Vragen van de leden Dobbe en Dijk (beiden SP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Kwart verzorgenden denkt aan stoppen» (ingezonden 14 augustus 2024).

Mededeling van Minister Agema (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 5 september 2024).

Vraag 1

Heeft u het bericht «Kwart verzorgenden denkt aan stoppen» en de onderliggende resultaten van de enquête van vakblad Tijdschrift voor Verzorgenden (TVV) gelezen en wat is uw reactie hierop?1

Vraag 2

Erkent u dat deze mogelijke uitstroom een groot probleem is voor zorgverleners en zorgbehoevenden? Zo nee, waarom niet?

Vraag 3

Welke concrete plannen heeft u om te voorkomen dat 27% van de medewerkers gaat stoppen met het werk in een verpleeghuis, verzorgingstehuis en de thuiszorg? In hoeverre is dit nieuw beleid ten opzichte van het vorige kabinet?

Vraag 4

Deelt u de mening dat de uitstroom van zorgverleners alleen voorkomen kan worden als er extra collega’s bij komen en om dat te bereiken het salaris omhoog moet, de arbeidsomstandigheden moeten worden verbeterd en de administratiedruk voor zorgverleners omlaag moet? Zo nee, waarom niet?

Vraag 5

Wanneer kunnen we de plannen die staan aangekondigd in het regeerakkoord om het personeelstekort in de zorg aan te pakken – zoals beperking van de regeldruk en van administratieve lasten – verwachten? Op welke manier gaat dit de marktwerking in de zorg terugdringen?

Vraag 6

Hoe verklaart u dat het overgrote deel – 91% – niets merkt van de maatregelen die hen voor de zorg zouden moeten behouden? Deelt u de mening dat deze plannen dus onvoldoende aansluiten op de problemen waar zorgverleners dagelijks mee te maken krijgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?

Vraag 7

Bent u bereid het salaris voor zorgverleners te verhogen en dit mee te nemen in de Rijksbegroting 2025? Indien het antwoord op deze vraag nee is, erkent u hiermee dat er onder uw bewind geen initiatief wordt genomen om het salaris van zorgverleners te verhogen?

Vraag 8

Wat vindt u van de salariskloof tussen zorgverleners en medewerkers uit andere sectoren? Bent u bereid deze kloof te dichten door de ruimte voor de arbeidsvoorwaardenontwikkeling in de zorg (OVA-ruimte) te vergroten zoals de SP al eerder voorstelde middels de motie-Dobbe?2 Zo ja, wat voor concrete plannen heeft u hiervoor liggen?

Vraag 9

Hoe verklaart u dat volgens 84% van de respondenten de situatie voor verzorgenden de afgelopen jaren alleen maar slechter is geworden?

Vraag 10

Welke gevolgen denkt u dat de ingeplande bezuinigingen onder uw verantwoordelijkheid van 310 miljoen euro in 2024 gaan hebben voor zorgverleners? Bent u bereid deze bezuinigingen alsnog te schrappen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 11

Kunt u uitsluiten dat er – boven op de aangekondigde bezuinigingen – extra op de zorg wordt bezuinigd? Zo nee, kunt u hiervan ieder stuk dat ten grondslag ligt aan deze geplande bezuinigingen naar de Kamer toesturen?

Vraag 12

Wat is uw reactie op meldingen die de SP heeft gehad op ons zorgmeldpunt van zorgverleners zoals «De werkdruk is veel te hoog, te weinig personeel en je staat 1 op 8 bewoners die zware zorg nodig hebben. Iedereen loopt uit de zorg weg!» en «Cliënten de hele nacht in nat geplaste bedden waardoor ze 's ochtends klappertanden van de kou en de avonden daarna bang zijn om te gaan slapen.»? Hoe gaat u voorkomen dat deze situaties ontstaan?

Vraag 13

Wat is volgens u de invloed van het huidige zorgsysteem van marktwerking en concurrentie op de werkdruk en administratielast die zorgverleners ervaren? Welke concrete plannen heeft u om dit systeem te veranderen?

Vraag 14

Bent u bereid om de aangenomen motie-Dobbe3 uit te voeren en de personele bezettingsnorm van twee zorgverleners op acht verpleeghuisbewoners te handhaven, om zo de kwaliteit in de verpleeghuizen te kunnen behouden en de werkdruk voor zorgverleners niet verder te laten oplopen?

Mededeling

De vragen van de leden Dobbe en Dijk (beiden SP) over het bericht «Kwart verzorgenden denkt aan stoppen» (2024Z12380) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord.

De reden van het uitstel is dat ik de beantwoording in lijn wens te brengen met het regeerprogramma en de augustusbesluitvorming. Ik zal u daarom zo spoedig mogelijk na Prinsjesdag de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.


X Noot
2

Kamerstuk 29 282, nr. 566

X Noot
3

Kamerstuk 36 410 XVI, nr. 80

Naar boven