Vragen van het lid Nijboer (PvdA) aan de Minister van Financiën over negatieve rentes voor particulieren (ingezonden 16 april 2021).

Mededeling van Minister Hoekstra (Minister van Financiën) (ontvangen 19 mei 2021).

Vraag 1

Herinnert u zich uw antwoorden op mijn vragen van 3 september 2019 over de mogelijkheid dat banken in Nederland over zouden gaan op negatieve rentes?1

Vraag 2

Wat vindt u van de aankondiging dat ING al vanaf een spaartegoed van 100.000 euro negatieve rente gaat rekenen, zoals verschillende kleinere banken al doen?

Vraag 3

Wat betekent het voor het vertrouwen in het bankenstelsel als mensen negatieve rente wordt gerekend op hun spaargeld? Bent u niet bang dat mensen hun geld op andere manier gaan stallen, bijvoorbeeld in risicovolle beleggingen of contanten?

Vraag 4

Bent u, zoals u aankondigde in de antwoorden op mijn vragen, inmiddels in gesprek gegaan met banken en, zo ja, wat hebben deze gesprekken opgeleverd? Was uw inzet te voorkomen dat de saldogrenzen voor negatieve rente omlaag zouden gaan? Zo ja, wat vindt u ervan dat de banken hier kennelijk geen gehoor aan hebben gegeven?

Vraag 5

Wat acht u een redelijke saldogrens om negatieve rente in rekening te brengen?

Vraag 6

Bent u alsnog bereid te onderzoeken of negatieve rentes tot een bepaald spaarsaldo verboden kunnen worden?

Vraag 7

Wat betekent de lagere grens voor negatieve rentes voor (semi-)publieke instellingen als scholen, ziekenhuizen en non-profit organisaties? Erkent u de negatieve gevolgen en bent u bereid met banken in gesprek te gaan om deze te vermijden?

Mededeling

De schriftelijke vragen van de leden Nijboer, Alkaya en Van Dijk aan de Minister van Financiën over negatieve rentes voor particulieren (2021Z06255, ingezonden op 16 april; 2021Z06615, ingezonden op 21 april; 2021Z06889, ingezonden op 23 april) kunnen met het oog op een zorgvuldige en volledige beantwoording niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. Ik streef er naar om de antwoorden zo spoedig mogelijk aan uw Kamer te sturen.


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 94

Naar boven