Vragen van het lid Kostić (PvdD) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (Openbaar Vervoer en Milieu) over dat er minder milieucontroles plaatsvinden vanwege personeelstekorten bij de omgevingsdiensten (ingezonden 29 juli 2024).

Antwoord van Staatssecretaris Jansen (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 27 augustus 2024)

Vraag 1

Kent u het bericht «Minder milieucontroles door personeelstekorten omgevingsdiensten»? Wat is uw reactie hierop?1

Antwoord 1

Ja, ik ben bekend met dit bericht en ik vind het zorgwekkend dat omgevingsdiensten kampen met personeelstekorten. Voldoende personeel bij de omgevingsdiensten is essentieel om een veilige en gezonde leefomgeving te kunnen waarborgen.

Vraag 2

Welke effecten heeft het personeelstekort bij omgevingsdiensten op het toezicht en handhaving bij bedrijven als Schiphol, Nedmag, Chemours en Tata Steel?

Antwoord 2

Ik deel uw zorgen over het personeelstekort. De bevoegde gezagen (gemeenten en provincies) bepalen hoe de Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH)-taken worden geprioriteerd en uitgevoerd. De controle van de door u genoemde bedrijven vallen onder de Seveso-omgevingsdiensten, waarvan er zes in Nederland zijn met specifieke kennis en ervaring. Het is aan het bevoegd gezag om te zorgen voor voldoende capaciteit en keuzes te maken in de prioriteiten van deze diensten.

Vraag 3

Wordt er bijvoorbeeld minder gecontroleerd bij deze bedrijven dan dat er zou worden gedaan met meer personeel? Zo ja, hoeveel minder wordt er gecontroleerd bij Schiphol, Nedmag, Tata Steel en Chemours?

Antwoord 3

Het bevoegd gezag en de omgevingsdiensten bepalen in afstemming hoe zij het werk prioriteren. Cijfers over aantallen controles heb ik niet, ook heb ik geen inzicht of er minder controles worden uitgevoerd dan wanneer er meer personeel zou zijn.

Vraag 4

Hoeveel extra schade aan milieu, natuur en gezondheid levert de onderbezetting van omgevingsdiensten (naar schatting) op?

Antwoord 4

Milieuschade is lastig te kwantificeren, omdat meerdere factoren meespelen bij het veroorzaken van milieuschade. Daarnaast zijn de omgevingsdiensten niet verantwoordelijk voor de milieuschade. De omgevingsdienst kan een veroorzaker van milieuschade opsporen en sanctioneren, maar de verantwoordelijkheid voor de milieuschade ligt bij de veroorzaker.

Vraag 5

Zijn er momenten of incidenten geweest waarbij had moeten worden opgetreden tegen bedrijven, maar dit niet is gebeurd vanwege een personeelstekort? Zo ja, wat gaat u doen om dit in de toekomst te voorkomen?

Antwoord 5

Bescherming van het milieu en de leefomgeving heeft bij omgevingsdiensten een hoge prioriteit. De diensten regelen met de opdrachtgevers de piketdiensten (dag- en wachtdienst en directiewacht). Er zijn geen incidenten en risicovolle voorvallen bekend die niet adequaat afgehandeld konden worden als gevolg van de krappe arbeidsmarkt.

Vraag 6

Wat is uw reactie op de conclusie uit het rapport «Om de Leefomgeving» van de commissie Van Aartsen dat het huidige aantal van 29 omgevingsdiensten te hoog is en te weinig garanties geeft voor de vereiste robuustheid om milieuhandhaving op een goed niveau uit te voeren?2

Antwoord 6

Ik herken dit beeld. In het interbestuurlijk programma versterking VTH stelsel (IBP VTH) is onderzocht wat de minimale criteria zijn voor een robuuste omgevingsdienst en dat heeft geleid tot het vaststellen van de robuustheidscriteria door het bestuurlijk overleg van het IBP VTH. Op dit moment hebben alle omgevingsdiensten een plan van aanpak opgesteld waarin zij aangeven hoe zij ervoor gaan zorgen dat zij robuust worden voor 1 april 2026. Wanneer zij niet aan de robuustheidscriteria kunnen voldoen, kunnen de bevoegde gezagen besluiten om omgevingsdiensten te fuseren zodat deze diensten wel gaan voldoen.

Vraag 7

Wat is uw reactie op de conclusie uit de «Review IBP VTH» door mevrouw Sorgdrager en de heer Van Aartsen dat er weinig is gedaan met het advies om een ondergrens te hanteren voor de omvang van een omgevingsdienst en dat om tot robuuste omgevingsdiensten te komen er moet worden gezorgd voor de noodzakelijke verkleining van het aantal omgevingsdiensten?3

Antwoord 7

De omgevingsdiensten werken nu aan het voldoen aan de robuustheidscriteria. De afspraak is dat de omgevingsdiensten robuust zijn uiterlijk 1 april 2026. Ik ben nauw betrokken bij dit proces vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke en vanuit die rol zal ik dit proces ook monitoren. Een uitkomst van dit proces kan zijn dat het bevoegd gezag besluit om omgevingsdiensten te fuseren.

Vraag 8

Klopt het dat u geen ondergrens stelt aan de omvang van een omgevingsdienst, maar in plaats daarvan «robuustheidscriteria» heeft opgesteld waaraan omgevingsdiensten 1 april 2026 moeten voldoen? Zo nee, hoe zit dit dan?

Antwoord 8

Nee, de robuustheidscriteria zijn de ondergrens van een omgevingsdienst. Aan deze minimale eisen moet een omgevingsdienst voldoen.

Vraag 9

Waarom kiest u ervoor om het aantal omgevingsdiensten niet te verkleinen, zoals mevrouw Sorgdrager en de heer Van Aartsen meermaals hebben geadviseerd?

Antwoord 9

In het IBP VTH zijn criteria geformuleerd die zorgen voor een betere robuustheid van omgevingsdiensten. Momenteel werken omgevingsdiensten aan het voldoen aan deze robuustheidscriteria. Wanneer omgevingsdiensten dit niet kunnen, kan een uitkomst zijn dat het bevoegd gezag besluit om te fuseren om wel te voldoen aan de eisen.

Vraag 10

Hoe en wanneer gaat u invulling geven aan de stelseldiscussie die volgens de heer Van Aartsen en mevrouw Sorgdrager nodig is, omdat volgens hen doorgaan op de huidige weg niet zal leiden tot substantiële verbetering?

Antwoord 10

Op 19 maart heeft mijn voorganger uw Kamer een brief4 gestuurd waarin het proces rondom de wetgeving over stelselverantwoordelijkheid is toegelicht. De regelgeving ten aanzien van de sturingsmogelijkheden op doelmatigheid en kwaliteit van de uitvoering van de VTH-basistaken behoeft aanpassing. Daarom ben ik gestart met de voorbereiding van een wetswijziging waarmee de stelselverantwoordelijkheid concreet verder geïnstrumenteerd wordt. Ik zal uw Kamer dit najaar verder informeren.

Vraag 11

Wanneer wordt duidelijk of de aanbevelingen uit de «Review IBP VTH» om de positie van Omgevingsdienst NL te versterken, door het stelsel in te richten als het Veiligheidsberaad en door Omgevingsdienst NL te hervormen tot een stichting met een raad van toezicht, daadwerkelijk worden uitgevoerd, gezien Omgevingsdienst NL deze aanbevelingen op dit moment uitwerkt?

Antwoord 11

Omgevingsdienst NL heeft vergaande plannen om de rechtsvorm te wijzigen. Ik kijk net als u uit naar deze plannen van Omgevingsdienst NL.

Vraag 12

Wordt met de «Rapportage financieringssystematiek omgevingsdiensten» (2024D27433) ook rechtstreekse financiering van Omgevingsdienst NL door het Rijk geregeld (Kamerstuk 22 343, nr. 397)? Zo ja hoe wordt dit dan precies geregeld? Zo nee, waarom niet en hoe wordt dit dan geregeld?

Antwoord 12

Deze zaken zijn niet hetzelfde. De Rapportage financieringssystematiek omgevingsdiensten is een omschrijving hoe de financiering vanuit opdrachtgevers richting omgevingsdiensten geregeld kan worden. Los daarvan financier ik Omgevingsdienst NL voor het programmabureau en heb ik omgevingsdiensten toegezegd financieel te ondersteunen bij de meetapparatuur en bij het robuust worden. Via de Regeling specifieke uitkering IBP VTH zorg ik voor directe tijdelijke financiering van Omgevingsdiensten voor de uitvoering van bepaalde taken.

Vraag 13

Wanneer stuurt u het besluit waarin de wettelijke basis van de Strategische Milieukamer wordt geregeld naar de Kamer?

Antwoord 13

De formalisering van de Strategische Milieukamer geschiedt, zoals uw Kamer afgelopen juni 20245 is gemeld, door middel van een instellingsbesluit. Naar verwachting zal het Instellingsbesluit voor de Strategische Milieukamer voor het eind van dit jaar in de Staatscourant gepubliceerd worden. Uw Kamer zal hierover worden geïnformeerd.

Vraag 14

Waarom brengt u de voor- en nadelen van een Bijzondere Opsporingsdienst ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van milieuregelgeving niet in kaart, gezien u het ontbreken van zicht op deze voor- en nadelen als reden gebruikt om deze aanbeveling niet op te volgen? Gaat u deze voor- en nadelen op korte termijn alsnog in kaart brengen?

Antwoord 14

Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 27 juni jl.6 wordt ingezet op de lopende verbeteringen binnen de milieuopsporing door de politie. Om die reden wordt voor nu geen opvolging gegeven aan de aanbeveling die ziet op het instellen van een Bijzondere Opsporingsdienst. Indien de ingezette acties en afspraken niet leiden tot de gewenste verbeteringen, dan zal dit opnieuw worden bezien en worden de voor- en nadelen in kaart gebracht.

Vraag 15

Wanneer stuurt u een wijziging van de Omgevingswet naar de Kamer om voor indirecte lozingen de verhouding tussen Waterschappen en omgevingsdiensten te herstellen?

Antwoord 15

Een effectief en sterk VTH stelsel is essentieel om de waterkwaliteit in Nederland te beschermen. Dit geldt zowel voor indirecte lozingen als voor de gehele afvalwaterketen. Binnen het KRW-impulsprogramma lopen verschillende trajecten om het VTH-stelsel te versterken, waaronder;

  • De impact van de afvalwaterketen: Het effluent van rioolwaterzuiveringen (rwzi’s) wordt geanalyseerd om de impact van de gehele waterketen op de waterkwaliteitsdoelstellingen te beoordelen.

  • Vervolg pilot indirecte lozingen: Hiermee wordt de toezicht en handhaving bij lozingen van bedrijfsafvalwater binnen de waterketen versterkt door o.a. kennisontwikkeling en meer inzicht op lozingen van bedrijven.

  • Verantwoordelijkheidsverdeling afvalwaterketen: Ten slotte wordt er onderzoek gedaan naar de bevoegdheidsverdeling rondom indirecte lozingen. Hierbij worden de verantwoordelijkheden van de verschillende overheden geanalyseerd en bekeken waar verbetermogelijkheden liggen. Dit is een proces waarbij naast de waterschappen en omgevingsdiensten, ook de provincies, gemeenten en Rijkswaterstaat mee worden genomen.

Het wijzigen van de Omgevingswet waarbij de verhoudingen tussen waterschap en omgevingsdienst verandert, garandeert geen verbetering in de waterkwaliteit omdat het inzicht en de capaciteit op indirecte lozingen daarmee niet per definitie wordt verbeterd. Een gedegen analyse van de volledige bevoegdheidsverdeling rondom indirecte lozingen moet aantonen of het op termijn van toegevoegde waarde is om de Omgevingswet op dit punt te wijzigen.

Vraag 16

Bent u bereid in gesprek te gaan met mevrouw Sorgdrager en de heer Van Aartsen over de opvolging van de aanbevelingen uit de «Review IBP VTH»? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 16

Als er aanleiding is, zal ik zeker spreken met mevrouw Sorgdrager en de heer Van Aartsen. Mijn voorganger heeft de review reeds besproken met mevrouw Sorgdrager en de heer Van Aartsen.

Vraag 17

Bent u bereid om samen met experts te verkennen welke kansen inzet van meer slimme technologie en camera's biedt om de controle en handhaving door omgevingsdiensten te versterken, op zijn minst bij bedrijven die veel gevaarlijke stoffen uitstoten en lozen?

Antwoord 17

Het bevoegd gezag gaat over de inzet van slimme technologieën, maar ik stimuleer de ontwikkeling en inzet van deze technologieën. Dit doe ik onder ander door middelen aan omgevingsdiensten beschikbaar te stellen voor een versterking van de inzet van slimme technologieën. Deze worden ook gebruikt voor de ontwikkeling en toepassing van slimme oplossingen. Daarnaast is het ontwikkelen en toepassen van innovatie ook benoemd als onderdeel van een robuuste omgevingsdienst. Eén van de robuustheidscriteria stelt dat een omgevingsdienst een innovatieagenda moet hebben, waarbij de opdrachtgevers zorgdragen voor een bijpassend budget. Verder wordt komende jaren ingezet op het versterken van kennis bij de omgevingsdiensten.

Vraag 18

Kunt u de bovenstaande vragen één voor één beantwoorden?

Antwoord 18

Ja.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van Kent (SP), ingezonden 16 juni 2024 (vraagnummer 2024Z12030)


X Noot
1

NOS, 15 juli 2024, «Minder milieucontroles door personeelstekorten omgevingsdiensten» (https://nos.nl/artikel/2528915-minder-milieucontroles-door-personeelstekorten-omgevingsdiensten)

X Noot
2

Rijksoverheid, 4 maart 2021, «Om de leefomgeving Omgevingsdiensten als gangmaker voor het bestuur» (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2021/03/04/rapport-om-de-leefomgeving-omgevingsdiensten-als-gangmaker-voor-het-bestuur)

X Noot
3

Rijksoverheid, 19 maart 2024, «Review IBP VTH» (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2024/03/19/bijlage-2-review-ibp-vth)

X Noot
4

Kamerstukken II 22 343, 28 663 nr. 394

X Noot
5

Kamerstuk 22 343, nr. 397.

X Noot
6

Kamerstuk 22 343, nr. 351.

Naar boven