Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over vermeende sponsoring van terreurorganisaties (ingezonden 16 juni 2021).

Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 15 juli 2021).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Nederland steunt dubieuze Palestijnse organisaties»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3

Kunt u garanderen dat de Nederland geen steun geeft aan Palestijnse hulporganisaties die volgens Israëlische inlichtingenbronnen banden hebben met het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina, dat op de Europese lijst van terreurorganisaties staat? Kunt u een toelichting geven?

Wat heeft u gedaan met de eerdere waarschuwing van Israël aan ons land aangaande de steun aan omstreden NGO’s? Kunt u een toelichting geven?

Antwoord 3, 4

Het kabinet neemt beschuldigingen dat door Nederland gesteunde organisaties banden zouden hebben met terroristische organisaties altijd serieus. Gezien de ernst van de beschuldiging en de mogelijke gevolgen als iemand of een organisatie beschuldigd wordt van steun aan terrorisme, hecht het ministerie groot belang aan onderbouwing van een eventuele beschuldiging met bewijs dat inzichtelijk is voor de beschuldigde en zijn of haar advocaten en getoetst wordt door een rechter.

De op 5 mei jl. van Israël ontvangen informatie betrof vooral een organisatie die niet door Nederland wordt gesteund. Verder betrof het UAWC en twee organisaties die momenteel indirect door Nederland gesteund worden. De informatie betreffende de door Nederland indirect gefinancierde organisaties is door het Ministerie van Buitenlandse Zaken getoetst en biedt geen concreet bewijs van banden met PFLP. Zie ook de kamerbrief van 12 mei jl. (Kenmerk 23 432, nr. 482). De informatie die betrekking heeft op UAWC is door Israël gedeeld met het externe onderzoeksbureau Proximities en wordt betrokken bij het lopende onderzoek dat door Nederland is ingesteld. Het ministerie heeft Israël gevraagd eventuele aanvullende stukken te delen over mogelijke banden tussen door Nederland gesteunde organisaties en PFLP. De Israëlische ambassadeur in Den Haag heeft in antwoord daarop te kennen gegeven dat de Israëlische overheid daar niet over beschikt (zie ook de antwoorden op vragen van het lid Paul, d.d. 26 mei jl., met kenmerk 2021Z08966). Voorts heb ik tijdens mijn telefonische felicitatiegesprek met de nieuwe Israëlische Minister van Buitenlandse Zaken, Yair Lapid, verzocht om informatie – mits die toch voorhanden is. Ik heb die boodschap herhaald tijdens mijn gesprek met hem en marge van de RBZ op 12 juli jl. Lapid zegde hierop toe informatie – indien aanwezig – graag met Nederland te willen delen, en erop toe te zullen zien dat gedeelde informatie voldoende solide is. Daarnaast heeft Nederland onmiddellijk navraag gedaan bij de Israëlische autoriteiten over de Israëlische inval bij het UAWC-kantoor in Ramallah – op 7 juli jl. – en daarbij andermaal onderstreept dat indien er nieuwe informatie beschikbaar is over UAWC, Nederland die graag zou ontvangen.

Vraag 4

Deelt u de mening dat het het zeer onwenselijk is als terreur mede mogelijk gemaakt wordt door Nederlands belastinggeld? Zo ja, kunt u garanderen dat dit niet gebeurt? Kunt u daarbij aangeven hoe u dat doet?

Antwoord 4

Het kabinet verwacht van alle partners waarmee wordt samengewerkt dat zij zich niet schuldig maken aan terrorisme, aanzetten tot geweld, haat zaaien of andere activiteiten die strijdig zijn met vigerende wetgeving en het Nederlands buitenlands beleid.

Voordat overgegaan wordt tot samenwerking worden organisaties getoetst. Tijdens de uitvoering vindt toezicht plaats, inclusief waar nodig een controle door een externe auditor. Als er uit het toezicht blijkt dat er mogelijk misstanden zijn, dan treedt het ministerie daar tegen op (zie ook de antwoorden op vragen van de leden Stoffer en Ceder, d.d. 17 mei jl., met kenmerk 2021Z08073).

Vraag 5

Welke «checks and balances» heeft u ingesteld sinds de vorige keer dat dit bleek te zijn gebeurd?

Antwoord 5

Nadat bleek dat het salaris van twee verdachten van een dodelijke bomaanslag deels betaald werd uit de Nederlandse bijdrage aan de overheadkosten van UAWC, heeft Nederland de financiering aan UAWC opgeschort en een extern onderzoek ingesteld. Als dat onderzoek is afgerond zal het, zoals door mij toegezegd tijdens het wetgevingsoverleg over het BHOS jaarverslag, na het zomerreces met een kabinetsreactie aan de Kamer worden aangeboden. Tevens heeft het ministerie intern in kaart gebracht of de risico’s bij het aangaan en vervolgen van de samenwerking met UAWC volgens de toentertijd geldende kaders zijn beheerst (zie ook de Kamerbrief van 26 januari jl. met kenmerk 23 432, nr. 480). De bevindingen hiervan zullen ook met uw Kamer gedeeld worden.

Naar boven