Vragen van het lid Voortman (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 6 december
jongstleden over een zorgbehoevende bijstandsgerechtigde die samenwoont met haar zorgverlener
(ingezonden 23 december 2016).
Antwoord van Staatssecretaris Klijnsma (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
25 januari 2017)
Vraag 1
Bent u bekend met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 6 december 2016?1
Vraag 2 en 3
Bent u het ermee eens dat de Participatiewet op dit moment in strijd is met de uitspraak
van Centrale Raad van Beroep, aangezien de wet onderscheid maakt tussen samenwonende
bloedverwanten in de tweede graad en andere samenwonenden, in de situatie dat één
van hen intensieve zorg nodig heeft?
Wat betekent deze uitspraak voor het recht op bijstand voor ongehuwd samenwonenden
zonder bloedverwantschap, in de situatie dat één van hen intensieve zorg nodig heeft?
Ontstaat door deze uitspraak voor deze groep het recht op bijstand voor alleenstaanden?
Antwoord 2 en 3
Op personen die samenwonen én een gezamenlijke huishouding voeren (gehuwd of ongehuwd)
is de bijstandsnorm van «gehuwden» van toepassing. Dit geldt dus bijvoorbeeld ook
voor samenwonende bloedverwanten in de tweede graad (broers en zussen) die een gezamenlijke
huishouding voeren. Alleen samenwonende familieleden te weten bloed- en aanverwanten
in de eerste graad (ouders- (pleeg)kinderen) zijn hiervan uitgezonderd.
In de Participatiewet (destijds WWB) is per 1-1-2004 een amendement van de Kamer opgenomen
dat regelt dat «broers en zussen» die een gezamenlijke huishouding voeren, bij de
beoordeling van het recht op bijstand ook worden uitgezonderd van de toepassing van
de gehuwdennorm, indien er bij één van hen een zorgbehoefte bestaat. Dit amendement
is destijds door de toenmalige Staatssecretaris ontraden omdat er met het amendement
sprake zou zijn van discriminatie jegens andere ongehuwd samenwonenden met een zorgbehoeftige
partner. Het amendement is niettemin door de Kamer aangenomen.
Op 6 december jl. heeft de CRvB in een aldaar specifiek aanhangig gemaakte casus geoordeeld
dat de betreffende regeling in de Participatiewet voor zover «de uitzondering wegens
het bestaan van een zorgbehoefte is beperkt tot bloedverwanten in de tweede graad,
wegens strijd met artikel 26 van het IVBRP (discriminatie) buiten toepassing dient
te worden gelaten». De thans voorliggende uitspraak van de CRvB acht ik in lijn met
hetgeen de toenmalige Staatssecretaris aan de Kamer heeft gemeld.
De uitspraak van de CRvB d.d. 6 december 2016 heeft tot gevolg dat de Participatiewet
moet worden gewijzigd. Hiertoe worden momenteel voorbereidingen getroffen.
Zolang de Participatiewet niet is gewijzigd zijn de gemeenten gehouden om in voorkomende
individuele gevallen rekening te houden met de genoemde CRvB uitspraak. Dit betekent
dat de uitzondering die volgens de huidige wettelijke regeling alléén geldt voor tweede
graads bloedverwanten, thans op alle ongehuwd samenwonenden van toepassing is mits
aan de voorwaarden van de zorgbehoefte wordt voldaan. Naar vaste rechtspraak wordt
als zorgbehoeftige aangemerkt de persoon van wie is vastgesteld dat hij vanwege ziekte
of een stoornis van lichamelijke, verstandelijke of geestelijke aard in aanmerking
komt voor een opname in een AWBZ-inrichting (thans: Wlz-inrichting). Voorts is van
zorgbehoefte sprake als de persoon die vanwege ziekte of een stoornis van lichamelijke,
verstandelijke of geestelijke aard duurzaam is aangewezen op dagelijkse hulp bij alle
of de meeste algemene dagelijkse levensverrichtingen, of is aangewezen op constant
toezicht teneinde mogelijk gevaar voor zichzelf of anderen te voorkomen.
Vraag 4
Wat betekent deze uitspraak voor het opleggen van de kostendelersnorm voor ongehuwd
samenwonenden zonder bloedverwantschap, in de situatie dat één van hen intensieve
zorg nodig heeft?
Antwoord 4
De uitspraak van de CRvB heeft geen betrekking op de toepassing van de kostendelersnorm
bij zorgbehoefte, maar uitdrukkelijk alléén op situaties waarin er sprake is van een
gezamelijke huishouding tussen twee ongehuwd samenwonende personen waarvan er één
zorgbehoefte heeft.
Vraag 5
Zijn de gemeenten op de hoogte gebracht van deze uitspraak? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Zoals in antwoord 2 en 3 aangegeven heeft de uitspraak van de CRvB d.d. 6 december
2016 tot gevolg dat de Participatiewet moet worden gewijzigd. Hiertoe worden momenteel
voorbereidingen getroffen. Ik zal in de eerstkomende verzamelbrief de gemeenten informeren
hoe te handelen in afwachting van deze wetswijziging.
Vraag 6
Wordt de Participatiewet naar aanleiding van deze uitspraak aangepast? Zo ja, hoe
precies? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Ja, zie hiervoor antwoord 2 en 3.