Vragen van het lid Dobbe (SP) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het bericht dat er een nieuwe rechtszaak komt over het exportverbod voor F-35 onderdelen naar Israël (ingezonden 6 juni 2024).

Antwoord van Minister Klever (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp), mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 27 augustus 2024)

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Nieuwe rechtszaak om exportverbod F-35-onderdelen naar Israël»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Klopt het dat F-35 onderdelen volgens exportvergunning NL009 nog steeds via doorvoerlanden in Israël terecht kunnen komen?

Antwoord 2

Het kabinet acht het niet aannemelijk dat sinds het arrest in Nederland geproduceerde goederen thans in Israëlische F-35-toestellen terecht komen.2 Het kabinet baseert deze conclusie op vertrouwelijke gegevens. Deze informatie is vertrouwelijk omdat zij inzage biedt in het logistieke proces van productie en onderhoud van alle F-35-toestellen wereldwijd. F-35-partners mogen deze informatie om die reden niet met derden delen.

Vraag 3

Deelt u de mening dat dit de schijn wekt van het proberen te omzeilen van een gerechtelijke uitspraak door de Nederlandse staat? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Het kabinet geeft opvolging aan het arrest van het Gerechtshof Den Haag door middel van de aanpassing van de algemene vergunningen NL007 en NL009 waardoor de uit- en doorvoer van goederen binnen het kader van het F-35-Lightning II programma met eindbestemming Israël sinds 20 februari 2024 niet langer is toegestaan.

Er is door het kabinet niet gevraagd om naar alternatieve routes te zoeken om alsnog F-35-onderdelen te kunnen leveren aan Israël. Het kabinet is wel in geregeld contact met de F-35-partners over het F-35-programma. De F-35-partners zijn geïnformeerd over het arrest. Zij weten hierdoor dat eventuele leveringen van F-35 onderdelen aan Israël niet vanuit Nederland kunnen plaatsvinden. De gevolgen van de rechterlijke uitspraak, die de regering gebiedt de door- en uitvoer van F-35-onderdelen vanuit Nederland naar Israël te staken, zijn in gesprekken met partners ook aan de orde gekomen. Het kabinet acht het voeren van deze gesprekken van groot belang omdat Nederland een betrouwbare bondgenoot wil zijn. Het kabinet wil het F-35-programma voor het overige zoveel mogelijk continueren. De kaders van het arrest zijn voor het kabinet steeds leidend geweest in deze gesprekken.

Vraag 4

Deelt u de mening dat, sinds de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof dat de Israëlische aanval op Rafah moet stoppen, er van wapenexport naar Israël al helemaal geen sprake kan zijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Zoals met uw Kamer gedeeld, maakt het kabinet zich grote zorgen over de situatie in Gaza, die met groot menselijk leed gepaard gaat. Nederland roept Israël op onmiddellijk opvolging te geven aan de voorlopige maatregelen die het Internationaal Gerechtshof heeft opgelegd, waaronder die van 25 mei jl. Het kabinet is van mening dat Israël zijn aanval op Rafah moet staken en blijft Israël oproepen tot het openstellen en openhouden van grensovergangen voor humanitaire toegang.

Nederland beoordeelt vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen per geval. Alle aanvragen worden zorgvuldig getoetst aan de acht criteria van het EU-wapenexportbeleid, waaronder risico’s dat uit te voeren goederen gebruikt worden bij mensenrechtenschendingen of het begaan van ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht. Daar waar een duidelijk risico op dergelijke schendingen wordt vastgesteld zal dit leiden tot een afwijzing.


X Noot
1

NRC, 27 mei 2024, Nieuwe rechtszaak om exportverbod F-35-onderdelen naar Israël – NRC

X Noot
2

Zie ook de Kamerbrief over «De opvolging die het kabinet geeft aan het arrest van het Gerechtshof Den Haag over de doorlevering van F-35-onderdelen naar Israël» van 24 april 2024 (Kamerstuk 22 054 nr. 417).

Naar boven