Vragen van het lid De Kort (VVD) aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over het artikel «Stille reserve voldoende om personeelstekort onderwijs op te lossen» (ingezonden 7 maart 2024).

Antwoord van Minister Paul (Primair en Voortgezet Onderwijs) (ontvangen 10 april 2024).

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Stille reserve voldoende om personeelstekort onderwijs op te lossen»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Klopt het dat er een stille reserve is van ten minste 6.000 mensen?

Antwoord 2

Uit eerder onderzoek van OCW in 2017 kwam naar voren dat er naar schatting een stille reserve bestond van minimaal 82 duizend personen in het funderend onderwijs.2 Het aantal waar de onderzoekers nu op komen lijkt dan ook realistisch.

Vraag 3

Wat vindt u ervan dat 62.000 mensen hebben gekozen om niet meer in het onderwijs te werken?

Antwoord 3

Het is belangrijk en goed dat mensen die voor het beroep leraar kiezen ook voor de klas willen blijven staan en hiertoe aangemoedigd worden. Het is dan ook jammer dat er veel mensen zijn met een bevoegdheid die niet voor de klas staan. Waar men werkt of wil gaan werken is een individuele keuze. Daarbij is het wel zo dat er tijden zijn geweest dat deze keuze er niet was. In perioden was het heel lastig om als net afgestudeerde leraar aan een baan te komen vanwege overschotten. Ook komt het voor dat mensen later van beroep veranderen, zoals ook binnen andere sectoren gebeurt. Gelukkig komt het ook steeds vaker voor dat mensen op latere leeftijd van beroep wijzigen en dan juist leraar worden. Hier zien wij ook duidelijk dat onze gemaakte stappen op de zij-instroom van leraren zijn vruchten afwerpt. De subsidieregeling zij-instroom zorgt voor een recordaantal van 2.285 zijinstromers, dit is een stijging van 15% ten opzichte van 2022. Via de lerarenstrategie werken we aan het werven van nieuwe leraren en het behoud van leraren die al voor de klas staan.

Vraag 4

Hoeveel mensen met een lesbevoegdheid werken niet meer als leraar, maar wel in een functie rondom het onderwijs?

Antwoord 4

Dit is een complexe vraag om te beantwoorden en hangt mede af van de definiëring «functie rondom het onderwijs». Bovendien wordt, net als bij andere beroepen, niet geregistreerd waar iedere ex-leraar is gaan werken. Uit onderzoek naar de stille reserve blijkt dat mensen met een onderwijs bevoegdheid die in een andere sector werken relatief vaak in de zorg werken3.

Vraag 5

Hoeveel mensen hebben het onderwijs al na een zeer korte periode verlaten, bijvoorbeeld omdat zij niet voldoende begeleid werden?

Antwoord 5

In de Trendrapportage4 die de Kamer in december 2023 is toegestuurd staat een analyse over beginnende leraren die het onderwijs verlaten. De ruwe cijfers lijken verontrustend: 11% van de beginnende leraren in het primair onderwijs (hierna: po) en 20% in het voortgezet onderwijs (hierna: vo) verlaten na een jaar het onderwijs. Dit komt echter door hoe we naar de cijfers kijken in de personeelsadminstraties. Als we dieper kijken blijkt dat tussen de 44% en 62% van deze leraren die het onderwijs hebben verlaten in het po in latere jaren ook weer terugkomt in po, vo of mbo. In het vo geldt dat 37% tot 44% weer terugkeert in een baan in het vo, po of mbo onderwijs. Bedenk ook dat veel mensen (weer) een studie oppakken of vervolgen (in het vo bijvoorbeeld de mensen die via een educatieve minor in het onderwijs werkten). Om startende leraren te behouden voor het onderwijs besteden wij veel aandacht aan de begeleiding bij hun beginnend leraarschap. Over die begeleiding zijn de meeste jonge leraren goed te spreken, zo blijkt ook uit de jaarlijkse monitoring. Ook is in de cao’s (zowel po, vo als mbo) aandacht en budget voor startende leraren. Tevens wordt door de ontwikkeling van Onderwijsregio’s en de Nationale Aanpak Professionalisering van Leraren zowel de infrastructuur verder vormgegeven als de middelen beschikbaar gesteld die bijdragen aan de professionalisering van (startende) leraren.

Vraag 6 en 8

Heeft u in beeld waarom mensen het onderwijs verlaten? Zo nee, bent u bereid daar onderzoek naar te doen?

Wat is er voor nodig om mensen terug te laten keren in het onderwijs?

Antwoord 6 en 8

Ja dat hebben we in beeld. Graag wijzen we u op het onderzoek «Vertrekredenen leraren en docenten in het primair-, voortgezet- en middelbaar beroepsonderwijs»5 gestuurd naar de Kamer in december afgelopen jaar. Het onderzoek benoemt tien hoofdmotieven voor vertrek van leraren uit de onderwijssector en welke factoren een bijdrage kunnen leveren aan het behoud van leraren. Als drie voornaamste redenen voor vertrek worden genoemd: (te) hoge werkdruk, onvrede over de eigen professionele rol als leraar en (beperkte) groeimogelijkheden en (negatieve) ervaring van betreffende leraar met diens schoolleiding. Belangrijk is te benadrukken dat het merendeel van de voor dit onderzoek geïnterviewde ex-leraren een terugkeer naar het onderwijs niet uitsluit – de deur naar het klaslokaal is dus niet definitief dichtgeslagen. Als voornaamste motivaties om terug te keren naar het onderwijs, noemen de ex-leraren: een verlaging van de werkdruk, de mogelijkheid voor een hybride aanstelling en een beter salaris.6

Vraag 7 en 9

Wat heeft u al gedaan om te zorgen dat mensen die het onderwijs hebben verlaten weer gaan werken in het onderwijs?

Welke stappen gaat u nemen om te zorgen dat mensen weer terugkeren in het onderwijs?

Antwoord 7 en 9

We werken er hard aan om het vak van de leraar aantrekkelijk(er) te maken en te zorgen dat mensen weer kiezen voor het onderwijs. Het kabinet heeft daarvoor een aantal belangrijke stappen gezet:

  • We maakten deze kabinetsperiode het beroep aantrekkelijker door € 1,5 miljard te investeren in de salarissen van leraren in het po, we investeren in het verlichten van de werkdruk door middel van de werkdrukmiddelen uit het Onderwijsakkoord7 en in de professionalisering van leraren, schoolleiders en ondersteunend personeel. De salarissen in het po zijn gelijkgetrokken met de salarissen van leraren in het vo.

  • De Nationale Aanpak Professionalisering Leraren (NAPL) wordt gefinancierd met geld uit het Nationaal Groeifonds. Hiermee geven we een serieuze impuls aan de verdere professionalisering van leraren.

  • Binnenkort wordt het beroepsbeeld van de leraar gepresenteerd, ontwikkeld voor en door de beroepsgroep zelf.

  • De eerste bijna 30 onderwijsregio’s zijn gevormd, waarbinnen krachtenbundeling plaatsvindt en schoolbesturen en lerarenopleidingen verantwoordelijk zijn voor het werven, matchen, opleiden, begeleiden en professionaliseren.

Voor een volledig overzicht van de (genomen) maatregelen en resultaten verwijs ik u graag naar de in december 2023 verzonden Kamerbrief over de laatste stand van zaken van de lerarenstrategie.8

Naar boven