Vragen van het lid Pijpelink (GroenLinks-PvdA) aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over de doorstroomtoets (ingezonden 25 juni 2024).

Mededeling van Staatssecretaris Paul (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 5 juli 2024)

Vraag 1

Bent u bekend met de berichten «Doorstroomtoets: minder vwo-adviezen, maar kansarme kinderen scoren hoger»1 en «De ene doorstroomtoets leidt tot vaker tot hoger schooladvies dan de andere, ook regionale verschillen?2

Vraag 2

Hoe reflecteert u op de uitkomst dat er bijna een kwart minder vwo-adviezen zijn gegeven? Wat zouden de oorzaken kunnen zijn van deze daling?

Vraag 3

Hoe reflecteert u op de uitkomst dat bij meer dan 20 procent van de kinderen uit een kansarm gezin het schooladvies naar boven kon worden bijgesteld? Wat zouden oorzaken kunnen zijn van deze bijstelling?

Vraag 4

Deelt u de mening dat er naast kansrijk adviseren ook in verdere schoolloopbaan nog wel beleid nodig is om kinderen uit kansarme gezinnen te ondersteunen, omdat zij nog steeds te maken hebben met factoren die hun leerprestaties beïnvloeden?

Vraag 5

Op wat voor manier wordt er rekening gehouden in het vervolgonderwijs met kinderen die kansrijk zijn geadviseerd?

Vraag 6

Hoe reflecteert u op de uitkomst dat bij kinderen uit kansrijke gezinnen 10 procent van de schooladviezen zijn bijgesteld?

Vraag 7

Wat zou het verschil van tien procent in het aantal bijgestelde adviezen tussen kinderen uit kansrijke en kansarme gezinnen kunnen verklaren?

Vraag 8

Wordt er onderzoek gedaan naar of de schooladviezen daadwerkelijk naar boven zijn bijgesteld? Wat zouden redenen zijn voor scholen om adviezen niet naar boven bij te stellen?

Vraag 9

Is er door de invoering van de doorstroomtoets een verschil te zien in de instroom tussen de verschillende leerniveaus? Zo ja, hoe reflecteert u daarop?

Vraag 10

Hoe reflecteert u op de uitkomst dat er verschillen zijn in toetsresultaten van de verschillende toetsaanbieders? Hoe verklaart u deze verschillen? Kunt u uitsplitsen per toetsaanbieder hoe de resultaten zijn? Zo nee, waarom niet?

Vraag 11

Hoe reflecteert u op de uitkomst dat bij de ene toetsaanbieder 24 procent van de leerlingen in aanmerking kwam voor een heroverweging van het schooladvies, terwijl dit bij de andere toetsaanbieder 40 procent is? Kunt u per toetsaanbieder aangeven hoeveel procent van de leerlingen in aanmerking komt voor een heroverweging? Hoe verklaart u deze verschillen?

Vraag 12

Wat zijn volgens u de voordelen van verschillende toetsaanbieders ten opzichte van één landelijke eindtoets? Vindt u de voordelen opwegen tegen de verschillen die nu lijken te ontstaan in schooladviezen, iets wat een grote invloed heeft op de leerloopbaan van leerlingen?

Vraag 13

Hoe reflecteert u op de regionale verschillen die er zijn te zien in de bijstelling van het schooladvies? Wat zouden oorzaken zijn van deze verschillen?

Vraag 14

Vindt u dat bovenstaande resultaten aanleiding geven tot actie? Zo nee, waarom niet?

Mededeling

Op 25 juni 2024 heeft het lid Pijpelink (GroenLinks-PvdA) schriftelijke vragen gesteld over de doorstroomtoets. Tot mijn spijt is beantwoording binnen de gestelde termijn niet mogelijk, omdat momenteel nog niet alle gegevens voorhanden zijn. Wij zullen ons uiterste best doen de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


X Noot
1

NOS, d.d. 13 juni 2024, «Doorstroomtoets: minder vwo-adviezen, maar kansarme kinderen scoren hoger», Doorstroomtoets: minder vwo-adviezen, maar kansarme kinderen scoren hoger (nos.nl)

X Noot
2

NRC, d.d. 24 juni 2024, «De ene doorstroomtoets leidt vaker tot hoger schooladvies dan de andere, ook regionale verschillen», De ene doorstroomtoets leidt vaker tot hoger schooladvies dan de andere, ook regionale verschillen – NRC

Naar boven