Vragen van de leden Rog en Geurts (beiden CDA) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Signaal onderwijsminister onjuist» (ingezonden 22 april 2013).

Antwoord van minister Bussemaker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 17 mei 2013).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «Signaal onderwijsminister onjuist»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3 en 4

Hoe beoordeelt u de stelling van de directeur van het Groenhorst, dat de gegevens over baanzekerheid die u verstrekt heeft over de studie dierverzorging, niet kloppen?

Op welke gegevens was uw informatie gebaseerd, toen u aangaf dat de opleiding tot vakbekwaam medewerker dierverzorging zich meerjarig door een hoge werkloosheid kenmerkt?

Hoe staat dat in relatie tot de gegevens van de DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs) en het CBS waar in het artikel over gesproken wordt?

Antwoord 2, 3 en 4

In de brief «Macrodoelmatigheid mbo» (Kamerstukken II, vergaderjaar 2012–2013, 31 254, nr. 166) heb ik mij gebaseerd op de publicatie Arbeidsmarktrelevantie grote mbo-opleidingen(2013) van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA). Het ROA laat zien dat van de gediplomeerde schoolverlaters van de opleiding vakbekwaam medewerker dierverzorging (crebo2 11025) anderhalf jaar na diplomering 22% werkloos is. In de onderzoeksperiode was op jaarbasis gemiddeld genomen sprake van 454 gediplomeerden. Het onderzoek van het ROA is gebaseerd op een enquête.3

Overweging om in de brief «Macrodoelmatigheid mbo» de gegevens van het ROA te gebruiken is dat het ROA de werkloosheid van gediplomeerden voor individuele opleidingen (hier op het niveau van crebo) bepaalt over een langere periode en daarbij uitgaat van de positie op de arbeidsmarkt anderhalf jaar na diplomering. Door een gemiddelde werkloosheid over een langere periode te berekenen wordt rekening gehouden met conjuncturele effecten.

De door mij gebruikte gegevens van het ROA staan als volgt in relatie tot de gegevens die in het artikel van de Barneveldse Krant worden genoemd:

  • In het artikel wordt gewezen op gegevens van het CBS die door de AOC Raad zijn gebruikt. 4 Op mijn verzoek is het CBS gestart met een pilot naar de positie van schoolverlaters op de arbeidsmarkt. Het CBS doet dat door in het jaar van diplomering op de laatste vrijdag van september de positie op de arbeidsmarkt vast te stellen. Op basis van de gegevens van het schooljaar 2008–2009, die ook door de AOC Raad zijn gebruikt, constateer ik dat van de 130 gediplomeerden van de opleiding vakbekwaam medewerker dierverzorging 80 een baan hebben van meer dan 12 uur per week.5 Minder dan 5 schoolverlaters heeft geen werk en wel een uitkering. Ik heb deze gegevens van het CBS niet willen gebruiken, omdat het CBS vrij kort na diplomering en alleen op jaarbasis de arbeidsmarktpositie vaststelt.

  • In het artikel wordt voorts gewezen op gegevens van DUO. Navraag bij het Groenhorst College leert dat de directeur heeft gewezen op gegevens van DUO Onderwijsonderzoek. Dit onderzoeksbureau is afkomstig uit de marktsector en het betreft dus niet de Dienst Uitvoering Onderwijs van OCW. De gegevens die ik van het Groenhorst College heb ontvangen laten zien dat van alle schoolverlaters van dit College van het schooljaar 2010–2011 gemiddeld genomen een half jaar later 5% werkloos is. Het gaat hierbij echter niet om gegevens op het niveau van specifieke opleidingen, zoals dat in het onderzoek van het ROA wel het geval is.

Om aan bezwaren van de huidige pilot van het CBS tegemoet te komen, heb ik het CBS begin dit jaar gevraagd om:

(1) de positie op de arbeidsmarkt in september één jaar na diplomering vast te stellen (en niet alleen per september in het jaar van diplomering zelf);

(2) de positie op de arbeidsmarkt vast te stellen voor een meerjarige periode, te beginnen met driejaarlijks gemiddelde (en niet alleen gegevens op jaarbasis).

Deze gegevens op landelijk niveau zal het CBS in september van dit jaar publiceren. Daarmee ontstaat een zo goed mogelijk feitelijk beeld van de positie van gediplomeerden op de arbeidsmarkt.

Ook op het niveau van individuele instellingen kan het CBS over een meerjarige periode de positie op de arbeidsmarkt een jaar na diplomering vaststellen. Hiervoor is op basis van de huidige CBS-wet een aanvullende machtiging van individuele instellingen nodig. De huidige machtiging, die door alle instellingen vorig jaar is ondertekend, maakt namelijk alleen het vaststellen van de positie op de arbeidsmarkt direct na diplomering mogelijk. Ik heb dit onder de aandacht van de AOC Raad gebracht.

Vraag 5

Bent u het eens met de directeur van Groenhorst, en de AOC-raad, dat de gegevens die u aan de Kamer gezonden heeft, een verkeerd beeld geven van de mogelijkheden na de betreffende studie?

Antwoord 5

Nee, ik ben dat niet met hem eens. Ik heb gewezen op het feit dat op basis van onderzoek van het ROA in de periode 2006–2011 het aantal gediplomeerden groter is geweest dan de vraag van de arbeidsmarkt. De gegevens van het ROA zijn wat mij betreft reden voor een kritische blik op het totale aantal opleidingsplaatsen in Nederland, maar zijn in isolement onvoldoende om een uitspraak te doen over de mogelijkheden na de afronding van de opleiding, vooral op het niveau van een individuele instelling. Daarvoor zijn ook arbeidsmarktgegevens per instelling en voorspellingen over de toekomstige vraag nodig. Ook wordt idealiter de arbeidsmarktpositie van opleidingen die gerelateerd zijn aan de opleiding van vakbekwaam medewerker dierverzorging (zie voetnoot 2) in de afweging betrokken.

Vraag 6

Bent u bereid dit papegaaiengedrag te herstellen en een hernieuwde waardering voor de internationaal goed aangeschreven studie uit te geven?

Antwoord 6

Mijn uitlatingen beschouw ik niet als «papegaaiengedrag» en een hernieuwde waardering is wat mij betreft dan ook niet aan de orde. Ik heb geen uitspraak willen doen over de kwaliteit van de opleiding, maar alleen gewezen op het aantal opleidingsplaatsen in relatie tot de vraag van de arbeidsmarkt. Wel constateer ik dat door het benoemen van de opleiding vakbekwaam medewerker dierverzorging in de brief «Macrodoelmatigheid mbo» de aandacht eenzijdig naar deze opleiding is gegaan, terwijl het onderzoek van ROA laat zien dat ook andere opleidingen een hogere gemiddelde werkloosheid kennen.6 Het onderzoek van ROA is gebaseerd op een enquête; ik kijk daarom graag vooruit naar het CBS dat de feitelijke arbeidsmarktpositie van gediplomeerden van opleidingen, waaronder die voor dierverzorging, ook in relatie tot andere opleidingen, met onbetwistbare gegevens in kaart brengt. De aanpak zoals geschetst in de brief «Macrodoelmatigheid mbo«, voorziet erin dat deze en andere gegevens over de arbeidsmarkt beschikbaar komen en zijn daarmee van belang voor naleving van de zorgplicht arbeidsmarktperspectief.


X Noot
1

Barneveldse Krant, 17 april 2013

X Noot
2

Het Centraal register beroepsopleidingen (Crebo) is een systematische verzameling gegevens over beroepsopleidingen en bijbehorende opleidings- en exameninstellingen. Dit register wordt jaarlijks vastgesteld.

X Noot
3

Inmiddels is de opleiding vakbekwaam medewerker dierverzorging (crebo 11025), die deel uitmaakte van de kwalificatiestructuur KS 2000+, met de competentiegerichte kwalificatiestructuur overgegaan in vier nieuwe crebo’s. Van deze nieuwe crebo’s laat het onderzoek van ROA alleen de gegevens zien van crebo 97364 (dierverzorging). Dit crebo is overigens inmiddels weer veranderd in crebo 97720 (recreatiedieren).

X Noot
4

Zie persbericht van de AOC Raad «Bussemaker geeft verkeerd beeld over opleiding dierverzorging» (16 april jl).

X Noot
5

Het gaat hierbij alleen om gediplomeerden die geen onderwijs meer volgen op de laatste vrijdag van september in het jaar van diplomering.

X Noot
6

In de onderzoeksperiode van het ROA is anderhalf jaar na diplomering de gemiddelde werkloosheid 6,1% voor niveau 2, 3,7% voor niveau 3 en 3,9% voor niveau 4.

Naar boven