Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
68
Vragen van de leden Van Velzen (SP), Depla
(PvdA) en Van Gent (GroenLinks) aan de minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de salarissen van corporatiedirecteuren. (Ingezonden 1 september 2005)
1
Hebt u kennisgenomen van uw opinieartikel in de Volkskrant1
en de reactie van uw woordvoerder een dag later in dezelfde krant?2
2
In welk van beide artikelen staat nu uw standpunt over de salarissen van
de corporatiedirecteuren? Kunt u dat standpunt voor de zekerheid nog een keer
kort toelichten?
3
Hoe kan het dat een artikel dat u zelf geschreven heeft, gerectificeerd
moet worden door uw woordvoerder?
4
Welke conclusie verbindt u aan uw constatering dat de weg van zelfregulering –
alle beloftes ten spijt – niet tot voldoende resultaat leidt? Impliceert
deze constatering dat u nu maatregelen gaat nemen die verder gaan dan zelfregulering?
Zo ja, welke maatregelen zijn dat?
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid
Van Velzen (SP), ingezonden 23 augustus 2005, (vraagnummer 2040520030), van
het lid Van Gent (GroenLinks), ingezonden 23 augustus 2005, (vraagnummer 2040520060)
en van het lid Depla (PvdA), ingezonden 24 augustus 2005, (vraagnummer 2004052014).
Antwoord
Antwoord van minister Dekker (Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer). (Ontvangen 27 september 2005)
2
In het door mij geschreven opinieartikel benadruk ik dat woningcorporaties
moeten streven naar maximale transparantie als het gaat om beloning van directeur-bestuurders.
Er mag in mijn optiek wel degelijk verschil in honorering zijn, mits dat wordt
gerechtvaardigd door omvang en complexiteit van het woningbezit, een actieve
houding ten opzichte van bijvoorbeeld stedelijke vernieuwing en een aantoonbaar
resultaat bij het realiseren van de maatschappelijke doelstellingen van de
corporaties. Vanwege de maatschappelijke bestemming van hun vermogen –
primair voor de doelgroep – vind ik een gematigd beloningsniveau gepast.
Zeker als beloningen het niveau van het gemiddeld ministerssalaris overstijgen
is matiging op zijn plaats. Wanneer deze lijn wordt genegeerd, hebben corporaties
veel uit te leggen richting de samenleving.
3
Waar ik in het artikel schrijf over het «regelen» van de salariëring
door mijn collega Remkes, verwijs ik naar diens wetsvoorstel dat betrekking
heeft op de openbaarmaking van topinkomens in (onder meer) de coporatiesector
en niet op het wettelijk vastleggen van een maximum. Geconfronteerd met een
uitspraak van de journalist van de Volkskrant dat ik in mijn artikel zou hebben
aangegeven de hoogte van de directiesalarissen wettelijk te willen regelen,
heeft mijn woordvoerder aangegeven dat ik op dit punt geen voornemens heb
om een juridisch instrumentarium te ontwikkelen. Mijn woordvoerder heeft hiermee
mijn visie op een juiste wijze weergegeven. Van rectificatie is dan ook geen
sprake.
4
Aan deze constatering heb ik inmiddels de conclusie verbonden om de woningcorporaties
binnen de reikwijdte van het openbaarmakingsregime, dat op voorstel van mijn
collega Remkes wordt ontwikkeld, te brengen. Dit biedt in ieder geval de garantie
dat de salarissen in deze sector die het niveau van het gemiddeld ministerssalaris
overstijgen (op functieniveau) openbaar worden gemaakt. Ik verwacht van de
sector dat zij verdere transparantie alsnog via de weg van de zelfregulering
zullen realiseren. Maximale openheid moet wat mij betreft daarbij het einddoel
zijn. Zoals ik in mijn eerdere antwoorden ook heb aangegeven, zal ik, als
mocht blijken dat transparantie op deze wijze niet tot stand komt, nadere
stappen ondernemen.
XNoot
1 De Volkskrant, 29 augustus jl., «Maatschappelijke opdracht vergt
matiging».
XNoot
2 De Volkskrant, 30 augustus jl., «Dekker kán salarissen corporaties
niet regelen».