Vragen van het lid Lahlah (GroenLinks-PvdA) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het onvoldoende benutten van mediation in strafzaken (ingezonden 21 mei 2024).

Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming) (ontvangen 14 juni 2024)Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1959

Vraag 1

Kent u het bericht «Mogelijkheden mediation in strafzaken onvoldoende benut»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat mediation in strafzaken van belang is omdat het slachtoffers de mogelijkheid biedt over hun beleving te vertellen, er onderzoek kan worden gedaan naar wat nodig is voor herstel, er rekening kan worden gehouden met het resultaat van de mediation bij het nemen van een beslissing over de strafzaak en omdat slachtoffers en de verdachten afspraken kunnen maken over excuses, toekomstig gedrag en over de vergoeding van materiële en immateriële schade? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat het niet voldoende benutten van mediation te betreuren valt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Ik ben een groot voorstander van herstelrecht. De samenleving, het slachtoffer, de verdachte en de dader hebben baat bij de inzet van herstelrecht. Sinds de start van deze kabinetsperiode zet ik er ook actief op in om mediation en herstelrecht in het algemeen in strafzaken te stimuleren en het aantal verwijzingen te laten stijgen.

Tegelijkertijd wil ik benadrukken dat niet iedere zaak geschikt is voor mediation in strafzaken en er zowel bij slachtoffers of verdachten niet altijd een herstelbehoefte en herstelbereidheid is, bijvoorbeeld in het geval van een ontkennende verdachte. Het is echter wel spijtig dat uit het WODC-onderzoek, dat ik inmiddels ook aan uw Kamer heb aangeboden, blijkt dat er een groot onbenut potentieel aan zaken is waarin slachtoffers en verdachten gebaat kunnen zijn bij Mediation in Strafzaken.2

Vraag 3

Deelt u de mening dat er in veel gevallen geen reden is terughoudend te zijn in het verwijzen naar mediation en dat mediation ook in zwaardere strafzaken van toegevoegde waarde kan zijn? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat de terughoudendheid om naar mediation te verwijzen vermindert? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Ik deel de mening dat mediation in strafzaken ook van toegevoegde waarde kan zijn in zwaardere strafzaken. In beginsel is elke zaak geschikt, mits er sprake is van herstelbereidheid en een herstelbehoefte. In zwaardere zaken gelden namelijk in beginsel dezelfde uitgangspunten voor het onderzoeken van mediation. In het WODC-onderzoek komt echter naar voren dat in de praktijk blijkt dat verwijzers de inzet van mediation in strafzaken in zwaardere zaken niet altijd geschikt achten.3 De onderzoekers beschrijven dat in de praktijk door verwijzers nogal eens een drempel wordt ervaren. Daarbij speelt bijvoorbeeld de misvatting dat mediation in strafzaken in de plaats zou komen van strafrechtelijke vervolging. Ook leeft in de praktijk bijvoorbeeld nogal eens de vooronderstelling dat er in zwaardere zaken bij slachtoffers vaak geen behoefte zou zijn om deel te nemen, terwijl volgens de onderzoekers geenszins kan worden gesteld dat dat dit het geval is en uit de registratiecijfers blijkt dat na verwijzing het mediationtraject even vaak start bij zwaardere als bij lichtere feiten.4

Momenteel werk ik daarom aan een traject in het kader van het vergroten van de bekendheid van herstelrecht. Dit traject richt zich met name op de professionals in de strafrechtketen. In dit traject zal ook aandacht worden besteed aan het verduidelijken van hetgeen van de professionals verwacht wordt gedurende het proces en het wegnemen van de vooroordelen bij professionals binnen de gehele strafrechtketen.

Vraag 4

Waarom ervaren officieren en rechters problemen met het inpassen van het mediationtraject in hun eigen werkprocessen? Wat moet er gebeuren om die problemen weg te nemen en hoe gaat u daarvoor zorgen?

Antwoord 4

Zoals uit het WODC-onderzoek naar voren komt, worden belemmeringen om te verwijzen naar mediation gezien in het moment van benaderen van het slachtoffer (OM en rechtspraak), de doorlooptijden van mediation in strafzaken in relatie tot termijnen in het strafproces (OM), het mogelijk doorkruisen van het strafrechtelijk onderzoek (OM) en het aanhouden van de rechtszitting (rechtspraak).5

Vooropgesteld moet worden dat het bij het aanbieden van mediation in strafzaken aan slachtoffers of verdachten altijd gaat om maatwerk. Voor de één kan het mediationaanbod te vroeg komen en voor de ander te laat. Ik zal met het OM en de rechtspraak onderzoeken of en zo ja welke vaste momenten te vinden zijn in het strafproces waarop de mogelijkheid van mediation in ieder geval standaard en tijdig kan worden overwogen, bijvoorbeeld door het tijdig betrekken van de mediationbureaus, de zaakscoördinatoren (OM) en gerechtsjuristen (rechtspraak). Uiteraard blijft daarbij de herstelbehoefte en herstelbereidheid van betrokkenen leidend. Na de zomer zal hier in de beleidsreactie op het WODC-onderzoek nader op worden ingegaan.

Vraag 5

Deelt u de aanbeveling van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) dat mediation in strafzaken een betere organisatorische inbedding in het strafproces nodig heeft? Zo ja, hoe gaat u daarvoor zorgen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Ik ben van mening dat herstelrecht in brede zin en mediation in strafzaken in specifieke zin beter zullen moeten worden ingebed in de werkprocessen binnen de organisaties in de gehele strafrechtketen, waaronder binnen het OM en de rechtspraak, maar ook de politie, de Dienst Justitiële Inrichtingen, de reclassering, de Raad voor de Kinderbescherming, Slachtofferhulp Nederland én de advocatuur. In mijn beleidsreactie op het WODC-onderzoek na de zomer ga ik hier uitgebreider op in.

Ik zie hier ook een dwarsverband met de motie Uitermark c.s. van 8 februari 2024 waarin mij wordt gevraagd om te bezien op welke wijze de beroepsgroep van mediators op korte termijn positie kan krijgen in de justitiële keten, hetgeen kan bijdragen aan het toekomstbestendiger inrichten van de voorziening mediation in strafzaken.6 Deze positie kan ook bijdragen aan het onderzoek of mediation in strafzaken steviger wettelijk kan worden verankerd in het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Zoals is toegezegd in het CD juridische beroepen van 10 april 2024 zal ik in de genoemde beleidsreactie ook nader in gaan op die motie.

Vraag 6

Deelt u de aanbevelingen van het WODC dat om ervoor te zorgen dat mediation in meer zaken wordt ingezet het gezien zou moeten worden als recht van slachtoffers en verdachten in het strafproces? Zo ja, hoe gaat u daarvoor zorgen dat dat gaat gebeuren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Of mediation in strafzaken kan worden ingezet, hangt in beginsel af van de herstelbereidheid en herstelbehoefte van beide partijen. Daarom kan niet worden gesproken van een recht op mediation in strafzaken. Vrijwilligheid voor beide partijen staat te allen tijde voorop. Wel onderzoek ik momenteel onder meer of een recht van het slachtoffer en de verdachte om de mogelijkheid mediation in strafzaken te laten onderzoeken in het nieuwe Wetboek van Strafvordering kan worden opgenomen. Zie verder het antwoord op vraag 7.

Vraag 7

Acht u het nodig om wet- of regelgeving aan te passen om het toepassen van mediation in strafzaken te stimuleren? Zo ja, op welke wijze gaat u daarvoor zorgen? Dient het nieuwe wetboek van Strafvordering daarvoor aangevuld te worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7

Momenteel onderzoek ik of drie onderwerpen rondom herstelrecht wettelijk kunnen worden verankerd in het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Daarbij gaat het om een recht van de verdachte en het slachtoffer om te verzoeken om te doen onderzoeken of mediation in strafzaken mogelijk is, een informatieplicht van de politie om het slachtoffer en de verdachte te wijzen op herstelrechtvoorzieningen en een instructienorm voor het openbaar ministerie en de rechter om ambtshalve te onderzoeken of mediation in strafzaken mogelijk is. Organisaties in de strafrechtketen zijn in de zomer van 2023 over deze drie punten geconsulteerd. De uitkomsten van deze consultatie worden tegelijkertijd met de resultaten van de evaluatie van de pilot mediation, die in het kader van de Innovatiewet Strafvordering wordt uitgevoerd, bezien. Het evaluatierapport ten aanzien van de pilot wordt dit najaar verwacht.

De onderwerpen die daarvoor in aanmerking komen zullen worden opgenomen in de tweede aanvullingswet inzake het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Via deze aanpak kan een samenhangende en evenwichtige regeling in het nieuwe Wetboek van Strafvordering worden gerealiseerd.

Ook werk ik aan de herziening van het Beleidskader herstelrechtvoorzieningen gedurende het strafproces, waarin er wordt ingezet op duidelijkheid van de verhouding van de verschillende herstelrechtvoorzieningen en de momenten waarop deze kunnen worden ingezet.

Vraag 8

Zijn er budgettaire belemmeringen om mediation in strafzaken vaker te benutten? Zo ja, waar bestaan die uit en welk bedrag is er nodig om die belemmeringen weg te nemen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8

Op basis van de Voorjaarsnota 2024 was het aanvankelijke structurele budget voor mediation in strafzaken bepaald op jaarlijks € 1.483.000. Zoals ik in de Kamerbrief aanpak versterking toegang tot het recht van 27 juni 2023 heb aangekondigd, is nog eens structureel € 1 miljoen beschikbaar voor de verhoging van de vergoedingen van strafmediators (€ 700.000) en een aanvullende financiering voor het groeiend aantal mediations in strafzaken (€ 300.000).7

Binnen deze financiële kaders zie ik geen budgettaire belemmeringen om mediation in strafzaken vaker te benutten. Hoewel de raming nog onzeker is, is de verwachting dat het voldoende zal zijn. Gedurende het jaar wordt deze post gemonitord.


X Noot
1

Advocatenblad, 14 mei 2024, «Mogelijkheden mediation in strafzaken onvoldoende benut», www.advocatenblad.nl/2024/05/14/mogelijkheden-mediation-in-strafzaken-onvoldoende-benut/

X Noot
2

Kamerstukken II, 2023/2024, 29528–16, WODC onderzoek plan- en procesevaluatie Mediation in Strafzaken.

X Noot
3

WODC-onderzoek, p. 66.

X Noot
4

WODC-onderzoek, p. 57.

X Noot
5

WODC-onderzoek, p. 67.

X Noot
6

Tweede Kamer, 2023–2024, 36 410 VI, nr. 52

X Noot
7

Kamerstukken II 2023/24, 29 279, nr. 800.

Naar boven