Vragen van de leden Westerveld en Bouchallikh (beiden GroenLinks) aan de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties over de toenemende online lhbti+-haat (ingezonden 3 oktober
2023).
Mededeling van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 23 oktober
2023).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Tijd voor geweld tegen deze lui» over de toenemende
online lhbti+-haat?1
Vraag 2
Wat vindt u van de bevindingen van het onderzoek dat op alle digitale platformen de
vijandigheid richting lhbti+-groepen groeit en dat met name homo- en transfobie online
razendsnel zijn toegenomen? Deelt u de mening dat een stijging van anti-transgeluid
van 67 procent onacceptabel is?
Vraag 3
Welke aantoonbaar succesvolle maatregelen zijn er beschikbaar om homo- en transfobie
online en in de publieke ruimte te lijf te gaan? Wordt hier volop gebruik van gemaakt
in Nederland en is dit succesvol geweest? Zijn deze maatregelen preventief of repressief?
Vraag 4
Hoe groot is de verantwoordelijkheid van de platformen om tegen online lhbti+-haat
op te treden? Vertrouwt u deze taken aan de platformen toe? Waarom wel of waarom niet?
Welk toezicht wordt gehouden op de acties van platformen om de vrijheid en veiligheid
van lhbti+’ers online te beschermen?
Vraag 5
Welke verantwoordelijkheid ziet u voor uzelf weggelegd om dit tegen te gaan? Heeft
u voldoende grip op online platformen om hierin op te treden?
Vraag 6
Welke voorschriften uit de Digital Services Act (DSA) en Digital Markets Act (DMA)
voorzien in het bestrijden van online lhbti+-haat en het zonder uitleg verwijderen
van lhbti+-content? Zijn deze voorschriften toereikend? Zo niet, op welk vlak moeten
deze richtlijnen nog worden aangescherpt om de aanpak te verbeteren?
Vraag 7
Bent u het ermee eens dat, zolang het verdienmodel van online platformen gebaat is
bij de aanzuigende werking van ophef, er voor deze bedrijven een perverse prikkel
is om online haat ongecontroleerd te laten gaan of dit zelfs breder te delen? Is het
inperken van dit verdienmodel daarmee ook een integraal deel van het Nederlandse emancipatiebeleid?
Vraag 8
Vindt u het, met oog op de groeiende onveiligheid voor lhbti+’ers online, essentieel
om hun privacy en onherleidbaarheid zo goed mogelijk te borgen? Hoe weegt dit op tegen
de anonimiteit van mensen die online haat en bedreigingen rondsturen?
Vraag 9
Wat is uw appreciatie van de bevinding dat lhbti+-content en in het bijzonder content
van transpersonen vaker wordt verwijderd op social media platforms? Wat is uw appreciatie
van de bevinding dat het internet dankzij systemen met ingebouwde vooroordelen steeds
conservatiever en daarmee onveiliger voor minderheden wordt? Ziet u mogelijkheden
hier maatregelen tegen te treffen, bijvoorbeeld in EU-verband? Zo nee, waarom niet?
Vraag 10
Wat is de inzet van het kabinet om online haat tegen lhbti+-personen te voorkomen
en te verminderen en op welke manier wordt gemeten wat het effect van dit beleid is?
Vraag 11
Deelt u de zorgen dat deze online vijandigheid overslaat in meer agressie en intolerantie
in de maatschappij? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen zet u om dit te voorkomen?
Welke bronnen bevestigen de link tussen online haat en toenemende onveiligheid in
het openbaar?
Vraag 12
Ziet u ook hoe sociale media door publieke figuren gebruikt worden om hun volgers
impliciet op te hitsen tegen specifieke (organisaties die zich inzetten voor) lhbti+-personen?
Bent u het er ook mee eens dat deze vorm van online aanzetten tot intimidatie aangepakt
moet worden? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u hiertoe, bijvoorbeeld in EU-verband?
Zo nee, waarom niet?
Mededeling
Op 3 oktober 2023 hebben de leden Westerveld en Bouchallikh (GroenLinks) schriftelijke
vragen gesteld over toenemende online lhbti+-haat naar aanleiding van het artikel
«Tijd voor geweld tegen deze lui».
Hierbij deel ik u mede dat beantwoording binnen de gestelde termijn niet mogelijk
is omdat er nog afstemming met meerdere departementen plaatsvindt. De Kamervragen
zullen binnen de daarvoor geldende termijn van 6 weken beantwoord worden.