Vragen van de leden Dobbe en Van Nispen (beiden SP) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Justitie en Veiligheid over het bericht dat het OM de criminaliteit in de zorg niet meer aan kan en er jaarlijks voor 10 miljard wordt gefraudeerd (ingezonden 7 augustus 2024).

Antwoord van Minister Agema (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 9 oktober 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2357.

Vraag 1

Wat is uw reactie op het bericht dat het OM de criminaliteit in de zorg niet meer aankan en er jaarlijks voor 10 miljard euro wordt gefraudeerd?1

Antwoord 1

Ik vind het een duidelijk signaal vanuit het Openbaar Ministerie (OM). Komende tijd wil ik mij dan ook inzetten op betere onderlinge samenwerking in de keten, maar ook op betere preventie van zorgfraudeurs.

Ik wil graag opmerken dat de omvang van zorgfraude door het OM een schatting is. Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat de omvang van zorgfraude niet goed te kwantificeren is.

Vraag 2

In hoeverre is het aanpakken van zorgfraude voor u een prioriteit? Zou het niet veel logsicher zijn om die 10 miljard die we jaarlijks verliezen door zorgfraude te verlagen dan om miljarden aan zorgbezuinigingen van Rutte IV door te zetten?

Antwoord 2

De aanpak van zorgfraude staat opgenomen in het hoofdlijnenakkoord en is dus een prioriteit. Ik ga er alles aan doen om zoveel mogelijk malafide zorgaanbieders uit de zorgmarkt te weren.

Vraag 3

Wat zijn uw plannen om de aanpak van zorgfraude te verbeteren?

Antwoord 3

Mijn ministerie werkt samen met het veld aan maatregelen om instanties in het zorgdomein beter in staat te stellen om zorgfraude aan te pakken. Een aantal plannen zijn:

  • Het gaat bijvoorbeeld om de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (hierna: Wbsrz), die ingaat op 1 januari 2025, die de mogelijkheden tot gegevensuitwisseling verbetert, en de uitbreiding van de vergunningplicht als bedoeld in de Wet toetreding zorgaanbieders (hierna: Wtza).

  • Met het Wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz) wil ik het aantal weigerings- en intrekkingsgronden van een vergunning uitbreiden, om zorgaanbieders waarvan niet aannemelijk is dat ze aan de voorwaarden voor het verlenen van goede en rechtsmatige zorg gaan voldoen te kunnen weren.

  • Daarnaast is in september 2023 een pilot afgerond met zorgverzekeraar DSW, de IGJ, de NZa en het CIBG met als doel de screening aan de voorkant te verbeteren. Wanneer de vergunningplicht is uitgebreid naar alle instellingen en de extra intrekkings- en weigeringsgronden op grond van de Wibz zouden worden uitgebreid, wordt bezien welke aanvullende interventies nog nodig zijn om het net zo goed als mogelijk te sluiten, conform de uitkomsten van de pilot.

  • In het gemeentelijke domein vinden, ondersteund door mijn ministerie, de proeftuinen «Aanpak zorgfraude» plaats. De opgedane kennis en informatie uit de proeftuinen wordt via de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) met alle gemeenten gedeeld.

  • Verder zijn samen met gemeenten en zorgaanbieders landelijke contractstandaarden ontwikkeld voor jeugdzorg. Voor maatschappelijke ondersteuning worden deze contractstandaarden op dit moment ontwikkeld. Daarin worden ook afspraken opgenomen met betrekking tot fraude, integriteit, toezicht en handhaving.

  • Tot slot bereidt de Staatssecretaris voor Langdurige en Maatschappelijke Zorg momenteel een wetswijziging voor om het toezicht op de kwaliteit van de Wmo 2015 steviger te verankeren. Aansluitend wordt in samenwerking met de VNG en GGD-GHOR gewerkt aan het inrichten van een stimuleringsprogramma om het toezicht op de Wmo 2015 te verstevigen en verder te professionaliseren.

Vraag 4

Hoe reageert u op de uitspraak dat het Ministerie van VWS, gemeenten en andere zorgfinanciers aan zet zijn «om te zorgen dat de voorkant goed is dichtgetimmerd»? Welke stappen gaat u zetten om hiermee aan de slag te gaan?

Antwoord 4

Gemeenten kunnen (kwaliteits-)eisen in de verordening opnemen, waar zowel gecontracteerde- als pgb-aanbieders aan moeten voldoen. Verder maakt de al eerder genoemde Wbsrz, die naar verwachting op 1 januari 2025 ingaat, het mogelijk voor zorgverzekeraars en gemeenten om elkaar te informeren over personen of bedrijven waarbij een gerechtvaardigd vermoeden van zorgfraude bestaat. Tevens wordt de vergunningplicht met het amendement Bushoff verbreed. Iedere nieuwe zorginstelling moet in de toekomst een vergunning aanvragen.

Ik wil benadrukken dat met screening aan de voorkant, misbruik, fraude en excessen niet volledig buiten de deur worden gehouden. Ondanks dat op moment van toetsen wordt voldaan aan alle eisen, kan iemand kwaad in de zin hebben. Ook opleidingseisen, de Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) en andere integriteitsbeoordelingen bieden geen 100% zekerheid dat fraudeurs de zorg niet weten te vinden. Het is dus niet alleen de voorkant die op orde moet zijn, maar de hele keten. Wanneer een zorgaanbieder aan de voorkant aan alle eisen voldoet, is het ook van belang dat de inkopers van de zorg, maar ook de toezichthouders en opsporingsdiensten, fraude effectief aanpakken. Het gaat dus om het voorkomen, stoppen én bestraffen van niet-integere zorgaanbieders.

Vraag 5

Bent u het ermee eens dat er voor het terugdringen van zorgfraude vooral moet worden gefocust op systematische oplossingen om zorgfraude minder makkelijk en aantrekkelijk te maken, i.p.v. enkel meer toezicht achteraf? Hoe kijkt u bijvoorbeeld naar systematische oplossingen zoals het tegengaan van de wildgroei van zorgaanbieders, het beperken van winstuitkeringen in de zorg en het beter vooraf screenen van nieuwe zorgaanbieders?

Antwoord 5

Ja, ik ben het ermee eens dat er ook gefocust moet worden op het minder makkelijk en minder aantrekkelijk maken van zorgfraude. Daarom zet ik in op de verbetering van de mogelijkheden tot het screenen en weren van (nieuwe) zorgaanbieders. Door de vergunningsplicht voor nieuwe zorginstellingen en de voorgenomen uitbreiding van de doelgroep – via het amendement Bushoff – wordt bijgedragen aan het voorkomen van fraude. Om zorgaanbieders waarvan het niet aannemelijk is dat zij goede zorg kunnen verlenen te weren en stoppen, zal het kabinet extra weigerings- en intrekkingsgronden voor de vergunning in het wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders opnemen.

Ik ben het eens met de vragenstellers dat commerciële belangen van zorgaanbieders of investeerders nooit vóór het maatschappelijk belang van zorg en jeugdhulp mogen gaan. Ik zal daarom in wetgeving vastleggen dat het uitkeren van winst in die sectoren, waar winstuitkering is toegestaan2, alleen onder een aantal basisvoorwaarden mogelijk is. Deze basisvoorwaarden zullen samenhangen met de kwaliteit van de geleverde zorg, de rechtmatigheid van declaraties, de continuïteit van de zorgaanbieder en het voeren van een zorgvuldige en integere bedrijfsvoering. Ik zal deze aanscherpingen wettelijk vastleggen via het eerdergenoemde wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders. Ik verwacht dit wetsvoorstel in het eerste kwartaal van 2025 aan uw Kamer te kunnen sturen.

Vraag 6

Deelt u de analyse dat de hoge mate waarin zorgfraude voorkomt en de gebrekkige aanpak daarvan door gemeenten deels wordt veroorzaakt door de wildgroei van tot wel honderden zorgaanbieders die per gemeente actief zijn? Deelt u de analyse dat inkopen via open house-constructies deze wildgroei stimuleert en faciliteert? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om deze wildgroei tegen te gaan?

Antwoord 6

Op dit moment wordt een verkenning uitgevoerd naar de effecten van een open house constructie. Daarin wordt onder meer onderzocht wat het effect is van inkoop via open house op het aantal aanbieders. Aanleiding van deze verkenning is onder meer de motie van Kamerleden Peters en Hijink, waarin de regering wordt gevraagd hoe winstuitkeringen, private-equitybeleggers en open-houseconstructies beperkt, afgeschaft en/of geweerd kunnen worden binnen de Jeugdwet.3 Deze verkenning wordt uitgevoerd voor de Jeugdwet en Wmo 2015. De resultaten worden dit najaar door mijn collega, de Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport (JPS), met uw Kamer gedeeld.

Vraag 7

Hoe staat het inmiddels met de uitvoering van de motie-Peters/Hijink, die de regering verzocht «te verkennen hoe winstuitkeringen, private-equitybeleggers en open-houseconstructies beperkt, afgeschaft en/of geweerd kunnen worden binnen de Jeugdwet, en dat dan ook te doen»?4 Wordt de afronding van het onderzoek hiernaar nog steeds verwacht in de zomer van 2024, zoals uw voorganger in antwoorden op eerdere vragen stelde?5

Antwoord 7

Er is en wordt op meerdere manieren uitvoering gegeven aan de motie Peters/Hijink:

  • Zoals eerder genoemd, is het onderzoek naar de effecten van inkopen van jeugdzorg via open house in de afrondende fase. De verwachting is dat de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, de resultaten in het najaar met uw Kamer kan delen.

  • Eind 2023 is bovendien het onderzoeksrapport «Niet integere bedrijfsvoering in de jeugdhulp» al door de voormalig Staatssecretaris van VWS aangeboden aan de Kamer. Het onderzoek beoogde onder andere om tot een meer feitelijk beeld te komen van winstuitkeringen en de rol van private equity binnen de jeugdhulp. Op basis van dit onderzoek lijkt het risico van winstuitkeringen aan private equity investeerders in de jeugdhulp beperkt. Er lijkt geen grond om jeugdhulpaanbieders te verbieden hun kapitaalbehoefte te dekken met investeringsmiddelen van private equity partijen.

Net als, de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, zie ik wel risico’s voor de kwaliteit en toegankelijkheid van jeugdhulp wanneer aan het realiseren van (uitkeerbare) winst een groter belang wordt gehecht dan aan de publieke belangen. Maatregelen om de risico’s op excessieve winstuitkeringen in de jeugdhulp tegen te gaan zijn gewenst, en ook al ingezet, of in voorbereiding:

  • In april 2024 heeft de voormalig Staatssecretaris van VWS het wetsvoorstel «Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg» ingediend bij de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel heeft onder andere als doel om de bestuursstructuur en (transparantie van de) financiële bedrijfsvoering van jeugdhulpaanbieders en GI’s te versterken. Hierdoor komt er naar verwachting meer inzicht voor toezichthouders en opdrachtgevers in omzet en liquiditeit van de verschillende onderdelen van de organisatie. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) zal toezicht houden op de verplichtingen tot het voeren van een transparante financiële bedrijfsvoering en de openbare jaarverantwoording.

  • Sinds 1 juli 2024 is de amvb reële prijzen Jeugdwet in werking getreden. De amvb helpt gemeenten en aanbieders om tot een reële prijs voor de jeugdhulp te komen. De amvb helpt daarmee ook voorkomen dat er een te hoge prijs aan jeugdhulpaanbieders wordt betaald voor (goedkopere) lichte jeugdhulp.

  • Het eerder genoemde wetsvoorstel «integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders» is in voorbereiding. Binnen dit wetsvoorstel worden handvatten opgenomen om mogelijke ongewenste effecten van private equity aan te pakken. Ook worden voorwaarden geïntroduceerd aan het doen van winstuitkeringen.

Vraag 8

Hoe reageert u op de oproep aan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) om vaker onaangekondigd bij zorgaanbieders langs te gaan? Is de IGJ van plan om hier meer op in te zetten?

Antwoord 8

De IGJ voert zowel aangekondigde, als niet aangekondigde inspecties uit. Als de IGJ een inspectie van tevoren aankondigt, bevatten die bezoeken ook altijd onaangekondigde elementen. In het Follow the Money-artikel roept het OM de inspectie op om vaker onaangekondigd op bezoek te gaan om op locatie specifiek te contoleren op valse papieren. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om valse diploma’s en Verklaringen omtrent het gedrag (VOG’s) van zorgpersoneel. Gelet op de stijging in de afgelopen jaren van het aantal meldingen over mogelijke fraude met diploma’s en VOG’s, en de risico’s die hierdoor ontstaan voor de kwaliteit en veiligheid van de zorg, heeft de IGJ aangegeven dat ze op basis van signalen de diploma's en VOG’s meer controleren. Wat betreft het onaangekondigd op bezoek gaan, kondigt de IGJ – afhankelijk van het doel van het bezoek – dit wel of niet aan. Wanneer er sprake is van signalen van deze aard, gaat de inspectie meestal onaangekondigd op bezoek. De IGJ blijft zorgaanbieders erop wijzen dat zij zelf verantwoordelijk zijn om ervoor te zorgen dat zij geen personeel of ZZP’ers met valse papieren inzetten. Zorgaanbieders zijn immers eindverantwoordelijk voor de kwaliteit en veiligheid van de zorg. Bij vermoedens van valsheid in geschrifte dienen zij aangifte te doen bij de politie en/of een melding te doen bij de IGJ.

Vraag 9

Bent u het ermee eens dat het zeer onwenselijk is dat zorgbemiddelingsbureaus die frauderen met diploma’s en daardoor ervoor zorgen dat onbevoegd en onbekwaam personeel in de zorg werkt zich nu in een toezichtsvacuüm bevinden? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat er voortaan wel toezicht wordt gehouden op zorgmiddelingsbureaus? Welke toezichthouder gaat hier toezicht op houden?

Antwoord 9

Ja, ik ben het met u eens dat het onwenselijk is dat er zorgbemiddelingsbureaus zijn die frauderen met diploma’s waardoor er onbevoegd en onbekwaam personeel in de zorg werkt. De Inspectie van het Onderwijs (IvhO) en IGJ hebben in hun verkenning «Er is meer aan de hand» 6, die ze in samenwerking met de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) hebben uitgevoerd, gemeld dat het toezicht niet in alle gevallen toereikend is. Naar aanleiding van de verkenning worden op dit moment met diverse partijen gesprekken gevoerd over vervolgacties in bredere zin. Ik kan niet op de uitkomsten van deze gesprekken vooruitlopen. Uw Kamer zal hierover dit najaar worden geïnformeerd.7

Vraag 10

Bent u bereid om deze vragen één voor één te beantwoorden?

Antwoord 10

Ja.


X Noot
2

Zie het Uitvoeringsbesluit Wtzi, artikel 3.1 voor een overzicht van deze sectoren.

X Noot
3

Motie van de leden Peters en Hijink, Tweede Kamer, Vergaderjaar2022–2023, 36 200 XVI, nr 1380).

X Noot
4

Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 138

X Noot
5

Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2036

X Noot
6

IGJ en IvhO, «Er is meer aan de hand: Verkenning misstanden in het opleiden in de Zorgsector», Juni2024.

X Noot
7

Kamerstukken II, 2023/24, 28 828, nr. 137.

Naar boven