Aan de orde is de stemming over het wetsvoorstel Wijziging van de sociale zekerheidswetten in verband met de nadere vaststelling van een stelsel van administratieve sancties, alsook tot wijziging van de daarin vervatte regels tot terugvordering van ten onrechte betaalde uitkeringen en de invordering daarvan (wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid) (23909),

- over:

- de motie-Jaarsma c.s. over de ongewenste neveneffecten op het gebied van de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de ziekenfondsverzekering (23909, nr. 114f).

(Zie vergadering van 16 april 1996.)

De voorzitter:

Er is gevraagd om een korte derde termijn. Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Jaarsma (PvdA):

Wij zijn de staatssecretaris erkentelijk voor de inzet waarmee hij de gesignaleerde problematiek van het verlies van nevenrechten met betrekking tot arbeidsongeschiktheid en ziektekosten bij blijvende gehele weigering van de WW-uitkering heeft benaderd.

In zijn brief van 19 april geeft hij aan – ongeacht het feit of het nu om veel dan wel weinig gevallen gaat, iets waarover je heel lang zult kunnen twisten zo lang wij niet beschikken over harde cijfers – dat dit probleem kan worden opgelost. Ik heb begrepen dat het ook zàl worden opgelost en mijn fractie is daar zeer tevreden over. Ik signaleer nog wel één probleempje; een mens moet tenslotte een beetje aan de gang blijven. Voor de WAO-dekking rekt de staatssecretaris artikel 81, lid 1, onder a, zodanig op dat de geheel gesanctioneerden in de WW hieronder vallen. Dit artikel is echter bedoeld voor personen die afwisselend in dienstbetrekking en als zelfstandige werkzaam zijn, waardoor het risico van inkomensderving wegens arbeidsongeschiktheid niet altijd gedekt is. Het is ook bedoeld voor zwangere vrouwen, mits de zwangerschap wordt gevolgd door een dienstbetrekking.

Voor de categorie WW'ers hebben wij lid 1, onder i. Dit artikel refereert aan artikel 7 WAO en dat bepaalt weer dat werknemers ondanks werkloosheid toch als werknemer kunnen worden beschouwd en uit dien hoofde verzekerd zijn voor de WAO. Wetgevingstechnisch had dit lid eigenlijk moeten worden aangepast. Voorzitter! Ik wil er niet kinderachtig over doen. Wat mij betreft telt het materiële effect van de toezegging. De staatssecretaris kondigt nu aan dat hij via TICA de bedrijfsverenigingen wil vragen betrokkenen bij blijvende gehele weigering van WW-uitkering te wijzen op de mogelijkheid van de vrijwillige WAO-verzekering. Ik denk dat hij, gegeven mijn opmerkingen, een stap verder zal moeten gaan en moet bewerkstelligen dat de uitvoeringsvoorschriften worden aangepast aan de bedoeling. Dat is nodig omdat artikel 81 WAO niet op deze oplossing is toegesneden en ik weet hoe fanatiek deze staatssecretaris tegen contra-legem-gedrag is. In de veronderstelling dat hij bereid is deze toezegging te doen, trek ik mede namens de andere indieners de motie thans in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Jaarsma c.s. (23909, nr. 114f) is ingetrokken, maakt zij geen deel meer uit van de beraadslaging.

Mevrouw Jaarsma (PvdA):

Voorzitter! Om een stemverklaring te voorkomen, geef ik nu maar meteen de overwegingen van mijn fractie die bepalend zijn voor het stemgedrag.

Laat ik vooropstellen en herhalen dat ook wij overtuigd zijn van de noodzaak, misbruik van sociale verzekeringen en voorzieningen te bestrijden. Wij, en dat geldt voor de gehele fractie, betwijfelen echter zeer of het op deze wijze moet. Ik heb dat in eerste en in tweede termijn uiteengezet. Wij vrezen dat de wet in een aanzienlijk aantal gevallen zal leiden tot evidente onrechtvaardigheden. Wij voorzien, en met ons de staatssecretaris, een run op de rechter.

Wij vinden dat wetgeving, gebaseerd op casuïstiek terzake van het delict met tegelijkertijd introductie van een onwrikbare straf, niet bevorderlijk is voor een volwassen en verantwoordelijke houding van burgers en daarmee potentieel schade toebrengt aan de relatie tussen overheid en burgers. Wij voorzien een hoop ellende bij de uitvoering in concrete gevallen omdat ons sociale stelsel zo ingewikkeld in elkaar zit dat onvermijdelijk zal blijken dat er nog veel meer onbedoelde neveneffecten zullen optreden. Ik neem aan dat ook op deze wet de eigentijdse monitoring van de overheid zal worden losgelaten. De meest grove missers zullen dan wel aan de oppervlakte komen en die reparatiewetgeving zien wij te zijner tijd dan wel weer hier verschijnen.

Voorzitter! Voor het grootste deel van mijn fractie is het feit dat de staatssecretaris heeft teruggenomen dat er zonder aanzien des persoons wordt gesanctioneerd, reden om steun aan dit wetsvoorstel te geven. Door onomwonden toe te geven dat de uitvoeringsorganen moeten toetsen op individueel niveau en dat daarbij ook individuele omstandigheden in aanmerking genomen kunnen worden, heeft de staatssecretaris deze leden over de streep getrokken. Zij achten dit de belangrijkste winst van dit debat. Voor een enkel lid van mijn fractie blijven de bezwaren overwegen. Zij zal dit wetsvoorstel dan ook niet steunen.

De heer Veling (GPV):

Mijnheer de voorzitter! Mede namens de fracties van SGP en RPF kan ik verklaren dat wij, na afweging, het wetsvoorstel zullen steunen. Wij zijn er met de regering van overtuigd dat misbruik en oneigenlijk gebruik van sociale zekerheid moet worden tegengegaan, dat uitbreiding van het instrumentarium inzake sancties nuttig is en dat een aanscherping van het beleid bij sancties wenselijk is. Wij houden onze zorg dat de wettelijke regeling die de vrijheid van uitvoeringsorganen inperkt, tot onevenwichtigheid en misschien zelfs onrechtvaardigheid zou kunnen leiden. Die zorg blijft, maar na onze afweging zullen wij het wetsvoorstel steunen.

De heer Hessing (D66):

Mijnheer de voorzitter! Een deel van mijn fractie is gevoelig gebleken voor het argument van de staatssecretaris dat je jezelf moet vragen of je in principe onderscheid zou moeten maken tussen de categorie werklozen die normaal aan het einde van een werkloosheidsuitkering geraken en degenen die door eigen toedoen hun werkloosheidsuitkering in tijd beknot zien worden. Een deel van mijn fractie is geneigd om die vraag ontkennend te beantwoorden. Los daarvan kan mijn fractie de brief van de staatssecretaris ondersteunen. Vorige keer is gesignaleerd dat een voorziening moet worden getroffen voor degenen die na een werkloosheidsuitkering in de bijstand terechtkomen, daar een schorsing ondervinden en dan ook niet verzekerd zouden zijn op grond van de Ziekenfondswet. Die voorziening komt er. Ik denk dat daarmee wat dat betreft de kou uit de lucht is. Mijn fractie zal voor het wetsvoorstel stemmen.

Staatssecretaris Linschoten:

Voorzitter! Ik dank de woordvoerders voor hun inbreng in derde termijn. Ik meen met mevrouw Jaarsma dat er nog één puntje rest wat het debat van vorige week betreft. Zij geeft aan dat ik in mijn brief artikel 81 WAO heb opgerekt. Dat van enig oprekken sprake is, moet ik natuurlijk erkennen. Dat het gaat om een contra-legem-uitvoering van dat artikel werp ik verre van mij. Waar de waarheid precies ligt, lijkt mij op dit moment minder relevant. Ik ben het eens met degenen die hebben gezegd dat het fraaier zou zijn om dat artikel 81 bij een volgende aanpassing van de WAO mee te nemen, in die zin dat de tekst, meer dan nu het geval is, in overeenstemming is met de bedoeling van de wetgever. Het komt erop neer dat wij artikel 81 bij een van de volgende wijzigingen van de WAO in die zin wijzigen dat duidelijk wordt gemaakt dat een ieder die een WW-uitkering wordt geweigerd, maar wel beschikbaar is voor de arbeidsmarkt, wordt toegelaten tot de vrijwillige verzekering. Ik zal een van de volgende gelegenheden aangrijpen om die tekstuele wijziging in de WAO aan te brengen.

De beraadslaging wordt gesloten.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fractie van GroenLinks, het lid van de fractie van de SP en de leden Bierman en Le Poole tegen het wetsvoorstel hebben gestemd en de overige aanwezige leden ervoor, zodat het is aangenomen.

Naar boven