Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
3619
Vragen van de leden Brinkman en Bosma (beiden
PVV) aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
over het bericht dat de rechter in hoger beroep op de Nederlandse Antillen
het homohuwelijk niet erkent. (Ingezonden 29 juni 2009)
1
Kent u het bericht «Hof Antillen: erkenning homohuwelijk niet verplicht»?
Is dit bericht waar?1
2
Hoe beoordeelt u het dat de rechter op de Nederlandse Antillen een onderscheid
maakt tussen een getrouwde heteroseksueel en een getrouwd homoseksueel stel?
3
Welke gevolgen hebben deze uitspraken voor het homohuwelijk op de BES-eilanden
en de nieuw te vormen landen Curaçao en Sint Maarten? Deelt u de mening
dat alles in het werk moet worden gesteld om de ongelijkheid tussen heteroseksuele
en homoseksuele stellen op te heffen?
4
Hoe wilt u de BES-eilanden en Curaçao, Sint Maarten en Aruba duidelijk
maken dat het homohuwelijk hoort bij deel uitmaken van het Koninkrijk en dat
de eilanden verplicht zijn om het homohuwelijk te accepteren en geen belemmeringen
op te leggen?
5
Deelt u de mening dat in verband met de emancipatie van homo’s en
lesbiennes op de Nederlandse Antillen het van het grootste belang is dat zo
snel mogelijk op de BES-eilanden wetgeving van kracht wordt die het homohuwelijk
instelt op deze eilanden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Antwoord van staatssecretaris Bijleveld-Schouten (Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties), mede namens de ministers van Justitie en van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 27 augustus 2009)
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 3334
1
Ja, het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen
en Aruba heeft zich recent uitgesproken over de rechtsgevolgen die daar aan
een in Nederland gesloten huwelijk tussen personen van gelijk geslacht worden
verbonden.
2
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof zich over de reikwijdte van
de erkenning van in Nederland gesloten huwelijken van personen van hetzelfde
geslacht in de Nederlandse Antillen en Aruba uitgesproken. Het Gemeenschappelijk
Hof heeft geoordeeld dat de echtgenote van de verzekerde – het betreft
een huwelijk tussen twee vrouwen – niet als medeverzekerde voor een
publiekrechtelijke ziektekostenvoorziening kan worden aangemerkt. Het Hof
geeft wel aan dat een Nederlands huwelijk op grond van artikel 40 Statuut
erkend moet worden in de Nederlandse Antillen, maar kent niet onverkort alle
rechtsgevolgen die worden toegekend aan een in de Nederlandse Antillen of
Aruba gesloten huwelijk tussen man en vrouw toe aan een in Nederland gesloten
huwelijk tussen personen van gelijk geslacht.
Voor de acties die ik naar aanleiding van deze uitspraak zal ondernemen
of inmiddels heb ondernomen, verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen 3,
4 en 5. Ik merk verder nog op dat betrokkenen zich desgewenst tot het Europese
Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg kunnen wenden wegens een vermeende
schending van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens
en de fundamentele vrijheden.
3 t/m 5
Het gaat hier om twee te onderscheiden onderwerpen: de openstelling van
het huwelijk voor personen van gelijk geslacht in het Caribische deel van
het Koninkrijk en de gevolgen van de erkenning van dergelijke in Nederland
gesloten huwelijken.
Ten aanzien van het eerste onderwerp: Het is aan de landen zelf om te
bepalen of zij het huwelijk al dan niet willen openstellen voor personen van
gelijk geslacht. Volgens de in het Koninkrijk geldende regels betreft dit
een autonome bevoegdheid van de landen. Internationale verdragen dwingen ook
niet tot het invoeren daarvan. Over de openstelling van het huwelijk voor
personen van gelijk geslacht op de BES zal de Nederlandse wetgever op een
later moment beslissen. Zoals bekend, is afgesproken dat de Nederlands-Antilliaanse
wetgeving voorlopig van toepassing blijft op Bonaire, Sint Eustatius en Saba
en dat deze wetgeving geleidelijk zal worden vervangen door Nederlandse wetgeving.
Er zal daarbij zorgvuldig worden geanalyseerd wanneer deze wetgeving wordt
vervangen en op welke punten van de Nederlandse wetgeving afwijkende voorzieningen
moeten worden getroffen. De inzet van Nederland is om ten aanzien van de huwelijkswetgeving
niet tot een afwijkende voorziening te komen (Kamerstukken II 2008/09, Aanhangsel
nr. 1316).
Ten aanzien van het tweede onderwerp: Over de gevolgen van erkenning in
de andere landen van het Koninkrijk is er naast de jurisprudentie van de Hoge
Raad nu één uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof, die is
gedaan in een specifiek geschil. Ik zal in eerste instantie in gesprekken
met de verantwoordelijke ministers sonderen of het mogelijk is een onderlinge
regeling te treffen over de reikwijdte van artikel 40 Statuut met betrekking
tot authentieke akten en rechterlijke uitspraken. Een eerste aanzet hiertoe
heb ik tijdens mijn reis in juni gedaan.
Voor de BES is mijn uitgangspunt dat daar geen onderscheid wordt gemaakt
terzake van de rechtsgevolgen die worden toegekend aan een in Nederland gesloten
huwelijk, ook als het een huwelijk tussen personen van gelijk geslacht betreft.
Aanpassing van de bij de Tweede Kamer ingediende BES-wetgeving is daartoe
inmiddels in voorbereiding genomen.
XNoot
1 NRC, 19 juni 2009.