Vragen van het lid Kostić (PvdD) aan de Ministers voor Natuur en Stikstof en van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit over het gebruik van de mobiele schaapskooi ter bescherming
van schapen (ingezonden 19 juni 2024).
Mededeling van Minister Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur) (ontvangen
15 juli 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel in de Telegraaf waar een Friese schapenhouder toelicht
hoe innovaties, zoals de mobiele schaapskooi, succesvol kunnen zijn in het beschermen
van dieren tegen predatoren?1
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat houders van dieren de plicht hebben om hun dieren te beschermen,
onder andere tegen roofdieren?
Vraag 3
Kunt u aangeven hoeveel schapenhouders op dit moment voldoende maatregelen nemen om
hun schapen te beschermen tegen roofdieren, zoals de wolf?
Vraag 4
Heeft u gezien dat de schaapsherder in het artikel aangeeft dat sinds ze deze schaapskooi
hebben, er niks meer is gebeurd en de schapen rustig en zonder stress kunnen slapen?
Vraag 5
Bent u van mening dat een mobiele schaapskooi hiermee een effectieve manier is om
de verplichte bescherming van landbouwdieren uit te voeren? Zo nee, waarom niet?
Vraag 6
Deelt u de mening dat schapenhouders en andere houders van dieren kunnen leren van
deze ontwikkelingen en dergelijke innovaties ook kunnen toepassen op hun eigen bedrijf
en in hun eigen context?
Vraag 7
Bent u bereid te inventariseren welke rol de overheid kan nemen om het op grotere
schaal uitrollen van deze beschermingsmaatregel te faciliteren? Zo nee, waarom niet?
Vraag 8
Valt de aanschaf van een mobiele schaapskooi onder de financiële regeling voor wolfwerende
hekken? Zo nee, waarom niet?
Vraag 9
Kunt u aangeven welke stakeholders, experts en deskundigen betrokken zijn bij het
proces rondom de invulling van artikel 1.6, derde lid van het Besluit houders van
dieren?
Vraag 10
Bent u bereid om natuur- en dierenwelzijnsorganisaties en ecologen nauwer te betrekken
bij dit proces? Kunt u toelichten wie en op welke wijze?
Vraag 11
Kunt u aangeven op welke wijze de wetenschap betrokken is bij de invulling van de
open norm en welke wetenschappelijke indicatoren en onderzoeken hiervoor aan de basis
liggen? Zo ja, kunt u deze onderzoeken naar de Kamer sturen?
Vraag 12
Bent u bereid om onderzoek te laten uitvoeren zodat er een degelijk wetenschappelijke
basis aan dit artikel ten grondslag ligt, indien de wetenschap niet wordt betrokken?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 13
Bent u van mening dat, nu er steeds meer bewezen mogelijkheden zijn waarmee schapenhouders
hun dieren tegen wolven kunnen beschermen, er reden is om het gedoogbeleid voor het
onvoldoende beschermen van landbouwdieren af te bouwen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 14
Kunt u aangeven wanneer toezicht en handhaving op het bepaalde in artikel 1.6 derde
lid van het besluit houders van dieren op de wettelijk bedoelde wijze ter hand zal
worden genomen door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) waarmee het
gedoogbeleid kan worden beëindigd?
Vraag 15
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Mededeling
De vragen van lid Kostić (PvdD) over het gebruik van de mobiele schaapskooi ter bescherming
van schapen (kenmerk 2024Z10871), kunnen niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. Het gaat namelijk
om vragen die afstemming tussen mijn ministerie en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
behoeven. Ik zal de antwoorden zo spoedig mogelijk naar uw Kamer sturen.