Vragen van de leden Mohandis en Westerveld (beiden GroenLinks-PvdA) aan de aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over het bericht «Percentage kinderen zonder zwemdiploma verdubbeld» (ingezonden 1 december 2023).

Antwoord van Minister Helder (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 22 januari 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 686.

Vraag 1

Bent u bekend met het onderzoek van het Mulier Instituut waaruit blijkt dat het percentage kinderen zonder zwemdiploma tussen 2018 en 2022 is verdubbeld?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt de Minister de zorgen over deze doorzettende stijging in het percentage kinderen zonder zwemdiploma?

Antwoord 2

Ja, ik vind het een ongewenste ontwikkeling dat het aandeel kinderen met een zwemdiploma afneemt.

Vraag 3

Kunt u een overzicht geven van de beleidsinitiatieven die momenteel lopen om het aantal kinderen met zwemdiploma’s te verhogen? Welk resultaat verwacht u per beleidsinitiatief?

Antwoord 3

Dat minder kinderen een zwemdiploma halen kan als oorzaak hebben een afnemende vraag naar zwemles of een beperking van het aanbod. Hieronder ga ik in op de wijze waarop ik – waar mogelijk – ondersteuning bied bij beide oorzaken.

Als het gaat om de afnemende vraag naar zwemles, kan dit te maken hebben met een afnemende vanzelfsprekendheid om kinderen zwemvaardig te maken of omdat de kosten of overige inspanningen voor zwemvaardigheid te hoog zijn voor de ouders.

  • Om de vraag naar zwemles te blijven stimuleren zet ik via het Nationaal Plan Zwemveiligheid in op voorlichting, gericht op specifieke doelgroepen die nu minder vaak een zwemdiploma halen.

  • Daarnaast worden voor gezinnen eventuele financiële drempels weggenomen door de mogelijkheid om zwemles te financieren vanuit middelen uit het Jeugdfonds Sport en Cultuur.

Als het gaat om een (te) beperkt aanbod van zwemles, komt dat vaak door een tekort aan docenten en/of badwater en de wachtlijsten die een gevolg zijn van de periode waarin als gevolg van de coronapandemie beperkt zwemles mogelijk was. Om het tekort aan docenten tegen te gaan, werk ik samen met de branche aan zowel de verhoging van de instroom als het behoud van gekwalificeerde instructeurs.

  • Om de instroom van docenten te bevorderen, geven Reddingsbrigade Nederland en de Nationale Raad Zwemveiligheid (NRZ) samen uitvoering aan het programma Next Generation Lifeguard.Dit is onderdeel van de Maatschappelijke Diensttijd (MDT). Binnen deze cursus leren jongeren in 80 uur diverse vormen van zwemmend redden, maar worden ze ook geënthousiasmeer voor een (bij)baan als zweminstructeur.

  • CIOS Nederland heeft van het opleiden van zweminstructeurs een strategisch speerpunt gemaakt onder de noemer «Actieplan Zwemonderwijs». Hiermee wil CIOS Nederland voldoen aan de toegenomen maatschappelijke vraag naar zweminstructeurs.

  • Het behouden van zwemdocenten heeft de aandacht van de Human Capital Agenda (HCA) Sport waarin gewerkt wordt aan één functiehuis voor de sport. Daarnaast moet een CAO-vergelijking zorgen voor inzichten in heldere en passende beloningen. Ik ondersteun de HCA, maar ik heb geen bemoeienis met afspraken tussen werkgevers en werknemers.

  • Om het tekort aan beschikbaar badwater tegen te gaan, werk ik met de VSG aan een pilot om zwemles aan te bieden op de luwe uren (in het bijzonder kort na schooltijd).

  • Om badwater beschikbaar te houden, ondersteun ik zwembaden via de specifieke uitkering ter tegemoetkoming van de gestegen energiekosten van openbare zwembaden (SPUK MEOZ). In 2023 hebben 280 gemeenten hiervoor een aanvraag ingediend, waarbij 603 zwembaden gemoeid zijn. Er is voor € 156,5 miljoen verleend van de € 205,5 miljoen die hiervoor ter beschikking is gesteld.

  • De branche werkt nog altijd aan het wegwerken van de wachtlijsten voor zwemlessen die tijdens de coronapandemie zijn ontstaan. Initiatieven zoals ingekorte lestijden, grotere groepen, aanvullende cursussen en spoedcursussen zijn elk op zich geen wondermiddel maar dragen samen wel bij aan de inkorting van de wachtlijsten. Waar mogelijk worden dergelijke ideeën uitgewisseld tussen aanbieders en gemeenten.

Afgezien van de hierboven benoemde initiatieven werk ik intensief samen met de zwembranche om kansen en ideeën voor het verhogen van de zwemvaardigheid in ons land uit te wisselen. Hierbij valt onder meer te denken aan de Kennis- en Innovatieagenda Zwemmen en Zwemveiligheid (KIAZZ) en de dag van het zwemonderwijs.

Vraag 4

Bent u van mening dat deze beleidsinitiatieven voldoende zijn om de stijging van het aantal kinderen zonder zwemdiploma te stoppen? Zo niet, welke stappen is bent u bereid te zetten om ervoor te zorgen dat alle kinderen een zwemdiploma kunnen halen?

Antwoord 4

Het probleem van een teruglopend diplomabezit heeft geen kant en klare oplossing maar ik hoop dat alle inspanningen samen de tendens zullen keren. Waar mogelijk blijf ik de branche daarom ondersteunen zodat ieder kind de mogelijkheid heeft om in de basisschoolleeftijd zwemvaardig te worden.

Vraag 5

Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat een kwart van de kinderen uit de laagste inkomensgroep geen zwemdiploma heeft? Heeft u inmiddels een beeld hoe de regeling van het Jeugdfonds Sport en Cultuur gebruikt wordt om zwemles voor iedereen betaalbaar te maken? Heeft deze regeling het gewenste effect? Zo niet, waar zitten de grootste obstakels?

Antwoord 5

In 2023 hebben 16.457 kinderen via het Jeugdfonds Sport en Cultuur deel kunnen nemen aan (diploma)zwemmen (peildatum 1 december 2023). Daarmee is het de tweede sport qua deelnemersaantallen. Daarbij constateert het Jeugdfonds dat gemeenten zwemles zeer verschillend subsidiëren. Het gaat in sommige gevallen om uitsluitend een A-diploma, in andere gevallen juist weer om zowel het A, het B en het C diploma. Het feit dat zoveel kinderen geholpen worden, laat zien dat de inspanningen van het Jeugdfonds zeer gewenst zijn.

Vraag 6

Deelt u de zorgen dat kinderen met migratieachtergrond vaker geen zwemdiploma hebben dan kinderen zonder migratieachtergrond? Is er een beeld van de grootste barrières voor kinderen met migratieachtergrond om een zwemdiploma te halen? Zijn er plannen om deze barrières weg te nemen?

Antwoord 6

Als bepaalde groepen kinderen minder vaak een zwemdiploma halen dan andere groepen, dan is dat onwenselijk en heeft dat uiteraard mijn aandacht. Op landelijk niveau gaat het daarbij vooral over voorlichting voor specifieke doelgroepen zoals in dit geval nieuwkomers in Nederland. Deze initiatieven worden uitgevoerd binnen het Nationaal Plan Zwemveiligheid van de NRZ dat ik ondersteun. Ook is er een handreiking zwemveiligheid nieuwkomers voor gemeenten van GGD/GHOR, Pharos, VeiligheidNL en de NRZ. Op lokaal niveau bestaan tal van initiatieven die via lokaal maatwerk de drempels verlagen voor kinderen met een migratieachtergrond. Dit kan gaan om (varianten van) schoolzwemmen, specifieke zwemklassen voor kinderen met een migratieachtergrond of voorlichting aan ouders die zelf niet zwemveilig zijn. Natuurlijk geldt ook voor deze groep dat ze bij financiële drempels een beroep kunnen doen op ondersteuning vanuit het Jeugdfonds Sport en Cultuur.

Vraag 7

Wat is de voortgang van de motie Westerveld c.s. (Kamerstuk 30 234, nr. 316) waarin wordt verzocht om binnen drie jaar een plan te maken met gemeenten zodat alle kinderen een zwemdiploma kunnen halen? Kunt u een overzicht geven van in welke gemeenten een dergelijk plan al is gemaakt? Wat is het effect van deze plannen? Wat is het tijdpad voor de plannen van andere gemeenten?

Antwoord 7

Zoals ik beschreef bij het antwoord op vraag 3 wordt door de branche hard gewerkt ieder kind de kans op een zwemdiploma te bieden. In het bijzonder door badwater beschikbaar te houden, leraren op te leiden en te behouden en door drempels weg te nemen voor het volgen van lessen. Ik ben continu met de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) in overleg om de mogelijkheden te benoemen en te benutten die op regionaal en lokaal niveau van toepassing zijn.

Op dit moment verken ik wat er aanvullend op alle huidige initiatieven nog meer nodig is op gemeenteniveau. Dit is onder meer onderdeel van de pilots school en zwemles en het onderzoek naar financiële consequenties schoolzwemmen. Ik verwacht u in het najaar te kunnen informeren over het plan op gemeenteniveau.

Vraag 8

Wat is de voortgang van de motie Westerveld en van Nispen (Kamerstuk 30 234, nr. 272) over het realiseren van een dekkend aanbod voor zwemles voor kinderen met een beperking, in het bijzonder in minder stedelijke gebieden? Heeft u inmiddels een gedetailleerd beeld van de inzet van het Jeugdfonds Sport en Cultuur voor de financiering van zwemles, specifiek voor deze groep kinderen?

Antwoord 8

Voor het realiseren van een dekkend aanbod zwemles voor zwemles voor kinderen met een beperking is het van het grootste belang om voldoende bekwame docenten op te leiden die met deze doelgroep kunnen werken. Bij de inspanningen die ik bij antwoord 3 benoemde hoort ook de specifieke aandacht voor het opleiden van docenten voor deze doelgroep.

Het Jeugdfonds Sport en Cultuur registreert zelf niet de achtergrond van de personen die ze ondersteunen, maar nadere analyses van het Mulier Instituut die tot een meer gedetailleerd beeld voor deze doelgroep moeten leiden op het gebruik van ondersteuningsregelingen, verwacht ik later dit voorjaar.

Naar boven