Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1213

Vragen van het lid Poppe (SP) aan de staatssecretaris van Defensie over de uitvoering van de motie-Poppe over de gezondheidsklachten van oud-Defensiepersoneel veroorzaakt door werken met reinigingsmiddel PX-10. (Ingezonden 7 december 2009)

1

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie-Poppe?1

2

Op welke wijze geeft u uitvoering aan het verzoek in de motie dat er voor alle mensen die tijdens hun werkzaamheden voor Defensie in aanraking zijn gekomen met PX-10, zo snel mogelijk duidelijkheid moet komen of hun gezondheidsklachten zijn veroorzaakt door het gebruik van PX-10, niet alleen voor die groepen voor wie nu al aansprakelijkheid is erkend?

3

Over welke ziekten bestaat nog twijfel over causaliteit? Welke wetenschappelijke instituten voeren het onderzoek hier naar uit? Wat zijn precies de onderzoeksvragen die aan deze instituten zijn voorgelegd?

4

Wat is voor u «relevante literatuur»?2 Bent u bekend met het feit dat er tot nu toe tegenstrijdige conclusies zijn te vinden in de literatuur waar het gaat om aandoeningen en ziekten die het gevolg kunnen zijn van het in aanraking komen met benzeenhoudende stof? Wordt al deze literatuur betrokken bij het onderzoek? Worden alle adviezen en geraadpleegde literatuur die men betrekt bij het onderzoek uiteindelijk openbaar gemaakt?

5

Op welke wijze heeft u tot dusver uitvoering gegeven aan het verzoek in de motie om in de tussentijd ruimhartig om te gaan met het verstrekken van voorschotten op de schadevergoeding aan oud-Defensiemedewerkers die in aanraking zijn gekomen met PX-10 en nu terminaal ziek zijn?

6

Is het waar dat slechts voorschotten op schadevergoedingen worden verstrekt aan die mensen die een van de drie in uw brief van 11 juni 2009 genoemde aandoeningen hebben, waarvan nu reeds vaststaat dat deze zijn veroorzaakt door het werken met benzeenhoudende PX-10, en dat ten aanzien van andere terminaal zieken de claim wordt afgewezen of in de ijskast wordt gezet? Met andere woorden, waarom legt u het begrip «ruimhartig» zoals verwoord in de motie zo beperkt uit?

7

Is het waar dat het ministerie van Defensie de medische causaliteitsdiscussie aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) heeft gemandateerd? Wat houdt deze keuring door het ABP precies in? Welke termijn staat er voor de uitslag van de keuring?

8

Kunt u uitsluiten dat mensen die nu terminaal ziek zijn als gevolg van aanraking met PX-10 tijdens Defensiewerkzaamheden nu lange procedures moeten doorlopen alvorens zij genoegdoening kunnen krijgen?

9

Handelt u hiermee in strijd met de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep3 en de Hoge Raad4, waaruit onder meer blijkt dat als er sprake is van een korte levensverwachting niet een langdurige procedure kan worden afgewacht en de vergoeding buiten de specifieke rechtspositionele regelingen van het ABP moet worden geregeld? Kunt u uw antwoord toelichten?

10

Bent u bereid echt ruimhartig om te gaan met mensen die terminaal ziek zijn, en dat niet gewacht kan worden op het externe onderzoek dat nog lange tijd op zich zal laten wachten? Bent u bereid om alle mensen die nu terminaal ziek zijn en tijdens hun werkzaamheden voor Defensie in aanraking zijn gekomen met het benzeenhoudende PX-10 een voorschot op de schadevergoeding te geven, zo lang van de betreffende specifieke aandoening of ziekte die betrokkene heeft niet is uitgesloten dat deze aandoening of ziekte gerelateerd is aan of veroorzaakt is door het werken met PX-10? Zo niet, waarom niet?

11

Zo niet, bent u dan wel bereid om dan in ieder geval ruimhartig om te gaan met claims van mensen met een terminale ziekte waarvan momenteel nog twijfel bestaat of er een causaal verband zou kunnen bestaan tussen de aandoening en de aanraking in het verleden met de benzeenhoudende stof PX-10? Zo niet, waarom niet?

Antwoord

Antwoord van staatssecretaris De Vries (Defensie) (ontvangen 13 januari 2010)

1, 2 en 5

Bij de beoordeling van schadeclaims wordt rekening gehouden met de motie-Poppe. In één geval leed de betrokkene wel aan een van de genoemde aandoeningen en is hij veelvuldig en langdurig blootgesteld aan benzeenhoudend PX-10. Deze persoon had echter niet gewerkt in een benoemd risicoberoep. Na bestudering van het dossier is geconcludeerd dat een causaal verband tussen de aandoening en de militaire dienst aannemelijk is. Bezien wordt of een (voorschot op de) schadevergoeding aan de orde is.

Tot de uitkomsten van het externe onderzoek bekend zijn, zullen soortgelijke dossiers ook op ruimhartige wijze worden behandeld.

3

Het externe onderzoek wordt uitgevoerd door het Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in samenwerking met het Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS) van de Universiteit Utrecht. De drie onderzoeksvragen zijn:

1. Het beoordelen van een door Defensie opgesteld rapport over de stand van zaken met betrekking tot PX-10 over aannames die worden gedaan en conclusies die worden getrokken ten aanzien van:

• de exacte samenstelling van het product PX-10;

• de conclusies uit de door Defensie uitgevoerde literatuurstudie naar gezondheidsrisico’s van bestanddelen van PX-10;

• de beschreven risicoscenario’s voor hoog en laag risico.

2. Het (doen) uitvoeren van onderzoek waarmee de gezondheidsrisico’s voor een hoog risicoscenario respectievelijk een laag risicoscenario kunnen worden geschat voor defensiepersoneel dat in het verleden aan PX-10 is blootgesteld. Dit onderzoek omvat zowel blootstellingsschattingen als gezondheidsrisicoschattingen.

3. Het (doen) ontwikkelen van een methodiek om voor overige blootstellingsscenario’s de relatieve risico’s van de blootstelling aan PX-10 te kunnen schatten. De methodiek zal zodanig worden vormgegeven dat zij, na voldoende training, zelfstandig kan worden uitgevoerd door deskundigen (arbeidshygiënisten) van Defensie.

Vooralsnog kunnen alleen de drie bekende aandoeningen leiden tot aanspraken indien ook aan de andere criteria voor causaliteit wordt voldaan. Dit zijn Acute Myeloide Leukemie (AML), myeloplastisch syndroom en aplastische anemie. Het International Agency for Research on Cancer (IARC meeting vol 100; a review of human carcinogens-Part F: Chemical agents and related occupations, 20–27 October 2009) erkent tot op heden niet dat overtuigend is bewezen dat andere vormen van kanker door benzeen worden veroorzaakt. In het onderzoek wordt bezien of dit juist is. Mocht blijken dat ook andere aandoeningen door blootstelling aan benzeen worden veroorzaakt, dan wordt ook hiervoor een causaal verband aangenomen indien ook aan de andere voorwaarden is voldaan.

4

Defensie kent de literatuur die door gezaghebbende internationale instituten als bewijzend wordt beschouwd voor het veroorzaken van specifieke aandoeningen ten gevolge van benzeen. Tot deze instituten behoren vooralsnog alleen het International Agency for Research on Cancer (IARC), het National Toxicology Program (NTP) in de Verenigde Staten en het Agency for Toxic Substances and Disease Registry (ATSDR). Deze instituten passen periodiek hun standpunt aan op basis van nieuwe wetenschappelijke literatuur. Wanneer het externe onderzoek of deelproducten daarvan zijn voltooid, zullen deze aan de Kamer worden aangeboden.

6

Alleen van de drie benoemde aandoeningen staat vast dat zij kunnen worden veroorzaakt door blootstelling aan benzeenhoudend PX-10. Voor andere ziekten is in de wetenschappelijke literatuur geen causale relatie met de blootstelling aan benzeen beschreven. De fase waarin een aandoening zich bevindt, kan geen criterium zijn voor het bepalen van het recht op een schadevergoeding.

7

Ja. De uitvoering van de Kaderwet militaire pensioenen is belegd bij de Stichting pensioenfonds ABP. Het bureau Sociaal Medisch Onderzoek (SMO) van het ABP voert de keuring uit. Bij de keuring wordt het causale verband beoordeeld aan de hand van de criteria die Defensie heeft opgesteld. Dit zijn de criteria aandoening, risicoberoep en blootstelling voor 1985. In de opdracht aan SMO is expliciet gesteld dat de keuringen zo spoedig mogelijk worden uitgevoerd.

8 en 9

De claims van mensen van wie vaststaat dat hun (terminale) aandoening is veroorzaakt door het beroepsmatig werken met benzeenhoudend PX-10 zullen onverwijld in behandeling worden genomen. Het toekennen van rechtspositionele aanspraken en voorzieningen staat daarbij voorop. Eventuele restschade wordt volgens de regels van het (civiele) schadevergoedingsrecht, waaronder de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep en de Hoge Raad, bepaald. De eerste PX-10-claim is in overeenstemming met deze jurisprudentie afgewikkeld.

10 en 11

Na onderzoek zijn drie aandoeningen benoemd die kunnen worden veroorzaakt door werken met benzeenhoudend PX-10. Bij deze ziekten wordt, indien niet aan alle voorwaarden is voldaan maar er wel sprake is van een langdurige en veelvuldige blootstelling aan benzeen, ruimhartig met de beoordeling van de claim omgegaan. Zoals u bij het antwoord op vraag 3 kunt lezen, zal het externe onderzoek antwoord moeten geven op onder andere de vraag of andere aandoeningen worden veroorzaakt door de blootstelling aan benzeen. Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomsten van het onderzoek. Daarom zal voor andere dan de al genoemde aandoeningen vooralsnog geen causaal verband worden verondersteld.


XNoot
1

 Kamerstuk 32123 X, nr. 14.

XNoot
2

 Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 3216.

XNoot
3

 Centrale Raad van Beroep, 28 juni 2007, LJN: BA9032, rechtsoverwegingen 3.2 en 3.3.

XNoot
4

 Hoge Raad 8 juli 1992, NJ 1992/714, rechtsoverweging 3.4.

Naar boven