Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het
wetsvoorstel Wijziging van de Provinciewet in verband met vermindering
van het aantal leden van provinciale staten en gedeputeerde staten (27214).
(Zie vergadering van 1 februari 2005.)
De voorzitter:
Ik heet de bewindspersonen van harte welkom in dit huis.
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.
De heer Kox (SP):
Hoewel het bijna gênant lijkt om een wetsvoorstel dat al zo lang
in behandeling is bij het scheiden van de markt toch nog terug naar huis te
sturen, zal mijn fractie tegen het wetsvoorstel stemmen, omdat wij denken
dat het onvoldoende doordacht is en onvoldoende wordt gedragen. Ik ben het
afgelopen weekend niet door de minister van Binnenlandse Zaken gebeld, maar
ook als dat wel het geval was geweest, zou mijn stempositie hetzelfde zijn
gebleven. Ik hoop dat dit voor iedereen in deze Kamer geldt.
De heer Engels (D66):
Mevrouw de voorzitter. Ik heb namens mijn fractie in de debatten vorige
keer drie punten naar voren gebracht. Ik heb daar drie antwoorden op gekregen.
Dat zijn drie bevredigende antwoorden geweest. Het eerste punt was dat wij
graag een scherpere argumentatie wilden over het verband tussen
omvang en besluitvaardigheid. Het tweede punt was dat wij graag snel wilden
starten met een fundamentele discussie over de toekomst van het middenbestuur.
Verder wilden wij graag een nader onderzoek naar een mogelijk ander systeem
van restzetelverdeling om daarmee de pijn aan de onderkant wellicht wat te
verlichten.
Gelet op de opstelling van de minister in dat debat en de bevredigende
antwoorden die wij hebben gekregen, is er aanleiding voor mijn fractie om
voor het wetsvoorstel te stemmen.
De heer Hessing (LPF):
Mevrouw de voorzitter. De provinciehuizen zullen bij aanvaarding van dit
wetsvoorstel naar mijn overtuiging niet worden bestormd door boeren, burgers
en buitenlui, teleurgesteld als zij zouden zijn en pal staande voor de belangen
van de provincie. Dat is wel begrijpelijk, want dit wetsvoorstel gaat vooral
over bestuurdersleed. Partijen verliezen statenzetels en dat doet pijn.
Maar het wetsvoorstel moet niet worden beoordeeld vanuit het belang van
de partijen, maar vanuit het belang van de burgers. En dan is naar mijn overtuiging
simpelweg niet aangetoond dat de provinciale staten bij verkleining hun kerntaken
niet meer goed kunnen verrichten. Integendeel, het dualisme nagelt de statenleden
aan een tweetal zaken: heldere taakstelling vooraf en gedegen controle achteraf.
Dit bestuur op hoofdlijnen is goed toe te vertrouwen aan afgeslankte provinciale
staten. De derde kerntaak, de volksvertegenwoordigende rol, is op dit middenniveau
nooit echt goed van de grond gekomen en kan dus ook geen titel vormen om alles
bij het oude te laten. Alles afwegende zijn er dus geen klemmende redenen
om mij tegen dit wetsvoorstel te verzetten. Aangezien het kijken naar het
groeien van het gras in dit land aanzienlijk aantrekkelijker is dan het kijken
naar de voortgang van bestuurlijke vernieuwingen, zal ik dit wetsvoorstel
volgaarne steunen.
In stemming komt het wetsvoorstel.
Vóór stemmen de leden: Linthorst, Luijten, Maas-de Brouwer,
Meindertsma, Middel, Noten, Van den Oosten, Putters, Rosenthal, Schouw, Schuyer,
Swenker, Sylvester, Tan, Van Thijn, Westerveld, Witteman, Witteveen, Bierman-Beukema
toe Water, Biermans, Van den Broek-Laman Trip, Dees, Doesburg, Van Driel,
Dupuis, Eigeman, Engels, De Graaf, Hamel, Hessing, Van Heukelum, Jurgens,
Kalsbeek-Schimmelpenninck van der Oije, Ketting en Leijnse.
Tegen stemmen de leden: Lemstra, Van der Linden, Meulenbelt, Van Middelkoop,
Nap-Borger, Pastoor, Platvoet, Pormes, Van Raak, Russell, Schuurman, Slagter-Roukema,
Terpstra, Thissen, Timmerman-Buck, Vedder-Wubben, Wagemakers, Walsma, Werner,
Woldring, De Wolff, Van de Beeten, Bemelmans-Videc, Van den Berg, Van Dalen-Schiphorst,
Doek, Dölle, Essers, Franken, Ten Hoeve, Holdijk, Kox, Van der Lans en
Van Leeuwen.
De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met 35 tegen 34 stemmen is aangenomen.