Vragen van het lid Tseggai (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Stage, studie, bijbaan en thuis: mbo-student ervaart stress door opeenstapeling» (ingezonden 23 september 2024).

Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 28 oktober 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 281.

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Stage, studie, bijbaan en thuis: mbo-student ervaart stress door opeenstapeling»?1

Antwoord 1

Ja, daar ben ik mee bekend.

Vraag 2

Hoe reflecteert u op de uitkomst van het onderzoek dat mbo-studenten druk en stress ervaren door een opeenstapeling van verantwoordelijkheden, zoals het combineren van stages met volle onderwijsdagen, sociale verplichtingen en bijbanen?

Antwoord 2

Ik vind het een zorgelijke constatering dat mbo-studenten prestatiedruk en stress ervaren doordat zij veel verschillende verantwoordelijkheden hebben. Dit najaar stuur ik uw Kamer mijn beleidsreactie, waarin ik zal ingaan op de uitkomsten en aanbevelingen van het onderzoek.

Vraag 3

Heeft u inzicht in hoeverre studenten voortijdig stoppen met hun studie als gevolg van stress?

Antwoord 3

Dit komt niet naar voren in het onderzoek naar prestatiedruk en stress. Wel laat het onderzoek zien dat veel studenten in het mbo prestatiedruk en stress ervaren door uiteenlopende persoonlijke situaties. Hierdoor kunnen zij zich minder goed concentreren op school en hebben zij minder draagkracht. Uit eerder onderzoek van het CBS blijkt dat jongeren met persoonlijke problemen een veel grotere kans hebben om voortijdig schoolverlater te worden2. Het gaat bijvoorbeeld om psychische problematiek, instabiele thuissituaties, financiële problemen of een functiebeperking. Het actieplan voortijdig schoolverlaten zet daarom in op betere begeleiding en het tegengaan van persoonlijke problemen.

Vraag 4

Hoe reflecteert u op de uitkomst dat financiële zorgen en het combineren van studie en stage met een bijbaan bijdragen aan de prestatiedruk?

Antwoord 4

Alle jongeren moeten zich ten volle kunnen ontplooien in het onderwijs. Elk talent telt en we hebben de verscheidenheid aan talenten keihard nodig. Financiële zorgen zouden dat niet in de weg mogen staan, al lezen we in het onderzoek naar prestatiedruk en stress dat materiële achterstanden kunnen bijdragen aan een slechtere concentratie, leerachterstanden en voortijdig schoolverlaten. Naast de beleidsreactie op het onderzoek naar stress en prestatiedruk, zal ik voor de begrotingsbehandeling een reactie geven op het Nibud Studentenonderzoek, de koopkrachtberekeningen van studenten en voorbeeldbegrotingen.

Vraag 5

Deelt u de mening dat het verkrijgen van een gepaste stagevergoeding studenten financiële rust kan geven en stress kan verminderen en bent u het er vervolgens mee eens dat daarom een stagevergoeding verplicht zou moeten zijn?

Antwoord 5

Studenten zouden een passende vergoeding moeten krijgen. In het Stagepact MBO 2023–2027 is met vertegenwoordigers van studenten, mbo-instellingen, docenten, werknemers, werkgevers en overheden afgesproken dat elke student een passende vergoeding voor de stage krijgt. Dit bestaat uit een onkostenvergoeding en daarbovenop stimuleren we dat in elke cao afspraken staan over een passende stagevergoeding. Het is echter onbekend of het krijgen van specifiek een stagevergoeding een effect heeft op financiële rust/stress bij studenten. Wel blijkt uit de analyse Voortijdig schoolverlaten 2023 dat het ontbreken van voldoende inkomsten de hoofdreden is voor studenten om voortijdig de studie af te breken. Het is mede hierom dat ik het teleurstellend vind dat de cao-onderhandelingen in het primair onderwijs niet hebben geleid tot een stagevergoeding voor stagiairs in het primair onderwijs. Naar aanleiding van de motie van de leden Stultiens en Ergin doe ik momenteel onderzoek naar een wettelijke minimumstagevergoeding. Ik zal uw Kamer hierover begin 2025 informeren (zie vraag 6).

Vraag 6

Wanneer kan de Kamer het onderzoek naar een wettelijke minimumstagevergoeding verwachten, zoals verzocht in de motie van de leden Stultiens en Ergin en heeft u al zicht op eventuele vervolgstappen naar aanleiding van het onderzoek?3

Antwoord 6

Het onderzoek naar een wettelijke minimumstagevergoeding wordt op dit moment uitgevoerd en zal in december 2024 worden opgeleverd. Op basis van dit onderzoek stuur ik in begin 2025 een brief om uw Kamer op de hoogte te stellen van de resultaten en de mogelijke vervolgstappen.

Vraag 7

Vindt u het wenselijk dat mbo-studenten een lagere vergoeding krijgen dan hbo- en wo-studenten? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7

Studenten zouden, ongeacht of ze een mbo-, hbo- of wo-opleiding volgen, dezelfde stagevergoeding moeten krijgen. Helaas ontvangen mbo-studenten vaker een lagere of geen stagevergoeding dan hbo- en wo-studenten. In het Stagepact MBO 2023–2027 is afgesproken dat we willen bijdragen aan het gelijkwaardig behandelen van alle studenten in Nederland. Ons uitgangspunt is dat wanneer afspraken worden gemaakt in cao’s over stagevergoedingen deze voor alle studenten gelijk zijn. De Rijksoverheid wil hierin een voorbeeld zijn en geeft een gelijke stagevergoeding aan mbo-, hbo- en wo-studenten.

Vraag 8

Hoe reflecteert u op de uitkomst dat studenten stagediscriminatie ervaren en wat zijn uw plannen om stagediscriminatie tegen te gaan?

Antwoord 8

Stagediscriminatie is onacceptabel. In het Stagepact 2023–2027 hebben we daarom afspraken gemaakt om stagediscriminatie tegen te gaan, met als doel het versterken van sociale normen en het creëren van een veilige leer- en werkomgeving. Dit wordt gerealiseerd aan de hand van drie pijlers: (1) Sociale normstelling, waarbij alle partners van het Stagepact discriminatie als onacceptabel erkennen en inclusie bevorderen; (2) Acties om stagediscriminatie te voorkomen en tegen te gaan, waarin onder andere objectieve stagematching wordt geïntroduceerd om stages te vinden zonder persoonlijke kenmerken te betrekken; en (3) Aanpakken van discriminatie, waarbij meldingen van discriminatie krachtig worden opgevolgd en studenten de nodige ondersteuning krijgen. In het regeerprogramma is opgenomen dat het Stagepact met onverminderde energie wordt voortgezet.

Instellingen, bedrijven en partners van het Stagepact zijn momenteel druk bezig om de afspraken uit het pact te implementeren. Bijna alle instellingen hebben inmiddels een meldpunt voor stagediscriminatie opgezet en zijn begonnen met objectieve stagematching. Daarnaast werken instellingen aan het realiseren van drie contactmomenten tussen de instelling, de student en het stagebedrijf. Het is belangrijk om te volgen of onze inzet ook daadwerkelijk tot minder discriminatie van studenten leidt. Daarom monitoren we de effecten, zodat we hiervan kunnen leren. In november zal ik uw Kamer met een voortgangsrapportage informeren over de uitvoering van de Werkagenda en het Stagepact.

Vraag 9

Hoe reflecteert u op de uitkomst dat studenten aangeven behoefte te hebben aan meer begeleiding en deelt u de mening dat er inderdaad ruimte is voor verbetering, gezien maar de helft van de mbo-studenten in de JOB-monitor 2024 aangeeft positief te zijn over de manier waarop school hen begeleidt in hun opleiding en maar 38 procent van de studenten positief is over de begeleiding vanuit school tijdens hun stage?4

Antwoord 9

Stagebegeleiding door de instelling is net zo belangrijk als stagebegeleiding door het leerbedrijf. Docenten, beroepspraktijkvormingsbegeleiders, en -coördinatoren en andere onderwijsprofessionals hebben een belangrijke rol in de begeleiding van studenten. Daarom hebben alle partners van het Stagepact duidelijke afspraken gemaakt om de begeleiding van studenten voor, tijdens en na hun stage te verbeteren. Een belangrijke maatregel uit het Stagepact is dat er tijdens de stage minimaal drie contactmomenten zijn tussen instelling, student en leerbedrijf, waarvan er ten minste één fysiek plaatsvindt op de locatie van het leerbedrijf. Deze afspraken zijn erop gericht om de tevredenheid van studenten te vergroten. We zien dat instellingen hier al mee bezig zijn, echter de resultaten van de JOB-monitor laten zien dat er nog verbetering nodig is. Elke instelling zal hierin zelf verantwoordelijkheid moeten nemen. Ik blijf dit nauwlettend volgen en aanjagen.

Vraag 10

Wat vindt u van de suggestie dat een meer persoonlijke aanpak van toetsing, waarbij meer wordt gekeken naar het individuele leertraject, prestatiedruk zou kunnen verminderen?

Antwoord 10

Het bieden van meer maatwerk in examinering die beter past bij de verschillende leertrajecten van mbo-studenten is een ontwikkeling die ik aanmoedig, zeker als het bijdraagt aan het verminderen van prestatiedruk. Instellingen hebben ook de ruimte om instellingsexamens op maat aan te bieden. Verschillende instellingen zijn hier ook al mee bezig. De instellingen examineren niet meer op één vast beoordelingsmoment, maar monitoren (formatief) de ontwikkeling van de student, bieden gerichte begeleiding tot aan een beoordelingsmoment (summatief). Op die manier zijn deze instellingen in staat om beter aan te sluiten bij de capaciteiten en leerbehoeften van studenten.

Ook voor de generieke vakken wordt bekeken welke examenvorm het beste past bij zowel de mbo-studenten als bij de aard van het examenonderdeel. Zo is er voor het rekenen recentelijk nog gekozen voor een instellingsexamen en rekenniveaus per mbo-niveau, waardoor er meer ruimte is gekomen om deze beter passend te maken. Voor het vak Nederlands buigt momenteel een expertgroep zich over een beter passende en haalbare taaleisen en bijbehorende examinering en voor burgerschap wordt een instellingsexamen ingevoerd. Instellingen worden uitgedaagd om bij de verdere invulling hiervan zoveel mogelijk maatwerk per student te bieden.

Vraag 11

Hoe reflecteert u op de uitkomst dat mbo-studenten, ondanks een positieve beweging de afgelopen jaren, zich nog steeds niet even gewaardeerd voelen als andere studenten?

Antwoord 11

Voor mij zijn alle vormen van vervolgonderwijs van waarde. Het mbo is van groot belang voor onze economie en samenleving en ik wil de positieve beweging van de afgelopen jaren voortzetten. Het kost tijd om deze maatschappelijke verandering vorm te geven. In de Werkagenda MBO staan diverse maatregelen om bij te dragen aan een gelijkwaardige positie van mbo-studenten. Ik geef de komende periode verder uitvoering aan de Werkagenda en zal de Tweede Kamer dit najaar informeren over de voortgang.


X Noot
1

Website NOS, 18 september 2024, «Stage, studie, bijbaan en thuis: mbo-student ervaart stress door opeenstapeling», Stage, studie, bijbaan en thuis: mbo-student ervaart stress door opeenstapeling (nos.nl)

X Noot
2

CBS (2021). Samenhang tussen problemen en de kans op voortijdig schoolverlaten. Samenhang tussen problemen en de kans op voortijdig schoolverlaten | CBS

X Noot
3

Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 64

X Noot
4

Website JOB MBO, JOB-monitor 2024, p. 29 en p. 62

Naar boven