Vragen van de leden Paternotte en Sneller (beiden D66) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Gedetineerde uit De Westereen mocht niet in het Fries met beppe bellen» (ingezonden 25 oktober 2024).

Mededeling van Minister Uitermark (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 28 november 2024).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht dat een gedetineerde uit De Westereen niet in het Fries met diens eigen dementerende Friese beppe mocht bellen?

Vraag 2

Deelt u de mening dat Friezen Fries mogen spreken?

Vraag 3

Deelt u de mening dat een gedetineerde niet bestraft mag worden voor het spreken van de Friese taal?

Vraag 4

Hoe beoordeelt u het feit dat een anderstalige gedetineerde waarschijnlijk wel diens eigen taal had mogen spreken, maar een Friestalige gedetineerde dat niet mocht omdat de penitentiaire inrichting in Arnhem niet bereid was een tolk in te huren ten behoeve van de monitoring?

Vraag 5

Deelt u de mening dat de taalrechten van Friese gedetineerden die zich bedienen van een rijkstaal niet minder mogen zijn dan de taalrechten van Nederlandse gedetineerden die zich bedienen van een rijkstaal?

Vraag 6

Bent u bereid deze vragen zowel in het Fries als in het Nederlands te beantwoorden?

Mededeling

Hierbij deel ik u mee dat de gestelde vragen van de leden Paternotte en Sneller (beiden D66) over het bericht «Gedetineerde uit De Westereen mocht niet in het Fries met beppe bellen», met kenmerk 2024Z16979, niet binnen de termijn van drie weken kunnen worden beantwoord.

De beantwoording kost vanwege de benodigde afstemming met onder andere het Ministerie van Justitie en Veiligheid meer tijd. Ik streef ernaar om de vragen binnen drie weken na dagtekening van deze brief te beantwoorden.

Naar boven