Vragen van het lid El Abassi (DENK) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over
de berichtgeving omtrent uitlatingen van de heer Wilders die door de politie zijn
weersproken (ingezonden 3 oktober 2025).
Antwoord van Minister Van Oosten (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 10 november 2025).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2025–2026, nr. 270.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht van NOS en de berichtgeving van Nieuwsuur waarin de
politie vraagtekens plaatst bij het door de heer Wilders tijdens de Algemene Politieke
Beschouwingen geschetste verhaal over een mishandelde vuilnisvrouw in Utrecht?1
Vraag 2
Klopt het dat de politie dit incident heeft gekwalificeerd als een verkeersruzie die
uitmondde in een eenvoudige mishandeling, en dat daarbij geen sprake was van een «toeloop
van twintig Marokkanen», zoals door de heer Wilders werd beweerd?
Vraag 3, 4, 5, 6, 10 en 11
Hoe beoordeelt u het dat een fractievoorzitter tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen
een incident aanhaalt, terwijl de politie dit beeld nadrukkelijk tegenspreekt? Acht
u dit een vorm van misleiding van de Kamer?
Vindt u dat volksvertegenwoordigers een bijzondere verantwoordelijkheid hebben om
feiten juist en zorgvuldig weer te geven, zeker tijdens een belangrijk debat als de
Algemene Politieke Beschouwingen? Zo ja, welke gevolgen verbindt u daaraan wanneer
dat niet gebeurt?
Deelt u de opvatting dat het onterecht framen van bevolkingsgroepen, in dit geval
«Marokkanen», op basis van onjuiste of overdreven verhalen een negatieve impact heeft
op het maatschappelijk vertrouwen en de sociale cohesie?
Welke mogelijkheden ziet u om te voorkomen dat dergelijke misleidende of onjuiste
uitspraken door politici zoals de heer Wilders bijdragen aan stigmatisering en polarisatie
in de samenleving?
Kunt u bevestigen dat dit incident van het verschaffen van valse informatie door de
heer Wilders over strafrechtelijke zaken niet op zichzelf staat, aangezien de politie
enkele weken eerder eveneens uitspraken van de heer Wilders over de zaak-Lisa publiekelijk
moest corrigeren?
Acht u het zorgelijk dat er sprake lijkt van een patroon waarin dezelfde politicus
onjuiste of overdreven beweringen doet die door de politie ontkracht worden, met het
risico van onrust, stigmatisering en verlies van vertrouwen in instituties?
Antwoord 3, 4, 5, 6, 10 en 11
Het staat Kamerleden vrij om hun eigen woorden te kiezen. Als Minister van Justitie
en Veiligheid acht ik mij niet in de positie om te oordelen over uitspraken die in
de Tweede Kamer door Kamerleden worden gedaan. Zij zijn daar zelf verantwoordelijk
voor.
Vraag 7
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de politie en het Openbaar Ministerie om te
bezien of er aanvullende richtlijnen nodig zijn om misbruik of manipulatief gebruik
van politie-informatie in politieke debatten tegen te gaan?
Antwoord 7
Nee. Het betrof geen politie-informatie, maar informatie die beschikbaar is in openbare
publieke bronnen.
Vraag 8
Klopt het dat de Utrechtse burgemeester Sharon Dijksma inmiddels in overleg met de
betrokken vrouw heeft besloten dat er alsnog aangifte wordt gedaan? Zo ja, kunt u
aangeven hoe dit traject verder wordt begeleid en welke juridische kwalificatie daarbij
nu voorligt?
Antwoord 8
Ik laat mij niet uit over individuele casuïstiek.
Vraag 9
Welke waarborgen zijn er dat de uitkomst van een dergelijke aangifte op objectieve
wijze wordt beoordeeld, los van politieke framing of druk vanuit welke partij dan
ook?
Antwoord 9
Ik vertrouw op een juiste afhandeling van deze aangifte door politie en het Openbaar
Ministerie en heb geen aanwijzingen om daaraan te twijfelen.