Vragen van de leden Dijkgraaf (SGP), Geurts (CDA) en Lodders (VVD) aan de Staatssecretarissen van Infrastructuur en Milieu en van Economische Zaken over het bericht dat fabrikanten woest zijn over eenzijdige aanpassing van emissies innovatieve stalvloeren (ingezonden 13 oktober 2016).

Antwoord van Staatssecretaris Dijksma (Infrastructuur en Milieu), mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken (ontvangen 1 november 2016).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht dat fabrikanten woest zijn over eenzijdige aanpassing door het kabinet van meetrapporten bij nieuwe, emissiearme stalvloeren?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3 en 4

Waarom heeft u eenzijdig de uitkomsten van door de fabrikanten uitgevoerde metingen aangepast? Is de veronderstelling juist dat dit geen gebruikelijke handelwijze is?

Waarom worden de meetresultaten niet geaccepteerd, terwijl door de meetbedrijven het meetprotocol uit 2013 is gevolgd? Welke actie is hieruit voortgekomen?

Is de veronderstelling juist dat tijdens deze meetperiode de interpretatie van het meetprotocol is gewijzigd? Zo ja, waarom worden dergelijke wijzigingen niet direct teruggekoppeld aan de betrokken bedrijven en hoe kunnen bedrijven zo op een goede wijze metingen uitvoeren?

Antwoord 2, 3 en 4

Ik begrijp de onvrede die is ontstaan bij de fabrikanten. De vaststelling van de emissiefactoren voor de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) voor stalvloeren van melkveestallen heeft al een lange geschiedenis. De ingediende meetrapporten zijn de eerste meetrapporten voor melkrundveestallen die volgens het meetprotocol uit 2013 worden beoordeeld. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) heeft in opdracht van mij een deskundigenpanel ingeschakeld voor de beoordeling. Ook de fabrikanten zijn hierover geïnformeerd door RVO.nl. Nu de meetresultaten van de prestaties van deze innovatieve vloeren in de vorm van een groot aantal meetrapporten beschikbaar zijn gekomen, blijkt dat het meetprotocol niet op alle punten de gewenste duidelijkheid heeft geboden. Daarnaast is in een aantal gevallen niet geheel voldaan aan de randvoorwaarden die wel helder zijn. Het deskundigenpanel heeft daarom een aantal correcties voorgesteld, om toch een emissiefactor te kunnen vaststellen. Er is verschil van inzicht over deze correcties tussen de deskundigen die mij adviseren en de fabrikanten en meetinstanties.

Om tot een oplossing voor dit verschil van inzicht te komen, is overleg gaande met de fabrikanten en meetinstanties. Afgesproken is om een derde – niet betrokken -partij hierover advies te vragen. Het advies wil ik in november tot mijn beschikking hebben, zodat ik na overleg met betrokkenen begin 2017 de emissiefactoren definitief kan vaststellen.

Daarnaast werkt RVO.nl in mijn opdracht sinds 2015 samen met de meetinstanties aan een nieuw meetprotocol. Dit meetprotocol is gedetailleerder uitgewerkt dan het huidige en laat minder ruimte voor interpretatie. Uiterlijk 1 januari 2017 wil ik een versie hebben die gedragen wordt door de meetinstanties, zodat deze daarna in de Rav kan worden opgenomen.

Vraag 5

Hoe beoordeelt u de onafhankelijkheid van de positie van Wageningen University die, én vertegenwoordigd is in zowel de commissie van deskundigen als de Technische Adviescommissie Regeling ammoniak en veehouderij (TacRav), én actief is als meetinstantie en verantwoordelijk is voor de exploitatie van de meetfaciliteit op de Dairy Campus in Leeuwarden?

Antwoord 5

Wageningen University heeft in Nederland de meeste kennis in huis op dit terrein. Ik acht het daarom noodzakelijk dat zowel in de TacRav als bij het deskundigenpanel van deze kennis gebruik wordt gemaakt. Bij de advisering over afzonderlijke aanvragen draagt RVO.nl er zorg voor dat metingen uitgevoerd door Wageningen University niet door deskundigen van Wageningen University worden beoordeeld. Als onderdeel van de professionaliseringsslag heb ik bij de TacRav ook andere partijen betrokken, zoals ECN, dat specifieke deskundigheid heeft over moderne meettechnieken.

Vraag 6

Heeft u tevens kennisgenomen van het bericht dat ook de toekenning van een emissiefactor voor het innovatieve Aeromixsysteem niet vordert?2

Antwoord 6

Ja.

Vraag 7, 9 en 10

Hoe beoordeelt u de onduidelijke communicatie van de TacRav inzake de beoordeling van het Aeromixsysteem?

Waarom heeft het Aeromixsysteem ondanks de onderbouwing en alle bijbehorende metingen en uw positieve woorden nog steeds geen Voorlopige Emissiefactor toegewezen gekregen?3 Gaat u hiervoor zorgen?

Deelt u de mening van de betrokkenen dat voor stalsystemen met luchtwassers en emissiearme stalvloeren veel minder onderbouwing geleverd hoeft te worden dan voor andere innovatieve emissiearme stalsystemen en dat zo met twee maten gemeten wordt? Hoe gaat u dat voorkomen?

Antwoord 7, 9 en 10

RVO.nl heeft de adviezen van de TacRav over het Aeromixsysteem teruggekoppeld aan de aanvrager conform de procedure van de regeling. Deze terugkoppeling gebeurt sinds enige tijd eerder dan daarvoor. Het advies hield in om op dit moment geen voorlopige emissiefactor toe te kennen. Een systeem met een voorlopige emissiefactor kan namelijk onbeperkt op de markt worden gebracht. Innovatieve stalsystemen moeten daarom het ammoniakreducerende principe kunnen onderbouwen. Voor luchtwassers en emissiearme stalvloeren bestaat ten aanzien van het ammoniakreducerende principe een algemeen wetenschappelijk inzicht. Voor het Aeromixsysteem ontbreekt dit principe. Dat geen voorlopige emissiefactor is toegekend, is niet uniek. Er zijn meer systemen die geen voorlopige emissiefactor hebben gekregen. Mocht het werkingsprincipe tussentijds door de fabrikant worden aangetoond aan de hand van voorlopige meetresultaten, dan kan alsnog een voorlopige emissiefactor worden verkregen.

Vraag 8

Kunt u het rekenmodel dat gebruikt wordt voor het berekenen van emissiefactoren van emissiearme vloeren naar de Kamer sturen?

Antwoord 8

Het model voor de berekening van de bijzondere emissiefactor kan naar de Tweede Kamer worden gezonden, maar dit computermodel is beperkt bruikbaar, omdat een toelichting ontbreekt. Het huidige model is slechts toepasbaar voor stalsystemen met emissiearme stalvloeren. Er is een nieuw model in ontwikkeling dat in principe breed toepasbaar is. Dit model zal begin 2017 in gebruik worden genomen. Ik zal RVO.nl verzoeken om dit model op de website te plaatsen.

Vraag 11

Kunt u een overzicht geven van de verschillende systemen waarvoor wel een meetrapport is ingeleverd, maar waarvoor op dit moment nog geen definitieve emissiefactor is vastgesteld?

Antwoord 11

Op dit moment staan er 19 stalsystemen voor de melkveehouderij op de Rav met een voorlopige emissiefactor. En er staan drie systemen op de lijst met een definitieve factor, die aan de aangescherpte emissie-eisen voor 2018 voldoen. In de integrale beoordeling die op dit moment plaatsvindt, worden zes stalsystemen in samenhang beoordeeld door het hierboven al genoemde expertpanel. Ik verwacht dat het merendeel van de zes systemen waarover nu discussie is begin 2017 over een definitieve factor kunnen beschikken. RVO.nl verwacht daarnaast dit jaar de beoordeling van meetrapporten van nog drie stalsystemen. Ook in de loop van 2017 verwacht ik nog een flink aantal emissiefactoren definitief te kunnen vaststellen.

Vraag 12

Kunt u aangeven hoeveel gerechtelijke procedures er in de afgelopen drie jaar zijn gestart vanwege bezwaren tegen de gang van zaken rond de toewijzing van emissiefactoren?

Antwoord 12

In de afgelopen drie jaar is er één gerechtelijk procedure gestart over de toewijzing van een bijzondere emissiefactor, namelijk over het Aeromixsysteem.

Vraag 13 en 14

Voor hoeveel systemen met een voorlopige emissiefactor is naar uw verwachting de kans groot dat de vermelding op bijlage 1 van de Regeling ammoniak en veehouderij geschrapt zal worden? Wat betekent dat voor de keuzevrijheid van melkveehouders?

Wat betekent deze problematiek, de trage toewijzing van emissiefactoren voor innovatieve, emissiearme stalsystemen, voor de opgave van de melkveehouderij om de ammoniakemissie te reduceren en te voldoen aan de aangescherpte emissie-eisen?

Antwoord 13 en 14

Zie mijn antwoord op vraag 11. Er zijn genoeg systemen op de markt om voor nu en in de toekomst aan de emissie-eisen te kunnen voldoen.

Vraag 15 en 17

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de door de Kamer gewenste professionalisering van de TacRav (motie-Bisschop/Dik-Faber, Kamerstuk 34 300 XII, nr. 52)?

Zijn naast de administratieve organisatie en de aanvraagprocedure, inmiddels ook de toetsingskaders, rollen en verantwoordelijkheden gedetailleerd uitgewerkt, zoals aanbevolen door Berenschot?

Antwoord 15 en 17

In mijn brief van 16 januari 2016 jl.4 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stappen die zijn gezet voor de professionalisering in 2015 en de stappen die in 2016 worden afgerond. Verschillende procedures zijn in kaart gebracht en gepubliceerd op de website van RVO.nl over de Rav. De rolverdeling en de verantwoordelijkheden onder de betrokkenen zijn verhelderd. In 2016 worden er nog stappen gezet in de optimalisatie van de samenstelling van de TacRav. Ik zal begin 2017 de professionaliseringsslag laten toetsen en de uitkomsten van deze toetsing aan uw Kamer doen toekomen.

Vraag 16

Gebeurt de professionaliseringsslag in nauwe samenspraak met de betrokken sector?

Antwoord 16

Ja, er zijn diverse bijeenkomsten gehouden door RVO.nl met fabrikanten en meetorganisaties. Daarnaast is er ambtelijk overleg tussen mijn ministerie en brancheorganisaties van de veehouderij over dit onderwerp.

Vraag 18

Hoe gaat u ervoor zorgen dat ook in de praktijk de innovatie en verduurzaming van stalsystemen niet afgeremd, maar gestimuleerd wordt?

Antwoord 18

Zie mijn antwoorden op vraag 13, 15 en 16. In een brief die ik nog dit jaar naar uw Kamer wil sturen, zal ik nader ingaan op een aantal andere vernieuwingen, zoals het opnemen van certificaten in de Rav, een voorstel voor de verbreding van de regeling onder de Omgevingswet en mijn inspanningen om te komen tot een verzelfstandiging van onderdelen van het systeem.

Vraag 19

Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór de plenaire begrotingsbehandeling Infrastructuur en Milieu voor 2017 (ingezonden 13 oktober 2016).

Antwoord 19

Ja.

Naar boven