Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
868
Aanvullende vragen van het lid Leers (CDA) over de HSL. (Ingezonden 18 maart 1996)
1
Hebben de Nederlandse Spoorwegen (Hoge Snelheidstrein Vervoersmaatschappij;
HSVM) het kabinet per brief laten weten, dat men niet bereid is als exploitant
van de HST de trein te laten stoppen op een nieuw te bouwen station bij Den
Haag Ypenburg of het Haagse Prins Clausplein? Zo ja, kan de Kamer een afschrift
van dit schrijven ontvangen?
2
Heeft de NS, als de verwachte exploitant van de HST, de vrijheid zelfstandig
te beslissen over de stopplaatsen die men bij de exploitatie van de HST wil
aandoen? Zo ja, wat heeft de aanstaande besluitvorming binnen het kabinet
over de thans voorliggende 4 tracé-varianten dan feitelijk nog om het
lijf? Zo neen, welke mogelijkheden heeft de Regering om de keuze van de stopplaatsen
te beïnvloeden resp. dwingend voor te schrijven?
3
Bent u bekend met de (overige) eisen die de NS (HSVM) stelt bij de exploitatie
van de trein voor wat betreft maximale reistijd en aantal stopplaatsen? Welke
gevolgen hebben deze voor de keuze van het tracé?
de Volkskrant d.d. 14 maart 1996.
Toelichting
Deze vragen dienen ter aanvulling op de eerdere vragen ter zake van de
leden Leers, Verbugt, Versnel-Schmitz en Van Heemst, ingezonden 13 maart 1996.
Antwoord
Antwoord van minister Jorritsma-Lebbink (Verkeer en Waterstaat). (Ontvangen 28 maart 1996)
1
Zowel de HST-VEM (Hogesnelheidstrein-Vervoersexploi- tatiemaatschappij)
als NSR-LA (NS Reizigers-Lange Afstand) hebben per brief aan de projectdirecteur
HSL-zuid laten weten dat ze niet voornemens zijn om als exploitant van de
internationale en nationale HST's te stoppen op een nieuw te bouwen station
bij Den Haag-Ypenburg. Een kopie van deze brieven stuur ik u hierbij toe.1
2
Het kabinet maakt onderscheid tussen de verantwoordelijkheid voor de railinfrastructuur
en de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het vervoer dat over de
infrastructuur plaatsvindt. Dit beleid is overeenkomstig de op 1 januari 1993
in werking getreden Europese Spoorwegrichtlijn.
De overheid heeft, alsdus deze richtlijn, de taak te zorgen voor een adequate
infrastructuur. Het kabinet streeft er vervolgens naar om de exploitatie van
treinverbindingen zonder rijksbijdrage te laten plaatsvinden door een of meer
zelfstandige vervoersexploitanten, zoals de Nederlandse Spoorwegen. Dit geldt
ook voor de internationale treindienst.
Bij het te zijner tijd gunnen van het exploitatierecht kan de overheid
uiteraard voorwaarden opleggen, zoals het stoppen op bepaalde stations. Daarbij
moet echter het volgende voor ogen worden gehouden. Het kabinet streeft, bij
de eventuele aanleg van een nieuwe hogesnelheidsspoorlijn, naar een gedeeltelijk
private financiering. Het privaat te financieren deel zal in beginsel worden
bekostigd uit een door de vervoersexploitant te betalen vergoeding voor het
gebruik van de infrastructuur. Dit betekent dat bij investeringen in de infrastructuur
een winstgevende exploitatie voorwaarde is.
Het signaal dat de beoogde exploitanten nu afgeven, betekent in feite
dat zij eraan twijfelen of zij bij een keuze voor de WB-optie met een station
te Haaglanden tot een voldoende rendabele exploitatie zullen kunnen komen.
Ik acht het, onverlet de verantwoordelijkheid die de overheid heeft voor de
tracékeuze, van belang dergelijke signalen te vernemen en bij de besluitvorming
te betrekken.
3
Ja, de HST-VEM geeft vanuit exploitatie-oogpunt de voorkeur aan de snelste
variant met zo weinig mogelijk stopplaatsen. Een langer tracé, een
langere reistijd en meer stopplaatsen leiden tot een lager exploitatieresultaat.
Dit gegeven is, naast vele andere, een van de criteria op basis waarvan
de tracékeuze zal worden bepaald.
XNoot
1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.