Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Samenvoeging van de gemeenten Dodewaard, Echteld en Kesteren (27589).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Holdijk (SGP):

Voorzitter. Wij zijn erkentelijk dat wij in de gelegenheid worden gesteld ook over dit herindelingsvoorstel even van gedachten te wisselen. Het is duidelijk dat het hierbij om heel andere proporties gaat dan bij het voorstel dat wij zojuist hebben behandeld. Dat kan men stellen aan de hand van allerlei factoren. Alleen al het aantal inwoners waarover wij het hebben, zegt wat dat betreft genoeg. Kesteren, de grootste gemeente, heeft ruim 10.000 inwoners. Dodewaard heeft er 4300 en Echteld 6700. Voor dit samenvoegingsvoorstel geldt voorts dat het veel minder omstreden is dan het vorige voorstel.

In de Tweede Kamer hebben op 7 juni jl. alle fracties, behalve de SP-fractie, aan de beraadslaging over dit wetsvoorstel deelgenomen. Per saldo stemde op 12 juni slechts één fractie tegen. Dit gegeven zal voor de fracties in deze Kamer, op één na wellicht, een reden geweest zijn dit wetsvoorstel zonder voorlopig verslag en zonder debat te laten passeren. Daar komt waarschijnlijk als niet minder belangrijke factor bij dat geen van de samen te voegen gemeenten zich per adres tot deze Kamer heeft gewend. Dat is een niet onbegrijpelijke, maar bijna ongebruikelijke gang van zaken.

Ruim een jaar geleden, op 21 juni 2000, hebben provinciale staten van Gelderland zonder hoofdelijke stemming besloten overeenkomstig het voorstel voor de ontwerpherindelingsregeling. Bij die gelegenheid werd een motie van provinciale staten met algemene stemmen aangenomen, waarvan de inhoud de minister bekend zal zijn en waarvan een deel van het dictum betrekking had op de voorziene financiële problematiek van de nieuwe gemeente. Deze financiële aspecten vormden voor vrijwel alle fractiewoordvoerders aan de overzijde het voornaamste element van hun bijdrage aan het debat op 7 juni. Ik zal herhaling vermijden. Ik noem slechts het punt van de kosten in verband met afvloeiingsregelingen en het punt van de uittredingskosten van de gemeente Dodewaard uit diverse gemeenschappelijke regelingen.

De minister heeft zich vrij frontaal gekeerd tegen de wensen van de Tweede Kamer om de toekomstige gemeente op deze punten, zo nodig, tegemoet te komen. Onder erkenning van het feit dat de huidige positie van de desbetreffende gemeenten niet bepaald florissant is te noemen, stelde hij zich op het standpunt dat het bij herindelingen niet gaat om de oplossing van financiële problemen. Ik vestigde daar bij het vorige voorstel reeds de aandacht op. De problematiek van afvloeiingsregelingen zou de minister nog bestuderen.

Met het algemene standpunt, zoals ingenomen door de minister, ben ik het natuurlijk opnieuw eens. Financiële overwegingen mogen geen reden zijn om voorstellen in te dienen tot gemeentelijke herindeling. Dat neemt echter niet weg dat ik nog eens een beroep op de minister doe de nieuwe gemeente tegemoet te komen, wanneer zich thans nog niet geheel in te schatten nadelige financiële effecten voordoen, als gevolg van de herindeling. Dat doe ik met des temeer vrijmoedigheid nu de herindeling als een vrijwillige wordt voorgesteld, terwijl voldoende objectief vast te stellen is dat dit voor één gemeente, de grootste van de drie, niet geldt. Deze is ten slotte bezweken onder de druk van gedeputeerde staten. Onder verwijzing naar dit gegeven, meen ik dat degene die de eindverantwoordelijkheid draagt voor de herindeling, de wetgever, zich medeverantwoordelijk zou dienen te weten en te stellen voor de eventuele door mij bedoelde nadelige financiële effecten van zulk een herindeling, voorzover daar op het moment van de finale besluitvorming geen rekening mee kon worden gehouden. Onder dit "als-danvoorbehoud" zou, naar ik meen, van de minister een houding mogen worden verwacht die van wat meer tegemoetkomendheid zou getuigen dan tijdens het Tweede-Kamerdebat het geval was.

Ik hanteer geen "do ut desprincipe", wat in dit geval betekent dat mijn fractie, evenmin als mijn geestverwante fractie in provinciale staten van Gelderland, zich tegen de herindeling als zodanig zal keren. Dusdanig principieel ligt deze herindeling voor mijn fractie niet dat zij een tegenstem zou rechtvaardigen. Bovendien realiseer ik mij dat de drie gemeenten, zij het aanvankelijk contrecoeur, althans niet van harte, zich intussen feitelijk voorbereiden op de voorgestelde samenvoeging. Met belangstelling zal mijn fractie naar de reactie van de minister luisteren.

Minister De Vries:

Mijnheer de voorzitter. Ik constateer uit het feit dat alleen de heer Holdijk zich heeft ingeschreven, de andere leden van uw Kamer stilzwijgend kunnen instemmen met dit wetsvoorstel. Het wetsvoorstel beoogt de gemeenten Dodewaard, Kesteren en Echteld samen te voegen tot een nieuwe krachtige plattelandsgemeente van ongeveer 21.000 inwoners. Dat is een fraai sluitstuk van de bestuurlijke reorganisatie in de Betuwe na de vorming van de gemeenten Buren, Overbetuwe en Bemmel. De heer Holdijk is op zichzelf niet tegen de herindeling, al heeft hij wel zorgen over de nadelige financiële effecten van deze herindeling. Hij meent dat ik in dezen ook voor de toekomst een zekere verantwoordelijkheid zou moeten nemen. Ik vind dat zo gesteld echter iets te globaal. Allereerst zou ik willen zeggen dat ik niet zo bezorgd ben over de financiële situatie van de gemeente. Dodewaard, Echteld en Kesteren hebben niet een opvallend zwakke positie. Wat betreft de financiële positie nemen deze drie gemeenten in hun provincie een middenpositie in. Het is naar mijn smaak ook niet aan te nemen dat de situatie voor de nieuwe gemeente anders zal zijn. Het zou wel eens zo kunnen zijn – ik heb ook de neiging om dat aan te nemen – dat de samenvoeging een heilzame werking heeft.

De gemeenten hebben een onderzoek laten verrichten naar de financiële aspecten van de herinde ling. Ik heb dat in de Tweede Kamer uitvoerig doorgenomen en heb daarbij een vergelijking gemaakt met de cijfers waar ikzelf over beschikte. Ik ben nog steeds van mening dat dit onderzoek een te somber beeld geeft. De algemene uitkering is bijvoorbeeld hoger dan eerder was becijferd. Mede gelet op de maatstaf herindeling die ik vorig jaar fors heb verhoogd, meen ik dat de nieuwe gemeente een degelijke toekomst tegemoet kan zien. Mocht het desondanks zo zijn dat de overgangsproblemen tegen mijn verwachting in niet overwonnen lijken te kunnen worden, dan is mijn financiële afdeling op het ministerie te allen tijde bereid om bijvoorbeeld door een begrotingsscan de helpende hand te bieden. Met zo'n begrotingsscan kan een analyse worden gemaakt van de begroting om op die manier uit te vinden wat er aan schort. In de praktijk blijkt dat dit buitengewoon behulpzaam kan zijn voor een gemeente bij de ontwikkeling van haar plannen. Nogmaals, ik ben niet zo beducht over de levensvatbaarheid van de nieuwe gemeente. Integendeel, ik heb er alle vertrouwen in. Mij dunkt, dat ik mij in de Tweede Kamer niet al te zeer terughoudend heb opgesteld in dit opzicht. Ik heb mij opgesteld zoals dat van mij verwacht moet worden, namelijk eerlijk en objectief naar alle gemeenten in ons land. Voor deze nieuwe gemeente, die blijkens mijn gegevens een middenpositie inneemt in de provincie waarin zij is gelegen, zie ik geen aanleiding tot veel zorgen. De financiële verhouding kenmerkt zich door kostengeoriënteerdheid. Dat betekent dat zeer zorgvuldig en gedetailleerd wordt nagegaan welke kostenfactoren er in een gemeente spelen. Dit gevoegd bij de verhoging van de maatstaf herindeling maakt dat de gemeenten na de fusie – waarvoor zij frictiekosten vergoed krijgen in het kader van die maatstaf herindeling – in staat moeten zijn op een gezonde manier de toekomst in te gaan. Dat is niet alleen mijn wens, maar ook mijn verwachting. Mijn departement is, zoals ik zojuist ook zei, te allen tijde bereid de gemeente bij te staan, mocht de gemeente behoefte hebben aan een doorlichting van de financiële situatie. Tegelijkertijd merk ik op dat de cijfers die bureaus verstrekken die door gemeenten in de arm worden genomen, wel eens aan de hoge kant lijken te zijn. Ik moet daar – ook om mijn verantwoordelijkheid naar andere gemeenten waar te maken – op een kritische wijze mee omgaan. Nogmaals, ik deel de zorgen van de heer Holdijk niet, maar zeg toe dat, mijn departement altijd bijstand zal verlenen aan de gemeente mocht zij daar behoefte aan hebben.

De heer Holdijk (SGP):

Voorzitter. Mijn fractie past erkentelijkheid voor de reactie van de minister in eerste termijn. Wat de algehele financiële positie van de toekomstige gemeente betreft deel ik de opvatting van de minister dat er geen bijzondere reden tot ongerustheid of zorg behoeft te bestaan. Ik waardeer de toezegging dat zijn departement altijd bereid is om de helpende hand te bieden wanneer zich onverwachte problemen voordoen.

De minister heeft toegezegd op de problematiek van de afvloeiingsregelingen te studeren. Ik verwacht niet dat hij daar nu meteen iets over zal zeggen. Dat is overigens een kwestie die niet alleen voor deze gemeente een punt van aandacht behoort te zijn.

Ik heb aandacht gevraagd voor de eventuele uittredingskosten voor de gemeente Dodewaard uit de verbanden waarin die gemeente nu is betrokken. Voor de minister noch voor mijn fractie is het mogelijk om een exacte inschatting van die kosten te maken. Mijn interventie was er alleen op gericht om de nieuwe gemeente niet de dupe te laten worden van onverwachte, nog niet in te schatten hoge kosten.

Voorzitter. Tot slot deel ik de opvatting van de minister dat niet afgegaan moet worden op inschattingen van bureaus die gemeenten in de arm nemen. Daarom heb ik mij gebaseerd op een eventuele nadelige uitkomst in concreto en niet vooraf.

Minister De Vries:

Voorzitter. De heer Holdijk legt in tweede termijn de vinger op twee concrete kostenposten die voor deze gemeente een opvallende omvang zouden kunnen hebben. Voor de afvloeiingsregelingen is dat vrij duidelijk, want die zijn, zoals ik ook in de Tweede Kamer heb aangegeven, naar mijn smaak bepaald niet zuinig ingevuld. Ik wijs erop dat de gemeente daar wel als onderhandelaar bij heeft gezeten. Hoewel er niet altijd iets aan te doen valt, weet ik zeker dat mij zo'n regeling nooit zal worden aangeboden.

Over de uittredingskosten uit de gemeenschappelijke regeling is men thans nog in gesprek, voorzover ik weet. Ik heb in de Tweede Kamer vertrouwen uitgesproken dat men dat in redelijkheid oplost en dat de provincie daarbij eventueel een positieve rol zal spelen. Ik heb geen aanleiding om daaraan te twijfelen. Ik heb daarover ook geen signalen gekregen in de afgelopen tijd.

Terugkerend naar een opmerking van de heer Holdijk in eerste termijn, het is inderdaad opmerkelijk dat de Eerste Kamer geen adres heeft gekregen van de betrokken gemeenten. Dat is anders dan bij het onderwerp dat eerder aan de orde was, waarbij de e-mails rijkelijk zijn toegevloeid. Het feit dat men helemaal niets van zich laat horen, mag niet altijd worden uitgelegd als "geen nieuws, goed nieuws", maar ik kan er ook niet uit afleiden dat wij te maken hebben met een virulente problematiek waar alle bestuurders in de nieuwe gemeente zich vreselijke zorgen over maken.

Ik denk dat wij de gemeente met datgene wat wij in eerste termijn hebben gewisseld, wellicht kunnen helpen om de financiële bakens op een solide manier neer te zetten. Nogmaals, op basis van de gegevens die op mijn departement bekend zijn, verwacht ik niet dat er een bijzondere problematiek bij deze gemeente zal optreden.

De beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.

Naar boven