Vragen van het lid Helder (PVV) aan de minister van Veiligheid en Justitie over regels die een snelle publicatie van beelden mishandeling belemmeren (ingezonden 30 januari 2013).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 11 maart 2013). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 1347

Vraag 1

Kent u het bericht: «Regels belemmeren snelle publicatie van beelden mishandeling»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Klopt het dat afspraken, wachttijden en regels politie en justitie belemmeren in het snel naar buiten brengen van camerabeelden van zware misdrijven, zoals de straatmishandelingen in Eindhoven en Nijmegen?

Antwoord 2

Voor het antwoord op deze Kamervraag verwijs ik u naar mijn antwoord op vragen van de leden De Wit en Kooiman (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 1528).

Vraag 3 en 5

Bent u bereid eindelijk een beetje met de tijd mee te gaan en per direct deze afspraken, wachttijden en regels te veranderen om de betreffende beelden zo spoedig mogelijk aan de samenleving te tonen, zodat de daders gepakt en bestraft kunnen worden, nieuwe misdrijven door deze daders worden voorkomen en de samenleving weer iets veiliger wordt? Zo nee, waarom niet?

Deelt u de mening dat het te bizar voor woorden is dat beelden pas laat openbaar worden gemaakt omdat er een wachtlijst is bij het programma opsporing verzocht? Per wanneer gaat u het mogelijk maken dat politie en OM met camerabeelden deze ook bij andere media mogen tonen indien het daar wel direct gepubliceerd kan worden?

Antwoord 3 en 5

Of en wanneer opsporingsberichtgeving wordt ingezet hangt af van de concrete zaak en de andere opsporingshandelingen die daarin zijn of worden ondernomen. Zo kan het noodzakelijk zijn om eerst minder ingrijpende opsporingsmiddelen toe te passen alvorens over te gaan tot opsporingsberichtgeving. Het te snel of ongericht inzetten van opsporingsberichtgeving kan een onderzoek schaden.

Omdat het bij opsporingsberichtgeving om een opsporingsmiddel gaat, dient de regie bij het OM en de politie te liggen en is het nodig dat vooraf afspraken worden gemaakt over bijvoorbeeld de werkwijze, omgang met vertrouwelijke informatie en verwijdering van gegevens. Dat maakt ook dat van geval tot geval moet worden bekeken van welke media gebruik wordt gemaakt. Als snelle inzet van het middel geboden is, bestaan hiertoe voldoende mogelijkheden, ook bij media waarmee geen vaste samenwerking bestaat.

Vraag 4, 6 en 7

Gaat u uit de aanwijzing opsporingsberichtgeving de eis verwijderen dat het van belang is dat het Openbaar Ministerie (OM) nadrukkelijk rekening houdt met het grote (en steeds grotere) bereik van verschillende mediavormen, zoals ook een hoofdofficier van justitie in feite bepleit? Zo nee, waarom niet?

Deelt u de mening dat daders hun privacy zelf op het spel zetten door een misdrijf te begaan en dat rechters dus geen lagere straffen mogen opleggen aan daders die op camerabeelden aan de samenleving zijn getoond omdat zij al publiekelijk aan de schandpaal zijn genageld? Zo nee, waarom niet?

Wanneer gaat u het gebruik van camerabeelden etc. in het kader van de opsporing als bijzondere opsporingsbevoegdheid opnemen in het Wetboek van Strafvordering, zodat er een wettelijke grondslag is voor politie en OM om snel zonder al teveel rompslomp beelden openbaar te kunnen maken en rechters geen lage straffen meer kunnen opleggen wegens zogenaamde privacyschending van een dader?

Antwoord 4, 6 en 7

Voor ieder opsporingsmiddel geldt dat de inzet ervan een effectieve bijdrage moet kunnen leveren aan het desbetreffende opsporingsonderzoek en dat de inzet moet voldoen aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De rechter zal wanneer de zaak aan hem wordt voorgelegd toetsen of daaraan in het specifieke geval is voldaan en wat de consequentie moet zijn indien de inzet niet aan die eisen voldoet. De keuze van de mediavorm die is ingezet maakt onderdeel uit van deze toetsing.

Het gebruik van camerabeelden is reeds in voldoende mate mogelijk. Opname in het Wetboek van Strafvordering als bijzondere opsporingsbevoegdheid is hiervoor niet nodig.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid De Wit (SP), ingezonden 28 januari 2013 (vraagnummer 2013Z01457)


X Noot
1

Telegraaf, 25 januari 2013

Naar boven