Vragen van het lid Schouw (D66) aan de minister-president, minister van Algemene Zaken over de integriteitcode voor bewindspersonen (ingezonden 5 november 2010).

Antwoord van minister-president Rutte (Algemene Zaken) (ontvangen 15 november 2010).

Vraag 1

Hoe wordt verzekerd dat bewindspersonen door het in hun functie nemen van besluiten of andere handelingen – te denken valt aan subsidies, opdrachten en vergunningen – de waarde van hun financiële belangen doen stijgen? Vergt het tegengaan van (schijnbare) belangenverstrengeling niet dat volstrekte openheid wordt betracht over de belangen van bewindspersonen? Bent u bereid hierover informatie aan de Kamer te verschaffen?

Antwoord 1

De integriteit van besluitvorming door bewindspersonen wordt verzekerd door de ministeriële verantwoordelijkheid, de controle van hun handelen en nalaten door het parlement, de rechterlijke macht en de Nationale ombudsman, de rol van de media, wet- en regelgeving en voorschriften met betrekking tot de benoeming en handelwijze van bewindspersonen. Hierdoor en door het grondrecht van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt de openheid van belangen van bewindspersonen bepaald.

Vraag 2

Is er nagedacht over de vraag welke financiële belangen bewindspersonen in  het geheel niet mogen bezitten, ook niet indien zij door derden worden beheerd? Kunt u een opsomming daarvan, per ministerie, aan de Kamer verstrekken?

Antwoord 2

Ja, hierover is nagedacht. Nee, de departementale indeling is niet bepalend. Voor de bewindspersonen van Financiën gelden striktere criteria ten aanzien van bepaalde belangen.

Vraag 3

Bent u bereid nadere informatie te verschaffen over de wijze waarop alle bewindspersonen met financiële belangen het beheer van die belangen op afstand hebben geplaatst, opdat beoordeeld kan worden of met de gekozen constructie in voldoende mate de schijn van belangenverstrengeling wordt vermeden?

Antwoord 3

Nee. Voor zover het geen gegevens betreft die niet reeds openbaar zijn, is het aan de individuele bewindspersonen om te beoordelen of en in hoeverre zij verstrekking van gegevens in overeenstemming achten met het grondrecht op een persoonlijke levenssfeer van henzelf en anderen.

Vraag 4

Is het, gelet op de verwikkelingen met de vakantiewoning van de minister voor Immigratie en Asiel, nog wel juist om er vanuit te gaan, zoals in bijlage 1, onder A, van de code wordt gedaan, dat bij roerende en onroerende zaken die niet commercieel worden geëxploiteerd, geen sprake is van een risico van (schijnbare) belangenverstrengeling? Welke andere bewindspersonen bezitten onroerende zaken in het buitenland en in welke land?

Antwoord 4

Ja. Enkele bewindspersonen bezitten onroerende zaken in het buitenland.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van Gent (GroenLinks), ingezonden 4 november 2010 (vraagnummer 2010Z15887)

Naar boven