Vragen van het lid Inge vanDijk (CDA) aan de Staatssecretarissen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Justitie en Veiligheid over vrijwillige verenigingsbestuurders die persoonlijk aansprakelijk gesteld kunnen worden (ingezonden 4 november 2024).

Mededeling van Staatssecretaris Coenradie (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 26 november 2024).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving in NRC over vrijwillige verenigingsbestuurders die steeds vaker persoonlijk aansprakelijk gesteld worden?1 En heeft u kennisgenomen van het onderzoek van het Register voor Verenigingsbestuurders (RVVB) naar risico’s en bescherming van verenigingsbestuurders?2

Vraag 2

Deelt u de mening dat we mensen die als vrijwilliger in een verenigingsbestuur een bijdrage aan de samenleving willen leveren moeten koesteren? Deelt u ook de mening dat wet- en regelgeving daarom zo min mogelijk moet ontmoedigen om als vrijwillige verenigingsbestuurder aan de slag te gaan?

Vraag 3

Heeft u in beeld hoe vaak per jaar vrijwillige verenigingsbestuurders aansprakelijk worden gesteld? Kunt u een inschatting geven of dit is toegenomen sinds de inwerkingtreding van de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen in 2021 (Wbtr)?

Vraag 4

Klopt het dat het beoogde doel van de Wbtr was om de aansprakelijkheidspositie van bestuurders te verduidelijken, maar verder niet inhoudelijk te wijzigen?3

Vraag 5

Klopt het dat bij de introductie van de Wbtr tevens werd gecommuniceerd dat vrijwillige verenigingsbestuurders niet hoefden te vrezen voor deze nieuwe wet?

Vraag 6

Hoe oordeelt u nu over de uiteindelijke werking van de Wbtr, gezien de eerste ervaringen dat de Wbtr desondanks toch tot meer aansprakelijkheidsclaims tegen vrijwillige verenigingsbestuurders heeft geleid?

Vraag 7

Op welke wijze is uitvoering gegeven aan de aangenomen motie van het lid Van Dam c.s. waarin verzocht werd bij het invoeren van de Wbtr actief de gevolgen van de wet te communiceren aan bestaande verenigingen en stichtingen?4

Vraag 8

Wat is uw reactie op de bevindingen van de RVVB dat een kwart van de ondervraagde verenigingsbestuurders aangeeft beperkt of helemaal niet op de hoogte te zijn van de risico’s die zij lopen als vrijwillig bestuurder? Hoe beoordeelt u in dat licht de effectiviteit van de uitvoering van de eerdergenoemde motie van het lid Van Dam c.s.?

Vraag 9

Deelt u, mede naar aanleiding van de voorbeelden die in het artikel van NRC en in het rapport van de RVVB genoemd worden, de mening dat de risico’s en problemen rond de Wbtr en de bestuursaansprakelijkheid die daarmee samenhangt niet enkel kunnen worden opgelost met behulp van verzekeringen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 10

Kunt u, bijvoorbeeld samen met het Verbond van Verzekeraars, inzicht geven over hoeveel premie verzekeraars jaarlijks innen bij sportverenigingen (en gemeenten in het geval van de VNG vrijwilligersverzekering) en hoeveel zij daadwerkelijk jaarlijks aan schade uitkeren? Zo nee, waarom niet?

Vraag 11

Bent u bereid in overleg met de Nederlandse orde van advocaten gedragsregels op te stellen met als doel dat voorkomen wordt dat vrijwillige verenigingsbestuurders onnodig juridisch bedreigd worden? Zo nee, waarom niet?

Vraag 12

Op welke wijze kunnen vrijwillige verenigingsbestuurders veilig incidenten melden, zonder daar zelf juridische gevolgen van te ondervinden?

Vraag 13

Op welke wijze zou volgens u georganiseerd kunnen worden dat vrijwillige verenigingsbestuurders op een laagdrempelige wijze direct toegang kunnen krijgen tot ondersteuning en begeleiding bij juridische conflictsituaties? Bent u bereid hiervoor een voorstel uit te werken?

Vraag 14

Klopt het dat in de Wbtr uiteindelijk geen regeling is opgenomen om de drempel voor aansprakelijkheid van onbezoldigde bestuurders van niet-commerciële verenigingen en stichtingen te verhogen, terwijl dat in de oorspronkelijke versie van het wetsvoorstel wel was opgenomen?5

Vraag 15

Als het antwoord op vraag 14 bevestigend is, kunt u dan aangeven waarom een dergelijke regeling uiteindelijk niet in de wet is opgenomen? Zou u bereid zijn te bezien of er alsnog een dergelijke regeling in de wet opgenomen kan worden?

Vraag 16

Bent u bereid de wetsevaluatie van de Wbtr, die conform artikel XVIa binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de wet naar de Kamer gezonden moet worden, zo spoedig mogelijk uit te laten voeren? Bent u tevens bereid de brief met de verlening van de opdracht voor de wetevaluatie van tevoren met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 17

Kunt u deze vragen beantwoorden voor het Wetgevingsoverleg Sport en Bewegen van 2 december 2024?

Mededeling

Hierbij deel ik u, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede dat de schriftelijke vragen van de lid Inge van Dijk (CDA), van uw Kamer aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over vrijwillige verenigingsbestuurders die persoonlijk aansprakelijk gesteld kunnen worden (ingezonden 4 november 2024) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen.

Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


X Noot
1

NRC, 1 november 2024, Als vrijwilligerswerk bij een sportclub uitmondt in een financiële strop, https://www.nrc.nl/nieuws/2024/11/01/als-vrijwilligerswerk-bij-een-sportclub-uitmondt-in-een-financiele-strop-a4871152

X Noot
2

RVVB

X Noot
3

Kamerstuk 34 491, nr. 6, p. 9.

X Noot
4

Kamerstuk 34 491, nr. 16.

X Noot
5

Kamerstuk 34 491, nr. 3, p. 9.

Naar boven