Vragen van het lid Van der Plas (BBB) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over kersenteelt (ingezonden 3 mei 2024).
Antwoord van Minister Adema (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 8 mei
2024).
Vraag 1
Bent u op de hoogte dat de volgende voorwaarde in de tijdelijke vrijstelling ter bescherming
van de onbedekte teelt van kers tegen suzuki-fruitvlieg de volgende bepaling is opgenomen:
«Dat er gedurende de twee kalenderjaren voorafgaand aan het jaar waarin de toepassing
gewenst is geen middelen op basis van cyantraniliprole zijn toegepast op het betreffende
perceel...»?
Antwoord 1
Ja, deze voorwaarde vloeit voort uit het advies van het College voor de toelating
van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb), waarin de vraag wordt beantwoord
of er sprake is van aanvaardbare risico’s bij de toepassing van het middel Exirel.
Dit advies is opgenomen in het besluit tot vrijstelling1.
Vraag 2
Bent u zich ervan bewust dat dit inhoudt dat het overgrote deel van de percelen met
kersenbomen door de bovenstaande bepaling dit jaar alsnog niet behandeld mag worden
met het middel Exirel?
Antwoord 2
Er zijn geef cijfers over hoeveel kersentelers er gebruik kunnen maken van de vrijstelling
van het middel Exirel.
De Nederlandse Fruittelers Organisatie (NFO) is overigens al langer op de hoogte van
het feit dat deze voorwaarde in het besluit tot vrijstelling van het middel Exirel
zou worden opgenomen. Dit heeft de NFO er blijkbaar niet van weerhouden een aanvraag
in te dienen voor een vrijstelling van het middel Exirel.
Vraag 3 en 4
Ziet u in dat dit geen passende uitvoering is van de aangenomen motie van het lid
Van der Plas c.s. over voor 3 mei 2024 vrijstellingen verlenen voor de middelen Tracer
en Exirel in de kersenteelt?2
Wat is de reden dat u kiest voor een totaal andere uitvoering van de motie dan waartoe
door de Tweede Kamer opgeroepen is?
Antwoord 3 en 4
Ik laat mij bij het verlenen van een vrijstelling adviseren door de Nederlandse Voedsel-
en Warenautoriteit (NVWA) en het Ctgb. Het Ctgb voert een risicobeoordeling uit om
de vraag te beantwoorden of er sprake is van aanvaardbare risico’s voor mens, dier
en milieu. Er is echter geen sprake van een aanvaardbaar risico als het gaat om risico’s
voor het grondwater, in het oppervlaktewater levende organismen, bijen en overige
niet tot de doelsoorten behorende geleedpotigen/insecten. Om deze risico’s weg te
nemen, dienen risicobeperkende maatregelen te worden voorgeschreven bij het verlenen
van de vrijstelling. Dat is gebeurd. Het Ctgb, de NVWA en ik gaan er daarbij uiteraard
van uit dat de kersentelers deze voorwaarden strikt naleven, zodat het risico aanvaardbaar
blijft.
Vraag 5
Heeft u gecommuniceerd dat u de motie totaal anders zou uitvoeren dan waartoe door
de Kamer is opgeroepen? Zo ja, uit welke communicatie blijkt dit?
Antwoord 5
Recent heb ik uw Kamer schriftelijk geïnformeerd over de wijze waarop ik de motie
uitvoer. Daarnaast heb ik uiteraard ook de NFO hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.
In de brief heb ik o.a. een verduidelijking van de voorwaarden opgenomen die ik aan
deze vrijstelling verbind. Verder verwijs ik uw Kamer naar het antwoord op vraag 2.
Vraag 6
In uw reactie op de motie geeft u aan het tweede deel van de motie niet te gaan uitvoeren,
ten einde de gangbare procedures te kunnen volgen; kunt u aangeven hoe ver die procedures
op dit moment gevorderd zijn voor de aanvragen voor het gebruik van Tracer voor pruim
en druif en Exirel voor druif, blauwe bes en pruim?
Antwoord 6
De NVWA zit in de afrondende fase van het opstellen van haar advies. Ik verwacht dat
in de loop van volgende week te ontvangen. Daarna treed ik in overleg met mijn collega
van IenW om een besluit over de aanvragen te nemen.
Vraag 7
Kunt u toezeggen dat die procedures uiterlijk volgende week afgerond worden, zodat
voor die teelten zo snel mogelijk duidelijkheid bestaat?
Antwoord 7
Er is een zorgvuldige afweging van alle belangen nodig. Dat vergt tijd. Mijn streven
is vanzelfsprekend om de procedures zo spoedig mogelijk af te ronden.
Vraag 8
Kunt u per ommegaande, maar uiterlijk 3 mei 2024 in de ochtend het antwoord op de
bovenstaande vragen naar de Kamer sturen?
Antwoord 8
De vragen hebben ons 3 mei 2024 bereikt. Voor de beantwoording van Kamervragen bestaat
een termijn van drie weken. Desondanks heb ik uw vragen z.s.m. beantwoord.