Vragen van de leden Yücel en Kerstens (beiden PvdA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over misstanden bij kinderopvang De Sterrenberg in Arnhem (ingezonden 12 januari 2016).

Antwoord van Minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 2 maart 2016)

Vraag 1

Kent u het bericht «Van alles mis bij kinderopvang De Sterrenberg»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat is uw reactie op de omstandigheden bij kinderopvang De Sterrenberg in Arnhem zoals beschreven in de berichtgeving? Deelt u de mening dat hier sprake is van ernstige misstanden? Welke gevaren lopen de kinderen en de medewerkers onder deze omstandigheden? Zijn deze gevaren volgens u acceptabel?

Antwoord 2

Als Minister van SZW ga ik niet over specifieke gevallen. De gemeenten zijn wettelijk belast met het toezicht op de kinderopvangorganisaties.

In algemene zin vind ik dat kinderen en hun ouders die hun kind naar de kinderopvang brengen, erop moeten kunnen vertrouwen dat er sprake is van verantwoorde opvang. Dit betekent ondermeer dat de opvang plaatsvindt in een veilige en gezonde omgeving. Ik vind het niet acceptabel als dit niet het geval is. Daarom is er wet- en regelgeving die voorschrijft aan welke eisen kinderopvangorganisaties moeten voldoen. De GGD houdt – in opdracht van de gemeente – toezicht op de naleving van de eisen, waarbij geldt dat locaties die niet goed presteren vaker en intensiever worden geïnspecteerd. De GGD rapporteert haar bevindingen aan de gemeente en adviseert over de handhaving. Het is vervolgens de verantwoordelijkheid van de gemeente om te besluiten of, en zo ja welke handhavinginstrumenten worden ingezet.

Vraag 3

Hoe lang bestaat deze situatie bij De Sterrenberg al? Welke eerdere inspecties hebben er plaatsgevonden bij De Sterrenberg en wat waren de conclusies daarvan? Welke actie is er ondernomen naar aanleiding van deze conclusies?

Antwoord 3

Uit de (openbare) inspectierapporten over kinderdagverblijf De Sterrenberg in Arnhem in het landelijk register kinderopvang2 (LRKP) blijkt dat de toezichthouder in de periode 2011–2016 elf inspecties heeft uitgevoerd en diverse tekortkomingen heeft geconstateerd.

De gemeente Arnhem heeft mij laten weten dat het college eerdere overtredingen door De Sterrenberg deels heeft afgedaan met waarschuwingen en deels met aanwijzingen en dat deze laatste in het verleden naar tevredenheid door De Sterrenberg zijn opgevolgd.

Daarnaast heeft de gemeente Arnhem mij laten weten dat zij, naar aanleiding van een klacht van de oudercommissie medio december over De Sterrenberg, de GGD direct opdracht heeft gegeven een onderzoek in te stellen. De locatie is daarop geïnspecteerd door zowel een bouwkundig expert als een inspecteur van de GGD. Beiden concludeerden dat er maatregelen moeten worden genomen, maar dat geen sprake is van acute situatie. De Sterrenberg heeft vervolgens van het college van B&W aanwijzingen gekregen met hersteltermijnen die zijn gebaseerd op het handhavings- en sanctiebeleid kinderopvang.

Vraag 4

Hoe beoordeelt u de wijze waarop inspectie en toezicht in deze zaak gereageerd hebben op de misstanden bij De Sterrenberg? Is deze reactie volgens u voortvarend genoeg? Ligt het gezien de ernst van de situatie niet voor de hand om direct tot boeteoplegging of (tijdelijke) sluiting van de kinderopvang in kwestie over te gaan in plaats van de instelling nog een maand de tijd te geven om de misstanden op te lossen? Wilt u zich inzetten voor directe boeteoplegging of (tijdelijke) sluiting? Zo niet, waarom niet? Welke mogelijkheden zijn er om de kinderen onder te brengen bij een andere instelling in de buurt?

Antwoord 4

Het toezicht op en handhaving van de kwaliteit in de kinderopvang is een verantwoordelijkheid van gemeenten. De GGD’en voeren het toezicht daadwerkelijk uit en adviseren gemeenten over de handhaving.

Op basis van de (openbare) inspectierapporten in het LRKP en contact met de gemeente Arnhem constateer ik dat de toezichthouder regelmatig (onaangekondigde) inspecties uitvoert bij de betreffende kinderopvangorganisatie en dat er maatregelen zijn en worden genomen om de geconstateerde tekortkomingen te herstellen.

Zie verder het antwoord op vraag 5.

Vraag 5

Kunt u inzicht geven in het stelsel van toezicht op de veiligheid, hygiëne en kwaliteit van kinderopvanginstellingen? Welke verantwoordelijkheden en taken zijn er weggelegd voor respectievelijk de instellingen zelf, gemeenten en de landelijke overheid? In hoeverre hebben gemeenten ruimte om af te wijken van landelijke regels met betrekking tot veiligheid, hygiëne en kwaliteit? Wat zijn de mogelijkheden om in geval van ernstige misstanden direct over te gaan tot boeteoplegging of (tijdelijke) sluiting? Is dit wettelijk mogelijk? Zo niet, bent u bereid om dit wettelijk mogelijk te maken?

Antwoord 5

Kinderopvangorganisaties zijn primair verantwoordelijk voor het realiseren van verantwoorde kinderopvang. Dit houdt onder meer in dat kinderen moeten worden opgevangen in een veilige en gezonde omgeving. In de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen3 en bijbehorende lagere regelgeving staat beschreven aan welke specifieke eisen kinderopvangorganisaties moeten voldoen.

Gemeenten en GGD’en zijn verantwoordelijk voor toezicht op de naleving en handhaving. De GGD inspecteert kinderopvanglocaties jaarlijks en vermeldt in haar inspectierapport of, en zo ja welke overtredingen er zijn geconstateerd. Daarnaast adviseert de GGD de gemeente over de handhaving. Het is vervolgens aan de gemeente om te besluiten of zij overgaat tot handhaving en – indien dit het geval is – welke handhavingmaatregel zij oplegt.

Er zijn verschillende handhavingmaatregelen die gemeenten kunnen opleggen, waaronder bestuurlijke boetes en exploitatieverboden met onmiddellijke ingang. Het is aan de gemeenten om te bepalen welke maatregel passend is. Zij kunnen daarbij gebruik maken van het door de VNG ontwikkelde afwegingsmodel handhaving kinderopvang.

Naar boven