar iedereen, of je nu politicus bent of niet, zich bewust van moet zijn. We moeten ons allemaal op die nieuwe toekomst voorbereiden. Als we dan daarbij optellen dat de oude zekerheden van de kerk, de verenigingen en het ouderwetse middenveld aan het verdwijnen zijn of aan belang hebben ingeboet, dan is er een mix van factoren waardoor we niet verbaasd moeten zijn dat mensen — ik reken mezelf daar ook toe — zich daar ongemakkelijk bij voelen. Aan ons de taak om minstens een poging te doen daar, voor zover dat binnen ons bereik ligt, weer orde in aan te brengen en onze steen bij te dragen om onzekerheden door nieuwe zekerheden te vervangen. Het vasthouden aan het oude zal ons daar echter niet verder bij brengen.

Gelukkig bevinden wij ons als Nederlanders in een unieke uitzonderingspositie. We hebben op tal van terreinen in een vroeg stadium hervormingen doorgevoerd, waardoor onze economie er goed voor staat, de werkloosheid in een razend tempo daalt, waardoor zelfs ouderen weer sneller aan de bak komen, en de jeugdwerkeloosheid gedaald is tot onder het niveau van voor de crisis.

Er ligt na lang onderhandelen een regeerakkoord. Gesloten door vier partijen die in sommige opzichten ver van elkaar staan, maar die elkaar hebben gevonden in de gedeelde ambitie om stukje bij beetje de eerder genoemde onzekerheden van een antwoord te voorzien. Mijn fractie onderschrijft die ambitie van harte, maar plaatst daar in dit debat wel een kritische kanttekening bij. Want die gedeelde ambitie is niet vanzelfsprekend. Niet in de politiek, waar de strijd om het eigen gelijk het de laatste jaren steeds vaker lijkt te winnen van de wens om de goede dingen te doen. Maar ook niet in de samenleving waar ondanks goede bedoelingen en mooie wetten een groeiende groep mensen zich afvraagt of de overheid er nog wel voor hen is.

Laat ik beginnen met die politieke strijd. Het politieke en maatschappelijke debat ontaardt de laatste jaren steeds vaker in een wedstrijd. Wie gebruikt de meeste hoofdletters, wie plaatst het snelst een tweet, wie zit er vanavond als eerste in Hilversum om er schande van te spreken? Soms is die strijd terecht. We kunnen het, zowel in deze Kamer als aan de overkant, met elkaar oneens zijn over de vraag of iets een probleem is, of de voorgestelde oplossing werkt, of een besluit van de regering nou wel nodig is, maar als die strijd om de eerste, de luidste, of de meest aanwezige te zijn er toe leidt dat we enkel tegen elkaar en niet met elkaar praten, gaat er iets mis. Ik geloof dat we daar net een beetje getuige van waren. Eerlijk gezegd vond ik ook het debat over de wet-Hillen daar wel een heel slecht voorbeeld van. De meeste mensen is het totaal ontgaan waar het feitelijk over ging en in elk geval weet nu heel Nederland weer wat het woord "filibuster" betekent. Wij kennen een geschiedenis van polderen, van samen land maken waar dat land nog niet was. Ik hoop dat we vanuit die geschiedenis de komende jaren de gedeelde ambitie om het leven voor de burgers van Nederland iedere dag een stukje beter te maken, kunnen invullen.

Voorzitter. De taak van de Eerste Kamer is de wetgeving te beoordelen op kwaliteit en dan hebben we het over rechtmatigheid, doelmatigheid, en handhaafbaarheid maar vooral ook over uitvoerbaarheid en daar wil ik hierna wat dieper op ingaan.

De titel van het regeerakkoord is "Vertrouwen in de toekomst". Dat is een heel mooie ambitie. Een ambitie die past bij een optimistisch land dat er goed voor staat. Maar dat vertrouwen heeft nog niet iedereen, mede gezien wat ik in het begin gezegd heb en de vraag is of het ook in het regeerakkoord echt vertaald wordt. Er is een brede consensus dat we mensen weer meer aan het stuur moeten laten: individuele mensen bij de regie over hun eigen leven, professionals bij het uitvoeren van hun taken. Veel van het beleid van voorgaande kabinetten was er dan ook op gericht om de regie terug te geven aan de mensen die met dat beleid te maken hebben. De decentralisaties in het sociale domein zijn ingezet om mensen op maat zorg en ondersteuning te kunnen bieden. Het afschaffen van regels in de zorg, in het onderwijs en op andere plekken was erop gericht om het werk van professionals makkelijker te maken. Maar wat je ziet, is dat mensen dat dikwijls niet ervaren als fijn of als dat het zo zou moeten. En waar komt dat nu door? De vraag is: hebben we echt losgelaten, of proberen we door stapels protocollen, voorschriften, vormvereisten enzovoort enzovoort toch de touwtjes in handen te houden? En met "we" bedoel ik dan niet alleen de overheid maar ook de werkgevers van de professionals, de verzekeraars en ook de andere overheden. Vaak stapelen we regel op regel. Is het niet hoog tijd dat op heel veel terreinen de keten eens goed doorgelicht wordt en dan niet met behulp van wederom een consultant die weer iets nieuws gaat bedenken om in een oplossing te voorzien, maar gewoon door de verticale keten, dus de burgers zelf, de professionals zelf — of het nu zijn leraren, zorgverleners, politieagenten of mensen die bijvoorbeeld allerlei toeslagen moeten verstrekken — door samen met al die mensen die werkelijk het werk doen, te bezien wat nu werkelijk nodig is om allereerst je werk goed te doen, maar ook om een eenvoudige maar doeltreffende verantwoording af te leggen? Iedereen snapt dat er ook verantwoord moet worden, maar heel veel mensen snappen echt niet dat het zo ingewikkeld moet. Iedereen snapt dat je fraude moet proberen te voorkomen en dat je publiek geld publiek moet verantwoorden, maar als dat omslaat in wantrouwen jegens iedereen gaan we te ver.

We hebben gezamenlijk de dure plicht om er heel goed op te letten of wat met de beste bedoelingen wordt voorgesteld, in de praktijk uitvoerbaar en vooral begrijpelijk is. Want een regeling waarvoor je moet promoveren om de werking ervan te kunnen begrijpen, is geen goede regeling voor mensen die nu al verdwalen in de bureaucratie. Zonder nu weer een nieuwe toets in te voeren zou ik graag willen dat bij wetten, maar nog meer bij uitvoeringsregels met name die begrijpelijkheid goed bezien wordt. Ik zou het fijn vinden als de minister-president hier een speerpunt van wil maken en samen met zijn bewindslieden daarin actie gaat ondernemen.

Wat ik bedoel te zeggen is: betrek bij de uitvoering en invoering van regels de mensen om wie het gaat. Vraag hun of het werkt, of het begrijpelijk is, of ze ermee uit de voeten kunnen. Want juist voor die mensen die vaak een beroep doen op de overheid, die wel een steuntje in de rug kunnen gebruiken, is het van belang dat ze diezelfde overheid ook begrijpen. Voor de Eerste Kamer geldt wat mij betreft dan ook dat we nog scherper moeten letten op die uitvoerbaarheid, zeker als wetgeving complex is — en dat is helaas vaak het geval — en door amendering vaak nog complexer is geworden.

Voorzitter. Volgend op deze meer algemene inleiding zijn er een paar dossiers waar ik vandaag specifiek op in wil zoomen. Dat zijn de belastingen en overheidsfinanciën, dat is onze zorg, dat is het klimaat en dat is onze rol als land in de woelige wereld om ons heen.

Ik begin met de overheidsfinanciën en de belastingen. Daar is de afgelopen weken in de Tweede Kamer en in de media al veel over gesproken. Natuurlijk betaalt niemand voor zijn plezier te veel belasting. Ik niet, u niet, de rest van Nederland niet en bedrijven ook niet. Maar die belastingen zijn er niet voor niets. We willen allemaal graag dat er goed onderwijs is, dat onze wegen worden onderhouden, dat er zorg is, dat er voldoende politieagenten zijn. Als ik alles zou willen opsommen wat we allemaal van de overheid verwachten, dan staan we hier nog wel even. Mijn fractie is dan ook van mening dat iedereen zijn deel aan belastingen moet betalen. We moeten de, gelukkig, in Nederland aanwezige goede belastingmoraal proberen te behouden. De plannen van het kabinet om bijvoorbeeld brievenbusfirma's aan te pakken die in Nederland alleen gebruikt worden om winst te verplaatsen zonder structurele werkgelegenheid mee te brengen, steunen wij van harte.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik ben blij om te horen dat mevrouw Jorritsma het beleid zal steunen om Nederland als belastingparadijs aan te pakken. Dat proef ik althans uit de laatste woorden van u. U wilt ook de belastingontwijking aanpakken.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

We zijn geen belastingparadijs en dat moeten we ook niet worden.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Nee, maar vooral nog iets minder paradijs.

De voorzitter:

Hallo, mag ik even, mevrouw Strik? Deze kant op graag.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Maar ik vind het toch een gewaagde opmerking van mevrouw Jorritsma dat iedereen zijn belasting moet betalen terwijl we allemaal geschrokken zijn van het afschaffen van de dividendbelasting en het verminderen van de vennootschapsbelasting, zoals in het regeerakkoord staat. Hoe kunt u dat …

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Ik kom daar dadelijk op.

De voorzitter:

Mevrouw Strik mag even uitspreken.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik ben heel erg benieuwd hoe u dat verenigt met uw mantra, waar ik heel erg achter sta, dat iedereen zijn belastingen moet betalen.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Voor bedrijven die in Nederland gevestigd zijn of van plan zijn om dat in de toekomst te gaan doen, geldt dat zij enerzijds in de vorm van belastingen een bijdrage horen te leveren aan de voorzieningen waar zij net zo goed van profiteren, maar ook dat zij anderzijds moeten kunnen rekenen op een vestigingsklimaat dat het aantrekkelijk maakt om in ons land te investeren. Ik denk dat er een interessant pakket van wetgeving ligt om dat te begeleiden. Kan de minister-president ons nog eens meenemen in de afwegingen die tot dit pakket hebben geleid? Mijn fractie heeft overigens in het verleden meerdere malen gepleit voor het afschaffen van het restant van de dividendbelasting. Want Nederland is geen eiland. We zijn een klein land met een grote economie. Als je die economie wil laten groeien, dan is daar kapitaal voor nodig. De realiteit is dat er meer investeerders buiten Nederland dan binnen Nederland wonen. Juist voor Nederlandse bedrijven is het belangrijk om ook kapitaal uit het buitenland te kunnen aantrekken. Dat zorgt voor duurzame werkgelegenheid bij onze grotere bedrijven, maar ook bij de toeleveranciers, in de dienstverlening en daarmee uiteindelijk ook bij de mkb-bedrijven. Een gunstig vestigingsklimaat zorgt voor werkgelegenheid Het zojuist binnengehaalde EMA is daar overigens ook een mooi voorbeeld van.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Het hele verhaal van mevrouw Jorritsma gaat ervan uit dat de afschaffing van de dividendbelasting van belang is voor het aantrekkelijk worden …

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Houden.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

… voor grote bedrijven van investeringen. Wij hebben de afgelopen weken ongelooflijk veel onderzoekers en experts dat heel erg horen betwijfelen. Er werd gezegd dat het van heel veel andere factoren afhangt waarom bedrijven besluiten om zich te vestigen in Nederland. Dus waarop baseert mevrouw Jorritsma nog steeds de stelling dat we met deze maatregel ons vestigingsklimaat aantrekkelijk houden? Deelt zij ook niet de conclusies van ook veel wetenschappers dat uiteindelijk niet eens de bedrijven zelf financieel profiteren, maar dat het uiteindelijk alleen maar andere landen zijn waarmee wij belastingverdragen hebben afgesloten, waar het geld vervolgens naartoe gaat?

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Ik geloof overigens dat in de landen waarmee wij belastingverdragen hebben gesloten, überhaupt geen dividendbelasting meer wordt geheven. Het zijn juist de landen waarmee wij die niet hebben of waar dividendbelasting nooit bestaan heeft. Maar wij hebben al eerder gezegd dat het een restant is van een stuk wetgeving. Overigens wordt daar de komende weken bij de financiële beschouwingen ongetwijfeld ook nog uitgebreid over gesproken. Maar dit is een restant van een belasting. Een oud omaatje uit Chili die voor haar pensioen aandelen Philips wil kopen, moet dividendbelasting betalen in Nederland terwijl zij niks in Nederland heeft, niks met Nederland heeft. Dat is raar. Als zij het van een bedrijf op de Engelse beurs doet, hoeft zij dat niet. Het geldt vooral voor een land als Nederland, dat gewoon klein is. Een land als Duitsland of Frankrijk heeft intern enorm veel kapitaal dat gewoon gebruikt kan worden voor de bedrijven aldaar. Dat hebben wij niet. Wij zijn een heel klein landje, en wij hebben grote bedrijven. Gelukkig, zou ik zeggen.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Tot slot, mevrouw Jorritsma gaf net echt als belangrijkste argument dat het nodig is om een aantrekkelijk vestigingsklimaat te hebben. Waar baseert zij dat op?

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Dat heb ik niet gezegd over dit alleen, dat heb ik over het hele pakket gezegd. Er ligt een pakket aan maatregelen. Dat zijn overigens voor een deel ook lastenverzwaringen. Daar zit bijvoorbeeld het bestrijden van de brievenbusfirma's bij. Er zitten ook andere lastenverzwaringen in het pakket. Per saldo is er helemaal geen sprake van lastenverlichting voor het bedrijfsleven. Als u naar het fiscale pakket kijkt, is dat gewoon niet zo. Dit is een restant van iets waarvan wij zeggen dat het toch raar is dat wij dat nog steeds hebben. Er is nu ruimte voor om het te doen en het helpt zeker. Als het niet zou werken, zou je het ook kunnen verhogen naar 100%. Dan zou dat straffeloos kunnen als het nergens toe dient.

De voorzitter:

Heel kort, mevrouw Strik, tot slot. Echt tot slot nu.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik vind het jammer dat mevrouw Jorritsma weinig argumenten naar voren brengt om te laten zien dat het inderdaad zo nodig is om die grote bedrijven hier te houden, terwijl wij van alle kanten andere factoren hebben gehoord, zoals goed onderwijs, een goede huizenmarkt en noem maar op, waardoor werknemers hier een prettig bestaan kunnen opbouwen. Ik heb van u nog geen enkel argument gehoord waarom die dividendbelasting doorslaggevend zou zijn voor de grote bedrijven om toch hier te blijven.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Voorzitter, ik geloof dat ik een aantal anderen argumenten daarvoor heb genoemd. Voor heel veel landen hebben wij de dividendbelasting allang afgeschaft. Overal in Europa geldt het al niet meer. In Nederland hoeft een Nederlander geen dividendbelasting te betalen. Die mag dat onmiddellijk verrekenen met zijn inkomstenbelasting. Het is dus een vreemd stuk belasting dat nog bestaat, waarvan wij zeggen dat het verstandig is om dat weg te doen als daar ruimte voor is.

Mevrouw Barth (PvdA):

Ook ik ben toch een klein beetje de draad kwijt. Mevrouw Jorritsma pleitte er net voor om wetgeving begrijpelijk te houden. En dat pleidooi is mij uit het hart gegrepen. Maar een wetsvoorstel dat volgens mij vooral bedoeld is om grote internationale bedrijven te bevoordelen, uitleggen aan de hand van een Chileens omaatje dat op de Londense beurs zou handelen gaat mij een beetje boven mijn pet. Ik heb ook het gevoel dat het niet een heel realistisch voorbeeld is. Maar dit terzijde. De vraag die ik voor mevrouw Jorritsma heb, is of haar partij zich niet gewoon een beetje zenuwachtig heeft laten maken door de brexit. Als ik het goed heb, is het Verenigd Koninkrijk het enige andere Europese land waar de dividendbelasting 0% bedraagt. Alle andere landen om ons heen vragen tussen de 5% en soms zelfs 20% tot 25% dividendbelasting. Dus zo beroerd is het met de huidige Nederlandse concurrentiepositie bij de dividendbelasting toch niet gesteld?

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

In de praktijk wordt ook in al die landen de dividendbelasting niet betaald omdat men het overal via Europese regelgeving mag verrekenen. Als je 90% kapitaal binnen je eigen land hebt om te investeren, is dat prima. Dan merkt niemand er wat van. Dat is in Nederland anders. Twee. Ik heb ook niet alleen over de dividendbelasting gesproken. Overigens ligt er nog geen wetsvoorstel. Ik heb het over het pakket aan wetgeving dat er komt. De dividendbelasting is daar een onderdeel van. Het gaat over het totaal. En over dat totaal zeggen wij dat het er gebalanceerd uitziet. Het is ook niet van mijn partij, het is van het kabinet. Wij beoordelen dat en zeggen dat het ons een aantrekkelijk pakket lijkt.

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik zeg "de partij van mevrouw Jorritsma" omdat ik de andere partijen in de coalitie in toenemende mate een groot ongemak zie uitstralen over dit voorstel. Maar goed, als het onderdeel is van een pakket, dan zien wij het wel komen en dan zullen wij ook zeker tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen er nader op ingaan. Maar ik heb toch nog één vraag. Mevrouw Jorritsma gaf net aan dat als wij grote internationale bedrijven dit voordeeltje geven en 1,4 miljard Nederlands belastinggeld daaraan gaan spenderen, dit uiteindelijk, als je de bal maar lang genoeg laat doorrollen, leidt tot meer werkgelegenheid bij het mkb. Dat doet mij eerlijk gezegd een beetje denken aan het verhaal waarmee de Republikeinen in de Verenigde Staten net enorme belastingvoordelen aan de allerrijksten hebben gegeven. Dat schijnt dan ook uiteindelijk te zorgen, via een ingewikkelde redenering, voor meer geld voor gewone mensen. Maar als dit het doel is van die maatregel, dat uiteindelijk het aantal banen bij het mkb omhoog gaat, waarom verhoogt deze coalitie dan het lage tarief in de btw, wat juist heel slecht is voor de ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf? Er zijn namelijk stapels kleine bedrijven die uit de markt geprijsd worden door die btw-verhoging en die het juist niet meer kunnen opnemen tegen die grote internationale bedrijven die een douceurtje krijgen van het kabinet.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Het gaat misschien te ver om het hele verhaal opnieuw te houden, maar ik heb het pakket aan wetgeving genoemd voor bedrijven. En als je de btw-verhoging alleen eruit haalt, is dat ook weer veel te simpel. Ook daarbij gaat het om een pakket met verlaging van de inkomstenbelasting, verlaging van allerlei heffingskortingen, de ouderenkorting et cetera, et cetera, waardoor de koopkracht van mensen overigens nog beter is dan daarvoor, want er zit gewoon een feitelijke lastenverlichting voor burgers in. Het is helemaal niet zo — dat zegt ook nergens enig bewijs — dat daarmee stapels bedrijven failliet gaan. Daar geloof ik helemaal niets van.

De voorzitter:

Mevrouw Barth, maar wel heel kort nog. Tot slot.

Mevrouw Barth (PvdA):

De kernvraag bij de vraag of er meer werkgelegenheid komt door zo'n belastingpakket is niet alleen wat er met de koopkracht van mensen gebeurt, maar ook waar het aantrekkelijk is om die koopkracht te besteden. Want dat veroorzaakt uiteindelijk meer of minder werkgelegenheid. Daarom is de btw-maatregel een slecht plan.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Ik vind het altijd heel bijzonder dat partijen die altijd gepleit hebben voor een verschuiving van werk belasten naar producten belasten nu plotseling één belasting eruit halen. Over de IB hoor ik u eigenlijk niet. Dat vind ik heel bijzonder.

De voorzitter:

Mevrouw Barth, echt helemaal, helemaal tot slot.

Mevrouw Barth (PvdA):

Voorzitter, dit is uitlokking. U zag het, ik zat al bijna. De Partij van de Arbeid heeft nooit meegewerkt aan een btw-verhoging. Wij hebben in 2012 tegen de verhoging van het hoge btw-tarief gestemd. Wij hebben net vijf jaar geregeerd en in al die vijf jaren is de btw niet verhoogd. Dat is niet voor niets niet gebeurd.

De heer Kox (SP):

Ik hoorde mevrouw Jorritsma iets interessants zeggen. Zij vertelde ons dat de afschaffing van de dividendbelasting geen VVD-ding is, maar iets van het kabinet. Berichten die ik had gelezen dat dit echt een VVD-ding was, zijn niet waar. Daarvoor dank, wat dat betekent dat er ruimte komt. Mevrouw Jorritsma dacht dat het toch een goed plan was, maar als de feiten waarop mevrouw Jorritsma zich nu baseert anders blijken te zijn, zou dat misschien ruimte geven om nader met deze Kamer te overleggen. Mevrouw Jorritsma zei namelijk daarnet: in de rest van Europa is het ook afgeschaft. Nou is het zo, ik informeer mevrouw Jorritsma maar, dat er in Duitsland 25% dividendbelasting is, in België 30%, in Frankrijk 30%, in Italië 26%, in Spanje 19% en zelfs in Griekenland 10%. In Malta, Slowakije, Monaco, Hongarije en Groot-Brittannië betalen ze niks. De veronderstelling van mevrouw Jorritsma dat de dividendbelasting overal verdwenen is, is niet juist; in het ons omringende Europa is die overal aanwezig. Zou dat kunnen leiden tot bezinning bij de VVD-fractie in deze Kamer over de vraag of dit misschien toch niet de allerbeste maatregel is?

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Sterker nog, onze fractie heeft er hier in deze Kamer voor gepleit om het al eerder te doen. Waarom? Omdat de dividendbelasting in de rest van Europa verrekend kan worden met andere interne belastingen. Dus als je binnen een land investeert, betaal je nergens in Europa. Duitsers die hier aandelen bezitten op de Nederlandse beurs, betalen geen dividendbelasting over wat zij hier hebben. Zij mogen dat ook verrekenen in Duitsland. In Europa hebben wij dat keurig met elkaar geregeld. Wij hebben dat alleen voor een aantal landen niet geregeld. Dat geldt overigens niet voor de bedrijven, maar voor de investeerders. Het zijn mensen die investeren die daar last van hebben. Wij vinden het verdedigbaar dat je dat oplost. Overigens is het totale pakket natuurlijk het pakket waarvoor wij wat enthousiaster worden, zal ik maar zeggen.

De heer Kox (SP):

Mevrouw Jorritsma gaat er echt aan voorbij. Ik noem haar de landen die dividendbelasting heffen, net als Nederland. Zij zegt: dat is niet waar. Bewijs dan maar het tegendeel. Volgens mij zijn dit de percentages die gelden in het ons omringende buitenland. Overigens zijn het geen Chileense oude omaatjes die hiervan gebruikmaken. Het overgrote deel van dit belastingvoordeel gaat waarschijnlijk naar de schatkisten van andere landen, vanwege hun verrekeningsmechanieken, en naar grote investeerders. Het gaat niet om arme mensjes die hun AOW of zo bij elkaar aan het halen zijn. Dat weet mevrouw Jorritsma ook wel, maar mijn vraag is gewoon: als blijkt dat er eigenlijk heel erg weinig onder deze grote belastingkorting ligt, is er dan met de VVD te praten over de vraag of de centen op een betere manier aan te wenden zijn? Vooral omdat u zei: het is geen VVD-dingetje.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Wij hebben het belastingpakket tot nu toe beoordeeld en wij zijn daar enthousiast over. Dus vooralsnog zijn wij niet van plan om daar enorm in te schuiven. Het klopt overigens dat andere mensen daarover straks in hun eigen land belasting moeten betalen. Als wij zo gaan rekenen, moet je eigenlijk niets meer exporteren. Voor elk product dat in het buitenland wordt gekocht, wordt btw betaald in het eigen land. Dat krijgen wij ook niet. Als je dat gaat meerekenen, kun je eigenlijk helemaal niet meer bewegen. Dan moet je alles binnen Nederland doen.

De voorzitter:

Mijnheer Kox, nog heel kort.

De heer Kox (SP):

Misschien kan mevrouw Jorritsma er in de tweede termijn op terugkomen. Ik heb percentages genoemd die in het ons omringende buitenland op dit moment gelden. Nederland gaat zijn dividendbelasting afschaffen. De vraag is: als dat zo zou zijn, kan dat dan leiden tot enige speelruimte bij de VVD-fractie om over deze concrete belastingkorting te praten? Mevrouw Jorritsma zei zelf: wij moeten ons baseren op feiten. Ik noem u een aantal feiten. Mag ik u daar dan in ieder geval in tweede termijn op horen terugkomen? Het zou zonde zijn dat u een besluit neemt dat niet gedragen wordt door feiten.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

De besluiten worden pas genomen als de wetsvoorstellen hier liggen. Zo werkt het ook in dit land. Maar ik heb u er juist op gewezen dat ook in die andere landen de nationale investeerders, de mensen die binnen dat land investeren, het mogen verrekenen met hun inkomstenbelasting. Ja, zo werkt dat. Ook daar betalen dus feitelijk de inwoners van het land het niet. Sterker nog: heel Europa betaalt het ook hier niet, omdat wij dat met elkaar hebben afgesproken. Alleen waar dat niet geldt, is het wel zo. Dat is ook de reden waarom mijn fractie al eerder heeft gepleit voor het afschaffen ervan.

Voorzitter. Ook het belastingpakket gericht op burgers achten wij als fractie een mooie balans. Natuurlijk moeten we ieder wetsvoorstel dat daaruit volgt nog individueel beoordelen, dus daar komen we deels volgende week en deels in de loop van volgend jaar op terug. Onderaan de streep gaan de meeste Nederlanders erop vooruit en dat is belangrijk. Want vertrouwen in de toekomst heeft ook te maken met de zekerheid dat je zelf de regie over je eigen leven kan voeren. De zekerheid dat werken loont en dat je ook zelf de vruchten mag plukken als je carrière maakt door je schouders eronder te zetten. Overigens wordt het, gezien wat ik in het begin heb gezegd over uitvoerbaarheid en begrijpelijkheid, ook tijd om eens te bezien of het allemaal wat eenvoudiger zou kunnen. Daar komen wij ook volgende weken op terug.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik hoor mevrouw Jorritsma zeggen dat alle Nederlanders erop vooruitgaan. Maar wij krijgen gewoon een lastenverzwaring van 3,4 miljard voor de kiezen. Dan mag u nog eens even nader duiden hoe dat dan zit.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

In het belastingpakket zit een lastenverlichting van 5 miljard. Als je de belastingmaatregelen bij elkaar optelt, houden de meeste Nederlanders er onderaan de streep aan over.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Nou, mevrouw de voorzitter, ik moet zeggen: dit is gewoon lariekoek. Want wij krijgen gewoon 3,4 miljard lastenverzwaring voor onze kiezen. Dan kan mevrouw Jorritsma wel zeggen "5 miljard verlichting", maar we zouden gewoon een verzwaring krijgen van 9 miljard. Die hebben ze al wat afgevlakt, maar onder de streep gaan we gewoon 3,4 miljard meer betalen. Dus het is gewoon lariekoek wat u hier loopt te vertellen, mevrouw Jorritsma, zeg ik u via de voorzitter.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Dit was geen vraag.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Ik neem er kennis van dat mevrouw Faber dat vindt.

"In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister." Ik gaf in mijn inleiding al aan dat we vertrouwen moeten hebben in de mensen die dagelijks met hun voeten in de modder staan. De doorgeslagen bureaucratie in de zorg laat zien dat we dat vertrouwen, als we het al niet helemaal zijn kwijtgeraakt, zeker dreigen kwijt te raken. Twee weken geleden kwamen wijkverpleegkundigen in opstand omdat ze meer tijd kwijt zijn aan formulieren dan aan het geven van goede zorg, aldus de wijkverpleegsters. Komen die regels dan allemaal uit Den Haag? Nee. Dat is eigenlijk jammer, want dan zou het makkelijk op te lossen zijn; dan kunnen we wat afschaffen.

Maar het is veel ingewikkelder en complexer. Dat is een excuus dat we eigenlijk ook niet meer willen horen. Iedereen die betrokken is bij de zorg moet echt aan de bak om ervoor te zorgen dat het vertrouwen teruggegeven kan worden aan de mensen die het verdienen. Dat geldt voor de ministers en de staatssecretaris, maar ook voor de zorgverzekeraars, voor brancheorganisaties, voor toezichthouders, werkgevers en ook voor de mensen zelf die iedere dag de mouwen opstropen en werken in de zorg. Zij moeten met elkaar aan de slag. Schrap die overbodige regels en accepteer ook — dat zullen wij dan ook moeten doen — dat er soms iets mis kan gaan. En dat de oplossing daarvoor niet altijd is — sterker nog, bijna nooit is — om nieuwe regels te maken.

De uitdagingen in de zorg zijn de komende jaren hartstikke groot. Om te voorkomen dat de zorgkosten opnieuw harder gaan stijgen dan de economische groei moeten er opnieuw hoofdlijnakkoorden worden gesloten in de curatieve zorg. Tegelijkertijd moeten we ervoor zorgen dat de kwaliteit van onze ouderenzorg omhooggaat. Daar is extra geld voor beschikbaar. Maar we moeten niet doen alsof geld de enige oplossing is. Want er zijn ook nu al goede verpleeghuizen. Laten de minder goede daar nu eens wat van leren. En geef ook hier de professionals op de werkvloer de ruimte die ze verdienen om hun werk te doen, want daar zijn ze voor.

Van de zorg naar het klimaat. Het lijkt een enorme overgang, maar niets is minder waar.

Mevrouw Barth (PvdA):

Voorzitter, excuus: mevrouw Jorritsma ging iets sneller dan ik had gedacht. Zij had het net over het extra geld dat beschikbaar is voor de ouderenzorg. Bij ons leeft over dat geld de volgende vraag. Het is natuurlijk echt heel belangrijk dat de kwaliteit van verpleeghuizen en verzorgingshuizen op orde is en dat niemand daaraan hoeft te twijfelen. Dat daar miljarden voor beschikbaar komen, is uitstekend. Tegelijkertijd zou je toch ook graag willen dat de kwaliteit van zorg voor ouderen aan huis verbetert, zodat minder mensen de noodzaak hebben om naar zo'n verpleeghuis of verzorgingshuis te moeten. Hoe kijkt mevrouw Jorritsma daartegenaan? Zou het geld dat beschikbaar komt voor die gespecialiseerde intramurale zorg ook kunnen worden ingezet om de zorg aan huis te verbeteren?

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Ik vind eigenlijk dat dit discussies zijn die op een andere plek, namelijk aan de overkant, horen plaats te vinden. Wij hebben daar eigenlijk zelf überhaupt geen discussies over, want daarvoor hebben wij geen wetten nodig. Maar ik kan mij er best iets bij voortellen. Ik neem aan dat u daar straks in uw betoog ook iets over gaat zeggen. Dan ben ik benieuwd wat de minister-president daarover gaat zeggen. Het is allebei nodig, zou ik zeggen.

Van de zorg naar het klimaat. Het lijkt een enorme overgang, maar niets is minder waar. Juist als we in de toekomst prettig willen blijven leven en werken, dan is het ook van belang dat we rekenschap geven van de uitdaging die voor ons ligt. We hebben allemaal belang bij het klimaat, maar we zijn ook allemaal gehecht aan onze manier van leven. Als de overheid ons zou voorschrijven dat we vanaf morgen nog enkel groenten eten, de fiets gebruiken en ons wassen met regenwater, dan zou het land te klein zijn. Want verandering vraagt ook om draagvlak. Als we serieus werk willen maken van de aanpak van klimaatproblemen en de energietransitie, dan zullen we ervoor moeten zorgen dat mensen die verandering met ons willen maken.

Wat dat betreft, zijn de voortekenen op zich gunstig. Mensen kiezen er steeds vaker voor om zonnepanelen op hun dak te plaatsen. Doen ze dat alleen voor het milieu? Nee, natuurlijk niet. Maar dat laat juist zien dat mensen verstandige keuzes maken als we ze een verstandig alternatief kunnen bieden. Nieuwe woningen verbruiken veel minder energie en zijn steeds vaker zelfs energieneutraal, zeker als mensen het huis zelf bouwen. Dan willen ze dat namelijk graag. We weten dus dat mensen best wel willen bijdragen aan het oplossen van klimaatproblemen, soms uit idealisme, vaak omdat ze er zelf ook de vruchten van plukken. Dat is goed nieuws.

Het is nu zaak voor het kabinet om snel met voorstellen te komen om het akkoord van Parijs om te zetten in concrete maatregelen en dat er voorstellen komen om onze afhankelijkheid van vervuilende of verouderde energie om te zetten naar schonere en groenere energie. Dat vraagt om concrete doelstellingen en ook om een handelingsperspectief voor medeoverheden, voor bedrijven en het meest misschien nog wel voor onze inwoners. Kan de minister-president zeggen wanneer we die voorstellen kunnen verwachten?

Daar heb ik wel één waarschuwing bij. Pas op dat we geen wetten en plannen gaan maken die alleen passen op de uitvindingen van vandaag. Zorg ervoor dat ook de uitvindingen van morgen zo veel mogelijk al passen binnen de wetten en plannen die worden bedacht. Juist bij die energietransitie zijn het de knappe koppen en de slimme ondernemers die er in Nederland zijn die het probleem kunnen oplossen. Geef hun dan ook de ruimte om met goede ideeën te komen.

Dat vraagt ook iets van de overheid. De Deltawet en het Deltaprogramma bieden een bewezen kader voor onze waterveiligheid, voor de beschikbaarheid van zoet water voor voedselproductie, huishoudens en industrie, voor de aanpak van wateroverlast en watertekorten en voor het bestrijden van hittestress in stedelijke gebieden.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Mevrouw Jorritsma geeft aan dat die transitie gemaakt moet worden. Wij hebben van het Planbureau voor de Leefomgeving doorgerekend gekregen dat de plannen die nu in het regeerakkoord zitten maar voor de helft zullen zorgen voor de realisering van de doelstellingen. Is mevrouw Jorritsma ook van mening dat we nog een tandje bij moeten zetten in deze kabinetsperiode, dat we die knappe koppen die plannen moeten laten maken zodat we wel die doelstellingen kunnen gaan halen?

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Als ik het regeerakkoord goed heb gelezen, staat dat er juist ook in. Men heeft gezegd: we gaan ons aan Parijs houden. Er komen nog nadere plannen en uitwerkingen om die doelstellingen werkelijk te gaan halen. Ik ga dus ervan uit — die vraag heb ik ook gesteld — dat die concrete plannen ons binnen afzienbare tijd zullen bereiken.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Oké, dat is mooi. Wij gaan ervan uit dat de VVD die dan ook gaat steunen om dat percentage echt omhoog te krijgen. Maar voorlopig zien we in het regeerakkoord dat het zwaartepunt heel erg op de CO2-opslag zit, op het afvangen van de uitstoot. Zowel vanuit de industrie als vanuit andere organisaties is duidelijk gemaakt dat dat heel moeilijk realiseerbaar is en dat je feitelijk niet de oorzaken aanpakt. Je stopt aan het eind van het traject vuil weg, maar je investeert niet in meer duurzame energie. Acht mevrouw Jorritsma dat een effectieve gebruikmaking van de middelen die we inzetten voor de transitie? Dat is één.

Net gaf mevrouw Jorritsma aan dat we wetten en beleid moeten maken die realiseerbaar en effectief zijn. Hoe kijkt zij aan tegen de zorgen over het niet kunnen realiseren van de CO2-opslag?

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Ik denk dat de meest effectieve methode eentje is waarbij CO2 werkelijk een prijs krijgt. Ik zou willen dat we dat voor elkaar konden krijgen. Laten we proberen bij al onze partijbroeders die elders in Europa actief zijn zeer voor te stellen, sterker nog, te bevechten dat dat voor elkaar komt. Ik denk — maar dat is mijn privé-opvatting — dat dat de enige echte goede methode is. Al het andere zal ingewikkelder, complexer en duurder zijn. Als opslag even helpt — dat kan nooit anders dan een tijdelijke oplossing zijn — dan zal dat misschien moeten. Maar ik zie graag de plannen van het kabinet tegemoet. Laten we ze even de tijd geven om die plannen echt uit te werken en met goede voorstellen te komen. Nogmaals, ik hoop dat ze in Europa voor elkaar krijgen dat het werkelijk gaat lukken.

De voorzitter:

Mevrouw Strik, tot slot en kort graag.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Tot slot. Ik hoop dat u de regering daar inderdaad toe aanzet en dat er ook in Europees verband ambitie wordt getoond. Ik ben blij van u te horen dat u CO2-opslag ook vooral als een lapmiddel ziet en dat ik u aan mijn zijde heb voor meer ambitieuze maatregelen.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Het is vervelend, maar mevrouw Strik zegt net iets anders dan ik zei. Ik zei dat CO2-opslag bijna nooit anders dan een tijdelijke oplossing zal zijn, maar het is geen lapmiddel. Het kan voor de tijdelijkheid zeker helpen. Nogmaals, als CO2 snel duurder wordt, dan hoeven we dat misschien allemaal niet te doen. Dan gaat het anders lopen. Maar eerlijk gezegd stemmen de voortekenen uit Europa mij nog niet heel erg optimistisch daarover.

Voorzitter. De nieuwe Omgevingswet biedt ook kansen om deze belangen in samenhang te verankeren, maar dat kan alleen als de overheid die wetten ook echt goed uitvoert. Bij de Omgevingswet geldt dat behalve voor de rijksoverheid nadrukkelijk ook voor lokale overheden.

Onze kennis van water kan daarbij zowel voor onszelf als voor de rest van de wereld van grote waarde zijn. Droge voeten hebben en houden is voor landen die te maken hebben met een stijgende zeespiegel van heel groot belang. Voor andere landen geldt dat de bestrijding van droogte minstens zo belangrijk is. Als wij landen die kampen met droogte kunnen helpen door onze kennis over water en duurzame voedselproductie te delen, dan is veel ellende te voorkomen.

Dat geldt ook voor ellende die vanuit andere landen overslaat naar Europa. Droogte, slechte oogsten en een tekort aan schoon drinkwater zijn mede verantwoordelijk voor honger, oorlog en andere ellende in Afrika. Nederland is geen eiland. We zijn een klein en welvarend land in een wereld die de afgelopen jaren ingewikkelder en onveiliger is geworden, zoals ik in het begin al zei. Onze kennis van water is een van de middelen die we hebben om de geopolitieke ontwikkelingen in de wereld het hoofd te bieden.

Dat geldt in het bijzonder voor de vluchtelingenproblematiek. Mensen zijn best bereid om diegenen die echt op de vlucht zijn voor oorlog een veilige haven te bieden. Maar ze maken zich tegelijkertijd zorgen over de vraag of Nederland die toestroom wel aankan. De oplossing van dit probleem vraagt een pragmatische blik, de bereidheid om samen te werken in Europees verband, maar ook de bereidheid om afspraken te maken met landen rondom Europa, ook als die landen niet in alle gevallen voldoen aan onze democratische standaarden. Als wij willen dat mensen zo veel mogelijk worden opgevangen in de regio waar ze vandaan komen, dan moeten we bereid zijn om die landen te ondersteunen en afspraken met ze te maken. Dat is belangrijk voor het draagvlak voor de opvang van echte vluchtelingen in Nederland en voor de stabiliteit van de landen die vluchtelingen opvangen in de regio, maar ook voor het aanpakken van het winstmodel van smokkelaars die mensen nu in gammele bootjes de zee op sturen met alle gevolgen van dien.

Zoals ik in het begin al zei, hebben geopolitieke ontwikkelingen en ontwrichtende gebeurtenissen geleid tot een onvoorspelbare en explosieve mix van militaire en niet-militaire dreigingen die onze plaats in de wereld onzeker maken. Op die onzekerheid zal de regering een antwoord moeten bieden. Dat moet zij doen door samen te werken in de Europese Unie, in de NAVO en in de Verenigde Naties, maar ook door te kiezen voor reële samenwerking met anderen als zich kansen voordoen om de veiligheid van Nederland en de stabiliteit in de wereld te vergroten. Extra middelen voor het postennetwerk van BZ en voor investeringen in de krijgsmacht zijn daarbij een belangrijke eerste stap. Ik spreek bewust over een eerste stap …

Voorzitter, ik zie nu dat mijn laatste velletje is verdwenen. Dat is heel vervelend. Ik moet even mijn iPad hebben.

De heer Schalk (SGP):

Zal ik mijn laatste velletje geven?

De voorzitter:

Meneer Schalk, u wilde interrumperen?

De heer Schalk (SGP):

Ja, ik bood mijn laatste velletje aan. Dat zou handig geweest zijn, want dan had mevrouw Faber ook meteen een antwoord gehad. Maar mevrouw Faber hoort het helaas niet.

Ik had een vraag over Defensie. Mevrouw Jorritsma is haar tekst ongetwijfeld aan het ordenen. Ik had een vraag naar aanleiding van datgene wat zij zei over Defensie en het Defensiebudget, wat ik daar dan even aan vastkoppel. De NAVO-norm is nog steeds 2%. Daar zijn we nog lang niet. Dit kabinet zet een forse stap; ik denk dat we ze daarmee mogen complimenteren. Zou mevrouw Jorritsma vinden dat op het moment dat het economisch beter gaat, het kabinet in ieder geval moet kijken naar een versnelde stap richting die NAVO-norm?

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Ik ben acht jaar minister geweest en ik weet dat we sinds het ministerschap van Zalm met uitgavennormen werken. Dus als er meer economische groei is, is het niet automatisch zo dat de uitgaven ook maar omhooggaan. Daarvoor zijn stabilisatoren en weet ik veel. De VVD heeft in haar verkiezingsprogramma opgenomen dat we op termijn naar die 2% toe moeten. Ik zou dat graag willen zien als een norm waar we in de toekomst naartoe groeien. Of dat in deze periode verder kan stijgen? Laten we eerst maar eens proberen om dit geld op een goeie manier weggezet te krijgen. Dat gaat vast wel lukken.

De heer Schalk (SGP):

Dank dat mevrouw Jorritsma aangeeft dat ze graag naar die 2% toe wil groeien. Wat die zalmnorm betreft: ik denk dat zij van deze Kamer het best in staat is om met meneer Zalm te praten over wat hij bedoeld heeft op dat terrein, dus dat komt vast en zeker goed.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Het heeft niet zo veel nut om met meneer Zalm daarover te praten. Ik vrees dat we dat deze keer met meneer Hoekstra moeten doen, en ik geloof dat hij via het regeerakkoord tamelijk gebonden is aan dezelfde systematiek die nog steeds gehanteerd wordt. Eerlijk gezegd was ik daar vroeger best wel blij mee en ik geloof dat ik daar nog steeds blij mee ben. Maar dat is een persoonlijke noot, zeg ik in de richting van mijn fractie, want misschien denken zij daar anders over.

Voorzitter. Ik was bij de eerste stap. De krijgsmacht is na decennia van bezuinigingen gevaarlijk ver uitgehold. Met de voorgenomen investering van 1,5 miljard zijn we inderdaad nog steeds ver verwijderd van zowel de door de NAVO gehanteerde norm van 2%, als het Europees gemiddelde van 1,5%. Ik zou graag van de minister-president willen horen wat de ambities van het kabinet richting de toekomst zijn. Kan daarbij ook worden aangegeven wanneer per onderdeel van de krijgsmacht zal worden voldaan aan de investeringsquote?

Voorzitter. Voor ik ga afronden wil ik kort iets zeggen over de staatscommissie die kijkt naar de werking van onze

democratie. Die commissie is er gekomen op verzoek van de Eerste en de Tweede Kamer. In het regeerakkoord lees ik dat het kabinet geacht wordt de onderzoeksopdracht uit te breiden. Wat is daarvan toch de achterliggende gedachte? Wij vinden het eigenlijk niet aanvaardbaar dat het kabinet nu moet proberen om een door beide Kamers geformuleerde opdracht bij te stellen. De VVD-fractie is daar geen voorstander van en ik hoop eigenlijk dat het kabinet daar dan ook van af wil zien. Kan de minister-president nu eens precies uitleggen wat daarmee bedoeld wordt?

Tot slot. Ik ben blij dat het kabinet er zit. Om ons vertrouwen in de toekomst te geven is het van belang dat nu vaart gemaakt wordt met de plannen die op papier zijn gezet. Onderaan de streep zien we dat er extra geld wordt uitgetrokken voor onze veiligheid, voor zorg, voor onderwijs, voor infrastructuur. Bovendien gaan de belastingen voor de meeste mensen omlaag. Op papier een gebalanceerd verhaal. Papier is geduldig, maar mijn fractie is dat, net als de meeste mensen, niet. Wij wachten dan ook met spanning op de eerste concrete voorstellen, waarbij we steeds graag willen weten hoe die concrete voorstellen daadwerkelijk uitpakken voor de mensen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Jorritsma. Ik geef het woord aan de heer Kox.

De heer Kox (SP):

Mevrouw de voorzitter. Fijn om hier na rabiaat rechts en gewoon rechts nu het regeerakkoord en de begroting te beschouwen namens de grootste línkse fractie in deze Kamer. Ik beloof u: dat is een ander verhaal.

Mag ik om te beginnen de minister-president en zijn team feliciteren? En mag ik iedereen achter de regeringstafel sterkte wensen? Bewindspersoon zijn is bijzonder maar ook best zwaar. U doet het u allemaal zelf aan, maar ik heb ook met u te doen. En ik besef dat het zwaar is om nee te zeggen als Mark Rutte roept. Verleiden is een kunst en de premier verstaat die als geen ander. Vergeleken met hem waren volgens mij de Griekse sirenen goedwillende amateurs.

Ga maar na. Nadat de premier ons, in Rutte I, voluit verraste door radicaal-rechts een hoofdrol in zijn regering te geven, en daarna, in Rutte II, zijn linkse tegenpool over de brug wist te lokken, heeft hij nu, in Rutte III, een trio voormalige oppositiepartijen verleid om in zijn regeringsboot te stappen, waarbij hij weer aan het roer staat. Vaststaat dat onze premier niet eenkennig is, maar ook niet echt eenduidig. Hoe kan één man drie zo verschillende kabinetten leiden? Zit daar een visie achter? Of juist niet, omdat "visie is als een olifant die je het zicht belemmert"? Of volgt zijn boot in grote lijnen dezelfde koers en wisselt de kapitein slechts bij gelegenheid van bemanning? Mag ik de premier vragen: waar koerst dit kabinet op aan?

Mevrouw de voorzitter. De uitslag van de verkiezingen was ingewikkeld. Ik ga dus niet mopperen dat het zo lang geduurd heeft, hoewel het natuurlijk wel erg lang geduurd heeft! Nooit duurde het zo lang voor er een regeerakkoord kwam. En nog nooit waren er zo veel woorden nodig om te vertellen wat er afgesproken is. Met meer dan 40.000 woorden hebben we het allerlangste regeerakkoord uit de moderne geschiedenis gekregen. Dat hebben de geleerden van de Leidse Universiteit voor ons nageteld. Om zover te komen is er wel volop gestrooid met open deuren, lege volzinnen, herhalingen en tegeltjeswijsheden. Het regeerakkoord uitgevoerd als regeersoufflé, bereid met veel gebakken lucht. Zo kennen we onze premier ook weer.

Maar ook zonder dat blijven er een heleboel woorden over, die wél iets zeggen. Mijn vraag aan de minister-president: heeft een regering die gaat voor "vertrouwen in de toekomst", echt zo'n stortvloed aan woorden nodig? Of gaat het onderlinge vertrouwen toch niet ver genoeg en wil iedere partij precies opgeschreven zien wat er is binnengehaald?

In Leiden hebben ze ook geteld waarover het regeerakkoord vooral wel en niet gaat. Er staat verhoudingsgewijs veel in over arbeidsmarkt, zorg, migratie, onderwijs, energie en milieu, en ook over landbouw en voedsel. Prima. Daarentegen staat er bijzonder weinig in over macro-economie. Aan het opmerkelijk geringe aantal woorden daarover afgemeten, constateren ze in Leiden dat de crisis kennelijk voor het kabinet voorbij is. Onze regering schrijft blijmoedig: "De wereld was nog nooit zo welvarend en ontwikkeld als op dit moment." Tsja, dat geldt in ieder geval voor de rijkste 1% van de wereldbevolking. Die heeft inmiddels net zo veel vermogen als alle andere mensen van de wereld bij elkaar. Dat is inderdaad nog nooit eerder vertoond. En van die andere mensen moet een op de tien zien te leven van €2 per dag. Het is maar wat je onder "welvarend" en "ontwikkeld" verstaat. Oxfam Novib zegt: de wereld wordt rijker — en ongelijker. Zeven van de tien mensen leven in een land waarin het gat tussen rijk en arm toeneemt. En armoede valt in de praktijk niet uit te roeien als ongelijkheid niet wordt aangepakt. De toenemende concentratie van rijkdom in de handen van weinigen is geen natuurverschijnsel, maar het gevolg van een politieke keus of van politiek wegkijken. Het grote geld domineert meer en meer het beleid van regeringen en het leven van de kleine luiden, elders en bij ons. Dat vergroot de kansen op komende crises: financieel, economisch en ook moreel. Deze Kamer stond daar al eens bij stil op verzoek van de ChristenUnie. Zouden we nog eens moeten doen.

Mevrouw de voorzitter. Dat nog maar tien jaar terug het kapitalisme op klappen stond en voor wereldwijde, ook binnenlandse, ontwrichting van de samenleving heeft gezorgd, lijkt deze regering alweer goeddeels vergeten. Dat geldt ook voor de veroorzakers van de crisis. De schaamte van toen is al lang weer voorbij, bij banken, bedrijven, beleggers en blind achter hen aan hollende bestuurders. Het is weer business as usual. Hún economie draait als een tierelier. Hún winsten schieten weer door de plafonds. En hún rijken? Die worden gewoon nog rijker, net als voor de crisis. Ook bij ons. Van het totale vermogen in Nederland is nu bijna 70% in handen van de rijkste 10% van de bevolking. Daarover staat niks in het regeerakkoord. Ook niet dat de armste 10% van de bevolking goed is voor 65 miljard — aan schulden, welteverstaan, en dat er een relatie is tussen stuitende rijkdom en schokkende armoede. "Als veel mensen achterblijven, is uiteindelijk de hele samenleving de dupe", nietwaar, minister-president? Dat schrijft u namelijk zelf in het regeerakkoord. Welaan, hoe gaat dít regeerakkoord dan ervoor zorgen dat die achterblijvers voortaan weer wel kunnen meekomen, en er weer wel mogen bij horen?

Mevrouw de voorzitter. Zeker, de regering jokt niet als ze zegt: "De economie groeit, de werkgelegenheid trekt aan, de werkloosheid daalt en de overheidsfinanciën zijn weer op orde." Maar wíéns economie groeit er eigenlijk? En waarom rekenen we de vernietiging van de leefomgeving en van menselijk kapitaal niet mee als we die groei bepalen? Wie krijgen de nieuwe banen, wat voor banen zijn dat en wie krijgt ze niet? En waarom besteden we de vruchten van de groei nu niet eerst en vooral aan het repareren van wat in het afgelopen decennium door het roofridderkapitalisme en een domme bezuinigingspolitiek kapot is gemaakt?

Het regeerakkoord doet wel iets aan reparatie, en dat is prima; onze steun daarvoor. Maar over veel voorstellen zeggen wij: eerst zien en dan geloven. Veel woorden in het regeerakkoord zeggen weinig. Neem zo'n zin als deze, over de politie: "Voor uitbreiding van de capaciteit zijn extra middelen beschikbaar, onder de voorwaarde dat de flexibiliseringsagenda wordt doorgezet en dat knellende kaders, waaronder sectorspecifieke beperkingen ten opzichte van de Arbeidstijdenwet, worden weggenomen." Rara politiepet, wat staat daar, meneer de minister-president? Ik weet het niet.

Veel van wat het regeerakkoord wil, hangt af van nog te sluiten andere akkoorden, maar hoe kan je een klimaat- en energieakkoord sluiten als grootverbruikers jaarlijks hun miljardenkorting op hun energierekening krijgen en dus vrolijk blijven doorstoken en als vliegtuigen hun kerosine belastingvrij mogen blijven verbranden, terwijl de energierekening van gewone huishoudens door dit regeerakkoord met pakweg €260 stijgt, zoals Eigen Huis becijfert? En voor duurzame akkoorden in onderwijs en zorg is echt meer nodig dan het regeerakkoord nu biedt. En laten we wel wezen: dankzij actie krijgen de onderwijzers nu meer, maar nog steeds te weinig. En dankzij actie stijgt het eigen risico in de zorg niet langer, maar het moet natuurlijk omlaag en, nog veel beter, helemaal weg omdat een boete op ziek zijn niet past in een beschaafd land.

Mevrouw de voorzitter. Het klopt dat de economie aantrekt. Dat is fijn voor de mensen die weer een baan krijgen en hun eigen broek kunnen ophouden, maar in hoeverre draagt het regeringsbeleid daaraan bij? En juicht de regering niet al te makkelijk als ze ons gezamenlijk vertrekpunt "goed" noemt? Het is maar waar je staat, meneer de minister-president. Ga eens in de schoenen staan van een van de honderdduizenden mensen die nog steeds en vaak langdurig zonder werk zitten, met doorgaans lage inkomens, niet al te veel scholing en ook vaak van hogere leeftijd. En verplaats je eens in een van die jonggehandicapten, wier Wajong-uitkering weer verder omlaaggaat. Stel je eens voor dat je iemand bent met een arbeidshandicap, die van deze regering niet langer het minimumloon hoeft te verdienen en maar ergens een toeslag moet zien te krijgen. En denk je eens in, zeker op een moment dat voor velen het heerlijk avondje in aantocht is, dat 320.000 tot 400.000 kinderen die in ons koninkrijk opgroeien in armoede, bang zijn dat Sinterklaas morgen stilletjes hun huisje voorbijloopt, omdat de bankrekening van hun ouders rood kleurt.

Over vertrekpunten gesproken: wie opgroeit in armoede, heeft meer kans op slechte gezondheid, lager dan gemiddelde schoolresultaten en slecht betaalde banen. Ik vind dat voordat we morgen hier onze debat afsluiten, we met deze regering afgesproken moeten hebben dat er nu echt werk gemaakt gaat worden van het aanpakken van deze hedendaagse schande, van grootschalige kinderarmoede in een van de rijkste landen van de wereld. Het voorwerk is al gedaan, nadat deze Kamer eerder een motie van mijn collega Bastiaan van Apeldoorn aannam, die leidde tot een gedegen onderzoek en voorstellen van de Sociaal-Economische Raad en het Sociaal en Cultureel Planbureau. De Tweede Kamer wil een kwantitatieve doelstelling inzake het terugdringen van armoede onder kinderen. De vorige staatssecretaris verwees de uitvoering daarvan naar dit nieuwe kabinet maar het staat niet in het regeerakkoord. Dat moet er dus alsnog in.

Mevrouw de voorzitter. Laat ik voor één keer Hans Wiegel aanhalen en zeggen dat ik hoop dat we hier volgend jaar kunnen zeggen: "Sinterklaas bestaat, en dáár zit-ie!" Laat deze premier nu echt werk maken van het aanpakken van de armoede onder kinderen. Vol verwachting klopt ons hart, maar er moeten op dit dossier nu wel meters worden gemaakt, meneer de minister-president.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Het kabinet kan ongetwijfeld zichzelf verdedigen en zal dat morgen ook wel doen, maar naar aanleiding van de zin van collega Kox dat hierover niets in het regeerakkoord staat, wil ik iets voorlezen uit het regeerakkoord, op pagina 27: "Het kabinet zal extra middelen beschikbaar stellen voor het voorkomen van schulden en de bestrijding van armoede, in het bijzonder onder kinderen." Er worden geen bedragen genoemd; het wordt dus niet gekwantificeerd, maar het staat er wel in.

De heer Kox (SP):

Dat klopt. Dat is de enige keer dat het woord "armoede" en kinderen met elkaar in verband worden gebracht, ook nog één keer in een paragraaf over de rest van de wereld. Maar ik denk dat ik het met collega Kuiper eens ben dat deze schande die Nederland treft, meer verdient dan alleen deze opmerking. Daarover hebben we hier in deze Kamer al eerder moties aangenomen. Als de minister-president en ook de coalitiepartners mij duidelijk kunnen maken dat deze zin betekent dat we inderdaad gaan doen wat nodig is en dat we een reductieplan gaan vaststellen, zodat we van die kinderarmoede afkomen, dan ben ik daar blij mee. Maar ik ben bang, collega Kuiper, dat dat niet door het regeerakkoord wordt bedoeld. Daarom bevraag ik de minister-president hierop. Nog een keer: dit is niet alleen een kwestie voor mijn partij, want ik weet dat dit voor heel veel partijen heel belangrijk is. "Er kan heel veel in dit land", zegt de minister-president in de allereerste paragraaf van dit regeerakkoord, "als we het willen en het met z'n allen samen doen." Armoede onder kinderen aanpakken, kinderen waarvan we de sofinummers en de ouders kennen en waarvan we eigenlijk alles weten, moet te doen zijn. Wat ik tot nu toe heb gezien, is dat we dat allemaal zeggen maar dat de cijfers buitengewoon verontrustend blijven, ook de cijfers die we deze week weer gepresenteerd hebben gekregen. Ik doe hier dus een beroep op de regering maar ook op de andere fracties om hier deze dagen zaken over te doen.

Mevrouw de voorzitter. Mijn fractie belooft de regering de stevige oppositie die elke coalitie verdient in een functionerende democratie. Dat doen we volgens onze vaste stelregel: wat goed is mag door, wat slecht is mag weg. "Daarbij is het kwade voorkomen onze eerste taak", zei minister Donker Curtius, bijna 170 jaar terug over de Eerste Kamer. Het goede stichten liet hij liever over aan de overkant. Maar als het hier kan, zullen wij het niet laten. Daarvoor wachten wij niet op de voorstellen van de staatscommissie parlementair stelsel.

Mevrouw de voorzitter. Het slechte tegenhouden is niet eenvoudig, maar het kan wel. Zo slaagde deze Kamer er pas nog in het nogal onnozele voornemen van tafel te krijgen om het lidmaatschap van VN-organisatie UNIDO op te zeggen op het moment dat Nederland lid wordt van de VN-Veiligheidsraad. Complimenten trouwens voor minister Kaag en ook voor de nieuwe bewindslieden op Justitie en Veiligheid, die na alle kritiek in deze Kamer nu het ondoordachte wetsvoorstel van tafel halen over een eigen bijdrage van veroordeelden aan de kosten van strafvordering en slachtofferzorg. Goed zo!

Van ons mag er nog heel wat meer van tafel dat nu in het regeerakkoord wordt opgediend. De premier kan alvast noteren dat wij meer belasting op boodschappen, minder belasting op bedrijfswinsten en helemaal geen belasting op dividenden niet vinden rijmen. Een nieuw belastingstelsel waarin de mensen die het al best hebben, het nog beter krijgen, zien we ook niet zitten en evenmin het openhouden van belastingparadijs Nederland. Mijn fractie kan zich ook niet vinden in de koopkrachtontwikkeling die de regering voorstaat. Er is immers niks evenwichtigs aan als een moeder met een kind in de bijstand er volgens het Nibud tot 2022 per maand €15 bij krijgt, een moeder met een inkomen van €25.000 er €74 per maand op vooruitgaat en een moeder met een inkomen van €60.000 of daarboven elke maand €168 meer krijgt. Dat klopt niet, dat rijmt niet en dat is niet evenwichtig.

Mevrouw de voorzitter. Het goede stichten in deze Kamer is evenmin eenvoudig maar ook dat kan. Eerder leverde deze Kamer met haar eerste parlementaire onderzoek naar het privatiserings- en verzelfstandigingsbeleid van regering en parlement een goede bijdrage aan toekomstig beleid. Dat ProRail nu een zbo onder de vleugels van de regering wordt, danken we in ieder geval deels aan het onderzoek van Roel Kuiper en de zijnen. Ik wil aan deze Kamer voorstellen, ook in lijn wat collega De Graaf al eerder daarover zei tijdens het debat over de werkwijze en waarop ook collega Kuiper al eerder hintte, een tweede parlementair onderzoek te overwegen, en wel naar de invoering en de uitvoering van de nieuwe Politiewet. Extern onderzoek laat zien dat deze grootste bestuurlijke reorganisatie uit de recente geschiedenis nog zeker geen succes is. Heel veel is misgegaan, cruciale doelen zijn niet gehaald of niet meetbaar en veel verkeerde keuzes hebben geleid tot een zwaar tegenvallend resultaat. Deze Kamer heeft zich intensief beziggehouden met deze wet en heeft de toenmalige minister van Veiligheid en Justitie teruggestuurd naar de Tweede Kamer om eerst een aantal forse aanpassingen door te voeren, vooraleer wij ja zouden kunnen zeggen. Toch is de voorlopige conclusie dat dat onvoldoende geholpen heeft. Dat verdient reflectie, en dit huis doet daar graag aan. Een parlementair onderzoek naar hoe het ontwikkelings-, besluitvormings- en uitvoeringsproces bij de nationale politie is gegaan, en naar de rol daarbij van regering en parlement kan inzicht geven waar het in het verleden fout is gegaan en hoe we daar in de toekomst beter mee om kunnen gaan.

Erg opvallend, noteren de Leidse regeerakkoord-onderzoekers, is dat er nog nooit sinds 1963 in een regeerakkoord zo weinig woorden stonden over democratische vernieuwing.

De heer Schalk (SGP):

Ik heb een vraag over het vorige onderwerp, een onderzoek naar de politieontwikkelingen, een parlementair onderzoek zelfs. Dat is een interessante gedachte, maar volgens mij is in het vorige onderzoek dat ooit gedaan is, vooral onderzoek gedaan naar een traject dat helemaal afgerond was, terwijl ik bij het onderzoek dat u nu vraagt, het gevoel heb dat het onderwerp nog volop in ontwikkeling is. Volgens mij is vooral de Tweede Kamer daarbij aan zet. Of ziet de heer Kox dit anders en vindt hij dat we al lopende dit proces met zo'n parlementair onderzoek zouden moeten starten?

De heer Kox (SP):

Collega Schalk heeft gelijk. De nationale politie is nog steeds in ontwikkeling. Helaas, zou je kunnen zeggen. Keer op keer blijkt dat wij nog lang niet zijn waar wij zouden willen komen met die nationale politie. Wat wel achter de rug is, is het wordingsproces van de wet inzake de nationale politie, de invoering daarvan en de uitvoering daarvan. Ik heb al gezegd: dat is een wet waar deze Kamer keer op keer op teruggekomen is. In de discussie met de minister van Justitie en Veiligheid is gezegd dat het niet goed gaat en dat het anders moet. De Eerste Kamer heeft bijna op de stoel van de Tweede Kamer gezeten en gezegd: minister, deze wet moet op tien of elf majeure punten worden aangepast, anders gaan wij er geen ja tegen zeggen.

Het gaat er niet om om te zeggen wie het fout heeft gedaan. Desalniettemin zijn de regering, de Tweede en de Eerste Kamer, ondanks intensieve bemoeienis van ons en van de Tweede Kamer, er niet in geslaagd om iets waarvan wij wisten dat het de grootste bestuurlijke reorganisatie van dit land in de moderne tijd zou worden in goede banen te leiden. Daarom moeten nu de Tweede Kamer en de regering zich nog steeds bezighouden met de vraag hoe dat op te lossen. Dat laatste traject moet gewoon doorgaan. Maar het eerste traject is hoe het zo kon gaan, waarom we dat met zijn allen niet beter hebben kunnen doen en of wij er iets van kunnen leren. Dat was ook bij het onderzoek van de heer Kuiper en de zijnen het onderwerp: hoe hebben het parlement en de regering de besluitvorming gedaan over verzelfstandiging en privatisering, wat is er fout gegaan en wat kunnen wij ervan leren? Ik gaf als voorbeeld dat het feit dat ProRail nu een zbo wordt volgens mij een afgeleid resultaat van dat onderzoek is. Dus het heeft ook effect.

De heer Schalk (SGP):

Tot slot, mevrouw de voorzitter. Ik begrijp het punt en ik probeer die redenering te volgen, maar ik probeer mij ook in te denken wat de positie van de Eerste Kamer in dezen en op dit moment is. Ik geef als overweging mee dat wij ons moeten afvragen wanneer deze Kamer aan zet is bij zo'n zwaarwegend punt als een parlementair onderzoek.

De heer Kox (SP):

Daar wil ik graag met alle collega's over spreken, want tot een parlementair onderzoek van deze Kamer besluiten wij als wij het er allemaal of bijna allemaal over eens zijn. Dat is de enige reden om het zin te geven. Daar moeten we het dus over hebben, maar naar mijn mening is het traject van de invoering, van het bedenken van de wet en de implementatie daarvan voldoende om dat te overzien. Wij kunnen nog meer van dit soort reorganisaties krijgen en als wij niet leren van wat er goed is gegaan maar vooral ook van wat er fout is gegaan, lijkt mij dat voor een parlement onverstandig. Nogmaals, het is niet de bedoeling om te zeggen: die heeft het gedaan en die moet ontslagen worden. Dat hebben wij bij het vorige onderzoek ook niet gedaan. Dat vind ik het aangename van een Eerste Kameronderzoek.

De heer De Graaf (D66):

Ik denk dat de heer Kox gelijk heeft dat het niet zinvol is om te wachten totdat de politie ooit uitgereorganiseerd is. Dat zal nog wel enige tijd duren. Ik deel met de heer Kox de intentie dat het erg nuttig is om een parlementair onderzoek in deze Kamer te laten plaatsvinden. Ik wil hem vragen om dat vooral te beperken tot de wetgeving en de accenten die deze Kamer daarin heeft gelegd en vervolgens te kijken wat er in de praktijk van is gekomen, om daar lessen van te leren. Ik zou ook willen vragen om daar nu niet een uitspraak van de Kamer met een taak en dergelijke over uit te lokken, maar om eerst het gesprek te voeren, bijvoorbeeld in het College van Senioren, zodat wij voldoende draagvlak en een goede taakomschrijving hebben om zo'n onderzoek te doen.

De heer Kox (SP):

Ik heb het al gezegd, mevrouw de voorzitter, de heer De Graaf is erbij. Hij is in de discussie ingegaan op de werkwijze van deze Kamer en heeft de Politiewet toen ook al genoemd. Meer Kamerleden hebben daar al eerder op geduid omdat wij daar zo nauw bij betrokken zijn geweest. Het is ook niet mijn plan om een motie in te dienen en te vragen wie voor en wie tegen is. Mijn voorstel is om tijdens deze Algemene Beschouwingen ook tegen onszelf te zeggen: laten wij naar deze grote wet kijken en hoe die tot stand is gekomen. Wij hebben ons er zo intensief mee bemoeid. Hoe kan het dan toch zo zijn dat het uiteindelijke resultaat niet is wat wij met zijn allen willen? Ik ben ervoor om daarover in het College van Senioren te spreken. Wij hebben een voorbeeld. Toen wij het parlementaire onderzoek van de heer Kuijper gingen doen, hebben wij via een bepaalde methode de stappen gezet die nodig zijn. Het onderzoek hoeft morgen niet te gebeuren, maar het moet wel gebeuren en het zal door deze Kamer moeten gebeuren.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

De parallel is inderdaad dat je nu zou kijken naar wetgevingsonderzoek in onderscheid met onderzoek dat op zoek is naar politieke verantwoordelijkheden. Hoe is de wetgeving tot stand gekomen, hoe is er gedacht en wat zijn de uitkomsten als wij kijken naar de uitvoering? Ik ben het met collega De Graaf eens dat wij vandaag in debat zijn met het kabinet. Wij zouden op een ander moment hierover met elkaar kunnen spreken. Nu ligt er een evaluatie van vijf jaar Politiewet, het rapport-Kuiken, waarin een aantal dingen worden geconstateerd en een aantal voorstellen worden gedaan over bevoegdheden die in de toekomst anders moeten komen te liggen. Het rapport doet ook de verontrustende uitspraak dat wij geen beeld hebben van het presterend vermogen van de politie. In de uitvoering is er nog mist. Dat geef ik mee. Volgens mij moeten wij zo'n soort debat vandaag voeren en dan later nog eens bespreken of er een onderzoek nodig is.

De heer Kox (SP):

Ik ben het met collega Kuiper eens dat wij vandaag geen besluit hoeven te nemen. Waarom breng ik het op tijdens de Algemene Beschouwingen? Omdat het regeerakkoord een aantal plannen voorlegt voor wat wij allemaal moeten gaan doen. Er staat in dat wij €267 miljoen gaan uitgeven voor de politie om de politie beter te laten functioneren. Ik denk dat dat plan breed gesteund wordt door deze Kamer, maar wij weten ook dat met alleen het geven van geld aan de nationale politie de problematiek nog lang niet opgelost is. Ik vind dat deze Kamer moet reflecteren op wat er is gebeurd, hoe dat heeft kunnen gebeuren, wat onze rol daarbij is geweest, van de Tweede Kamer en van de regering, en wat wij daarvan kunnen leren. Ik ben het ermee eens dat wij daarover stap voor stap moeten beslissen, maar ik denk dat wij nu wel toe moeten gaan werken naar het idee dat deze Kamer uitstekend geschikt is en het eigenlijk aan zichzelf verplicht is om een parlementair onderzoek op deze materie te doen.

De voorzitter:

Mag ik de minister-president en de viceminister-president vragen om, als het kan, iets minder te converseren? Wij kunnen het nog net niet letterlijk verstaan, maar wel horen.

De heer Kox (SP):

Misschien was de minister-president de vicepremier ook aan het verleiden om weer iets anders te doen. Hij is altijd actief en hij praat nooit voor niets. Het zal een doel hebben gediend.

Mevrouw Barth (PvdA):

Of hij moet weer een beetje oefenen op doen alsof hij luistert. Ik heb een vraag aan de heer Kox. De heer Kox beperkt zijn voorstel nadrukkelijk en uitgesproken tot de invoering van de nationale politie. Daar valt ook best wat voor te zeggen, omdat het een heel omvangrijk wetgevingstraject was, waar de Eerste Kamer destijds een behoorlijk groot stempel op gedrukt heeft. Tegelijkertijd is de invoering van de nationale politie samengegaan met een reorganisatie van het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht. Wij hebben daarna hier het wetsvoorstel gehad over de gerechtelijke kaart, dat ook behoorlijk ingrijpend is aangepast naar aanleiding van het debat in de Eerste Kamer. Mijn vraag aan de heer Kox is: als zo'n onderzoek er zou komen, zou hij het dan ook echt willen beperken tot uitsluitend de nationale politie of denkt hij dat het zinvol zou zijn om de strafrechtketen in wat bredere zin onder de loep te nemen?

De heer Kox (SP):

Zoals ik al gezegd heb, is een voorstel van deze omvang een voorstel van de Kamer en dus geen voorstel van Tiny Kox of van één fractie. In het voorjaar hebben wij ons debat over de staat van de rechtsstaat. Daar zullen wij opnieuw praten over de vraag of onze rechtsstaat functioneert, of die op bepaalde momenten door een bodem dreigt te zakken en wat wij daaraan moeten doen. Wij hebben dat debat nu al een paar keer gevoerd. Het was een vruchtbaar debat, dat ook geleid heeft tot beleidsbijstelling. Ook dit keer zal dat aan de orde komen. Ik denk dat wij daar de kwestie die mevrouw Barth op tafel legt onderdeel van bespreking moeten maken.

Als ik denk aan een parlementair onderzoek, denk ik vooral dat je een heel concreet werkterrein moet hebben dat je kunt onderzoeken. De commissie-Kuiper heeft aangetoond dat, als je je daarop concentreert, je tot resultaten kunt komen. Het gaat al snel van hier tot ginder. Ik ben het met mevrouw Barth eens dat het vreselijk belangrijk is om dat andere deel ook te onderzoeken, maar of dat in één onderzoek kan, weet ik niet. Ik ben daar een beetje huiverig voor. Maar nogmaals: ik ga daar niet over, wij gaan daarover. Ik denk dat wij er samen wel uitkomen.

De heer Brinkman (CDA):

Mevrouw de voorzitter, staat u mij toe mijn verbazing uit te spreken over het feit dat collega Kox, die er bij een eerdere gelegenheid toen het ging over een mogelijke Grondwetsherziening blijk van gaf dat hij bij voorkeur de rol van de Eerste Kamer wat teruggedrongen zou willen zien, nu met een voorstel komt om de activiteiten van deze Kamer uit te breiden. Dat is niet zozeer de opmerking die ik in zijn richting wil maken, maar die heb ik als aanloop nodig voor een tweede punt van verbazing, namelijk dat hij het Seniorenconvent hier bevoegdheden toedicht die er bij mijn weten niet zijn en waar we ook slechte ervaringen mee hebben, toen het ging over de eerder genoemde Grondwetsherziening. Ik denk dat het belangrijkste punt dat ik de heer Kox namens mijn fractie in overweging geef, is om even te wachten waar het kabinet mee komt in reactie op de evaluatie die onlangs aan het kabinet is aangeboden. Ik denk dat er bij de politie genoeg te doen is om niet te veel energie te stoppen in nieuwe onderzoeken. Ik ben wel opgegroeid in de gedachte dat alles moet worden onderzocht en het goede moet worden behouden, maar in dit geval denk ik dat het beste is dat het kabinet nu eerst zijn werk doet en dat wij ons nog maar een tijdje met andere dingen bezighouden.

De heer Kox (SP):

Collega Brinkman en ik waren er allebei niet bij toen het recht op parlementair onderzoek en parlementaire enquête aan deze Kamer gegeven werd. Dat was, denk ik, of in 1857 of in 1881. De minister-president heeft geschiedenis gestudeerd en kan ons daar straks zeker over bijlichten, maar ik breid geen taken uit van deze Kamer. Wij hebben die taak al bijna anderhalve eeuw op ons genomen en Roel Kuiper en deze Kamer hebben besloten om dat een keer uit te voeren, dus het is geen uitbreiding van werkzaamheden, collega Brinkman. Als u Eerste Kamerlid wordt, dan moeten we soms werken voor onze centen en dit is een van de grondwettelijke rechten die aan deze Kamer zijn gegeven.

De heer Brinkman (CDA):

Dat ontken ik ook niet, maar de vraag is even of het tot de prioriteiten behoort. Naar de mening van onze fractie: nee.

De heer Kox (SP):

Uw eerste punt was: collega Kox wil de werkzaamheden van deze Kamer uitbreiden; in strijd met de Grondwet, dat viel daaruit af te leiden. Nee, in de Grondwet is al in een diep verleden opgenomen dat deze Kamer, net als de Tweede Kamer, het recht van onderzoek en van enquête heeft. We hebben dat één keer gedaan. Dat is een.

Twee: heeft het prioriteit? Het doet niks af aan ons wetgevende werk. We hebben de commissie-Kuiper er ook bij gedaan en deze Kamer is vervolgens niet in het honderd gelopen. Dat kunnen we echt wel. We krijgen hier eigenlijk betaald voor twee dagen in de week, collega Brinkman, dat heb ik al eens uitgezocht. We hebben één dag vergadering, dus dat kunnen we ons ook wel permitteren.

Ten derde dicht ik het Seniorenoverleg geen extra bevoegdheden toe. Het was een suggestie van collega De Graaf om het er in het Seniorenoverleg over te hebben hoe we dat zouden gaan doen. Dat hebben we de vorige keer ook gedaan. Dat lijkt mij heel goed, maar uiteindelijk beslist deze Kamer.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Ik dacht eigenlijk dat de kernvraag die de heer Brinkman aan de heer Kox stelde, was of het niet te vroeg is. Zullen we nou eerst eens even wachten wat de minister van Justitie en Veiligheid gaat doen met de evaluatie van de Politiewet? Ik ben zelf ook wel tamelijk huiverig om, terwijl je nog bezig bent met de implementatie — ja, het duurt lang, het duurt ontzettend veel langer dan je eigenlijk zou willen — de politieorganisatie ook nog lastig te vallen, tijdens de reorganisatie, tijdens het vervolmaken daarvan, met een parlementair onderzoek. Ik durf me af te vragen of dat er nou werkelijk toe leidt dat het beter gaat bij de politie.

De heer Kox (SP):

De minister van Justitie en Veiligheid moet vooral zijn uiterste best doen om zo snel mogelijk orde op zaken te stellen bij de nationale politie. Ik kan me niet voorstellen dat hij iets anders in gedachten heeft dan om dat te doen. Dat moet doorgaan, daar hoeft deze Kamer hem nu niet op te bevragen. Hij heeft het vertrouwen van ons en er wordt gecontroleerd door de Tweede Kamer of dat goed gaat. Wat ik voorstel om te onderzoeken is hoe een wet waar wij ons ook als Eerste Kamer zo nadrukkelijk mee bemoeid hebben, uiteindelijk toch niet geleverd heeft wat wij wilden dat hij leverde. Dat is dus een gedeelde verantwoordelijkheid van de regering, de Tweede en de Eerste Kamer. Dat is daarom volgens mij buitengewoon geëigend voor een parlementair onderzoek, zoals ook het onderzoek naar het beleid van regering en parlement rond privatisering en verzelfstandiging daarvoor geëigend was. Maar nog een keer, ik heb dit voorgesteld, omdat dit het moment in het jaar is waarop wij praten over wat wij als Kamer graag willen dat er gaat gebeuren, en niet alleen tegen de regering zeggen wat er moet gaan gebeuren, en daarom heb ik dit voorstel hier op tafel gelegd. Ik hoop dat we er in de nabije toekomst over door kunnen praten.

Voorzitter. Ik vervolg mijn betoog. Erg opvallend, noteren de Leidse regeerakkoord-onderzoekers, is dat er nog nooit sinds 1963 in een regeerakkoord zo weinig woorden stonden over democratische vernieuwing. Dat is op zijn minst opmerkelijk voor een coalitie waarvan drie van de vier partners het begrip "democratie" zelfs in hun partijnaam dragen. En als er al iets wordt voorgesteld, is het geen democratische vernieuwing maar democratische vernieling, ietwat bot gezegd. Het correctief referendum komt er niet en het raadgevend referendum blijft er niet. Twee D66-kroonjuwelen gaan naar de vergruizer en de nieuwe D66-minister van Binnenlandse Zaken moet die klus klaren. Het heeft iets van een ontgroeningstafereel. Daarbij verklaart de regering al op voorhand geen boodschap te hebben aan de uitslag van het komend referendum over de Sleepwet en wil ze met een truc de wet inzake de afschaffing van het raadgevend referendum niet referendabel maken. Het is goed dat we volgende week hier stil staan bij de democratische revolutie van 100 jaar terug; de invoering van het algemeen kiesrecht tussen 1917 en 1922. Maar laten we vandaag en morgen ook vooral niet stil zijn over deze deerniswekkende democratische koudwatervrees die deze regering ineens schijnt te bevangen. Ik hoor graag de reactie van de minister-president.

Mevrouw de voorzitter. Onder het goede stichten rekenen we ook de brede inzet van deze Kamer om na te gaan hoe we de fundamenten van onze rechtsstaat beter beschermen en versterken. Komend voorjaar hervatten we ons debat met de regering over de staat van de rechtsstaat. We hopen dat een breed gedeeld inzicht dat we onze rechtsstaat, die her en der door de bodem dreigt te zakken, met alle kracht moeten onderhouden en beschermen, door de regering aangevuld wordt met daadwerkelijke bijstelling van beleid waar dat nodig mocht blijken, zoals extra geld voor de gefinancierde rechtshulp, om de toegang tot rechter en rechtshulp voor iedere Nederlander overeind te houden. Wil de regering ons hier de hand reiken?

We hopen dat deze Kamer zich ook bezig gaat houden met reflectie op iets wat al jaren een treurige werkelijkheid is: dat mensen met weinig geld en opleiding beduidend minder gezond zijn en veel eerder doodgaan dan mensen die beter betaald worden en hoger opgeleid zijn. Het zou fijn zijn als we met de ministers van en voor Zorg — en vooral ook de staatssecretaris — daarover komend jaar in gesprek zouden kunnen gaan. Willen we dat mensen met lage inkomens en weinig opleiding ook echt langer en gezonder leven, dan moeten we veel investeren, in opvoeding en onderwijs en onderdak en het fundamenteel aanpakken van ongelijkheid. Alleen dan raken we af van sociaaleconomische gezondheidsverschillen. Ik nodig de regering uit ons ook op dit punt de hand te reiken.

Nederland is een mooi land, maar met te grote tegenstellingen. Bij elkaar zijn we echter een rijk land, en dus best in staat om mensen die van elders vluchten voor oorlog en geweld, binnen onze grenzen op te vangen, zolang dat nodig is en mits we zorgen voor breed draagvlak onder de bevolking. Het regeerakkoord lijkt echter vooral gericht op het buiten de grenzen van de Europese Unie houden van mensen die wanhopig op zoek zijn naar een beter leven. Daarbij wordt ten minste de grens van het Vluchtelingenverdrag opgezocht en de toekomst ervan zelfs enigermate ter discussie gesteld. Dat D66 en de ChristenUnie hiermee akkoord zijn gegaan, vinden wij een pijnlijke zaak. Nederland kan niet heel de wereld onderdak bieden. Daar vraagt ook niemand om. Maar een stoel vrijhouden voor een vreemdeling is een kwestie van beschaving, zoals collega Schalk ons al meer dan eens voorhield.

Nederland is onlosmakelijk verbonden met de Europese Unie, staat in het regeerakkoord. Na de brexit dus geen nexit, als het aan deze regering ligt. Maar veel zal afhangen van de wijze waarop de Europese Unie zich ontwikkelt. Ontvlechten is bijna ondoenlijk, zoals de brexit-onderhandelingen laten zien. Precies daarom moeten we verder vervlechten in ieder geval voorkomen. Dat betekent dat we stelling moeten nemen tegen de voorstellen daartoe van de Europese Commissie. Die wil ons nog verder verknopen, waardoor de kans groter wordt dat we uiteindelijk het hele project opknopen. Gaat onze regering zich inzetten voor een Unie waarin relaxter samengewerkt kan worden en Brussel niet altijd de baas is? Of heeft de politieke voorman van D66 gelijk als hij deze regering de meest eurovriendelijke ooit noemt?

"Europa brengt Nederland vrede, veiligheid en welvaart", zegt het regeerakkoord. Daar valt veel voor te zeggen; reden voor ons om als internationalisten voor Europese samenwerking te zijn. De regering lijkt echter ietwat kortzichtig als ze "Europa" en "Europese Unie" steeds als synoniemen hanteert. Europa is groter dan de EU en alle Europese landen samen vormen een voor de wereld unieke rechtsruimte, van Groenland tot en met Rusland en Turkije, onder het Europees Verdrag over de rechten van de mens van de Raad van Europa.

Met haar conventiestelsel heeft die verdragsorganisatie Europabrede bindende regels opgesteld over klassieke en sociale mensenrechten, rechten van vrouwen, kinderen, nationale minderheden. En over dataprotectie en cybercrime en mensenhandel en matchfixing en culturele erfenissen. Ik mocht er onlangs een rapport over maken, dat nu voorligt bij het Comité van Ministers van de Raad van Europa. Bij de algemene Europese Beschouwingen zouden we het daar graag met de regering over hebben. En ook over de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, die belangrijk werk in doet in Europese conflictzones waar geweld heerst of dreigt. De Raad van Europa en OVSE zijn ook dé podia waarop Rusland en Turkije nog meedoen en dus gehouden kunnen worden aan hun internationaalrechtelijke verplichtingen. Aan de minister-president dus de vraag of hij wil bewerkstelligen dat het qua centen wel een onsje minder mag bij de EU, waardoor het gemakkelijk een kilootje meer kan voor al die andere Europese organisaties die er ook zijn om vrede, veiligheid en vooruitgang te bevorderen. Nu kost de Europese Unie per dag wat de Raad van Europa per jaar kost, om maar een vergelijking te geven.

Nederland maakt komend jaar deel uit van de VN-Veiligheidsraad. Het zou prachtig zijn als Nederland, het enige westerse land dat wel deelnam aan de onderhandelingen over een wereldwijd antikernwapenverdrag, maar helaas tegenstemde, nu het voortouw nam om met name de kernwapenmachten, die een vaste plek in de Veiligheidsraad hebben, uit hun schuttersputje te porren en ze aan het verstand te brengen dat kernwapens de wereld levensgevaarlijk maken en daarom zo snel mogelijk de wereld uit moeten. Dat zou mooi aansluiten bij de toekenning van de Nobelprijs voor de Vrede aan de initiatiefnemers tot dit hoopgevende verdrag.

Als lid van de Veiligheidsraad kan ons land ook meehelpen aan een doorbraak in het Palestijns-Israëlische conflict onder het motto "wie betaalt, bepaalt". Nu betaalt de EU en bepaalt de VS. Nu de Amerikaanse president opnieuw escaleert, moet de Europese Unie helpen te de-escaleren en, na een halve eeuw illegale bezetting van Palestina, initiatieven te nemen tot een duurzame oplossing van deze, naar de mening van mijn fractie, moeder van alle conflicten.

Ik kom tot een afronding. Deze regering is niet onze droomcoalitie. Wij hadden een andere op het oog, maar daarvoor ontbrak nu nog wederzijdse liefde. Dat mag, dat kan; volgende keer beter. Tot die tijd gaan mijn fractiegenoten en ik ons met volle overgave richten op het tegenhouden van het kwade en, waar het kan, op het stichten van het goede. Daarbij zullen we de regering als het kan steunen, als het moet bestrijden, allemaal om, zoals ook de regering zegt, "dit prachtige land nog beter te maken voor iedereen".

Ik zie uit naar de reactie van de minister-president. Dank u wel.

De heer Brinkman (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Op weg naar een land dat we door willen geven is meer nodig dan de automatische piloot. De teelaarde beneden ligt dan nooit onbemest, ongemengd en vrij van puin gereed om er nieuw beleid in uit te zaaien. Compromissen zijn nodig. Er zijn tradities en verkregen rechten. Er is een baaierd aan opvattingen en invloeden. Er is behoefte aan iets nieuws. Er zijn incidenten. En ondanks bitcoins en andere virtualiteiten is de geldbuidel beperkt. Wie desondanks bij de Koning op het bordes wil verschijnen om ons land te komen dienen verdient daarom lof. Eerst dankt onze fractie de blijvende, energieke minister-president en de onlangs afgetreden excellenties voor hun inspannende werk. Zij hebben breed steun gezocht voor hun beleid. In dit zo versnipperde land is dat de juiste houding. De minister-president wil op die weg doorgaan en dat geeft hoop. De helft plus één aan het Binnenhof is wel een meerderheid, maar voor bouwen en herbouwen aan samenwerking, verdraagzaamheid en respect, aan de- handen-uit-de-mouwen-steken en niet-te-veel-van-de-Staat-afhankelijk-raken, aan een land dat met goedwillenden mededogen wil tonen en verkettering achterwege wil laten, aan een land waarin vertrouwen en hoop de boventoon voeren, is een breder maatschappelijk draagvlak nodig. Opstandigheid wordt immers niet zozeer gevoed door stemming bij krappe democratische meerderheid, als wel door gezags- en vertrouwenondermijnend handelen of nalaten.

De overheid blijft overigens niet de enige steun en toeverlaat in onze samenleving. Niet omdat zij onnodig zou zijn, wel omdat zij nu eenmaal niet alles kan en behoeft aan te pakken van wat zij krijgt aangereikt. Er blijft ook nog genoeg — en wat ons betreft zelfs meer — dat tot eigen rekening, risico en verantwoordelijkheid van mensen zelf behoort. Daarom vinden wij het goed dat dit kabinet prioriteiten stelt die wij uit ons verkiezingsprogram herkennen. Meer voor veiligheid. Minder, maar nog steeds meer ruimte voor de prima zorg. De samenleving breed meer laten delen in de voordelen van een weer groeiende economie. Meer eigen geld, minder geleend kapitaal inzetten. Ontwikkelingslanden helpen op eigen benen te lopen door vrije handel in hun goederen, niet in hun mensen te bevorderen. Nadelen van de groei voor het klimaat nu echt te lijf gaan. Voor herstel van vertrouwen in overheidsoptreden is dit een goede benadering, ook al zullen burgers, instellingen en bedrijven terecht de puntjes op de i blijven zetten: wat betekent het concreet voor hen? Gelukkig is er meer geld, maar de houdbaarheid van het nu in gang gezette beleid moet jaar in, jaar uit blijken. Zullen we halverwege deze rit maar eens bekijken of de vlag er dan nog goed bij hangt, mijnheer de minister-president?

Het vorige kabinet heeft de collectieve lastendruk toch weer laten oplopen. Dit kabinet stelt lastenverlichting naast lastenverzwaring in het vooruitzicht. Het is goed dat het inzet op terugdringing van fiscale uitwassen en dat het de lasten van de middenman en middenvrouw zal verlichten door werk en werken meer te belonen en mensen die niet op eigen benen kunnen staan, te blijven ondersteunen. Wanneer burgers, instellingen en bedrijven daarbij aandringen op precisie en rechtvaardigheid, slaan zij de spijkers op hun kop. Dus geen papieren beleid, onzorgvuldigheid, gedogen of algemeenheden verkopen! En ook aanvaarden dat zaken als drogere voeten, een gezonder lijf, minder CO2, een veiliger straat en meer bewegelijkheid niet gratis zijn.

Onze toetsende taak hier blijft nagaan of voorstellen degelijk onderbouwd en in de praktijk uitvoerbaar zijn en recht doen aan verschillen. Dit roept de praktische vraag op hoe lang het limoenfrisse kabinet in zijn alledaagse bestuurlijke rol, nationaal en internationaal, kan volstaan met slechts wijzen op de letters en cijfers van zijn lange regeerakkoord. Immers, er zullen feiten, overwegingen en omstandigheden aan de orde komen waarvoor een oplossing moet worden gevonden die verder reikt dan kon worden neergeschreven in de werkkamer van de achtereenvolgende informateurs, die ook wij zeer erkentelijk zijn voor hun onbaatzuchtige inzet.

Onze fractie is blij dat de nu deelnemende kabinetspartijen elkaar uiteindelijk hebben weten te vinden. Onze positieve bejegening van dit kabinet zal daarvan getuigen, ook al heeft onze fractie geen stem gehad in de formulering van het akkoord.

Ons past nu de rol van laatste, onmisbare speler in het gehele wetgevingsproces. Dat blijft meer dan er een afstandelijke blik op werpen en dan ja of nee zeggen. Ook het terugsturen van de boel en die dan verder maar op zijn beloop laten onder het motto "I told you so" zou een miskenning van de waarde van een degelijke dubbele toetsing binnen het politieke systeem zijn. Het gaat immers om besluiten die alle burgers, instellingen en bedrijven binden. Laten we eerlijk zijn, er liggen hier geen stapels verworpen wetsvoorstellen. In de afgelopen kabinetsperiode waren het er acht, waarbij onze fractie slechts zes keer tegen stemde en nog twee keer voor. Zo constructief kan een serieuze oppositie zijn! Er bleken voorstellen juridisch te rammelen. Die werden niet zomaar van tafel geveegd; op aandringen van dit huis verbeterde het kabinet zijn voorstellen met behoud van de met de overzijde overeengekomen politieke hoofdlijn. Ik noem een paar voorbeelden: de herziening van de Politiewet, de Mediawet, de decentralisaties van de Wet maatschappelijke ondersteuning en van de jeugdzorg, en de fosfaatwetgeving, die nog veel discretionaire beslissingen van de minister van Landbouw vraagt om aan de enorme reeks knelgevallen tegemoet te komen. De Omgevingswet is nog steeds in wording, terwijl diverse samenhangende wetsvoorstellen voor de behandeling van verwarde personen zich nog steeds op een juridische lijdensweg bevinden. Nee, we zitten hier geen duimen te draaien!

Vluchten naar gedelegeerde regelgeving buiten het zicht van de wetgever leidt tot frustrerende zoektochten in het dagelijks maatschappelijk verkeer. De vraag waar de rechten en plichten van burgers, instellingen en bedrijven liggen, behoort onderwerp van beraadslaging en heldere conclusie in de gehele volksvertegenwoordiging te zijn. Al in 2013 waarschuwden wij tegen onduidelijke competenties ter zake van standaards en normen bij het Kwaliteitsinstituut voor de zorg. Minister Schippers garandeerde toen het parlementaire budgetrecht. Intussen zijn wij zo'n twee miljard euro voor de verpleeghuiszorg en een kennelijk wel bindend extern advies daarover verder, zonder dat over bijgestelde normen en standaarden een degelijk voorbereid parlementair budgetdebat kon worden gevoerd. Begrijp me goed, onze ouderen verdienen extra zorg als eersten. Maar welke externe instituten zijn buitenom vergelijkbare budgetverantwoordelijkheid gaan dragen, die voortaan explicieter en tijdiger weer tot die van regering en parlement moet worden gerekend? Wil het kabinet dat overzicht tijdig voor de begrotingscyclus 2019 aan het parlement voorleggen?

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik hoef het kabinet niet het uitleggen te ontnemen, en zeker niet het huidige kabinet. Maar toch even richting de heer Brinkman: volgens mij was het niet minister Schippers die dat budgetrecht heeft weggegeven, maar heeft de Tweede Kamer zelf het moment laten passeren om te kunnen ingrijpen in wat er is gebeurd rondom de ouderenzorg. Ondertussen zitten we nu met dit gegeven feit. Daarom stel ik graag aan de heer Brinkman dezelfde vraag als aan mevrouw Jorritsma daarnet: vindt de heer Brinkman dat een deel van het geld dat nu is gereserveerd om de kwaliteit van de institutionele ouderenzorg te verbeteren, inzetbaar zou moeten kunnen zijn om de zorg aan ouderen aan huis te verbeteren, om te voorkomen dat mensen opgenomen moeten worden?

De heer Brinkman (CDA):

Mevrouw Barth stelt deze vraag aan iemand die ooit minister was voor ouderenzorg en die de Wet op de bejaardenoorden moest verdedigen in het parlement, in een tijd waarin men vroeg om ook buiten bejaardenoorden zorg te kunnen verlenen. Ik heb toen voorgesteld om niet een nieuwe wet te maken, maar om slechts één artikel toe te voegen, namelijk dat onder het begrip "bejaardenoorden" ook het begrip "flankerend beleid" kon worden begrepen. Misschien kunnen het huidige kabinet en de huidige verantwoordelijke bewindslieden die suggestie overnemen.

De voorzitter:

Mevrouw Barth heeft verder geen vraag. Gaat u verder, meneer Brinkman.

De heer Brinkman (CDA):

Voorzitter. Herstel van vertrouwen vergt meer bestuurlijke en juridische zorgvuldigheid dan een regeerakkoord in korte tijd kan uitschrijven. Bovendien wordt dit land gelukkig nog niet helemaal door tweets en selfies geregeerd. Wij leven juridisch en praktisch in een zeer complexe wereld. Het regeerakkoord kondigt aan dat burgers en de voor hen in de weer zijnde professionals op de werkvloer van onderwijs, zorg en politie en in hun onderneming meer ruimte zullen krijgen en minder formulieren, maar wat komt daar nou van terecht, na zoveel vergelijkbare aankondigingen in de afgelopen jaren? Wil deze ervaren minister-president meer over dat alles ontvouwen? Hoe zullen die plannen worden gerealiseerd? Hoe zullen de kwaden intensiever worden gecontroleerd en de goeden met rust gelaten? Ons bestuur is doordrenkt geraakt van door de computer getoetste gelijke behandeling, maar personen en omstandigheden zijn steeds meer ongelijk. Dan moet van de wetgever worden gevraagd om meer bestuurlijke ruimte voor minder uniforme oplossingen, mits verantwoordelijke bestuurders en burgers daarover bij evidente nalatigheid of misbruik van publieke middelen aan de tand kunnen worden gevoeld. Meneer de minister-president, wie in daartoe gekoppelde bestanden niks te verbergen heeft, behoeft zich geen zorgen over zijn privacy te maken, toch?

De Omgevingswet is ooit opgezet ter vereenvoudiging en versnelling van ruimtelijke beslissingen, waarbij verschillende belangen voortaan op één moment in onderlinge samenhang vooral decentraal in hun verscheidenheid zouden kunnen worden gewogen. Nu is dat wetgevingsproces al jarenlang onderweg. Op de valreep is de uitvoering alweer uitgesteld, nu omdat de computer het niet kan bijbenen. Bovendien zijn er extra ministersposten gecreëerd. En intussen hebben we hier al debat na debat gevoerd, waarbij bleek dat de duizenden pagina's conceptregels nog onvoldoende helderheid verschaffen over de inhoud van wat nieuwe normeringen, procedures en bevoegdheden zullen zijn in ons volle land in transitie. Wie zich nu aan een gemeenteloket aanmeldt voor een eenduidige beslissing, krijgt meestal nul op het rekest, omdat de wetgever nog steeds met zichzelf in discussie is. Hoe gaat de minister van Binnenlandse Zaken dit alsnog binnen enkele maanden eenvoudiger oplossen?

Ik reken erop dat de mp concreet ingaat op mijn inleiding. De uitwerking van het regeerakkoord volgt later wel bij concrete wetsvoorstellen. Dat wordt na zo veel pagina's nog een lange zit, maar wij gunnen dit kabinet een lange rit! Dan is er ook nog genoeg gelegenheid om een staatswietje op te steken over de inconsistentie van beleid die het nieuwe kabinet dreigt te bevorderen, namelijk de ontmoediging van tabaksgebruik én de bevordering van de staatswiethandel. Wie het begrijpt, mag zijn vinger opsteken. Het lijkt wel of ik terug ben op het Leidseplein in 1966 ... Het kabinet wil nu bij experiment de kwaliteit van wiet verbeteren en de handel hierin uit de criminele sfeer halen. Beperking van gezondheidsrisico's en de bestrijding van criminaliteit hebben altijd op de steun van onze fractie kunnen rekenen. Sterker nog: wij juichen de door dit kabinet voorgenomen aanpak van ondermijnende criminaliteit van harte toe. Maar we zitten hier bijeen om degelijk en consistent na te gaan aan welke gelijke condities extatische experimenten moeten voldoen nu burgemeesters in de rij staan om ermee te starten, terwijl veel inwoners van dit land zich nog terecht het hoofd breken over de gevolgen van allerlei eerdere gedoogexperimenten. Uit welke feiten leidt het kabinet bijvoorbeeld af dat dit experiment daadwerkelijk leidt tot een substantiële vermindering van criminaliteit, nu 80% à 90% van de crimineel in Nederland geteelde wiet bestemd is voor uitvoer naar het buitenland? Bovendien heeft betere kwaliteit, op allerlei terreinen, haar hogere prijs; hoe zeker is het kabinet dan van zijn zaak dat het prijsverschil tussen legale en illegale wiet toch de "goedkope" illegale handel, onder meer op straat, fors zal terugdringen? Nu onderzoek na onderzoek is vastgesteld dat drugsgebruik schadelijk is voor de volksgezondheid, en zeker voor jeugdige gebruikers, lijkt het kabinetsvoornemen tot legalisering eerder tot bemoediging dan tot ontmoediging van gebruik te leiden.

De voorzitter:

Meneer Schalk?

De heer Schalk (SGP):

Voorzitter, ik zou bijna zeggen: laat hem doorlezen, want de laatste zin is mij uit het hart gegrepen. We moeten natuurlijk helemaal niet hebben dat de drugs alleen maar bevorderd worden. Maar mijn vraag aan de heer Brinkman zou de volgende zijn. Stel je nou voor dat het kabinet zou kunnen bewijzen dat dit de criminaliteit inderdaad zou verminderen. Stel je dus voor dat dat zou kunnen, zou de heer Brinkman dan nog vóór staatswiet zijn?

De heer Brinkman (CDA):

Ik snap die vraag, maar het is te vroeg om die te beantwoorden, ten eerste omdat ikzelf nog een aantal vragen heb die ik nog hoop te mogen uitspreken. We zullen ongetwijfeld een antwoord van het kabinet krijgen en te zijner tijd een wetsvoorstel, en dan zullen we kijken hoe dat in elkaar zit en of het degelijk in elkaar zit.

De heer Schalk (SGP):

Het wetsproces houd ik ook wel in de gaten, maar desondanks vraag ik aan de heer Brinkman om zijn appreciatie van het — laat ik het zo zeggen — voorstel zoals het er nu ligt. Hij gaat op een heleboel onderwerpen in. Ook op dit onderwerp, en best uitgebreid. En ik vind zijn betoog ook nog heel zinnig. Laat ik mijn vraag dan zo formuleren: moeten we niet enorm oppassen met het introduceren van zo'n voorstel voor staatswiet?

De heer Brinkman (CDA):

Voorzitter, als u mij toestaat, geef ik het antwoord op deze vraag van de heer Schalk in het vervolg van het betoog dat ik mij had voorgenomen te houden.

Hoe voorkomt het kabinet een verkeerde aantrekkingskracht op toeristen? Wat vinden onze buurlanden van deze plannen? Wij zijn vertegenwoordigers van een partij die zich loyaal aan haar afspraken pleegt te houden. Tegelijkertijd zijn wij hier geen stempelkantoor voor besluiten waarvan mensen later zullen zeggen: hadden ze daar, toen in 2017, nóg een gaatje in hun hoofd? In 1966 kon je op het Leidseplein daaraan misschien studieus en schouderophalend voorbijgaan, intussen is echter zelfs de zwijgende bevolking mondiger geworden. Wij bepleiten dus meetbare ijkpunten bij het uitstippelen van dit in het regeerakkoord overeengekomen beleid. Er is immers al genoeg beleid op papier in rook opgegaan!

Ik laat het Lieverdje nog steeds links liggen en dus keer ik graag terug op de schreden van mijn, het kabinet op hoofdlijnen ondersteunend, betoog. Het is even wennen, nu wij de voormalig vicevoorzitter van onze fractie moeten missen. Wij begrijpen heel goed dat de mp deze degelijke én vernieuwende veertiger als zijn financiële geweten heeft willen aantrekken en wij complimenteren hen beiden met die keuze. Bij zijn eerste optredens heeft de nieuwe minister van Financiën er terecht blijk van gegeven de budgetregels strikt te zullen hanteren. Het net afgetreden kabinet stevende volgens de laatste rekeningcijfers af op een collectieve lastendruk die bij zijn start op 36% lag en tegen het einde in 2017 op 39%. Zo hervindt dit kabinet niet snel sympathie onder de bevolking. Wij danken oud-collega Hoekstra voor zijn onuitputtelijke en amicale inzet in de fractie en wensen hem sterkte en succes, samen met zijn nieuwe collega's. Het lijkt ons allen hier bijeen een gedreven en deskundig team, dat wij hier graag regelmatig zullen zien functioneren in de uiterst vriendelijke, kritisch-constructieve sfeer van dit huis.

Mevrouw de voorzitter, u hebt laten weten dat het aantal en de soort van uw excellente gasten hier wel enige nadere toelichting behoefden. Bedoelde u daarmee ook te zeggen dat er nu achter de regeringstafel een erker zoals bij de Trêveszaal moet worden aangebouwd door Liesbeth van der Pol? Wat is er nu precies afgesproken bij de boedelherverdeling tussen de ministeries die met de omgeving bezig zijn? En wat gaan zij elk met dat herverdeelde budget doen, anders dan nota's schrijven over bijvoorbeeld de woning- of de varkensnood?

Wij zien dat de staatssecretaris voor fiscale zaken haast heeft. Beseft hij dat de rechter na deze Kamer al vaak heeft getoond dat haastige spoed op zijn terrein zelden goed is? Kan hij nu bevestigen dat de Belastingdienst het regeerakkoord fiscaal gezien uitvoerbaar vindt, of moeten we nog nadere voorbehouden met betrekking tot zijn uitvoerende dienst aantekenen? Of denkt hij misschien wel dat er met het beleid fiscaal gezien te veel wordt geknutseld? Wij geven dan geen vrijbrief voor lukraak andere haastige maatregelen, omdat we in de smalle marges van de democratie moeten waken tegen malle charges ervan. Het gaat immers niet alleen over geld, maar ook over gewekt vertrouwen. Zo opgewekt zijn burgers en bedrijven nu eenmaal niet automatisch over belastingen. Wij kennen maar één paradijs, maar de krant zegt dat er wel 53 zijn en dat daar zelfs te mondjesmaat belasting wordt geheven. Het kabinet heeft gelukkig direct duidelijk gemaakt dat Den Haag al bezig is om tegen dergelijke uitwassen in het geweer te komen. Hoe kijkt het kabinet in dit schelle licht nu aan tegen Europese bevoegdheden om te bevorderen dat landen samen grensoverschrijdende, niet-grondgebonden economische activiteiten fiscaal weer in het gareel krijgen?

Het regeerakkoord is overigens niet alom als grensoverschrijdend beschreven. Qua normering van gedrag vinden wij dat niet erg, want er is al te veel slechts gedoogd. Nu de minister-president heeft gezegd ons land deze gehele kabinetsperiode vanaf het Binnenhof te zullen blijven dienen —waarmee wij hem complimenteren — horen wij vandaag, na een begrijpelijke maandenlange stilte over onderwerpen van over de grens, graag wat meer concreet over zijn buitenlandse inzet. De wereld draaide immers gewoon door en wij kunnen daar niet buiten. De toon van het regeerakkoord is terecht positief en opbouwend, en niet bang. Intussen twittert America First het einde van multilaterale idealen de wereld rond en is het ooit grote Brittanië saevis intranquillus in undis. Zonder zo'n ooit consistente partner wordt ons leven in Brussel echt anders. President Macron hervormt zijn nu relatief rustige land serieus, wat de verlammende patstelling tussen noord en zuid in Europa kan doorbreken. Hij vraagt in ruil daarvoor wel een "Europe qui protège". Misschien vallen de Franse en Duitse leiders elkaar daarom binnenkort wel weer in de armen. Gaat ons kabinet dan toch pleiten voor een Europees monetair fonds, voor een Europese minister van Financiën en voor een eigen begroting voor de eurozone? Voor welke investeringsbescherming op Europees niveau gaat het dan pleiten?

In deze wereld op drift zijn extra uitgaven voor defensie onontkoombaar. Die moeten in de Europese samenwerking nuttiger worden besteed. De Amerikanen hebben één soort tank, wij in Europa zeventien. Zij hebben vier soorten fregatten, wij 29. Zij hebben zes soorten gevechtsvliegtuigen, wij twintig. De instabiliteiten reiken van Libanon tot Mali en de Atlantische kust in Afrika en ook daar is Europese militaire bijstand vereist. Gaat het kabinet hiervoor initiatieven ontplooien?

Terug naar eigen land. Op weg naar, nu weer, de gemeenteraadsverkiezingen willen mensen zeker weten wat de noodzakelijke energietransitie voor hen concreet gaat betekenen. Wanneer over één maand allerlei nieuwe rekeningen van fiscus, zorgverzekeraar, energiebedrijf en andere op de mat vallen, zullen die niet overal een vreugdevol onthaal krijgen, ook al omdat daarin nog beleid van het net afgetreden kabinet verwerkt zit. Dat moet het nieuwe kabinet wel zorgvuldig presenteren en uit elkaar houden.

Over de prima zorg wordt hier heel wat gepiekerd, zeker nu de zorguitgaven van 2017 naar 2022 blijven stijgen van 68 miljard naar 91 miljard per jaar. Gelukkig zijn er tal van vrijwilligers en professionals voor onze geest en lijf in de weer. Goede zorg voor iedereen en ouder worden hebben nu eenmaal hun prijs. Toch zijn we allemaal niet ontslagen van de plicht om na te gaan hoe dit verder moet. Enkele grote zorgverzekeraars zeiden onlangs dat de zorgkosten wel met 10% of 20% naar beneden kunnen. Gaat het kabinet met zulke suggesties in de hand nieuwe zorgakkoorden afsluiten?

Degenen die voorspelden dat tradities en zingeving hun langste tijd zouden hebben gehad, beginnen bot te vangen. Allerlei maatschappelijke bewegingen, instituties en individuen zijn letterlijk en figuurlijk op zoek naar meer ruimte voor hun medeverantwoordelijke inspanningen in de zorg voor anderen. Veel geld is in de loop der jaren gaan zitten in een eigen gebouw, administratie en staf voor iedere vereniging, kerk of stichting. Betrokken organisaties zitten soms met dure maar lege gebouwen en tegelijk met een groeiende vraag naar hun inzet. Ligt hier niet een schone taak voor gezamenlijk politiek en maatschappelijk leiderschap om deze ruimten vrijwillig meer te delen ten behoeve van medeburgers die op hulp rekenen?

Mevrouw de voorzitter. Het kabinet mikt terecht op stijgend volksvertrouwen in de toekomst. Hier rond het Binnenhof zijn de meesten het er langzamerhand wel over eens dat daar de toekomst maar in beperkte mate kan worden gemaakt, maar overigens wel kan worden gebroken. Onze leeftijd is maar in zeer bescheiden mate zelfbepaald. Dus hebben de pensioenfondsen en verzekeraars daarmee te rekenen in hun rekenmodellen. Tegelijkertijd weten we dat een eigen huis en het vooruitzicht van enig pensioen tot zo ongeveer de enige in eigen vermogen neergeslagen zekerheden van heel veel mensen behoren. Elk kabinet moet daar dus voorzichtig mee omgaan. Oud-senator Hoekstra heeft de vorige staatssecretarissen daarvoor uitvoerig gewaarschuwd. Toch moest de ene er zijn bijltje bij neergooien en resideert de andere nu na haar onafgemaakte karwei op de mooie Drentse hei.

Het onderwerp van de pensioenen is explosiever dan een slecht onderhouden munitiekist. Gelukkig heeft deze minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daarom nu wel zijn lof over de polder gezongen. Belanghebbenden zullen uiteindelijk wel willen erkennen dat de toekomst geen absolute pensioenzekerheden kent, maar zij mogen er wel op rekenen dat het kabinet en De Nederlandsche Bank niet steeds maar weer met nieuwe inzichten en risicomodellen komen waardoor het vertrouwen op de oude dag verder smelt. De ECB heeft nu 2.000 miljard euro uitgegeven om de inflatie iets op te krikken, zonder veel succes. De inflatie steeg 1.000 miljard per een tiende procent. Als gevolg hiervan jaar in jaar uit de pensioenen niet indexeren ondermijnt het vertrouwen. Hoe denkt het kabinet dit tij te kunnen keren? Kan het bevestigen dat het nieuwe aanvullende pensioensysteem in onderlinge samenhang blijft uitgaan van een ruim, verplicht collectief basisvermogen, waar bovenop beperkte individuele aanspraken op dat pensioen kunnen worden opgebouwd? Kan het kabinet bevestigen dat de doorsneepremie zijn langste tijd heeft gehad, maar ook dat er vanaf 2018 weer ruimte komt voor enigerlei herindexatie van pensioenuitkeringen?

Nu we het toch over stutpilaren onder het vertrouwen in de toekomst van velen hebben, kan ik niet heen om het debat over ruimtegebruik in ons land. Het wordt voller en toch zijn er nog altijd grote leegten, op de grond, eronder en erboven, en op zee. Maar och, wat worden daar steeds opnieuw pagina's over vol geschreven en wat wordt er veel over gepraat. De Nederlandsche Bank en de ministers van Financiën hebben ons steeds meer schuld- en risicobesef aangepraat over de manier waarop wij Nederlanders met onze woningvoorraad verkeren. Zeker, je moet niet te veel schulden hebben en eigen geld risicobewuster beheren, als bewoner en als ondernemer. Maar nu zitten er vele miljarden in dode stenen opgepot. Beloofde huurwoningen in de middenklasse komen niet van de grond. En niet te vergeten: er waren lagere huizenprijzen beloofd, maar de stortvloed aan tegenstrijdige economische adviezen leverde slechts grotere prijsstijgingen op. Hoe vaak hebben wij daar niet tegen gewaarschuwd? Is ook dit kabinet blind voor les één van de economie, namelijk dat schaarste de prijzen opdrijft? Veel mensen in het land hebben hun handen thuis al vol genoeg aan het feit dat anderen dan wij, lokaal en ook in Den Haag, steeds weer hogere belasting op het huis tot uitputtende sport lijken te willen verheffen. Hoe geeft dit kabinet spaarzame mensen en bedrijven nieuwe hoop dat investeren in een huis wél zinvol is en zekerheid biedt? Welke ruimte schept minister Ollongren letterlijk en figuurlijk tegen de woningnood?

Meer windenergie is op zijn plaats. Luisteren naar terechte bezwaren tegen voorgenomen plekken zat er bij de vorige bewindsman niet in, zeker niet omdat hij er geen geld voor zei te hebben. Nu blijkt uit de ene na de andere aanbesteding dat horizonvervuilende windparken minder kosten dan werd aangenomen. Minister Wiebes heeft dus die forse meevaller. De Groningers leken gelukkig met het regeerakkoord in het eindeloze gasdebat. Wordt Groningen na de wederopbouw nu één datacenter, een gezondere voedselschuur voor de wereld ? Nu de Raad van State streng over hun rechten heeft gesproken, moeten zij van minister Wiebes "in de snelkookpan", omdat er sprake zou zijn van "overheidsfalen van on-Nederlandse proporties". Welk gerecht gaat hij daarin klaarstomen, nu ons eigen gas sneller dan gehoopt opraakt? De betrokken departementen zeggen dat er geen nieuwe toekomstvisie voor de Noordzee bij kan, hoewel verzamelpunten aanleggen voor allerlei economisch en energetisch schonere activiteiten op enkele nieuwe eilanden verder weg voor de Hollandse kust beter is dan lucht- en zichtvervuilende ad-hocoplossingen op land. Wil de minister-president toezeggen dat hij dit samenhangende vraagstuk van nieuwe energie, meer ruimte en een betere kustbescherming alsnog serieus gaat bezien? Daar is stevig draagvlak voor, het biedt een blik op de toekomst achter de horizon en maatschappelijke investeringslust wordt zo beloond. Grijp die kans en laat Invest-NL niet achterblijven. Intussen kan het kabinet dan meer haast maken met energiebesparing in woningen en gebouwen voor onderwijs en zorg. Parijs komt immers niet vanzelf dichterbij door overbieding aan klimaatdoelen. Deze visie is er al lang, nu de uitvoering nog.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Het staat me nog levendig bij dat in de verkiezingsdebatten de heer Brinkman nogal sarcastisch reageerde op onze ambitieuze klimaatplannen, want ze zouden alleen maar de burgers op kosten jagen. Misschien kan hij zich dat ook nog herinneren. Onze verbazing was dus groot toen wij in het regeerakkoord lazen hoezeer de kosten van de energietransitie worden afgewenteld op burgers. Zij gaan tweeënhalf keer zo veel betalen als bedrijven, die juist worden ontzien. Zelfs de SDE+-subsidies gaan deels naar CO2-opslag. Wat vindt de heer Brinkman daarvan? Denkt u dat het goed is voor het draagvlak van burgers om te zien dat niet de vervuiler betaalt maar dat juist zij moeten betalen?

De heer Brinkman (CDA):

Wij allen moeten de rekening betalen. Een deel van het beleid van het nieuwe kabinet zal nog worden uiteengezet. Ik vraag hier om erover na te denken om investeerders en mensen die met nieuwe ideeën komen een kans te geven en zaken te combineren, waardoor de kosten misschien beperkt kunnen worden. Nu de Raad van State heeft gesproken in de Groningse zaak, kunnen we gebruikmaken van die gelegenheid om te bekijken hoe we de zaak nog beter te kunnen aanpakken. In de tussentijd kunnen we energiebesparing verder een kans geven. U zult zien dat burgers en bedrijven gezamenlijk de lasten dragen en het kabinet daarvan ook een deel op zich neemt. Dat laatste overigens op uw en mijn kosten.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Dat zijn allemaal aardige plannen, maar het feit blijft dat de verdeling nu heel scheef is. Bedrijven kunnen fossiele energie blijven gebruiken omdat hun energierekening heel laag blijft. Zou je niet juist de vervuilende bedrijven moeten aanpakken en hen veel meer moeten pressen om over te gaan op duurzame energie? Waarom heeft dit kabinet daar niet voor gekozen?

De heer Brinkman (CDA):

U doet nu alsof de bedrijven de andere kant uit kunnen kijken, maar dat is een miskenning van wat in het regeerakkoord wordt voorgesteld. Vraagt u het zo zelf aan het kabinet. Ik controleer met u het kabinet en dat moet ons het regeerakkoord verder uitleggen.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Het zou mij heel wat waard zijn als de CDA-fractie er ook erg voor is dat de kosten zo veel mogelijk gelijk worden verdeeld en dat de rekening niet alleen bij burgers komt te liggen. Wie weet zie ik hierin wel een handreiking dat u andere maatregelen gaat steunen die het wat meer gelijktrekken.

De heer Brinkman (CDA):

Het is een miskenning dat burgers nooit de rekening betalen omdat de bedrijven dat moeten doen. Zij moeten het natuurlijk ergens in rekening brengen, is het niet via een heffing, dan wel via de kosten van hun product.

Mevrouw de voorzitter. Het regeerakkoord is maar een bescheiden flightsimulator vol schijnbaar automatische piloten. We leven in een tijd vol schriftgeleerdheid, met velerlei risicoanalyses vooraf, maar leer en leven worden vaak per incident uiteengereten. Wij weten dat de mp handig is met zulke incidentele stuurmanskunst. Daarvoor valt hij te prijzen, maar hij weet ook dat burgers zich meer zeker voelen wanneer ze met hem een blik vanuit de cockpit op hun bestemming kunnen werken. Ik zeg "blik". U ziet dat ik, daartoe uitgenodigd door hem, een nieuwe bril heb opgezet, die mij beter zicht biedt op het kabinet in nieuwe samenstelling. Namens onze fractie kan ik hem daardoor melden dat we alweer gewend zijn aan onze constructieve en precieze, nog altijd onafhankelijke maar echt wel ondersteunende visie op dit kabinet.

Tot slot. Het is een prijzenswaardig initiatief van het gehele kabinet om de wortels van ons land, van onze identiteit en van onze tradities onder het stof van dreigende vergetelheid vandaan te halen. We snappen wel dat het woord "plicht" niet zo populair meer is na jaren van gedogen van wat eigenlijk niet echt goed is. Maar de minister-president is het toch wel met ons eens dat een keer gaan kijken hoe de Nachtwacht gespuis weghield en één couplet van het Wilhelmus zingen wel een erg magere samenvatting zou zijn van wat nodig is om beter te begrijpen wat onze in de loop der eeuwen geleidelijk veranderende cultuur allemaal te bieden houdt?

Over leergeld van geschiedenis, traditie en cultuur gesproken: in De ontredderde republiek: zoektocht naar de ziel van Frankrijk, van Mia Doornaert staat iets wat ook in ons land toepasbaar is. Na een omschrijving van de ups en downs en eigenaardigheden van Frankrijk, zijn regering en bevolking komt ze tot de conclusie dat bij een revolutie, zoals die van 1789 in Parijs of de Arabische Lente in 2011, steeds weer blijkt dat vrijheid en democratie niet uitbreken wanneer het volk de straat op gaat en daar dan dagen- of wekenlang een sfeer van vrijheid heerst. Nee, zo'n feestelijke ouverture zegt absoluut niks over het stuk dat nadien gespeeld zal worden. De rechtsstaat en de democratie vereisen een aangepaste teelaarde en het duurt heel lang om die aan te leggen. Pas — sommigen zeggen "al" — sinds 1966 gaan stemmen op die onze instituties op hun grondvesten doen wankelen. Ook onze fractie erkent dat enig onderhoud nodig is, maar op de diepere waarden die in onze evenwichtige Grondwet zijn verankerd, past geen grofmazig grondverzet. Dat zou immers weleens grondig verzet kunnen opleveren van het gros van onze alledaagse landgenoten, dat niet in de centra van Amsterdam en Utrecht woont, hoe aantrekkelijk die bijzondere plekken soms ook zijn. Politieke partijen staan er helaas zeker niet goed voor, maar 150 daarvan in het parlement wordt echt te veel.

Minister-president, pas op voor de echte Zwarte Piet wanneer het over identiteit en historie van ons veranderende vrije en verantwoordelijke land gaat. Wij wensen het kabinet sterkte en wijsheid op het hobbelige pad naar een hopelijk nog betere toekomst voor brede, veelkleurige lagen van de bevolking. Steeds meer mensen zoeken naar een nieuw evenwicht tussen traditie en vernieuwing, en naar nieuwe methoden en technieken om dat voor verschillende mensen in verschillende omstandigheden praktisch en rechtvaardig te bereiken. "Weten is nog geen doen", schreef de WRR daarover. Niet ieder individu is zelfredzaam. Wanneer reageert het kabinet hierop, in een tijd waarin geld er nog altijd toe doet maar waarin steeds meer mensen opnieuw op zoek gaan naar wat meerwaarde heeft? Wij zoeken in deze tijd niet alleen naar meer ruimte om ons eigen werk en leven in te vullen en naar meer ruimte om te wonen, maar ook naar meer ruimte om zin te geven aan onze tijdbesteding, om meer te bewegen voor onze gezondheid en om ons nog meer in te zetten voor andere mensen en groepen dan onszelf, dichtbij en verder weg, en om ruimte in ons hoofd te maken voor de werkelijkheid dat onze grenzen echt permeabel zijn geworden.

Minister-president, bewerk en bemest de aarde die u aantrof bij uw herstart dus geleidelijk, zorgvuldig, degelijk, praktisch, rechtvaardig en consequent. Ga haar niet opgebruiken maar hergebruiken. Dan zal zij als teelaarde opbloeien en zult u hier — ik zeg het nog even vertrouwelijk — lof oogsten.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik zat vol spanning te wachten of u begon over de wet-Hillen. Ik heb eens gekeken in het verkiezingsprogramma van het CDA, waarin onder andere staat: "In een eerlijke economie wordt sparen beloond en te veel lenen juist ontmoedigd". De wet-Hillen, een CDA-wet notabene, heeft gestimuleerd dat mensen hun hypotheek, dus hun schuld aflossen. Daar hebben ze voor gespaard. Nu gaat u dat met uw partij en de coalitie afschaffen. Hoe kunt u nou uw eigen wet afschaffen terwijl wat ik net citeerde in uw verkiezingsprogramma staat?

De heer Brinkman (CDA):

Onze fractie heeft zich erop voorbereid dat we bij de behandeling van het Belastingplan en de Algemene Financiële Beschouwingen dit belangrijke onderwerp gaan bespreken. Collega Van Rij zal daarbij al zijn deskundigheid inbrengen, zodat u een voortreffelijk debat met hem tegemoet kunt zien.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik had me er juist op verheugd om een debat te hebben met meneer Brinkman. Meneer Brinkman is als politicus gepokt en gemazeld in het vak. Hij moet hier dus toch gewoon een antwoord op kunnen geven? Ik kan me niet voorstellen dat meneer Brinkman over deze vraag niet heeft nagedacht. Ik vind het te gemakkelijk als hij dit afschuift op zijn collega voor volgende week, want zo moeilijk is de vraag niet.

De heer Brinkman (CDA):

Wij spreken beiden namens de hele fractie. En maakt u zich er geen zorgen over, het heeft meer dan onze aandacht en u krijgt echt een definitief antwoord wanneer we de definitieve tekst van het wetsvoorstel voor ons hebben en niet eerder. Ik heb al vaker gezegd en ik zal het ook blijven zeggen, dat wij spreken als wij aan de beurt zijn.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Brinkman. Ik geef het woord aan mevrouw Barth.

Mevrouw Barth (PvdA):

Voorzitter. De PvdA-fractie wenst de minister-president en alle nieuwe bewindslieden van harte geluk met hun benoeming. Het simpele feit dat na zo'n lange kabinetsformatie ons land weer missionair bestuurd wordt, is al een felicitatie waard. Vanaf deze plaats willen we ook graag alle bewindslieden van het kabinet-Rutte II bedanken voor hun inzet voor ons land. Zij hebben in zeer moeilijke omstandigheden bijzonder hard gewerkt om Nederland er sociaal en economisch weer bovenop te helpen, en de schade te herstellen van de ergste financieel-economische crisis in 80 jaar. Nederland had in 2012 een stabiel kabinet nodig om de grote economische turbulentie de baas te kunnen. Zelfs zonder meerderheid in dit huis is die politieke stabiliteit er gekomen. En met resultaat, zo blijkt uit de cijfers die de basis vormen van het nieuwe regeerakkoord "Vertrouwen in de toekomst". De economie groeit weer. De arbeidsmarkt trekt pijlsnel aan. De betaalbaarheid van onze verzorgingsstaat is geborgd.

Het kabinet-Rutte III heeft terecht als doel dat alle Nederlanders nu moeten gaan ervaren, gaan voelen, dat ons land sociaal, economisch en financieel de wind weer in de rug heeft. Als PvdA-fractie in de senaat zullen we het beleid en de wetgeving van dit kabinet constructief-kritisch volgen, en, zoals het de Eerste Kamer betaamt, met name toetsen op uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en kwaliteit, maar ook op rechtmatigheid, rechtsgelijkheid en rechtvaardigheid.

Onze fractie is oprecht blij met een aantal plannen in het regeerakkoord. Het tegengaan van schijnconstructies in flexibele arbeid, en minimumtarieven voor zzp’ers. Het handhaven van de verplichtstelling in pensioenen. De experimenten met legale wietteelt. Een "Right to Challenge"-regeling voor burgers en lokale verenigingen in gemeenten. Uitbreiding van vaderschapsverlof. Het verhogen van de uitgaven aan ontwikkelingssamenwerking. De wens om draagvlak voor maatregelen te vinden in het maatschappelijk middenveld. Het zijn stuk voor stuk zaken waar onze fractie de afgelopen jaren voor gepleit heeft. We zullen deze voornemens vanuit onze nieuwe rol in de oppositie met een positieve grondhouding benaderen, zoals dat zo mooi heet. Dat compenseert bij de wietteelt dan misschien al de kritische houding van de CDA-fractie.

Tegelijkertijd staan er ook voorstellen in het regeerakkoord die we als PvdA echt anders of helemaal niet zouden hebben gedaan. Omdat ze de bestaanszekerheid van mensen onnodig ondermijnen. Omdat ze de sociale tegenstellingen in onze samenleving niet verkleinen, of zelfs vergroten. Omdat ze de maatschappelijke problemen te weinig ambitieus aanpakken. Het zal de minister-president niet verrassen dat onze kritiek zich bijvoorbeeld richt op de afschaffing van de dividendbelasting. We komen daar tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen in dit huis de volgende week uitgebreid op terug, maar hier en nu willen we alvast kwijt dat het argument dat de brexit hiertoe noodzaakt ons niet overtuigt. Het kabinet hecht veel waarde aan de Nederlandse normen en waarden. Nou, wij ook, en breder dan alleen het begrijpen van het Wilhelmus. De Angelsaksische cultuur van keiharde winstmaximalisatie past niet bij de continentale traditie van het Rijnlands model, die zo diep geworteld is in onze historie. Bedrijven die deze traditie zouden aantasten met een botte "winner takes all"-mentaliteit, mogen van ons wegblijven.

Langer wil ik vandaag stilstaan bij een fiscale maatregel die wat ons betreft minstens zo zorgwekkend is: de verhoging van het lage btw-tarief van 6% naar 9%. Volgens de coalitiepartijen is die geen probleem, omdat ze voor alle Nederlanders in de koopkrachtplaatjes gecompenseerd zou worden. Maar inmiddels weten we dat minister Koolmees dat in zijn eerste brief aan het parlement meteen heeft moeten relativeren; juist groepen bij wie een btw-verhoging op de eerste levensbehoeften er het hardst inhakt, zullen achterblijven in hun koopkrachtontwikkeling of gaan er zelfs op achteruit. Gepensioneerden, uitkeringsgerechtigden, mensen met lage inkomens, voor hen geldt dat hun dagelijks brood duurder wordt, terwijl hun inkomensontwikkeling achterblijft. Dat is op zichzelf al ernstig genoeg. Maar wij begrijpen ook niets van de mogelijke schade die het kabinet met de btw-verhoging veroorzaakt voor zelfstandige winkeliers, de mensen die door keihard werken en afzien de tien crisisjaren hebben weten te overleven. Bakkers, fietsenmakers, groenteboeren, kappers, ze hebben het vaak ook vandaag nog zwaar, door de gevolgen van de crisis, maar ook door het alsmaar stijgende aandeel van winkelen via internet. Het regeerakkoord zwijgt echter in alle talen over de gevolgen van de btw-verhoging voor kleine winkeliers, terwijl zij een cruciale rol spelen in het behoud van leefbaarheid en sociale cohesie in wijken, buurten en dorpen.

De heer De Graaf (D66):

Nog even terug naar de opmerking van mevrouw Barth dat de verhoging van het lage btw-tarief met 3% de laagste inkomensgroepen zou treffen, zodanig dat ze erop achteruitgaan. Dat hoor ik haar, dacht ik, namelijk zeggen. Ik dacht begrepen te hebben dat bij het geheel van de belastingmaatregelen de laagste inkomensgroepen er in ieder geval een paar tientjes op vooruitgaan terwijl dat bij de laagste inkomensgroepen met €10 wordt verminderd door de verhoging van de btw. Dat betekent de facto dat er netto sprake is van een vermeerdering van de financiële mogelijkheden voor die groepen. Dus waar komen die cijfers die u hanteert vandaan, dat ze er op achteruitgaan?

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik heb niet gezegd dat die groepen er door de btw-verhoging op achteruitgaan. Ik kan wel even citeren uit de brief van 27 oktober die minister Koolmees naar beide Kamers gestuurd heeft. Over de koopkrachtplaatjes staat daarin dat 12% van de gepensioneerden er 2% tot 0% op achteruit- of vooruitgaat. Dat geldt voor 9% van de uitkeringsontvangers en voor 6% van de zelfstandigen. Ik stel dus vast dat het koopkrachtbeeld van het kabinet ertoe leidt — dat staat ook in die brief — dat het voor 5% van de huishoudens de koopkracht verslechtert met maximaal 2% per jaar. Die groep van 5%, waarvan de koopkracht dus verslechtert met maximaal 2% per jaar, is nou precies de groep die van het duurder maken van de eerste levensbehoeften, wat gebeurt door een btw-verhoging, veel meer last heeft dan mensen met een hoger inkomen, omdat ze een groter percentage van hun inkomen aan die eerste levensbehoeften kwijt zijn. Dat is volgens mij gewoon het abc'tje dat ik vroeger bij de economieles geleerd heb.

De heer De Graaf (D66):

Dat abc'tje begrijp ik dan niet, want ik heb juist begrepen dat het niet zo is dat laagbetaalden een groter aandeel kwijt zijn van hun besteedbaar inkomen door de verhoging van de btw. Dat geldt voor alle groepen gelijk. Dat is een. In de tweede plaats: als ik u nu goed begrijp, zegt u dat er een paar procent is dat niet enorm vooruitgaat door het kabinetsbeleid. Dat valt te betreuren, maar het is niet zo dat dit komt omdat de btw met 3% wordt verhoogd. Daar zijn we het toch ook over eens?

Mevrouw Barth (PvdA):

Meneer De Graaf heeft mijn punt nog niet te pakken. Ik heb aangegeven dat volgens de koopkrachtbrief van het kabinet 5% van de Nederlanders er in inkomen op achteruitgaat door het beleid van het kabinet. Dat komt niet noodzakelijkerwijs door de btw-verhoging. Ik weet het niet, want in het regeerakkoord staat niet weergegeven wat voor invloed de btw-verhoging precies heeft op die koopkrachtontwikkeling. Ik zal de minister-president straks ook vragen om aan ons duidelijk te maken wat die invloed is. Ik stel in ieder geval vast dat 5% van de Nederlanders er in koopkracht op achteruitgaat. Dat zijn juist de lagere inkomens en die zijn een groter deel van hun inkomen kwijt aan eerste levensbehoeften. Ze hebben minder inkomen en kunnen daardoor minder geld uitgeven aan niet eerste levensbehoeften. Een groter deel van hun inkomen gaat op aan eerste levensbehoeften en die eerste levensbehoeften worden duurder door de btw-verhoging.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik heb toch nog een vraag aan mevrouw Barth. Ze gaat hier los op het lage btw-tarief en ze beweert ook dat de PvdA nooit heeft gestemd voor een btw-verhoging. Dat is ook juist, want in het Kunduzakkoord zat een verhoging van het hogere btw-tarief en daarmee heeft u toen niet ingestemd. Vervolgens nam u echter wel zitting in Rutte II en heeft u het allemaal ongemoeid gelaten. Als u nou zo betrokken bent bij die btw-verhoging en u er zo veel moeite mee heeft, waarom heeft u dat toen dan niet teruggedraaid? Want uw partij had dat indertijd kunnen onderhandelen met de VVD voor Rutte II. Dat heeft u niet gedaan. Waarom heeft u dat niet gedaan?

Mevrouw Barth (PvdA):

Het lijkt mij niet zinvol om vandaag een debat te gaan voeren dat wij vijf jaar geleden en vier jaar geleden ook hadden kunnen voeren in dit huis. Vast staat in elk geval wel dat wij als Partij van de Arbeid ervoor gewaakt hebben dat er een evenwichtig koopkrachtbeeld ontstond en dat niemand in Nederland erop achteruitging. De laatste jaren zijn er honderden miljoenen, ruim een miljard, uitgetrokken om met name de koopkracht van ouderen op peil te houden. Wij stellen nu vast dat die lijn, die vaste lijn van de afgelopen jaren, door dit kabinet is losgelaten en dat men accepteert dat 5% van de inkomens erop achteruitgaat. Wij vinden dat een slechte start voor het kabinet en wij vinden ook dat het verhogen van de kosten van de eerste levensbehoeften daar niet bij past.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik vind dit toch wel een beetje hypocriet van mevrouw Barth, want onder Rutte II zijn de lasten met 20 miljard verhoogd. Met 20 miljard zijn die verhoogd. Dan moet u nu niet zeggen van "ja, we gaan het nu niet hebben over de vorige periode", want het werkt nu allemaal wel door. Ik vind dus wel dat u zich er heel makkelijk van afmaakt.

Mevrouw Barth (PvdA):

Dat mag.

De heer De Graaf (D66):

Het zat mij nog niet helemaal lekker. Ik heb even gekeken in de antwoorden van het kabinet die aan onze Kamer zijn gestuurd. Daar staat letterlijk in: "De verhoging van het lage btw-tarief is gekoppeld aan de verlaging van de lasten op arbeid. Door de invoering van een tweeschijvenstelsel met een basistarief van 36,93% en een toptarief van 49,5%, een verhoging van de algemene heffingskorting en een per saldo verhoging van de arbeidskorting, gaan alle inkomensgroepen, maar vooral werkenden, er de komende jaren in koopkracht op vooruit. Alle inkomensgroepen profiteren dus van de schuif in de belastingmix." Dus ik begrijp dat het kabinet naar uw oordeel onzin schrijft?

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik stel vast dat het kabinet in elk geval verwarring veroorzaakt. U citeert volgens mij nu uit antwoorden op vragen over het regeerakkoord. Dan stel ik vast dat op 27 oktober — dat was daarna — een brief van het kabinet naar de Kamers is gekomen over de toelichting op de koopkrachteffecten in het regeerakkoord. Daarin — ik citeerde net die zin uit die brief — staat letterlijk: "Voor 5% van de huishoudens verslechtert de koopkracht met maximaal 2% per jaar." Dus het kabinet sprak in uw antwoorden geen onzin. Ik ga er überhaupt altijd van uit dat een kabinet geen onzin spreekt. Ik ga er ook van uit dat deze brief van het kabinet klopt. En dan wil ik dus erg graag weten hoe dit zich verhoudt tot die btw-verhoging.

De heer De Graaf (D66):

Ik zou in ieder geval mevrouw Barth willen aanraden om altijd af te gaan op de laatste brief die wij hebben gekregen, op de laatste informatie. En die heb ik net voorgelezen.

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik laat de beantwoording graag aan de minister-president.

Voorzitter. Het regeerakkoord — ik zei het net al — zwijgt in alle talen over de gevolgen van de btw-verhoging voor kleine winkeliers, terwijl zij een cruciale rol spelen in het behoud van leefbaarheid en sociale cohesie in wijken, buurten en dorpen. Zij verdienen respect en waardering. Dat zal de minister-president toch met ons eens zijn. Waarom tast het kabinet hun bestaanszekerheid dan aan? Zij kunnen straks alleen maar kiezen uit twee kwaden: de btw-verhoging doorrekenen aan hun klanten, en daarmee hun concurrentiepositie verslechteren, of hun prijzen niet verhogen, en daarmee hun eigen inkomen verlagen. Vooral winkeliers in krimpgebieden worden hard getroffen, zegt bijvoorbeeld ook VNO-NCW. Voorzitter Hans de Boer waarschuwde onlangs dat juist daar in maar liefst 45% van de gemeenten de leegstand in winkelcentra de afgelopen jaren is toegenomen. We hebben als PvdA al tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen van 2013 aandacht gevraagd voor het aanpakken van de gevolgen van bevolkingskrimp. Een motie van onze kant daarover is destijds breed gesteund. Vandaag vraag ik de minister-president of hij bereid is de gevolgen van de btw-verhoging voor de lokale en regionale economie in krimpgebieden, en specifiek in grensregio's, in kaart te brengen en ons als Eerste Kamer daarover te berichten. Het lage tarief wordt immers door deze maatregel hoger dan het lage tarief in België en in Duitsland.

De btw-verhoging is ook in andere opzichten risicovol. Groente en fruit worden duurder, terwijl, zo liet de Gezondheidsmonitor van het CBS onlangs zien, 6 op de 10 Nederlandse kinderen onvoldoende groente en fruit eten. Sporten wordt duurder. Je zou denken dat een verstandig kabinet, dat naar eigen zeggen met volle kracht wil inzetten op het voorkomen van gezondheidsproblemen als obesitas en dat maar liefst 50 miljoen uittrekt voor preventie in de gezondheidszorg, het eten van groente en fruit en sporten zou willen bevorderen. Maar de btw-verhoging zet er juist een rem op. Waarom niet gekozen voor een heroverweging van wat in het lage tarief thuishoort en wat niet, om gezond gedrag te stimuleren? Medicijnen en hulpmiddelen worden duurder, en dat jaagt de zorgpremies uiteindelijk op. Met name kwetsbare ouderen worden daardoor geraakt. En wat te denken van de cultuursector? Het kabinet zegt cultuur te willen stimuleren en investeert ook in de kunsten, maar tegelijkertijd worden kaartjes voor concert en toneel en museumbezoek duurder door de btw-verhoging. Het kabinet trekt 5 miljoen uit voor het aanjagen van onderzoeksjournalistiek; een uitstekend plan. Maar de btw-verhoging jaagt tegelijkertijd de prijs van kranten op, en richt daarmee veel meer schade aan dan met die 5 miljoen te compenseren valt. Boekhandelaren zitten helemaal klem. Door de vaste boekenprijs kunnen zij met de btw-verhoging geen kant uit tot ze door hun voorraden heen zijn, terwijl boekhandelaren nu al de winkeliers zijn met de kleinste marge, moeten knokken tegen gigantische internetbedrijven als Amazon — de eigenaar heeft inmiddels een persoonlijk vermogen van 100 miljard dollar — en tegelijk onmisbaar zijn bij de bestrijding van laaggeletterdheid en ontlezing. Van ons hoeft die btw-verhoging niet; zoveel mag duidelijk zijn. Maar als zij er komt, is het kabinet dan bereid om met de boekhandelaren om tafel te gaan om de gevolgen ervan voor hen goed op te vangen?

Afrondend, is de minister-president bereid om alle maatschappelijke gevolgen van de btw-verhoging in kaart te brengen en ons als Kamer daarover te berichten?

Voorzitter. Veel mensen in ons land maken zich zorgen over groeiende sociale ongelijkheid. Mensen ervaren een gebrek aan maatschappelijke samenhang, voelen zich onzeker in een snel veranderende, instabiele wereld, en vrezen dat zijzelf of hun kinderen het alleen maar slechter zullen krijgen. Voor ons als PvdA is dit een van de grootste uitdagingen voor de Nederlandse samenleving en dus voor de politiek. Ook hier moeten we helaas vaststellen dat het regeerakkoord dubbele boodschappen bevat. Enerzijds mooie woorden over een inclusieve samenleving en bestrijden van discriminatie. Maar ook harteloze teksten als "we willen kansen bieden, die mensen dan zelf moeten pakken". Het WRR-rapport Weten is nog geen doen heeft indringend in beeld gebracht wat een loze woorden "het pakken van kansen" zijn voor miljoenen landgenoten, bijvoorbeeld omdat ze een IQ van 85 of lager hebben, of laagopgeleid zijn. Wanneer mogen wij de kabinetsreactie op dit uitstekende rapport verwachten?

Ik geef de minister-president alvast mee dat mijn fractie ernstig behoefte heeft aan die kabinetsreactie om tot een oordeel te kunnen komen over het wetsvoorstel voor het donorschap dat voorligt in dit huis. Dus wij hopen van harte dat die kabinetsreactie ons bereiken zal voordat wij dat wetsvoorstel gaan behandelen. Komt in die reactie te staan wat dit kabinet voor deze groepen betekenen wil? En voor de 1 miljoen Nederlanders die zich in digitale duisternis bevinden: geen computer, geen internet, geen emailadres, geen digitale vaardigheden? Komt er een aanvalsplan in te staan om de verschillen in gezondheid en levensverwachting tussen mensen met een lagere en een hogere opleiding ons land uit te helpen? Hoe moeten mensen in beschut werk, zo vragen we de premier, nog "kansen pakken" als hun inkomen door de maatregelen in het regeerakkoord fors daalt en zij geen pensioen meer kunnen opbouwen? Hoe verhoudt een voornemen tot "brede selectie aan de poort van vervolgonderwijs" zich tot een eerlijke kans voor ieder kind in ons onderwijs?

Sowieso zijn we teleurgesteld in de beperkte ambities met onderwijs van deze coalitie. Extra investeringen in het primair onderwijs is mooi, zeker. Maar geen cent erbij voor minder werkdruk in het voortgezet onderwijs en het hoger beroepsonderwijs wordt zelfs amper genoemd. Er komt wel 5 miljoen om laaggeletterdheid te bestrijden, maar dat is de spreekwoordelijke druppel op een gloeiende plaat: welgeteld €3 per laaggeletterde. Waarom niet gewoon een even heldere als wervende ambitie: dat ieder kind in Nederland leert lezen en schrijven? Dat is nu niet het geval, terwijl het toch wel de basis is van een inclusieve samenleving waarin iedereen mee kan doen. En overigens is het ook een uitstekende reden om boeken bij de btw-verhoging te ontzien.

Graag doen we nog een suggestie om de kansen van deze grote groepen landgenoten te versterken: integrale zorg dicht bij huis. Dat werkt. Dat is in het buitenland en met experimenten in eigen land inmiddels afdoende bewezen. De harde realiteit is bekend: eenzame mensen gaan vaker naar de dokter. Mensen zonder werk slikken meer medicijnen. Mensen met een verstandelijke beperking trappen makkelijker in de gladde praatjes van tabakshandelaren en frisdrankfabrikanten. Mensen met schulden lijden zo onder stress dat hun intelligentie daalt en hun zorgvraag stijgt. Ingewikkelde problemen, die al snel tot een oplossing blijken te komen als verschillende zorg- en welzijnsprofessionals de handen ineenslaan.

Intensieve en geoliede samenwerking tussen huisarts, apotheker en wijkverpleegkundige, sociale wijkteams van gemeenten en de ambulante teams van ggz en verstandelijk gehandicaptenzorg en ouderenzorg levert alleen maar winst op, zowel in gezondheid en kwaliteit van leven van mensen als in financiële zin: de zorg wordt er zinniger én zuiniger van. Maar ze wordt gehinderd door gescheiden geldstromen, verschillen in regelgeving en cultuur van werken. Die samenwerking komt er dus alleen als de overheid de regie pakt, partijen bij elkaar brengt en barrières slecht. Dat zou ook de logische volgende stap op de maatregelen van Rutte II geweest zijn.

Toch komt "de eerste lijn" nergens in het regeerakkoord voor. Het ontbreekt kennelijk aan gedrevenheid om hier de broodnodige stappen voorwaarts te zetten. De verkokerde portefeuilles van maar liefst drie bewindslieden op VWS zorgen eerder voor meer versnippering. Wij vragen de minister-president of hij de wens van de Partij van de Arbeid voor een moderne, geïntegreerde eerste lijn in de zorg deelt. Zo ja, wat gaat zijn kabinet doen om die dichterbij te brengen? Is het kabinet bereid met een plan van aanpak te komen om de oorverdovende stilte van het regeerakkoord op dit onderwerp te compenseren, en dan graag onder leiding van slechts één coördinerend bewindspersoon op VWS? Of bewindsmán, kan ik hier helaas zeggen.

Voorzitter, dat brengt me bij de laatste zorg over deze coalitie die wij vandaag willen delen. Dat betreft de staat van onze rechtsstaat. Waarden als "afspraak is afspraak", "dezelfde regels gelden voor iedereen" en "iedereen is onschuldig tot het tegendeel bewezen is" zijn net zulke fundamenten onder ons dagelijks leven als eten, drinken en een dak boven je hoofd. Komend voorjaar zullen we over de rechtsstaat een beleidsdebat voeren in deze Kamer. Maar dat hoeft ons er niet van te weerhouden er vandaag al enige woorden aan te wijden. We zien in het regeerakkoord ook hier stappen vooruit, zoals de experimenten met buurtrechters en buitenrechtelijke mediaton. Maar zorgen hebben we ook, met name over de strafrechtketen. De nieuwe coalitie trekt veel geld uit voor versterking van de nationale politie, met name voor meer recherche en agenten in de wijk. Dat is op zichzelf natuurlijk prima. Maar als het werk van die extra mensen geen effectief vervolg krijgt bij de zittende en staande magistratuur, dan leidt dit alleen maar tot frustraties, bij burgers én politiemensen. Kan de premier toelichten hoe het zit het met de capaciteit en de slagkracht van het OM en de rechterlijke macht? Is die robuust genoeg om te borgen dat extra inspanningen van de politie een efficiënt en effectief vervolg zullen krijgen? Hoe staat het bijvoorbeeld met de verbetering van ICT-systemen en de kwaliteit van communicatie en overdracht tussen politie, OM en rechterlijke macht? En hoe staat het met de ontwikkeling van het aantal opgelegde en uitgevoerde taakstraffen? Hoe staat het met ziekteverzuim, verloop en nieuwe aanwas bij OM en rechterlijke macht?

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Wij steunen mevrouw Barth en de PvdA-fractie in het streven naar het versterken van de rechtsstaat en delen de zorgen. Onlangs zijn ook zorgen uitgesproken over de gefinancierde rechtsbijstand. De commissie-Van der Meer heeft becijferd dat er 127 miljoen extra bij moet om de gefinancierde rechtsbijstand op peil te houden. Bent u daarin ook een bondgenoot, om te bezien of wij daarin kunnen voorzien? Omdat dat natuurlijk ook een fundamenteel onderdeel is van de rechtsstaat.

Mevrouw Barth (PvdA):

Zeker, wij vinden dat dit rapport moet worden uitgevoerd. Het is heel belangrijk om de toegang tot de rechter gelijk te houden in ons land. Heel belangrijk.

Voorzitter. Het rapport-Kuijken toont dat de situatie bij de nationale politie nog verre van ideaal is. Kan de minister-president ons inzicht geven in hoeveel extra geld er sinds de invoering voor nationale politie is uitgetrokken? En heeft dat ook tot hogere kwaliteit geleid? De commissie-Kuijken zet er vraagtekens bij, al was het maar omdat er geen heldere kwaliteitsindicatoren bestaan aan de hand waarvan vooruitgang gemeten kan worden. Gaan die er wel komen?

De commissie-Kuijken stelt ook vast dat de nationale politie te veel gecentraliseerd is, en de lokale inbedding van de politie schade heeft opgelopen. Veel burgemeesters kunnen hun verantwoordelijkheid voor de openbare orde zo onvoldoende waarmaken, aldus het rapport. Dit was een van de redenen waarom onze fractie in 2012 tegen de komst van de nationale politie heeft gestemd, en waarom onze collega Willem Witteveen in maart 2014 een motie indiende die ervoor pleitte om de verantwoordelijkheid voor de politie weer onder te brengen bij de minister van Binnenlandse Zaken, die immers ook het binnenlands bestuur onder de hoede heeft. Deze motie werd toen verworpen, maar een gelijkluidende motie van collega De Graaf werd in oktober 2015 wel aangenomen in dit huis. Waarom is tijdens de kabinetsformatie besloten deze uitstekende motie van D66 niet uit te voeren, zo vragen we de premier. Laat het rapport-Kuijken niet zien hoe terecht dat signaal toen al was?

Dat zou meteen een oplossing bieden voor de moeizaam bestuurbare mammoettanker die het ministerie van JenV nu is: een probleem dat niet wordt aangepakt met een naamswijziging en het benoemen van twee kapiteins. Dat maakt eerlijk gezegd onze zorgen alleen maar groter. Eén kleine stuurfout op zo'n enorm schip zorgt ervoor dat de haven gemist wordt. Graag een reactie van de minister-president.

Voorzitter, ik rond af. We kennen de minister-president als een man met een open oor voor en een uitgestoken hand naar partijen die geen deel uitmaken van de regering. Dat geeft ons de overtuiging dat hij met een serieuze, welwillende reactie zal komen op de door ons geuite zorgen en wensen. We zijn benieuwd naar zijn antwoorden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Barth. Ik geef het woord aan de heer De Graaf.

De heer De Graaf (D66):

Dank u wel, voorzitter. Laat ik beginnen met de minister-president te complimenteren met zijn nieuwe, derde kabinet, waarvan ik alle leden graag begroet. Ik zie uit naar de samenwerking met u allen. Het heeft lang geduurd, maar dan krijg je ook wat: interessante benoemingen op soms verrassend gecomponeerde portefeuilles in een aardig uitgebalanceerd geheel van vier partijen die een jaar geleden nauwelijks konden bevroeden dat zij in een langgerekte formatie toch zouden worden samengebracht. Een "kunstig gesiceleerde vaas" om met Romme over het eerste kabinet-Drees te spreken. Aan die vaas is voorlopig nog geen barstje of breuklijntje te zien. Laten wij hopen dat dit de komende drieënhalf jaar zo blijft.

Ik ben blij dat mijn partij is toegetreden en niet aan de zijlijn staat in deze spannende tijden, waarin de internationale rechtsorde, de nationale democratie en rechtsstaat en het klimaat onder druk staan ... dat is wel heel snel.

De heer Kox (SP):

Ik sta hier om één opmerking te maken. Tot voor kort zat D66 niet in het kabinet. Voelde u zich toen aan de zijlijn staan, of vond u zich een functionerend deel van de nationale democratie, omdat een coalitie niet zonder een oppositie kan? Als u in uw eerste zinnen nu al zegt "wij staan niet aan de zijlijn", dan zegt u eigenlijk tegen de rest van de Kamer, die niet in dit gelukzalige kabinet zit, dat ze aan de zijlijn staan. Van bepaalde fracties kan ik zo'n aanduiding begrijpen, maar van D66 eigenlijk niet.

De heer De Graaf (D66):

Ik weet dat voor de SP de zijlijn de place to be is. Dat blijft de komende decennia waarschijnlijk zo. Ik vind de oppositie belangrijk. Ik zal dat in mijn tekst nog een paar keer zeggen, maar ik vind het nog mooier als een partij in staat is om ook daadwerkelijk aan de macht en de machtuitoefening deel te nemen.

De heer Kox (SP):

Laten we dan toch nog even dieper gaan. Is er in de visie van D66 een speelveld en is er een zijlijn? Bij de zijlijn begrijp ik dat je aan de andere kant van de zijlijn staat; dan doe je niet mee. Is dat de visie van D66, van Democraten 66 op het functioneren van de parlementaire democratie? Ik kan het mij niet voorstellen. Ik feliciteer D66 met de deelname aan dit kabinet. Mijn partij had graag aan een kabinet deelgenomen, niet aan dit kabinet. Ik heb al gezegd dat dat nog wel een keer komt. Daar maak ik mij geen zorgen over. Misschien zit ik dan wel samen met u of zitten onze partijen in zo'n kabinet. Maar de rol van de oppositie duiden als de partijen die aan de zijlijn staan, klinkt populistisch en opportunistisch. Het klinkt eigenlijk helemaal niet D66-achtig. Daarom reageer ik daar nogal snel op. Ik voel mij als fractievoorzitter van de grootste linkse partij in deze Kamer helemaal niet aan de zijlijn staan. Ik doe mee met alle andere spelers hier op het veld. Ik hoop dat dat onze verhouding zal zijn in de toekomst. Die kwalificatie "zijlijn" laten we aan anderen over.

De heer De Graaf (D66):

In de naam van mijn partij zit de democratie. Dat kan ik niet van de SP zeggen, maar wel van D66. Democratie vinden wij belangrijk. En ja, bij democratie hoort oppositie en hoort ook coalitie. Een coalitie heeft de mogelijkheid om heel direct, met de handen aan de ploeg iets te veranderen. Die heeft een oppositie niet. Die kan aan de zijlijn wel invloed uitoefenen en kan ook toejuichen — graag, meneer Kox — maar kan niet zelf de hand aan de ploeg zetten. Dat is toch een verschil. Verder vind ik het, met alle respect voor uw over het algemeen interessante bijdragen, echt spijkers op laag water zoeken.

De voorzitter:

Meneer Kox, tot slot op dit punt.

De heer Kox (SP):

Wie strooide de spijkers? Wie begon er met een diskwalificatie van pakweg de helft min één van deze Kamer die niet in de coalitie zit? Dat is niet nodig, collega De Graaf. Dat hoeft u niet te doen. We spelen allemaal mee. Mijn partij regeert in zes van de twaalf provincies en in vier van de zes grootste steden, waaronder de hoofdstad met uw partij. We zijn in 30 van de 60 grootste gemeenten vertegenwoordigd in het lokale bestuur. Dus wij spelen aan die kant van het veld ook mee. We moeten ervan af om de oppositie te diskwalificeren ten opzichte van de coalitie. Dat is niet met u gebeurd toen u in de oppositie zat met ons. Dat moet u ook niet doen nu uw partij in de coalitie zit. Ik wens u wel in die coalitie, maar het is niet nodig om die verdeeldheid te zaaien. Dat is een andere tendens in de politiek. Ik dacht dat Democraten 66 daar verre van zou blijven.

De heer De Graaf (D66):

Ik blijf bij mijn kwalificatie dat de heer Kox spijkers op laag water zoekt en dat hij zijn energie beter aan andere doeleinden kan besteden.

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik gun de heer De Graaf van harte zijn wittebroodsweken.

De heer De Graaf (D66):

Nou, niet die van mij hoor. Daar zit het kabinet.

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik weet maar al te goed hoezeer u de komende jaren nog gaat terugverlangen naar die eerste paar weken, waarin het alleen maar heerlijk lijkt om aan de knoppen te zitten. Maar ik had een andere vraag, omdat ik het gevoel had dat het betoog van de heer De Graaf eigenlijk naadloos overging in dat van mij. Ik wilde u niet onderbreken, omdat u net begonnen was. Maar nu dat toch gebeurd is, grijp ik mijn kans. U zegt dat de taakverdeling in het nieuwe kabinet zo'n fijn bewerkte vaas is. U straalt daar kennelijk grote tevredenheid mee uit, terwijl ik toch verwacht zou hebben dat u heel ontevreden zou zijn over het feit dat uw motie niet is uitgevoerd en dat de nationale politie niet terug overgedragen is naar het ministerie van Binnenlandse Zaken. Ik heb net in mijn eigen verhaal al aangegeven dat het een uitstekende motie was. Willem Witteveen had het voor u geprobeerd. Die lukte het niet, u lukte het wel. Die motie werd hier aangenomen. Excuus, voorzitter. Ik spreek u aan, maar het was de motie van de heer De Graaf.

De voorzitter:

Kunt u het ook nog even kort houden, ja?

Mevrouw Barth (PvdA):

Zeker, voorzitter! Het was een uitstekende motie. We hebben die van harte gesteund. Dan is het zo vreemd om de heer De Graaf nu te horen zeggen dat hij vindt dat de taakverdeling van het nieuwe kabinet lijkt op een fijn bewerkte vaas.

De heer De Graaf (D66):

Volgens mij moet mevrouw Barth in de eerste plaats beter citeren. In de tweede plaats moet ze zelf ook wel vinden dat het wel erg vroeg is in het debat. Ik kom nog te spreken over de nationale politie en over de motie. Het is een beetje raar om daar nu al, na drie zinnen geloof ik, zo'n expliciete vraag over te stellen. Ik zal die graag beantwoorden op het moment dat ik in mijn tekst daar ben.

Ik zei dat er voldoende reden is om in een kabinet te gaan zitten. Rutte III heeft een stevige opdracht. Ik zou ook kunnen zeggen "het kabinet-Rutte/De Jonge/Ollongren/Schouten", maar dat is misschien wat overdreven. Of "het kabinet-Rutte/Buma/Pechtold/Segers", want drie van de vier politieke voormannen blijven weliswaar in de Tweede Kamer achter, maar vormen toch evenzovele buitenboordmotoren van het kabinet, zij het met ieder een ander vermogen en een al dan niet opgevoerde snelheid. Dat is overigens nog een extra reden om het kabinet veel succes én sterkte toe te wensen.

In het bijzonder de minister-president krijgt er een behoorlijke klus bij: coalitieoverleg op maandag, kabinetspresidium op dinsdag, donderdag bewindsliedenoverleg en de rest van de week ervoor zorgen dat events gewoon events blijven en niet uitmonden in disasters. Het is een wonder dat er nog tijd overblijft voor de koning, voor Macron en voor Merkel, laat staan voor de klas op het Johan de Witt College. De premier krijgt overigens ook een nogal grote klas in de Trêveszaal: zestien ministers en er komen nog eens acht staatssecretarissen bij, een stuk meer dan onder Rutte I en II. Daar zit natuurlijk een vierpartijenconstructie achter, dat begrijp ik, maar hopelijk ook het besef dat bewindslieden die te veel op hun bord hebben niet per se de meeste effectieve bestuurders zijn. Niet iedereen is een Duracellkonijn, zoals de premier weleens oneerbiedig is omschreven. Overigens zijn er in onze parlementaire geschiedenis kabinetten geweest met veel meer ministers en staatssecretarissen. Wat dacht de minister-president bijvoorbeeld van het kabinet-Den Uyl met liefst achtentwintig bewindslieden? Nou geloof ik dat Mark Rutte überhaupt liever niet denkt aan het kabinet-Den Uyl, maar hij kan dus gerust zijn: qua omvang heeft hij een gemiddeld kabinet.

Ik kan de premier ook feliciteren met het record van zijn vorige kabinet: de langstzittende ploeg van na de oorlog, liefst 1.815 dagen. De credits voor dit record moet hij echter delen met heel wat partijen, natuurlijk met de Partij van de Arbeid van Diederik Samsom. Samen hielden ze Rutte II al die jaren overeind, al kostte het de kleur op de wangen van beide partijen en uiteindelijk ook de politieke loopbaan van Samsom, een politicus waar ik overigens groot respect voor heb.

Ook de constructieve oppositie droeg bij aan het succes van het vorige kabinet, in beide Kamers. Je zou elk kabinet zo'n constructieve oppositie toewensen: waar het kan, steunen en waar het nodig is, zoeken naar goede en houdbare compromissen. Ik kijk even rond, maar ik zie nog geen evident enthousiaste kandidaten zich aanmelden voor deze karakterrol in de nieuwe episode.

Dat het vorige kabinet zo lang heeft gezeten, komt echter ook door partijen die juist niet of bij nader inzien toch maar niet verantwoordelijkheid wilden dragen. Die partijen hebben ook bijgedragen aan de lange duur van de formatie, niet door de ambities die ze hadden, maar je zou kunnen zeggen juist door het gebrek daaraan. Om uiteenlopende redenen zijn de SP, GroenLinks en de Partij van de Arbeid afgehaakt en dus niet aan tafel gekomen. Alleen van de Partij van de Arbeid heb ik dat kunnen begrijpen. De electorale oorwassing was gewoon te groot en dan rest maar één optie: wonden likken, aansterken en — ik zeg het nu in bijzonder ook tegen de heer Kox — de democratie dienen in de oppositie. Mijn eigen partij heeft dat bij herhaling mogen meemaken en het bleek elke keer weer louterend. Al weet ik niet zeker of dat voor Lodewijk Asscher of Marleen Barth tot troost kan dienen.

Als partijen zich bij voorbaat buiten het politieke discours plaatsen of aan de formatietafel terugdeinzen om compromissen te sluiten die niet woordelijk overeenkomen met het eigen programma, dan is dat in mijn ogen een vorm van regeerangst. Ik kan het niet anders zien. Regeren betekent vaak electoraal betalen, dat klopt. Zelfs de premierpartij verliest. Oppositie loont in onze huidige samenleving. Het politieke spectrum is helaas inmiddels versterkt met partijen die vooral daarop gericht zijn, die de vergaderzaal van ons parlement gebruiken als de arena om standpunten uit te dragen en te bestrijden, maar niet als de agora waar compromissen worden gesloten en aan de man worden gebracht. Als het aantal partijen dat daar niet bovenuit weet te stijgen steeds groter wordt, komt de regeerbaarheid van ons land in gevaar.

Een belangrijk leitmotiv in deze bijna eeuwigdurende formatie was de omzichtigheid waarmee werd onderhandeld. Egels hadden daar een voorbeeld aan kunnen nemen. In een politiek versplinterd landschap zonder helder eenduidig mandaat van de kiezers is het extreem ingewikkeld om niettemin een stabiele coalitie te smeden, al helemaal wanneer alle vleugels en staartveren van alle fracties nodig zijn voor de meerderheid. Zoiets kost ausdauer en vakmanschap, naar het woord van Bas de Gaay Fortman: "de kunst van het ivoordraaien". Het is een compliment waard aan de onderhandelaars en aan de informateurs en formateur dat dit uiteindelijk gelukt is in de vorm van een gewoon parlementair meerderheidskabinet. De premier noemde het in de regeringsverklaring een zoektocht naar de kwadratuur van de cirkel. Dat is volgens een hooggeleerde collega in mijn fractie nu juist het prototypisch voorbeeld van een fundamenteel onoplosbaar probleem, maar het ging de premier natuurlijk om de intentie, denk ik.

Voorzitter. Ondertussen moeten we ons wel zorgen maken. Het vertrouwen in de parlementaire democratie hangt onder meer samen met de slagvaardigheid die ons stelsel weet op te brengen. Die loopt risico's door de electorale versplintering en door het onvermogen van partijen om brede allianties aan te gaan. En door het beeld, dat deels terecht is maar deels ook overdreven, dat de politiek een gesloten, in zichzelf gekeerde en moeilijk toegankelijke kaste is.

100 jaar geleden werd de eerste stap in het algemeen kiesrecht gezet — alleen voor mannen, het actief vrouwenkiesrecht volgde pas twee jaar later. Misschien reden om het glas te heffen. Maar volgend jaar is het ook 100 jaar geleden dat Troelstra een poging deed om de democratische staat omver te werpen. Een stabiele parlementaire democratie is nooit vanzelfsprekend en de steun daarvoor onder de bevolking ook niet. In die 100 jaar is het niet gelukt om binnen de parlementaire democratie nieuwe wegen te bewandelen om burgers en politieke macht aan elkaar te verbinden, bijvoorbeeld door na een aantal decennia toch eens op zoek te gaan naar een kiesstelsel dat beter beantwoordde aan de wensen van kiezers. Of door in de Grondwet een beslissend correctief referendum op te nemen. Of kiezers een direct mandaat aan de macht te laten geven. Wat dat beslissend correctief referendum betreft: de eerste poging daartoe faalde in 1921, dus ook al bijna een eeuw geleden. Politieke partijen op brede grondslag slagen er bovendien steeds minder in om maatschappelijke bewegingen te kanaliseren en te vertalen in effectieve representatie. Het schiet dus nog niet op.

De heer Schalk (SGP):

Ik heb een vraag over het correctief referendum dat nu wordt ingevoerd door collega De Graaf. Ik heb begrepen, en ik juich dat ten zeerste toe, dat het huidige raadgevend referendum juist wordt afgeschaft omdat dat het vertrouwen in de politiek niet heeft versterkt. Wat zou het correctief referendum daar wel aan kunnen doen? In vervolg op die vraag: wat zou er nou echt moeten gebeuren om het vertrouwen van de burger in de politiek te versterken? Zijn dat allerlei vernieuwingen, of zijn er andere dingen die u voor zich ziet, meneer De Graaf?

De heer De Graaf (D66):

Die laatste vraag is de duizenddollarvraag, als je hem goed beantwoordt. Dat is ons probleem waarvoor we de hele tijd een oplossing zoeken. Het is niet alleen maar de formele structuur, het gaat ook om alle andere mogelijkheden om de politiek ruimte te laten bieden aan burgers en de politiek vertrouwen te laten winnen onder burgers in hun rol van afnemer van overheidsdiensten en van betrokkene bij de inrichting van onze samenleving. En ja, dat kunnen structuuroplossingen zijn, maar het hoeven niet alleen structuuroplossingen te zijn. Het kunnen ook nieuwe vormen van democratie zijn. Daar zoeken we gezamenlijk naar. Wat mij betreft is dat niet alleen de opdracht van een staatscommissie maar een opdracht van ons allemaal.

Wat dat eerste betreft, het correctief, decisief referendum dat meerdere malen helaas niet de Grondwet heeft weten te halen: het is geen reëel toekomstperspectief omdat het geen meerderheid in deze Kamer zal krijgen. Om die reden is de behandeling ook niet doorgezet in de Tweede Kamer. Dan rest de vraag: vind je een raadgevend referendum zoals dat nu nog bestaat en waar de nodige problemen over zijn gerezen, een volwaardig alternatief, of wordt het steeds meer gezien als een surrogaatoplossing die in de praktijk misschien meer problemen oproept dan oplost? Ik vind dat een discussie met het kabinet waard. Ik wil dus ook van het kabinet weten waarom het de wet over het raadgevend referendum intrekt voordat er een evaluatie heeft plaatsgevonden. Ik wil ook weten waarom het op een zo bruuske manier die wet intrekt. Ik ga daar pas inhoudelijk met het kabinet over praten als het wetsvoorstel bij ons ligt.

De heer Schalk (SGP):

Dat lijkt mij een logische volgorde. Blijft die duizenddollarvraag over. Daarover wil ik graag nog iets meer duiding hebben. Die stelsels? Ik denk dat dat het niet is. Hoe komen we aan vertrouwen onder mensen? Moet dat niet beginnen met betrouwbaarheid, een vaste lijn en dergelijke?

De heer De Graaf (D66):

De heer Schalk zal ongetwijfeld weten dat ik enige geschiedenis heb als het gaat om het doen van voorstellen om onze democratie te verbeteren. Ik heb er ook enige krassen bij opgelopen in deze Kamer, tijdens de nacht van de een en het avondje van de ander. Ik blijf zoeken. Ik heb ook altijd gezegd dat het niet zo is dat de voorstellen die ik heb gedaan of die mijn partij in het verleden heeft gedaan, de beste en enig zaligmakende oplossingen zijn. Het gaat erom of we draagvlak kunnen krijgen voor vernieuwingen. Want als je een democratie niet onderhoudt, wordt die sleets. Ik heb zelf het gevoel dat we nu in die sleetse periode zijn aangeland.

De heer Koffeman (PvdD):

Ik wil graag een verheldering van collega De Graaf op het punt van het referendum dat wordt afgeschaft. Het referendum is nog nooit eerder ergens afgeschaft, anders dan in Oost-Duitsland. Dat moet D66 toch pijn doen in dit land, de nummer twee, zeker omdat het referendum voor D66 zo'n groot goed was. Collega De Graaf zegt "ik ga nog niet praten over de wijze waarop dat referendum afgeschaft moet worden", maar zijn minister in het kabinet, althans zijn partijgenoot in het kabinet …

De heer De Graaf (D66):

Niemand is mijn minister.

De heer Koffeman (PvdD):

Nee, ik zei: althans zijn partijgenoot in het kabinet. Die heeft er alvast wel een voorschot op genomen. Die heeft gezegd: deze wet wordt niet referendabel. Zou collega De Graaf zich kunnen voorstellen dat bijvoorbeeld de grondwetswijzigingen waarop hij eerder doelde, een minder omslachtige werkwijze kennen? Zo'n grondwetswijziging is immers een hoop gedoe, "dus dat gaan we eventjes sneller doen, zonder dat er allerlei bijzondere meerderheden in beide Kamers nodig zijn". Zou dat kunnen en zou dit kunnen?

De heer De Graaf (D66):

Eerlijk gezegd kan ik er geen touw meer aan vastknopen, zeg ik tegen de heer Koffeman. U haalt er nu de grondwetsherzieningsprocedure bij. Die heeft echt niks te maken met de vraag wat er gebeurt met de Wet raadgevend referendum. Ik zou die dingen ook niet door elkaar willen halen. Ik zou u ook aanraden om dat niet te doen.

De heer Koffeman (PvdD):

Ik haal dingen geenszins door elkaar. Maar de Raad van State heeft gezegd dat de intrekking van de referendumwet referendabel zou moeten zijn, dat je daar niet een shortcut voor kunt nemen, dat je niet tijdens de wedstrijd de spelregels kunt wijzigen. Ik vergelijk dat met een wijziging van de Grondwet, waarbij je de spelregels wel wijzigt. Ik vind het jammer dat u daar geen touw aan vast kunt knopen; u hebt ervoor doorgeleerd.

De heer De Graaf (D66):

Juist daarom, waarschijnlijk.

De heer Koffeman (PvdD):

Nu ja, ik weet het niet, hoor. Dat zou niet nodig hoeven zijn. Maar kunt u toch eens aangeven waarom u niks wil zeggen over het feit dat een partijgenoot van u in het kabinet nu al aankondigt de spelregels te willen wijzigen, tijdens de wedstrijd?

De heer De Graaf (D66):

Ik ben juist voldoende duidelijk geweest, dacht ik. Bovendien refereert de heer Koffeman nu aan een advies van de Raad van State dat ik niet ken, tenzij hij een advies uit naar ik meen het jaar 2003 bedoelt, dat over heel iets anders ging en over een andere wet. Ik weet niet anders dan dat het kabinet, ik meen jongstleden vrijdag, heeft besloten tot het aan de Raad van State aanbieden van een wet om de referendumwet in te trekken. Wij kennen geen advies van de Raad van State, maar als u dat wel kent, betekent dat twee dingen, namelijk dat u toegang heeft tot dossiers die ik niet heb en ten tweede dat de Raad van State ongelooflijk snel werkt.

De heer Koffeman (PvdD):

Dan gaan we dat even afwachten. Maar ik vind het jammer dat u niet vanuit uw partijachtergrond wilt reageren op de vraag waarom de spelregels tijdens de wedstrijd gewijzigd worden.

De heer De Graaf (D66):

Ik ga niet steeds herhalen wat ik net heb gezegd. Ik heb ook in mijn tekst de vraag opgenomen die relevant is, namelijk waarom het kabinet heeft besloten tot een intrekkingswet in plaats van eerst de evaluatie af te wachten. Ik heb daar ook nog een kwalificatie aan toegevoegd. Ik wil dus ook goede en overtuigende antwoorden hebben van de regering. Zo hoort dat. In deze Kamer komt dat debat op het moment dat het wetsvoorstel ons bereikt.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Meneer De Graaf heeft het over vertrouwen, maar is het niet zo dat het vertrouwen juist geschaad wordt omdat de regering de uitslag van het referendum naast zich neerlegt? Erger nog: ook door politieke partijen wordt gezegd dat zij de uitslag van het referendum zullen respecteren, maar vervolgens doen zij toch iets anders.

De heer De Graaf (D66):

Volgens mij zit er nog een referendum in de pijplijn, het referendum over de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Wat mij betreft geldt daar wat altijd bij de wet heeft gegolden, namelijk dat de uitslag serieus moet worden overwogen. Ik vind dat dat gold voor het referendum dat er is geweest en dat geldt ook voor het referendum dat er nog aan komt.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Dat is geen antwoord op mijn vraag. Ik vroeg of het vertrouwen niet wordt geschonden omdat de regering de uitslag van het referendum naast zich neerlegt. Erger nog …

De heer De Graaf (D66):

Heeft u een uitspraak van de regering gehoord waarin dat letterlijk staat?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Dat is natuurlijk een beetje flauw. Nou, het is natuurlijk wel zo dat de regeringspartijen voor de instellingswet van het referendum hebben gestemd. Dit is dus een beetje flauw; u gaat nu een spel doen met woorden, maar mijn vraag is gewoon of het niet zo is dat het vertrouwen wordt geschaad omdat de mensen eerst wijs wordt gemaakt dat men de uitslag van het referendum zal respecteren en men vervolgens iets anders doet.

De heer De Graaf (D66):

Nee, mevrouw Faber zou als eerste moeten weten dat politiek inderdaad over woorden en de betekenis van woorden gaat. U heeft vandaag weer laten blijken dat u het toch wat minder relevant vindt dat woorden enorme betekenis kunnen hebben. Ik kies mijn woorden zorgvuldig. Bij mijn weten is niet door een lid van het kabinet of namens de regering gezegd dat de uitslag van een referendum per definitie aan de laars wordt gelapt. Als u bedoelt dat iemand in de Tweede Kamer heeft gezegd dat hij denkt dat hij de uitslag minder serieus vindt, is dat voor rekening van dat Kamerlid in de Tweede Kamer en niet voor mijn rekening.

De voorzitter:

Helemaal tot slot op dit punt, mevrouw Faber, en kort.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik hou het kort. Uit de beantwoording door meneer De Graaf blijkt wel dat hij gewoon weigert de vraag te beantwoorden, omdat hij gewoon weet dat dit een gevoelig punt is.

De heer De Graaf (D66):

Volgens mij heb ik de vraag meer dan beantwoord en heb ik daar nog een paar dingen aan toegevoegd die u ook niet leuk vond.

De heer Kox (SP):

Collega De Graaf memoreert terecht dat hem niet verweten kan worden dat hij niet heeft geprobeerd om de democratie te vernieuwen, onder andere door referenda toe te voegen aan onze democratie. Ik zal dat zeker niet bestrijden, maar hoe duidt hij nu de beslissing van het kabinet om het raadgevend referendum weg te doen en het correctief referendum niet te krijgen? Dat moet toch pijn doen? Ik herinner me het debat dat we hier hebben gehad over die twee referenda. Ik herinner me ook hoe collega De Graaf het aan de andere collega's uitlegde: wees nou niet zo bang; dit is geen aantasting van de parlementaire democratie maar een aanvulling op de parlementaire democratie. Volgens mij heeft u dat ook altijd consistent zo gezegd. Deze Kamer heeft niet altijd meegewerkt; laten we het zo maar zeggen, maar het moet collega De Graaf toch ook pijn doen dat we die twee dingen nu allebei wegdoen en dat we nota bene tegen een D66-minister zeggen: u moet dat gaan doen. Ik heb gezegd dat dit een beetje op een ontgroeningsritueel lijkt. Dat was een beetje cynisch bedoeld, maar ik vind het nogal wat als D66 en u nu verplicht worden om afstand te nemen van zaken waar D66 en u zo voor hebben gestaan.

De heer De Graaf (D66):

In de eerste plaats weet de heer Kox als geen ander dat het niet zo is dat hier in deze Kamer een lid of een fractie verplicht wordt om ergens afstand van te doen. Ik vind het ook raar dat juist hij, die zo hecht aan de spelregels en de posities van beide Kamers, dat soort woorden in de mond neemt.

De heer Kox (SP):

Mijn excuses daarvoor. Op dat punt heb ik inderdaad af te wachten wat de fractie van D66 gaat doen, maar u kunt wel reageren op het feit dat het niet in het regeerakkoord staat; nog sterker: dat het regeerakkoord ermee afrekent.

De heer De Graaf (D66):

Ja, en het regeerakkoord heb ik niet gesloten, kan ik u vertellen. Dat wil niet zeggen dat ik niet heel loyaal ben aan mijn partij, maar ik heb niet aan tafel gezeten. Als u vervolgens vraagt naar mijn emoties, stel ik voor dat wij over emoties altijd een biertje drinken. Hier gaat het over de zaken.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt, meneer Kox.

De heer Kox (SP):

Dat biertje drinken doen we.

De heer De Graaf (D66):

Dat doen we. Goed, dat is dan de winst van dit debat.

De heer Kox (SP):

Ja, de Irish pub is vanavond nog heel laat open. Daar kunnen we dus terecht, maar ik vraag niet naar de emoties van de heer De Graaf. Als je zo consistent hebt gestaan voor democratische vernieuwing en als je ziet dat dit kabinet eerder kiest voor de democratische vernieling van de toegevoegde instrumenten die we hadden en hadden kunnen krijgen, mag van een coalitiefractie die volop meedoet aan het spel en die niet aan de zijlijn staat, toch ook wel een punt van kritiek naar voren komen? De heer De Graaf heeft kritiek geleverd op de manier waarop de regering met de zaak omgaat, maar de essentie is dat er, als het aan deze regering ligt, geen raadgevend en geen correctief referendum meer zal zijn. Dat kan D66 in deze Kamer toch niet een goede zaak vinden?

De heer De Graaf (D66):

Ik geloof dat de laatste zin van de heer Kox ook wel een beetje vragen naar de bekende weg is. In een coalitieakkoord is niet alles rozengeur en maneschijn. Tegelijkertijd zijn er ook argumenten waarom mensen, ook uit volle overtuiging, menen dat je met het raadgevend referendum op deze wijze en in deze vorm niet door moet gaan. Ik wil die argumenten ook kunnen wegen. Daarom wacht ik dus ook het antwoord van de regering af, het wetsvoorstel per definitie, de toelichting en het debat dat in de Tweede Kamer maar zeker ook hier zal plaatsvinden. Niets is voor mijn fractie een uitgemaakte zaak en al helemaal niet een verplichting.

Voorzitter. Ik wilde net zeggen dat onze politieke democratie echt te belangrijk is om aan de grillen van zelfbenoemde redders van het vaderland over te laten. Modernisering van het politieke bestel is noodzakelijk om het vertrouwen erin te bewaren en terug te winnen. Dat kunnen we niet alleen maar aan de staatscommissie-Remkes uitbesteden, maar zullen we ook als een opdracht aan onszelf moeten zien. Overigens zeg ik over uw hoofd heen tegen de heer Kox dat deze Kamer al in de opdracht had opgenomen dat men naar het kiesstelsel zou kijken. Wat dat betreft is dat element, dat zinnetje in het regeerakkoord, eigenlijk een beetje overbodig, want ik neem aan dat daar al naar wordt gekeken, omdat wij dat hebben gevraagd. We zullen het, zoals gezegd, ook als een opdracht aan onszelf moeten zien. Het slechtst denkbare antwoord op de systeemcrisis is het zoveelste rapport van een staatscommissie dat in een la verdwijnt. Het gaat ook niet alleen over structuuroplossingen; meneer Schalk, daar is-ie dan! Democratie is meer dan alleen de formele verhoudingen tussen burgers en overheid. Het gaat ook om het vertrouwen van mensen in de kracht van het politieke bestuur, in de responsiviteit en in de toegankelijkheid en om het vertrouwen dat het politieke bestuur zelf in mensen stelt.

Wat dit betreft biedt de in het regeerakkoord opgenomen steun aan de deconstitutionalisering van de aanstellingswijze van de burgemeester misschien kansen. U zult begrijpen dat ik juist op dit punt enige voorzichtigheid in mijn optimisme betracht. De premier sprak in de regeringsverklaring over de taak van zijn kabinet om de urgentie van deze tijd te snappen. Ik ben dat zeer met hem eens. Dit is een belangrijke taak. Ik ga ervan uit, zeg ik tegen hem, dat hij ook de modernisering van onze democratie daaronder rekent.

Voorzitter. Of Rutte III een heel gewoon kabinet is, zoals de premier zei, zullen we moeten afwachten. Ik hoop in ieder geval dat van scherpe en harde tegenstellingen tussen coalitie en oppositie in deze Kamer niet vaak sprake zal zijn en dat de stemverhoudingen hier niet steeds op de laatste man of vrouw zullen hangen. Dat vereist bereidheid en vertrouwen van alle kanten. Mijn fractie zal zich daar ook voor inzetten. Het regeerakkoord van Rutte III is voor ons natuurlijk een relevante leidraad, al was het maar omdat een niet onbelangrijk deel van ons partijprogramma daarin is opgenomen, maar het is voor ons geen wet van Meden en Perzen.

Waar mijn fractie natuurlijk wel rekening mee wil houden, is dat een regeerakkoord altijd een onderhandelingsresultaat is, een compromis tussen partijen die verantwoordelijkheid nemen maar dan ook willen en moeten accepteren dat niet alleen zijzelf maar ook de anderen er voldoende van hun gading in kunnen vinden. Wie te gemakkelijk andermans steen uit de muur wil halen —dat zeg ik in het algemeen — houdt geen bouwwerk meer over. Dat bouwwerk oogt wat ons betreft stevig. Waar extra middelen voorhanden zijn, worden die voor de juiste prioriteiten ingezet. Waar hervormingen nodig zijn, worden die aangekondigd. Innovatie door wetenschap en techniek wordt gestimuleerd en op medisch-ethisch vlak in ieder geval niet op voorhand geblokkeerd, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat elke steen van het bouwwerk er even fraai uitziet. Ik denk bijvoorbeeld aan de afschaffing van de dividendbelasting. Het kabinet zal, als het wetsontwerp deze Kamer bereikt, nog wel wat overredingskracht nodig hebben om mijn fractie te overtuigen. Hetzelfde geldt voor het voornemen om de Wet raadgevend referendum in te trekken.

Kortingen in het onderwijs om doelmatigheid te bevorderen terwijl er tegelijkertijd moet worden geïnvesteerd, zijn voor mijn fractie eerder een vlek op het blazoen van het vorige kabinet die de onderhandelaars vergaten weg te poetsen dan een noodzakelijke maatregel. Vindt de premier dat zelf eigenlijk ook niet?

Mijn fractie zal wetgeving die voortvloeit uit het regeerakkoord zoals altijd toetsen op kwaliteit, uitvoerbaarheid en rechtsstatelijkheid. Aan de hand van de concrete wetsvoorstellen zullen wij beoordelen of het kabinet het vertrouwen dat het zelf in de toekomst heeft ook aan de samenleving en aan de instellingen van die samenleving wil schenken. Dat betekent in veel gevallen dat de politiek op afstand moet blijven in plaats van overal alles voor te schrijven, te toetsen en af te rekenen.

Enige afstand mag het kabinet wat mij betreft bijvoorbeeld houden ten opzichte van de instituties van de rechtsstaat. Te veel politieke bemoeienis is zelden goed, behalve als daardoor wordt verzekerd dat de rechtsbijstand goed kan blijven functioneren. Mijn fractie vindt de tekst in het regeerakkoord op dit punt wel wat zuinig. Voor het evenwicht van de diensten die essentieel zijn in onze rechtsstaat had ik voorts liever gezien dat het beheer van de politie was teruggebracht naar Binnenlandse Zaken. Mevrouw Barth liep daarop al wel heel ver vooruit. Een uitspraak daarover van deze Kamer is helaas door het oude maar ook door het nieuwe kabinet genegeerd. De nationale politie is wat mij betreft nog wel een apart debat waard; sterker nog: een parlementair onderzoek. Het lijkt op een typisch geval van te veel willen en te weinig kunnen. Daar zijn lessen uit te trekken.

In plaats van evenwicht tussen de klassieke rechtsstaatministeries hebben we nu op het overbelaste mega-departement van Justitie en Veiligheid twee ministers met een meer dan opmerkelijke portefeuilleverdeling. De zittende en staande magistratuur zijn uit elkaar getrokken, rechtspleging en rechtshandhaving zijn geknipt en als kers op de taart zitten alle juridische onderwerpen bij de bestuurskundige minister en alle bestuurlijke zaken bij de topjurist. De wegen van de formateur zijn soms ondoorgrondelijk. Maar ik wens de beide ministers en de staatssecretaris op dit lastige ministerie natuurlijk alle succes en vooral een langer verblijf dan verschillende van hun voorgangers was gegeven.

Voorzitter, het kabinet gaat regeren in economisch gunstige tijden. Dat schept de gelegenheid maar ook de verplichting om dat tij verder te stimuleren en te gebruiken om noodzakelijke hervormingen door te voeren.

Een buitengewoon belangrijke opdracht van dit kabinet is wat D66 betreft een urgent en ambitieus klimaatbeleid, dat rigoureus moet zijn maar ook draagvlak in de samenleving vereist. Een lastige klus. Alleen al om deze reden betreur ik nog steeds dat GroenLinks ervoor koos om het gelijk aan de zijlijn uit te venten.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Meneer De Graaf is bezig met provoceren en diskwalificeren en ondertussen verzoekt hij in één adem door voortdurend om constructieve samenwerking. Misschien helpt een andere toon daarbij toch beter. Hij heeft het over geen ambitie, regeerangst en kiezen voor de zijlijn. Hij was er behoorlijk dichtbij toen wij in dat proces bezig waren om te proberen tot een regeerakkoord te komen. Wij blaakten van ambitie en wij deden onze best. Wij hebben een beoordeling gemaakt op basis van inhoud. Misschien denkt de partij van de heer De Graaf meer in strategieën. Dat weet ik niet. Maar ik zou toch willen dat de heer De Graaf er op een bepaald moment enig respect voor opbrengt dat een inhoudelijke beoordeling bepaalde grenzen kent en dat je daar soms tegenaan kunt lopen.

De heer De Graaf (D66):

Ik respecteer dat zeer, ik begrijp het alleen niet en ik vind het buitengewoon jammer. Het is echt te betreuren dat de kans die er bestond om zeker het klimaatbeleid van een groot draagvlak te voorzien en misschien ook nog scherper te maken als GroenLinks aan die tafel was blijven zitten, niet genomen is door GroenLinks. Dat zeg ik heel eerlijk. Daar zit geen gebrek aan respect achter. Het is gewoon een feitelijke constatering van mijn teleurstelling.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Dat hoor ik graag, want ik deel die teleurstelling. Dat weet de heer De Graaf. Maar de woorden die hij in deze hele termijn al heeft gebruikt, komen op mij eerder over als een diskwalificatie dan als het jammer vinden dat het niet is doorgegaan.

De heer De Graaf (D66):

Ik kan niet anders zien dan dat uit de beslissingen van partijen om van die tafel weg te blijven of weg te gaan ook een element sprak van de mogelijke electorale gevolgen en de positie van partijen niet onder ogen willen zien. Dat zou ik zeer betreuren. Als dat niet zo is, hoop ik dat overigens graag te horen.

Ik zei al: een belangrijke opdracht is het klimaatbeleid. Ik spreek niettemin de hoop uit dat een nieuwe klimaatwet bijvoorbeeld toch een gezamenlijk project kan zijn. Ik zeg dat in het bijzonder tegen mevrouw Strik. Een nieuwe klimaatwet is belangrijk. Het kabinet zet in op een nationaal klimaat- en energieakkoord en op samenwerking met het bedrijfsleven en instellingen om Parijs te halen en liefst te passeren: 49% CO2-reductie in 2030 en als het mogelijk is 55% in Europees verband. Dat zijn mooie voornemens, die mijn fractie van harte onderschrijft, maar hoe gaat het kabinet dat bewerkstelligen? Er zullen meer maatregelen nodig zijn dan nu voorzien. Waarom in dit verband niet inzetten op bijvoorbeeld eerdere sluiting van een of meer kolencentrales, bijvoorbeeld al in deze kabinetsperiode? Het motto van de premier op het punt van het klimaatbeleid is, zo heb ik begrepen, langetermijndenken en kortetermijndoen. Dat laatste zou ik dan ook graag zien. Ook vraagt mijn fractie zich af hoe grondig — vergeef mij de woordspeling — het voornemen van de ondergrondse CO2-opslag is doordacht. Is dat daadwerkelijk op deze schaal realiseerbaar en waarop baseert het kabinet deze aanname?

Wij zien uit naar de maatregelen die in de zorg worden genomen, in het bijzonder de ouderenzorg en de preventie. Ook hier wordt overigens veel verwacht van akkoorden en nog eens akkoorden. Die kunnen natuurlijk voor draagvlak zorgen, maar nooit de verantwoordelijkheid van regering en parlement overstijgen.

Dat geldt uiteindelijk ook voor de aangekondigde hervormingen van de arbeidsmarkt en het pensioenstelsel. Minister Koolmees als de nieuwe polderpaus, het is even wennen, maar wij hebben er wel groot vertrouwen in. Mijn collega Alexander Rinnooy Kan heeft de afgelopen jaren het verzet tegen de onmogelijke Wet DBA aangevoerd en wij zien met tevredenheid dat het kabinet voor een ander systeem kiest om schijnzelfstandigheid tegen te gaan maar echte zzp'ers niet in de weg te lopen. Ook hier zal goed gelet moeten worden op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, precies die criteria waar de nu in te trekken wet niet aan wist te voldoen.

De op zichzelf bescheiden herziening van het belastingstelsel heeft al veel discussie losgewoeld. Mijn fractie steunt de vergroening en de verschuiving van belasten van arbeid naar belasten van consumptie. Ik vind het zelf een grote stap voorwaarts dat de vier coalitiepartijen erin zijn geslaagd om elkaar te vinden in een versnelde afbouw van de hypotheekrenteaftrek. Het is in de ogen van mijn fractie niet onrechtvaardig dat dan ook het element van de woonsubsidie voor huiseigenaren die geen hypotheek meer hebben stap voor stap wordt verminderd.

Het is jammer dat het kabinet geen plannen heeft om het lokale belastinggebied te vergroten, vanzelfsprekend op neutrale wijze. Zeker de grote decentralisaties van de afgelopen jaren konden als evenzovele argumenten hebben gediend om wel tot die stap over te gaan. Het zou ook een principiële keuze zijn geweest om inhoud te geven aan het belang van democratische keuzes op het niveau waar de diensten aan burgers worden verricht, dicht bij de burger. Ook het decentralisatiedebat zal om een vervolg vragen, des te urgenter als aan gemeenten nog meer landelijke verantwoordelijkheden worden overgedragen. In dat kader verwachten wij ook de nodige ambitie van het kabinet om de bestuurskracht in het decentraal bestuur te versterken en bestuurlijke drukte te verminderen.

Voorzitter, vorig jaar noemde ik gelijke kansen voor iedereen als een toetssteen voor een nieuw kabinet. Sociaal beleid en integratie dragen daar natuurlijk aan bij, maar onderwijs raakt de kern van die opdracht. Het regeerakkoord besteedt daar gelukkig aandacht aan, bijvoorbeeld door stapelen aan te moedigen in plaats van af te remmen. Ik roep de onderwijsministers wel op om meer te doen aan achterstandsonderwijs, zo ongelofelijk nodig in ons land met een groeiend aantal leerlingen van niet-Nederlandse achtergrond en met meer dan 2 miljoen laaggeletterden.

De forse investeringen in met name het primair onderwijs bieden meer ruimte voor de leraren en meer ruimte letterlijk in de klas. Ik realiseer mij dat het niet snel genoeg is en dat minister Slob er nog een hele kluif aan zal hebben om de leraren in het funderend onderwijs ervan te overtuigen dat daadwerkelijk grote stappen voorwaarts worden gezet.

Het hoger onderwijs is in Nederland excellent en behoort tot de top van Europa. Studenten zijn tevreden en de arbeidsmarktperspectieven zijn uitstekend. De minister-president zei in de regeringsverklaring te streven naar meer vrijheid van onderwijs in plaats van minder. Ik ben het er van harte mee eens. Laat het kabinet dan een begin maken door te vertrouwen op de kwaliteit en maatschappelijke kracht van die instellingen van het hoger onderwijs in plaats van nieuwe voorwaarden te verbinden aan de bekostiging. Mijn fractie is overigens blij met de 400 miljoen structurele intensivering in fundamenteel, toegepast en praktijkgericht onderzoek, waardoor de in de wereld unieke Nationale Wetenschapsagenda in uitvoering kan worden genomen en de kennisinfrastructuur eindelijk weer kan worden versterkt. Mag ik ervan uitgaan, vraag ik de premier, dat de ministers van OCW en EZK — ik moet nog wel wennen aan die afkorting — dit als een gezamenlijk project beschouwen en dat een stammenstrijd op dit punt kan worden voorkomen?

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Misschien kan de heer De Graaf zich nog herinneren dat wij, toen wij samen aan de zijlijn stonden, het kabinet hebben geholpen bij de invoering van het sociaal leenstelsel. Dat ging gepaard met een lage rente — dat was het sociale van het leenstelsel — bij de afbetaling van die leningen. Nu wordt die verhoogd. Er staat een instaptarief in, met een lager collegegeld voor het eerste jaar. Feitelijk zal de student die ouders heeft die weinig verdienen, daar het meest de dupe van worden, omdat die uiteindelijk die rente moet gaan betalen. Hoe kijkt u daar tegenaan? Vindt u het leenstelsel nog sociaal? Is dit niet het minder toegankelijk maken voor eerstegeneratiestudenten?

De heer De Graaf (D66):

Ik heb zelf de afgelopen jaren met belangstelling en soms met enige zorg gekeken of de toegankelijkheid niet onder druk kwam te staan door het leenstelsel. Ik ben tot de conclusie gekomen dat dit gelukkig de afgelopen jaren niet gebeurd is. Ik ga er vanuit dat dit ook niet zal gebeuren. Ik denk wel dat de middelen die door de afschaffing van de basisbeurs beschikbaar zullen komen, ook goed moeten worden besteed aan de kwaliteit van het onderwijs, dus een directe bijdrage aan de kwaliteit van onderwijs voor de studenten die daarvoor iets hebben moeten prijsgeven. Ik heb ook dat zinnetje in het regeerakkoord gezien over de tienjaarsrente, zoals dat heet. Ik weet niet of dat zo'n ongelofelijk effect heeft op de toegankelijkheid, maar laten we het vooral gezamenlijk monitoren. Als dat wel zo is, zult u mij aan uw zijde vinden om daartegen op te treden.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Dat spreken we af, dat is heel goed, want de vrees bestaat nu al dat die hogere rente inderdaad meer studenten ervan af gaat houden om te gaan studeren en dat moeten we zien te voorkomen.

De heer De Graaf (D66):

Vrees is nog geen werkelijkheid. Toen het studievoorschot werd ingevoerd, waarover ik zelf ook lang twijfels had, net als mijn fractie, was dat ook een enorme vrees, maar die is gelukkig ook niet bewaarheid. We zullen afwachten.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Maar het is wel minder sociaal geworden.

De heer De Graaf (D66):

Ik weet niet waar die term "sociaal" eigenlijk vandaan komt.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Sociaal was het nou juist omdat die lening zonder veel rente kon worden terugbetaald, waardoor je toch geen drempel had om te gaan lenen. Op het moment dat je wel hoge rente moet gaan betalen, wordt het natuurlijk een heel ander verhaal. Dan moet je echt gaan opbrengen als student en dan wordt de drempel hoger.

De heer De Graaf (D66):

Ik zei al: laten we gezamenlijk de vinger aan de pols houden, als het gaat om toegankelijkheid. Maar ik vind dat ook het voordeel van het leenstelsel moet worden genoemd, namelijk meer middelen en mogelijkheden om de kwaliteit van het hoger onderwijs te verbeteren en te versterken. Dat is, denk ik, ook in het belang van toekomstige generaties van studenten.

Voorzitter. Ik wil afronden met een enkele opmerking over de internationale rechtsorde. In deze hoogst onzekere wereld passen een wederopbouw van onze defensieorganisatie en een verdere intensivering van de internationale samenwerking via ontwikkelingsbeleid en buitenlandse handel. Wat betreft dat laatste vraag ik expliciet aandacht voor kennis als grondstof voor internationale relaties, de WTI-diplomatie, zoals dat tegenwoordig in het jargon wordt genoemd: wetenschap, technologie en innovatie.

De plek van Nederland in het internationale discours zal opnieuw moeten worden gedefinieerd. Komend jaar zal ons land in de Veiligheidsraad een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan het gezag en de rol van de VN in internationale conflicten en spanningen. Daarom is het ook wijs dat de regering, blijkens een brief van vandaag, de onverstandige plannen om uit een van de VN-instellingen te stappen inmiddels heeft ingetrokken. Er zijn grotere belangen te verdedigen.

Mijn fractie verwacht veel van de ministers Zijlstra en Kaag, die elkaar naar het mij voorkomt, perfect aanvullen en in ieder geval veel van elkaar kunnen opsteken. Samen met de minister-president vormen zij een geducht buitenlandtrio. In het internationaal veiligheidsbeleid ga ik er voorts vanuit dat minister Bijleveld voluit wil inzetten op een Europese dimensie van de krijgsmacht. De eerste stappen op weg naar een gecoördineerde en geïntegreerde Europese defensie-inspanning zijn gezet en wat mijn fractie betreft wordt daar krachtig op doorgepakt.

Zowel hiervoor als wat betreft de verdere ontwikkeling van de Europese Unie als waardengemeenschap, als economische, monetaire en politieke eenheid, is Nederland sterk afhankelijk van de Franse en Duitse inzet, tenzij de Britten zich niet langer als lemmingen gedragen en terugkeren van de rand van hun eigen afgrond. De Europese Unie bevindt zich opnieuw in een ietwat onzekere ontwerpfase, waarin oude stramienen en taboes ter discussie staan. Nederland heeft wat mij betreft geen andere keuze dan te investeren in de Frans-Duitse as en een betekenisvolle partner te zijn in het toekomstdebat. We weten inmiddels dat ook een voldragen en gedragen immigratiebeleid toch alleen in Europees verband gestalte kan krijgen. Graag vraag ik een reactie van de minister-president.

De heer Kox (SP):

Ik ga het debat niet openen over de Europese Unie, want dat doen we ook op een ander moment. Collega De Graaf wees wel op de bijzondere positie die we volgend jaar hebben, want we zijn lid van de Veiligheidsraad. Dan kun je zeggen: wat is dat nou, een jaar, we hebben een halfjaar aan de Italianen gedeald. Je kunt niet alles krijgen, maar ik vind wel dat we dat ene jaar zo effectief mogelijk moeten gebruiken. We hebben in ieder geval een heel deskundige minister die dat zou kunnen doen. Ik heb in mijn bijdrage aan de regering gevraagd: kunnen we dat jaar niet vooral gebruiken om door te gaan met te ijveren voor iets wat ook regeringsbeleid is, namelijk kernwapens de wereld uit? We hebben als eerste onze nek uitgestoken door deel te nemen aan die onderhandelingen over een antikernwapenverdrag. Kunnen we hier over die grens van één zetel meerderheid of minderheid samenwerken en de regering samen oproepen om het komend jaar te gebruiken om als Nederland voorop te lopen om dat antikernwapenverdrag, dat de Nobelprijs voor de Vrede heeft gekregen, althans de initiatiefnemers, nog een extra steuntje in de rug te geven?

De heer De Graaf (D66):

Ik geloof dat wij kunnen afspreken dat wij gezamenlijk pal zullen staan voor de internationale rechtsorde. Voordat ik op uw vraag een antwoord kan geven, ben ik erg benieuwd naar de reactie van het kabinet op uw vragen. Ik vind niet dat ik in de plaats moet treden van de regering om de vragen die u stelt te beantwoorden.

Voorzitter. Nederland heeft geen andere keus dan te investeren in de Frans-Duitse as en een betekenisvolle partner te zijn in het toekomstdebat. Naar mijn vaste overtuiging zijn wij het stadium voorbij dat het Nederlandse EU-beleid moet worden bepaald door euroscepsis. Die scepsis was en is een overschatting van de angst en de weerzin die er over Europa zouden bestaan. Zonder Europa gaat het niet. Wie vol voor Europa gaat en daar ook voor uitkomt, en de noodzaak ervan aantoont voor onze welvaart, onze rechtsorde en onze vrede, krijgt uiteindelijk natuurlijk ook de mensen mee.

Een sterk land nog beter maken voor iedereen, dat zei de premier in de regeringsverklaring. En iedereen betekent alle mensen die hier mogen zijn, met en zonder beperkingen, met of zonder dubbele paspoorten, met of zonder een kleurtje, met of zonder werk. Een kabinet dat van al die markten thuis is, dat kabinet verwelkomen wij graag! Ik wacht met belangstelling de beantwoording van de premier af.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer De Graaf. Ik geef het woord aan mevrouw Strik.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Vol verwachting klopt ons hart, want het is de laatste avond dat we een wensenlijstje kunnen indienen en wie weet wat de Sint ons morgen brengt. In elk geval hopen wij op de toezegging dat de overheid haar best doet om het Sinterklaasfeest van iedereen te maken. Een premier die onomwonden bepleit dat we zwart-wittradities kleurrijk maken, dat zou een mooie stap zijn naar een inclusieve samenleving.

Voorzitter, de fragmentatie in de politiek maakt regeren niet simpeler, maar biedt ook kansen. Onze representatieve democratie heeft immers tot doel dat ook de stem van minderheden wordt gehoord en de samenwerking gezocht. Het is een compliment waard dat er een akkoord is bereikt. Het compromiskarakter is in alle paragrafen zichtbaar, en dat is op zich begrijpelijk, maar visie en ambitie zijn wat moeilijker te achterhalen. Zijn die twee nu echt niet te verenigen? Mijn fractie wil daar niet zomaar aan.

Als we al een ambitie ontwaren, dan wordt deze niet in deze kabinetsperiode uitgevoerd, denk aan de vergroening. En als een paragraaf al een visie uitstraalt, dan spreekt uit de maatregelen zelf niet zelden het tegenovergestelde. En een aantal thema's die een snelle aanpak vergen, zijn onaangeroerd. We missen op veel punten samenhang tussen enerzijds een probleem en anderzijds een oplossing. We begrijpen natuurlijk de verschillen van inzicht. Die zijn duidelijk, maar stilstand of stilzwijgen bij urgente maatschappelijke problemen is niet regeren, maar negeren.

Tijdens de campagne gingen veel debatten over gevoelens van onbehagen. Daar dient het kabinet een antwoord op te geven. Wat ons betreft is dat investeren in een inclusieve samenleving. Het kabinet spreekt daar ook over, maar wij bedoelen daarmee: in geld, in woorden en in houding zorgen voor onderlinge verbanden en begrip, en ervoor zorgen dat iedereen meetelt en een kans krijgt om zich te ontwikkelen en om bij te dragen aan de samenleving. Dat vergt radicaal andere keuzes ten aanzien van onderwijs, zorg, arbeid en inkomen en duurzaamheid, en een uitnodigend participatiebeleid. De voorstellen van dit kabinet zijn in al deze opzichten teleurstellend. Het spreekt mooie woorden over gemeenschap, maar uiteindelijk kiest het opnieuw voor financieel gedreven structuren. Door steeds partij te kiezen voor de positie van werkenden, rijken en bedrijven bouwt de regering verder aan een exclusieve samenleving die de segregatie alleen maar versterkt. De WRR wijst op de risico's van een kwetsbaar middensegment dat geraakt wordt door achteruitgang. Zij worden onzekerder en hebben minder vertrouwen in politiek en politici. Volgens de WRR, maar ook het SCP en de Nationale ombudsman verwachten en eisen we te veel van mensen die daar niet aan tegemoet kunnen komen. Zij verdienen meer zekerheid en perspectief.

Als je uitgaat van een strijd tussen arbeid en kapitaal, kiest dit kabinet voor het laatste. Dat zien we onder andere aan de milieumaatregelen, waarbij de bedrijven worden ontzien, en aan het afschaffen van de dividendbelasting, een cadeau van bijna anderhalf miljard! Wat ons betreft rijdt Sinterklaas die deur voorbij.

Normale Nederlanders gaan erop vooruit, zegt Rutte. Wie zijn dan de niet-normale Nederlanders? De ongelijkheid tussen de hoogste en de laagste inkomens neemt verder toe. De laatste groep profiteert niet van het verlagen van de vermogensbelasting en de compensatie van de hypotheekrenteaftrek, laat staan van de lagere vennootschapsbelasting. De hogere btw treft hen wel rechtstreeks. En al jarenlang is duidelijk dat de flexibilisering van de arbeidsmarkt mensen kwetsbaar maakt. Hier hadden de partijen elkaar toch op moeten vinden, bijvoorbeeld door flexibel werken onaantrekkelijker te maken voor werkgevers en door de rechtspositie van flexwerkers en zzp'ers aanzienlijk te versterken? Het is teleurstellend dat de vier partijen ervoor kiezen om vast minder vast te maken en flex weliswaar minder flex te noemen, maar zekerheden van een pensioen en een verzekering voor arbeidsongeschiktheid achterwege te laten. Wel lopen flexwerkers het risico nog een jaar langer op een flexibel contract te werken. Nederland is nu al uniek met het doorschieten in flexibilisering van de arbeidsmarkt, maar tel je de zzp'ers dan nog mee, dan zitten we volgens het CPB in een heel uitzonderlijke situatie. De WRR bepleit een fundamentele discussie over nieuwe sociale zekerheid voor alle vormen van werk, ongeacht de contractvorm. Ziet de regering deze noodzaak ook? Wat kunnen we daarvan verwachten?

Ook verder neemt de kwetsbaarheid op de arbeidsmarkt toe. Kijk naar de gekorte Ziektewetuitkering en de aangescherpte WIA-uitkering, en naar de mogelijke inkomensdaling van werkende mensen met een handicap en van Wajongers. Bedrijven kunnen ongestraft te weinig investeren in re-integratie, dus ook de arbeidsmarkt wordt alleen maar exclusiever. Dat is meer dan een gemiste kans in onze goed draaiende economie, want werk emancipeert en integreert.

Binnen de zorg staan voor ons de behoeften van mensen en de kwaliteit van zorg centraal, niet de structuren of organisaties. Het kabinet dringt de marktwerking echter niet terug, maar creëert wel een uitgavenplafond in de medisch-specialistische zorg, geestelijke gezondheidszorg, huisartsenzorg en de wijkverpleging. Er gaat meer geld naar de verpleeghuizen, maar 90% van de mensen woont thuis en ziet zijn zorgpakket verder verschralen. Is die uitkomst niet wrang, nu alle eerdere maatregelen zich juist richtten op langer thuis wonen?

Het CPB concludeert dat lagere zorguitgaven uiteindelijk leiden tot minder zorg of zorg van slechtere kwaliteit. Dat roept bij mijn fractie de vraag op of dit kabinet goede en toegankelijke zorg wel koestert en bewaakt als een publieke kernwaarde. Moeten we ons niet meer buigen over de kwaliteit en toegankelijkheid en wat die ons waard zijn?

Eigenlijk geldt die vraag ook voor het onderwijs. Veel maatregelen belemmeren de toegang en ontwikkeling van jongeren die meer tijd nodig hebben of niet uit een onderwijsmilieu afkomstig zijn. Er zijn nog steeds drempels voor het stapelen, met name ook bij de instellingen gelegd, het collegegeld voor tweede studies is hoog en de rentes op studieleningen zijn verhoogd. Dit werkt de segregatie binnen het onderwijs verder in de hand. Onze vraag is: hoe gaat het kabinet de kansengelijkheid in het onderwijs vergroten?

Het kabinet is trots op zijn groene ambities, maar wil je de opwarming van de aarde echt onder de 1,5 graden houden, dan kun je niet pas in 2020 beginnen. Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving realiseert het akkoord slechts de helft van de benodigde emissiereductie. De klimaatmaatregelen pakken evenmin de kernoorzaken van milieuvervuiling aan. Zelfs de SDE+-subsidie gaat deels naar het lapmiddel CO2-opslag en niet naar structurele maatregelen zoals een groter aandeel duurzame energie. Ook is het in onze ogen een gemiste kans dat de coalitie niet kiest voor drastische hervormingen richting duurzame landbouw, biodiversiteit en meer ruimte voor de natuur. Wat zien we? Geen duurzame en structurele maatregelen om de vervuiling, stikstofuitstoot en de veestapel terug te dringen, maar slechts een incidentele sanering van de varkensstapel.

Klimaatbeleid is slechts een van de onderwerpen waarop we Europees en internationaal moeten samenwerken. De wereld verandert razendsnel om ons heen, alleen al binnen de EU: de brexit, voorstellen voor hervorming, nieuwe leiders met nieuwe vergezichten in grote lidstaten. Het regeerakkoord is stil over de strategie van Nederland. Zoeken we nieuwe bondgenoten? Zetten we in op verdere integratie of is het kabinet voorstander van meerdere snelheden, met het risico van een tweedeling?

Juncker noemt in zijn voorstellen ook het belang van een sociale pijler als complementair aan een Europees economisch en financieel beleid en om te voorkomen dat de gevolgen van globalisering op laaggeschoolde werknemers worden afgewenteld. Een sociale pijler kan naar onze mening ook het draagvlak voor Europa versterken, omdat het mensen dan perspectief biedt in plaats van hen te bedreigen. Graag een reactie daarop van de premier.

We zijn blij dat het kabinet zich blijft inzetten voor de mensenrechten in Europa. Daarvoor is de Raad van Europa een onmisbare waakhond. Die organisatie maakt financieel zware tijden door. Zint de regering op een strategie om de Raad van Europa effectief te houden?

De heer Kox (SP):

Ik deel natuurlijk de opvatting van collega Strik dat er best wat centen bij kunnen bij andere Europese organisaties. Die kunnen naar mijn mening wel bij de EU weggehaald worden, maar er is natuurlijk meer. De EU moet toetreden tot het EVRM, maar dat schiet niet op. En de EU zou kunnen toetreden tot het Europees Sociaal Handvest, maar in de sociale pijler, die net in Göteborg in aanwezigheid van de minister-president is afgesproken, wordt er niet of nauwelijks gerefereerd aan het Europees Sociaal Handvest dat onze sociale grondrechten garandeert. Moeten we niet alleen van de regering meer geld vragen, bijvoorbeeld voor de Raad van Europa, maar ook vragen om aan te dringen op het eindelijk maken van vaart met de toetreding van de Europese Unie tot het EVRM en op het overwegen om toe te treden tot het Europees Sociaal Handvest? Dat kost geen geld en dat verbetert de situatie.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ja, daar ben ik het helemaal mee eens. Het zou heel goed zijn als de EU toetrad tot het EVRM en het Europees Sociaal Handvest. Bij dezen geleid ik de vraag graag door aan het kabinet hoe het zich ervoor gaat inzetten dat het uit het slop getrokken wordt en wij er dichter bij komen.

Voorzitter, het kabinet verwacht veel heil van het EU-migratiebeleid en wil zelf koploper migratiedeals zijn. De invulling ervan komt echter wel erg vaak neer op het afschuiven van verantwoordelijkheden op landen die toch al heel veel vluchtelingen opvangen. Dit kabinet versterkt de uitgaven voor de opvang in de regio een klein beetje, maar wel ten koste van de hulp aan de bevolking van die landen.

Deals zetten ook derde landen aan tot het afgrendelen en ontlopen van verantwoordelijkheden, met als ultiem risico dat vluchtelingen geen bescherming meer vinden of misschien zelfs hun land niet meer kunnen ontvluchten. Hoe meent de regering dat te voorkomen en met deze benadering bij te dragen aan de Global Compact on Refugees, waarin de VN zoekt naar een gezamenlijke verantwoordelijkheid? Met 250 extra hervestigingen gaan we het niet redden. Graag een reactie.

Mede in naam van Nederland worden de mensenrechten van migranten elders in Europa geschonden. Vorige week in Ivoorkust raakten de landen gealarmeerd over de slavernijpraktijken in Libië, terwijl we de Libische kustwacht nog steeds blijven betalen om migranten te onderscheppen en hen rechtstreeks terug te brengen naar de hel in Libië. Hoe denkt de premier te voorkomen dat zij daar geen gevaar lopen?

Ook het binnenlandse migratiebeleid is hard. Het maakt de belangen van migranten ondergeschikt aan, tja, aan wat? Aan electorale belangen? Geen verruiming van het kinderpardon, geen oplossing voor bed-bad-brood, maar wel een hogere rekening aan de migrant voor zijn inburgering. Welke visie zit hier eigenlijk precies achter? Integreren doe je samen? Of is het een prestatie die je in je eentje moet leveren voordat je erbij mag horen?

Onbehagen in de samenleving vraagt niet om zondebokken, maar om een nieuwe visie op democratie en betrokkenheid van burgers. Dat begint met het serieus nemen van mensen en het streven naar inclusie. Ik noemde zojuist de onzekerheden waar veel mensen mee kampen. Zij voelen zich daarin niet gehoord en gezien door de overheid. Volgens de heer Tjeenk Willink zien mensen geen onderscheid meer tussen politiek, bestuur en regelgeving, deels omdat politici te weinig laten zien op basis van welke waarden en visie op de samenleving politieke keuzes worden gemaakt. Graag hoor ik van de premier of hij de behoefte aan een serieuze reflectie op onze democratie deelt, en wat we op dat gebied van dit kabinet kunnen verwachten.

Voorzitter. Dit kabinet moet hard werken met een krappe meerderheid. Maar mijn partij staat, net als de meeste oppositiepartijen, open voor samenwerking om goede plannen nog beter te maken. Ik zou zeggen: ga in alle openheid het debat aan met de samenleving, met de kiezer, via onze raden, Staten en parlementen! Ook dat is een handreiking naar kiezers in dit land en naar onze representatieve democratie.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Strik.

Ik geef het woord aan de heer Kuiper.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Dank u, voorzitter. Ook mijn fractie heet dit kabinet van harte welkom in dit huis en ziet uit naar de samenwerking met ieder lid daarvan.

Afgelopen woensdag was het precies 100 jaar geleden dat in deze Kamer, op deze plek, een grote grondwetswijziging werd aanvaard — misschien wel de belangrijkste. De Pacificatie van 1917 regelde de invoering van het algemeen kiesrecht, een vurige wens van toenmalig links, en de gelijke behandeling van het bijzonder onderwijs, een vurige wens van toenmalig rechts. Achter de regeringstafel bevond zich, precies tussen beide vleugels in, de partijloze premier, de liberaal Cort van der Linden. De voorzitter van de Kamer, dus uw voorganger, mevrouw de voorzitter, sprak na de aanvaarding over — ik citeer — "nieuwe grondslagen" die "het geluk en den voorspoed van land en volk zouden kunnen vermeerderen". Het klonk nog voorzichtig.

De grondslagen die toen in die grondwetswijziging zijn gelegd, zijn de verworvenheden van nu. De volledige uitoefening van het staatsburgerschap door iedere meerderjarige en de aanmoediging van dat recht gebruik te maken is zo'n verworvenheid, evenals een samenleving waarin richtingen en levensovertuigingen worden erkend en over en weer worden ondersteund om zich met idealen en waarden te ontplooien en zich in te zetten voor het publiek belang.

Dat was het begin van de eeuw van de burger. Zou in de inzet voor juist deze verworvenheden een verhaal kunnen zitten voor dit kabinet? Wij hebben onze eigen Cort van der Linden weer achter de regeringstafel, dus laat ik het daarom vandaag eens proberen. Ik knoop daarvoor uiteraard niet aan bij de situatie in 1917, maar bij de zorgen van dit kabinet zelf. Bij alles wat er goed en beter gaat, wordt door het kabinet gesproken over tegenstellingen en spanningen in de samenleving, gebrekkige integratie, gevoelens van onbehagen en vervreemding in eigen land. Ik citeerde het regeerakkoord. Wij kunnen ons er allemaal iets bij voorstellen. Maar juist dan is het nodig opnieuw een sterk begrip tot stand te brengen rond burgerbetrokkenheid en rond waarden die dit land verder helpen. Ik begrijp dat het kabinet dat ook wil. Graag hoor ik op dit punt een analyse van de minister-president: hoe hebben wij die passages in het regeerakkoord te lezen?

Er zit een nieuw kabinet achter de tafel en dat kon er alleen komen door een welwillende houding van partijen. De verkiezingsuitslag maakte de formatie tot een puzzel, maar het is weer gelukt. Het is belangrijk dat het kabinet steunt op een gewone meerderheid in de Tweede en Eerste Kamer, al zijn de marges smal. Het zou daarom goed zijn — en ik ben vandaag niet de eerste die dat zegt — als er op inhoud zo veel mogelijk overeenstemming kan worden bereikt, ook waar er continuïteit is met het vorige kabinet. Mevrouw Barth noemde daar al een aantal voorbeelden van. Zo kan de basis onder de besluitvorming worden verbreed. Ook dat past in onze tradities. Dat werd zichtbaar in 1917 en het werd in voorgaande perioden begrepen door fracties in dit huis.

Er is een regeerakkoord van enige omvang tot stand gekomen dat als basis kan dienen voor het kabinetsbeleid. Er is veel vastgelegd en aangekondigd. Hoe dan ook spreekt hier ambitie en daadkracht uit. Dit wordt geen kabinet dat op de handen zit. Dat waardeert mijn fractie. Er gaan veel handen uit de mouwen, er zijn nieuwe posten en we zien onder meer de terugkeer van het ministerie van Landbouw, tot onze tevredenheid met deze vicepremier.

De omstandigheden waaronder dit kabinet kan beginnen aan de klus zijn gunstiger dan in 2012. De economie trekt aan en er is, ook dankzij het beleid van het vorige kabinet, ruimte om gaten te dichten die waren ontstaan; om stappen vooruit te zetten in onderwijs, zorg en veiligheid; om de herziening van het belastingstelsel, de arbeidsmarkt en het pensioenstelsel aan te pakken. En er zijn krachtige voornemens voor het verduurzamen van de economie en de woningvoorraad, voor de energietransitie en voor het behalen van de doelstellingen van Parijs; noodzakelijk beleid, gericht op de toekomst. Maar er moet meer zijn dan het injecteren van geld. Het gaat er uiteindelijk om wat er wordt beoogd met het weer op orde brengen van Nederland, nu het kan.

Voorzitter. Ik kan slechts enkele zaken aanstippen van het algemene regeringsbeleid die in dat verband onze bijzondere belangstelling hebben. Ik houd daarbij voor ogen wat er naar de mening van mijn fractie bij onze verworvenheden aan onderhoud nodig is. Het kabinet wil burgers centraal stellen en heeft daarbij iets normatiefs voor ogen. Nieuwkomers moeten inburgeren, participeren en weten hoe Nederland als rechtsstaat werkt. Op scholen krijgt burgerschapsvorming extra gewicht. Er mag ruimte komen voor burgers die zich in willen zetten voor hun omgeving. Het is goed dat dit krachtig wordt benadrukt. Mijn fractie heeft hier sympathie voor, maar zou ook hierbij een meer samenhangend verhaal willen horen over de burger, de democratie en de gemeenschappen. Wat voor soort gesprek zoekt het kabinet met die burger en met de samenleving?

Er is nog een ander aspect in deze discussie. Dat vergt een reflectie op een overheid die op afstand is komen te staan, over onbereikbare loketten, over de kwaliteit van publieke dienstverlening, over handhaving en toezicht in ons land. De Raad van State en de Rekenkamer wezen op de kwaliteit van uitvoeringsorganisaties, die kampen met personeelstekorten, ICT-problemen en de wissel die bezuinigingen op de organisaties hebben getrokken. Dat geldt ook voor toezichthoudende diensten. Ik zie aanzetten tot verbetering in het regeerakkoord, bijvoorbeeld met betrekking tot de NVWA of diverse inspecties, maar mijn fractie mist hier de zelfreflectie van een overheid die de verbinding met de burger ook zelf tot stand moet brengen.

Voorzitter. De overheid moet haar eigen kerntaken op orde hebben om burgers te beschermen. Het moet niet zo zijn dat overal waar een tegel wordt gelicht grote tekorten en misstanden tevoorschijn komen. Er moet een antwoord komen op de verontrustende geluiden over de groei van allerlei vormen van criminaliteit, die te vaak gerelateerd zijn aan drugs en mensenhandel. Veiligheid, toezien op naleving van regels en handhaving van beleid zijn belangrijk. Hoe gaat het kabinet om met de conclusies van de commissie-Kuijken over de nationale politie?

Gelukkig is er nu een zichtbare inzet om partijen in de strafrechtketen te versterken. Maar het gaat ook om de cultuur die we laten ontstaan. Het bestrijden van drugscriminaliteit is symptoombestrijding als we het alledaagse gebruik van drugs normaliseren of bagatelliseren. Hoe staan de experimenten met wietteelt in verhouding tot de wens om te komen tot een rookvrije generatie? Je zou haast zeggen: als je een rookvrije generatie hebt, is per definitie al dat andere niet meer nodig.

Voorzitter. Steeds breder ontstaat weerstand tegen een cultuur die de vrije beschikbaarheid van vrouwenlichamen normaal is gaan vinden. We moeten onderkennen dat onze zogenaamde liberaliteit grote ellende in vrouwenlevens heeft gebracht. De opheffing van het bordeelverbod heeft niet tot normalisering van de prostitutie geleid. Het is goed dat dit kabinet dat onderkent en stappen zet, waaronder het pooierverbod. We dringen aan op spoedige behandeling hiervan. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel geeft aan dat het aantal slachtoffers veel hoger is dan we denken en dat men in 35% van de gemeenten geen idee heeft of er mensenhandel voorkomt en hoe het zit. Hoe gaat het kabinet het gesprek met de gemeenten hierover aan?

Voorzitter. Na vele jaren van bezuinigen en een bescheiden trendbreuk wordt er nu weer geïnvesteerd in defensie. En dat is hard nodig, want we bewegen ons langs ondergrenzen. Deze Kamer heeft zich bij motie uitgesproken over een ontwikkeling van de uitgaven in de richting van de NAVO-norm van 2%, zoals ook is afgesproken met de bondgenoten in 2014, met een horizon van tien jaar naar 2024. Hoe bewegen we ons daarnaartoe? De vraag is al eerder gesteld. Ook mijn fractie wil graag een antwoord op die vraag.

Voorzitter. Kunnen we het opnieuw over bildung hebben? Het kabinet spreekt over het uitdragen van waarden, onder meer in het onderwijs, en dat heeft onze steun. Het onderwijs heeft hier een wezenlijke bijdrage aan te leveren, onder meer door oog te hebben voor burgerschapsvorming. Daar is die weer. Vanuit het kabinet moeten er daarvoor ook stimulansen zijn. Gelukkig staat honderd jaar na de Pacificatie de onderwijsvrijheid recht overeind. Niet helemaal duidelijk is waar op gedoeld wordt wanneer gezegd wordt dat de belangstelling van ouders een basis kan zijn voor nieuwe schoolstichting. Ik meende dat het in de discussie tot nu toe ging om aanvulling met een pedagogisch-onderwijskundig richtingbegrip. Graag hoort mijn fractie een toelichting.

Wat het hoger onderwijs betreft, pleit mijn fractie voor een eerlijke verdeling van de investeringen over alle soorten van hoger onderwijs. De afschaffing van de basisbeurs was een generieke maatregel en raakte alle studenten in het hoger onderwijs. Wij hebben hier regelmatig een lans gebroken voor kleine studies en de rol van de geesteswetenschappen en wij zullen dat blijven doen. Investeer daar in. Ook dat past bij de aandacht voor bildung, voor burgerschap en het uitdragen van waarden in de samenleving.

Voorzitter. Tot slot een enkel woord over het klimaat en de zorg voor de schepping. Het kabinet toont visie voor wat als hoogontwikkeld land onze bijdrage moet zijn aan de internationale klimaatdoelstellingen. Het verscherpen van de ambitie, en de inzet dat ook in Europa voor elkaar te krijgen, heeft onze steun. We zullen er onze handen aan vol hebben. Wij wachten op de daden van het kabinet en vragen aandacht voor het nieuwe energieakkoord en de rol daarin voor hernieuwbare energie.

Wij zullen ons in deze Kamer blijven inzetten voor de kwetsbaren in de samenleving, voor mensen met een handicap, welke rol ze ook hebben te spelen.

Voorzitter. Deze premier heeft, als ik het goed heb begrepen, een portret van Cort van der Linden in het Torentje hangen, naast dat van Thorbecke. Hij lijkt er nog niet op, want dan zou er zo langzamerhand een grote baard moeten komen. We zitten daar nog steeds op te wachten, want hij spiegelt zich al heel lang aan Cort van der Linden. Misschien komt het nog eens. Zeker in deze dagen is dat misschien iets om te doen. Laat de premier zich inderdaad inzetten voor wat de kern was en de betekenis was van de grote verrichtingen van Cort van der Linden, uitmondend in 1917. Laat hij zich inzetten voor de verworvenheden die ooit vurig zijn verdedigd en die ons land niet missen kan: de betekenis van hedendaags burgerschap voor iedereen, de betekenis van waarden die onze samenleving bouwen en de betekenis van een overheid die burgers beschermt en haar zaken op orde heeft. Nu is er de kans. De omstandigheden zijn gunstig om dit te doen. We hopen dat we de minister-president veel zullen zien in de noodzakelijke debatten die hierover gaan.

Voorzitter. Wij zullen ons als fractie positief verhouden tot het kabinet dat is ontstaan. Wij wensen u Gods zegen bij uw belangrijke taak.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kuiper. Ik geef het woord aan de heer Koffeman. O, meneer Kuiper, komt u nog even terug? Mevrouw Strik heeft nog een vraag.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik feliciteer de heer Kuiper nogmaals met zijn deelname aan het kabinet. U heeft veel voor elkaar gekregen. Ik weet ook dat er een aantal heel gevoelige punten waren, waar de ChristenUnie ook haar best voor heeft gedaan maar die niet zijn gelukt, waaronder het kinderpardon. Hier, maar ook in de Tweede Kamer, heeft de ChristenUnie zich er altijd erg hard voor gemaakt. Het gaat maar om een kleine groep kinderen, die nu toch het land wordt uitgezet. Kan de heer Kuiper iets zeggen over de afweging die daarbij is gemaakt? Hoe staat de heer Kuiper hier zelf tegenover? Vindt hij het de moeite waard om het op te geven?

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Ik dank mevrouw Strik voor de felicitaties, maar die adresseer ik even door naar het kabinet. Daar zit de club die gevormd is. Zo'n regeerakkoord is natuurlijk een pakket van dingen. Er is over gesproken. Ik was daar niet bij betrokken. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in de passage in het regeerakkoord dat de regeling van het kinderpardon niet veranderd zal worden. Maar er is een regeling en die regeling blijft bestaan. Je zou kunnen vinden dat die criteria ruimer moeten worden toegepast. Dat was inderdaad ook de lijn van mijn partij. Maar ik heb nu te maken met een regeerakkoord waarin de zin staat dat de regeling voor het kinderpardon blijft zoals die nu is. Het is in ieder geval heel belangrijk dat wij uniforme regels hebben. Bij het hele asielbeleid is het uiterst belangrijk dat er regels zijn, dat iedereen precies weet waar hij aan toe is en dat die regels worden toegepast. Mijn partij kan vinden dat de criteria ruimer hadden moeten worden toegepast, maar er is een regeling, waarvan iedereen zegt dat die in principe deugt, met die vijf jaar bij achttien jaar, enzovoorts, waarbij verblijf kan leiden tot een vergunning. Het is zoals het is. Er is een regeling. Dit is het besluit van de partijen die de regering hebben gevormd en ik heb het daarmee te doen.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

De heer Kuiper zegt dat er een regeling is. Juist zijn partij heeft zich in de Tweede Kamer vier jaar lang verzet tegen de strenge criteria van die regeling, die veel strenger uitpakte dan oorspronkelijk was bedoeld. Daar is helemaal geen verandering in gekomen. De heer Kuiper zegt dat we het hiermee moeten doen, maar zijn partij is natuurlijk ook onderdeel geweest van die onderhandelingen en heeft dit uiteindelijk ingeleverd. Daar ging mijn vraag enigszins over. Hoe heeft dit gewerkt? Is dat dan een kwestie van dat je iets heel anders krijgt en dat je dan de rechten en belangen van die kinderen opoffert? Hoe is dat gegaan?

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Uw constateringen zijn terecht en correct. Zo is het gegaan. Ik was niet betrokken bij de onderhandelingen. Ik sta hier ook in een andere verantwoordelijkheid. U heeft gehoord hoe mijn partij hierop heeft gereageerd. Uiteindelijk hebben wij ja gezegd tegen het regeerakkoord, althans de fractie in de Tweede Kamer heeft dat gedaan. Daarom zullen we het hiermee moeten doen.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Strik.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Het lijkt me heel pijnlijk, maar ik hoop dat de fractie, hier en aan de overkant, zich blijft inzetten voor het toch iets meer humaniseren van de regeling.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Wij zullen ons zeker voor die kinderen blijven inzetten; daar kunt u op rekenen. Er is een regeling, die functioneert. Er komt geen verandering in hoe het nu gaat.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kuiper. Ik geef het woord aan de heer Koffeman.

De heer Koffeman (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. "De overheid is een schurk met een hoge hoed." Dat is een uitspraak van Albert Winsemius, die door zijn zoon Pieter met enige regelmaat wordt herhaald. Of het nu gaat om geluidshinder bij Schiphol of Lelystad, om gasboringen in Groningen, om illegaal uitgereden mestoverschotten, om geloosd gif op het oppervlaktewater door DuPont in Sliedrecht of om 75 mensen die stierven aan Q-koorts: de overheid blijft vriendelijk knikken en glimlachen maar de oplossing van gesignaleerde problemen voor zich uit schuiven. Afspraken worden met voeten getreden door de overheid. Normen blijken op veel gebieden maar lastig te handhaven.

Dat kan ook niet anders in Nederland coalitieland, is een veelgehoorde opvatting. Hoe wil je het mestprobleem oplossen wanneer partijen als het CDA én D66 aan één tafel zitten? Zullen we de sector nog maar eens zelf vragen het op te lossen? Dan kunnen we in elk geval tijd winnen tijdens het opstellen van het plan van aanpak, het uitvoeren van het plan van aanpak en het evalueren van het plan van aanpak. Met een beetje goede wil ben je dan zomaar een kabinetsperiode verder. Een voorbeeld. Sinds 2012 is er gewerkt aan een convenant onverdoofd ritueel slachten. Eerst bleek het niet tot stand te kunnen komen. Vervolgens blijkt het niet te werken. Nu, vijf jaar verder, is er nog geen enkel zicht op een acceptabele oplossing volgens de NVWA en de KNMvD. De politiek verschuilt zich achter de gedachte dat de sector de problemen eerst maar eens zelf moet oplossen alvorens de politiek aan zet zou zijn.

Met het mestprobleem is het niet anders gegaan. In 2006 zei Cees Veerman, direct na zijn ambtstermijn: "We importeren voer, we exporteren varkens en we houden de rommel hier. Dat systeem is volkomen vastgelopen." Oud-bewindslieden Brinkhorst, D66, en Bleker, CDA, zeiden enkele weken geleden naar aanleiding van de omvangrijke mestfraude: keihard aanpakken die fraude. Maar de zittend minister gaf er de voorkeur aan te spreken over "vergeving", wat niet anders uitgelegd kan worden dan uitstel van executie. Mestfraudeurs hebben zich al aangediend om het door de minister gevraagde plan van aanpak te schrijven. Dat roept meer vragen op dan het kabinet kan en wil beantwoorden, maar misschien kan de minister-president er toch op reflecteren.

Voorzitter. Partijen met zeer uiteenlopende achtergronden moeten het eens zien te worden over een regeerakkoord. Dat daar dit keer 211 dagen voor nodig waren, geeft een indicatie van het rek- en trekwerk dat nodig is geweest om tot het akkoord te komen. De fractievoorzitter van de kleinste regeringspartij sprak zelfs van het gevoel een hele meloen te hebben moeten doorslikken. Een enorme opgave, waarvan je je zou kunnen afvragen welk doel ermee gediend is.

De heer Schalk (SGP):

Het ging een beetje vlug, maar de heer Koffeman gaf aan dat een organisatie die eraan meegewerkt zou hebben, had aangeboden een fraudeprobleem op te lossen. Is dat al aanvaard door het kabinet voor zover u weet?

De heer Koffeman (PvdD):

Nee, ik weet helemaal niet of dat aanvaard is. Ik weet wel dat een recidivist op het gebied van mestfraude heeft aangeboden een plan van aanpak te schrijven aan de partijen die door de minister zijn gevraagd om dat plan te schrijven.

De heer Schalk (SGP):

Ik denk dat het goed is dat deze informatie bij degenen die achter mij zitten bekend is. Ik neem aan dat dit er dan niet toe zal leiden dat die partij daadwerkelijk mag meeschrijven.

De heer Koffeman (PvdD):

Dat zou men denken, maar in het verleden is dat toch anders gelopen. In die zin is het ook dit keer afwachten.

Voorzitter. Vijf jaar geleden presenteerde Pieter Winsemius het rapport Vertrouwen in burgers, voor de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Daaruit werd duidelijk dat de adviesorganen van de overheid zich al geruime tijd genegeerd voelen door het kabinet. Recent liet het Planbureau voor de Leefomgeving dat andermaal zien met het doorrekenen van het regeerakkoord. Ik citeer: "De invoering van veel maatregelen zal te veel doorlooptijd vereisen om in 2020 al effect te hebben". Het vertrouwen in de toekomst dat het kabinet als motto heeft gekozen, lijkt door het kabinet vooral afhankelijk te zijn gemaakt van de daadkracht van zijn opvolgers. Het zelfbenoemde groenste kabinet ooit haalt nog niet eens de helft van de afgesproken klimaatdoelstellingen. Na de langste formatie ooit rest het kabinet minder dan drieënhalf jaar om zijn beleidsvoornemens waar te maken.

Het zou logisch zijn de hand dan maar meteen aan de ploeg te slaan, maar daaraan kleven kennelijk een aantal grote bezwaren. Het kabinet vertrouwt niet alleen op de toekomst, maar ook op een nipte meerderheid van 38 zetels in dit huis en 76 aan de overzijde. Zo'n wankele meerderheid verdraagt zich maar moeilijk met de harde ingrepen die nodig zijn. Het kabinet belooft een belasting op vliegtickets, maar pas in 2021, nadat het kabinet zelf vertrokken is. Het kabinet belooft de sluiting van vijf kolencentrales, maar na 2023 wordt het tijdpad pas bepaald, en niet in deze regeerperiode. De doelstelling van Rutte II om in 2020 CO2 met 25% te reduceren, wordt niet gehaald maar verlaten.

Voorzitter. Het Planbureau voor de Leefomgeving gaf aan dat er veel meer nodig is dan dat, een krimp van de veestapel en een vermindering van de consumptie van vlees en zuivel bijvoorbeeld. Kan de minister-president aangeven wat het kabinet ertoe gebracht heeft om het onbegaanbare pad van CO2-opslag te verkiezen boven de echte oplossingen?

In zijn Pamflet van een optimist gaf de heer Rutte in 2008 nog aan dat hij het klimaatprobleem zag als een van de grootste problemen van onze tijd en dat hij op zoek zou gaan naar groenrechtse oplossingen voor dat probleem. In drie kabinetten is er nog weinig van gekomen om dat grootste probleem van onze tijd tot een oplossing te brengen. In 2009 zei de heer Rutte dat hij grote moeite had met de bio-industrie, met het stapelen van varkens, maar toen hij in het Torentje de mogelijkheid had om daar eindelijk iets aan te doen, werd daar niets meer van vernomen. Kan de minister-president daar nog eens op terugblikken zonder het weg te lachen? Het probleem is ernstig genoeg.

In de afgelopen jaren steeg het aantal koeien in Nederland zo explosief dat de hoeveelheid geproduceerde mest door het afgesproken plafond ging. 160.000 gezonde koeien werden geofferd op het altaar van de economie, met slachtsubsidies van 25 miljoen euro. Toen bleek dat 80 miljard kilo mest voor een groot deel illegaal en frauduleus verwerkt werd, nodigde de minister de sector uit om zelf met een plan van aanpak te komen en de problemen op te lossen. Diezelfde aanpak koos het kabinet in 2014 al, maar die bleek toen niet te werken. Waarom deze herhaling van zetten? Graag een reactie.

Afgelopen weekend had Het Financieele Dagblad een boeiende analyse van de stille bestuurlijke revolutie die zich op dit moment voltrekt. Het kabinet zet het poldermodel in de hoogste versnelling. De komende jaren worden er tientallen akkoorden, deals en convenanten gesloten over de meest uiteenlopende maatschappelijke thema's. Het Financieele Dagblad vraagt zich af of sprake is van bestuurlijke innovatie of van politieke armoe omdat ze er in Den Haag zelf niet uit kunnen komen. Staatsrechtgeleerde Douwe Jan Elzinga spreekt van een ernstig probleem, omdat de democratische controle steeds verder uit beeld raakt. Er komt een mestakkoord, een energieakkoord, een klimaatakkoord, een sport- en preventieakkoord, een akkoord over de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers, twee bestuursakkoorden, een digitaliseringsakkoord na het referendum over de sleepwet en verder nog een handjevol deals met steden en regio's. Het ene akkoord is nog moeilijker democratisch te controleren dan het andere. Veel akkoorden dienen een goed doel, maar de chaos en het gebrek aan orde in het publieke domein zijn nu wel heel groot aan het worden. Ik wil graag van de minister-president weten of het kabinet die opvatting herkent.

Ook de directeur van het wetenschappelijk bureau van de VVD herkent het probleem van een corporatistisch bestuursmodel, met veel macht voor belangenorganisaties en weinig democratische controle. Partijen die het noodgedwongen op een akkoordje moeten gooien bij gebrek aan politieke overeenstemming en steunend op de kleinst mogelijke meerderheid voelen zich kennelijk gedwongen tot dergelijke noodgrepen.

Ook Piet Hein Donner, vicepresident van de Raad van State, geeft aan dat een teveel aan akkoorden ten koste gaat van democratische controle en de openbaarheid van bestuur. Akkoorden zijn niet te handhaven. De Staten-Generaal is toegerust om wetten te maken, te beoordelen en te sanctioneren. Dat geldt niet voor akkoorden. Voeg daarbij het feit dat meer besluitvorming plaatsvindt in Brussel, met zeer beperkte Nederlandse invloed, en het is duidelijk dat het openbaar bestuur, met name de democratische controle die we kenden, aan ernstige erosie onderhevig is. Dat voedt het wantrouwen bij de burger in de politiek. Als diezelfde politiek de burger dan ook nog de mogelijkheid van een raadgevend referendum wil ontnemen en zelfs het referendabel zijn van die beslissing uit handen slaat, tegen het nadrukkelijk advies van de Raad van State, met medewerking van referendumpartij D66, dan moeten we niet gek opkijken als de burger steeds schamperder wordt over de politiek en het nut om nog naar de stembus te gaan.

Voorzitter, we leven in een tijdperk van grote verandering, ook in bestuurlijke zin. Afgelopen zaterdag beklaagde D66-coryfee Jan Terlouw zich in het Algemeen Dagblad over het feit dat het manifest dat hij schreef met de voorzitters van alle politieke jongerenorganisaties, van de SGP tot de SP, om een aantal grote maatschappelijke problemen op te lossen, door slechts een partij was overgenomen: de Partij voor de Dieren. Een regering die het moet doen met een zo kleine meerderheid, zou zich moeten realiseren: wie het kleine niet eert, is snel uitgeregeerd. Wat de Partij voor de Dieren vraagt, kost weinig en levert heel veel op. En dat valt te overwegen!

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Koffeman. Ik geef het woord aan de heer Schalk.

De heer Schalk (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Ooit fietste ik op een zondag uit de kerk naar huis. Naast mij reed mijn dochtertje, ze was toen nog maar net 6 jaar en wilde op haar eigen fiets. Maar ze was moe, dus ik duwde haar. Op een gegeven moment keek ik naar haar en zag dat ze haar ogen dichthield, en dat duurde best lang. Dus ik zei: "Hé, je rijdt met je ogen dicht". "Ja papa, ik ben moe". "Maar ben je niet bang dat je ergens tegenaan rijdt?" "Nee papa, want u houdt mij toch vast?"

Mevrouw de voorzitter, dat is vertrouwen. Kinderlijk, rotsvast vertrouwen! Had ik haar beloofd dat ik haar niet tegen een lantaarnpaal zou laten rijden? Nee, het was — ik zeg het met dankbaarheid — onvoorwaardelijk vertrouwen. Dat heeft tijd nodig, daar heb je relatie voor nodig. Dat geldt binnen de gezinssituatie, de kleinste cel van onze samenleving, maar dat geldt ook in het groot voor de regering van ons land.

Hier zit een nieuwe regering, onder het motto: Vertrouwen in de toekomst! Hoe kunnen wij dat vertrouwen nu geven aan deze regering? Welnu, voorzitter, dat vertrouwen zal moeten groeien, dat zal deze regering moeten gaan verdienen. Dat lijkt wel heel moeilijk met een bijzondere coalitie van vier partijen, waarvan de minister-president zelfs nu inmiddels wegloopt. Maar het is vaker voorgekomen in de landspolitiek.

De voorzitter:

Hij is niet echt weg, hoor, meneer Schalk.

De heer Schalk (SGP):

Ik weet het, mevrouw de voorzitter, en ik weet ook dat hij op twee manieren kan luisteren. O, hij is alweer terug. Ik wilde net tegen de minister-president zeggen dat het helemaal niet zo vreemd is een coalitie van vier partijen en dat het wel vaker is voorgekomen. Bovendien zou je het nu tegen kunnen komen in mijn eigen woonplaats Veenendaal. Daar is een coalitie van vijf partijen, en let wel van VVD, CDA, D66, ChristenUnie, en als vijfde … de SGP! Die vijfde, dat extraatje, mist de huidige coalitie. Dus heeft mijn fractie zich afgevraagd wat er nog beter had gekund in geval de SGP deel uitmaakte van de coalitie. Waar zou dan nog extra aandacht voor gevraagd zijn? Ik centreer dat rond drie thema's: de Staat, het Geld en de Principes, SGP. Ik noem daarbij een paar onderwerpen die tot nu toe niet genoemd zijn.

Ik begin met de Staat. Nederland moet veiliger. Prachtig dat dit kabinet zowel voor politie als voor Defensie extra geld uittrekt. Maar is dit genoeg? Kiest dit kabinet voor de NAVO-norm of alleen voor de EU-norm? Wat gebeurt er als het economisch voorspoediger gaat? Zal er dan meer geld naar Defensie gaan? En wat de politie betreft: wordt het extra geld zo verdeeld dat ook de regio, het platteland, beter bedeeld wordt met agenten? Hoe krijgen we de nieuwe politieorganisatie op orde? Dat is nodig om vertrouwen te herstellen. Dat geldt ook voor het thema asiel en migratie. Zowel in de landen om ons heen als in Nederland willen burgers zich thuis voelen in eigen land en weten waar ze aan toe zijn. We willen natuurlijk geen politieke islam in Nederland. En anderzijds laten we niemand die in doodsangst vlucht voor zijn leven in de kou staan. Daarom heeft de SGP altijd gepleit voor een rechtvaardig en barmhartig beleid. Nu heeft deze regering een strakkere lijn ingezet. Kan de minister-president aangeven of die strakkere lijn recht doet aan de waarden rechtvaardigheid en barmhartigheid? Is dat afdoende om het vertrouwen van burgers op dit terrein terug te winnen?

Geld is het tweede aandachtspunt. De regering heeft ambitieuze plannen. Het belastingstelsel gaat op de kop, althans zo lijkt het. Mijn partij pleit al lang voor een sociale vlaktaks, zodat een eerlijker systeem van belastingheffing wordt bereikt. Nu lijkt het erop dat de regering die richting wil inslaan met een tweeschijvenstelsel. Maar als alle toeslagen en regelingen gewoon blijven bestaan, dan is er alleen een geringe verschuiving, maar geen eerlijker verdeling van de lasten. Is de minister-president het met mij eens dat dit niet leidt tot de beoogde vlaktaks, maar slechts tot een herschikking van inkomstenbelasting?

Deze vraag stel ik natuurlijk ook in het licht van wat mijn fractie al heel lang als een graat in de keel steekt, namelijk de ongelijke behandeling van eenverdieners. En zeker, mijn fractie ziet dat er stevig onderhandeld is, waardoor de groei van koopkracht van eenverdieners niet meer lager is dan die van tweeverdieners. Dat is winst. Complimenten daarvoor. Maar u weet dat de SGP in 2015 aantoonde dat eenverdieners wel tot vijf keer meer belasting moesten betalen. In 2016 verslechterde dat tot zes keer zo veel. Gelukkig hoef ik vandaag niet te zeggen dat het zeven keer zo veel is geworden, maar ik zie ook geen verkleining van de kloof. In feite betekent dit dat de motie die in deze Kamer is aangenomen, nog steeds niet is uitgevoerd. Kan de minister-president bevestigen dat de koopkracht van eenverdieners nu wel gelijk behandeld wordt, maar dat de kloof in de belastingdruk niet is hersteld? Dit is geen punt van de SGP alleen; het is bekend dat de betreffende motie brede steun heeft in deze Kamer. Bovendien, na een oproep van de SGP-fractie in de Tweede Kamer stroomden er meer dan 700 brieven binnen. Het ministerie van Financiën heeft die brieven al gekregen. Ik heb ze nu maar meegenomen. Omdat ze ergens in ingepakt moesten worden, heb ik maar gepakt wat voorhanden was, want anders zou iemand denken dat het een cadeautje is. Maar het is alleen maar om het even mee te nemen hiernaartoe. Deze set krijgt u, minister-president. 720 brieven van mensen die aangeven dat er een probleem is rond het eenverdienerschap. Mijn vraag aan de minister-president is of hij kan toezeggen dat er een hernieuwde poging gedaan wordt om de oneerlijke belastingdruk voor eenverdieners aan te pakken.

Het derde aspect waar ik het over wil hebben zijn de Principes. Daarbij ga ik in op een paar ethische thema's. Die benader ik vooral vanuit de Bijbelse waarden en normen. Dat is ook meteen een reactie op het betoog van mevrouw Faber, die niet wilde reageren op de vraag wat er zou moeten gebeuren om meer vertrouwen te wekken en wat er voor inhoud zou moeten komen. Ik denk dat die Bijbelse waarden en normen ons kunnen helpen. Denk aan een onderwerp als de zondagsrust. Wat is de kabinetsappreciatie op de laatste ontwikkeling dat in Groningen geen dwangboetes mogen worden opgelegd aan winkeliers die op zondag hun winkel niet openzetten?

Een ander belangrijk principe is de beschermwaardigheid van het door God geschonken leven. Mijn fractie is geschokt door de opstelling van de NVVE en de Levenseindekliniek rond een poeder dat binnen twintig minuten de dood tot gevolg heeft. Met afschuw heb ik kennisgenomen van een wedstrijd om te komen tot de beste levensbeëindigende machines; ik vind het te gruwelijk voor woorden. Ik vraag de minister-president om een reactie op deze uitwassen en of hij met het nieuwe kabinet krachtig afstand wil nemen van deze zaken.

Eenzelfde pleidooi wil ik houden voor het beginnende leven. Wat dat betreft is het heel mooi dat dezer dagen de Algemene Politieke Beschouwingen worden gehouden, midden in de Week van het Leven. Maar ook vandaag zijn er weer 100 beginnende levens willens en wetens beëindigd, 100 per dag. En vandaag hebben 30 moeders voor de tweede, derde of vierde keer een abortus laten plegen. Immers, volgens rapportages van de Inspectie voor de Gezondheidszorg is 30% recidive. Hoe beoordeelt de minister-president dit feit, dat 30% voor een herhaalde zwangerschapsafbreking komt? Kan hij duiden wat de oorzaak daarvan is?

Mevrouw de voorzitter. Het zijn veel vragen, maar mijn fractie wil ook waardering uitspreken over zaken die het vertrouwen versterken. De positieve aandacht voor de vrijheid van onderwijs is zo'n punt. En ik dank de minister-president voor de manier waarop hij zijn toezegging van vorig jaar om artikel 23 van de Grondwet te herdenken vorm heeft gegeven.

Natuurlijk duidt de SGP het positief dat het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in ere is hersteld. Onze boeren verdienen dat!

Ook is mijn is fractie content met de aanpak van jihadisme, met de krachtige maatregelen tegen haatzaaien, met de pogingen om mensen te beschermen tegen prostitutie en mensenhandel. En de SGP zal nauwlettend volgen hoe ethische onderwerpen worden benaderd vanuit een algemeen toetsingskader.

Mevrouw de voorzitter, ik sluit af. Nu komt het erop aan. Vertrouwen in de toekomst. Dat heeft de SGP. Niet omdat er een regering zit met een regeerakkoord, maar omdat God regeert. Ik las onlangs bij de beroemde prediker Spurgeon: "Wat er zich ook aan tumult en opstand afspeelt onder de wolken, de eeuwige Koning troont boven alles in opperste rust". Dat geeft vertrouwen!

Nog even terug naar het verhaaltje over mijn dochtertje. Ze trapte mee, met haar ogen dicht. Laat dat de houding zijn, van regering en van parlement: hard aan het werk, regelmatig met de ogen dicht. Biddend om zegen voor ons land, voor ons parlement, voor deze regering. Bid en werk. Dat geeft "vertrouwen in de toekomst".

Dank u wel!

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Schalk.

De heer Schalk (SGP):

Mag ik deze brieven zelf overhandigen of …?

De voorzitter:

Als u het wel even snel doet.

De heer Schalk (SGP):

Dat ga ik heel snel doen.

De voorzitter:

Maar even snel. Ja, doet u dat maar. Dan geef ik ondertussen het woord aan de heer Nagel.

De heer Nagel (50PLUS):

Lang gewacht toch gekomen: ook 50PLUS feliciteert het nieuwe kabinet met zijn geboorte.

Voorzitter. 50PLUS begint deze beschouwingen positief en met een compliment. Het kabinet-Rutte creëert extra banen. Vooral voor de eigen politici. Het eerste kabinet-Rutte bestond uit twaalf ministers, het tweede uit dertien. En nu is er een kabinet aangetreden waarbij dat aantal is uitgebreid tot zestien. Niet omdat er nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen zijn die deze uitbreiding noodzakelijk maken, maar omdat je vier partijen nodig hebt en je dus niet op een paar ministers meer of minder moet kijken.

Dit feit heeft een grotere betekenis dan het op het eerste gezicht lijkt. Aan alle extra ministers kleven grote extra kosten en nadelen. Niet alleen de auto met chauffeur en de extra medewerkers, maar vooral ook het vele extra overleg dat ontstaat als het aantal ministers onstuimig groeit. De discussie hierover is in het verleden al vele malen gevoerd en de onderbouwde pleidooien om het aantal ministers drastisch in te perken zijn vele malen gehouden. Al vijftien jaar geleden pleitte Pim Fortuyn voor politieke vernieuwing en een klein kernkabinet. In 2007 was de toenmalige PvdA-leider Wouter Bos voorstander van een kernkabinet van slechts zes ministers. De onderhandelaars van de toen formerende partijen CDA en ChristenUnie wilden niet zo ver gaan, hoewel ze ook toegaven dat te veel ministers "zou leiden tot verkokering en stroperigheid in het beleid". In juni 2010 adviseerde de Raad voor het openbaar bestuur maximaal negen ministers te benoemen opdat, zoals voorzitter Jacques Wallage verwoordde, de ministers hun handen vrij zouden hebben voor de grote politieke lijnen. De Volkskrant meldde op 7 juli 2010 dat D66 een kabinet van acht ministers wilde. Het werden er toen uiteindelijk dertien en nu is elk vernieuwend denken losgelaten, zijn eerdere steekhoudende argumenten vergeten en zijn we om politieke redenen weer op zestien beland. Een ontwikkeling die 50PLUS zeer betreurt.

Een tweede opmerkelijk feit is dat de huidige coalitie welbewust heeft gekozen voor slechts één stem meerderheid in beide Kamers.

De heer De Graaf (D66):

Dat was een mooie opsomming van de heer Nagel, en hij heeft ongetwijfeld de juiste citaten bij de hand. Maar hij vergeet dat er bij bijna al die voorstellen ook een voorstel was om het aantal staatssecretarissen uit te breiden, om te zorgen dat zij vooral de lopende zaken gingen doen. Dus als u dat met elkaar combineert, komt u misschien ongeveer op dezelfde getallen uit.

De heer Nagel (50PLUS):

Waar het om ging, zoals ik zei, is de politieke vernieuwing, een kernkabinet, dat idee, het aantal ministers beperken. Dat je dan meer staatssecretarissen hebt, begrijp ik ook wel. Het ging om die vernieuwing en een verhaal dat het 44 jaar geleden nog erger was, vind ik eigenlijk een beetje beneden de maat.

Een tweede opmerkelijk feit is dat de huidige coalitie welbewust heeft gekozen voor slechts één stem meerderheid in beide Kamers. Opmerkelijk omdat — niet te voorkomen — in maart 2019, dus over een goede vijftien maanden, de verkiezingen voor de Provinciale Staten zijn en de nieuwe samenstelling van de Eerste Kamer praktisch dan bekend wordt. Volgens de huidige opiniepeilingen is de kans groot dat de regeringscoalitie fors gaat verliezen en daardoor een minderheid in de Senaat wordt, en dat zal in de praktijk al geruime tijd een schaduw vooruit kunnen werpen. Zeker als de kiezers bij de gemeenteraadsverkiezingen over drie maanden hiervan een stevige voorproef geven. Premier Rutte heeft laten weten dat hij steun van andere partijen best kan gebruiken. Daarom hebben wij de vraag hier: wat hebben de premier en zijn kabinet de ouderen en 50PLUS te bieden? Is uitstel van de afschaffing van de wet-Hillen bespreekbaar? Kan er gesproken worden over koopkrachtreparatie voor de ouderen en gepensioneerden? Kan er gesproken worden over maatregelen die het mogelijk maken om de pensioenen eindelijk weer eens te laten indexeren?

Alom blijkt dat de zeer snelle stijging van de AOW-leeftijd niet geaccepteerd wordt en vaak ook als onmenselijk wordt beschouwd. Denk maar aan de zware beroepen. Heeft de premier op dit punt iets in de aanbieding? 50PLUS vraagt de minister-president hierop nu echt eens een helder antwoord te geven en niet weg te lopen met nietszeggende opmerkingen. Het kan niet waar zijn dat enerzijds een oproep wordt gedaan aan oppositiepartijen om mee te doen en dat anderzijds er geen enkele bereidheid is om daar iets tegenover te stellen.

In de korte spreektijd die 50PLUS is toebedeeld — in de Tweede Kamer is men wat royaler — wil ik nog enkele punten naar voren brengen.

Het pensioenstelsel. In het regeerakkoord is opgenomen dat het kabinet samen met sociale partners de stap wil zetten naar een vernieuwd pensioenstelsel. Maar toen begin september het overleg tussen de sociale partners knapte en er geen polderakkoord werd bereikt, is er een sfeer van openlijk wantrouwen ontstaan. Hoe denkt het kabinet dat dit wantrouwen, met name bij de vakbeweging, weggenomen kan worden? Uiteraard wil ook 50PLUS elke nieuwe minister een 100% kans geven, maar het feit dat juist in deze omstandigheden voor het eerst in de parlementaire geschiedenis een lid van D66 de ministerspost op Sociale Zaken vervult, doet gevoelsmatig aan alsof een overtuigd en principieel geheelonthouder directeur van een bierbrouwerij is geworden.

De koopkracht van de ouderen. Het is de groep die keer op keer opnieuw wordt getroffen. Terwijl de economie en de werkgelegenheid zich positief ontwikkelen, worden zij getroffen door maatregelen zoals de btw-verhoging in het laagste tarief van 6% naar 9%, de aflosboete door het afschaffen van de wet-Hillen, de bijna wekelijks hoger wordende energielasten, de stijgende zorgpremie, huurverhogingen en noem maar op. Het Nibud heeft berekend dat AOW'ers met een aanvullend pensioen hoger dan €10.000 in 2018 er 1,5% op achteruit gaan. En dat terwijl de pensioenen al jaren niet geïndexeerd worden. Bij het ABP zijn de pensioenen sinds 2009 liefst 16,5% achtergebleven. Ook de komende jaren is er geen sprake van indexatie en wordt openlijk de mogelijkheid van nieuwe kortingen binnen twee à drie jaar genoemd. Vindt het kabinet dit rechtvaardig en zo niet, hoe gaat het deze onrechtvaardigheden dan bestrijden?

De AOW-leeftijd. Buiten de kring van de huidige coalitiepartijen is er bijna niemand meer die de snelle stijging van de AOW-leeftijd kan billijken. Zelfs uit werkgeverskringen komt zware kritiek, die door de vakbeweging en een grote meerderheid van de Nederlanders wordt gedeeld. Maar naar deze geluiden uit de samenleving wordt niet geluisterd door de coalitiepartijen, terwijl diezelfde partijen met de mond belijden zorgen te hebben over het wantrouwen bij de kiezers, over de steeds groter wordende kloof tussen den Haag en de burgers en de bij verkiezingen steeds groter wordende versplintering. De kiezers vinden geen enkel gehoor bij deze partijen voor de werkelijk grote problemen. De oneerlijkheid wordt nog vergroot omdat lager opgeleiden en de lagere inkomensgroep op jongere leeftijd zijn gaan werken, meer jaren AOW-premie hebben betaald en op latere leeftijd hiervan korter gebruikmaken door slechte gezondheid en een korter leven. Het Pensioenfonds voor de Metaal (PMT) constateert een verdubbeling van het aantal nieuwe arbeidsongeschikten sinds de pensioenleeftijd in stappen omhooggaat van 65 naar 67 jaar. Daarom concreet de vraag: waarom hoort dit kabinet deze maatschappelijke geluiden niet, waarom is het kabinet hier doof voor? Welke visie heeft het?

En dan het referendum. Ruim 50 jaar geleden werd er een nieuwe partij opgericht, die het politieke bestel wilde laten ontploffen, want in Den Haag weten ze niet wat er onder de kiezers leeft. Was getekend: D66. Uitgerekend een regeringscoalitie met deze vroegere vernieuwingspartij, die ooit een radicale democratisering van de Nederlandse samenleving wilde, gaat nu het raadgevend referendum om zeep helpen. Niet kijken of deze wet wellicht verbeterd kan worden, nee: afschaffen. Dat het waar is, bleek vorige week zonneklaar uit het artikel van Joost de Vries in de Volkskrant, waarin werd aangekondigd dat het kabinet het wetsvoorstel afgelopen vrijdag zou behandelen. De heer De Graaf speelde hier vanavond nog de vermoorde onschuld, maar er staat al enkele uren een bericht in de media, met name in de NRC, dat het kabinet via een spoedprocedure een wetsvoorstel heeft ingediend bij de Raad van State, zonder dat wij als Kamer bij deze beschouwingen daarover van tevoren zijn ingelicht. Is dit wetsvoorstel ingediend bij de Raad van State via een spoedprocedure? Dat is in onze ogen geniepig en minachtend voor de partijen die hier vandaag de algemene beschouwingen houden.

De heer De Graaf (D66):

Zou mijnheer Nagel even kunnen uitleggen wat hij ermee bedoelt dat ik de vermoorde onschuld speel? Wat heb ik misdaan?

De heer Nagel (50PLUS):

U maakt op mij de indruk dat u helemaal niet wist of het kabinet bezig was met het wetsvoorstel om het raadgevend referendum in te trekken en nog minder dat u er iets van vermoedde dat men het onmogelijk zou willen maken om dat besluit referendabel te maken. Ik denk dan echt dat er in uw partij iets gedemocratiseerd moet worden en dat er betere communicatie moet komen.

De heer De Graaf (D66):

Nee, nee, toch graag even terug naar het feit dat u vindt dat ik de vermoorde onschuld speel. Dat betekent dat u mij verwijt dat ik informatie achterhoud ...

De heer Nagel (50PLUS):

Nee, ik verwijt u niets ...

De voorzitter:

Heren, heren ...

De heer De Graaf (D66):

Dan zou, mevrouw de voorzitter, die meneer rechts van u, voorbij de griffier, dat soort termen ook niet moeten gebruiken.

De heer Nagel (50PLUS):

Ik bedoel met "vermoorde onschuld" dat de heer De Graaf onschuldig is. Hij is niet op de hoogte. Dat bedoel ik.

De voorzitter:

Mijnheer de Graaf, u bent onschuldig, maar wel ...

De heer De Graaf (D66):

Ik verbaas mij elke dag weer over de creativiteit van de heer Nagel, laat ik het zo formuleren. Ik denk dat de heer Nagel ook een beetje de procedures in acht moet nemen. Deze Kamer heeft nog geen wet gezien. Ik heb geen wet gezien en u hebt geen wetsvoorstel gezien. Sterker nog, de Tweede Kamer heeft dat nog niet eens gezien, want het ligt nu bij de Raad van State, als ik de krantenberichten mag begrijpen. Zo hoort het ook. Dit betekent dat wij er op een geëigend moment over kunnen spreken. Het is heel raar om het kabinet te verwijten dat het dit niet eerst even aan u heeft gemeld voordat het voorstel naar de Raad van State ging. Het is ook buitengewoon raar om mij te verwijten dat ik dat niet wist en eigenlijk alle informatie heb die ik niet met u deel.

De heer Nagel (50PLUS):

Waar het mij om gaat, is dat wij hier vandaag Algemene Beschouwingen hebben. In het regeerakkoord staat dat het raadgevend referendum wordt ingetrokken en ongedaan wordt gemaakt. Wij willen daarvan een bevestiging en dan blijkt dat de zaak al via een spoedprocedure bij de Raad van State aanhangig is gemaakt en dat men bovendien ook de wetgeving over het intrekken niet referendabel wil maken. Wij hadden daarover vandaag geïnformeerd kunnen worden. Men wist dat men dit van plan was. Men heeft het ook uitgevoerd. Wij moeten het nu als Kamer uit de media vernemen. Ik vind dat beneden de maat en ik verbaas mij daarover. Ik begrijp ook niet dat de politiek leider van D66 in de Eerste Kamer daarvan niet op de hoogte is.

Voorzitter, ik rond af. Ik vraag aan het kabinet om de zaak te bevestigen zoals ik net heb geschilderd. Het is waar dat de Raad van State — zeg ik ook even tegen de heer De Graaf — niet een hele tijd geleden maar zeer recentelijk, nog een keer bevestigd heeft dat die intrekkingswet wel degelijk referendabel is. Alleen kan men met een soort truc proberen dat juridisch onmogelijk te maken, om het even in eenvoudig Nederlands te zeggen. Ik vind dat een geniepige en ernstige zaak, waar wij als democraten ons met alle kracht tegen moeten verzetten. Ik doe in dezen een oproep aan de heer De Graaf om in tweede instantie duidelijk te laten merken wat hij van deze spoedprocedure vindt, want misschien willen ze het nog voor 15 maar doen; dan is er ook nog een referendum.

Dank u wel voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel mijnheer Nagel. Ik geef het woord aan de heer Ten Hoeve.

De heer Ten Hoeve (OSF):

Voorzitter. Ik ben de laatste. Als ik klaar ben, kunt u de vergadering schorsen tot morgenochtend.

De dinsdagmiddagen van de laatste weken gaven mij een plezierig gevoel, niet zozeer omdat er de laatste tijd niet zo heel veel ingrijpende zaken aan de orde waren, maar vooral omdat wij de gelegenheid kregen om in kennismakingsgesprekken een eerste contact te hebben met de diverse nieuwe ministers en staatssecretarissen. Die gesprekken verlopen heel prettig en geven een mooie eerste indruk van de personen van de bewindslieden en hun ideeën. Het feit dat vier toch zeker niet gelijk denkende partijen in staat waren om een regering te vormen, ook al duurde dat wel erg lang, en eigenlijk toch ook de toon en inhoud van het regeerakkoord stemden mij redelijk positief. Ik zal het niet altijd eens zijn met de regeringsvoorstellen die ongetwijfeld de komende tijd op ons afkomen, maar ik ben tevreden dat juist deze gemêleerde regering van plan is om grote zaken aan te pakken: de arbeidsmarkt, de pensioenen, het klimaat, Europa — eindelijk echt positief — en ook enigszins de belastingen. Daar zitten nog wel enkele botjes in waarop gekauwd kan worden. Op veel punten moet de concretisering nog volgen, maar ik wens de regering graag toe dat zij tijd van leven krijgt om haar ambities waar te maken.

Niet op alle fronten is er nog sprake van een duidelijk perspectief. Wij zijn opgeschrikt door de grootschalige mestfraude in Brabant en Noord-Limburg. En de grondgebonden boeren, die nu juist niets aan de mestproblematiek toedoen, zijn ook opgeschrikt, doordat zij na de rechterlijke uitspraak daarover toch ook over dit jaar hun aandeel in de inkrimping van de veestapel moeten leveren en boetes te verwachten hebben. Ons beleid zet nog steeds in op ingewikkelde regulering om de bijverschijnselen van een meer industriële dan puur agrarische productiewijze de baas te blijven. De overheid kan de bestaande verhoudingen niet van het ene moment op het andere veranderen, maar wat mij ernstig lijkt is vooral dat nog steeds geen duidelijk perspectief wordt geboden op een ontwikkeling in de richting van een wenselijke, door de overheid gestimuleerde, in klimaat- en milieubeleid passende toekomstige sector, die geen grote schadelijke en dus te reguleren effecten meebrengt. Waarom durft de overheid, en dat geldt ook voor de meeste provincies, geen duidelijke keuzes te maken? Het feit dat Nederland vorige week, met Duitsland, maar in tegenstelling tot bijvoorbeeld België en Frankrijk, voor de toelating van glyfosaat voor nog eens vijf jaar stemde, onderstreept dat nog eens. Hoe wil de regering de milieugevolgen van zo'n besluit tegengaan?

Overigens, eigenlijk als terloopse opmerking tussendoor: waar de mestfraude vooral speelt, daar speelt ook de productie van drugs een grote rol, voor een deel ook een soort landbouw, maar voor een groot deel chemie. Gebieden waar de beide vormen van criminaliteit floreren en waar voor beide bedrijfstakken hulp aanwezig lijkt te zijn vanuit de burgermaatschappij, daar lopen boven- en onderwereld door elkaar. Het zou misschien goed zijn deze ontwikkelingen te zien als één complex en als indicatie voor het afdrijven van een deel van onze samenleving, waarschijnlijk op meer plaatsen, maar daar in het bijzonder. Ik denk dat het verstandig is van de regering om te proberen of legalisering van hennepteelt kan bijdragen tot ontcriminalisering van drugsproductie, maar daarmee wordt natuurlijk niet het hele probleem opgelost. Wij blijven voorlopig een land met een onmogelijk groot mestprobleem en een op grote schaal drugs producerend, exporterend en doorvoerend land, een narcostaat. Hoe ziet de regering dat eigenlijk?

Een vraag op een heel ander terrein. Er liggen enkele wetsvoorstellen bij de Tweede Kamer die betrekking hebben op gemeentelijke herindelingen en waarbij serieus de vraag gesteld kan worden of de regering van mening blijft dat voor herindelingen draagvlak in de gemeenten aanwezig moet zijn. De zinsnede in het regeringsakkoord hieromtrent geeft niet echt uitsluitsel: "Het is dan" — namelijk wanneer een gemeente sterk afhankelijk is van gemeenschappelijke regelingen — "aan de provincie de herindelingsprocedure op basis van de Wet Algemene regels herindeling (Wet Arhi) te starten." Wordt hier een opening geboden om eventueel ook zonder zelfs maar enig draagvlak een herindeling tegen de zin van een gemeente door te zetten? Als dat het geval zou zijn, hoe erg moet het dan wel wezen met de afhankelijkheid van de betreffende gemeente? Een extra vraag: zal het een provincie ook toegestaan worden, ondanks eventuele onjuiste gegevensverstrekking met betrekking tot de financiële situatie, de bestuurskracht of de bereidwilligheid tot herindeling van een gemeente, toch een herindelingsvoorstel tot in de Kamer te krijgen?

Nu het toch over gemeenten gaat: in het regeringsakkoord heb ik een passage gemist over het verschuiven van belastingmogelijkheden van het Rijk naar provincie en gemeente. Ik meende dat er brede consensus was over de constatering dat de lokale en provinciale belastingcapaciteiten in internationale vergelijking uitzonderlijk beperkt zijn, dat dit de eigen prioriteitstelling van provincies en gemeenten beperkt en dat daar dus wat aan zou moeten gebeuren. Is de regering daar nog mee bezig?

Dan het Koninkrijk. Ik zal de situatie van Sint-Maarten verder niet aan de orde stellen, maar ik ben wel van mening dat de hulp aan de wederopbouw zo snel mogelijk van start moet gaan. Eigenlijk begrijp ik niet waarom het zo lang heeft moeten duren terwijl al veel eerder duidelijk was geworden dat de Staten hun regering hadden laten vallen en akkoord waren met de door Nederland gestelde eisen. Was het niet beter geweest als wij getoond hadden dat het ons meer ernst is met de bereidheid tot hulp dan met het verlangen om eerst alle wettige en overtuigende bewijzen te krijgen dat aan onze verlangens zal worden voldaan? Overigens heb ik de indruk dat de staatssecretaris voor Koninkrijkszaken oprecht zijn best doet om goede verhoudingen te scheppen. Dat hoort ook zo in het Koninkrijk.

Toch is er nog een punt waar wel iets meer aandacht voor mocht zijn. Aruba voldoet nog niet aan de eisen die wij stellen om laagrentende leningen van Nederland beschikbaar gesteld te krijgen. Maar het eiland is tegenwoordig onderworpen aan financieel toezicht, de tekorten zijn sterk teruggedrongen en voor de aanstaande regering is dat ook een duidelijke prioriteit. Als Aruba bij Nederland zou kunnen lenen, zou het al een overschot op de begroting hebben. En het kost Nederland niets, want wij kunnen vrijwel gratis lenen. Waarom maakt de minister van Financiën geen eind aan deze geld kostende dwaasheid?

Ten slotte een wel delicaat onderwerp, Catalonië. Toen in 1830 Brussel in opstand kwam tegen koning Willem I ontstond in het noorden al snel een sterk nationalistisch gevoel tegen "het muitziek rot der Belgen" en om mee te doen aan de Tiendaagse Veldtocht was er animo genoeg. Een gelijksoortig nationalisme heeft natuurlijk ook Madrid in zijn greep gekregen, waar de Partido Popular al tien jaar lang bezig geweest is een al overeengekomen autonomieovereenkomst met Catalonië onschadelijk te maken. Als Catalonië het stierenvechten verbiedt is de autonomie niet groot genoeg om dat te mogen doen. En het Catalaanse volk mag zich ook geen …

De voorzitter:

Wilt u op uw tijd letten, meneer Ten Hoeve?

De heer Ten Hoeve (OSF):

Ja, ik ben bijna zover, voorzitter.

Het Catalaanse volk mag zich ook geen natie noemen, want dat doet tekort aan de ene Spaanse natie. En een referendum houden over de door dit Spaanse nationalisme gevoede drang naar dan maar volledige onafhankelijkheid mag natuurlijk ook niet. Natuurlijk is het niet verstandig om na een toch gehouden maar chaotisch verlopen referendum daadwerkelijk de onafhankelijkheid uit te roepen. En natuurlijk heeft Europa, en zeker ook Nederland, er belang bij om te blijven volhouden dat Spanje een echte democratie is waar niemand onderdrukt wordt. Maar ik zou toch ...

De voorzitter:

Meneer Ten Hoeve, u bent al 40 minuten over uw tijd heen. 40 seconden bedoel ik.

De heer Ten Hoeve (OSF):

Mag ik nog één vraag stellen aan de regering?

De voorzitter:

Nee, nee, nee. Meneer Ten Hoeve, moet u luisteren. U sluit nu af. Dan heeft u morgen nog twee minuten voor de tweede termijn. Maar als u nu doorgaat, krijgt u morgen geen tweede termijn meer.

De heer Ten Hoeve (OSF):

Dan heb ik morgen minder tijd.

De voorzitter:

Nee, geen tijd! U bent over uw tijd heen.

De heer Ten Hoeve (OSF):

Uitstekend. Dan stel ik nu toch mijn vragen aan de regering.

De voorzitter:

Maar dan hebt u geen tweede termijn.

De heer Ten Hoeve (OSF):

Dat is mij duidelijk, voorzitter.

Ik zou toch van de regering wel graag willen weten of zij het in overeenstemming met de geest van de democratische rechtsstaat vindt dat gekozen parlements- en regeringsleden die lang proberen in onderhandeling te komen met de centrale regering, maar die als alles vruchteloos blijkt uiteindelijk toch doen wat hun kiezers onder die omstandigheden van ze verwachten, worden opgesloten en aangeklaagd voor misdaden die tot 30 jaar gevangenisstraf kunnen opleveren. En ik zou ook graag willen horen of de regering van mening is dat een keuze voor onafhankelijkheid, die overigens helemaal niet echt voor de hand ligt — laat ik daar duidelijk over zijn — gemaakt mag worden door het Catalaanse volk of gemaakt moet worden door de Spaanse bevolking in totaal, waarbinnen Catalonië dan altijd een minderheid is. Wat is hier nu democratie? Of mag die keuze helemaal niet, nooit gemaakt worden, omdat de Spaanse grondwet daar niet op berekend is?

Een lastig onderwerp om mee te eindigen, voorzitter. Het spijt me dat het te lang geduurd heeft, maar ik wacht graag op een reactie van de minister-president.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ten Hoeve. Nogmaals, u heeft dus geen tweede termijn morgen.

Ik zal niet vragen of nog iemand het woord wil voeren in eerste termijn; dat ga ik niet vragen.

De beraadslaging wordt geschorst.

Naar boven