Vragen van de leden Bikker en Ceder (beiden ChristenUnie) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie en Veiligheid over de publicatie «Understanding Anti-Christian Hate Crimes and Addressing the Security Needs of Christian Communities» (ingezonden 22 oktober 2025).

Antwoord van Minister Van Weel (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 15 december 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2025–2026, nr. 390.

Vraag 1

Hoe luidt uw reactie op de publicatie «Understanding Anti-Christian Hate Crimes and Addressing the Security Needs of Christian Communities» van het OSCE Office for Democratic Institutions and Human Rights (ODIHR)?1

Antwoord 1

Het kabinet verwelkomt de ODIHR-publicatie «Understanding Anti-Christian Hate Crimes and Addressing the Security Needs of Christian Communities». De publicatie laat duidelijk zien dat anti-christelijke incidenten – variërend van vernieling tot bedreiging en geweld – ernstige gevolgen hebben voor de veiligheid en vrijheidsbeleving van christelijke gemeenschappen. Het kabinet onderschrijft het belang dat wordt gehecht aan tijdige signalering, goede registratie, effectieve bescherming, interreligieuze dialoog en slachtoffergerichte ondersteuning. Dit sluit aan bij de Nederlandse mensenrechtenprioriteit gericht op het beschermen en bevorderen van vrijheid van religie en levensovertuiging, waarbij bijzondere aandacht bestaat voor kwetsbare religieuze minderheden, onder wie christenen.

Vraag 2

Hoe beoordeelt u het feit dat, sinds het ODIHR begon met rapporteren over anti-christelijke haatmisdrijven, incidenten uit meer dan dertig OSCE-landen zijn gerapporteerd? Meent u dat er voldoende aandacht is voor het aanpakken van anti-christelijke haatmisdrijven, zowel op nationaal als internationaal niveau?

Antwoord 2

Het feit dat ODIHR meldingen van anti-christelijke incidenten uit meer dan dertig OSCE-landen registreert, laat zien dat deze problematiek in verschillende landen speelt en internationale aandacht vereist. Vrijheid van religie en levensovertuiging blijft een kernprioriteit van het Nederlandse mensenrechtenbeleid, met aandacht voor kwetsbare religieuze minderheden, onder wie christenen.

Nederland zet zich daarnaast internationaal actief in om naleving van vrijheid van religie en levensovertuiging te bevorderen en samenwerking met gelijkgezinde landen te versterken. Daarbij ondersteunt Nederland religieuze gemeenschappen via diplomatie, multilaterale fora en gerichte programma’s. Ook brengt Nederland het thema consequent onder de aandacht binnen de VN-Mensenrechtenraad en de EU. Waar nodig worden zorgen rechtstreeks besproken met partnerlanden en in andere internationale gremia, mede ondersteund door de inzet van de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging en de mensenrechtenambassadeur.

Vraag 3 en 4

Welke lessen trekt u in het bijzonder uit deze publicatie voor de nationale situatie? Kunt u concreet aangeven welke opvolging u aan aanbevelingen uit de publicatie geeft?

Ziet u ook in Nederland intolerantie jegens christenen? Op welke manier geeft u opvolging aan de aanbeveling om bewustwordingscampagnes en activiteiten te ontwikkelen en te implementeren om bewustwording en begrip van de intolerantie jegens christenen te vergroten?

Antwoord 3 en 4

Iedereen die zich in Nederland bevindt kan met ervaringen en klachten over discriminatie op grond van religie terecht bij lokale antidiscriminatievoorzieningen (ADV’s), de politie of bij het College voor de Rechten van de Mens. Het aantal meldingen over discriminatie op grond van religie is bij deze instanties laag. Gelet op het geringe aantal meldingen geven deze instanties geen aparte cijfers over discriminatie van bijvoorbeeld christenen. Dit gebeurt wel bij de cijfers van het Meldpunt Online Discriminatie. Daaruit blijkt dat in 2024 discriminatie van christenen 3% van het aantal meldingen betrof van discriminatie op grond van geloof.2 Vanwege het geringe aantal meldingen is er op dit moment geen specifiek beleid om discriminatie van christenen tegen te gaan. Indien blijkt dat het aantal meldingen van discriminatie van christenen in de komende jaren stijgt, dan kan daarop passende actie volgen.

In het kader van de stelselherziening van de ADV’s werkt de Minister van BZK aan brede publiekscommunicatie ter verhoging van de meldingstoegankelijkheid van iedere vorm van discriminatie. Die communicatie heeft tot doel om burgers gemakkelijker hun weg te laten vinden naar een ADV, waar ze melding kunnen maken van discriminatie en terecht kunnen voor advies en bijstand. Bij het voorbereiden van die campagne werkt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties samen met uiteenlopende stakeholders uit het maatschappelijk middenveld. Daarvoor liet hij een vooronderzoek doen: Van ervaren tot melden: motivaties en barrières bij discriminatie melden | Rapport | Rijksoverheid.nl. Dit onderzoek biedt de uitgangspunten voor de strategie van de publiekscommunicatie. De ontwikkeling van de communicatie is beoogd voor het eerste kwartaal van 2026.

Vraag 5

Op welke manier draagt u bij aan het opbouwen van vertrouwen tussen christelijke gemeenschappen en overheden? Ziet u dat dat vertrouwen toeneemt? Zo ja, hoe komt dat? Zo nee, wat is daarvan de oorzaak en welke concrete stappen zet u om het vertrouwen te vergroten?

Antwoord 5

Door haatmisdrijven goed te monitoren, prioriteit te geven aan de vervolging ervan en daders harder te straffen, streeft het kabinet naar een samenleving waar eenieder, ook christenen, vrijelijk hun religie en identiteit kunnen belijden en uiten.

De Minister van Justitie en Veiligheid is tevens Minister van Eredienst. In die hoedanigheid onderhoudt hij periodiek contact met religieuze (koepel)organisaties, waaronder het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken, met als doel het bevorderen van een goede samenwerking tussen het Rijk en deze organisaties. Hier kunnen onder meer zorgen ten aanzien van intolerantie tegen christenen ter sprake komen. Op deze manier wordt aan vertrouwen gebouwd.

Vraag 6

Deelt u de constatering dat er onderraportage en onderregistratie plaatsvindt van (anti-christelijke) haatmisdrijven? Geldt dat ook voor Nederland? Welke concrete stappen zet u, in lijn met de aanbevelingen, om het aantal haatmisdrijven beter in beeld te krijgen?

Antwoord 6

Het is bekend dat niet alle mensen die discriminatie ervaren dit ook melden. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de Veiligheidsmonitor 2023 van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het is gewenst dat meer mensen hun discriminatie ervaringen melden en zo nodig aangifte doen. Hierdoor kunnen individuen die discriminatie ervaren tijdig adequate ondersteuning krijgen en kunnen gemeenten en het Rijk hun beleid daarop afstemmen. Het kabinet zet zich op meerdere vlakken in om onderrapportage en onder registratie te verbeteren. Zo hebben aangiftes van discriminatie prioriteit bij politie en het Openbaar Ministerie en wordt het stelsel van gemeentelijke anti-discriminatievoorzieningen herzien, zodat burgers die discriminatie ervaren dit eenvoudig kunnen melden.

Vraag 7

Op welke manier vraagt u op internationaal niveau aandacht voor anti-christelijke haatmisdrijven, ook in landen waar christenvervolging niet of minder aanwezig lijkt te zijn? Is dit regelmatig onderdeel van gesprek? Zo nee, bent u bereid om hier meer aandacht aan te geven in uw bilaterale contacten?

Antwoord 7

Het kabinet vraagt structureel aandacht voor religieus gemotiveerde haatmisdrijven, ook waar christelijke personen of gemeenschappen worden geraakt. Dit gebeurt onder meer binnen de VN-Mensenrechtenraad en de EU, alsmede via internationale samenwerkingsverbanden zoals de International Religious Freedom and Belief Alliance. In dat kader brengt Nederland ook concrete situaties onder de aandacht, bijvoorbeeld in landen waar christelijke gemeenschappen onder druk staan, zoals Nigeria, Pakistan en Syrië. De Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging onderhoudt daarnaast nauw contact met relevante maatschappelijke organisaties en spreekt partnerlanden waar nodig aan op incidenten en zorgelijke ontwikkelingen.

Ook in landen waar het risico minder zichtbaar lijkt, blijft Nederland alert op signalen van discriminatie en geweld. Diplomatieke posten volgen ontwikkelingen nauwgezet en kaarten deze waar nodig bilateraal aan. Aandacht voor de positie van christelijke gemeenschappen maakt deel uit van de bredere inzet op vrijheid van religie en levensovertuiging voor iedereen. Waar passend wordt dit onderwerp ook in bilaterale contacten verder geagendeerd.


X Noot
1

OSCE, 28 juli 2025, (https://www.osce.org/odihr/594847)

X Noot
2

Rapport Discriminatiecijfers in 2024, p. 39

Naar boven