Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
1306
Vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over studiekosten voor studenten. (Ingezonden 29 december 2008)
1
Wat is uw oordeel over het feit dat studenten aan de Hoge Hotelschool
Maastricht (HHM) 2.657 euro aan studiekosten moesten betalen bovenop het collegegeld?1
2
Hoe oordeelt u over het feit dat de HHM 640 euro voor voedingspractica
rekent, terwijl de ombudsman van de Hogeschool Zuyd dit als een noodzakelijk
onderdeel van de opleiding beschouwt?
3
Staat u nog achter uw antwoord op Kamervragen, dat bepaalde studiekosten
kunnen worden doorberekend, doch uitsluitend op vrijwillige basis? Hoe is
dit te rijmen met het optreden van de HHM, waar de vrijwillige bijdrage feitelijk
een verplichte bijdrage is geworden?2
4
Kunt u begrip opbrengen voor de studenten, die weigeren te betalen voor
zaken die verband houden met het onderwijs? Kunt u uw antwoord toelichten?
5
Deelt u de mening dat instellingen inzichtelijk moeten maken waar (vrijwillige)
bijdragen aan worden besteed? Zo ja, wat onderneemt u als een instelling dit
niet doet?
6
Deelt u de mening dat de studiekosten voor een student redelijk en billijk
moeten zijn en dus bijvoorbeeld niet hoger mogen zijn dan circa 500 euro?
Zo nee, hoe voorkomt u dat opleidingen ontoegankelijk worden?
Antwoord
Antwoord van minister Plasterk (Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap) (ontvangen 22 januari 2009)
1
Ik ben van mening dat daarvoor tenminste gedeeltelijk geen wettelijke
basis is. Ik zal de instelling daarop wijzen.
2
De Ombudsman is een orgaan van de instelling. De bevoegdheden zijn in
interne regels van de instelling opgenomen. Mij is niet bekend of het college
van bestuur verplicht is een uitspraak van de Ombudsman op te volgen of dat
er sprake is van een advies, dat het college naast zich kan neerleggen.
3
Ja. Ik sta achter de antwoorden die ik heb gegeven over Kamervragen over
het doorberekenen van bepaalde kosten door instellingen. De inschrijving voor
een opleiding kan niet afhankelijk gesteld worden van andere geldelijke bijdragen
dan het collegegeld (artikel 7.46 WHW). Een instelling moet de student na
inschrijving alle voorzieningen bieden waarop hij ingevolge de wet recht heeft
(artikel 7.34 WHW). Daaronder vallen onder andere het volgen van het onderwijs,
toegang tot de gebouwen en verzamelingen, gebruikmaking van studentenvoorzieningen
(decaan) en studiebegeleiding. Daarnaast kunnen kosten in rekening worden
gebracht voor activiteiten die geen deel uitmaken van de opleiding. Deelname
daaraan en betaling daarvoor dient plaats te vinden op vrijwillige basis.
Als kosten in rekening worden gebracht voor activiteiten die wel deel uitmaken
van een opleiding, moet studenten die die kosten niet willen of kunnen betalen,
door de instelling een alternatief worden geboden.
Een instelling moet elke keer dat men kosten in rekening wil brengen,
de afweging maken om welk soort activiteiten het gaat en of een alternatief
geboden kan worden.
4
Ja, ik kan daar begrip voor opbrengen. Als een instelling ten onrechte
kosten in rekening brengt voor zaken die deel uitmaken van een opleiding,
dan is het van belang dat het instellingsbestuur op haar besluit terugkomt.
Ik juich daarbij het weigeren van het betalen van kosten niet toe. Om de situatie
te veranderen staan immers andere wegen open: het medezeggenschapsorgaan of
de rechtsbeschermingsprocedure (intern of extern).
5
Ik deel de mening dat instellingen dat inzichtelijk moeten maken. Een
instelling heeft op grond van de wet de plicht studenten de relevante informatie
te geven, opdat de student zich een goed oordeel kan vormen over de inhoud
en de inrichting van het onderwijs en de examens. Informatie over kosten maakt
daarvan deel uit.
Ik heb deze informatieplicht aangescherpt in het wetsvoorstel versterking
besturing, dat ik onlangs bij de Tweede Kamer heb ingediend. Daarin wordt
instellingen opgedragen met studentenorganisaties gezamenlijke afspraken te
maken over een specificatie van de te geven informatie. Als men daartoe niet
overgaat, kan ik deze specificatie in een ministeriële regeling neerleggen.
Ik zal de instelling erop wijzen dat als een vergoeding wordt gevraagd
voor delen van een opleiding, degenen die dat niet willen of kunnen betalen
een alternatief geboden moet worden.
6
Ik deel de mening dat de kosten redelijk moeten zijn. Een instelling dient
zich aan de wet te houden en hetgeen daarin bepaald wordt over kosten voor
het onderwijs. Als een instelling voornemens is extra kosten in rekening te
brengen, dan zal telkens een afweging gemaakt moeten worden over de soort
activiteiten, de daaraan verbonden kosten en de hoogte daarvan. Een student
hoeft niet noodzakelijkerwijs extra kosten te maken. De toegankelijkheid komt
niet in het gedrang.
XNoot
1 de Volkskrant, 12 december 2008.
XNoot
2 Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2007–2008, nr. 1267.