Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1610

Vragen van de leden Van Oven (PvdA) en Hoekema (D66) over de moord op Ir. Gulje te Leiden in 1946. (Ingezonden 3 juni 1998)

1

Hebt u kennisgenomen van de berichten over de onopgehelderde moord op Ir. F. H. E. Gulje te Leiden op 1 maart 1946? 1

2

Kunt u alsnog duidelijkheid verschaffen over de beslissingen die in het strafrechtelijk onderzoek naar die moord zijn genomen en de beweegredenen die daaraan ten grondslag lagen?

3

Kunt u aangeven welke dossiers in het kader van deze moordzaak zijn samengesteld en welke instanties daarbij betrokken zijn geweest?

4

Bent u bereid de nabestaanden alsnog inzage te verschaffen in alle dossiers?

Antwoord

Antwoord van minister Sorgdrager (Justitie). (Ontvangen 31 juli 1998), zie ook Aanhangsel Handelingen nr. 1391, vergaderjaar 1997–1998

1

Ja.

2, 3 en 4

In het archief van de procureur-generaal te Den Haag en het archief van het Ministerie van Justitie heeft nader onderzoek plaatsgevonden naar dossiers, die betrekking hebben op de moord op de heer Guljé. Het onderzoek in het archief van de procureur-generaal heeft opgeleverd enkele systeemkaarten met daarop een overzicht van correspondentie, die over deze zaak is gevoerd. De gegevens op de kaarten wijzen erop dat van deze zaak geen (regulier) strafdossier is gemaakt en dat de zaak – uiteraard onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie – door de politie is «gesloten». Deze kaarten kunnen desgewenst door de nabestaanden worden ingezien.

De dossiers, waarnaar op de kaarten wordt verwezen, zijn ook bij hernieuwd en intensief onderzoek helaas niet te traceren. Het vermoeden is gewettigd, dat zij zijn vernietigd.

Het onderzoek in het archief van het Ministerie van Justitie heeft opgeleverd een aantal documenten met betrekking tot de moord op de heer Guljé. Ook deze documenten kunnen desgewenst door de nabestaanden worden ingezien.

Op grond van de beschikbare informatie is het niet mogelijk om alsnog duidelijkheid te verschaffen over de beslissingen, die destijds in het onderzoek naar de moord zijn genomen alsmede over de daaraan ten grondslag liggende beweegredenen. Uit de documenten kan worden afgeleid dat de ingestelde onderzoeken geen aanwijzingen hebben opgeleverd welke tot opsporing van de dader(s) hebben kunnen leiden.


XNoot
1

Leidsch Dagblad, 30 mei jl.

Naar boven