Vragen van het lid Piri (GroenLinks-PvdA) aan de Minister-President en de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de uitspraak van de Minister van VWS «Als het staatsnoodrecht in gaat, wil ik nog wel eens zien wie zo stoer is om het tegen te houden» (ingezonden 11 oktober 2024).

Antwoord van Minister Agema (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 15 oktober 2024).

Vraag 1

Herinnert de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zich haar uitspraak «Als het staatsnoodrecht in gaat, wil ik nog wel eens zien wie zo stoer is om het tegen te houden»?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Aan wie is het dreigement gericht? Aan het parlement, de rechterlijke macht of aan een andere institutie?

Antwoord 2

Natuurlijk is dit niet als dreigement bedoeld. Zoals ik inmiddels ook publiekelijk heb aangegeven, heb ik veel respect voor het parlement.

Vraag 3

Is deze uitspraak gedaan namens het gehele kabinet en vraagt het kabinet zich dus af wie zo stoer is om het staatsnoodrecht tegen te houden als het is ingegaan? Zo nee, waarom negeert de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de in artikel 45 van de Grondwet en artikel 4 van het Reglement van orde voor de ministerraad verankerde eenheid van regeringsbeleid?

Antwoord 3

Ik heb hier met de Minister-President over gesproken. Ik heb er vertrouwen in dat de Minister van Asiel en Migratie een dragende motivering zal vinden. Ik heb veel respect voor het parlement.

Vraag 4

Ben u op de hoogte van het feit dat Nederland een democratisch rechtsstaat is, waarin het parlement bepaalt welke wetten al dan niet in werking treden en wetgeving die juridisch onhoudbaar zijn door een rechter buitenwerking kunnen worden gesteld?

Antwoord 4

Ja.

Vraag 5

Deelt u de mening dat de uitspraak van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport niet past binnen een democratische rechtsstaat? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Ik heb er vertrouwen in dat de Minister van Asiel en Migratie een dragende motivering zal vinden voor de inzet van het staatsnoodrecht en ik heb veel respect voor het parlement.

Vraag 6

Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot een reeds door de Eerste Kamer aanvaarde motie waarin zij zich uitspreekt tegen de inzet van staatsnoodrecht?

Antwoord 6

De inzet van het staatsnoodrecht is opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord en het Regeerprogramma. De Minister van Asiel en Migratie werkt nog aan een dragende motivering voor de inzet van het staatsnoodrecht als bedoeld in de artikelen 110 en 111 van de Vreemdelingenwet. Het parlement heeft het laatste woord over de inzet van het staatsnoodrecht.

Vraag 7

Neemt u afstand van deze uitspraak? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7

Mijn uitspraak is niet als dreigement bedoeld. Ik heb veel respect voor het parlement.

Vraag 8

Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden voor vrijdag 18.00 uur?

Antwoord 8

De vragen zijn afzonderlijk beantwoord; dat is helaas niet gelukt voor afgelopen vrijdag 18 uur.

Naar boven