Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | nr. 19 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | nr. 19 |
Er is geen inhoudsopgave aanwezig.
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
het wetsvoorstel Wijziging van de Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers (28627).
De beraadslaging wordt hervat.
Minister Donner:
Voorzitter. Ik dank de leden vooral voor hun woorden van waardering voor wat het personeel in Zeist heeft gerealiseerd. Ik kan die waardering geheel onderschrijven. Een jaar geleden is het oorspronkelijke wetsvoorstel op een dinsdag in de Kamer besproken en de maandag daarop stroomden de eerste personen in in de faciliteiten. In het afgelopen jaar is enorm veel gepresteerd. De werkelijkheid is inmiddels wezenlijk van een hoger niveau dan de wet zou toestaan. Ook dat is vooral aan het personeel te danken. Zij probeerde de uitvoering van de wet leefbaar te maken voor de mensen die eronder vielen. Ik zeg niet dat die uitvoering niet leefbaar was, maar zij is in elk geval leefbaarder geworden.
Verschillende leden hebben gevraagd wat het succes van de wet is. Was de wet nodig? Dat is de verkeerde vraag. De wet is uitsluitend een instrument om het beleid waarmee de invoer van harddrugs via Schiphol kan worden bestreden, mogelijk te maken. Wat daar nodig was, konden wij niet uitvoeren binnen het normale gevangenisregime. Vanwege de snelheid waarmee het moest gebeuren, is de noodwet gepasseerd. Zij is absoluut een doorslaand succes. Van de eerste dag af aan is er namelijk van gebruik gemaakt. Inmiddels zijn er op basis van de wet meer dan duizend cellen gerealiseerd om het beleid mogelijk te maken. Daardoor hebben wij mensen kunnen onderbrengen, die wij onder het gewone gevangenisregime hadden moeten afstoten.
In wezen gaat het om de vraag of het beleid juist en zinvol is geweest. Om dat beleid uit te voeren, was de wet immers nodig. Als zij er niet zou zijn gekomen, zou het beleid onmiddellijk gestaakt moeten worden of zouden op andere wijze mensen uit het normale gevangenisregime moet worden ontslagen. De vraag is zeer pregnant, want als er vandaag niet wordt besloten over het onderhavige wetsvoorstel, moet de inrichting in Zeist volgende week worden gesloten. De oorspronkelijke wet eindigt namelijk aanstaande zaterdag. Moeten wij de instroom van cocaïne via Schiphol aanpakken of niet? Moeten wij doen of onze neus bloedt of niet?
De invoer van drugs via Schiphol is geen klein delict. Zo langzamerhand komt men met kilogrammen tegelijk binnen. Het beeld dat de bolletjesslikkers met kleine hoeveelheden binnenkomen is verkeerd, want het gaat om substantiële hoeveelheden. Er is wel gezegd dat het probleem van de bolletjesslikkers 3% van de invoer van cocaïne in Nederland omvat. Als dat het geval zou zijn, zou de Nederlandse markt overstroomd zijn en zou het gebruik groter zijn, want er is in één jaar 6000 kilogram gepakt. Is de cocaïne-invoer slechts een onschuldige bezigheid? Een groot deel van de criminaliteit waarmee ik dagelijks te maken heb, vindt onder meer zijn oorzaak in verslavingsproblemen die op deze wijze worden gestimuleerd. Als wij mensen ergens tegen moeten beschermen, dan is het tegen het op deze wijze verslaafd raken aan harddrugs. Dat laat onverlet dat er andere vormen van verslaving zijn, maar hiervoor geldt hetzelfde als voor kinderen die met een rapport thuiskomen. Een onvoldoende betekent niet dat zij ook een tweede of een derde onvoldoende mogen hebben. Ook de laatste onvoldoende bestrijd je, zeker ook omdat daarmee de overgang in gevaar komt.
Je mag de ogen niet sluiten voor de drugsproblematiek. Via Schiphol komt waarschijnlijk een substantiële stroom cocaïne het land binnen. Voor een deel hebben wij dat ondervangen. Ik kan u geen absolute mededelingen doen over het succes van het beleid, noch kan ik u voorhouden: nog even de tanden op elkaar, want volgend jaar of over twee jaar gaat het beter. In het licht van de ontwikkelingen wordt het beleid voortdurend aangepast. Er is sprake van actie en reactie. Inderdaad gaat het onder meer om steeds grotere hoeveelheden, maar er doen zich nog veel weerzinwekkender ontwikkelingen voor ten aanzien van de wijze waarop mensen de drugs onder dwang binnenkrijgen. De nadruk moet niet alleen liggen op de bescherming van de Nederlandse samenleving, maar ook op de bescherming van de mensen die erbij betrokken zijn. Daarom is het essentieel om hier met alle mogelijke middelen en zo effectief mogelijk tegen op te treden. Het gaat ook om de bescherming van de samenleving op de Antillen, want als wij niet optreden worden deze mensen economisch steeds afhankelijker van de handel in drugs. Zo'n ontwikkeling is wel de laatste die wij kunnen gebruiken.
Dat deze ontwikkeling zich voordoet en dat de maatregelen die wij nemen, hoewel niet succesvol, effectief zijn, blijkt uit het feit dat is gevraagd waarom er na anderhalf jaar nog geen scanapparatuur op de vliegvelden overzee staat. Iedereen laat zich spreekbuis maken van de mensen die er belang bij hebben dat deze apparatuur er niet staat. Het heeft geen anderhalf jaar geduurd voordat er een scan kon worden gemaakt. Het scanapparaat dat oorspronkelijk dienst deed, is buiten gebruik gesteld door middel van een bomaanslag op het kantoor van de arts die het apparaat gebruikte. Binnen twee weken hadden wij gezorgd voor een nieuw scanapparaat. Het gebruik daarvan werd vervolgens onmogelijk gemaakt door berichten over ineffectiviteit die werden gereflecteerd in Kamervragen. Waarschijnlijk was het apparaat, dat werkte met echoscopie, juist té effectief. Onmiddellijk daarop is er een nieuw scanapparaat geleverd. Twee weken geleden zei men in de Kamer echter dat Nederland ondeugdelijke apparatuur stuurde. De apparatuur was echter volstrekt deugdelijk en wordt ook gebruikt in Nederlandse ziekenhuizen. Sindsdien hebt u alleen nog maar in de krant kunnen lezen dat de apparatuur wél deugdelijk is. Ik herhaal dat er mensen zijn die er belang bij hebben dat de apparatuur niet werkt.
Wij hebben een aantal weken 100% controle gehouden op Schiphol. Nadat op Hato 30 à 35 mensen geweigerd waren, haalden wij hier nog zo'n 50 mensen met bolletjes, drugs op lichaam of drugs in de koffer uit het vliegtuig. Hieruit blijkt dat de apparatuur effectief is. De drugskoeriers stromen dus met honderden het land binnen. In de eerste twee maanden van dit jaar hebben wij al 400 mensen vastgenomen. Er is dus alle reden om dit beleid door te zetten. Wij moeten echter niet verblind doorgaan met het steeds maar vastzetten van mensen. Sinds oktober vorig jaar heb ik aangegeven dat er een verschuiving in gang is gezet naar een meer stofgerichte benadering. Juist vanwege dit soort moeilijkheden is het niet een kwestie van eenvoudigweg aldaar controles uitoefenen. Wij hebben te maken met twee samenlevingen, die beide hun eigen agenda hebben en er spelen hier wel degelijk allerlei belangen. Wij hebben er alle belang bij om ons in de publieke sfeer niet al te zeer de spreekbuis te maken van degenen die er belang bij hebben dat er niet effectief wordt opgetreden.
Er wordt wel degelijk ook gekeken naar de organisaties die achter de smokkel zitten. Het zijn geen grote organisaties, die in een keer worden opgerold. In de krant stond vandaag weer een bericht over het oprollen van een organisatie op dit terrein, die overigens niet vanuit de Antillen opereerde. Het gaat dikwijls om kleinere organisaties. Wij voeren hier overleg over, maar ik zal daarover nu niet meer zeggen. Het probleem heeft overigens niet alleen te maken met de Antillen, maar hangt ook samen met de wijze waarop in Nederland de politie is georganiseerd. Als je iets wilt ondernemen, duurt het soms eindeloos lang. Dat is een van de argumenten waarom dit kabinet meent dat er een nationale recherche moet komen, zodat wij effectiever kunnen optreden.
Ten slotte zijn de internationale verplichtingen waaraan Nederland moet voldoen, van belang voor het beleid. Het is belangrijk dat wij de internationale reizigersstromen naar de Nederlandse luchthavens bewaken, want anders dreigen die stromen al te gemakkelijk ondergeschikt te worden gemaakt aan criminele belangen. Wij moeten proberen dit zo goed mogelijk tegen te gaan. Ik zal de laatste zijn om te beweren dat wij het probleem op dit moment al onder de knie hebben. Ik tracht ook door andere maatregelen het gebruik van de luchtwegen naar Nederland voor dit soort transporten te verhinderen. Als dit wetsvoorstel wordt afgewezen, omdat het onderwerp wordt beschouwd als van ondergeschikt belang, geven wij in wezen te kennen dat onze deur open staat en dat wij niets aan het probleem doen. Dat is met het oog op alle belangen die erbij betrokken zijn, de slechtst denkbare keuze.
Een jaar geleden heeft men waarschijnlijk met andere uitgangspunten en aannames het wetsvoorstel aanvaard. Ook al zouden wij het met de kennis die wij nu hebben op een andere wijze aanpakken, vind ik dat wij het nu weer zouden moeten doen. Het is altijd gemakkelijk praten met kennis achteraf. Dit geldt ook voor de vraag of het wellicht een experimenteerwet is geworden, zoals de heer Holdijk het uitdrukte. Met kennis achteraf zou die indruk kunnen ontstaan. Het is zeker niet zo, dat de indruk is gewekt dat de regeling maar voor hooguit twee jaar zou gelden door verlenging met telkens een jaar. De achterliggende gedachte was wel dat een doortastende aanpak de drugssmokkel onaantrekkelijk zou maken en dat deze daardoor zou ophouden. Oorspronkelijk was het voorstel, de wet voor een jaar te aanvaarden, maar deze iedere keer bij algemene maatregel van bestuur met een jaar te kunnen verlengen. Op advies van de Raad van State is deze bepaling weggelaten. In alle eerlijkheid beken ik dat ik nog lid was van de Raad van State toen dat advies werd opgesteld. Ook bij deze wet was het wederom aanvankelijk de bedoeling de werking ervan bij algemene maatregel van bestuur te verlengen totdat er een definitieve regeling tot stand zou zijn gekomen. Ook dit element is uit de wet weggelaten, mede omdat de nood in het gevangeniswezen inmiddels zo hoog is dat wij dit soort voorzieningen daarin meer regulier zullen moeten onderbrengen. Ik neem hiermee een risico. Ja, tot op zekere hoogte neem ik een risico. Er werd met verontwaardiging gezegd dat een halfjaar na aanvaarding van de wet reeds de verlenging aan de orde was. Het feit dat de werkingsduur van de wet over vier dagen al afloopt, bewijst dat het verstandig is geweest om er toen al aan te beginnen, gelet op de tijd die dit soort processen duurt. Het wetsontwerp tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet teneinde het gebruik door meer personen van cellen mogelijk te maken, ligt nu bij de Raad van State. De wijziging die nodig is om het regime uit de noodwet te introduceren binnen het gewone gevangenisregime, is een kwestie die per AMvB wordt geregeld. De voorbereiding is inmiddels zo ver dat de ontwerp-AMvB nog deze maand in het kabinet behandeld zal worden. In die zin neem ik dat risico inderdaad. Ik ga ervan uit dat het mogelijk moet zijn.
Ter afronding van dit punt kom ik terug op de vraag waar het beleid zich nu op richt. Het richt zich in de eerste plaats op de bron. Ik overleg regelmatig met mijn collega met name op de Nederlandse Antillen, minister Ribeiro. Het is niet alleen een kwestie van het verschuiven van de controles daarheen. Dat is één aspect, dat ook minister-president Ys heeft gesuggereerd als een mogelijkheid. Maar het is niet afdoende, omdat het simpelweg niet mogelijk is om vluchten helemaal te controleren. Dat gebeurt ook daar op basis van profielen. Het gebeurt mede op bepaalde lichaamstrekken die men dan heeft, maar ook deze zijn doorgaans beter waar te nemen nadat iemand negen uur in een vliegtuig heeft gezeten zonder een slok te drinken dan wanneer hij in Curaçao op het vliegtuig stapt. Controle aan de bron is ook maar matig effectief. U kent de cijfers die ik u aangaf. Nadat daar 30 of 35 mensen geweigerd waren, bleken hier nog steeds 40 à 50 in het vliegtuig te zitten. Bij die hoeveelheden voldoen zelfs de faciliteiten niet die wij nu hebben en dreigen er opstoppingen. Ook dat is een reden om ermee verder te gaan. Men wil toch dat deze mensen met een dagvaarding worden weggestuurd; anders houdt het inderdaad alleen maar in: afpakken en wegsturen. Dat zou een uitnodiging betekenen om het zo snel mogelijk weer te doen, om te kijken of je het een tweede keer wel haalt. Een tweede punt van aanpak blijven de transportlijnen en het ontzeggen van de luchtwegen voor dit transport. Een derde benadering blijft de controle op Schiphol en de aanpak van de ontvangers hier in Nederland.
De vraag naar de wet is in feite de vraag naar de doorvoerbaarheid van het gekozen beleid. Een ding is immers duidelijk: in deze hoeveelheden kunnen wij deze personen niet opvangen binnen het gewone gevangenisregime. Dat is een kwestie van plaats, maar het is ook een kwestie van kosten. In het normale gevangenisregime zijn de kosten per persoon per dag € 250 tot € 280. Dat zijn ook de kosten voor het gevangenispersoneel. Voor de noodvoorzieningen liggen de gemiddelde kosten bij € 155 per persoon per dag. Dat zijn ook nog bedragen die maken dat je dat niet zomaar doet. Het bijbouwen van cellen in het gewone gevangeniswezen zou in die tijd qua kosten zo disproportioneel zijn geweest dat wij niet effectief konden optreden. Ik wijs erop dat de in oktober ingezette beleidswijziging nodig was, omdat dat wij geen cellen meer hadden om mensen in op te sluiten, hetgeen het grootste knelpunt in de effectiviteit van de aanpak vormde. Dit komt mede doordat er in de tijd dat de wet werd aanvaard, dus in maart vorig jaar, op basis van de hoeveelheid drugs die meegenomen zou worden, van uit kon worden gegaan dat er voor een gemiddelde straf ongeveer gedurende 200 dagen een cel nodig zou zijn per persoon. Daarop is ook gewezen. Inmiddels ligt dit gemiddelde op 400 dagen per persoon, gelet op de straffen. De straffen zijn verzwaard, omdat de meegenomen hoeveelheden groter zijn geworden. Derhalve blijft het alleszins nodig om de capaciteit te vergroten. Zoals gezegd is de situatie in het gevangeniswezen zodanig, dat wij ook los van deze tak van criminaliteit het voorgestelde regime zullen moeten introduceren in het gewone gevangeniswezen. Dan komen wij met de beperkte middelen die er zijn toch tenminste in de richting van de aantallen die wij nodig hebben. De situatie was eerder ook al zo, maar nu wordt dit onderkend.
Daarom is er tot nu toe geen principieel standpunt ingenomen over het advies van de heer Bomhoff. Dat kwam er namelijk in wezen op neer, nog afgezien van de twee onderdelen waar de heer Van de Beeten op wees, dat hij eigenlijk adviseerde, de rechtsstaat op te heffen teneinde het probleem van het gevangeniswezen effectief onder controle te krijgen. Dit is ook de reden waarom je economen doorgaans niet naar vragen over de rechtsstaat moet laat kijken, maar dit aan juristen over moet laten. Over zijn overige twee aanbevelingen ten aanzien van de in stand te houden marge merk ik op dat wij die nog niet eens bij benadering halen. Zolang wij die niet halen, kunnen wij maar beter met de oude, gebrekkige prognoses werken. Die wijzen erop dat er meer behoefte bestaat aan het bijbouwen dan mogelijk is voor de beschikbare bedragen. Dit probleem moet in de komende tijd ook in de kabinetsformatie aan de orde komen. Er spelen wat dit betreft namelijk enkele vragen.
De heer Holdijk vroeg of de problematiek is onderschat. Ik kan het rustig zeggen, omdat ik er persoonlijk niet bij betrokken was, maar ik denk dat uit de feiten een zekere mate van onderschatting blijkt, ook bij de verschillende leden van de wetgever die de wet hebben aanvaard. Dat is echter niet gebeurd in die zin dat het idee bestond dat het probleem binnen een jaar zou zijn opgelost. Ik heb er al op gewezen dat vanaf het begin een mechanisme van voortzetting was voorzien. Waren de doelstellingen destijds ambitieus? Misschien wel, maar zoals aangegeven blijven zij dat ook nu, gewoon omdat de toestand dat vergt.
Ik heb al gezegd dat de tijdelijke wet niet heeft geleid tot een effectieve drugsbestrijding. Ook het onderhavige wetsvoorstel maakt een effectieve drugsbestrijding niet mogelijk. Dat moet gebeuren door een effectief optreden. Ik heb aangegeven hoezeer het beeld dat een simpele oplossing mogelijk is, bijvoorbeeld door eenvoudig ergens te gaan controleren, een onderschatting van de werkelijke aard van het probleem is. Voorlopig kunnen wij nog niet zeggen dat het voldoende is geweest.
Mevrouw Tan vroeg of er vanwege de drugsdelicten een verdringing plaatsvindt. Inderdaad heeft voor de directe aanpak een verdringing plaatsgevonden, maar inmiddels is door het plan van aanpak en de uitbreiding bij de douane een betere situatie geschapen. De problematiek in Haarlem is niet ontstaan als gevolg van de drugsdelicten. Natuurlijk zijn deze niet bevorderlijk geweest voor het oplossen van de problemen die de rechtbank Haarlem al had vóór die tijd. Er was een vrij grote prop van achterstallige zaken. Zowel in het kader van het beleid van het OM als in het kader van de aanpak van de bolletjesslikkers is er extra personeel naar Haarlem gestuurd om dat probleem aan te pakken. Met het beleid om de aandacht vooral te richten op een dagvaarding hoop ik dat het in ieder geval geen extra complicatie blijft binnen Haarlem. Ik zeg niet dat de problematiek in Haarlem per definitie daarmee is opgelost.
De heer Holdijk vroeg of er nog andere alternatieven zijn. Ik heb reeds aangegeven dat wij ons al lang niet meer uitsluitend richten op de persoonsgerichte benadering met gevangenisstraf als instrument van afschrikking. Gelet op de herkomst van de personen is overdracht van strafvervolging ook geen oplossing. Het beeld blijft enigszins bestaan dat het vooral gaat om de Antillen. Dat is echter onjuist, wij hebben ook te maken met aanvoer vanuit andere landen. Ook het personeel dat daarvoor gebruikt wordt, is afkomstig uit andere landen. Dat maakt de typering moeilijker. Het is geen kwestie van alternatieven, er zal veel méér moeten gebeuren. Ook de grensbewaking op de Nederlandse Antillen is onderwerp van discussie. Wij moeten ons realiseren dat Nederland vanwege de Nederlandse Antillen de facto grenst aan Venezuela en Colombia. Er zit slechts een klein stukje zee tussen. Daar begint het probleem en het zal onder meer aldaar moeten worden aangepakt, maar ook deze kwestie kan niet in één klap worden veranderd.
Ik heb reeds aangegeven gezegd dat er intensief contact plaatsvindt over de stand van zaken op de luchthavens op de Antillen met mijn collega Ibero. Daarnaast is er het tripartiete overleg. In dat kader krijg ik volgende week collega Kroes van Aruba op bezoek. Minister Remkes is onlangs op de Antillen geweest en heeft ook aandacht gevraagd voor dit punt. De informatie-uitwisseling tussen de teams op Hato en Schiphol is op dit moment goed. Ik verheel u echter niet dat op de Antillen nog steeds krachten spelen en er sprake is van een vrij grote druk om onder andere de scan weer onveilig, ongezond of ondeugdelijk te verklaren en te komen met een scan die nog mooier en beter is. Ik hoop dat die druk kan worden weerstaan. Een echt afdoende pre-flight control is niet mogelijk op de Nederlandse Antillen.
Mevrouw Tan heeft gevraagd naar de detentie op de Nederlandse Antillen. In de Bon Futuro-gevangenis zijn de omstandigheden aanzienlijk verbeterd. Dat is mede het gevolg van een Nederlandse bijdrage van 80 mln gulden. De Commission for the prevention of torture was dan ook redelijk tevreden. Ik weet niet of dat nu onmiddellijk de beste aanbeveling is. Er wordt niet gemarteld. Deze commissie had eerst een negatief oordeel maar is nu tevreden met de situatie.
Op Sint Maarten is de situatie kritischer. Daarover wordt al gesproken met de Antillen. Naarmate het optreden op Hato effectiever is, vindt er een verschuiving plaats naar Bonaire. De heer Ribeiro zegt dat hij op dit moment nog geen scan nodig heeft. Als hij echter aangeeft dat deze wel nodig is, kan deze vermoedelijk binnen twee weken daar staan. Hierover zijn reeds afspraken gemaakt, maar er moet ook rekening worden gehouden met de interne politieke situatie.
Een groot aantal sprekers erkent, ook naar aanleiding van het bezoek, dat de situatie in de noodopvang in Zeist aanzienlijk is verbeterd. De burgemeesters van Soest en Zeist hebben ingegrepen in verband met problemen met de brandveiligheid van de locatie, maar bij mijn bezoek aan Zeist hebben zij ceremonieel de gebruiksvergunning voor de gebouwen aan mij overgedragen. Na alle inspanningen die zijn verricht, is het vermoedelijk in dat opzicht een van de veiligste penitentiaire inrichtingen. Dit is overigens geen uitnodiging om bij de andere nu ook een onderzoek in te stellen. In de regel zijn de inrichtingen veilig.
Het plaatsen van meer personen op één cel vraagt specifieke aandacht van het personeel. De ervaring in Zeist is dat het gebruik van meerpersoonscellen niet nadelig is voor het personeel. Dit kan samenhangen met de speciale selectie van het personeel. Sommige mensen die aanvankelijk met grote tegenzin uit het gewone gevangeniswezen naar Zeist kwamen omdat zij dachten dat het opsluiten van meer personen op een cel niet zou werken, erkennen nu echter ook dat dit wel mogelijk is als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
Er is gevraagd naar het gebruik van zespersoonscellen, met name voor de detentie van vrouwen. Ik zeg de Kamer toe dat aan het einde van deze maand zal worden gestopt met het detineren van zes personen in één ruimte, tenzij dit tijdelijk noodzakelijk is vanwege de instroom. Overigens lijkt de detentie juist op die afdelingen het minst op opsluiten, omdat de deuren een groot gedeelte van de dag openstaan. Men kan gewoon in- en uitlopen en contact hebben met andere gedetineerden. Het is echter de bedoeling om over te gaan op het opsluiten van vier gedetineerden op één cel. De voorwaarde is echter dat de PvdA voor stemt, want anders wordt weer teruggegaan naar zes!
Vanwege de algemene situatie in het gevangeniswezen en vanwege de kosten, zie ik mij genoodzaakt de regimes in elkaar te schuiven. In dat opzicht is dat een verbetering voor de situatie van de koeriers. De bedoeling van de noodcapaciteit voor deze hele categorie van kortgestraften is een regime, waarin je niet met arbeid werkt, maar met heel beperkte faciliteiten. Daardoor worden mensen inderdaad langer in zo'n situatie gebracht.
Ik heb al gezegd dat het personeel hierin verbetering tracht te brengen. Ik heb begrepen dat er binnenkort een begin wordt gemaakt met sportfaciliteiten. Er wordt geprobeerd om het voortdurend te verbeteren, maar je kunt voor deze categorie niet volledig werken met werkplaatsen en met arbeid, omdat je dan met hetzelfde aantal mensen tot aanzienlijk hogere prijzen komt.
Dan kom je bij de vraag waar de grens is. Er wordt gezegd: als je dat niet kunt garanderen, mag je het hele instrument niet toepassen. Ik ben mij ervan bewust dat die grens er is, maar ik vind dat in deze situatie wat het zwaarst is, het zwaarst moet wegen. Ik moet eerst wat doen aan de aanpak van de instroom via Schiphol en niet zeggen dat ik die laat lopen, totdat ik gevangenissen kan betalen op een niveau waar ik anderen op zet. Nogmaals, het probleem van twee standaarden wordt ondervangen door het op te nemen binnen het normale gevangenisregime.
Ik geef de heer Rosenthal toe dat je een groot risico neemt, als je voor een wetsvoorstel twee jaar de tijd neemt. Het is een bepaling in één artikel in de Penitentiaire beginselenwet om meerpersoonsgebruik toe te staan. Voor het overige is het een kwestie van de algemene maatregel van bestuur. Ik hoop ook op medewerking van deze Kamer, omdat ik dacht dat dit risico niet bovenmatig is.
De heer Van de Beeten heeft gevraagd om informatie over de stand van de wetgeving. De Tweede Kamer heeft het hele veiligheidsprogramma tot groot project verklaard. In dat kader vindt rapportage plaats. De stand van zaken komt binnenkort in het wetgevingsoverzicht bij de begroting, maar ik zeg gaarne toe om de Kamer een jaar voordat deze wet afloopt, per brief in te lichten over wat de stand is van de vervangende bepalingen, om de integratie mogelijk te maken.
Er is een aantal vragen gesteld over het personeel. Mevrouw Tan vroeg hoe het zat met de training van het personeel dat wordt gebruikt in de inrichting in Zeist. In overleg met de arbeidsinspectie zijn de opleidingen voor het personeel bezien en aangepast. Die aanpassing houdt verlenging in. Deze wordt inmiddels aan de medewerkers gegeven.
De arbeidsinspectie heeft schriftelijk laten weten dat zij thans geheel akkoord is met de opzet van het opleidingspakket. Dat houdt in een beveiligingsdiploma, een diploma bedrijfshulpverlening of EHBO, een verkorte BBO, basisberoepsopleiding van het reguliere gevangeniswezen, twee weken stage, een dag communicatietraining en zes maanden extra begeleiding op de werkvloer om betrokkene voor te bereiden op de werkzaamheden.
Er is gevraagd of er extra maatregelen nodig zijn vanwege het celgebruik door meer personen. In Zeist is hiervoor op dit moment voldoende personeel aanwezig. Dit is een punt geweest in het overleg met de bonden over de vrijwillige invoering bij andere inrichtingen. Ik moet zeggen dat het overleg over de maatregelen geheel tot overeenstemming leidde en dat er niet meer maatregelen op het wensenlijstje van de bonden waren. Zij bleven desondanks tegen het gebruik van cellen door meer personen. Dat was een politiek punt. Ik wens mij daar niet bij neer te leggen. Ik heb volledig begrip voor de zorg voor het personeel, maar niet voor een principiële weigering. Het is aan de politiek om daarover te beslissen. Daarom wordt, indien het zin heeft, de uitspraak van de rechter zeker bestreden om het alsnog mogelijk te maken.
Het personeel van Securicor is iets duurder dan gewoon personeel door de heffing van 19% btw. Door een andere habitus kun je echter voor hetzelfde aantal gevangenen met minder personeel toe, waardoor het goedkoper is om Securicor in te schakelen. Inmiddels zijn circa 60 detentietoezichthouders van het particuliere beveiligingsbedrijf doorgestroomd naar het reguliere gevangeniswezen. Zoals aangegeven is van Securicor gebruik gemaakt, omdat in de korte tijd die beschikbaar was het eigen personeel niet voldoende kon worden uitgebreid. Het inhuren van personeel is een succes gebleken. Over het geheel genomen is gebleken dat het inhuren van personeel niet duurder is dan het inschakelen van eigen personeel.
Er is gevraagd naar het onderzoek dat volgde op het in september met een rapport afgeronde onderzoek. Er is een nulmeting gedaan en er zal zeker, als er aanleiding toe is in het kader van de bespreking over de wijziging van het gevangenisregime, een vervolgonderzoek plaatsvinden. Voor dit wetsvoorstel heeft geen vervolgonderzoek plaatsgevonden, omdat dit wetsvoorstel al in gang was gezet toen het andere onderzoek in september nog moest beginnen. Voor deze besluitvorming heeft geen nader onderzoek plaatsgevonden, omdat het wetsvoorstel toen al bij de Kamer lag. Ten principale is vervolgonderzoek niet noodzakelijk. Het ministerie is nauw betrokken bij het functioneren van de noodvoorziening; de monitoring vindt dus plaats, ook door de commissies van toezicht. De Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming houdt eveneens toezicht op het geheel. Het is niet de beste aanwending van het beperkte budget om dan ook nog die onderzoeken te doen.
Ik heb gewezen op de vragen naar aanleiding van het rapport-Bomhoff. Ik hoop binnenkort nader in te vullen wat de huidige algemene problematiek van het gevangeniswezen is. Ik zal dat meedelen in een brief aan de Tweede Kamer. De problematiek is zodanig dat een marge van 30% leegstaande cellen nodig is om vervroegd heenzenden helemaal te voorkomen en dat is vooralsnog niet aan de orde. Ik wijs erop dat er ook bij de bolletjesslikkers geen sprake is van heenzending op de manier waarop wij daar tot nu toe over gesproken hebben. Ik wijs daarop omdat de terminologie soms verwarrend is. Er is steeds sprake van een dagvaarding. Als daar aanleiding toe is, vindt executie van de opgelegde straf plaats, zeker als het gaat om personen die in Nederland zijn. Het is dus zeker geen heenzending in die zin, dat wij er verder niets meer aan doen.
Mevrouw De Wolff heeft mij nog gevraagd naar de situatie op Schiphol. De rechtsgrond voor de weigering is uiteindelijk de bevoegdheid van de vervoerder om iemand te weigeren. De aanleiding om van die bevoegdheid gebruik te maken is inderdaad informatie die door de politie wordt verstrekt op basis van een profiel van bepaalde reizigers. Het verstrekken van die informatie berust op artikel 2 van de Politiewet. Inmiddels heeft de Hoge Raad bepaald, dat ook het preventief optreden van de politie behoort tot de taakuitoefening en in dit geval gaat het om de preventieve toepassing van bevoegdheden. Verder heeft de rechter in kort geding nog onlangs de toepassing daarvan op Schiphol gebillijkt als een juiste toepassing in die situatie.
Ik hoop dat mevrouw De Wolff mij ten goede houdt dat ik niet inga op de precieze criteria die worden gehanteerd bij het eventueel geven van een negatief reisadvies. Ze berusten op zaken als: wat is bekend over het motief, wat is bekend over de situatie en wat is meer in het algemeen de context waarin iemand naar de Antillen reist?
Tegelijkertijd ben ik mij ervan bewust dat er bepaalde onbedoelde effecten zijn. Wel wijs ik erop dat, hoewel er al zo'n 1500 tot 1900 negatieve reisadviezen zijn afgegeven, dit in slechts één geval heeft geleid tot een geschil. Door voortdurend te kijken hoe het werkt, probeer ik de negatieve effecten te ondervangen, maar vooralsnog gaat het op dit punt bevredigend.
Mevrouw Tan (PvdA):
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn doorwrochte en minutieuze beantwoording van alle vragen.
Ik wil graag eerst kort ingaan op een commentaar van de heer Kohnstamm die verwees naar standpunten van Wouter Bos tijdens de formatie. Daarin wordt benadrukt dat voor de PvdA – vorig jaar was dat ook het geval in het debat – beheersbaarheid en veiligheid een zeer belangrijke voorwaarde vormen, voordat kan worden begonnen met na te denken over meermansdetentie. Gisteren, tijdens de bezichtiging in Kamp Zeist, was dat voor mij dan ook een belangrijk aandachtspunt. Ik heb mij op dat punt een heel eind laten overtuigen door wat wij in Zeist gezien hebben, met name waar het gaat om de overgang van de gevaarlijke situaties in de twee barakken naar de nieuwbouw en de verdergaande beweging die kennelijk in de planning zit, volgens de informatie die wij van de mensen in Zeist hebben gekregen.
In de beantwoording van de minister is van belang dat de beheersbaarheid en de veiligheid gewaarborgd worden, doordat de opleidingen van het personeel kennelijk op een zodanig niveau zijn gebracht dat de Arbeidsinspectie haar fiat eraan verleent. Van belang is ook de aangekondigde overgang van de noodwet naar het reguliere systeem. Het is belangrijk om daarbij ook in de gaten te houden om welke aantallen het gaat. Ik meen mij toch sterk te herinneren dat wij vorig jaar spraken over detentie van maximaal vier personen op één cel. Ik ben er een beetje van geschrokken dat er het afgelopen jaar blijkens de informatie die wij hebben gekregen sprake is geweest van acht op een cel en zes op een cel. Uiteraard zijn wij dankbaar voor de toezegging dat de vrouwendetentie van zes naar vier zal gaan. Als er wordt gedacht aan het structureel maken van een ander regime is het van belang te weten wat het maximum aantal personen is dat op een cel zal worden gezet. Ik weet niet of het haalbaar is, maar het zou natuurlijk het mooiste zijn als het maximum twee werd, maar zeker niet meer dan vier mag ik hopen.
Vervolgens is van belang hoe het zit met het dagprogramma. De minister heeft uiteengezet wat de budgettaire situatie is. Daarin zit toch ook ontwikkeling. Hij heeft aangegeven hoe het budgettair zit met de inzet van de mensen van Securicor en het reguliere personeel. Als de zaak straks wordt geharmoniseerd, kunnen er dan ook langs die weg meer middelen worden vrijgemaakt om iets meer te doen aan een dagprogramma? Of blijft dat tot de onmogelijkheden behoren?
Een derde zeer belangrijk aandachtspunt in het kader van het structureel maken van de voorzieningen is om welke termijnen het gaat. Het probleem is steeds dat het de bedoeling was dat het kort zou zijn. De minister heeft aangegeven dat het langer is geworden door de grotere aantallen en zwaardere straffen. Negen maanden is en blijft erg lang voor groepsdetentie, zeker als het gaat om bijvoorbeeld vier personen op een cel.
Wij zijn uiteraard ook heel blij met de toezegging van de minister naar aanleiding van de vraag van de heer Van de Beeten. Het is verheugend dat wij over een jaar informatie krijgen, maar het is jammer dat de minister niet ingaat op ons verzoek om nader onderzoek, omdat hij dat te duur vindt gegeven de krapte van het budget. Ik begrijp best dat de minister op de centen let, zeker waar wij dat geld graag zouden besteden aan dagprogramma's, maar nader onderzoek hoeft toch niet meteen kapitalen te kosten.
Ik heb er goede nota van genomen dat er grote druk staat op het overleg met de koninkrijkspartners en dat er veel aandacht aan wordt besteed door de regering. Ik heb er ook nota van genomen dat de zaken beter gaan in Bon Futuro, de gevangenis. Ik heb de minister niet gehoord over hoe het zit in het huis van bewaring Rio Canario. Wat wij hebben gezien van Rio Canario was zeer deplorabel. Is er bij de koninkrijkspartners aandacht voor dat soort voorzieningen?
Nogmaals, de toezeggingen zijn door ons in dank aanvaard. Dat geldt zowel de toezegging dat wij over een jaar schriftelijk informatie zullen krijgen als de toezegging dat eind van de maand niet meer structureel zes personen op een cel zullen zitten, maar dat kan worden uitgegaan van een maximum van vier, onder het beding dat de fractie van de Partij van de Arbeid instemt. Zeker een van de fractiegenoten is zeer gevoelig voor deze chantage en wordt daardoor over de streep getrokken. In meerderheid stemt de fractie van de Partij van de Arbeid in met het voorstel, maar twee van de fractieleden handhaven hun bezwaren en zullen niet met het wetsvoorstel instemmen.
De heer Rosenthal (VVD):
Mijnheer de voorzitter. Dank aan de minister voor zijn systematische en heldere uiteenzetting in eerste termijn. Ik wil terugkomen op twee punten.
Het eerste is meer een bevestiging in de richting van de minister. Hij hoeft dus niet onmiddellijk op te schrijven wat ik ga zeggen. Wij hebben zeer gewaardeerd dat de minister vooral aan het begin en het einde van zijn betoog heeft benadrukt dat het bij deze problematiek niet alleen gaat om effectiviteit in de strikte zin van het woord, maar dat wij hier ook nog te maken hebben met principezaken en met een principiële kijk op wat er ten aanzien van onze rechtsorde op dit punt aan de orde kan zijn. Dit sluit aan bij een opmerking van de heer Van de Beeten in eerste termijn. Hij citeerde uit een recent rapport van de WRR en sprak over het ongemak dat onze samenleving op dit ogenblik voelt over de wijze waarop wij het opportuniteitsbeginsel in het strafrecht plegen toe te passen. Overigens is bij de WRR dan geen sprake van drugsdelicten, maar van geweldsdelicten. De vraag is of er ten aanzien van bepaalde delicten niet meer nadruk zou moeten worden gelegd op de verkenning van het legaliteitsbeginsel ten aanzien van categorieën strafbare feiten. Dit speelde bij mijn fractie van meet af aan een rol toen dit thema aan de orde werd gesteld. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat ons dit ook voor een deel terugvoert naar de problematiek die vanaf het einde van de jaren tachtig tot in de jaren negentig aan de orde was, namelijk de problematiek van doorleveren, doorlaten en de bijzondere opsporingsmethoden die daarop werden toegepast.
Mijn tweede vraagpunt heeft betrekking op de inpassing van dit onderwerp in de Penitentiaire beginselenwet. De minister heeft mij niet geheel kunnen overtuigen met zijn opmerking dat het risico is weggenomen. Het risico blijft, want het gaat natuurlijk niet alleen om het tijdstraject dat de minister wil volgen, maar ook om de vraag of hij straks een meerderheid voor deze wet in de Tweede en Eerste Kamer zal vinden. Als dit laatste onverhoopt niet lukt, zit de minister net zo klem als hij bij wijze van spreken nu zou zitten. Dit risico blijft dus bestaan.
De minister bracht terloops ter sprake dat hij voornemens is om bij de inpassing in de Penitentiaire beginselenwet het element van de meerpersoonscellen op te nemen. Een aantal andere zaken waarover wij hebben gesproken, zal hij echter opnemen in een algemene maatregel van bestuur. Heb ik dit goed begrepen? Welke punten zullen in een algemene maatregel van bestuur worden geregeld? Ik ben van mening dat de wetsystematiek erom vraagt dat springende punten in de formele wet worden meegenomen.
Op deze punten hoor ik graag de reactie van de minister. Overigens mag duidelijk zijn dat mijn fractie van meet af aan con amore heeft ingestemd met dit wetsvoorstel. De mededelingen van de minister in zijn betoog in eerste termijn hebben ons alleen maar gesterkt in de steun die wij aan die wetsvoorstel willen verlenen.
De heer Holdijk (SGP):
Voorzitter. Namens de fracties van de SGP en de ChristenUnie dank ik de minister voor zijn reactie op onze inbreng in eerste termijn. Ik kan hoofdzakelijk volstaan met een slotconclusie van onze kant.
Ik zou het echter op prijs stellen als de minister nog zou willen ingaan op de vraag die ik aan het slot van mijn inbreng in eerste termijn heb gesteld, namelijk over de medewerking van de luchtvaartmaatschappijen en de eventuele belangen die daarbij in het geding kunnen zijn.
Ik heb in eerste termijn de nadruk gelegd op onze bedenkingen tegen de tijdelijke wet, althans tegen het beleid dat ten grondslag ligt aan die wet. Die bedenkingen berusten voor een deel op andere overwegingen dan de bedenkingen van andere fracties. Zo heb ik het speciale regime dat voor deze noodvoorzieningen geldt niet ter discussie gebracht. Overigens voeg ik daaraan graag toe dat wij de verbeteringen die ook in dit wetsvoorstel zijn voorzien op dat punt, verwelkomen.
Naast de bedenkingen moge hopelijk opnieuw duidelijk zijn geworden dat onze fracties geen laisser-passerbeleid voorstaan. Er is geen sprake van dat wij de ogen sluiten voor de problemen. Wij bagatelliseren ze ook niet en wij maken ons – hoewel de opmerking van de minister daarover misschien niet direct in onze richting bedoeld was – zeker geen spreekbuis van bepaalde dubieuze belangen die hier ook werkzaam zijn. Het laatste zij overigens onderkend.
Voor mij was het een openbaring om te horen dat van het begin af aan het voornemen heeft bestaan de werkingsduur van de tijdelijke wet bij KB te verlengen, wellicht telkens met een jaar. Mogelijk is mij in het hele proces iets ontgaan, maar dit was nieuws voor mij. Als ik dat geweten zou hebben, zou het geen verrassing zijn geweest dat er binnen een halfjaar nadat de wet in werking was getreden, een voorstel tot verlenging van de wet kwam. De minister zei terloops dat ik met enige verontwaardiging over dat feit gesproken had; ik meende althans dat hij op mij duidde. Het was niet zozeer verontwaardiging, als wel verbazing, omdat ik niet wist dat van het begin af aan de bedoeling bestond die ik zojuist heb weergegeven.
Op 21 januari jongstleden hebben wij gediscussieerd over het eventuele controversiële karakter van het nu voorliggende wetsvoorstel. Onze fracties waren toen de mening toegedaan dat een voorstel tot verlenging van de uitdrukkelijk beperkte werkingsduur van een wet binnen de bevoegdheden, wellicht zelfs binnen de plichten van een demissionair kabinet kan vallen. Dat geldt te meer wanneer stilzitten in dezen onvermijdelijk tot ongewenste gevolgen zou hebben geleid. Ik doel op gevolgen die zijn weergegeven in het antwoord van de minister op 21 januari op vragen van ons medelid de heer Van de Beeten. Die gevolgen zouden zijn opgetreden als de werkingsduur van de wet niet zou zijn verlengd. Niet zozeer de inhoudelijke overwegingen die aan de wet ten grondslag liggen en het beleid daarin vervat, als wel de ongewenste gevolgen van het niet-verlengen liggen ten grondslag aan ons voornemen om onze steun aan het wetsvoorstel te geven.
De heer Kohnstamm (D66):
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn inbreng. Mijn eerste termijn stond in het teken van de vraag of de wet effectief is geweest. Nu het antwoord daarop driewerf "neen" luidt, kan het niet verbazen dat mijn fractie tegen het wetsvoorstel wenst te stemmen. Aan het begin van zijn betoog heeft de minister een retorisch ten minste boeiende opening verschaft door te zeggen dat de vraag verkeerd was. De bedoeling van de wet was om zo nodig veel drugskoeriers op te kunnen vangen en vast te kunnen zetten en in die zin is de wet een groot succes. Ik citeer de minister van Justitie zoals opgetekend in de Handelingen van 5 maart 2002. "Wanneer zal de noodwet tot resultaat hebben geleid? Dat is het geval als de problematiek van de drugskoeriers op Schiphol is teruggedrongen tot een omvang die hanteerbaar is in het normale stelsel. Als het er 10, 20 of misschien 25 zijn kunnen wij dat aantal opvangen binnen het reguliere stelsel. Ik heb de indruk dat naarmate wij de acties intensiveren het economisch minder aantrekkelijk zal worden voor criminele organisaties om drugskoeriers via Schiphol te zenden."
Het zal duidelijk zijn dat mijn fractie tegen dit wetsvoorstel stemt.
De heer Van de Beeten (CDA):
Voorzitter. Ik zal mijn tweede termijn niet beëindigen met een klaroenstoot, zoals de heer Kohnstamm, maar ik wil nog enkele inhoudelijke zaken aan de orde stellen.
De heer Kohnstamm (D66):
Als de minister in zijn antwoord op vragen van de heer Van de Beeten de Handelingen en de bedoeling van de wet zoals hier is gepasseerd, onrecht aandoet, moet de heer Van de Beeten het mij niet euvel duiden dat ik met een klaroenstoot eindig.
De heer Van de Beeten (CDA):
Mevrouw Tan heeft gevraagd om een extern onderzoek naar het functione ren van deze speciale opvangaccommodaties. Ik ondersteun dit omdat onderzoek beoordeling mogelijk maakt van het wetsvoorstel dat de minister voornemens is aan de beide Kamers voor te leggen. Ik wil dat illustreren aan de hand van de ervaring die ik gisteren heb opgedaan in het penitentiair centrum Zeist. Ik heb twee unit-directeuren gevraagd naar de samenstelling van de populatie. Kom je deze mensen ook elders in het gevangeniswezen tegen voor andere feiten? Het antwoord was dat dit niet het geval is bij de vrouwelijke, maar wel bij de mannelijke gedetineerden. Deze mannelijke gedetineerden kom je zowel in Zeist als elders in het gevangeniswezen tegen als recidivisten. In dit geval gaat het dus niet om "first offenders" die zich hebben laten verleiden door bijzondere omstandigheden of om iets extra's bij te verdienen en van wie je niet al te veel gedragsproblemen hoeft te verwachten zodat zij gemakkelijker voor langere tijd met meer personen op een cel kunnen worden ondergebracht.
Ik kom nu terug op het punt van de veiligheid, de bejegening, de vrijetijdsbesteding en het risico van het ontstaan van stresssituaties. Wij hebben nu een jaar ervaring opgedaan met deze wet. Mensen hebben nog niet veel langer dan 9 maanden vastgezeten. Als het wetsvoorstel dat de minister voornemens is in te dienen met zich mee zou brengen dat mensen ook 12, 18 of 24 maanden met meer personen op een cel zouden kunnen worden ondergebracht, heb ik wel degelijk behoefte aan nader onderzoek naar de ervaringen met de gedetineerden die in het kader van de noodwet gedurende een dergelijke langere tijd met meer personen op een cel hebben moeten verblijven. Ik ben geïnteresseerd in de gedragsproblemen die dat met zich mee zou kunnen brengen, problemen in de sfeer van de bejegening en de mogelijke risico's die daar voor het personeel van een dergelijke inrichting uit voortvloeien. Wil de minister zo'n onderzoek nog eens overwegen? Wellicht kan hij dan ook de laatste twee leden van de PvdA-fractie nog over de streep trekken. Ik laat het aan hem over om daar een voorwaarde van te maken, maar ik beveel het nadrukkelijk aan.
Mijn tweede punt betreft de kwestie van de prognoses. Ik wil erop wijzen dat de heer Bomhoff de rechtsstaat niet heeft willen opheffen. Ik heb geconstateerd dat de passage in de memorie van antwoord een iets te vrije vertaling is van het rapport van Bomhoff. Los daarvan zegt de minister dat hij bij toepassing van de aanbevelingen op de prognosesystematiek aan financieel onhaalbare aantallen komt, omdat hij het bij de huidige gebrekkige prognoses al niet kan bijbenen. Als dat zo is, hebben wij nog steeds te maken met een ernstig probleem. Hij voorziet eigenlijk dat wij ook bij de huidige prognoses, waarop het beleid kennelijk wordt gebaseerd, in de komende jaren met belangrijke tekorten aan cellencapaciteit te maken krijgen. Dit is een verkapte waarschuwing aan de Kamer dat er nieuwe noodsituaties zouden kunnen ontstaan. Bedoelt de minister dit inderdaad zo? Ik vind dat de Kamer daarover dan nader geïnformeerd moet worden, alsmede over de consequenties voor het vervolgingsbeleid. Wat voor capaciteitsproblemen zouden er opnieuw kunnen ontstaan als mensen voorlopig worden gehecht of een straf opgelegd krijgen? Ik heb begrepen dat dit los staat van de problematiek van de bolletjesslikkers en andere drugskoeriers.
Mevrouw De Wolff (GroenLinks):
Voorzitter. Evenmin als de heer Holdijk voelde ik mij aangesproken toen de minister het had over degenen die geneigd zijn de problematiek van de drugsimport te bagatelliseren. Wel heb ik, net als vorig jaar, vraagtekens geplaatst bij dit wetsvoorstel. Vorig jaar heb ik de effectiviteit van de maatregel in twijfel getrokken. Die twijfel is terecht gebleken, want de effectiviteit van de maatregel grenst aan nihil. Mijns inziens was het de bedoeling dat een jaar lang een noodwet van kracht zou zijn. In dat jaar zou de regering de gelegenheid hebben maatregelen te nemen om de noodsituatie welke tot die wet leidde, tot een einde te brengen. Indertijd waren er verschillende oplossingen denkbaar die tot het aflopen van die noodsituatie hadden kunnen leiden. Zo zou de wet preventief kunnen werken; door het oppakken van meer drugskoeriers zou de handel worden ontmoedigd en zou het probleem aan de bron kunnen worden opgelost. In de reguliere detentiecapaciteit had naar een oplossing gezocht kunnen worden en men had cellen kunnen bijbouwen om de reguliere capaciteit te vergroten. Verder zouden wij in dat jaar een zinnige discussie hebben kunnen voeren over de strafmaat voor dit type delict. Wij kunnen twisten over de vraag of een gevangenisstraf van 30 maanden voor de import van een bepaalde hoeveelheid, die ongetwijfeld niet in de maag, maar op andere wijze is vervoerd, reëel is. Zou detentie van 20 of 24 maanden in hetzelfde geval niet ook een redelijke strafmaat zijn? In wezen maakt het niet zoveel uit of iemand vier of vijf kilo met zich meedraagt, maar het is wel van invloed op de strafmaat. Ook op die manier zou iets aan de capaciteitsnood kunnen worden gedaan.
Mijn fractie blijft met de regering van mening verschillen over de wenselijkheid van de voortzetting van de noodwet. Er is een grote discrepantie tussen de beide regimes, te weten het PBW-regime en dat onder de werking van de noodwet, hoewel deze minder groot is dan zich een jaar geleden liet aanzien. Ik heb geconstateerd dat de verblijfsduur van drugsdelinquenten langer is dan was geprognosticeerd. Wij blijven problemen houden met het delen van cellen door meer personen, hoewel die bezwaren niet van buitengewoon principiële aard zijn. De minister heeft met een grote slag om de arm toegezegd dat het delen van cellen door zes personen wordt afgeschaft en dat een cel hooguit door vier personen zal worden gedeeld. Ik vraag mij af hoe waardevol deze toezegging is, als er straks toch weer een veel grotere instroom van drugskoeriers blijkt te zijn, waardoor de minister zich zal moeten beroepen op de slag die hij om de arm heeft gehouden.
Vorig jaar heb ik een punt gemaakt van de resocialisatie. Toen werd opgemerkt dat het ging om mensen die, nadat zij hun straf hebben uitgezeten, uit Nederland verdwijnen, omdat het grotendeels mensen betreft die niet in Nederland wonen. Uit een brief van de minister van december maak ik op dat 80% van de populatie waar wij het over hebben, in Nederland woonachtig is. Dat roept opnieuw de vraag op of het niet raadzaam is, voor deze groep een zwaar accent te leggen op resocialisatie. Ik acht dat zeer wenselijk en denk dat de verblijfskosten per persoon per dag daarmee niet van € 155 naar € 280 hoeven te stijgen.
De voorzitter:
Daarmee is de behandeling in tweede termijn van de kant van de Kamer voltooid.
Minister Donner:
Ik kom terug op de vraag naar de effectiviteit van de wet. Nogmaals, deze wet dient om een beleid mogelijk te maken. De vraag die ik u ook in eerste termijn heb voorgelegd, is: kiest men ervoor om dat beleid nu te schrappen? Dat is met deze wet de keuze en dat is het gevolg van het niet-aanvaarden van de wet. Ik pretendeer zeker niet dat het beleid tot nu toe het effect heeft gehad dat men wellicht een jaar geleden ervan had verwacht. Tegelijkertijd heeft men een jaar geleden zeker ook niet verwacht dat men in een jaar van de kwestie af zou zijn en dat daarmee de zaak rond zou zijn. In die zin is het volstrekt onterecht en misplaatst om nu de termijn van een jaar toe te passen op het bereikte resultaat. Dat levert een vertekend beeld. Ik denk ook niet dat er in de Handelingen van een jaar geleden de indruk is gewekt dat de zaak na een jaar gereduceerd zou zijn tot 25 bolletjesslikkers op Schiphol.
De heer Kohnstamm (D66):
Voorzitter. De noodwet werd voorgesteld met de bedoeling om binnen een jaar te expireren. De noodwet zou er binnen een jaar voor zorgen dat het hetzij opgelost zou zijn, hetzij binnen de reguliere systemen kon worden opgelost. Dat was de intentie van de noodwet, anders maak je niet een noodwet voor een jaar. Als je denkt dat je het binnen een jaar niet oplost, maak je een noodwet voor langer.
In de Handelingen van een jaar geleden stelt de minister zichzelf de vraag: "Wanneer zal de noodwet tot resultaat hebben geleid?" De noodwet, dus een jaar. Hij geeft het antwoord: "dat is het geval als de problematiek van de drugskoeriers is teruggedrongen tot een omvang die hanteerbaar is in het normale stelsel. Als het 10, 20 of misschien 25 zijn, kunnen wij dat aantal opvangen binnen het reguliere stelsel. Ik heb de indruk dat naarmate wij de acties intensiveren, het economisch minder aantrekkelijk zal worden voor criminele organisaties om drugskoeriers via Schiphol te zenden." Hier is geen syllabe buitenlands aan. Nu kan afgerekend worden met de vraag wat de effectiviteit van de wet is. Die was nul komma nul, in plaats van dat men er heel veel heeft kunnen vastzetten. Het terugdringen is niet gerealiseerd. Je kunt hooguit zien dat er minder bolletjesslikkers zijn en meer drugskoeriers. Ook kun je zien dat de drugskoeriers met meer drugs proberen Nederland binnen te komen. Het is echt gewoon een vergissing.
Minister Donner:
Natuurlijk kan de heer Kohnstamm zijn eigen vragen beantwoorden als hij er eerst zelf een beperking in leest van een jaar. Ook uit de schriftelijke stukken is gebleken dat de minister heel duidelijk in de Kamer heeft aangegeven dat hij zeker niet de illusie had dat een confrontatie met de noodzaak tot verlenging uitgesloten zou zijn. Daarom heeft hij ook geen toezegging gedaan. Wanneer men eerst dat element erin gaat lezen, dan wordt het makkelijk om er een conclusie uit te trekken. Ik geef aan dat het resultaat niet is wat er indertijd van werd verwacht. Dat betekent niet dat het daarom niet effectief is. Het gaat erom de instroom onder controle te krijgen. Dat is een belang vanuit diverse oogpunten. Daar probeer ik mij blijvend voor in te zetten. Daarom heb ik de noodwet nodig. Als de noodwet echter om die reden wordt afgewezen, zegt u met zoveel woorden dat wij de drugs maar moeten laten binnenstromen.
De heer Kohnstamm (D66):
Dit heb ik niet gezegd. Ik ga het nu ook niet herhalen. De minister moet de Handelingen van een jaar geleden maar nazien. Ik heb ook helemaal geen zin in een discussie daarover. Het gaat mij om de opzet van deze wet. De opzet was, ervoor te zorgen dat het aantal drugskoeriers naar Schiphol zou verminderen. Nu geef ik direct toe dat er een verlengingsmogelijkheid in de wet was opgenomen. In de wetsgeschiedenis is gespeculeerd op de mogelijkheid dat er één jaar of misschien een kortere verlengingstermijn aan verbonden moest worden, voordat zo een tijdelijke wet in het reguliere systeem moest worden beoordeeld. De minister kent nu een totaal andere motivatie aan de verlengingswet toe dan aan de onderliggende, oorspronkelijke, tijdelijke wet. Dit is op zich zijn goed recht. Ik vind het alleen niet zo chic in het debat.
Minister Donner:
Ik zal de vragen van mevrouw Tan beantwoorden in de volgorde waarin ze zijn gesteld. Het is nog steeds de bedoeling – ook in geval van een duurzamere situatie – is om een persoon naar een éénpersoonscel over te plaatsen als het strafrestant ten tijde van de veroordeling meer dan drie maanden is. Binnen de bestaande voorzieningen zijn dergelijke cellen echter niet voorhanden. Derhalve is het niet mogelijk. Er is steeds bekeken of overplaatsing van langer veroordeelden mogelijk was. Het is dus de bedoeling om die mogelijkheid te scheppen en niet om maandenlang meer mensen in een cel te houden. Tegelijkertijd moeten wij ons echter hoeden voor het beeld dat een situatie met één op een cel door iedereen wordt geprefereerd. In de ontstane situatie gaven sommigen wel degelijk de voorkeur aan meer mensen op een cel. Met een reduceren naar twee op een cel wordt uitgegaan van een getalsmatig idee: hoe minder hoe beter. Bijvoorbeeld de bonden geven mij te kennen dat zij liever drie op een cel zien dan twee op een cel, omdat daarmee vaak de spanning in een cel kan worden voorkomen.
Het monitoren van de kwaliteit van de voorzieningen is nu in wezen wel afgerond. Ik wil echter graag overwegen in hoeverre de vraag wat de effecten van het regime met twee op een cel op langere termijn zijn in het programma van het WODC kan worden opgenomen. De vraag wanneer er voordelen zijn en wanneer nadelen is terecht. Misschien blijkt het regime wel zo prettig te zijn, dat wij over een tijdje op alle niveaus omschakelen. Er mag echter niet een verkeerd beeld ontstaan, namelijk dat wij met alle ruwweg 13.000 cellen naar het systeem van twee op een cel gaan. Gelet op de mensen waarvoor dat mogelijk is, de ruimte die wij hebben en op de eisen van het personeel, kom ik vooralsnog hooguit op 1000 cellen die daarvoor geschikt kunnen worden gemaakt. Ik krijg er dan 1000 plaatsen bij. In het gevangeniswezen zal niet plotseling alles omvallen, zodat wij daar twee keer zoveel personen kwijt kunnen. De voorzieningen zijn daar niet op berekend. Het geheel moet nog geleidelijk groeien.
Ik moet een slag om de arm houden. Vooralsnog voorzie ik geen noodsituaties, maar ik weet niet hoe het gaat. Mevrouw De Wolff leest dat ik vanaf april een noodsituatie afkondig. Ik denk dat dit niet het geval zal zijn.
Rio Canario is een politiecellencomplex en geen huis van bewaring. Op dit moment staat dit complex leeg in afwachting van een verbouwing. Nederland heeft toegezegd om behulpzaam te zijn bij de ombouw. Op korte termijn zal er een aanvraag bij Binnenlandse Zaken worden ingediend om het gebouw aan te passen aan de geldende eisen.
De heer Rosenthal sprak over het WRR-rapport, de toepassing van het legaliteitsbeginsel en geweldsdelicten. Bij geweldsdelicten is er weinig verschil tussen het opportuniteitsbeginsel en het legaliteitsbeginsel omdat wij op dit moment al op percentages van 70 tot 80 zitten van alle gevallen die vervolgd worden, althans bij de echte geweldsdelicten. Daar maakt het dus weinig verschil uit.
Volgens de adviezen die ik inmiddels gekregen heb op het wetsvoorstel Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet kunnen op dit moment reeds méér personen op één cel. Als wij dat echter doen, roept een ander segment even hard dat het nog lang niet kan binnen wet. Ik wil de wet dan ook maar aanpassen op dit punt. In de Penitentiaire beginselenwet zijn de elementen die verder geregeld moeten worden om het regime in te voeren zoals nu wordt voorgesteld, reeds gedelegeerd aan de Kroon om bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen. Er is dus geen aanleiding om dat verder te doen. Ik zal echter nogmaals bekijken of het alles omvat. Ik lees in mijn papieren dat artikel 3 van de Penitentiaire maatregel de duur van de dagprogramma's bepaalt. Het is een AMvB die dat bepaalt.
De medewerking van de desbetreffende luchtvaartmaatschappijen is tot nu toe goed. De ene keer verloopt het wat gemakkelijker dan de andere keer. Op de Antillenroute hebben wij te maken met twee luchtvaartmaatschappijen: de KLM en de DCA. De ene keer werkt de ene maatschappij wat makkelijker mee dan de andere, maar over het algemeen valt deze problematiek heel wel te bespreken ook omdat deze luchtwegen anders onder verdenking komen.
Mevrouw Tan heeft gevraagd, of er bij de harmonisatie meer ruimte komt voor de introductie van een programma. Dat zal moeten blijken. Nogmaals, het betreft een geheel ander segment, namelijk de kortgestraften. Is daarvoor een dagprogramma nodig, ook gelet op de kosten daarvan? Daarbij speelt ook de vraag, of er voor die categorieën sprake moet zijn van resocialisatieprogramma's omdat het daarbij om kortere termijnen gaat. Bij drugskoeriers zijn de termijnen inderdaad langer. Nogmaals, er wordt al lange tijd gekeken naar wat er verder mogelijk is. Als de resocialisatie met name plaatsvindt op de Nederlandse Antillen, ligt die in wezen buiten ons bereik. Als het gaat om gevangenisstraffen die in Nederland uitgezeten worden, is daarop de reclassering van toepassing en eventueel ook resocialisatie. Ik benadruk dat ik allerminst pretendeer dat er met tevredenheid kan worden gekeken naar de ontwikkelingen van de afgelopen tijd. Met dit instrument kunnen niet alle problemen worden opgelost. Ik ben echter toch van mening dat ons streven gericht moet zijn op greep krijgen op de problematiek. Dat is in het belang van de Nederlandse samenleving, van de Antilliaanse samenleving en van de mensen die het aangaat. In dat kader heb ik deze wet nodig.
Ik ben de heer Van de Beeten nog een antwoord schuldig op zijn vraag over de prognoses van het gevangeniswezen. Ook uit de brief over de modernisering van de sanctietoepassing blijkt dat wij ons ten volle bewust zijn van de problematiek in het gevangeniswezen. Er zullen echter niet veel zaken meer bijkomen. In de meerjarencijfers van het gevangeniswezen is echter uitgegaan van een afname van de aantallen. De verwachting was dat toepassing van het beleid daartoe zou leiden. Zoals iedereen weet, wordt er al sinds Kaïn en Abel gemoord en worden mensen in de gevangenis gezet. Toch worden de gevangenissen niet afgeschaft, omdat opsluiten geen succes heeft. Het blijft nodig.
Wij blijven proberen, tegemoet te komen aan de wensen. In de brief over de modernisering van de sanctietoepassing staat dat het mogelijk is om met de middelen die er nu zijn uitgetrokken en eventueel nog wat extra middelen, 5000 extra plaatsen te creëren. Hieronder valt ook de mogelijkheid van elektronisch huisarrest. Dit betekent ten dele echter ook dat cellen die anders zouden worden gesloten, worden opengehouden. Het grootste probleem zijn de kosten van het benodigde personeel en niet de kosten van de stenen. Het openhouden van asielzoekerscentra, zoals werd gesuggereerd, is geen oplossing. Het is een voortdurend punt van aandacht. Ik heb een brief aan de Tweede Kamer in voorbereiding waarin ik aangeef hoe ik op korte termijn de problematiek denk op te lossen. Als er wezenlijke risico's zijn, hoop ik daar duidelijkheid over te kunnen geven.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.
De voorzitter:
De aanwezige leden van de fracties van GroenLinks en D66 en de leden Jurgens en Le Poole wordt conform artikel 112 van het Reglement van orde aantekening verleend, dat zij geacht willen worden zich niet met het wetsvoorstel te hebben kunnen verenigen.
Sluiting 19.10 uur
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20022003-19-604-613.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.