Vragen van de leden Paternotte, Bamenga (beiden D66), Beckeren Brekelmans (beiden VVD) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Rwandese ambassade in Den Haag intimideert en bedreigt critici van regime-Kagame in Nederland» (ingezonden 4 juni 2024).

Antwoord van Minister Veldkamp (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 5 september 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2113.

Vraag 1

Bent u bekend met de bevindingen van het onderzoek door NRC en Forbidden Stories waarin wordt gesteld dat de Rwandese ambassade in Den Haag betrokken zou zijn bij het intimideren en bedreigen van Rwandese critici van het regime-Kagame die in Nederland wonen?1

Antwoord 1

Ja, de bevindingen van het onderzoek door NRC en Forbidden Stories uit het genoemde artikel zijn bekend.

Vraag 2

Bent u bekend met het onderzoek van de Belgische justitie naar de betrokkenheid van de Rwandese ambassadeur in Nederland bij laster, smaad en intimidatie via een anoniem X-account? Welke stappen heeft u gezet of bent u van plan te zetten om ondersteuning te bieden voor dit onderzoek?

Antwoord 2

Het is het kabinet bekend dat er een justitieel onderzoek loopt in België tegen de Rwandese ambassadeur in Nederland. In zijn algemeenheid is het zo dat staten elkaar om assistentie kunnen vragen bij opsporing en vervolging van strafbare feiten. Daarbij moet worden opgemerkt dat de ambassadeur in Nederland onschendbaarheid en immuniteit geniet hetgeen (het ondersteunen van) een onderzoek in de weg staat.

Vraag 3

Bent u daarnaast bekend met de beschuldiging dat de Rwandese ambassade in Den Haag betrokken zou zijn geweest bij het beramen van moordaanslagen op vijf critici van het Rwandese bewind in 2009? Heeft er onderzoek plaatsgevonden naar aanleiding van deze beschuldiging? Is de ambassade aangesproken op deze beschuldiging? En welke acties zijn sindsdien ondernomen om ervoor te zorgen dat Rwandese opposanten in Nederland niet hoeven te vrezen voor intimidatie of erger? Hoe houdt u toezicht op deze activiteiten?

Antwoord 3

De bevindingen van het onderzoek door NRC en Forbidden Stories uit het genoemde artikel zijn bekend. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft kort na het uitkomen van het genoemde artikel de Rwandese ambassadeur in Nederland uitgenodigd voor een gesprek en om opheldering gevraagd. Het kabinet keurt elke vorm van geweld af, vindt ongewenste buitenlandse inmenging (OBI) volstrekt onwenselijk en zet zich ervoor in dat iedereen in Nederland vrij en ongehinderd van ongewenste buitenlandse inmenging kan leven. Het Openbaar Ministerie (OM) en de Nationale Politie zijn verantwoordelijk voor opsporing en vervolging van mogelijk strafbare zaken, waarbij het van belang is op te merken dat de onschendbaarheid en immuniteit van de ambassadeur onderzoek en vervolging in Nederland in de weg staan, tenzij Rwanda daar afstand van doet.

Vraag 4

Bent u ook bekend met de intimidatie die mensen die in Nederland tegen de Rwandese overheid demonstreren ervaren? Deelt u de mening dat we niet mogen tolereren dat buitenlandse overheden Nederlandse demonstranten schaduwen?

Antwoord 4

Buitenlandse overheden hebben zich te houden aan de Nederlandse wet- en regelgeving en kunnen zonder medeweten en instemming van de Nederlandse overheid geen overheidstaken uitvoeren op Nederlands grondgebied. Het schaduwen van mensen in Nederland valt niet binnen de kaders van diplomatieke of consulaire taken van een ambassade die zij uit mogen oefenen op Nederlands grondgebied.

Vraag 5

Bent u op de hoogte van intimidatie en bedreigingen die de Nederlandse freelance journaliste Anneke Verbraeken en de Belgische journalist Peter Verlinden zeggen te hebben ondervonden? Zo ja, welke maatregelen zijn genomen om hun veiligheid te waarborgen? Zo nee, bent u bereid om aanvullende maatregelen te treffen om journalisten in Nederland veilig te houden? Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat mensen in Nederland met wortels in het buitenland moeten vrezen voor bemoeienis vanuit hun herkomstland?

Antwoord 5

De bevindingen van het onderzoek door NRC en Forbidden Stories uit het genoemde artikel zijn bekend. De Nederlandse overheid treft aanvullende beveiligingsmaatregelen op basis van dreiging en risico’s. Het kabinet kan niet ingaan op individuele beveiligingssituaties. Wel kan worden aangegeven dat het kabinet elke vorm van ongewenste buitenlandse inmenging (OBI) volstrekt onwenselijk vindt en zich ervoor inzet dat iedereen in Nederland zijn leven vrij en ongehinderd van ongewenste buitenlandse inmenging kan leiden. Intimidatie en bedreigingen zijn verwerpelijk en in voorkomende gevallen strafbaar. Opsporing en vervolging van strafbare feiten ligt bij het OM en de Nationale Politie.

Vraag 6

Hoe kunnen mensen die zich bedreigd voelen door een buitenlandse mogendheid hier melding van maken? Welke rol speelt de Taskforce Problematisch Gedrag hierin? Deelt u de noodzaak van een toegankelijk meldpunt om problematisch gedrag te melden? Welke middelen heeft de overheid om in te grijpen bij een vermoeden van een dergelijke bedreiging?

Antwoord 6

Binnen de rijksoverheid is een zogenoemde centrale meldfunctie rond Ongewenste Buitenlandse Inmenging (OBI) ingericht. Hierbij worden de OBI-signalen die binnenkomen bij verschillende onderdelen van de rijksoverheid allereerst geanonimiseerd vastgelegd. Vervolgens worden deze geanonimiseerde signalen op een centraal punt bijeengebracht, waar de betrokken departementen en uitvoeringsorganisaties de ontvangen signalen analytisch kunnen duiden. Dit draagt bij aan een integraal beeld van de mogelijke dreiging. Indien van toepassing worden passende beleidsmaatregelen getroffen. Daarnaast zorgen de betrokken uitvoeringsorganisaties voor opvolging, waar dit noodzakelijk is in het kader van de bestaande taken en bevoegdheden. Uw Kamer wordt binnenkort nader schriftelijk geïnformeerd over de voortgang van deze aanpak.

Uw Kamer is mede namens de deelnemende departementen eerder geïnformeerd over het feit dat er geen werkzaamheden meer plaats vinden binnen het kader van de Taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering.2 Alle departementen werken nog steeds goed samen binnen hun eigen wettelijke grondslag, maar niet onder de noemer van de Taskforce.3

Vraag 7

Deelt u de mening dat de acties van de Rwandese overheid op Nederlands grondgebied een zeer zorgwekkende ontwikkeling zijn? Bent u het daarom eens dat het des te meer van belang is om kritisch te wegen hoe we vanuit de Nederlandse overheid steun geven aan Rwanda? Heeft u er een beeld van hoe de 144 miljoen euro in de opbouw van onafhankelijke rechtspraak in Rwanda is besteed? Wat is uw beeld van het effect van de Nederlandse investeringen in de Rwandese rechtspraak? Bent u bereid deze te evalueren?

Antwoord 7

Het kabinet neemt de in het genoemde artikel geuite beschuldigen zeer serieus en heeft dat ook richting de Rwandese ambassadeur uitgedragen.

Nederland onderkende direct na de genocide tegen de Tutsi in 1994 dat wederopbouw hand in hand diende te gaan met verzoening, gerechtigheid voor de slachtoffers en adequate berechting van de daders. Als enige ontwikkelingspartner van Rwanda heeft Nederland vanaf het vroege begin en consistent, over een periode van zo’n dertig jaar, de door de genocide weggevaagde justitiële sector ondersteund.

De Nederlandse financiële ondersteuning aan de Rwandese rechtsstaat bedroeg sinds 1995 tot heden afgerond EUR 144 miljoen. Het genoemde bedrag betreft projecten die in brede zin de rechtsstaatopbouw van Rwanda ten goede kwamen en gaat dus verder dan ondersteuning van de Rwandese rechtspraak alleen. De steun ging onder meer naar de training van rechters en advocaten, herstel van kritieke infrastructuur zoals rechtbanken en gevangenissen, wetgevingsadvies en steun aan de gacaca (lokale genociderechtspleging). Steun aan het maatschappelijk middenveld maakte een groot deel uit van de inzet. Daarnaast betrof het ook de bevordering van mensenrechten, zoals vrijheid van meningsuiting en persvrijheid en steun aan maatschappelijke organisaties die werkten aan traumaverwerking en sociale cohesie.

In 2018 heeft toenmalig Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Sigrid Kaag besloten om de ontwikkelingssamenwerking met Rwanda geleidelijk af te bouwen. Dit past binnen de wens van Rwanda om op den duur onafhankelijk van buitenlandse donoren te worden. Daarom is tussen 2018 en 2022 deze steun geleidelijk afgerond, m.u.v. vertraagde projecten die eind 2023 ten einde zijn gekomen.

De uitkomsten van de Nederlandse steun aan de juridische sector in Rwanda waren in 2021 onderwerp van een conferentie, waaraan naast Rwandese ook Nederlandse deskundigen deelnamen. Over het algemeen werden de resultaten van de door Nederland gesteunde interventies, die zich uitstrekten over een groot aantal onderdelen van deze sector, positief beoordeeld. Ook zijn in de loop van de jaren een aantal individuele projecten geëvalueerd.

Daarnaast is in augustus 2023 de Nederlandse bijdrage aan stabiliteit, veiligheid en rechtsorde in fragiele contexten en conflictgebieden door IOB geëvalueerdvoor de periode 2015–2022. De wederopbouw van het justitieapparaat in Rwanda maakte ook onderdeel uit van deze evaluatie, die focust op algemene beleidsontwikkelingen, aan de hand van een aantal case studies.

Vraag 8

Wat is uw reactie op de kritiek dat Nederland onvoldoende actie onderneemt tegen de lange arm van het Rwandese regime, die zich uitstrekt tot in Nederland en Europa? Op welke manier kunt u de bescherming van Rwandezen in Nederland intensiveren?

Antwoord 8

Het kabinet vindt ongewenste buitenlandse inmenging (OBI) volstrekt onwenselijk en zet zich er voor in dat iedereen in Nederland zijn leven vrij en ongehinderd van ongewenste buitenlandse inmenging kan leiden. Sinds 2023 heeft het kabinet die aanpak geïntensiveerd, waarbij op drie sporen wordt ingezet, te weten het diplomatieke spoor, het weerbaarheidsspoor en het bestuurlijk/strafrechtelijke spoor.4 Uw Kamer wordt binnenkort nader schriftelijk geïnformeerd over de voortgang van deze aanpak.

Vraag 9

Hoe beoordeelt u de paragraaf «1F-procedure» in het NRC-artikel? Vindt u dat het onderzoek naar Rwandese verdachten van oorlogsmisdrijven of genocide zorgvuldig verloopt? Hoe wordt gewaarborgd dat de 1F-procedure nooit door Rwanda en andere staten misbruikt wordt om wegens politieke redenen af te rekenen met mensen?

Antwoord 9

Artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag (Vlv) beoogt te voorkomen dat landen van toevlucht een veilige haven worden voor overtreders van het internationale recht. De gedachte daarachter is dat slachtoffers van ernstige misdrijven en mensenrechtenschendingen bescherming verdienen, niet de daders.

Het Vluchtelingenverdrag beschrijft de voorwaarden om een persoon als vluchteling te erkennen. Als er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat een persoon zich schuldig heeft gemaakt aan internationale misdrijven, wordt deze persoon op grond van artikel 1F uitgesloten van de bescherming die het Vluchtelingenverdrag biedt. Het gaat hier altijd om de meest ernstige misdrijven, waaronder oorlogsmisdrijven, moord, verkrachting en genocide. Bij vaststelling van 1F-gedraging door de IND kan zij een besluit nemen het Nederlanderschap in te trekken. Voor meer informatie over deze procedure van de IND verwijs ik naar de kabinetsreactie op het NRC/Forbidden Stories-artikel dat tijdens de Procedurevergadering van de Tweede Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid is verzocht door het Lid Koekkoek (Volt).

Vraag 10

Bent u bereid om in overleg te treden met Europese collega’s met Rwandese diasporagemeenschappen die met vergelijkbare inmenging te maken kunnen hebben en om met hen samen te werken in het tegengaan hiervan? Zo ja, hoe?

Antwoord 10

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken staat veelvuldig in contact met Europese en andere gelijkgestemde collega’s, onder wie ook vertegenwoordigers van landen met Rwandese gemeenschappen. Uit deze internationale contacten blijkt dat veel landen OBI niet of anders hebben gedefinieerd en de aanpak op verschillende wijzen vormgeven. Nederland blijft inzetten op het agenderen van dit thema, het uitwisselen van kennis en ervaring en het verkennen van mogelijkheden tot gezamenlijk optreden in EU-verband.

Vraag 11

Hoe beoordeelt u de stelling dat Nederland het intrekken van paspoorten van Rwandese oppositieleden zou hebben gedaan op basis van twijfelachtige betrouwbaarheid van getuigenverklaringen?

Antwoord 11

Het kabinet herkent zich niet in deze stellingname. De Minister en Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hebben u daarover geïnformeerd in de kabinetsreactie op het NRC/Forbidden Stories-artikel dat tijdens de Procedurevergadering van de Tweede Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid is verzocht door het Lid Koekkoek (Volt).


X Noot
1

NRC, 28 mei 2024, «Rwandese ambassade in Den Haag intimideert en bedreigt critici van regime-Kagame in Nederland» (Rwandese ambassade in Den Haag intimideert en bedreigt critici van regime-Kagame in Nederland – NRC)

X Noot
2

Een samenwerking tussen de ministeries van SZW, JenV (inclusief NCTV en Nationale Politie), BZ, OCW en BZK (inclusief AIVD) met gemeenten en gemeenschappen.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2023/24, 35 228, nr. 43

X Noot
4

Tweede Kamer, 30 821, nr. 180, d.d. 6 april 2023

Naar boven