Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Tabakswet (26472),

- over:

- de motie-Werner c.s. over preventie en ondersteuning van stoppogingen (26472, EK nr. 59).

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Van Heukelum (VVD):

Voorzitter. Zowel bij de schriftelijke voorbereiding als bij de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Tabakswet is van de zijde van de VVD-fractie aangegeven dat zij zich zeer wel kan vinden in de doelstelling van het wetsvoorstel, zoals verwoord in de considerans. De VVD-fractie kan ook het betoog van de minister betreffende de schadelijke aspecten van tabaksgebruik alleszins onderschrijven. De kritiek van de VVD-fractie op het wetsvoorstel betreft voornamelijk de volgende punten.

Met de Raad van State is mijn fractie van mening dat de voorgestelde maatregelen, zoals vermeld in het wetsvoorstel aanzienlijk verder gaan dan nodig is voor het beoogde doel.

Een tweede punt van kritiek is dat het wetsvoorstel gezien het grote aantal algemene maatregelen van bestuur het karakter van een kaderwet heeft, waarbij een groot aantal open einden blijft bestaan.

Verder hecht mijn fractie geen geloof aan een scala van ge- en verboden waarmee het gedrag van mensen gestuurd zou kunnen worden.

Ik heb aangegeven dat mijn fractie met dit wetsvoorstel heeft geworsteld. Kernvraag was en is de vraag hoe ver de overheid mag of moet gaan met het nemen van gezondheidsbeschermende maatregelen die diep ingrijpen in het privédomein van de burger. Naar de mening van mijn fractie gaat het wetsvoorstel in dezen een stap te ver.

In het wetsvoorstel worden maatregelen voorgesteld die mijn fractie positief waardeert. Er zijn echter ook maatregelen waarover ons oordeel negatief uitvalt. Alles afwegende komt een deel van mijn fractie tot het oordeel dat de negatieve aspecten overwegen, waardoor het wetsvoorstel als geheel ondanks de goede doelstellingen zijn doel voorbijschiet. Om die reden zullen zij hun steun aan het wetsvoorstel onthouden. Een ander deel van mijn fractie is echter van mening dat iedere maatregel om het roken te ontmoedigen aangegrepen dient te worden. Om die reden zal dit deel van mijn fractie ondanks de door mij verwoorde kritiek het wetsvoorstel wél steunen.

De heer Werner (CDA):

Voorzitter. Enkele weken geleden kon ik aan het einde van de beraadslagingen nog niet zeggen hoe mijn fractie oordeelt over dit wetsvoorstel. Wij hadden afgesproken hierover in de fractie nog te overleggen, gehoord het antwoord van de minister. Ik heb toen gezegd dat ik de fractie positief zou adviseren. Dat heb ik vanochtend dan ook gedaan en op grond van twee overwegingen heeft mijn fractie besloten om voor dit wetsvoorstel te stemmen. In de eerste plaats op grond van de duidelijke toezegging van de minister om bij de implementatie van de wet uitvoerig overleg te plegen met betrokkenen en bij de verschillende algemene maatregelen te rapporteren over de wijze waarop het overleg is gevoerd en in welke mate overeenstemming is bereikt. Dat was voor ons een belangrijk punt.

De tweede belangrijke overweging is – en ik hoop dat dit bevestigd zal worden door de uitslag van de stemming over mijn motie – dat de minister nadrukkelijk heeft gezegd de motie te willen uitvoeren en het geld ter beschikking te willen stellen voor ondersteuning van de preventie en het stoppen met roken.

Deze beide toezeggingen heeft de minister niet gedaan in de Tweede Kamer. Voor ons vormen ze in ieder geval aanleiding om het wetsvoorstel te steunen.

De voorzitter:

De minister zal uit de Handelingen kunnen kennis nemen van beide stemverklaringen.

Ik constateer dat de leden Bierman-Beukema toe Water, Broekers-Knol, Van den Broek-Laman Trip, Roscam Abbing-Bos, De Blécourt-Maas, Ginjaar, Swenker, Van Heukelum, Luijten, Ketting en Varekamp tegen dit wetsvoorstel hebben gestemd en de overige leden ervoor, zodat het is aangenomen.

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen over de motie-Werner c.s.

De heer Van Heukelum (VVD):

Mijnheer de voorzitter. Ik heb bij herhaling aangegeven dat mijn fractie preventie het beste wapen vindt in het tabaksontmoedigingsbeleid. Het bedrag dat thans besteed wordt aan preventie is peanuts in vergelijking met het bedrag dat ontvangen wordt aan accijnzen. Het heeft mijn fractie verbaasd dat de minister op verzoek van de CDA-fractie in de Eerste Kamer wel 15 mln euro extra wil uittrekken voor preventie, maar zij tegen de CDA-fractie in de Eerste Kamer heeft gezegd daarvoor geen middelen ter beschikking te hebben. Mijn fractie heeft goed begrepen dat de minister geen spijkerharde garantie heeft gegeven ten aanzien van het beschikbaar stellen van 15 mln euro. Om die reden acht mijn fractie druk op de ketel wenselijk. Zij zal de motie-Werner c.s. daarom unaniem steunen.

In stemming komt de motie-Werner c.s. (26472, EK nr. 59).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

Momenteel is er geen volgend punt aan de orde. De vergadering is vanochtend onderbroken toen de bewindslieden bij elkaar werden geroepen voor een extra vergadering van de ministerraad. Het is ondertussen iedereen duidelijk om welke reden die extra vergadering wordt gehouden. Ik heb begrepen dat de minister-president zich om half vier zal richten tot de Tweede Kamer met een verklaring naar aanleiding van de vergadering van de ministerraad. Het is wat laat om op dat moment de orde van de vergadering van de Eerste Kamer te bepalen aan de hand van de eventuele aanwezigheid van bewindslieden, nog afgezien van het feit dat hun gemoedstoestand waarschijnlijk niet zodanig zal zijn dat zij met voldoende bekwaamheid de wetsvoorstellen kunnen verdedigen. Op de agenda staat evenwel ook het initiatiefwetsvoorstel-Depla c.s. Ik kan mij voorstellen dat dit onderwerp wel kan worden behandeld; de betrokken leden van de overzijde hebben zich natuurlijk buitengewoon gespitst op de gedachte in onze vergaderzaal aanwezig te mogen zijn. Er zijn in het kader van dat debat vragen gesteld aan de regering. Wellicht zijn de woordvoerders van mening dat de aanwezigheid van de staatssecretaris noodzakelijk is om antwoorden op die vragen te verkrijgen. Ik kan mij echter ook voorstellen dat die vragen in het debat worden herhaald en deze op een later moment schriftelijk worden beantwoord door de staatssecretaris. Als de woordvoerders het met deze gang van zaken eens zijn, kunnen wij het wetsvoorstel vanmiddag afhandelen.

De heer Hessing (D66):

Voorzitter. Ik heb namens mijn fractie voornamelijk vragen aan de staatssecretaris. Als die schriftelijk beantwoord kunnen worden, ben ik bereid mij daarnaar te voegen.

De heer De Beer (VVD):

Is de afwezigheid van de staatssecretaris een feit?

De voorzitter:

Nee.

De heer De Beer (VVD):

In dat geval pleit ik ervoor te bewerkstelligen dat hij bij het debat aanwezig is.

De voorzitter:

Het spreekt natuurlijk vanzelf dat wij ons best doen om hem aanwezig te laten zijn. Het leek mij echter wat ver gaan om de behandeling af te blazen als hij niet aanwezig kan zijn. Normaliter wordt een beslissing hieromtrent in het College van senioren genomen, maar het leek mij sneller om de overweging in dit verband hier voor te leggen. Wij zullen de openbare vergadering om half drie heropenen. Op dat moment is het initiatiefwetsvoorstel-Depla c.s. aan de orde, al dan niet in aanwezigheid van de staatssecretaris.

Mevrouw Van den Broek-Laman Trip (VVD):

Voorzitter. Ik heb begrepen dat de minister bereid was de Wet beveiliging luchtvaartterreinen vandaag te behandelen.

De voorzitter:

Ik heb datzelfde signaal ontvangen. Zijn de woordvoerders op dat terrein van mening dat dit onderwerp behandeld kan worden zonder de aanwezigheid van de minister?

Mevrouw De Wolff (GroenLinks):

De twee sprekers die zich voor dit debat hebben ingeschreven, gaan ermee akkoord dat het wetsvoorstel wordt afgehandeld met aantekening van de fracties die tegen het wetsvoorstel zijn.

De voorzitter:

U ziet in het geheel af van behandeling. Ik constateer dat de andere fracties zich in dit voorstel kunnen vinden. Bij het heropenen van de vergadering zal het betreffende wetsvoorstel worden afgehandeld.

Mevrouw Ter Veld (PvdA):

Voorzitter. Mag ik uit uw voorstel begrijpen dat de andere geagendeerde onderwerpen zoals het debatje over criminaliteitspreventie van de agenda van heden worden afgevoerd?

De voorzitter:

Zoals steeds bent u snel van begrip, mevrouw Ter Veld, want dat is inderdaad het geval. Wij zullen alleen het voorstel van wet van de leden Depla, Ravestein, Van Wijmen, Duivesteijn en Biesheuvel behandelen; alle andere punten op de agenda vervallen. Wij zullen volgende week moeten vaststellen in hoeverre wij die punten alsnog kunnen behandelen. Daarbij zitten een begrotingsbehandeling van LNV zoals u weet, een debat over de criminaliteitspreventie met de minister van Justitie en nog andere wetsvoorstellen.

De vergadering wordt van 13.35 uur tot 14.30 uur geschorst.

Naar boven