Vragen van het lid Bashir (SP) aan de minister van Financiën over onduidelijkheid rond ontwijking van btw-afdracht door ING en DSB (ingezonden 23 april 2010).

Antwoord van minister De Jager (Financiën) (ontvangen 2 juli 2010). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 2575.

Vraag 1

Kent u de reactie van ING-tax director Henny Koemans tegenover het Weekblad fiscaal recht1 en NRC Handelsblad2 over mogelijke ontwijking van de btw-afdracht door ING?

Antwoord 1

Ja, beide publicaties zijn bekend.

Vraag 2, 3, 4, 5, 6 en 7

Hoe kan het dat de heer Koemans van ING aangeeft dat de officiële opening van de «Global Vendor Management Centre» in Zwitserland plaatsvond in april 2008, terwijl u in antwoord op mijn vragen3 aangeeft dat u tot voor kort niet op de hoogte was? Hoe definieert u «tot voor kort»?

Kunt u bevestigen dat «Global Vendor Management Centre» de Zwitserse Procurement Hub is, waarover ik eerder vragen heb gesteld?

Als u in uw antwoord zegt dat fiscale experts op de hoogte waren van de route, betreft dat dan fiscale experts bij het ministerie van Financiën? Zo ja, wanneer waren zij op de hoogte?

Indien u zegt dat u niet op de hoogte was van concrete gevallen, houdt dat dan ook in dat u niet op hoogte was van de mogelijkheid om deze belastingroute op te zetten?

Hoe kan het dat de minister van Economische Zaken tijdens het mondelinge vragenuur van 23 maart jl. zegt dat ING in 2008 heeft aangegeven4 dat de route via Zwitserland is opgezet, terwijl u zelf zegt dat u tot voor kort niet de hoogte was? Hoe definieert u ook in dit verband «tot voor kort»?

Wanneer is er voor het eerst door een organisatie melding gemaakt van de hier besproken belastingroute?

Antwoord 2, 3, 4, 5, 6 en 7

Ten aanzien van de belastingheffing bij individuele belastingplichtigen is de inspecteur van de Belastingdienst de bevoegde autoriteit. De minister van Economische Zaken heeft tijdens het vragenuurtje namens mij aangegeven dat in 2008 de bevoegde autoriteit, de inspecteur, op de hoogte is gesteld. Dit geldt ook voor wat betreft de oprichting c.q. de officiële opening van de «Global Vendor Management Centre» in Zwitserland. Om die reden ben ik destijds noch als minister, noch als staatssecretaris daarover geïnformeerd. Ik heb daarvan eerst kennis genomen in het kader van het verschijnen van de publicatie over dit onderwerp in het Financieele Dagblad van 22 maart jl.

Op basis van de rechtspraak, te weten het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2002, nr. 35 976, en het arrest van het Hof van Justitie van 23 maart 2006 in de zaak C-210/04 (FCE Bank plc), was het fiscale experts, ook die op het ministerie van Financiën, bekend dat de handelingen tussen een in een bepaald land gevestigde ondernemer en een vaste inrichting van die ondernemer in een ander land, onder bepaalde omstandigheden geen voor de btw relevante handelingen zijn. Zoals ik in mijn antwoord op de eerder gestelde vraag 12 (vraagnummer 2010Z05369) reeds heb aangegeven, vormt die rechtspraak de basis voor het niet heffen van btw over het doorbelasten van kosten door een Zwitserse vaste inrichting van een vennootschap die in Nederland is gevestigd aan het hoofdkantoor van die vennootschap in Nederland. Ook de fiscale experts van het ministerie van Financiën waren overigens niet van genoemde concrete casus op de hoogte.

In het kader van een publicatie in het Financieele Dagblad van 22 maart 2010 is informatie ingewonnen bij de Belastingdienst. Uit die informatie kwam naar voren dat in 2008 bij de Belastingdienst een geval was voorgelegd waarin sprake zou zijn van inkoop van diensten via een vaste inrichting in Zwitserland. Op basis van de aldus verkregen informatie heeft de minister van Economische Zaken tijdens het mondelinge vragenuur van 23 maart jl. de Kamer geïnformeerd. Dat zij daarbij een feit memoreert dat in 2008 heeft plaatsgevonden, houdt echter geenszins in dat zij of ik daarvan al in 2008 op de hoogte waren.

Vraag 8

Kan een convenant met de Belastingdienst gehandhaafd blijven, wanneer er bewust een route is opgezet met het doel om de belasting te ontwijken?

Antwoord 8

Een convenant tussen een belastingplichtige en de Belastingdienst is een afspraak over de wijze en de intensiteit van het toezicht, gebaseerd op begrip, transparantie en wederzijds vertrouwen. Uitgangspunt daarbij is dat een ondernemer alle fiscale risico’s in kaart brengt, bij de Belastingdienst meldt en de Belastingdienst op korte termijn zijn mening hierover geeft.

Indien een belastingplichtige volledig transparant is en vooraf de fiscaal relevante punten bij de inspecteur op tafel legt, is het opzeggen van een convenant niet aan de orde. Ook niet in gevallen waarin de belastingplichtige en de inspecteur het niet met elkaar eens zijn over de fiscale gevolgen van een bepaald feitencomplex. In een dergelijke situatie kan het geschil uiteindelijk aan de rechter worden voorgelegd.

In gevallen waarin een belastingplichtige zich bedient van fiscaal

agressieve structuren en daarin niet (volledig) transparant is, komt de

basis aan het convenant te ontvallen. Overigens past niet binnen een convenant dat een belastingplichtige zich bij voortduring bezighoudt met fiscale grensverkenning.

Vraag 9

Een aantal van de eerder door mij gestelde vragen zijn niet beantwoord in verband met het nog lopende onderzoek; krijg ik die antwoorden wel zodra het rapport er is?

Antwoord 9

Ja, uiteraard voor zover dat niet in strijd is met de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Vraag 10, 11, 12 en 13

Een aantal vragen is niet beantwoord, terwijl het niet gaat om specifieke informatie die vooruitloopt op de uitkomsten van het aangekondigde onderzoek; kunt u die alsnog beantwoorden of aangeven waarom beantwoording niet mogelijk zou zijn?

Kunt u op schrift zetten welke extra onderzoeksvragen er volgens u zullen worden beantwoord naar aanleiding van de toezegging tijdens het mondelinge vragenuur van 23 maart jl.? Indien u deze vraag niet kunt beantwoorden, kunt u dan aangeven welke toezeggingen de Tweede Kamerleden nu eigenlijk hebben gekregen bij het betreffende mondelinge vragenuur?

Zal het onderzoek ook uitsluitsel geven over de omvang van het probleem? Ofwel, hoeveel bedrijven maakten gebruik van een vergelijkbare Zwitserlandroute om btw te ontwijken en hoeveel heeft dat de Nederlandse fiscus in totaal gekost?

Krijgt de Belastingdienst in het algemeen wel eens signalen binnen over druk die wordt uitgeoefend op toeleveranciers om mee te werken aan btw-ontwijking?

Antwoord 10, 11, 12 en 13

Het onderzoek zal gericht zijn op btw ontwijkende structuren die leiden tot belastingvoordeel bij (internationaal opererende) financiële instellingen. Dat onderzoek zal zich in de eerste plaats richten op de vraag of er sprake is van structuren waarbij via internationale routes btw wordt ontweken. Indien dit het geval is zal er ten aanzien van deze structuren een nader feitenonderzoek door de Belastingdienst plaatsvinden. Mocht blijken dat een onderzochte financiële instelling gebruik maakt van structuren die in strijd zijn met doel en strekking van de wet, dan zal de Belastingdienst met de leiding van de desbetreffende instelling in overleg treden over de beëindiging van de structuren. Waar nodig zullen structuren worden bestreden en correcties worden aangebracht.

Bij het onderzoek zal worden getracht vast te stellen hoeveel financiële instellingen gebruik hebben gemaakt van de in de vraag bedoelde route.

Het is niet mogelijk op korte termijn informatie te verschaffen inzake de signalen die de Belastingdienst ontvangt over druk die mogelijk wordt uitgeoefend op toeleveranciers. Daarvoor zal eerst informatie moeten worden ingewonnen bij de Belastingdienst. Dit aspect wordt meegenomen bij het reeds toegezegde onderzoek.


XNoot
1

Weekblad fiscaal recht, nummer 6856, pagina 564, 22 april 2010.

XNoot
2

http://weblogs.nrc.nl/geld/2010/04/22/onduidelijkheid-rond-ing-truc/

XNoot
3

Vraagnummer 2010Z05369.

XNoot
4

66e vergadering, dinsdag 23 maart 2010.

Naar boven