Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

796

Vragen van het lid Gesthuizen (SP) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het ontbreken van controle op wildgroei van oppasbureaus. (Ingezonden 19 januari 2007)

1

Wat is uw oordeel over het bericht1 dat het toezicht van gastouderbureaus op gastouders vrijwel ontbreekt?

2

Deelt u de mening van Belangenvereniging Ouders in de Kinderopvang (BoinK) dat in veel gevallen de service van de gastouderbureaus niet veel voorstelt? Zo ja, wat is hierover uw oordeel? Zo neen, waarom niet?

3

Wat is uw reactie op de mening van de brancheorganisatie dat het gastouderbureau nu verwordt tot een soort administratiekantoor voor oppassubsidie?

4

Bent u bereid om een landelijk onderzoek in te stellen naar de werking en kwaliteit van de gastouderbureaus? Zo ja, wanneer? Zo neen, waarom niet?

5

Welke maatregelen gaat u treffen om ervoor te zorgen dat gastouderbureaus gaan toezien op de kwaliteit van gastouders?

6

Bent u, indien nodig, bereid de vestigingswet aan te passen om ervoor te zorgen dat gastouderbureaus gaan toezien op de kwaliteit van gastouders? Zo ja, wanneer? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Antwoord van minister De Geus (Sociale Zaken en Werkgelegenheid). (Ontvangen 13 februari 2007)

1

In de Wet kinderopvang is een aantal specifieke basisvoorwaarden opgenomen waaraan kinderopvang – waaronder gastouderopvang – dient te voldoen. In artikel 49 van de Wet kinderopvang, tweede lid, wordt gesteld dat houders van gastouderbureaus «zorg dragen voor een verantwoorde uitvoering van de werkzaamheden van het bureau, waaronder wordt verstaan het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving».

Het kabinet heeft aan het veld gevraagd nadere eisen voor de kwaliteit op te stellen. De ondernemersorganisaties (de Branchevereniging ondernemers in de kinderopvang; de MOgroep) en de ouderorganisatie (BOinK) hebben hiertoe afspraken gemaakt in 2004 en hernieuwd in december 2006. Deze zijn vastgelegd in het «Convenant kwaliteit kinderopvang». De basiskwaliteitsnormen uit het convenant zijn één op één overgenomen en vastgesteld in de «Beleidsregels kwaliteit kinderopvang». De beleidsregels vormen het uitgangspunt voor het toetsingskader voor de GGD-inspecteur.

Onder de Wet kinderopvang geldt een systeem van melding en registratie. Vóór opening leveren gastouderbureau en kinderdagverblijven gegevens aan bij de gemeente, zoals de vorm van de rechtspersoon en de adresgegevens. De gemeente gaat vervolgens over tot registratie. De opname in het gemeentelijk register is het signaal voor de GGD om binnen 8 weken een inspectie uit te voeren. Daarna komt de GGD ieder jaar langs om te inspecteren of de werking en de kwaliteit van het gastouderbureau in orde is.

2

Zie het antwoord op vraag 1. Gastouderbureaus dienen tenminste te voldoen aan een basisniveau van dienstverlening, waarbij het hen natuurlijk vrij staat om méér te doen. In iedere gezond functionerende marktsector bestaan er echter verschillen. De GGD ziet erop toe dat het basisniveau gerealiseerd wordt.

3

Zie het antwoord op vraag 1 en 2.

4

De werking en kwaliteit van de gastouderbureaus wordt jaarlijks geïnspecteerd door de GGD. De komende maanden worden de wijzigingen van het convenant uit 2006 ten opzichte van de versie uit 2004, omgezet in beleidsregels en daarmee worden ook – waar nodig – de toetsingskaders van de GGD aangepast. Ook gastouderopvang en de rol van de gastouderbureaus zullen hierbij aandacht krijgen. Ik zal daarbij bezien in hoeverre aanpassing van de huidige wijze van GGD-inspectie noodzakelijk is.

5

Zie het antwoord op vraag 1 en 4.

6

Zie het antwoord op vraag 1. Voor de opvang van kinderen geldt geen vestigingswet. De Wet kinderopvang kent een systeem van melding en registratie.


XNoot
1

http://www.volkskrant.nl/binnenland/article388161.ece/Geen_controle_op_wildgroei_oppasbureaus, 16 januari 2007.

Naar boven